L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De...

17
Jaarverslag FKFO 10212 - 1977 Deelprogramma : Dr. C. HEIP (RUG) De vrijlevende mariene nematoden van de Spuikom x) L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de vrijlevende Nematoden in het sediment spelen. Het ecologisch onderzoek wordt echter geremd door de systematische problemen die door deze groep worden gesteld en waardoor onderzoekers deze groep verwaarlozen en we bijgevolg nog over zeer weinig informatie beschikken. Ook in de Spuikom, dit nochtans reeds jarenlange bestudeerde ecosysteem, werden de Nematoden nooit grondig bestudeerd. Alleen Schuurmans-Stekhoven (1942) geeft een lijst van een vijftigtal gevonden soorten. De bedoeling van ons onderzoek is de produktie van de Nematoden te bepalen. Dit verslag is een eerste stap in die richting, waarbij we tot een inventarisatie van de soorten zijn gekomen aan de hand van horizontale en verticale distributies. Eenmaal de dominante soorten gekend, kunnen we tot de produktiebepaling overgaan. Dat dit een tijdrovende bezigheid is, hoeft geen be- toog. Alleen a1 het in preparaat brengen van Nematoden is een geduld vragende opdracht. Dat we dit jaar 4579 determinaties hebben verricht, is ondermeer te wijten aan het feit dat een half-time laborante op k6n jaar tijd niet meer Nematoden kan in preparaat brengen. Dit verslag behandelt de aktiviteiten van het jaar 1977 en kan niet opgevat worden als een eindverslag. De staalname gedurende dit jaar leverde een hoeveelheid materiaal op waarvan de verwerking nog meerdere jaren in beslag zal nemen. Aangezien de deelname van onze groep aan het programma slechts de laatste twee jaar tot stand kwam is het niet mogelijk een volledig afgerond onderzoek in dit verslag voor te stellen. Het is echter onze bedoeling, mede in het kader van het nieu- we FKFO-programma, deze studie verder te zetten.

Transcript of L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De...

Page 1: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Jaarverslag FKFO 10212 - 1977

Deelprogramma : Dr. C. HEIP (RUG)

De vrijlevende mariene nematoden van de Spuikom x)

L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP

Inleiding

De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de

belangrijke rol die de vrijlevende Nematoden in het sediment

spelen. Het ecologisch onderzoek wordt echter geremd door de

systematische problemen die door deze groep worden gesteld en

waardoor onderzoekers deze groep verwaarlozen en we bijgevolg

nog over zeer weinig informatie beschikken. Ook in de Spuikom,

dit nochtans reeds jarenlange bestudeerde ecosysteem, werden de

Nematoden nooit grondig bestudeerd. Alleen Schuurmans-Stekhoven

(1942) geeft een lijst van een vijftigtal gevonden soorten.

De bedoeling van ons onderzoek is de produktie van de Nematoden

te bepalen. Dit verslag is een eerste stap in die richting,

waarbij we tot een inventarisatie van de soorten zijn gekomen

aan de hand van horizontale en verticale distributies. Eenmaal

de dominante soorten gekend, kunnen we tot de produktiebepaling

overgaan. Dat dit een tijdrovende bezigheid is, hoeft geen be-

toog. Alleen a1 het in preparaat brengen van Nematoden is een

geduld vragende opdracht. Dat we dit jaar 4579 determinaties

hebben verricht, is ondermeer te wijten aan het feit dat een

half-time laborante op k6n jaar tijd niet meer Nematoden kan in

preparaat brengen.

Dit verslag behandelt de aktiviteiten van het jaar 1977 en kan niet opgevat worden als een eindverslag. De staalname gedurende dit jaar leverde een hoeveelheid materiaal op waarvan de verwerking nog meerdere jaren in beslag zal nemen. Aangezien de deelname van onze groep aan het programma slechts de laatste twee jaar tot stand kwam is het niet mogelijk een volledig afgerond onderzoek in dit verslag voor te stellen. Het is echter onze bedoeling, mede in het kader van het nieu- we FKFO-programma, deze studie verder te zetten.

Page 2: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Korrelanalyse

Het type sediment kan een belangrijke factor zijn voor de ver-

spreiding van Nematoden. Van ieder bemonsteringspunt hebben

we bijgevolg een korrelanalyse uitgevoerd.

Een extra staal werd bewaard om in het laboratorium ontleed

te worden. Gans het staal wordt in een voorgewogen glazen

beker gebracht en gedurende 24 u gedroogd bij 110° C. Dit ge-

droogd sediment, wordt, met de beker, opnieuw gewogen. Het

verschil van de twee bepalingen geeft ons het juiste gewicht

van het gedroogde sediment. Gans het staal wordt over een 53

um zeef gebracht om het slib van het zand te scheiden. Omdat

de verdere analyse van de slibfractie zelf voor ons niet zo

belangrijk is, wordt alleen de zandfractie verder geanalyseerd.

Deze fractie wordt over 17 zeven gaande van 1000 urn tot 63 um

op een schudtoestel gebracht en gedurende 20' geschud. Na het

zeven wordt elke fractie apart gewogen. Uit de grafieken van

de korrelanalyse van de zandfractie bepalen we de mediane kor-

re1 Md0 en worden de spreiding QD0 en de scheefheid SkQ0 resp.

door de formules Q750 - Q250 en Q25 + Q7s0 - Md0 berekend (Buchanan, 1971). 2 2

Tabel 1 : Resultaten van de korrelanalyse voor de zes bemonste-

ringspunten

% zand % slib % grint Md0 Qd0 Skd0 Q25 475

De zandfractie bestaat uit zeer fijn zand dat goed gesorteerd

is met ongeveer een symmetrische spreiding. Tot deze konklusie

komt ook Gullentops (1977). We moeten echter een uitzondering

maken voor punt IV dat uit fijn zand bestaat en zeer slecht ge-

sorteerd is. Merken we nog op dat de grintfractie uitsluitend

uit schelpengruis bestaat.

Page 3: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Belang r i j k i s ook d a t de bodem bedekt wordt met een l a a g ' f e c a l

p e l l e t s ' a fkomst ig van de macrobenthische organismen. G e l i j k -

a a r d i g e p rop je s hebben we opgemerkt i n de darm van C a p i t e l l i d e n .

De geoxideerde l a a g van de bodem i s voor d e punten I t o t en met

V 2-3 c m d i e p en p l a a t s e l i j k minder. Punt V I daaren tegen h e e f t

een meer u i t g e b r e i d e geoxideerde l a a g . N a een 3-4 c m z u i v e r

b leke l a a g , vinden we een mengzone d i e t o t 10 c m d i k kan z i j n

en waar h e t b leke sediment vermengd i s m e t donker sediment.

Hieronder v o l g t dan de d u i d e l i j k zwarte gereduceerde zone. Zo-

a l s z a l b l i j k e n h e e f t deze s i t u a t i e een d u i d e l i j k e inv loed op

de v e r t i k a l e d i s t r i b u t i e van de Nematoda.

Ab io t i s che parameters

Vanaf 26.V.1976 werden b i j e l k e monstername de tempera tuur van

h e t wa te r , de pH en de s a l i n i t e i t gemeten. (Tabel 2 )

Deze gegevens ver tonen weinig v e r s c h i l met de gegevens van

Leloup & Van Meel (1965) en Vaes (1966). Door h e t ondiep karak-

t e r van de Spuikom z i j n de temperatuurschomrnelingen van h e t wa-

t e r s t e k g e c o r r e l e e r d met de weersomstandigheden.

Tabel 2 : Abio t i s che f a c t o r e n op de bemonster ingsdata

datum

26.05.76

temperatuur ( O C ) s a l i n i t e i t ( 0 / 0 ° 5 )

2 9 3 0 3 0 2 9 2 9 2 9 3 3 3 1 2 9 3 0 2 6 2 9 2 8 2 8 2 9 3 0 3 0 3 0 - - 3 1 3 2 3 1 3 1 3 2

Page 4: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

De schommelingen van de watertemperatuur kunnen vrij bruusk zijn

zoals de volgende gegevens van Leloup & Van Meel (1965) bewijzen :

6.V.47 : 14O; 13.V.47 : 21°; 21.V.47 : 17O.

Het maximum door hen genoteerd is 28O, het minimum -I0. De pH is in vergelijking met de genoemde auteurs onveranderd ge-

bleven en schommelt rond 7.5.

De saliniteit daarentegen vertoont minder grote schommelingen.

Leloup & Van Meel (1965) vinden waarden tussen 25 0/0° en 37 0/0° Y

Vaes (1966) tussen 24 en 31 O/OO.

Verticale distributie van de Nematoda

Gezien de geringe geoxideerde laag in het sediment, hebben we

bij de gewone staalname nooit de core in schijfjes onderverdeeld,

omdat we van het conservatieve standpunt vertrokken dat in de ge-

reduceerde zone geen organismen voorkomen.

Op 26.V.77 hebben we bij wijze van steekproef van elk punt twee

cores onderverdeeld in schijfjes van twee centimeter. Van deze

gelegenheid hebben we tevens gebruik gemaakt om een nieuwe ex-

tractiemethode te gebruiken. Tot dan toe hadden we de suiker-

centrifugemethode toegepast ( ~ e i p et al. 1974). De schijfjes

worden eerst over een 38 um zeef gebracht om de form01 met wa-

ter weg te spoelen. Het sediment wordt in een maatcilinder ge-

bracht en we voegen er het colloidaal silicagel Ludox aan toe

(Colen, de Jonge & Bouwman 1977) tot een volume van 250 cc.

De methode steunt op het verschillend soortgelijk gewicht tussen

het meiobenthos en het sediment. De Nematoden en de Copepoden

vlotten na enige minuten aan de oppervlakte van de vloeistof en

worden door eenvoudig afgieten gescheiden van het sediment.

Indien we deze behandeling 2 x uitvoeren verkrijgen we een ren-

dement van 96 tot 98 % voor de Nematoden. Ludox heeft geen sto-

rend effekt op de morfologische structuren van de Nematoden (wat

eventueel de determinatie zou bemoeilijken), noch een invloed op

de biomassabepalingen. In deze tellingen hebben we ook de Cope-

poda betrokken (tabel 3 ) .

Page 5: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

.ci N 3 w m o ~ 3 id

d " " tJ I I I I I I I 0

O N f W r n O N Q

* m m N w 3 m m L o " "

Page 6: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Zoals we verwachten vinden we d e meeste organismen i n de boven-

s t e 2 cm. Voor punt I V en V moeten we vermelden d a t h e t onder-

ve rde l en i n s c h i j f j e s m o e i l i j k v e r l i e p wegens de z e e r z a c h t e en

z e l f s l i c h t v l o e i b a r e geoxideerde zone van h e t sediment , waar-

door we l a n g s de z i j k a n t e n van de c o r e een d o o r s i j p e l i n g n a a r

beneden t o e bemerkten. D i t kan de aanwezigheid van Nematoden

en Copepoden i n de gereduceerde zone v e r k l a r e n , voo ra l d a a r h e t

voor wat de l a a t s t e groep b e t r e f t om d e z e l f d e s o o r t g a a t a l s

d i e van de bovenste cm.

De i d e e d a t Nematoda a l l e e n i n de bovenste c m van h e t sediment

voorkomen moeten we voorgoed v e r l a t e n . Moore (1931) , Rees

(19401, Bougis (1946), Smidt (1951) , Wieser & Kanwisher (1961)

vinden de meeste organismen i n de bovenste 4 cm en beschouwen

8 cm a l s de u i t e r s t e d i ep t eg rens . Deze g rens d i e n t e c h t e r du i -

d e l i j k ver legd t e worden z o a l s b l i j k t u i t de op ons l abo ra to r ium

u i tgevoe rde s t u d i e s van Van Nieuwenhuyse (1975) voor h e t Dieven-

g a t (meer dan 1 0 cm) Heip e t a l . ( i n druk) voor de Grevel ingen

( 2 6 cm) Janssens de Vaerebeke ( 1 9 7 7 ) voor de Oos te rsche lde (meer

dan 1 0 cm) Bisschop (1977)voor de kustzone van de Noordzee (meer

dan 2 4 cm). We kunnen s t e l l e n d a t d a a r waar de geoxydeerde l a a g

d i e p i n h e t sediment doo rd r ing t we Nematoden z u l l e n vinden, meer

z e l f s i n gereduceerd mi l i eu kunnen nog h e e l wat organismen leven .

Fenchel & Ried l ( 1 9 7 0 ) b e s c h r i j v e n een s u l f i d e systeem d a t een

komplex anaeroob m i l i e u i s , door de b io logen v o l l e d i g ove r h e t

hoofd gez ien . Z i j v inden, n a a s t t a l van andere organismen, t o t

1 0 0 0 Nematoden p e r cm2. Boaden & P l a t t (1971) s t e l l e n z e l f s de

t e rm ' t h i o b i o s ' voor.

O t t & Schiemer (1973) aanvaarden de aanwezigheid van een s p e c i -

f i e k e anaerobe nematodenfauna en Wieser e t a l . (1974) vinden

een o b l i g a a t anaerobe v r i j l e v e n d e Nematode waarvan de v i t a l e

p rocessen b e t e r b l i j k e n t e funk t ione ren i n afwezigheid van zuur-

s t o f dan i n aanwezigheid ervan. D i t a l l e s i s van z e e r g r o t e be-

t e k e n i s voor de i n t e r p r e t a t i e van a l l e gegevens ove r d e n s i t e i t

en biomassa van nem?toden d i e i n oudere onderzoeken werden ver -

r i c h t . U i t d i t a l l e s kunnen we b e s l u i t e n d a t we n i e t moeten

verwonderd z i j n over de aanwezigheid van Nematoden op punt V I

op een d i e p t e van 1 4 cm en meer. 1, de s c h i j f van 1 0 - 1 2 cm vin-

den we n a a s t een Linhomoeide s o o r t v o o r a l Theristus sp.

Page 7: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Van dit geslacht werd beschreven hoe vier soorten vertikaal ge-

scheiden voorkomen (Wieser 1964, Boaden & Platt 1971) in een-

zelfde sediment. De determinaties van deze vertikale distribu-

tie zijn echter nog niet volledig zodat we hierop voorlopig

niet kunnen ingaan.

Bij de staalname op 14.X.77 stond de Spuikom halfleeg, waarbij

grote gedeelten van de zandplaat van punt VI droog lagen en

een ander gedeelte nog door ondiep water werd bedekt. We heb-

ben hiervan gebruik gemaakt om aan de hand van een vertikale

distributie na te gaan of er een migratie naar de diepte toe

optreedt wanneer het sediment aan een periode van droogte wordt

blootgesteld. Dergelijke migraties treft men aan in de getijden-

zone (Renaud-Debyser 1963; Boaden & Platt 1971 ; Rieger & Ott

1971).

Tabel 4 : Vergelijking van een ondergedompeld staal (458) met

een droogliggend staal (459) op basis van Nematoden-

aantallen per twee cm.

staal 458 staal 459 aantal % aantal %

0-2 cm 1021 5 7 900 4 8

2-4 cm 353 2 0 293 16

4-6 cm 247 14 338 18

6-8 cm 105 6 262 14

8-10cm 5 6 3 T = 1782 7 2 4 T = 1865

Staal 458 vertoont een verticale distributie die typisch is voor

dit punt. In staal 459 treden lichte verschuivingen op naar de

diepte toe, maar het is toch gewaagd om een echte migratie te

aanvaarden. Meerdere gelijkaardige stalen dienen te worden uit-

gewerkt om tot een meer gefundeerde konklusie te komen. Het is

alleszins interessant te zien dat we in beide stalen dezelfde

aantallen Nematoden terugvinden, wat er op wijst dat het leeg-

laten van de Spuikom geen invloed heeft op de Nematodenfauna.

Soortensamenstelling van de Nematodenfauna

Schuurmans Stekhoven 11942) geeft een soortenlijst aan de hand

van 32 willekeurig over de Spuikom genomen stalen gedurende de

zomermaanden VII-X 1939. Een meer gedetailleerde analyse van

deze publikatie geeft ons de volgende informatie (de soopten-

Page 8: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

namen hebben we aangepast aan de h u i d i g e door Gerlach-Riemann

1973, 1974 opges t e lde s o o r t e n l i j s t ) .

Tabel 5 : Dominantie en f r e q u e n t i e van de voornaamste s o o r t e n

u i t h e t onderzoek van Schuurmans Stekhoven 1942

a a n t a l dominant ie f r e q u e n t i e ( % )

OnchoZaimus oxyuris CyZindrotheristus oxycercus OnchoZaimus skawensis Sabatiera puZchra CyZindrotheristus normandieus Atrochromadora microZaima MetaparonehoZaimus campyZocercus SpiZophore ZZa papiZZata Mesotheristus setosus TercheZZingia Zongicaudata HypodonthoZaimus baZticus EZeutheroZaimus stenosoma Eurystomina fiZiformis Anticoma acuminata Theristus acer CaZyptronema masweberi

I n t o t a a l h e e f t h i j 4861 Nematoden gedeter 'mineerd en v i n d t 52

soo r t en . We hebben a l l e e n de 1 6 s o o r t e n opgesomd d i e t enmins t e

1 % van de Nematodenfauna uitmaken. Daarnaast komen nog 36 an-

d e r e s o o r t e n voor i n ge r inge a a n t a l l e n met een f r e q u e n t i e d i e

v a r i e e r t van 3 t o t 34.

H i j b e s l u i t d a t h e t ecosysteem 'Spuikom' overeenkomt met de s i -

t u a t i e van de v roegere Zuiderzee.

Wij hebben 4 5 7 9 Nematoden gedetermineerd, waarvan de meeste t o t

op de s o o r t , a fkomst ig van 18 s t a l e n ( 1 0 s t a l e n van 19.2.76,

1 s t a a l van 11.3.76 en 7 s t a l e n van 1 .4 .76 ) . Per s t a a l werden

' a t random' gemiddeld 300 Nematoden u i t g e v i s t en i n p r e p a r a a t

gebrach t . Tabel 6 g e e f t de dominant ie en f r e q u e n t i e van de

v e r s c h i l l e n d e s o o r t e n weer p e r punt , kolom zeven h e t gemiddel-

de van de zes punten en de l a a t s t e kolom de f r e q u e n t i e op een

t o t a a l van 18 s t a l e n . We benadrukken d a t de d e t e r m i n a t i e s nog

n i e t v o l l e d i g begindigd z i j n . Twee p e r c e n t van de organismen

i s nog n i e t gedetermineerd en de m o e i l i j k e g e s l a c h t e n z o a l s

Sabatieria en Theristus moeten a l s een komplex van v e r s c h i l -

l ende s o o r t e n g e i n t e r p r e t e e r d worden.

Page 9: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Tabel 6 : Dominantie en frequentie van de verschillende soorten

Nematoden

I I1 I11 IV V VI gem. freq. cop 18)

Sabat iera spp. 14 40 23 40 40 47 34 18

Metoncho Zaimus p r i s t i u r i s

T h e r i s t u s spp. 12 3 17 23 19 14 15 17

Anticoma acuminata 15 3 12 4 6 13 9 18 Linhomoeide 5 13 2 1 4 8 6 17 TerscheZZingia

Zongicaudata

Euchromadora vuZgaris

Eleutherolaimus 0.5 - 0.2 7 - - 1.3 stensoma 4

CyathoZaimus sp. 1 0 . 5 3 - 2 0.1 1 10

V i s c o s i a sp . - - - - - 4 0.7 3

Chromadora n u d i c a p i t a t a

Chromadoride 0.6 0.1 0.7 - 1 0.5 0.5 9

Cazyptronema sp. - 0.5 - - - - 0.2 1

DesmoZaimus zee Zandicus

Sphaero Zaimus sp . - 0.3 - - - 0.4 0.1 2 SpiZophoreZZa sp . - - - 0.3 0.3 0.2 0.1 3 Oncho Zaimide - - 0.3 - - - 0.05 1 Eurystomina sp. - - - - 0.1 - 0.02 1 Paracantonchus sp . - - - - 0.1 - 0.02 1 ChoanoZaimide - - - - - 0.1 0.02 2

niet gedetermineerd 3 3 6.5 2 1 3 2 18

We stellen vast dat in ons materiaal S a b a t i e r i a , MetonchoZaimus

p r i s t i u r u s en T h e r i s t u s 73 % van de fauna uitmaken, terwijl b i j

Schuurmans Stekhoven OnchoZaimus o x y u r i s , CyZ indro the r i s t u s

oxycercus en OnchoZaimus skawensis 49 % uitmaken.

We zien twee verschillende mogelijkheden : 1) de fauna is in

de loop van 40 jaar onder invloed van zich wijzigende milieu-

faktoren (bijv. toenemende pollutie van de Spuikom) veranderd

Page 10: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

en de voor deze wijzigingen ongevoelige soorten hebben zich kun-

nen ontwikkelen; 2) Schuurmans Stekhoven bemonsterde de zomer-

populatie, wij de winterpopulatie en bijgevolg is er een sei-

zoenale variatie.

We opteren voor de tweede mogelijkheid en aanvaarden een winter-

populatie met een dominantie van MetonchoZaimus pristiurus die

in de zomer vervangen wordt door een andere Oncholaimide nl.

OnchoZaimus oxyuris. We hebben daarvoor enkele aanwijzigingen :

lo In de schorre van Woods Hole (Massachusetts) domineert

Metoncholaimus pristiurus in de winter en wordt in de zomer

vervangen door OnchoZaimus campyZocercoides (Wieser & Kan-

wisher 1961).

2 O De systematisch nauw verwante soort MetonchoZaimus scissus

vertoont in de ThaZassia testudinum gemeenschap in Florida

een winterpiek en een sterke daling van de aantallen vanaf

februari-maart (Meyers et al. 1970).

3' In het Dievengat is OnchoZaimus oxyuris de dominante soort

in de zomer, terwijl in de winter Leptolaimus domineert.

MetonchoZaimus komt hier niet voor (Smol ongepub. result.;

Van Nieuwenhuyse 1975; Delmotte 1975).

Wanneer we een volledige jaarcyclus zullen uitgewerkt hebben,

zullen we kunnen bevestigen of deze visie de juiste is. Ver-

melden we nog dat in de stalen van Schuurmans Stekhoven Metoncho-

Zaimus pristiurus slechts in drie stalen voorkomt met een totaal

van 13 individuen.

Alleszins is MetonchoZaimus pristiurus een interessante Nematode

die een voorkeur vertoont voor slibrijke sedimenten, zelfs stag-

nerende modder (Cobb 1932). Uit onze gegevens blijkt dat hij op

het zandri j ke punt VI wordt vervangen door Viscosia, vermoedelij k

Viscosia viscosa.

Tot nog toe is MetonchoZaimus pristiurus niet in de omliggende

door ons laboratorium onderzochte biotopen gevonden. Voor zover

dat de Nematoden van de Noordzee gekend zijn, is hij er nog niet

I gevonden (Jensen 1974; Decraemer 1975; Bisschop 1977) ook niet in Oosterschelde (Janssens de Vaerebeke 1977 - zomerstaal) noch

I I in de Grevelingen (Goossens 1975 - winterstaal), we1 wordt over-

a1 Viscosia viscosa gevonden wat te correleren is met de zand-

1 substraten.

Page 11: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Op b a s i s van de buccale armatuur neemt men aan d a t MetonchoZai-

mus p r i s t i u r u s een ca rn ivoor i s (Wieser 1953). Meer en meer

e c h t e r g r o e i t de mening d a t deze s o o r t , en z e l f s d e Oncholaimi-

den i n h e t algemeen, omnivore organismen z i j n (Ot t & Schiemer

1973, Meyers e t a l . 1970, Meyers en Hopper 1967, J u a r i o 1975).

Gezien z i j n g r o o t t e i s de b i j d r a g e van deze s o o r t t o t de bio-

massa b e l a n g r i j k . We hebben van 205 exemplaren p e r g e s l a c h t

h e t drooggewicht bepaald en volgens de formule van Wieser (1960)

h e t vers-gewicht berekend ( t a b e l 7).

Tabel 7 : Lengte, drooggewicht , versgewicht van M~tonchoZaimus

p r i s t i u r u s

a a n t a l l e n g t e drooggewicht versgewicht (mm) (ug / ind . 1 (ug / ind . 1

j uven ie l en 7 8

mannetj e s 48

vrouwt j e s 4 9

11 gem. 4.87 4.79

Wieser (1960) v i n d t a l s versgewicht 14 ug en a l s drooggewicht

4 ug.

Het gemiddeld a a n t a l i nd iv iduen p e r punt voor de onderzochte pe-

r i ode .

Tabel 8 : T o t a l e biomassa i n m2 voor de bemonsteringspunten van

MetonchoZaimus p r i s t i u r u s

bemonste-aantal/m 2 drooggewicht versgewicht

r i n g s p t . (g/mZ) (g/m2) I 406260 1.95 4.47

I1 477440 2.29 5.25

111 351680 1.68 3.87

IV 295450 1.41 3.25

V 149820 0. 72 1.65

V I 56592 0. 27 0.62

gem. 289540 1.39 3.18

Page 12: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

Voor Metoncholaimus s c i s s u s vinden Meyers e t a l . ( 1 9 7 0 ) 6 2 2.68 1 0 ind./m en 2 8 g versgewicht .

Het drooggewicht van deze s o o r t i s dus even g r o o t a l s h e t droog-

gewicht van de Harpac t i c ide CanueZZa perpZexa i n de Spuikom

(Thielemans & Heip 1977) voor d e z e l f d e pe r iode .

Gezien de g r o t e d e n s i t e i t e n en de b e l a n g r i j k e b i j d r a g e t o t de

biomassa z i j n we g e s t a r t i n samenwerking met Guido Vranken, met

de kweek van deze s o o r t en z u l l e n we, eens de reprodukt iepo ten-

t i a a l gekend en een v o l l e d i g e j a a r c y c l u s u i t gewerk t , de produk-

t i e ervan kunnen bepalen.

De s t e r k e dominantie van S a b a t i e r i a i s minder gemakkeli jk t e

ve rk l a r en . Voor zover de d e t e r m i n a t i e s gevorderd z i j n v inden

we voo ra l S a b a t i e r i a pulchra . Deze s o o r t v e r k i e s t s l i b r i j k e

s u b s t r a t e n ( J u a r i o 1975). S a b a t i e r i a kan e c h t e r abundant op

zandbodem voorkomen zoa l s b l i j k t u i t de s t a l e n van 1 . 4 . 7 6 waar

op punt V I 89 % van de gemiddeld 6 . 2 9 0 . 0 0 0 ind./m2 S a b a t i e r i a

is . Dominant i s S a b a t i e r i a gevonden i n de B a l t i s c h e zee

(Ger lach 1958) en i n de Noordzee (Warwick & Buchanan 1970; Ward

1973; Lorenzen 1974; J u a r i o 1975; Bisschop 1977) .

Deze groep wordt algemeen beschouwd a l s een n i e t s e l e c t i e v e

depos i t - f eede r (Wieser 1953). I nd i en men aanneemt d a t e r de

l a a t s t e j a r e n i n de Spuikom een e x t r a i n p u t h e e f t p l a a t s gevon-

den van o rgan i sch m a t e r i a a l (door h u i s h o u d e l i j k e a f v a l , moge l i jks

door pet roleum p o l l u t i e ) kan d i t een van de oorzaken z i j n waarom 1 I

S a b a t i e r i a h e t sediment i s gaan domineren.

T h e r i s t u s i s een wi jd v e r s p r e i d g e s l a c h t d a t i n sommige sedimen-

t e n dominant i s . I n deze s t a l e n vinden we ze i n wisse lende aan-

t a l l e n t e r u g . Tenminste v i j f v e r s c h i l l e n d e s o o r t e n z i j n aanwezig,

maar voor h e t ogenbl ik kunnen we nog geen onderscheid maken naar-

gelang de v e r s c h i l l e n d e punten.

De Linhomoeiden maken voor 1 0 % d e e l u i t van de fauna . De ver-

1 s c h i l l e n d e s o o r t e n z i j n ook h i e r m o e i l i j k van e l k a a r t e onder-

! scheiden. R e l a t i e f gemakkeli jk t e herkennen i s T e r s c h e l l i n g i a

Zongicaudata d i e abondant kan voorkomen i n zach t e modderbodems

en volgens Wieser (1960) een t y p i s c h e ver tegenwoordiger i s van

de fauna van een modderr i jk s u b l i t t o r a a l .

W i j v inden hem e c h t e r meer op h e t z a n d r i j k e punt V I dan e l d e r s .

Warwick & Buchanan ( 1 9 7 0 ) v inden deze s o o r t op z a n d r i j k e en

Page 13: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

s l i b r i j k e sedimenten en noemen deze s o o r t eurytoop. Het i s een

depos i t - f eede r , z o a l s Anticoma acuminata, d i e ook 1 0 % van de

Spuikom Nematodenfauna u i tmaakt . Warwick (1969) noemt deze

s o o r t een t y p i s c h e vertegenwoordiger voor zach t e s u b s t r a t e n .

Het s l i b g e h a l t e e n de k o r r e l g r o o t t e z i j n enke le van de determi-

nerende f a k t o r e n d i e de d i v e r s i t e i t van de Nematoden bepa len .

Wieser (1960) v i n d t i n een z a n d s t a t i o n s t eno tope s o o r t e n d i e h i j

n o o i t i n een s l i b r i j k s t a t i o n t e r u g v i n d t . Daarentegen z i j n e r

eury tope s o o r t e n d i e zowel i n de z a n d r i j k e a l s i n de s l i b r i j k e

sedimenten worden teruggevonden. Voor de Noordzee bekomen

Warwich & Buchanan (1970) hoge d i v e r s i t e i t e n i n de s t a t i o n s met

een hoog percen tage zand en de l a a g s t e d i v e r s i t e i t i n de s l i b -

r i j k e s t a t i o n s . Tot g e l i j k a a r d i g e r e s u l t a t e n komen Heip & De-

craemer (1974) d i e i n h e t sediment met een k l e i n e mediane kor-

re1 e n een hoog s l i b p e r c e n t a g e een l a g e d i v e r s i t e i t vinden voor

de Belgische k u s t t e r hoogte van de I j z e r .

Met de onvo l l ed ige d e t e r m i n a t i e s kunnen we m o e i l i j k d i v e r s i t e i t s -

i n d i c e s gaan berekenen. F e i t i s d a t de 6 s o o r t e n d i e 9 1 % van

de fauna uitmaken op a l l e bemonsteringspunten voorkomen maar d a t

de onde r l i nge abundant ies w i s s e l e n volgcns een nog o n d u i d e l i j k

pat roon. A l l e s z i n s i s h e t s o o r t e n a a n t a l l a g e r dan i n de Noord-

zee , maar d i t i s onder meer aan h e t l i c h t b rak k a r a k t e r van de

Spuikom t e w i j t e n .

ATP metingen

I n samenwerking met R . Herman e n D. Van Gansbeke z i j n we ge-

s t a r t met p r e l i m i n a i r e t e s t e n om ATP t e bepalen van h e t meio-

benthos met een ATP Photometer model 2 0 0 0 (SAI Technology Co.) .

Op enke le sediment s t a l e n werden v e r s c h i l l e n d e ex t rac t iemetho-

des u i t gevoe rd e n w e hopen i n de loop van d i t j a a r een a c c u r a t e

methode op punt t e s t e l l e n .

De r e s u l t a t e n d i e we voor lop ig hebben z i j n nog s t e r k u i t ee lopend

en m o e i l i j k t e i n t e r p r e t e r e n . Vooral de c o n c e n t r a t i e van k a t -

en anionen beinvloeden d e metingen. Het z i j n voo ra l deze pro-

blemen d i e ons voor h e t ogenb l ik bez ig houden.

Page 14: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

B e s l u i t

Door de s t e r k e dominantie van CanueZZa perpZexa i n de h a r p a c t i -

c idenfauna vonden w i j geen onderscheid t u s s e n de zand en s l i b -

s t a t i o n s (Thielemans & Heip 1 9 7 7 ) . Nu we en ig i n z i c h t i n de

Nematodengemeenschap hebben, komen ook h i e r geen g r o t e v e r s c h i l -

l e n naa r voren. Saba t i e ra , MetonchoZaimus p r i s t i u r u s , T h e r i s t u s ,

Anticoma acuminata en T'erscheZZingia Zongicaudata, 8 5 % van d e

gevonden s o o r t e n , komen op a l l e bemonsteringspunten voor. A l -

l e e n voor MetonchoZaimus p r i s t i u r u s b e s t a a t e r een d u i d e l i j k e

aanwi jz ing d a t deze s o o r t de s l i b r i j k e sedimenten v e r k i e s t .

A l l e andere s o o r t e n komen z e e r spo rad i sch en i n g e r i n g e a a n t a l -

l e n voor. Het i s e c h t e r b e l a n g r i j k aan t e s t i p p e n d a t h e t h i e r

om de w i n t e r p o p u l a t i e g a a t , zodat de s i t u a t i e i n de zomers ta len

t o t a a l anders kan l i ggen . D i t z a l v e r d e r onderzocht worden.

Net z o a l s i n h e t v o r i g e v e r s l a g menen w i j d u i d e l i j k t e kunnen

s t e l l e n d a t we geen aanwijz ingen kunnen vinden voor de even tue l e

aanwezigheid van t o x i s c h e produkten i n h e t benthos . De v e r a r -

ming, wanneer verge leken met de Noordzeefauna, i s s l e c h t s geri.n m,.n% e r

en v a l t gemakkel i jk t e v e r k l a r e n doorda t d e Spuikom een m i s s c h l e n v

s t a b i e l m i l i e u is . De g r o t e p r o d u k t i v i t e i t van d i t b io toop wordt

d u i d e l i j k g e r e f l e k t e e r d i n de g r o t e biomassa van h e t meiobenthos.

I n h e t nieuwe FKFO-projekt z u l l e n deze gegevens ve rde r g e b r u i k t

worden.

Page 15: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

BIBLIOGRAFIE

% ?

BISSCHOP G. (1977). Bijdrage tot de studie van de Nematoden-

fauna van de Noordzee en de Westerschelde ter hoogte

van haar monding. Licentiaatsthesis RUG.

BOADEN P. & PLATT H. (1971). Daily migration patterns in an

intertidal meiobenthic community. Thalassia Jugosla-

vica 7 : 1-12. - BOUGIS P. (1946). Analyse quantitative de la microfaune d'une

vase marine 2 Banyuls. R. Acad. Sci. - 222 : 1122-1124.

BUCHANAN J. (1971). The Sediments. IBP Handbook 16.

Ed. Home & McIntyre.

COBB N.A. (1932). MetonchoZaimus pristiurus (Zur Strassen).

Anema Suitable for use in Laboratory Courses in Zoolo-

gy. Journ. Wash. Acad. Sc. 22 : 440-450. - DECRAEMER W. (1975). Vergelijkende studies van Nematodenfauna's

uit de Noordzee. Med. Rijksstation voor Zeevisserij

99 : 328-357. - de JONGE V. & BOUWMAN L. (1977). A simple density separation

technique for quantitative isolation of meiobenthos

using the colloidal silica Ludox-Im. Marine Biology

42 : 143-148. - DELMOTTE G. (1975). Ruimtelijk patroon van dominante Nematoden

van een brakwaterhabitat. Licentiaatsverhandeling RUG.

FENCHEL T. & RIEDL R. (1970). The sulfide system : a new biotic

community underneath the oxidized layer of marine sand

bottoms. Marine Biology 7 : 255-268. - GERLACH S. (1958). Die Nematodenfauna der sublitoralen Region

in der Kieler Bucht. Kieler Meeresforsch. 14 : 64-90. - GERLACH S. & RIEMANN F. (1973, 1974). The Bremerhaven Check-

list of Aquatic Nematodes. Veroff. Inst. Meeresforsch.

Suppl. 4, Heft 1 + Heft 2. GOOSSENS A. (1975). Vergelijking van monsternamemethoden in het

benthos van de Grevelingen. Licentiaatsverhandeling RUG.

GULLENTOPS F. (1977). Sedimentologie van de spuikom, IZWO Mede-

delingen.

HEIP C. & SMOL N. & HAUTEKIET W. (1974). A rapid method of ex-

tracting meiobenthic Nematodes and Copepods from mud

and detritus. Marine Biology 28 : 79-81. -

Page 16: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

HEIP C. & DECRAEMER W. (1974). The diversity of Nematode com-

munities in the Southern North Sea. J. mar. biol. Ass.

U.K. 54 : 251-255. - JANSSENS de VAEREBEKE G. (1977). Faunistische studie van het

meiobenthos van Oosterschelde. Licentiaatsthesis RUG.

JENSEN P. (1974). Bijdrage tot de kennis van de Nematodenfau-

na uit een slibrijke en zandrijke zeebodem in de Zui-

delijke Noordzee (ICWB). Licentiaatsverhandeling RUG.

JUARIO J. (1975). Nematode species composition ans seasonal

fluctuation of a sublittoral meiofauna community in

the German Bight. VerGff. Inst. Meeresforsch. Bremerh.

15 : 283-337.

LELOUP E. & VAN MEEL L. (1965). La flore et la faune du Bassin

de Chasse dlOstende. Kon. Belg. Inst. Nat. 154.

LORENZEN F. (1974). Die Nematodenfauna der sublitoralen Region

der Deutschen Bucht insbesonder im Titan-Abwassergebiet

bei Helgoland. VerGff. Inst. Meeresforsch. Bremerh.

14 : 305-327. - MEYERS S. & HOPPER B. (1967). Studies on marine fungal-nemato-

de associations and plant degradation. Helgolznder

wiss. Meeresunters. 15 : 270-281.

MEYERS S. & HOPPER B. & CEFALU R. (1970). Ecological investi-

gations of the marine nematode MetonchoZaimus scissus.

Marine Biology - 6 : 43-47. MOORE H.B. (1931). The muds of the Clyde Sea area. J. mar.

biol. Ass. U.K. - 25 : 517-554.

OTT J. & SCHIEMER F. (1973). Respiration and anaerobiosis of

the free-living Nematodes from marine and limnic sedi-

ments. Neth. Journ. of Sea Res. - 7 : 233-243. REES C.B. (1940). A preliminary study of the ecology of a mud

flat. J. mar. biol. Ass. U.K. - 24 : 185-199.

RENAUD-DE BYSER J. (1963). Recherches 6cologiques sur la faune

interstitielle des sables. Vie et Milieu 15 : 144.

RIEGER R. & OTT J. (1971). Jezeitenbedingte Wanderungen von

Turbellarien und Nematoden eines Nordadriatischen Sand-

strandes. Vie et Milieu - 22 : 425-447.

SCHUURMANS-STEKHOVEN J. (1942). Les N6matodes libres marins du

Bassin de Chasse d'ostende. Med. Kon. Belg. Inst. 18 :

1-26.

Page 17: L. THIELEMANS, M. VERDONCKT C. HEIP - VLIZ · L. THIELEMANS, M. VERDONCKT & C. HEIP Inleiding De laatste jaren is men zich steeds meer bewust geworden van de belangrijke rol die de

SMIDT E. (1951). Animal production in the Danish Waddensea.

Medd. Kornrn. Danmark. Fisk. Havunders. Ser. Fisk.

11 : 1-151. - THIELEMANS L. & HEIP C. (1977). Eerste gegevens over het

benthos van de Spuikom. IZWO Mededelingen.

VAES M. (1966). Oecologische studie van de epifauna van Ostrea

eduZis L. Licentiaatsverhandeling RUG.

VAN NIEUWENHUYSE L. (1975). Onderzoek naar vertikale diurnale

migraties bij benthale Nematoden van een brakwaterha-

bitat. Licentiaatsverhandeling RUG.

WARD A.R. (1973). Studies on the sublittoral free-living Nema-

todes of Liverpool Bay. I. The structure and distri-

bution of the Nematode populations. Marine Biology

22 : 53-56. - WARWICK R. (1969). The marine Nematode Eurystomina terricoZa

(De Man 1907) and its distribution on British shores.

Hydrobiologia - 34 : 392-400.

WARWICK R. & BUCHANAN J.B. (1970). The meiofauna off the coast

of Northumberland. I. The structue of the Nematode

population. J. mar. biol. Ass. U.K. - 50 : 129-146.

WIESER W. (1953). Die Beziehung zwischen Mundh6hlengestalt

ErnZhrungsweise und Vorkommen bei freilebenden marinen

Nematoden. Ark. Zool. 4 : 439-484. - WIESER W. (1960). Benthic studies in Buzzards Bay. 11. The

meiofauna. Limnol. and Oceanography V : 121-137.

WIESER W. (1964). Biotopstruktur und Besiedlungsstruktur.

Helgolaiider wiss. Meeresunters. 10 : 359-376. - WIESER W. & KANWISHER J. (1961). Ecological and physiologica.1

studies on marine Nematodes from a small salt marsh

near Woods Hole, Massachusetts. Limnol. Oceanogr. - 6 : 262-270.

WIESER W. & OTT J. & SCHIEMER F. & GNAIGER E. (1974). An eco-

physiological study of some meiofauna species inhabi-

ting a sandy beach at Bermuda. Marine Biology - 26 :

235-248.