Koude rillingen over de rug van Charles Darwin
-
Upload
boekencentrum-uitgevers -
Category
Documents
-
view
216 -
download
0
description
Transcript of Koude rillingen over de rug van Charles Darwin
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Koude rillingen over de rug van Charles Darwin
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Mens en Tijd
Onder redactie van Raoul Bauer
Reeds eerder verschenen:
Jochem K. Abbes, De moord op de Moedergodin (uitverkocht)
Ludo Abicht, Eén maat en één gewicht
Sabine Alexander, De negentiende eeuw. Een betwiste erfenis (uitverkocht)
F.R. Ankersmit, De spiegel van het verleden (uitverkocht)
F.R. Ankersmit, De macht van representatie (uitverkocht)
F.R. Ankersmit, De macht door representatie (uitverkocht)
Raoul Bauer, Vézelay, een verhaal van vrijheid en macht (derde druk)
Raoul Bauer e.a., Het laatste debat. Fin de siècle in verleden, heden en toekomst
(uitverkocht)
Raoul Bauer, In het teken van verzoening
Raoul Bauer, Tussen rampspoed en vernieuwing.
Een Europese cultuurgeschiedenis van de veertiende en de vijft iende eeuw
Lieven Boeve, Onderbroken traditie. Heeft het christelijke verhaal nog
toekomst? (derde druk)
Lieven Boeve, God onderbreekt de geschiedenis
Antoon Braeckman, Raoul Bauer, Jacques De Visscher (red.) Onbehagen met
de moderniteit (uitverkocht)
Kees Breed, Democratie na 2002 (uitverkocht)
Adriaan H. Bredero, Ontkerstening der Middeleeuwen (uitverkocht)
Vic De Donder, Troje. De machtigste mythe van Europa (uitverkocht)
Hans Geybels, Het goddelijk gevoel
Hans Geybels, Een Contrareformatie onderhuids. Mentaalhistorisch essay over
de Contrareformatie
R.H. Marijnissen, Lof der mislukking (uitverkocht)
Danny Praet, De God der goden (tweede druk)
Piet Raes, Katholiek of kwaliteit? (tweede druk)
Piet Raes, Geloven in katholiek onderwijs? Over opvoeden en onderwijzen in
christelijk perspectief
Manu Ruys, Achter de maskerade (zevende druk)
Manu Ruys, Over de drempel van de angst (uitverkocht)
Manu Ruys, Waarom Lumumba moest sterven (uitverkocht)
Jan Hendrik van den Berg, Metabletica van God (derde druk)
Jan Hendrik van den Berg, Koude rillingen over de rug van Charles Darwin
Guido Van Hoof, Johann Sebastian Bach (uitverkocht)
Johan Van Overtveldt, Marktzege(n) (uitverkocht)
Wim Verbaal, Een middeleeuws drama (uitverkocht)
Adriaan Verhulst, Zoon van een “foute” Vlaming (uitverkocht)
Walter Zinzen, De wereld is een schouwtoneel (uitverkocht)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Jan Hendrik van den Berg
Koude rillingen over de rug van Charles Darwin
Metabletisch onderzoek naar de oorzaak van onze verknochtheid aan de afstammingsleer
Pelckmans | Klement
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Dit boek is opgedragen aan de nagedachtenis van dr. Marius Jacobs, plantkundige
Th e eye to this day gives me a cold shudder.
Charles Darwin, in een brief van februari 1860 aan Asa Gray, hoogleraar plantkunde,
Harvard University (VS)
Voor meer info: www.pelckmans.be
© 2009, Uitgeverij Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen
Heruitgave van de editie van 1984 (uitgeverij Callenbach)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgesla-
gen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook,
zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schrift elijke toestemming van de uitgever.
Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt
u op www.reprobel.be.
All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any
means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in wri-
ting from the publisher.
d/2009/0055/99
isbn 978 90 289 5285 0 (Pelckmans — België)
isbn 978 90 8687 046 2 (Klement — Nederland)
nur 730
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
5
Inhoud
Woord vooraf door Jacques De Visscher 7
Inleiding 15
i Het koolwitje 20
ii Charles Darwin. De wordingsgeschiedenis van zijn
afstammingsleer 24
iii Het boek van 1859: Th e Origin of Species 37
iv De pro’s 53
v De contra’s 65
vi Het dilemma en zijn metabletische aanpak 109
vii Wilhelm Hofmeister en anderen. Gustav Kirchhoff en
Robert Bunsen 117
viii Wilhelm Busch, Adolf Kussmaul en Gustav Fechner 122
ix Samuel Smiles en John Stuart Mill 132
x De slag bij Solferino: Napoleon iii. Henry Dunant en
Florence Nightingale 141
xi Karl Marx, Zur Kritik der politischen Ökonomie 151
xii Het realisme. Flaubert en Baudelaire 192
xiii De crinoline 216
xiv Intellectuele ascese 234
xv Koude rillingen 258
Verantwoording 269
Literatuur 270
Over de Auteur 279
Index van namen 281
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
7
Woord voorafJacques De Visscher1
Van een arts verwachten we gemakkelijk, gezien zijn vorming, dat hij een
darwinist is en de evolutietheorie aanhangt. Al zal zo’n arts er vlug aan
toevoegen dat die theorie leemten vertoont – tenminste als die biologisch
opgeleide medicus zich in deze aangelegenheden niet uitsluitend door
vulgariserende geschrift en heeft laten voorlichten, maar ook wat kritische
actualiserende commentaren heeft gelezen. Wie zijn intellectuele wijsheid
uit naïeve bronnen haalt, redeneert minder genuanceerd. Zo iemand leeft
in de mening ‘dat we van de apen afstammen’, en durft die mening soms
als een wetenschappelijk argument te gebruiken om de oorsprong van som-
mige van onze onredelijke gedragingen te verklaren. Zelfs bij gestudeer-
den treff en we de mening aan ‘dat we sedert Darwin weten dat alle levende
organismen het product zijn van een natuurlijke selectie en dat het Bijbelse
scheppingsverhaal achterhaald is’. Buiten het studiedomein van de specia-
list lijken die meningen ruim aanvaard – als een dogma.
Van Jan Hendrik van den Berg, psychiater en grondlegger van talrijke
metabletische studies (waarover verder meer), is bekend dat hij zijn loop-
baan als een aanhanger van de evolutieleer is begonnen. Hij gaat er prat op
al heel vroeg de Engelse uitgave van Charles Darwins Th e Origin of Spe-
cies uit 1859 te hebben bestudeerd. Naast wiskunde was biologie immers
zijn lievelingsvak: hij wou zoveel mogelijk planten en dieren leren kennen.
Maar Van den Berg ontdekte vlug dat diezelfde Darwin in zijn boek heel
wat reserves had ingebouwd, want voor sommige verschijnselen vond hij
geen verklaring. Darwin was eerlijk genoeg om dat toe te geven en dus veel
voorzichtiger in zijn conclusies dan menig ‘darwinist’. Hoewel de publicatie
van het beroemde boek van Darwin ertoe leidde dat het scheppingsverhaal
zijn centrale plaats verloor, vindt Van den Berg de huidige strijd voor of
tegen het creationisme of het evolutionisme, een strijd om een valse tegen-
stelling. De beide gezichtspunten vertrekken van totaal andere principes
en vooronderstellingen. Het Bijbelverhaal is een wijsheidsverhaal over de
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
8
goddelijke schepping, terwijl de evolutieleer de poging van de mens betreft
om wetenschappelijke kennis over zijn ontwikkeling op de aarde te verwer-
ven. Van den Berg meent dat we hier met twee verschillende denkwijzen
te maken hebben die we niet met elkaar mogen verwarren. De taak van de
bioloog, die binnen zijn vakgebied verschijnselen wil verklaren, en de taak
van de theoloog, die de gelovige en mythische interpretaties van ervaringen
via verhalen wil begrijpen, zijn twee onderscheiden opdrachten. Ze hebben
elk hun eigen terrein met een waarde en geen van deze opdrachten kan de
waarde van de andere vanuit het eigen project ongeldig verklaren.
De grote verdienste van dit nu heruitgegeven boek is dat Jan Hendrik van
den Berg niet alleen nagaat in welke mate de afstammingsleer een deugde-
lijke leer en theorie is die eff ectief de ontwikkeling van de soorten en van
de variëteiten verklaart. Hij situeert deze afstammingsleer ook metable-
tisch, dat wil zeggen in de historische dynamiek der gelijktijdigheden, die
ook andere takken van de menselijke bedrijvigheden karakteriseert, zoals
politieke economie, architectuur, literatuur, mode, religie en seksualiteit.2
Bovendien wijst hij op de nieuwe gezichtspunten met betrekking tot ons
mens- en wereldbeeld die sedert de publicatie van de afstammingsleer in
de beschouwingen worden betrokken.
De behandeling van deze meervoudige problematiek van de visie op
de mens maakt van Koude rillingen geen banaal of gewoon Darwinboek,
maar een oorspronkelijke diagnose. Het boek is een studie van een belang-
rijke stroming in de moderniteit die meer in het geding brengt dan wat in
het geschil over het creationisme ter sprake komt. De lezer zal vaststellen
dat Van den Berg, trouw aan zijn wetenschappelijke ambitie en vorming,
Darwins adaptatiegedachte een voorbeeld noemt van een gedreven obser-
veren en een avontuurlijke theorievorming. Het gaat om de gedachte dat
onze huidige gestalte en ons systeem van vaardigheden de resultaten zijn
van de overleving dankzij de geschiktheid om ons aan de omgeving aan
te passen. Juist daardoor zou de mens vandaag zijn zoals hij nu is, zou de
eekhoorn een pluimstaart hebben, zoals hij die nu heeft , en zou de oester
die harde schelp hebben, zoals die haar nu beschermt, enzovoort. Als we
dit uitbreiden tot de hele sfeer van alle levende organismen, lijkt dit wel een
prachtig model, maar het bevat evenveel pro’s als contra’s, zo schrijft Van
den Berg. Aangezien we nu in de biologie over geen alternatief model (of
paradigma) beschikken dat binnen die wetenschap geloofwaardig lijkt, is
de verzoeking soms sterk om die theorie kritiekloos te hanteren voor de
verklaring van ‘om het even wat’.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
9
Het strenge darwinisme heeft evenwel zijn aggiornamento gekend en de
notie ‘toeval’ aanvaard. Maar volstaat de introductie van dit denkbeeld
om de theorie die zoveel meent te kunnen verklaren overeind te houden?
Dat gelooft Van den Berg niet, omdat we dan nog altijd te veel vanzelfspre-
kendheden moeten aanvaarden. Natuurlijk kunnen we in ons optimisme
opwerpen dat we in de toekomst wel meer zullen kunnen verklaren van wat
geweest is, maar dit opperen kan moeilijk zelf als wetenschap doorgaan. Het
is slechts een wens waarmee we niets bewijzen en die we ook niet als een
argument kunnen laten gelden. Dat weet elke authentieke wetenschapper
heel goed. Hij weet eveneens dat de geschiedenis van de wetenschappen een
lange geschiedenis van zorgvuldig proberen en zoeken is, van vooropstellen
en verifi ëren, maar ook van weerleggen en inzien dat er onoverbrugbare
grenzen in onze kennis zijn en dat op bepaalde domeinen van het menselijk
leven de wetenschappelijke systematiek niet van toepassing is. De kritiek
die aan een bepaalde wetenschapsbeoefening voorafgaat, oriënteert een
selectie die uitmaakt of iets al dan niet object van wetenschappelijk onder-
zoek kan zijn. De authentieke wetenschapper is daarom geen aanhanger
van het sciëntisme (dat meent dat we elke kennisvorm aan de criteria van
de natuurwetenschap moeten onderwerpen), omdat het sciëntisme zowel
slechte wetenschap als slechte fi losofi e is. Hij schrikt dan ook terug voor
de extrapolaties, voor wat we ongegrond van bepaalde bevindingen zou-
den afl eiden en als wetenschappelijke ‘waarheid’ zouden voorstellen. De
verleiding daartoe is vaak groot, omdat we dan met grensverleggende en
uitdagende theorieën voor de dag kunnen komen en scoren. Helaas kunnen
sommige wetenschappers aan die verzoeking niet weerstaan. Ze vergeten
dat wetenschappelijk onderzoek een nederige bezigheid is en willen vervol-
gens meer vertellen dan wat ze vanuit hun discipline kunnen bewijzen.
Van den Berg toont in zijn boek aan hoe Darwin zelf moeilijkheden van
die aard in zijn afstammingsleer zag. Er waren problemen die hem ‘koude
rillingen’ (a cold shudder) gaven, omdat hij, bijvoorbeeld, geen verklaring
vond voor de vorming van het oog, zo schreef Darwin in een brief. Heeft
hij hetzelfde probleem met de pauwenveer, dan brengt hem dat van streek.
Wonderlijk is ook het feit dat de auteur van Th e Origin het aanvankelijk
nog over the works of the Creator heeft . Dit taalgebruik verlaat Darwin in
zijn latere werk, omdat hij toch naar een volstrekt biologische, puur weten-
schappelijke theorie van de afstamming der soorten zocht.
Dit veranderende taalgebruik in de geschiedenis van de wetenschapsbe-
oefening en van de wetenschappelijke theorievorming fascineert Van den
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
10
Berg enorm. Het gaat om de tendens om het wonderlijke van de dingen
aan de observatie te onttrekken en de begrippen te willen zuiveren van
elke spirituele dimensie. Het betreft voorts de afwijzing en de ontkenning
van elke fi naliteit in de ontwikkeling van de natuurlijke fenomenen in het
algemeen en van de mens in het bijzonder. Deze afwijzing, ontkenning en
zuivering komen vooral aan bod in Darwins boek Th e Descent of Man uit
1871. Daarin schrijft hij dat de mens uit het dierenrijk is voortgekomen en
daarvan de bewijzen in zijn lichamelijke – materiële – structuur en in zijn
doen en laten met zich meedraagt.
Deze discipline van afwijzen, ontkennen en zuiveren in de kennisvorming
van de natuurlijke werkelijkheid heeft verregaande consequenties gehad.
Ze zijn echter niet alleen aan Darwin toe te schrijven, maar ook aan een
verandering in de geschiedenis die zich in de tijd van Darwin heeft ont-
wikkeld. Wat zich in het midden van de negentiende eeuw afspeelde heeft
metabletische relevantie gekregen. Dat Van den Berg dit aantoont maakt
de oorspronkelijkheid uit van zijn boek: het beperkt zich niet tot een kri-
tiek op de afstammingsleer. Deze oorspronkelijkheid houdt in dat de auteur
nagaat wat feitelijk met het verschijnen van Th e Origin of Species in 1859
samenhangt en welke gemeenschappelijke kenmerken deze gelijktijdig-
heden vertonen. Het ontgaat Van den Berg in dit metabletische (samen-
hangende) perspectief niet dat eveneens in 1859 Karl Marx zijn Zur Kritik
der politischen Oekonomie publiceert, het basiswerk voor het ‘wetenschap-
pelijke’ socialisme. Marx, een geweldige bewonderaar van Darwin – van
wederkerigheid was geen sprake –, formuleert in dit boek een opvatting die
haar uitdrukking zowel in de socialistische als in de kapitalistische ideo-
logie heeft gekregen: het materialistische is dominant en moet dominant
blijven. Het is de gedachte dat de productieverhoudingen de economische
structuur van de maatschappij vormen en dat de productievorm van het
materiële leven het sociale, politieke en geestelijke levensproces conditio-
neert. Vandaar de slogan: ‘Het is niet het bewustzijn van de mensen dat
hun zijn, maar omgekeerd, hun maatschappelijke zijn dat hun bewustzijn
bepaalt.’ Deze gedachtegang vertoont ook een analogie met een opvatting
die Sigmund Freud ongeveer een halve eeuw later psychologisch systema-
tiseert: het bewustzijn is fundamenteel schatplichtig aan iets dat zelf geen
bewustzijn is. Ook Freud zocht uiteindelijk naar de materiële basis van ons
bewustzijn.
In dit alles is het toch merkwaardig dat Darwin, Marx en Freud, die de
moderne zelfrefl ectie gestalte gaven, fundamentele en materieel voorop-
gestelde voorwaarden met het essentiële verwarren. Het is alsof men de
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
11
bestemming en het wezen van de architectuur, namelijk herbergzaam-
heid en wonen, wil verklaren door de beschrijving van de funderingen,
hoe belangrijk die fundamenten ook mogen zijn. We kunnen inderdaad
twee gezichtspunten ten aanzien van de woning aannemen: enerzijds aan-
dacht schenken aan de fundamenten en ons afvragen hoe we een woning
optrekken – dat zijn de materiële voorwaarden; anderzijds ingaan op de
betekenis van de woning voor de bewoners en dus aandacht schenken aan
de bestemming van het bouwen – dat is de vraag naar de fi naliteit. Wat
gebeurt er met de mens, zo kunnen we ons met Van den Berg afvragen, als
we de vraag naar de fi naliteit aan de materiële voorwaarden van ons doen
en laten ondergeschikt maken, of als we ‘zin’ door ‘functie’ vervangen, of
als we de notie ‘geest’ volledig in de notie ‘stoff elijkheid’ laten oplossen?
Hoe zien we onszelf nog als de vraag naar de mens geen vraag meer is naar
de mens zelf, maar een vraag is geworden naar de oorsprong van de mens,
waardoor zijn unieke verschijning vandaag niet zomaar wordt gerelativeerd,
maar wordt uitgewist?
Er is dus meer aan de hand dan alleen een onvolkomen afstammings-
leer of een materiële determinatie van ons artistieke, ethische, politieke
of spirituele leven. Sedert Darwin, Marx en de andere aanhangers van de
materialistische zienswijze denken we steeds maar meer over de mens als
een diersoort of wissen we almaar meer de verschillen tussen mens en dier
weg. Voor de verklaringen van ons bestaan en van ons gedrag kijken we
minder naar onze identiteit en naar wat ons van het dier onderscheidt. We
kijken naar het niet-menselijke, het materiële, het organische, het fysiolo-
gische, enzovoort. Deze attitude lijkt op zich wel wetenschappelijk, maar
maakt misbruik van het wetenschappelijke, omdat we in die attitude het
bestudeerde fenomeen vooraf herleiden tot wat het niet is, zoals de reduc-
tie van de mens als persoon tot wat hij als dusdanig – als persoon – niet
is. Ik zal nooit vergeten hoe een pedagoog een lezing over de zin van de
seksualiteit illustreerde met een uiteenzetting over pantoff eldiertjes, en
hoe een moraliste haar uiteenzetting over psychologie en taal begon met
de stelling dat men de psychologie van de mens het best bestudeert aan de
hand van experimenten met apen. De mens is immers van lage afk omst, of
lowly origin, zoals men zo graag in navolging van Darwin zegt. Het gevolg
is dat men het kan hebben over menselijke en niet-menselijke dieren. Dit
taalgebruik heeft in een ‘biologistische’ cultuur, een cultuur waarin het
biologische taalgebruik domineert, burgerrecht verworven en in de twin-
tigste eeuw een politiek-ideologische reikwijdte gekregen die ons nog steeds
onthutst. Is uit de nazistische en stalinistische beeldvorming van de mens
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
12
of uit de fascistische schoonheidsidealen de verheerlijking van het (spor-
tieve) lichaam weg te denken? Ook op de aanwezigheid van darwinistische
sporen in het totalitarisme wijst de auteur van Koude rillingen. Hierdoor
is deze studie, zoals Hub Zwart in zijn Boude bewoordingen opmerkt, uit-
eindelijk ook een politiek boek geworden, dat trouwens in een later werk,
Hooligans (1989), een vervolg heeft gekregen.3
Van den Berg noemt de tendens om de mens in intellectuele disciplines
niet meer als persoon op te vatten, maar als een zoogdier bijvoorbeeld, of
om, zoals Marx en ook het kapitalisme, de dingen als ‘waar’ te zien, een
‘ascese’ die verschillen uitwist. Het is een ascese die het hogere tot het lage-
re herleidt en die de cesuur tussen mens en dier opheft – al voor Darwin
was er in deze aangelegenheden geen onderscheid tussen mens en dier.
Het blijft verbazen dat het moderne humanisme zich dit taalgebruik heeft
eigen gemaakt en uit het totalitaire ‘denken’ niet de nodige lessen heeft
getrokken, terwijl het onderkennen van de ‘humanitas’ toch de menselijke
waardigheid op het voorplan wou plaatsen. Van den Berg vermoedt hier
moedwilligheid: de ideologische afwijzing van de overtuiging of van het
vermoeden dat in de levende natuur meer werkt dan alleen maar stof. Het
gaat om die ‘intellectuele ascese’ die koste wat het kost wil doordrukken
dat er geen geest is en dat we ons vooral niet moeten voorstellen dat we in
de natuur iets ‘wonderbaarlijks’ kunnen ontdekken.
Het onderkennen van het ‘wonderbaarlijke’ vormt uiteindelijk het cen-
trale thema in het oeuvre van Jan Hendrik van den Berg. De negatie ervan
is bron van droefh eid, ja, soms object van bitterheid. De psychiater die in
zijn psychotherapeutische praktijk te vaak patiënten heeft ontmoet die
geen oog hadden voor het wonderbaarlijke, heeft als fenomenoloog en
diagnosticus van het maatschappelijke leven in een ruimere context ook
diezelfde afwijzing gezien.4 Dit stemt tot droefh eid. Dat nu academici in
allerlei wetenschappelijke disciplines deze ‘intellectuele ascese’ doorvoe-
ren en hun geleerdheid inzetten om die mutilatie van de werkelijkheid te
propageren, maakt hem bitter.
Koude rillingen is Van den Bergs belangrijkste boek voor onze tijd. Het is
niet toevallig een Darwinboek. Tegelijk is het veel meer dan een Darwin-
boek. Het toont immers vooral aan hoe een wetenschappelijke hypothese
betreff ende de evolutie van de soorten en hun variëteiten, niet alleen een
denkmodel en een theorie wordt, maar op een bepaald ogenblik ophoudt
wetenschap te zijn en tot ideologie verwordt. Ze wil overal een wijze van
observeren en kennen op gang brengen die het menselijke degradeert. De
twintigste eeuw heeft laten zien dat deze ideologie zich niet tot het uiten van
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
13
een mening heeft beperkt. Ze heeft helaas een praktijk gevoed waarin de
mens als persoon werd uitgevlakt. Zijn de totalitaire regimes in Europa min
of meer verdwenen, de materialistische ‘intellectuele ascese’ en haar reduc-
tionistische tendensen vinden in onze intellectuele cultuur nog steeds een
grote aanhang. Juist dit maakt van onze tijd een bedenkelijke tijd. Daarom
hebben we, zo vertelt Van den Berg in een recent vraaggesprek, een nieuwe
grammatica nodig: ‘In onze moderne tijd van succesvolle wetenschap en
technologie – succesvol voor een bepaald soort problemen – missen we de
woorden om het wonder van de natuur te begrijpen en te verstaan. Dat is
wat mij het meest zorgen baart als ik terugblik naar de veranderingen die
ik in mijn lange loopbaan heb gezien. Maar ik weet dat fi losofi e en weten-
schap niet volstaan. Waar het in ons menselijk bestaan op aankomt, is spi-
ritualiteit. Om die te verhelderen, hebben we een nieuw profetisch woord
nodig.’5
Noten
1. Jacques De Visscher was tot 2005 hoogleraar Filosofi e aan het Hoger Archi-
tectuurinstituut Sint-Lucas (Gent) en is emeritus hoogleraar van de Radboud
Universiteit Nijmegen, waar hij tot 2008 bijzonder hoogleraar Filosofi e en
Literatuur was. Hij is de auteur van een twintigtal boeken; het recentste is
Paul Ricoeur. De weg naar verstaan (2007).
2. Voor een recente belangstelling voor en een bespreking van deze methode,
zie het speciale nummer van Janus Head (10.2, 2008, Trivium Publications):
‘Special Issue – J.H. van den Berg’, samengesteld door Robert D. Romany-
shyn.
3. Hub Zwart, Boude bewoordingen. De historische fenomenologie (‘metabletica’)
van Jan Hendrik van den Berg. Kampen-Kapellen, Klement-Pelckmans, 2002,
p.166 e.v.
4. Zie Van den Bergs studies: Wat is psychotherapie? Nijkerk, Callenbach, 1970 en
Het gestoorde contact. Vragen en antwoorden rond neurose. Kapellen-Kampen,
Pelckmans-Kok Agora, 1997.
5. In: Janus Head, p.383.