Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

13
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

description

Een inkijk exemplaar

Transcript of Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

Page 1: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

Page 2: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

Mens en Tijd

Onder redactie van Raoul Bauer

Reeds eerder verschenen:

Jochem K. Abbes, De moord op de Moedergodin (uitverkocht)

Ludo Abicht, Eén maat en één gewicht

Sabine Alexander, De negentiende eeuw. Een betwiste erfenis (uitverkocht)

F.R. Ankersmit, De spiegel van het verleden (uitverkocht)

F.R. Ankersmit, De macht van representatie (uitverkocht)

F.R. Ankersmit, De macht door representatie (uitverkocht)

Raoul Bauer, Vézelay, een verhaal van vrijheid en macht (derde druk)

Raoul Bauer e.a., Het laatste debat. Fin de siècle in verleden, heden en toekomst

(uitverkocht)

Raoul Bauer, In het teken van verzoening

Raoul Bauer, Tussen rampspoed en vernieuwing.

Een Europese cultuurgeschiedenis van de veertiende en de vijft iende eeuw

Lieven Boeve, Onderbroken traditie. Heeft het christelijke verhaal nog

toekomst? (derde druk)

Lieven Boeve, God onderbreekt de geschiedenis

Antoon Braeckman, Raoul Bauer, Jacques De Visscher (red.) Onbehagen met

de moderniteit (uitverkocht)

Kees Breed, Democratie na 2002 (uitverkocht)

Adriaan H. Bredero, Ontkerstening der Middeleeuwen (uitverkocht)

Vic De Donder, Troje. De machtigste mythe van Europa (uitverkocht)

Hans Geybels, Het goddelijk gevoel

Hans Geybels, Een Contrareformatie onderhuids. Mentaalhistorisch essay over

de Contrareformatie

R.H. Marijnissen, Lof der mislukking (uitverkocht)

Danny Praet, De God der goden (tweede druk)

Piet Raes, Katholiek of kwaliteit? (tweede druk)

Piet Raes, Geloven in katholiek onderwijs? Over opvoeden en onderwijzen in

christelijk perspectief

Manu Ruys, Achter de maskerade (zevende druk)

Manu Ruys, Over de drempel van de angst (uitverkocht)

Manu Ruys, Waarom Lumumba moest sterven (uitverkocht)

Jan Hendrik van den Berg, Metabletica van God (derde druk)

Jan Hendrik van den Berg, Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

Guido Van Hoof, Johann Sebastian Bach (uitverkocht)

Johan Van Overtveldt, Marktzege(n) (uitverkocht)

Wim Verbaal, Een middeleeuws drama (uitverkocht)

Adriaan Verhulst, Zoon van een “foute” Vlaming (uitverkocht)

Walter Zinzen, De wereld is een schouwtoneel (uitverkocht)

Page 3: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

Jan Hendrik van den Berg

Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

Metabletisch onderzoek naar de oorzaak van onze verknochtheid aan de afstammingsleer

Pelckmans | Klement

Page 4: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

Dit boek is opgedragen aan de nagedachtenis van dr. Marius Jacobs, plantkundige

Th e eye to this day gives me a cold shudder.

Charles Darwin, in een brief van februari 1860 aan Asa Gray, hoogleraar plantkunde,

Harvard University (VS)

Voor meer info: www.pelckmans.be

© 2009, Uitgeverij Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen

Heruitgave van de editie van 1984 (uitgeverij Callenbach)

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgesla-

gen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook,

zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schrift elijke toestemming van de uitgever.

Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt

u op www.reprobel.be.

All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any

means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in wri-

ting from the publisher.

d/2009/0055/99

isbn 978 90 289 5285 0 (Pelckmans — België)

isbn 978 90 8687 046 2 (Klement — Nederland)

nur 730

Page 5: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

5

Inhoud

Woord vooraf door Jacques De Visscher 7

Inleiding 15

i Het koolwitje 20

ii Charles Darwin. De wordingsgeschiedenis van zijn

afstammingsleer 24

iii Het boek van 1859: Th e Origin of Species 37

iv De pro’s 53

v De contra’s 65

vi Het dilemma en zijn metabletische aanpak 109

vii Wilhelm Hofmeister en anderen. Gustav Kirchhoff en

Robert Bunsen 117

viii Wilhelm Busch, Adolf Kussmaul en Gustav Fechner 122

ix Samuel Smiles en John Stuart Mill 132

x De slag bij Solferino: Napoleon iii. Henry Dunant en

Florence Nightingale 141

xi Karl Marx, Zur Kritik der politischen Ökonomie 151

xii Het realisme. Flaubert en Baudelaire 192

xiii De crinoline 216

xiv Intellectuele ascese 234

xv Koude rillingen 258

Verantwoording 269

Literatuur 270

Over de Auteur 279

Index van namen 281

Page 6: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

Page 7: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

7

Woord voorafJacques De Visscher1

Van een arts verwachten we gemakkelijk, gezien zijn vorming, dat hij een

darwinist is en de evolutietheorie aanhangt. Al zal zo’n arts er vlug aan

toevoegen dat die theorie leemten vertoont – tenminste als die biologisch

opgeleide medicus zich in deze aangelegenheden niet uitsluitend door

vulgariserende geschrift en heeft laten voorlichten, maar ook wat kritische

actualiserende commentaren heeft gelezen. Wie zijn intellectuele wijsheid

uit naïeve bronnen haalt, redeneert minder genuanceerd. Zo iemand leeft

in de mening ‘dat we van de apen afstammen’, en durft die mening soms

als een wetenschappelijk argument te gebruiken om de oorsprong van som-

mige van onze onredelijke gedragingen te verklaren. Zelfs bij gestudeer-

den treff en we de mening aan ‘dat we sedert Darwin weten dat alle levende

organismen het product zijn van een natuurlijke selectie en dat het Bijbelse

scheppingsverhaal achterhaald is’. Buiten het studiedomein van de specia-

list lijken die meningen ruim aanvaard – als een dogma.

Van Jan Hendrik van den Berg, psychiater en grondlegger van talrijke

metabletische studies (waarover verder meer), is bekend dat hij zijn loop-

baan als een aanhanger van de evolutieleer is begonnen. Hij gaat er prat op

al heel vroeg de Engelse uitgave van Charles Darwins Th e Origin of Spe-

cies uit 1859 te hebben bestudeerd. Naast wiskunde was biologie immers

zijn lievelingsvak: hij wou zoveel mogelijk planten en dieren leren kennen.

Maar Van den Berg ontdekte vlug dat diezelfde Darwin in zijn boek heel

wat reserves had ingebouwd, want voor sommige verschijnselen vond hij

geen verklaring. Darwin was eerlijk genoeg om dat toe te geven en dus veel

voorzichtiger in zijn conclusies dan menig ‘darwinist’. Hoewel de publicatie

van het beroemde boek van Darwin ertoe leidde dat het scheppingsverhaal

zijn centrale plaats verloor, vindt Van den Berg de huidige strijd voor of

tegen het creationisme of het evolutionisme, een strijd om een valse tegen-

stelling. De beide gezichtspunten vertrekken van totaal andere principes

en vooronderstellingen. Het Bijbelverhaal is een wijsheidsverhaal over de

Page 8: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

8

goddelijke schepping, terwijl de evolutieleer de poging van de mens betreft

om wetenschappelijke kennis over zijn ontwikkeling op de aarde te verwer-

ven. Van den Berg meent dat we hier met twee verschillende denkwijzen

te maken hebben die we niet met elkaar mogen verwarren. De taak van de

bioloog, die binnen zijn vakgebied verschijnselen wil verklaren, en de taak

van de theoloog, die de gelovige en mythische interpretaties van ervaringen

via verhalen wil begrijpen, zijn twee onderscheiden opdrachten. Ze hebben

elk hun eigen terrein met een waarde en geen van deze opdrachten kan de

waarde van de andere vanuit het eigen project ongeldig verklaren.

De grote verdienste van dit nu heruitgegeven boek is dat Jan Hendrik van

den Berg niet alleen nagaat in welke mate de afstammingsleer een deugde-

lijke leer en theorie is die eff ectief de ontwikkeling van de soorten en van

de variëteiten verklaart. Hij situeert deze afstammingsleer ook metable-

tisch, dat wil zeggen in de historische dynamiek der gelijktijdigheden, die

ook andere takken van de menselijke bedrijvigheden karakteriseert, zoals

politieke economie, architectuur, literatuur, mode, religie en seksualiteit.2

Bovendien wijst hij op de nieuwe gezichtspunten met betrekking tot ons

mens- en wereldbeeld die sedert de publicatie van de afstammingsleer in

de beschouwingen worden betrokken.

De behandeling van deze meervoudige problematiek van de visie op

de mens maakt van Koude rillingen geen banaal of gewoon Darwinboek,

maar een oorspronkelijke diagnose. Het boek is een studie van een belang-

rijke stroming in de moderniteit die meer in het geding brengt dan wat in

het geschil over het creationisme ter sprake komt. De lezer zal vaststellen

dat Van den Berg, trouw aan zijn wetenschappelijke ambitie en vorming,

Darwins adaptatiegedachte een voorbeeld noemt van een gedreven obser-

veren en een avontuurlijke theorievorming. Het gaat om de gedachte dat

onze huidige gestalte en ons systeem van vaardigheden de resultaten zijn

van de overleving dankzij de geschiktheid om ons aan de omgeving aan

te passen. Juist daardoor zou de mens vandaag zijn zoals hij nu is, zou de

eekhoorn een pluimstaart hebben, zoals hij die nu heeft , en zou de oester

die harde schelp hebben, zoals die haar nu beschermt, enzovoort. Als we

dit uitbreiden tot de hele sfeer van alle levende organismen, lijkt dit wel een

prachtig model, maar het bevat evenveel pro’s als contra’s, zo schrijft Van

den Berg. Aangezien we nu in de biologie over geen alternatief model (of

paradigma) beschikken dat binnen die wetenschap geloofwaardig lijkt, is

de verzoeking soms sterk om die theorie kritiekloos te hanteren voor de

verklaring van ‘om het even wat’.

Page 9: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

9

Het strenge darwinisme heeft evenwel zijn aggiornamento gekend en de

notie ‘toeval’ aanvaard. Maar volstaat de introductie van dit denkbeeld

om de theorie die zoveel meent te kunnen verklaren overeind te houden?

Dat gelooft Van den Berg niet, omdat we dan nog altijd te veel vanzelfspre-

kendheden moeten aanvaarden. Natuurlijk kunnen we in ons optimisme

opwerpen dat we in de toekomst wel meer zullen kunnen verklaren van wat

geweest is, maar dit opperen kan moeilijk zelf als wetenschap doorgaan. Het

is slechts een wens waarmee we niets bewijzen en die we ook niet als een

argument kunnen laten gelden. Dat weet elke authentieke wetenschapper

heel goed. Hij weet eveneens dat de geschiedenis van de wetenschappen een

lange geschiedenis van zorgvuldig proberen en zoeken is, van vooropstellen

en verifi ëren, maar ook van weerleggen en inzien dat er onoverbrugbare

grenzen in onze kennis zijn en dat op bepaalde domeinen van het menselijk

leven de wetenschappelijke systematiek niet van toepassing is. De kritiek

die aan een bepaalde wetenschapsbeoefening voorafgaat, oriënteert een

selectie die uitmaakt of iets al dan niet object van wetenschappelijk onder-

zoek kan zijn. De authentieke wetenschapper is daarom geen aanhanger

van het sciëntisme (dat meent dat we elke kennisvorm aan de criteria van

de natuurwetenschap moeten onderwerpen), omdat het sciëntisme zowel

slechte wetenschap als slechte fi losofi e is. Hij schrikt dan ook terug voor

de extrapolaties, voor wat we ongegrond van bepaalde bevindingen zou-

den afl eiden en als wetenschappelijke ‘waarheid’ zouden voorstellen. De

verleiding daartoe is vaak groot, omdat we dan met grensverleggende en

uitdagende theorieën voor de dag kunnen komen en scoren. Helaas kunnen

sommige wetenschappers aan die verzoeking niet weerstaan. Ze vergeten

dat wetenschappelijk onderzoek een nederige bezigheid is en willen vervol-

gens meer vertellen dan wat ze vanuit hun discipline kunnen bewijzen.

Van den Berg toont in zijn boek aan hoe Darwin zelf moeilijkheden van

die aard in zijn afstammingsleer zag. Er waren problemen die hem ‘koude

rillingen’ (a cold shudder) gaven, omdat hij, bijvoorbeeld, geen verklaring

vond voor de vorming van het oog, zo schreef Darwin in een brief. Heeft

hij hetzelfde probleem met de pauwenveer, dan brengt hem dat van streek.

Wonderlijk is ook het feit dat de auteur van Th e Origin het aanvankelijk

nog over the works of the Creator heeft . Dit taalgebruik verlaat Darwin in

zijn latere werk, omdat hij toch naar een volstrekt biologische, puur weten-

schappelijke theorie van de afstamming der soorten zocht.

Dit veranderende taalgebruik in de geschiedenis van de wetenschapsbe-

oefening en van de wetenschappelijke theorievorming fascineert Van den

Page 10: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

10

Berg enorm. Het gaat om de tendens om het wonderlijke van de dingen

aan de observatie te onttrekken en de begrippen te willen zuiveren van

elke spirituele dimensie. Het betreft voorts de afwijzing en de ontkenning

van elke fi naliteit in de ontwikkeling van de natuurlijke fenomenen in het

algemeen en van de mens in het bijzonder. Deze afwijzing, ontkenning en

zuivering komen vooral aan bod in Darwins boek Th e Descent of Man uit

1871. Daarin schrijft hij dat de mens uit het dierenrijk is voortgekomen en

daarvan de bewijzen in zijn lichamelijke – materiële – structuur en in zijn

doen en laten met zich meedraagt.

Deze discipline van afwijzen, ontkennen en zuiveren in de kennisvorming

van de natuurlijke werkelijkheid heeft verregaande consequenties gehad.

Ze zijn echter niet alleen aan Darwin toe te schrijven, maar ook aan een

verandering in de geschiedenis die zich in de tijd van Darwin heeft ont-

wikkeld. Wat zich in het midden van de negentiende eeuw afspeelde heeft

metabletische relevantie gekregen. Dat Van den Berg dit aantoont maakt

de oorspronkelijkheid uit van zijn boek: het beperkt zich niet tot een kri-

tiek op de afstammingsleer. Deze oorspronkelijkheid houdt in dat de auteur

nagaat wat feitelijk met het verschijnen van Th e Origin of Species in 1859

samenhangt en welke gemeenschappelijke kenmerken deze gelijktijdig-

heden vertonen. Het ontgaat Van den Berg in dit metabletische (samen-

hangende) perspectief niet dat eveneens in 1859 Karl Marx zijn Zur Kritik

der politischen Oekonomie publiceert, het basiswerk voor het ‘wetenschap-

pelijke’ socialisme. Marx, een geweldige bewonderaar van Darwin – van

wederkerigheid was geen sprake –, formuleert in dit boek een opvatting die

haar uitdrukking zowel in de socialistische als in de kapitalistische ideo-

logie heeft gekregen: het materialistische is dominant en moet dominant

blijven. Het is de gedachte dat de productieverhoudingen de economische

structuur van de maatschappij vormen en dat de productievorm van het

materiële leven het sociale, politieke en geestelijke levensproces conditio-

neert. Vandaar de slogan: ‘Het is niet het bewustzijn van de mensen dat

hun zijn, maar omgekeerd, hun maatschappelijke zijn dat hun bewustzijn

bepaalt.’ Deze gedachtegang vertoont ook een analogie met een opvatting

die Sigmund Freud ongeveer een halve eeuw later psychologisch systema-

tiseert: het bewustzijn is fundamenteel schatplichtig aan iets dat zelf geen

bewustzijn is. Ook Freud zocht uiteindelijk naar de materiële basis van ons

bewustzijn.

In dit alles is het toch merkwaardig dat Darwin, Marx en Freud, die de

moderne zelfrefl ectie gestalte gaven, fundamentele en materieel voorop-

gestelde voorwaarden met het essentiële verwarren. Het is alsof men de

Page 11: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

11

bestemming en het wezen van de architectuur, namelijk herbergzaam-

heid en wonen, wil verklaren door de beschrijving van de funderingen,

hoe belangrijk die fundamenten ook mogen zijn. We kunnen inderdaad

twee gezichtspunten ten aanzien van de woning aannemen: enerzijds aan-

dacht schenken aan de fundamenten en ons afvragen hoe we een woning

optrekken – dat zijn de materiële voorwaarden; anderzijds ingaan op de

betekenis van de woning voor de bewoners en dus aandacht schenken aan

de bestemming van het bouwen – dat is de vraag naar de fi naliteit. Wat

gebeurt er met de mens, zo kunnen we ons met Van den Berg afvragen, als

we de vraag naar de fi naliteit aan de materiële voorwaarden van ons doen

en laten ondergeschikt maken, of als we ‘zin’ door ‘functie’ vervangen, of

als we de notie ‘geest’ volledig in de notie ‘stoff elijkheid’ laten oplossen?

Hoe zien we onszelf nog als de vraag naar de mens geen vraag meer is naar

de mens zelf, maar een vraag is geworden naar de oorsprong van de mens,

waardoor zijn unieke verschijning vandaag niet zomaar wordt gerelativeerd,

maar wordt uitgewist?

Er is dus meer aan de hand dan alleen een onvolkomen afstammings-

leer of een materiële determinatie van ons artistieke, ethische, politieke

of spirituele leven. Sedert Darwin, Marx en de andere aanhangers van de

materialistische zienswijze denken we steeds maar meer over de mens als

een diersoort of wissen we almaar meer de verschillen tussen mens en dier

weg. Voor de verklaringen van ons bestaan en van ons gedrag kijken we

minder naar onze identiteit en naar wat ons van het dier onderscheidt. We

kijken naar het niet-menselijke, het materiële, het organische, het fysiolo-

gische, enzovoort. Deze attitude lijkt op zich wel wetenschappelijk, maar

maakt misbruik van het wetenschappelijke, omdat we in die attitude het

bestudeerde fenomeen vooraf herleiden tot wat het niet is, zoals de reduc-

tie van de mens als persoon tot wat hij als dusdanig – als persoon – niet

is. Ik zal nooit vergeten hoe een pedagoog een lezing over de zin van de

seksualiteit illustreerde met een uiteenzetting over pantoff eldiertjes, en

hoe een moraliste haar uiteenzetting over psychologie en taal begon met

de stelling dat men de psychologie van de mens het best bestudeert aan de

hand van experimenten met apen. De mens is immers van lage afk omst, of

lowly origin, zoals men zo graag in navolging van Darwin zegt. Het gevolg

is dat men het kan hebben over menselijke en niet-menselijke dieren. Dit

taalgebruik heeft in een ‘biologistische’ cultuur, een cultuur waarin het

biologische taalgebruik domineert, burgerrecht verworven en in de twin-

tigste eeuw een politiek-ideologische reikwijdte gekregen die ons nog steeds

onthutst. Is uit de nazistische en stalinistische beeldvorming van de mens

Page 12: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

12

of uit de fascistische schoonheidsidealen de verheerlijking van het (spor-

tieve) lichaam weg te denken? Ook op de aanwezigheid van darwinistische

sporen in het totalitarisme wijst de auteur van Koude rillingen. Hierdoor

is deze studie, zoals Hub Zwart in zijn Boude bewoordingen opmerkt, uit-

eindelijk ook een politiek boek geworden, dat trouwens in een later werk,

Hooligans (1989), een vervolg heeft gekregen.3

Van den Berg noemt de tendens om de mens in intellectuele disciplines

niet meer als persoon op te vatten, maar als een zoogdier bijvoorbeeld, of

om, zoals Marx en ook het kapitalisme, de dingen als ‘waar’ te zien, een

‘ascese’ die verschillen uitwist. Het is een ascese die het hogere tot het lage-

re herleidt en die de cesuur tussen mens en dier opheft – al voor Darwin

was er in deze aangelegenheden geen onderscheid tussen mens en dier.

Het blijft verbazen dat het moderne humanisme zich dit taalgebruik heeft

eigen gemaakt en uit het totalitaire ‘denken’ niet de nodige lessen heeft

getrokken, terwijl het onderkennen van de ‘humanitas’ toch de menselijke

waardigheid op het voorplan wou plaatsen. Van den Berg vermoedt hier

moedwilligheid: de ideologische afwijzing van de overtuiging of van het

vermoeden dat in de levende natuur meer werkt dan alleen maar stof. Het

gaat om die ‘intellectuele ascese’ die koste wat het kost wil doordrukken

dat er geen geest is en dat we ons vooral niet moeten voorstellen dat we in

de natuur iets ‘wonderbaarlijks’ kunnen ontdekken.

Het onderkennen van het ‘wonderbaarlijke’ vormt uiteindelijk het cen-

trale thema in het oeuvre van Jan Hendrik van den Berg. De negatie ervan

is bron van droefh eid, ja, soms object van bitterheid. De psychiater die in

zijn psychotherapeutische praktijk te vaak patiënten heeft ontmoet die

geen oog hadden voor het wonderbaarlijke, heeft als fenomenoloog en

diagnosticus van het maatschappelijke leven in een ruimere context ook

diezelfde afwijzing gezien.4 Dit stemt tot droefh eid. Dat nu academici in

allerlei wetenschappelijke disciplines deze ‘intellectuele ascese’ doorvoe-

ren en hun geleerdheid inzetten om die mutilatie van de werkelijkheid te

propageren, maakt hem bitter.

Koude rillingen is Van den Bergs belangrijkste boek voor onze tijd. Het is

niet toevallig een Darwinboek. Tegelijk is het veel meer dan een Darwin-

boek. Het toont immers vooral aan hoe een wetenschappelijke hypothese

betreff ende de evolutie van de soorten en hun variëteiten, niet alleen een

denkmodel en een theorie wordt, maar op een bepaald ogenblik ophoudt

wetenschap te zijn en tot ideologie verwordt. Ze wil overal een wijze van

observeren en kennen op gang brengen die het menselijke degradeert. De

twintigste eeuw heeft laten zien dat deze ideologie zich niet tot het uiten van

Page 13: Koude rillingen over de rug van Charles Darwin

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

13

een mening heeft beperkt. Ze heeft helaas een praktijk gevoed waarin de

mens als persoon werd uitgevlakt. Zijn de totalitaire regimes in Europa min

of meer verdwenen, de materialistische ‘intellectuele ascese’ en haar reduc-

tionistische tendensen vinden in onze intellectuele cultuur nog steeds een

grote aanhang. Juist dit maakt van onze tijd een bedenkelijke tijd. Daarom

hebben we, zo vertelt Van den Berg in een recent vraaggesprek, een nieuwe

grammatica nodig: ‘In onze moderne tijd van succesvolle wetenschap en

technologie – succesvol voor een bepaald soort problemen – missen we de

woorden om het wonder van de natuur te begrijpen en te verstaan. Dat is

wat mij het meest zorgen baart als ik terugblik naar de veranderingen die

ik in mijn lange loopbaan heb gezien. Maar ik weet dat fi losofi e en weten-

schap niet volstaan. Waar het in ons menselijk bestaan op aankomt, is spi-

ritualiteit. Om die te verhelderen, hebben we een nieuw profetisch woord

nodig.’5

Noten

1. Jacques De Visscher was tot 2005 hoogleraar Filosofi e aan het Hoger Archi-

tectuurinstituut Sint-Lucas (Gent) en is emeritus hoogleraar van de Radboud

Universiteit Nijmegen, waar hij tot 2008 bijzonder hoogleraar Filosofi e en

Literatuur was. Hij is de auteur van een twintigtal boeken; het recentste is

Paul Ricoeur. De weg naar verstaan (2007).

2. Voor een recente belangstelling voor en een bespreking van deze methode,

zie het speciale nummer van Janus Head (10.2, 2008, Trivium Publications):

‘Special Issue – J.H. van den Berg’, samengesteld door Robert D. Romany-

shyn.

3. Hub Zwart, Boude bewoordingen. De historische fenomenologie (‘metabletica’)

van Jan Hendrik van den Berg. Kampen-Kapellen, Klement-Pelckmans, 2002,

p.166 e.v.

4. Zie Van den Bergs studies: Wat is psychotherapie? Nijkerk, Callenbach, 1970 en

Het gestoorde contact. Vragen en antwoorden rond neurose. Kapellen-Kampen,

Pelckmans-Kok Agora, 1997.

5. In: Janus Head, p.383.