KOERANT_editie 0

16
Editoriaal De eerste editie van een nieuw uitgave van de loeiende koe ligt voor u! De nood aan een uitlaatklep was te hoog; de goesting te groot. Daarom en om nog veel meer is er vanaf nu: de Koerant. De keuze voor een krant was snel gemaakt: snel, adequaat en ongeremd wordt de gemid- delde architectuurstudent hierin gerepresenteerd. Daartoe creëerden we een resem aan rubrieken die allen een gedeelte van de microkosmos van de Plateau bestrijken. In de “Windhaan” vinden alle voorbije en toekomstige aangelegenheden hun plek. Maar wees verzekerd: een danige hoeveelheid aan kritiek ligt steeds op de loer! Dan, speciaal voor de losbandige types onder u, cre- eerden (of continueerden, zoals je wil) we de “Red Light District”, een grijp-je-rijk aan onwaarheden, halve waarheden en gewoon waarheden (twijfel gerust, soms weten we het zelf niet). Het middengedeelte van de krant zal steevast worden overspoeld door een magnifiek, mega-oversized architectuurbeeld. Zij die deze krant aan zijn onovertroffen opbouw dur- ven te ontdoen, vinden hierin meteen een excellente cover-up voor al die pin-up boys & girls aan uw slaapkamermuur als de gevreesde moeder uw heiligdom nog eens durft te betreden (we garanderen echter niet dat er minder vragen zullen gesteld worden dan voorheen). En dan dé rubriek waar menigeen gretig elke maand zal naar uitkijken, al trachtend tiental- len exemplaren mee te graaien om aan familie en vrienden voor te leggen: Ons architectuuronderwijs is aan ver- andering toe! Dat is de gedachte die zowel bij de vakgroep als bij de studen- ten heerst. De vakgroep organiseerde daarom reeds twee conclaven waarbij proffen, begeleiders, medewerkers en een aantal studenten van de loeiende koe en het OCA de koppen bij elkaar staken. Zware agendapunten liggen op tafel en in de komende maanden zal er heftig worden gedebatteerd om effectief hervormingen door te voeren. De vakgroep betrekt hier maar al te graag studenten bij, omdat niet enkel de theoretische schets maar ook de praktische ervaring ervan de kwaliteit bepalen. Het is dus tijd dat de studen- ten een mening vormen zowel over het curriculum als onze ontwerpop- leiding. De loeiende koe zal trachten elke maand bericht te geven omtrent de voorlopige stand van zaken. Op die manier zullen wij als een platform fungeren tussen de studenten en de vakgroep. We zouden hiertoe graag reacties uitlokken en het debat gaande houden. Daarom kunnen we niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze hervormingen zijn. In de wandel- gangen van de Plateau zal er hopelijk -zonder schroom- gediscussiëerd worden over de staat en de toekomst van onze opleiding. Nu wat is net de aanleiding van die noodzakelijke hervorming? Wij, de studenten ontwerpen minder goed. De ateliers stellen vast dat er de laatste jaren blijkbaar een daling van de kwa- liteit in het ontwerp is. We moeten dus stilstaan bij de mogelijke oorzaken van deze ontwikkeling; hoe kan men hier anders op reageren tout court? Wij als studenten, moeten met respect voor onszelf, de oorzaak zoeken bij onze opleiding. Tenzij jullie geloven dat er een te weinig aan talent aanwezig is op de Plateau? Neen, de oorzaak ligt bij onze opleiding: die moet veranderen. En wij als studenten moeten bewust worden dat wij ook de nodige feed- back kunnen geven om die verande- ring mee vorm te geven. De vakgroep staat open voor onze ideeën, dat is een kans die we zeker niet mogen laten liggen. Laten we eerst ingaan op wat er nu zo al op tafel ligt bij de vakgroep. De wer- knota, opgesteld door de vakgroep en in goede banen geleid door Maarten Van Den Driessche, haalt verschil- lende thematieken aan. Enkelen daar- van, die rechtstreeks ons als studenten aanbelangen, zijn : - ‘Een ontwerpcomponent in de 2de master’ - ‘Zichtbaarheid en publiciteit’ - ‘Ontwerp en onderzoek’ - ‘Ontwerpvaardigheden en het ont- werpcurriculum’ Op het vorige conclaaf kwam als eerste punt de ontwerpcomponent in de 2de master naar voor. Met een groep studenten waren we getuige van, en namen we deel aan, een drie- uur durende discussie, die enkele interessante opinies naar boven bracht en aantoonde dat een open debat over ons onderwijs echt wel kan werken. De motivatie voor een invoering van een verplichte ontwerpcomponent in de 2de master wordt in de werknota als volgt beschreven: “Onze architectuuropleiding is een ontwerpopleiding. We leiden in de eerste plaats toekomstige ontwerpers op die na hun studies mogelijks als architect aan de slag kunnen gaan; maar zich vaak ook in andere beroeps- activiteiten als ontwerper profileren en zich hierin onderscheiden. Dit betekent dat ook in de master het ontwerp een centrale rol moet krijgen en dat alle studenten tijdens de twee masterjaren best blijvend met ontwerp en ontwerpvraagstellingen worden geconfronteerd. Dit lijkt ons cruciaal voor het specifieke profiel van deze opleiding. Er worden andere masters in onze universiteit of aan andere universiteiten aangeboden – zoals de master bouwkunde, master ruimtelijke planning, enzovoort – die tot andere diploma’s leiden, waarin het ontwerp minder of zelfs helemaal niet van belang is en die studenten na hun bachelorstudie, mits aangepaste schakelprogramma’s, evengoed kunnen volgen. Het lijkt ons zeer gevaarlijk om in het huidige klimaat van de academisering van het hoger onderwijs, de ontwerpcomponent in onze masteropleiding te marginaliseren. We menen zelfs dat het van belang is de aanwezigheid van het ontwerp nog te versterken of de bestaande aanwezig- heid beter te articuleren.” Na de marathonsessie werd beslist dat deze verplichte ontwerpcomponent in de 2de master effectief zal ingevoerd worden. Daarin slaat onze opleiding een richting in waarbij ontwerpen gedurende zijn volledige duur de kern van de opleiding is. Naar onze mening is dat ideologisch een beslissing om toe te juichen. Ontwerpen is immers een ‘state of mind’, een creatief proces en een onderzoeksmethodologie waar binnen heel veel mogelijkheden liggen. Deze beslissing is echter een eerste stap. Tijdens het conclaaf werd al snel duidelijk dat de inzet van de hervor- ming veel zwaarder is en bovenal gaat over de ontwerpvaardigheden van de studenten en het ontwerpcurriculum. Volgende maand gaat de vakgroep, in een derde conclaaf, zelf dieper in op het thema. De vakgroep stelt dat de ateliercultuur kritisch tegen het licht moet worden gehouden. Maar ook de opzet van het volledige ontwerp- parcours dat elke student doorloopt zal grondig geëvalueerd worden. We hopen alvast dat men hier ook de durf heeft om in te gaan op de pedagogie die gehanteerd wordt in de verschil- lende ateliers. Ongetwijfeld wordt dit wederom een discussie van formaat, gezien het ideologische karakter dat hier in schuilt. Het is dan ook aan de studenten om hun mening wederom te laten horen: waar komt onze ont- werp opleiding te kort? De loeiende koe hoopt alvast reacties uit te lokken en te ontvangen, zodat deze ter sprake kunnen worden gebracht. De opinie van de koe We gaan er even van uit dat het gewicht van het ontwerp, in studie- punten en tijd, goed gekozen is. Dit is toch met een bepaalde zekerheid te stellen in de bachelor, waar dit heel goed overeenkomt met opleidingen in de rest van Europa. Ons vakkenpakket is behoorlijk klassiek en nog eerder jaren ‘90 maar zelfs hierbinnen is - geloven wij - veel mogelijk (hier gaan we dieper op in in een toekomstig artikel). Wij stellen dat de kwaliteit van een hervorming niet noodzakelijk ligt binnen de hervorming van het schema van de opleiding maar eerder in de inhoudelijke invulling van onze ontwerppraktijk. Anders gezegd, de vakgroep en de studenten moeten de ontwerppedagogie van de opleiding durven bekritiseren en andere invul- lingen voor ogen houden. Ook even dit terzijde: heeft iemand van de stu- denten al een evaluatie mogen invullen van de ontwerpateliers? Is dat echter geen win-winsituatie voor student en begeleider? Het zou alvast een eerste stap kunnen zijn om de kritische kijk van studenten te stimuleren en zou duiden op een tolerantie ten opzichte van kritiek. De inhoudelijke tekortkoming in onze ontwerpopleiding ligt volgens ons in de afwezigheid van maatschappelijke verantwoording. Wij participeren niet - terwijl dat we ze eigenlijk zouden moeten leiden - in de noodzakelijke debatten van deze tijd. Ons ontwerp- atelier heeft zich verheven boven de hedendaagse realiteit. Debatten en dis- cussies over maatschappij en cultuur zijn binnen de bacheloropleiding zo goed als afwezig. Een ontwerp bestaat echter niet op zichzelf, maar moet altijd verantwoording afleggen. Om deze verantwoording weg te houden van het nieuwe formalisme, zoals Eiseman dit legt bij het hedendaagse computergestuurde ontwerpproces (waar onze faculteit overigens gelukkig grotendeels van gespaard blijft), is het belangrijk dat de atelierwerking een katalysator is voor discussie, opinie- vorming, bewustwording, experiment, onderzoek en uiteraard ook goed ontwerp. Een ontwerpatelier mag niet alleen ontwerpers opleiden - hoe tegendraads dit ook klinkt - maar moet volgens ons ook de ambitie hebben om jonge mensen op te leiden naar volwassen individuen die kritisch staan in deze wereld. Onze ontwerp- de “Studentenpublicaties”. Jawel, onder deze uiterst banale schuilnaam huizen de spannendste taferelen. De achter-de-rugzijnde vakken kun- nen met opluchting worden overkeken, duchtig terugdenkend aan vaak mooie en onbezonnen tijden. Daartegenover liggen die vreemde, nog ver in de toekomst zijnde ateliers, bijzonder vraagstukken en wat nog alle- maal meer. Laat u hier dus verrijken door een overload van onze eigenste productie! Als immer wederkerige afsluiter laten wij ook de dagdromer niet in de steek: elke editie zal op de zogenaamde “Achterflap” een teke- ning pronken, telkens geïnspireerd op een vakkundig geschreven scena- rio van de hand van onze eigenste Christophe van Gerrewey. Naast deze terugkerende rubrieken zal er in de krant telkens een hoofd- artikel gepubliceerd worden. Deze maand viel ons oog op het artikel “All e Really Good Ideas Came To Me While I Was Milking A Cow”. De oprechte lezer voelt zich hier waarschijnlijk meteen in de aap gelogeerd: wat wordt hier weer onder mijn neus geschoven? Wel, niets minder dan een onvolledig overzicht van alle voorbije loeiende koe-publicaties! Van slecht gelay-out tot te goed gelay-out; van inhoudsloos tot onbegrijpbaar; van technische uitgaves tot jokerweekedities; u zal verstomd staan van de literaire diversiteit te vinden in onze ondertussen rijkelijk gevulde biblio- theek. Na dit alles enkel dit nog: steek van wal! De onderwijshervorming toegelicht >> p.4 Stijn Baets Windhaan Olivier Cavens & Stijn Baets All e Really Good Ideas Came To Me While I Was Milking A Cow Jonas Apers Red Light District Joris Kerremans Beeld om Beeld Bram Denkens Studentenpublicaties Maité Martens 2 4 6 8 10 De Achterflap grafiek: Hong Wan Chan scenario & tekst: Christophe van Gerrewey 16 Editie 0 KOERANT NOVEMBER 2012 - GENT JOZEF PLATEAUSTRAAT 22

description

de Koerant is een magazine van de loeiende koe, een groep studenten van de vakgroep architectuur en stedenbouw van de universiteit Gent

Transcript of KOERANT_editie 0

Page 1: KOERANT_editie 0

EditoriaalDe eerste editie van een nieuw uitgave van de loeiende koe ligt voor u! De nood aan een uitlaatklep was te hoog; de goesting te groot. Daarom en om nog veel meer is er vanaf nu: de Koerant. De keuze voor een krant was snel gemaakt: snel, adequaat en ongeremd wordt de gemid-delde architectuurstudent hierin gerepresenteerd. Daartoe creëerden we een resem aan rubrieken die allen een gedeelte van de microkosmos van de Plateau bestrijken. In de “Windhaan” vinden alle voorbije en toekomstige aangelegenheden hun plek. Maar wees verzekerd: een danige hoeveelheid aan kritiek ligt steeds op de loer! Dan, speciaal voor de losbandige types onder u, cre-eerden (of continueerden, zoals je wil) we de “Red Light District”, een grijp-je-rijk aan onwaarheden, halve waarheden en gewoon waarheden (twijfel gerust, soms weten we het zelf niet). Het middengedeelte van de krant zal steevast worden overspoeld door een magnifi ek, mega-oversized architectuurbeeld. Zij die deze krant aan zijn onovertroff en opbouw dur-ven te ontdoen, vinden hierin meteen een excellente cover-up voor al die pin-up boys & girls aan uw slaapkamermuur als de gevreesde moeder uw heiligdom nog eens durft te betreden (we garanderen echter niet dat er minder vragen zullen gesteld worden dan voorheen). En dan dé rubriek waar menigeen gretig elke maand zal naar uitkijken, al trachtend tiental-len exemplaren mee te graaien om aan familie en vrienden voor te leggen:

Ons architectuuronderwijs is aan ver-andering toe! Dat is de gedachte die zowel bij de vakgroep als bij de studen-ten heerst. De vakgroep organiseerde daarom reeds twee conclaven waarbij proff en, begeleiders, medewerkers en een aantal studenten van de loeiende koe en het OCA de koppen bij elkaar staken. Zware agendapunten liggen op tafel en in de komende maanden zal er heftig worden gedebatteerd om eff ectief hervormingen door te voeren. De vakgroep betrekt hier maar al te graag studenten bij, omdat niet enkel de theoretische schets maar ook de praktische ervaring ervan de kwaliteit bepalen. Het is dus tijd dat de studen-ten een mening vormen zowel over het curriculum als onze ontwerpop-leiding. De loeiende koe zal trachten elke maand bericht te geven omtrent de voorlopige stand van zaken. Op die manier zullen wij als een platform fungeren tussen de studenten en de vakgroep. We zouden hiertoe graag reacties uitlokken en het debat gaande houden. Daarom kunnen we niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze hervormingen zijn. In de wandel-gangen van de Plateau zal er hopelijk -zonder schroom- gediscussiëerd worden over de staat en de toekomst van onze opleiding.

Nu wat is net de aanleiding van die noodzakelijke hervorming? Wij, de studenten ontwerpen minder goed. De ateliers stellen vast dat er de laatste jaren blijkbaar een daling van de kwa-liteit in het ontwerp is. We moeten dus stilstaan bij de mogelijke oorzaken van deze ontwikkeling; hoe kan men hier anders op reageren tout court? Wij als

studenten, moeten met respect voor onszelf, de oorzaak zoeken bij onze opleiding. Tenzij jullie geloven dat er een te weinig aan talent aanwezig is op de Plateau? Neen, de oorzaak ligt bij onze opleiding: die moet veranderen. En wij als studenten moeten bewust worden dat wij ook de nodige feed-back kunnen geven om die verande-ring mee vorm te geven. De vakgroep staat open voor onze ideeën, dat is een kans die we zeker niet mogen laten liggen.

Laten we eerst ingaan op wat er nu zo al op tafel ligt bij de vakgroep. De wer-knota, opgesteld door de vakgroep en in goede banen geleid door Maarten Van Den Driessche, haalt verschil-lende thematieken aan. Enkelen daar-van, die rechtstreeks ons als studenten aanbelangen, zijn :

- ‘Een ontwerpcomponent in de 2de master’

- ‘Zichtbaarheid en publiciteit’ - ‘Ontwerp en onderzoek’ - ‘Ontwerpvaardigheden en het ont-

werpcurriculum’

Op het vorige conclaaf kwam als eerste punt de ontwerpcomponent in de 2de master naar voor. Met een groep studenten waren we getuige van, en namen we deel aan, een drie-uur durende discussie, die enkele interessante opinies naar boven bracht en aantoonde dat een open debat over ons onderwijs echt wel kan werken. De motivatie voor een invoering van een verplichte ontwerpcomponent in de 2de master wordt in de werknota als volgt beschreven:

“Onze architectuuropleiding is een ontwerpopleiding. We leiden in de eerste plaats toekomstige ontwerpers op die na hun studies mogelijks als architect aan de slag kunnen gaan; maar zich vaak ook in andere beroeps-activiteiten als ontwerper profi leren en zich hierin onderscheiden. Dit betekent dat ook in de master het ontwerp een centrale rol moet krijgen en dat alle studenten tijdens de twee masterjaren best blijvend met ontwerp en ontwerpvraagstellingen worden geconfronteerd. Dit lijkt ons cruciaal voor het specifi eke profi el van deze opleiding. Er worden andere masters in onze universiteit of aan andere universiteiten aangeboden – zoals de master bouwkunde, master ruimtelijke planning, enzovoort – die tot andere diploma’s leiden, waarin het ontwerp minder of zelfs helemaal niet van belang is en die studenten na hun bachelorstudie, mits aangepaste schakelprogramma’s, evengoed kunnen volgen. Het lijkt ons zeer gevaarlijk om in het huidige klimaat van de academisering van het hoger onderwijs, de ontwerpcomponent in onze masteropleiding temarginaliseren. We menen zelfs dat het van belang is de aanwezigheid van het ontwerp nog teversterken of de bestaande aanwezig-heid beter te articuleren.”

Na de marathonsessie werd beslist dat deze verplichte ontwerpcomponent in de 2de master eff ectief zal ingevoerd worden. Daarin slaat onze opleiding een richting in waarbij ontwerpen gedurende zijn volledige duur de kern van de opleiding is. Naar onze mening is dat ideologisch een beslissing om toe te juichen. Ontwerpen is immers een ‘state of mind’, een creatief proces en een onderzoeksmethodologie waar

binnen heel veel mogelijkheden liggen. Deze beslissing is echter een eerste stap. Tijdens het conclaaf werd al snel duidelijk dat de inzet van de hervor-ming veel zwaarder is en bovenal gaat over de ontwerpvaardigheden van de studenten en het ontwerpcurriculum. Volgende maand gaat de vakgroep, in een derde conclaaf, zelf dieper in op het thema. De vakgroep stelt dat de ateliercultuur kritisch tegen het licht moet worden gehouden. Maar ook de opzet van het volledige ontwerp-parcours dat elke student doorloopt zal grondig geëvalueerd worden. We hopen alvast dat men hier ook de durf heeft om in te gaan op de pedagogie die gehanteerd wordt in de verschil-lende ateliers. Ongetwijfeld wordt dit wederom een discussie van formaat, gezien het ideologische karakter dat hier in schuilt. Het is dan ook aan de studenten om hun mening wederom te laten horen: waar komt onze ont-werp opleiding te kort? De loeiende koe hoopt alvast reacties uit te lokken en te ontvangen, zodat deze ter sprake kunnen worden gebracht.

De opinie van de koe

We gaan er even van uit dat het gewicht van het ontwerp, in studie-punten en tijd, goed gekozen is. Dit is toch met een bepaalde zekerheid te stellen in de bachelor, waar dit heel goed overeenkomt met opleidingen in de rest van Europa. Ons vakkenpakket is behoorlijk klassiek en nog eerder jaren ‘90 maar zelfs hierbinnen is - geloven wij - veel mogelijk (hier gaan we dieper op in in een toekomstig artikel). Wij stellen dat de kwaliteit van een hervorming niet noodzakelijk ligt binnen de hervorming van het schema van de opleiding maar eerder in de inhoudelijke invulling van onze

ontwerppraktijk. Anders gezegd, de vakgroep en de studenten moeten de ontwerppedagogie van de opleiding durven bekritiseren en andere invul-lingen voor ogen houden. Ook even dit terzijde: heeft iemand van de stu-denten al een evaluatie mogen invullen van de ontwerpateliers? Is dat echter geen win-winsituatie voor student en begeleider? Het zou alvast een eerste stap kunnen zijn om de kritische kijk van studenten te stimuleren en zou duiden op een tolerantie ten opzichte van kritiek.

De inhoudelijke tekortkoming in onze ontwerpopleiding ligt volgens ons in de afwezigheid van maatschappelijke verantwoording. Wij participeren niet - terwijl dat we ze eigenlijk zouden moeten leiden - in de noodzakelijke debatten van deze tijd. Ons ontwerp-atelier heeft zich verheven boven de hedendaagse realiteit. Debatten en dis-cussies over maatschappij en cultuur zijn binnen de bacheloropleiding zo goed als afwezig. Een ontwerp bestaat echter niet op zichzelf, maar moet altijd verantwoording afl eggen. Om deze verantwoording weg te houden van het nieuwe formalisme, zoals Eiseman dit legt bij het hedendaagse computergestuurde ontwerpproces (waar onze faculteit overigens gelukkig grotendeels van gespaard blijft), is het belangrijk dat de atelierwerking een katalysator is voor discussie, opinie-vorming, bewustwording, experiment, onderzoek en uiteraard ook goed ontwerp. Een ontwerpatelier mag niet alleen ontwerpers opleiden - hoe tegendraads dit ook klinkt - maar moet volgens ons ook de ambitie hebben om jonge mensen op te leiden naar volwassen individuen die kritisch staan in deze wereld. Onze ontwerp-

de “Studentenpublicaties”. Jawel, onder deze uiterst banale schuilnaam huizen de spannendste taferelen. De achter-de-rugzijnde vakken kun-nen met opluchting worden overkeken, duchtig terugdenkend aan vaak mooie en onbezonnen tijden. Daartegenover liggen die vreemde, nog ver in de toekomst zijnde ateliers, bijzonder vraagstukken en wat nog alle-maal meer. Laat u hier dus verrijken door een overload van onze eigenste productie! Als immer wederkerige afsluiter laten wij ook de dagdromer niet in de steek: elke editie zal op de zogenaamde “Achterfl ap” een teke-ning pronken, telkens geïnspireerd op een vakkundig geschreven scena-rio van de hand van onze eigenste Christophe van Gerrewey.Naast deze terugkerende rubrieken zal er in de krant telkens een hoofd-artikel gepubliceerd worden. Deze maand viel ons oog op het artikel “All Th e Really Good Ideas Came To Me While I Was Milking A Cow”. De oprechte lezer voelt zich hier waarschijnlijk meteen in de aap gelogeerd: wat wordt hier weer onder mijn neus geschoven? Wel, niets minder dan een onvolledig overzicht van alle voorbije loeiende koe-publicaties! Van slecht gelay-out tot te goed gelay-out; van inhoudsloos tot onbegrijpbaar; van technische uitgaves tot jokerweekedities; u zal verstomd staan van de literaire diversiteit te vinden in onze ondertussen rijkelijk gevulde biblio-theek.Na dit alles enkel dit nog: steek van wal!

De onderwijshervorming toegelicht

>> p.4

Stijn Baets

Windhaan Olivier Cavens & Stijn Baets

All Th e Really Good IdeasCame To Me While I WasMilking A CowJonas Apers

Red Light District Joris Kerremans

Beeld om BeeldBram Denkens

StudentenpublicatiesMaité Martens

24

68

10De Achterfl apgrafi ek: Hong Wan Chanscenario & tekst: Christophe van Gerrewey

16

Editie 0

KOER

ANT

NOVE

MBER

201

2 -

GENT

JOZE

F PL

ATEA

USTR

AAT

22

Page 2: KOERANT_editie 0

WINDHAAN Actualiteit & opinie op scherp van de snee. Zowel activiteiten in de Plateau als ver daarbuiten krijgen hier hun onderdak, onderworpen aan de mening van de, al dan niet, gemiddelde architectuurstudent.

GrindbakkenROTOR

Eind september trad een nieuw deel van het recon-versieplan van de Oude Dokken in werking: een ongebruikte opslagstructuur voor zand en grind werd omgevormd tot een multifunctionele evenementen-ruimte mits enkele welgemikte betoninsnijdingen. De verschillende bakken schakelen zich hierdoor tot een sequentie van ruimtes, welke door hun positie en verschil in grootte een enorm potentieel aan invul-lingen toelaten. Al slingerend doorheen de ruimtes kan men enkel vol verwachting uitkijken naar de komende evenementen die deze ruimte zullen

Nieuwe KlasSINT-LUCAS + DE VYLDER

De twee gekozen projecten voor deze maand worden door één gemeenschappelijk kenmerk verbonden, namelijk hun niet-te-controleren inname door graffi ti(kunst). Hun omgang hiermee legt ook meteen hun stedelijke positie bloot. Waar de nieuwe creaties bij de Grindbakken onmiddellijk in con-versatie treden met de voorheen uitgespaarde frag-menten, werden deze in dit paviljoen angstvalling verborgen gehouden door deze dagelijks opnieuw te bedekken met een laag wit. Het paviljoen verkreeg daardoor een zeer paradoxaal statuut. Het moest enerzijds een stedelijke actor zijn, zich bewust in de weg plaatsend voor alle passanten. Anderzijds mocht er absoluut niet aan geraakt worden als zijnde een celebratiemonument voor 150 jaar Sint-Lucas. De opzet om het publieke domein te herconfi gureren en een plek tussen de twee schoolgebouwen te maken, werd in die zin gehypothekeerd door de stad die vrij-

PROJECT

V/D M

AAND

FAIL

V/D M

AAND

AGENDA

heid moest inleveren. Dit waarschijnlijk de bedoe-ling zijnde, werd de passant toch vaker geërgerd dan uitgedaagd. De vandalenstreken die volgden, zoals een fi ets bovenop het paviljoen of een wand die uit zijn hengsels hing, vertolkten daarbij de stem van de

inpalmen. Het Brusselse bureau Rotor – waarvan tot voor kort Lionel Devliegher nog aan onze faculteit doceerde – werd gevraagd als eerste een ingreep te doen op deze structuur. Hun concept is even simpel als uitdagend: in de plaats van reeds de gehele struc-tuur wit te verven, stelde Rotor voor om welbepaalde plekken te laten voor wat ze waren. De samenstelling van al deze zo ontstane kadreringen vertellen een zeer specifi ek verhaal over de plek zelf. De tentoonstelling slaagt er zo wonderwel in een complexe geschiedenis bloot te leggen zonder enige fysieke objecten toe te voegen.

stedeling. Voor alle duidelijkheid, het plan bestond uit een kruisvormige structuur van (al dan niet wegklapbare) wanden die de straat in zijn volledige breedte bezetten, met de uitzondering van 1m20 voetpad langs beide zijden.

Olivier CavensStijn Baets

Tentoonstellingen

5/10/2012 – 6/1/2013 Th e Ambition of the Territory: Vlaanderen als ont-werp; deSingel, Antwerpen, gratis8/11/2012 – 6/1/2013Jonge makers, denkers, dromers: Gijs Van Vaeren-berg; deSingel, Antwerpen, gratis17/10/2012 – 13/01/2013Jules Wabbes (1919-1974): furniture designer; Bozar, Brussel, €67/12/2012 – 27/1/20134x4: vier visies op de Noord-Zuidverbinding; Bozar, Brussel, gratis

Lezingen & wat nog...

11/12/2012 20ufi lm ‘Vlaanderen in vogelvlucht’ van Jef Cornelis / lezing Bruno Notteboom; deSingel, Antwerpen, reservatie13/12/2012 20ulezing Baumschlager Eberle (AT); Stuk, Leuven, €414/12/2012 14ustudiedag: Brussels Warehouses; Campus Etterbeek, VUB, Brussel, reservatie16/12/2012 14urondleiding: Th e Ambition of the Territory - Gijs Van Vaerenbergh; deSingel, Antwerpen, reservatie

Uit De Witte Raaf 160: ‘In de nacht van 4 op 5 oktober werd de constructie van Jan De Vylder, die naar aanleiding van 150 jaar Sint-Lucas op-getrokken werd voor de poorten van Sint-Lucas Beeldende Kunst (Gent), met protestslogans be-schilderd. De slogans werden daags nadien weer overschilderd. Toestand op zondag 7 oktober (afb. hiernaast)

© Rotor

2

KOERA

DECEMBER

Page 3: KOERANT_editie 0

WINDHAAN

RECENSIE

LEZING21/11

TENTOON-

STELLINGEN

EN BOEKEN

Architectuur & Ecologie

Duurzaamheid speelt nog steeds een te beperkte rol in architectuuropleidingen dus vond De Loeiende Koe het opnieuw tijd om duurzaam-heid in een brede context in de kijker te zetten. Hieronder een revue van de lezingen, georgani-seerd op 21 november.

Mark Depreeuw

Mark, pionier in het bio-ecologisch bouwen in België, begon zijn betoog met zich te distantiëren van de opkomende trend van het ‘duurzaam bouwen’, hij gaat verder dan een zonneboiler en de E-norm. Zijn visie moet men kaderen in een bezorgdheid om gezond te leven in harmonie met de natuur en haar vier elementen. Favoriet bouwmaterialen? Stro, hout, vlas, hennepkalksteen, kartonbuizen en celluloseve-zels.

Brussels Cooperation

Dit jong architecten- en studiebureau stelde projec-ten voor waarin ze aarde als bouwmateriaal toepassen. In Burundi zijn ze gestart met een bodemonderzoek waarna de CEB-techniek (Compressed Earth Blocks) de beste methode bleek om de daar aanwezige aarde te verwerken. Hierbij wordt de aarde letterlijk samengeperst met een manuele machine en vervol-gens gedroogd. Belangrijk bij al hun projecten is de samenspraak met de plaatstelijke bevolking. Dat gaat dan ook gepaard met veel overleg waarbij een vruchtbare wisselwerking van kennis onstaat. Ook bij hun project in Ethiopië spelen ze in op de plaat-selijke materialen en kennis. Zo stappen ze af van de conventionele bouwtechnieken en de hiërarchische relatie architect-opdrachtgever.

Luc Deleu - T.O.P. Offi ce: Orban Space

Stefaan Vervoort, Guy Châtel, Wouter Davidts (red.)Valiz, Amsterdam, 2012432 blz.

Deze maand verscheen na jaren van intensieve voor-bereiding een eerste poging tot samenballing van het oeuvre van T.O.P. Offi ce, beter bekend als de ‘orban practice’ van Luc Deleu. Het resultaat is een eclectisch boek, samengesteld uit zowel tekstuele als visuele essays, elk vanuit een thema vertrekkend om het werk te benaderen. Verwacht u aan een overvloed aan beelden die de rijkheid van Deleu’s oeuvre enkel maar onderstrepen. Laat het grasduinen beginnen!

O’Donnell + Tuomey op 13de Biënnale van Venetië

Zoals geschreven door Christophe van Gerrewey in de laatste editie van het tijdschrift Oase, dat zich buigt over het hoe en waarom van architectuur-tentoonstellingen, is de thematische aanpak van de Biënnale voor Architectuur in Venetië misschien al te vaak eerder vertroebelend dan verhelderend. Daarom net dat de bijdragen die zich hier niet teveel van aantrekken en gewoon hun ding doen vaak het sterkst naar voren komen. Zo ook op de net afgelopen editie van dit jaar. Opmerkelijk daar was de sereniteit en gedrevenheid waarmee het Ierse architectenduo O’Donnell & Tuomey gewoon eens ‘architectuur’ toonden, van conceptie tot referenties tot de meest gedetailleerde uitwerking, maar nooit afwijkend van het doel. De passie als enige noodzaak! Check hun werk op www.odonnell-tuomey.ie.

London School of Economics: New Students Centre, 2008

‘Waarheen met het Lam Gods?’: een bijdrage aan een nieuwe visie op het Lam GodsTwee maanden geleden ging in het Caermersklooster een tentoonstelling over het 15de-eeuwse werk van de Van Eyck-gebroeders van start. Het schilderij, dat momenteel gerestaureerd wordt in het MSK, kan hier bijna in evenveel glorie beschouwd worden als wanneer men het origineel zou aanschouwen. De detaillering, historiek, methodiek en semiotiek van het werk worden allen onder de loep genomen en uit de doeken gedaan. In dit verhaal nemen ook projec-ten ontworpen door onze studenten hun plaats in. Het Bijzondere Vraagstuk Architectuurtheorie, o.l.v. prof. Verschaff el en Maarten Liefooghe, bestudeerde vorig jaar mogelijke nieuwe locaties om het werk na zijn restauratie in onder te brengen. Dit resulteerde in vier verschillende ontwerpen met elk een andere focus op het werk. Door middel van beelden, tekst en maquettes kan je deze dappere pogingen nog tot maart 2012 in het Caermersklooster aan een oordeel gaan onderwerpen.

THRILLING B-FILMS, ONTLUISTERENDE DOCUMENTAIRES, LACHWEKKENDE

ANIMATIEFILMS

COMING SOON

“Bouwen met aarde kan men vergelijken met koken. Het is een kwestie van goede verhoudingen

om iets lekkers te maken.” BC

“Vandaag de dag is een project al ‘groen’ als men water recupereert en isoleert. Naar het materiaal-gebruik, zoals petrochemische isolatiematerialen of staal- en betonconstructies, kijkt men niet. De bouwlobby propageert ‘duurzaam bouwen’ maar gaat niet verder dan zijn eigen belangen”. MD

“Bij een bouwproject vinden we het belangrijk om de plaatselijke gemeenschap er dicht bij te betrek-

ken. Een gebouw dat in de gemeenschap zit gebed, dat is duurzaam.” BC

“Bio-ecologisch bouwen houdt zowel rekening met bouwen aan een duurzaam milieu in heden en toe-komst (eco) als met het welzijn van de bewoners of gebruikers van het gebouw (bio). De aarde behoort niet aan ons, wij behoren aan de aarde.” MD

“ ‘Traité de construction en terre’ is als de bijbel voor het bouwen met aarde.” BC

“In onze materiaalkeuze houden wij rekening met de levenscyclus ervan. Materiaal van wieg tot graf. (slide) Maar deze cyclus kennen jullie allemaal uiteraard?! Ah. Neen. Jullie krijgen geen duurzame materiaalleer.” MD

3

RANT

BER 2012

Page 4: KOERANT_editie 0

ontwerpkeuzes kunnen dan meer gemaakt worden vanuit een maatschappelijk bewustzijn. Hier gaat ons ontwerp atelier amper op in. Op die manier wordt er, denken wij, een ontwerpcultuur gecreëerd die zich aan niets méér kan toetsen dan de architectuur op zich.

Dit is volgens ons een gevaarlijk scenario gezien het arbitraire karakter dat onze opleiding en de ontwerpen hierdoor krijgen. Dit moet doorbroken worden en dit kan alleen indien onze ontwerppraktijk zich centraal opstelt, in die zin dat ze een symbiose moet worden van alle elemen-ten die ontwerp in zich moet hebben. We denken daarbij bijvoorbeeld aan het ‘All Quadrant All Level’-schema van Peter Buchanan1. Dit illustreert op een eenvoudige manier hoe het ontwerp zich moet positioneren, zonder afbreuk te doen aan de complexiteit die in een ontwerp vervat zit. Zulke methodiek kan dan ook tot minder dubbelzinnige verantwoording voor ontwerpkeuzes leiden, zowel bij stu-denten als begeleiders.

Dergelijke inhoudelijke hervorming vraagt volgens ons ook een andere pedagogische aanpak. We haalden al kort aan dat het atelier ruimte moet maken voor discussie en gesprek. De atelierwerking beperkt zich momenteel te veel tot consultaties bij de begeleider. Hierdoor treedt er een vanzelfsprekende sleur op in de atelierwerking. Dit is niet bevorderlijk voor het plezier dat in het ontwerpen zit. Het ateliermoment zou een moment moeten worden waar een student naar uit kijkt… dit is bij vele studenten het tegenovergestelde. Daarom denken wij dat de begeleiding ook anders kan. De atelierwerking kan dynamisch zijn, en moet soms de durf hebben om experimenteel te zijn.

Dit zou mogelijk zijn door afwisselende ateliertechnieken toe te passen. Groepsgesprek, lezingen, presentaties, loge-oefeningen, analyse in groep, debat, individuele consulta-tie, workshops etc… Er moet een gezonde mix zijn zodat het atelier van zichzelf een complexiteit aanbiedt, waar de student mee moet leren omgaan en dit om te zetten in een ontwerp, zodat ook hier complexiteit kan in neerslaan.

Hierbij pleitten we ook voor meer input van begeleiders zelf. Dat wil zeggen dat er meer durf moet zijn om les te geven, om meer aan te leren binnen het atelier. Kennis van begeleiders naar studenten overbrengen, zodat op die manier een deel van de passie voor architectuur gedeeld kan worden. Gezien de diverse profi elen van de begelei-ders kan dit tot een dynamisch geheel van ateliers leiden, gezien er altijd een andere insteek zal zijn waarover er les gegeven wordt. Het probleem dat vandaag de dag echter bestaat is dat met de heersende ontwerppedagogie er tot in de 3e bachelor niet diep kan ingegaan worden op thema’s. We leren niet bij, en al zeker niet op een consequente manier. Onze pedagogie is traag en neigt al te vaak naar een ‘trial-and-error’ methodiek. Dit kan alleen veranderen indien onze ontwerpateliers een overkoepelende visie met zich mee krijgen zodat basisthematieken van de architec-tuur in de drie bachelorjaren intens naar voor komen, en niet overal een weinig. Wij geloven echter niet dat dit kan door enkel een ontwerp op tafel te leggen, maar wel indien het ontwerpen en de thematieken worden inge-leid en aangeleerd zodat studenten niet van nul moeten beginnen. Daarin, en dit even terzijde, is het belangrijk dat studenten via het atelier geconfronteerd worden met architectuur, niet op het internet, niet in boeken maar gebouwen! Dit zou een enorme meerwaarde kunnen zijn

voor de opleiding en volgens ons ook de kwaliteit van de ontwerpen sterk ten goede komen. Met deze ideeën gaan we alvast naar het conclaaf van volgende maand maar we kunnen altijd andere meningen gebruiken. Relevante bijdrages zullen in de volgende edi-ties mogelijks dieper besproken worden. We zijn alvast blij dat er stappen worden genomen, deze kritiek heeft dan ook als enige doel om een positieve verandering te bren-gen die niet alleen voor studenten, maar ook het werk van proff en en begeleiders uitdagender en boeiender maakt. Dit kan, zoals we in het voorgaande conclaaf al merkten, alleen ontstaan via dialoog en debat. We moeten niet bang zijn om als school een voorbeeld te stellen, en verder te gaan dan het klassieke discours. Dit is waar wij voor pleit-ten.

Komende uitdiepingen in de volgende krant(en): - onze theorievakken in vergelijking met het architec-

tuuronderwijs in de rest van europa - een artikel over het individu als ontwerper. Zoals Peter

Buchanan schreef in ‘Th e Big Rethink : Rethinking Architectural Education.’ : “Yet architectural educa-tion is still geared to producing the solitary genius, rather than today’s collaborator − although admittedly such teams might still benefi t from the genius-type for guidance and fi nal judgements.” We zullen het heb-ben over de groeiende complexiteit van architectuur, het interdisciplinaire karakter dat het gekregen heeft en hoe ons atelier hier op kan inspelen.

1 Rethinking Architectural Education, Peter Buchanan, www.architectural-review.com/the-big-rethink

“All The Really Good Ideas I Ever Had Came To Me While I Was Milking A Cow.”

Het eerste Koeboekje, zoals wij die drager van architectuurspinselen vandaag kennen, bestaat al sinds 1996. Al is ‘bestond’ een betere woordkeuze, daar heeft u het bewijs van in uw handen. Zie dit artikel nu niet als een legitimatie van ons ten grave dragen ervan, maar veeleer als een herbronning van het concept.

Daarmee willen we zeggen: we vinden het wiel niet uit en het gras is altijd groener aan de overkant. Een schare vermetele nineties-studenten met teveel stof te spuien, richt de Loeiende Koe op. Het wordt een orgaan van rebellie en kritiek, verbondenheid en compassie, creativiteit en genie. Maar bovenal zal het een genootschap worden dat nooit genoegen zal nemen met de heersende situatie tussen de logge muren van het Plateaugebouw.

Ziehier de tweestrijd die zich het Koeboekje noemt: - Het is een onnavolgbaar strijdros. Het boekje bericht

de door papierstapels monddood gemaakte student van schandaligheden en snoepgoed. Het voelt de vak-groep aan de tand en engageert de medemilitant. Het schiet vooruit, kijkt opzij en verandert van richting. Het boekje werkt dan ook niet steeds in dezelfde rich-ting. Veel vaker zijn het gewoonweg die noodwendige

woorden waar elke student over wilt beschikken, los van inhoud of urgentie. Die premature stem die de student oplettend maakt en zelfs aan het denken zet. Hier komt ook plots de inventie van de deadline op-duiken, want een Zola die niet slaapt vooraleer zijn opinie wereldkundig is gemaakt, bleek op zich te laten wachten.

- Het is de kroniek die bevestigt en vertelt. De selec-tie van studentenprojecten en -papers is het bouwen aan een discours. Deze projecten proberen overeind te blijven buiten de beschermende uterus der stu-dio. Zo schaart het zich niet enkel tussen studenten, maar wordt het ook een (weliswaar gekleurde) getuige voor gegadigden buiten de Plateaumuren. Het boekje wordt zo uw geliefd voorwendsel om bij de groten der architecturale aarde aan te kloppen voor de koffi e.

Geen beter historisch model dan een cyclisch model en voorwaar, ook in de geschiedenis van het Koe-boekje lijkt er heel wat getouwtrek verricht.Het duurt welgeteld zes boekjes, vooraleer de fysieke drager voor het eerst in vraag wordt gesteld. Enkele ontevreden redacteurs kondigen hun nieuwe pam-fl ettaire zuigeling aan, haastig aaneengeniet en door-drenkt van grafi sche discrepanties. Weer een aantal

nummers later lijkt men de grafi sche strijdbijl in te ruilen voor een meer conventioneel formaat dat zich gaat toeleggen op een degelijke uitbouw van port-folio’s en artikels. De bedrijvigheid is groot en aan het begin van het millennium worden enkele stevige artikels in een strak pak voorgeschoteld. De ambitie reikt echter nog verder en vanaf 2005 worden een paar kanjers geserveerd die noodgedwongen meer als een losse verzameling van werken zullen gaan aan-doen. Een jaar later wordt de gordel wat aangetrok-ken en een vaste, maar fl exibele lay-out lijkt zich op te maken. Drie coherente jaren van inhoudelijke arbeid worden in 2010 afgelost door een nieuwe ploeg. De lat ligt hoog en haast professionele publicaties van stevige artikels en gevatte composities worden de wereld in gestuurd.De fi chekaarten die het volgende jaar op tafel worden gegooid, gaan terug op zoek naar die spon-tane, directe communicatie en vormen een eerste alternatief. De krant die Koerant heet, een bezonnen en stevig tweede. [wordt vervolgd…]

[vlnr: ’96/’97:1-3, ’97/’98:1, ’98/’99:1, ’00/’01:3, ’01/’02:1, ’02/’03:1+3, ’03/’04:1-4, ’04/’05:3, ’05/’06:1-2, ’06/’07:1-3, ’07/’08:1-3, ‘08/’09:1-3, ’09/’10:1-2, ’10/’11:1-2, ’11/’12:1+2a,b,c, ’01: joker, ’10: joker, ’01/’02: detail, ‘03/’04: detail, ’05/’06: detail+bridge]

Grant Wood, Amerikaans kunstschilder

>> p.1

reacties welkom [email protected]

Jonas Apers

4

KOERA

DECEMBER

Page 5: KOERANT_editie 0

5

RANT

BER 2012

Page 6: KOERANT_editie 0

Maa

ndelijks d

uiken w

e gew

apen

d met

een th

ermos k

offi e en

een d

roog

worstje

in het

diepst

van de b

iblioth

eek. O

nder het

moto ‘niet

s

boven

een ge

zellig

e snuist

ertoch

t doorh

een onge

-

opende

archiev

en’,

spitt

en w

e vo

or u d

e mees

t

opmerkeli

jke boek

en naa

r bov

en om ze

een la

atste

moment d

e gloire

te ge

ven, o

m daa

rna v

oorgoed

van het

toneel te

verd

wijnen

.

“Dies

es gir

affen

ähnlic

he Gebi

lde ist

ein re

chtes

Ärgern

is !”

... of

vrij v

ertaal

d: dit

giraf

-achti

ge geb

ouw is

een ec

hte er

gernis

! Via

deze

krach

tige m

etafoo

r word

t de w

illekeu

r waar

mee som

mige ta

nksta

-

tions

worden

gede

coreer

d aan

de ka

ak ges

teld.

Wanne

er je

de fo

to bet

er

bestud

eerd m

erk je

nameli

jk da

t het

overkr

agend

e ged

eelte

helem

aal

geen v

loer h

eeft. D

e aute

ur laa

t tensl

otte d

eze ie

twat

wollige

maar

wedero

m stevig

e quo

te op

teken

en: “d

at de

dunn

e been

tjes d

eze ‘la

st’ nie

t

langer

hoeve

n te d

ragen”

!

Red Light District is de erfenis van het laatste koeboekje (architectuur & erotiek,

2011). De rol van deze rubriek is nog niet uitgespeeld, de nood aan een plek voor

alles wat politiek incorrect mag zijn blijft vers. Het leek ons nog steeds relevant

om een irrelevante katern in de Koerant te drukken. Koester Red Light District

dus als een veilige haven voor de beperkingen die in een constante prestatiedrang

schuilen. Room uw vat der verderf af, wij publiceren werkelijk alles, anonimiteit

gegarandeerd !

Mich

ael G

raves

servin

g deli

cious a

rchit

since

1934

RED LIGHT DISTRICT

Hot in 1939: d

ie Tan

kstelle

“Im L

aufe

der le

tzten

Jahre

ist die

Tan

kstell

e zu

einem

unent

behrli

chen B

estan

dteil d

er neu

zeitlic

hen

Straß

e gew

orden.

Dit is

de ee

rste z

in uit

‘Tan

kstelle

’, een

besch

eiden

uitgav

e van

de D

eutsc

hen H

eimatb

und,

een ve

reni-

ging d

ie de

belan

gen va

n de l

eefom

geving

beha

rtigt.

Het bo

ek is e

en ha

ndlei

ding v

oor h

et on

twerp

en va

n

tankst

ation

s in re

latie

tot hu

n omgev

ing. V

ia en

kele

vuistr

egels

worden

ontw

erpers

voorg

elich

t over

het

integr

eren v

an ta

nksta

tions,

in di

e tijd

een r

edeli

jk

nieuw

e typ

ologie

, in de

alled

aagse

woono

mgeving

.

In 19

05 word

t er v

oor h

et eer

ste ee

n auto

noom

tank

-

statio

n gebo

uwd i

n de V

erenig

de St

aten.

In de

jaren

’30 b

oomt d

e auto

indust

rie en

neem

t het

aantal

tankst

ation

s snel t

oe.

We von

den

dit b

oek o

ndera

an in

een

archie

fkast,

gekne

ld tus

sen ee

n tech

nisch

zakb

oekje

over k

link-

nagel

s en

een o

verzic

ht van

weef

kunst

in d

e lage

lande

n. Waar

de re

kken

geen

nummer

meer dr

agen,

diep i

n de

anna

len va

n TW

01. D

e mees

te bo

eken

in die

kast z

ijn do

or de

jaren

heen

hun k

aft ve

rloren

en w

anne

er je

wat die

per g

raaft v

indt je

exem

plaren

die de

wint

er van

hun b

estaan

al la

ng vo

orbij z

ijn en

rustig

liggen

te ve

rteren

. Verg

ane g

lorie.

OB

SC

UR

O-

TH

EE

K

DA

T I

S A

RC

HI-

TE

CTU

UR

Joris K

errem

ans

6

KOERA

DECEMBER

Page 7: KOERANT_editie 0

s

archite

cture

1934

RED LIGHT

J: Op café gaan

en vervolgens de

hele zaak opnemen is

behoorlijk tegenstrijdig.

Misschien is het niet slecht

om het tijdens deze eerste editie

even te hebben over de format

T: Ik heb eens opgezocht wat een toog-

gesprek is. Het woordenboek zegt ongeveer:

een tooggesprek is een gesprek dat niet geba-

seerd is op wetenschappelijke ondervindingen.

Wanneer je een paper schrijft moet alles wat je zegt

gecheckt worden. In het tooggesprek heb je de vrij-

heid om dingen te zeggen die je niet wetenschappelijk

gecheckt hebt. Bijgevolg kan je een beetje ‘zeveren’,

als je verhaal maar overtuigend genoeg is.

Het is natuurlijk niet omdat het niet wetenschappe-

lijk onderbouwd is, dat het niet persé waar kan zijn.

Daarom dat het mij een goede format leek in plaats

van een klassieke paper.

T: Even iets anders: je bent automatisch gedetermi-

neerd door het feit dat er een dictafoon tussen ons

ligt. Dat ondermijnt voor een stuk dat je werkelijk

een tooggesprek kan voeren. Je let automatisch op

wat je zegt. We doen nu zelfs al ons best om er niet op

te letten, bijgevolg let je er wel op. Misschien moeten

we 10 keer op café gaan, en op random momenten

opnames maken ...

J: Dat brengt ons bij een fundamentele spanning

op het concept ‘tooggesprek’. Het interessante zit

er volgens mij in dat we op een slimme manier de

prestatiedrang, die beperkend werkt als je als student

een artikel schrijft, proberen te omzeilen. Je weet

dat het proff enkorps meeleest dus ga je automatisch

een bepaald register gebruiken en andere registers

uitsluiten. Het tooggesprek breekt hier op verschil-

lende punten mee. Daarnaast is alcohol een niet te

onderschatten parameter. Dat maakt het tooggesprek

nuttig in een schoolkrant.

T: Goh, ik weet niet of het tooggesprek persé nut

heeft. Stel dat je leeft in een wereld waar je geen toog-

gesprek-achtige gesprekken mag hebben. Dan moet

je constant op u woorden letten, da’s niet leefbaar.

Wat we proberen is om iets wetenschappelijk, name-

lijk het publiceren van iets zodat het waarde krijgt, te

combineren met iets dat normaal volledig verloren

zou gaan, zoals een tooggesprek. Het probleem waar

we uiteraard op stuiten is dat we een ongedwongen-

heid proberen vast te leggen, dat is zoals chaos willen

temmen terwijl je toch wilt dat het chaos blijft.

T: Wat ik interessant vond is iets dat

ik deze week in een boek tegenkwam:

iemand die logboeken bijhoudt van chatge-

sprekken om ze dan te publiceren. Chatten is

heel ongedwongen, dat is dus de meest pure vorm

van een tooggesprek. Het gesprek heeft enkel beteke-

nis voor twee mensen, tot je het gaat publiceren. Op die

manier heb je de meest pure en onversneden vorm van een

tooggesprek. da’s nog een vraag: hoe gaan we dit gesprek

publiceren?J: Aangezien we een aantal kranten zouden nodig hebben

om zo’n gesprek te publiceren, ga ik het gesprek zwaar

moeten parafraseren. We maken dus zelf een selectie van

wat we belangrijk genoeg vinden om te publiceren.

T: Misschien zit de waarde van dit gesprek net in het feit

dat we een selectie maken. Je gaat een selectie maken ten

behoeve iets interessant te maken wat in zijn totaliteit

helemaal niet interessant is, of toch niet die bedoeling

heeft interessant te zijn.

J: Ons gesprek verhoudt zich tot een lezing, zoals het essay

zich verhoudt tot een wetenschappelijke tekst. Ken je de

defi nitie van het essay als literaire genre? In een essay mag

je vrijuit dingen veronderstellen zonder ze persé hard te

moeten maken, gewoon omdat je de indruk hebt dat je

veronderstellingen interessant zijn zonder ze al helemaal

gecheckt te hebben.

T: Dat interesseert me: de defi nitie van dingen.

J: Ik ga nog even 2 Duvels halen.

J: Ons tooggesprek is begonnen als een vluchtig idee, maar

blijkbaar zijn we al bijna een half uur aan het discussiëren

over de defi nitie ervan, je kan zaken heel complex maken,

vooral op café.

T: A propos ,Ik denk toch dat we een logboek van deze

tooggesprekken moeten uitgeven, woord voor woord.

Dan wordt het om een andere reden interessant.

J: Ik vind het feit dat we een selectie maken niet verkeerd,

maar dan praat je inderdaad niet meer over een logboek.

T: We doen eigenlijk hetzelfde als Andy Warhol die zich-

zelf fi lmt terwijl hij een hamburger eet. Een wetenschap-

pelijke tekst moet zich steeds inschrijven in andere kaders.

Op die manier is het moeilijk om nieuwe kaders te schep-

pen. Ons tooggesprek zou dat wel kunnen doen, door zich

met opzet niet te richten op bestaande kaders maar op de

als eerder banaal beschouwde gesprekken tussen mensen.

T: Bij mijn dokter hangt een fancy calligrafi e in de wacht-

zaal: “de medische wetenschap denkt momenteel zo’n

30% te weten”. Dat is vreemd, want hoe kan je in gods-

naam een percentage berekenen als je niet weet hoeveel

het geheel bedraagd, maar tegelijkertijd is het heel eerlijk.

Voor ons tooggesprek geldt

hetzelfde. Elke wetenschapper

zal beamen dat je een beetje moet

kunnen freewheelen om je kennis

verder te duwen. Het tooggesprek is mis-

schien wel gewoon een radicale vorm om dit

te testen. De grootste uitvindingen gebeuren op

de stomste manier.

J: Dat doet mij eraan denken: mijn grootvader vond

‘klein worteltjes’ uit (bekend van worteltjes met erwtjes,

red.). Je neemt wortels uit een slechte oogst en schilt ze tot

ze de vorm hebben van een mini-wortel. Zo passen ze plots

in een bokaal. De wereld is er beter van geworden.

T: Eureka! Glas is uitgevonden door een blikseminslag

op een zandberg. Waarom zouden we geen wetenschap

kunnen blootleggen door op café wat heen-en-weer te

ping-pongen?

J: Het is trouwens ook ons doel om ontzettend rijk te

worden met dit concept ‘tooggesprek’.

T: Of om het met de woorden van 50 Cent te zeggen: “Get

rich or die trying!”

... wordt vervolgd ...

Vrij literair

genre, on-wetenschap-

pelijk maar

daarom niet

on-interessant, puur en on-ver-

sneden. Joris en Th omas bezoeken

voorafgaand aan elk krantje een ander

Gents café om er onder invloed van de

maatschappelijke gebeurtenissen van de

laatste weken, hun persoonlijk onderbewust-

zijn, het interieur van het café en ook een beetje

de drank, een gesprek te voeren. On-voorbereid en

on-verantwoord interessant.

We treff en elkaar in café ‘Het Volkshuis’ in de Sleep-

straat. T: Ik neem een Duvel, hoeveel staat die hier ?

J: 3,50 euro, ik neem er ook een.

T: Dat valt mee.

Joris K

errem

ans

TOOGGESPREK

7

RANT

BER 2012

Page 8: KOERANT_editie 0

Dit beeld is een perspectivistische doorsnede van de “Art and Architecture Building”, 1959-1963. Ontworpen en gerealiseerd door Paul Rudolph, een architect die vooral actief was tussen de jaren ’50-‘80. Rudolph heeft altijd in een ambigue relatie geleefd met de modernisten van zijn tijd. Hij toonde bijvoorbeeld grote bewondering voor Wrights plan-opbouw en de sculpturaliteit van Le Corbusier. Toch was hij bezorgd over de omgang van het modernisme met urbanisatie, vele schenen de menselijke schaal te verliezen. Alhoewel zijn monumentale projecten vaak doen denken aan “A Brave New World”-tafere-len,  slaagt hij er in het megalomane te verenigen met de menselijke schaal. Deze fi losofi e zal een constante zijn doorheen zijn oeuvre. Vanzelfsprekend werd Rudolph erg gelauwerd voor zijn ongelofelijk intrige-rende beelden. Het toepassen van realistische verhou-dingen, éénpuntsperspectief, interessante cadrage,  licht-schaduw en uitgewerkte textuur resulteerde in bewonderingswaardig geanimeerde beelden.

Page 9: KOERANT_editie 0
Page 10: KOERANT_editie 0

STUDENTENPUBLICATIES

worden als er iets te zien is, op tekening of in maquette. Zonder maquette is er geen ontwerp; de verschillende ordes en hun toebehoren zijn dan ook even zovele uitdagingen om goede en interessante maquettes te maken.

En nu waar het echt om draait: de projecten van onze eigenste studenten. Niets zo goed als de Koerant om deze in al hun glorie te tonen. Er is geen grotere eer dan je bloed, zweet en tranen gepubliceerd te zien. Tevens te gebruiken als inspiratiebron om eindelijk te begrijpen wat de begeleiders juist willen met hun ‘het draait allemaal om proportie’ en ‘het moet spannend zijn’.

Architectuurontwerp 1: het huis als schil en schrijn

Sinds drie jaar organiseren de vakken Architec-tuurtheorie 1 & Architectuurontwerpen 2 samen een loge-oefening rond de ordes. We vragen om de ordes toe te passen op een gebouw of openbare ruimte in Gent. Dit jaar moest het ontwerpsysteem van de ordes worden ingezet op enkele Gentse bruggen. Bruggen zijn stukken infrastructuur die vaak van architecturale ambitie getuigen en in een complexe verhouding staan tot hun omgeving. Bouwkundige en infrastructurele wetmatigheden leggen er hun eigen formele logica aan op. Een brug wordt boven-dien vanuit verschillende standpunten en onder uit-eenlopende omstandigheden waargenomen. Door de ordes met de bruggen te confronteren, wilden we het systeem van de ordes verkennen, de formele logica blootleggen van gebouwen en contexten - zoals deze bruggen - waar de ordes weinig of geen rol meer

Sint-MichielshellingAurélien Goemaere,

Th omas De Brabander, Emiel Govaert

Th eresianenbrugAlexander Pronk,

Tom Denaeghel

Julius de VignepleinLies Quatanne, Arthur Pouille,

Eva Knollenburg

spelen en onderzoeken met welke aspecten van de architectuur de ordes te maken hebben: proportie, visuele orde, maar ook betekenis, representatie en visueel eff ect.

De oefening is uitgevoerd op maquettes van negen bruggen op schaal 1/50 die de studenten hebben gemaakt in de aanloop naar de twee begeleidingsses-sies van telkens een halve dag. Net als de vorige jaren waren we aangenaam verrast door de inzet waarmee aan deze - enigszins ongebrui-kelijke - oefening is gewerkt. Atelier 2 lag bezaaid met maquettes van bruggen, frontons, colonnades en andere antieke fragmenten, die min of meer doeltref-fend maar steeds met groot enthousiasme werden ingezet om de bruggen te ‘verordenen’. We hebben ons afgevraagd waar die energie vandaan komt. Waarschijnlijk heeft het er mee te maken dat deze oefening op geen enkele manier de realiteit simuleert, maar een spel is dat met volstrekt artifi ciële codes wordt gespeeld. De begeleiders hebben niet veel meer ervaring met die codes dan de studenten, dus bege-leiding komt deels neer op een gezamenlijke verken-ning van hun mogelijkheden. Omdat de nadruk bij de begeleiding door de aard van de oefening op de toepassing van de ordes komt te liggen, wordt veel van de complexiteit uitgesloten die bij andere atelier-oefeningen wel speelt, maar staan ook thema’s cen-traal die in het atelier zelden expliciet worden benoemd, zoals proportie, compositie en zelfs schoonheid. En gaandeweg wordt het duidelijk dat er op een heel intuïtieve manier kan ontworpen worden met een in wezen rigide systeem. Dat ont-werp kan bovendien alleen geverifi eerd en besproken

De schil die een ruimte maakt maar tegelijk ook een vorm, een gestalte voortbrengt. Rond vier gegeven ‘dienende’ entiteiten bepaalt de ontworpen schil zowel de ‘gediende’ ruimte die zich daar rond ontplooit, alsook hoe de woonvorm zich ten opzichte van zijn omgeving situeert. De woning maakt deel uit van een reeks van vier identieke woningen die in een ommuurde kasteeltuin wordt gebouwd.

EERSTE

BACH.

TWEE

DE

BACH.

Maité Martens

Architectuurtheorie 1: de ordes als ornament van de brug

10

KOERA

DECEMBER

Page 11: KOERANT_editie 0

t

STUDENTENPUBLICATIES

Ella Vandenhoute

Voor deze opdracht kregen we een zeer mooie site, gelegen in het water van de 19de-eeuwse Gentse haven, tussen de Sassenkaai en de Wiedauwkaai. Bouwen op water heeft heel wat kwaliteiten, zoals refl ectie (zowel weerspiegeling van daglicht als het “spiegeleff ect”) en een gevoel van natuurlijke begren-zing. Ik heb mij om die reden laten inspireren op de 15de-eeuwse palazzo’s in Venetië, een stad die op ingenieuze wijze omgaat met het bouwen op en rond water. In mijn fi naal ontwerp zijn het uiteindelijk drie gebouwen (“palazzo’s”) geworden, waarbij in elk gebouw verschillende typologieën verweven zitten (huisjes (duplex), appartementen en studio’s). Cir-culatie gebeurt door middel van een aantal interne omgangen die geschakeld zijn aan verschillende traphallen. Eén van de gebouwen fungeert als ‘poortgebouw’ en bevat de sluis waar grote schepen door varen. Dit heeft als resultaat dat er verschil-lende waterpeilen zijn in de gebouwen onderling. Door dit poortgebouw en de andere twee gebouwen te plaatsen rond een driehoekig ‘binnenplein’ van water, ontstaat er een relatie tussen de drie - op zich autonome - gebouwen. Aangezien de keuze om alles te omringen met water de aanleg van publieke pleinen en dergelijke hypo-thekeert, heb ik ervoor gekozen de daken van elk van de gebouwen publiek te maken. Je zit er immers op een hoogte waar reeds een uitgestrekt panoramisch zicht op de stad verschijnt, waardoor het een kwali-tatieve plaats wordt. Na onderzoek van de site heb ik beslist om de kade met zijn markante bomenrij en het iconische sein-huis te behouden. De bomen zijn van grote waarde door hun grote leeftijd en bepalen de eigenheid van de plek (de genius loci).

Emiel Govaert

Er is gekozen voor één massief volume rondom de site met verschillende niveau’s, zo ontstaat een grote binnenruimte met unieke kwaliteiten. Elk appar-tement heeft hierdoor twee uitzichten; één op het water en één op het binnenplein.Op het gelijkvloers zijn er gewone appartementen en op de eerste tot de derde verdieping duplexen. Hierdoor zijn slechts twee circulatiegangen nodig; één op het plein en één op de tweede verdieping. De circulatie op de tweede verdieping is overdekt door de derde verdieping en open aan de buitenlucht, zo staat men in direct contact met de urban-garden op de tweede verdieping, en is co-farming mogelijk. Aan de waterkant is de gevel continu, om de massiviteit te accentueren. Voor de gevel zijn er panelen die een patroon van open- en geslotenheid genereren.Het binnenplein is georganiseerd rond één grote boom en een actieve waterpartij die in rechtstreekse verbinding staat met de sluis. Bij het gebruiken van de sluis komt het water op of trekt het weg.

Benedict Coghe

In mijn ontwerp is het wonen opgevat als een ‘nest’. Een gesloten architectuur die zich ontplooit aan de binnenkant.

Th omas De Brabander

De gebouwen zijn zo ingeplant dat ze telkens een open ruimte afsluiten aan de buitenkant. Deze ruimtes zijn bedoeld voor de bewoners van de res-pectievelijke gebouwen. Deze open ruimtes zijn anders opgevat, afhankelijk van oriëntatie, schaal en de omgeving.Tussen de gebouwen is er een grotere dichtheid. Deze ruimte is vooral gericht op circulatie en ontmoeting.De gebouwen zijn toegankelijk aan de verticale stijg-punten, waar ook de woningen op het gelijkvloers bij worden betrokken.De bovenliggende verdiepen worden ontsloten via het tweede verdiep, om opnieuw een grotere dicht-heid en voldoende lichtinval te realiseren.

Architectuurontwerp 3: Hotel Cap Gris-NezJonas Blomme en Xander Denduyver

Een hotel neerpoten op dergelijke plek zonder de integriteit van de site aan te tasten: het is geen evi-dentie. Al vroeg besloten we het hotel niet weg te stoppen. Integendeel, het zal zich stellen, zonder een obstakel te worden in de baai weliswaar. De kamers ordenen we als een batterij, de meest effi ciënte manier om iedereen licht, zicht en vlotte toegang

TWEEDE

BACH.

DERDEBACH.vorig jaar!

te verlenen. Deze rigide blokken -die reminiscenties aan Terragni oproepen- rijzen op tegen de bergfl ank, terwijl het publieke deel zich tussen de kamerblok-ken wurmt als een architectonische voortzetting van de duinen. Men komt toe in een hybride inkomhal en lounge waaruit de circulatie naar wellness, restau-rant en dienende functies zeer effi ciënt verloopt.

Architectuurontwerp 2: het bewoonde eiland

11

RANT

BER 2012

Page 12: KOERANT_editie 0

Ontwerp een ‘stenen monument’ op de Westerbegraafplaats van de stad Gent en zijn ‘ana-logon’ op het Campo Santo te Sint-Amandsberg. Het monument is geen grafsculptuur maar een gedenkplaats voor het literaire oeuvre en de cul-turele nalatenschap van Rosalie (1834-1875) en Virginie (1836-1923) Loveling.

“Slechts een klein deel van de architectuur behoort tot de kunst: het grafmonument en het gedenkteken. Voor al het overige, dat een bepaald doel heeft, is in het rijk van de kunst geen plaats. […] Als we in het bos een heuvel vinden van zes voet lang en drie voet breed, die met de schop piramidevormig is opgewor-pen, dan worden we ernstig en iets in ons zegt: hier ligt iemand begraven. Dat is architectuur.”

beeld links: Tanguy Leysen, Céline Olieux, Semmi Vankeirsbilck

beeld rechts: Stijn Baets, Th oma Velghe, Lieke Ver-schelden, Jitse Massant

Waarneming & Beeldende Media II: Analogous Monument - ora questo è perduto

STUDENTENPUBLICATIES

DERDE

BACH.

vorig

jaar

!

(ver

volg

)

Sarah Vandelanotte en Tobias Van Speybroeck

De opdracht? Ontwerp een familiehotel met een capaciteit van 15 kamers, restaurant en wellness op een steenworp afstand Cap Gris-Nez. Met andere woorden, een uit de kluiten gewas-sen gebouw neerpoten, niet alleen in een uniek landschap, maar recht in het collectief geheugen. Want Cap Gris-Nez, dat is sinds mensenheugenis uitwaaien op het strand, fossielen zoeken en mos-selen eten. Onze eigen Belgische kustlijn indachtig, waren we ons bewust van de tristesse die het gevolg kan zijn van middelmatige kustarchitectuur. Het hotel kon geen smet zijn in het landschap, maar een architectuur van verbergen leek ons hierop een zwak antwoord. Enter: het volume. Door sommigen ietswat smalend “het gekapseisd” schip of “de schuur” genoemd. Terecht, want dit zijn de beelden/evocaties waar het volume impliciet mee speelt. Langs de straatzijde lijkt het volume makkelijk leesbaar, een schuur, maar wie vanuit de duinen komt, ziet een veel vreemder object. De achterkant doet een ingegraven complex vermoeden, maar de voorkant is volledig opengewerkt.Binnenkomen doe je in de dubbelhoge sas/winter-tuin. Deze verknoopt al de kernruimtes en staat ’s zomers volledig open. Dit is je directe toegang tot het strand.Van daaruit is eveneens het restaurant toegankelijk, dat ook voor niet-gasten als eindstation van menige duinwandeling moet dienenDe bovenverdieping demonstreert in essentie wat

een hotel is: een batterij kamers. Zij het dat elke kamer hier een unieke ruimte beschrijft doordat de dakvorm steeds verandert. Zo is de beleving van elke kamer steeds anders: “de zolderkamer”, “de duplex”,...

De structuur van het gebouw is opgevat als een houtskelet met een gevelbekleding in weervast staal. Het staal om het volume sterker te laten spreken, het hout binnenin om opnieuw te verrassen met een beheerste, ongedwongen stemming.

DERDE

BACH.

Adolf Loos, ‘Architek-tur’, 1910; opgenomen in ‘Dat is architectuur,

sleutelteksten uit de 20ste eeuw’, 2001, p. 61-62

12

KOERA

DECEMBER

Page 13: KOERANT_editie 0

Atelier Bouwtechniek

Stan Kinoo, Tom Malfait, Jolien Van Bever en Stef Vermeire

De prijsvraag voor de reconversie en herbestem-ming van 3 silo's nabij Amsterdam was voor ons de perfecte opdracht om uit te werken voor het atelier bouwtechniek. Ons antwoord bestaat uit een foyer in een sokkel onder de silo's, die toegang biedt tot een grote concertzaal, back-stage/repetitieruimtes en een grand café, on-dergebracht in een structuur die los in de silo staat.

De inwendige structuur bestaat echter niet zonder de silo, er is een structurele samenhang tussen de twee. Zonder de silo zou de structuur in een spiraalbeweging in elkaar storten, en het is precies die beweging die we tegengaan aan de hand van trekkabels richting silowand. Het verticale instorten wordt dus tegengegaan door puur horizontale reactiekrachten. Zo gaan we enerzijds in op de specifi eke sterktekarakteris-tiek van een cirkel -zonder de silo extra verticaal

Woonenclaves in DeurneBeatrice Bertolini, Bea Delannoy, Joris Kerremans We stellen voor om de reservatiestrook voor de A102 te Deurne in te richten als landschapspark, met plaats voor stadslandbouw, bos en ruimteconsumerende recreatie zoals oefenterreinen voor hondenclubs. De versnipperde ‘woonfragmenten’ die vandaag in de strook aanwezig zijn, worden opgenomen in het parklandschap. Ze worden ontwikkeld als kleine “woonenclaves” met maximum vijftig wooneenhe-den die gegroepeerd worden rond collectieve voorzie-ningen. De typologie van de enclave wordt bepaald rekening houdende met de al aanwezige bebouwing. De enclaves liggen op minstens 300 meter van elkaar, zodat het open landschap steeds domineert. In de strook wordt over de volledige lengte een fi etspad aangelegd.

te belasten- en bestaat er anderzijds een symbi-ose tussen de erg gesloten silo en de transpar-ante nieuwe structuur, met de trekkabels als spaken in een wiel.

Die symbiose hebben we ook uitgespeeld op akoestisch vlak, waar de tussenruimte dienst doet als akoestische buff er tussen concertzaal en omgeving. Ook de trappen klimmen binnen deze tussenruimte naar boven, afgewisseld door een stuk trap die langs de buitenkant van de silo loopt.

Vooral de inwendige structuur vormde een grote bouwtechnische uitdaging, aangezien elke verbinding scharnierend moest worden ontwor-pen om het structurele principe vol te houden, en aangezien elk kolommetje onder een unieke hoek op de vloerplaat aankomt, moest deze scharnierende verbinding voor elk van deze hoeken werkbaar zijn. Bijkomend moest tus-sen de kolommetjes glas zitten, en moesten

de nodige zettings-toleranties ingecalculeerd worden, zonder dat deze knoop tot een log ding uitgroeide. Akoestiek vormde een bijkomende uitdaging, net als de trap aan de silo, de grote overspanning van de foyer, het glas aan de tus-senruimte tussen silo en foyer, brandveiligheid, maar uiteindelijk vloeien al deze aspecten samen tot een geheel dat inspeelt op de sterke ruimtebeleving binnen deze silo.

Atelier Ruimtelijke Analyse en Stadsontwerp: 20e-eeuwse gordel van Antwerpen

STUDENTENPUBLICATIES

1 STEM

ASTERvorig jaar!

13

RANT

BER 2012

Page 14: KOERANT_editie 0

Heinrich Altemuller en Florence Himpe

Om in Merksem wonen en water te koppelen, ont-wikkelden we drie interventies die de strook van industriële ontwikkelingen langs het Albertkanaal doorbreken. Naast de Th eunisbrug plaatsen we een baken, industrieel van schaal maar publiek toegan-kelijk. In het verlengde van de Bredabaan plannen we een fi etsersbrug, een nieuwe schakel naar het stadscentrum. De verlaten talud van de Ijzerlaanbrug vormen we om naar een groene uitkijk over het kanaal en de ring.

Atelier Ruimtelijke Analyse en Stadsontwerp: 20e-eeuwse gordel van Antwerpen

STUDENTENPUBLICATIES

Korte kennismaking met de bibliotheek van Boechout (ARJM, Bureau Bouwtechniek, LSIE Devos)Tekst: Sarah GoossensFotografi e: Elizabeth Geerts

Zonder deurenHet aspect dat deze bibliotheek zo interessant en levendig maakt is het thema van de relaties tussen de verschillende ruimtes. Van bij de inkom tot aan de sprookjestoren is er geen enkele deur of gang. Toch zijn alle ruimtes even specifi ek ontworpen. De inhammen met studietafels aan het raam geven een afgezonderde omgeving maar gunnen steeds een blik tussen de boekenrekken. De verlaagde verdiepings-hoogte van de balie ten opzichte van de dubbelhoge inkom en leesruimte weerspiegelt zijn functie als controlepunt. Van op de balkons aan de jeugdafde-ling en de cd-afdeling is er steeds contact met de leeszaal en zijn wijds karakter. Zelfs in de relatief gesloten sprookjes-toren kan je door de spleten in de bank naar de dvd-afdeling eronder gluren. Waar de vloerafwerking over bijna heel de bibliotheek on-onderbroken doorloopt en de continuïteit van de ruimtes bevestigt, wordt de materialisatie van de muren en plafonds ingezet om verschillen te accentu-eren. Men kan zich echter afvragen of het nodig is om bijna elk beschikbaar materiaal in één gebouw te combineren.

Over ritme en boekenrekkenVanaf het moment dat je de balie passeert, kan je er niet meer naast kijken: het sheddak. Een sterke ritmering wordt geïntroduceerd. Ze bevestigt de plaatsing van de rijen boekenkasten. Maar dat is niet alles. Ook in de ruimtes zonder lichtinval van het dak wordt het ritme bevestigd, maar dan door de lampen.

Zij zijn op een veel subtieler niveau maar met zeer veel precisie ingezet. Een andere mededinger in het creëren van ritme is het beton. Maar de afstanden tussen de naden volgen een andere logica dan die van het dak. In de leesruimte vraagt een detail in de vloerafwerking de aandacht. De algemene grijze afwerking wordt hier vervangen door enerzijds warme, dempende matten, maar anderzijds door betonnen stroken die door de gevel heen naar buiten lijken te lopen. Weer wordt ook de buitenruimte betrokken, hoewel het niet meer lijkt te zijn dan een aanduiding. Van buitenaf zorgen de massieve bakste-nen gevels voor een verzachting van al dat ritmisch geweld. Het stabiele volume geeft het gebouw een rustigere aanblik maar verscherpt tegelijk het tegen-overgestelde karakter van de glazen gevels.

Openbare ruimteDe nieuwe bibliotheek van Boechout bevindt zich in het midden van het Jef Van Hoofplein, recht tegen-over de kerk. Ze benut haar positie om de publieke ruimte eromheen vorm te geven. Een plein dat anders genadeloos overgeleverd zou zijn aan parkeerplaat-sen, krijgt plots betekenis. De luifel die de biblio-theek met de gemeentelijke basisschool verbindt is zowel een architecturale als een educatieve geste in het dorpscentrum. De katholieke basisschool wordt echter aan de kant gelaten. En de beschutting tegen de regen blijft beperkt. De massieve gevel aan de ene kant geeft de straat karakter. De gordijngevels aan de andere kant openen de leesruimtes en de ruimtes met boekenkasten naar de omgeving.

Sprookjestoren en themamuurDat een bibliotheek meer is dan een verzameling boeken op een bepaalde oppervlakte spreekt uit dit ontwerp. De verschillende activiteiten zijn vertaald in een bijpassend ruimtelijk antwoord. Zo geven de wijdse, open ruimtes waarin men op zoek gaat naar een boek, het gevoel dat men achter elk rek iets nieuws kan ontdekken. De wijde, centrale leesruimte is op zich al een reden genoeg om op zondagochtend de zetel thuis in te wisselen voor de bibliotheek. En het afgezonderde karakter van de sprookjestoren zorgt ervoor dat tijdens het voorlezen de werkelijke wereld even ingewisseld kan worden voor die uit het verhaal. De eenvoudige en heldere ruimtes laten een vrije plaatsing van boekenrekken en tafels toe. Op het eerste zicht. Er zijn nissen ontworpen op maat van een kast of van een kopieermachine. En er zijn dag-kanten bij het raam naast de trap op maat van een tafel zodat ook die niet in de weg zou staan. Het is gemakkelijk om deze heldere ruimtes toe te eigenen. De vele slingers en tekeningen vormen een levendig contrast op de strakke en robuuste structuur.

1STE

MASTE

R

VRIJE

BIJDRAGE

14

KOERA

DECEMBER

Page 15: KOERANT_editie 0

Stadsanalyse: het stadsessay

De E34 en de luchtbel (Stekene-Sint-Gillies-Waas)Michiel Windhey

Het is 6u30 in de ochtend wanneer de landbouwer zijn aanspanning klaarmaakt. De hoeven worden nagekeken en voorbereid voor de tocht naar het land over de hobbelige wegen. De wegen zijn geplaveid met kasseien en tonen zich in het landschap als een meanderende rivier door een vallei. Het is november, de weg ligt er rustig en verlaten bij waardoor het klapperen van de hoeven op de kasseien klinkt als het tikken van de klok. De tred van het paard geeft het ritme aan voor een dorp dat de nacht langzaam inruilt voor de dag.

De poëzie van dit tafereel hangt sterk af van de tijd. In de zomer verdwijnt het grauwe beeld en kleurt de straat. Ze vult zich dan met het groen van de bomen en het vertier van de spelende kinderen. Men ontmoet elkaar op de straat en er ontstaan sociale relaties. De boer beweegt zich doorheen deze ruimte, maar het elan verschilt. De aanspanning maakt geen contact met de buurt, maar gebruikt de straat omdat ze de boerderij met het land verbindt. Het traject en de zichten zijn gekend, maar ze is gevaarlijk. Gevaar-lijk omdat het onvoorspelbaar is wat er op het traject zal gebeuren.

Dit beeld behoort echte niet meer tot de hedendaagse levenssfeer van de dorpsbewoner. De landbouwer is vervangen door de man-in-uniform-met-aktetas en het paard is getransformeerd tot een benzine slur-pende vierwieler. Het medium is echter hetzelfde gebleven. De wegen waarheen het paard zich bewoog is niet veranderd van vorm, maar is gereduceerd tot een monotone functie. De verblijfsfunctie van de straat is weggevallen en doet nu dienst als een ver-bindingsmedium waarin de machine tegen een snel tempo beweegt. Ze laat geen ruimte meer voor de bewoner en dat presenteert zich in de verhouding tussen de voorziene ruimte voor het snelle, gemoto-riseerde verkeer en de zwakke weggebruiker. Fietsers en auto’s delen hetzelfde medium, maar hun snelheid en gevoeligheid is sterk verschillend.De nood aan deze beweging volgt echter niet meer het traject van het boerenerf naar de akker, maar werkt bovenlokaal. De kleine eenmanszaken ver-dwijnen uit het dorp en ruimen baan voor de grote bedrijven die zich in de stad bevinden. De pendelaar woont niet in deze stad, maar in het dorp en ziet de verbinding over de weg als een noodzakelijk medium om zijn economische taak te kunnen vervullen. De mens is steeds onderweg en zal zijn doel bereiken zonder tussenin te stoppen, tenzij de ruimte waarin hij zich beweegt hier aanleiding toe geeft.

In de jaren 30 van de vorige eeuw werden er plannen opgemaakt om een expressweg aan te leggen tussen de haven van Antwerpen en Knokke. De werken aan de E34 gingen van start in 1937 met tal van onteige-ningen, waaronder het grootste aandeel bestond uit akkerland dat in handen was van de lokale boeren. De aanleg van deze expressweg kwam traag op gang en werd pas in 1983 offi cieel geopend. Tot enkele decennia terug bevatte de expressweg nog gelijk-grondse kruispunten, waarvan de laatste inmiddels is afgesloten om de expressweg het statuut te kunnen geven van een volwaardige autosnelweg.. De intrin-sieke eigenschap van een snelweg is dat ze zich een

rechte, snelle weg boren door de dorpen richting de stad. Hierdoor wordt de weggebruiker er nog sterker toe aangezet om zich te bewegen los van de context, los van het landschap, los van het dorp, zijn activitei-ten en bewoners.

Deze wegen houden geen rekening met wat ze doorsnijden, maar genereert mogelijkheden voor de bewoners van het dorp en de gebruikers van het medium. Wanneer men de autosnelweg afreist krijgt men, anders dan bij lokale wegen de mogelijkheid om voorbij het gebouwde te kijken. Landelijke tafe-relen die veelal het alleen recht zijn voor de boer of sympathisant wordt nu bloot gesteld aan het oog van iedere passant. De achterkanten van de bebouwing worden zichtbaar, de structuur van het dorp geeft zich te kennen.

Ruim 75 jaar na de start van de werken is de zone langs de E34 nog niet ingenomen voor dorpsuitbrei-ding, maar vormt ze een marge die ademruimte biedt aan het dorp. Dit landelijk landschap wordt geschat naar haar natuurlijke waarde, waarbij het belang van het behoud van de groene omgeving sterk primeert. Deze zones bieden aan het dorp een groene luchtbel die een buff er vormt tussen het wonen en de snelle passage langsheen het dorp. In de marge van het op- en afrittencomplex in Kemzeke, Stekene werd het natuurreservaat Burchtakker‘de voorhout’ en ver-derop het Wullebos ingeschreven in de gewestplan-nen, waardoor het bestaan ervan verzekerd wordt.

Die groene luchtbel kan echter niet het alleenrecht hebben over deze marge. Deze marges vormen immers ook het beeld dat de passant krijgt van het dorp waar hij doorheen gaat. Dit is de plaats waar het de pas-sant kan overtuigen van het belang of het plezier dat de passant kan hebben indien hij toch zijn reisweg zou onderbreken. De primaire ingrepen die we terug vinden in deze marge zijn vaak commerciële instel-lingen, zoals de schroothandelaar, een industriële bakkerij, de kringwinkel, enz. Deze zachte industrie is gericht op zowel een lokaal als bovenlokaal publiek en vormen een aantrekkingspool om de autosnelweg of de dorpskern te verlaten. De doorwerking van dit fenomeen blijft echter niet beperkt tot de rand van de autostrades , maar toont een tendens van parallelle ontwikkeling met de autosnelweg en het dorp. Het gebied boven en onder de snelweg wordt onderbro-ken, maar zijn niet vervreemd van elkaar. Straten stoppen niet, maar vertakken in een netwerk van opengewerkte tunnels en bruggen die toegankelijk zijn voor de verschillende weggebruikers.

An sich wordt deze zone dus benaderd van zowel de autostrade als vanuit het dorp zodat op deze plaatsen interactie ontstaat tussen de lokale en plaatselijke bevolking waardoor het anders dan het traditionele centrum een tussenmedium vormt. Een medium waar bovenlokale ontmoeting kan ontstaan zonder dat daardoor extra ballast wordt gelegd op het cen-trum van het dorp, dat traditioneel is ingeschreven rond de plattegrond van de kerk. Het traditionele centrum verdwijnt dus niet, maar krijgt een aanhan-ger die werkt op een ander schaalniveau.

Een sprekend voorbeeld bij deze woorden is het eve-nementen-en sportterrein dat in 2010 is opgeleverd. Het terrein toont zich als een open groene vlakte ver-scholen tussen de bermen van het viaduct en de ach-terkanten van de bebouwing. Op dit terrein worden verschillende evenementen georganiseerd waaronder een tweedaags muziekfestival , toegankelijk voor alle leeftijdsgroepen. Dit initiatief is oorspronkelijk ont-staan als dorpsevenement, maar heeft door de jaren heen via de media zowel nationale als internationale bekendheid verworven. Door het organiseren van dit

evenement in de marge maakt het deel uit van het netwerk dat opgebouwd wordt volgens de parallelle lagen rond de E34. Dit is geen permanente functie, maar is periodiek en beperkt van duur. Tussen de ver-schillende periodes van verschillende evenementen of activiteiten voelt de aanwezigheid van deze ruimte niet storend aan. De ene moment verdraagt ze 20.000 feestgangers, de andere moment vormt het een aan-genaam landschap of een lucratief sportveld. De idee dat deze marge op elk moment kan transformeren zonder dat haar intrinsieke waarde wordt aangetast, is een belangrijke eigenschap van deze plaats. Haar uitzicht verandert door de tijd, maar ze transformeert niet als dusdanig dat het geen ‘tussenruimte’ meer is tussen de lijnstructuur en het dorp. Beide structuren laten deze ruimte toe omdat ze een ‘tussen’ creëren dat fungeert als een buff er tussen deze zones. Ze biedt weerstand tegen de bebouwingscultuur van het dorp dat een wedloop aangaat met de stad. Ze zorgt ervoor dat de snelweg en het dorp geen directe clash hoeven aan te gaan met elkaar, want hierop zijn ze niet voorbereid.

Geert Verbeke (Verbeke foundation, Stekene) beschrijft zijn museum dat zich sinds 2007 in de kantlijn van deze marge heeft gevestigd met de vol-gende woorden ” Onze presentatie is onaf, in bewe-ging, ongepolijst, contradictorisch, slordig, complex, onharmonieus, levend en onmonumentaal, zoals de wereld buiten de museummuren.”1 Een woor-denbundeling, waarmee hij al dan niet bewust ook een knipoog geeft naar de noodzakelijke toestand van de marge die zowel in snede als in plan moeten doorwerken. De tendens van de marge loopt parallel tussen de autosnelweg en het dorp, maar kent geen harde grenzen. Elke poging die wordt gedaan om uniformiteit of orde te scheppen in deze ruimte doen de spontaniteit dat uitgaat van deze marge verdwij-nen. De expositie van Verbeke foundation in Stekene blijft dus niet binnen de contouren van het voorma-lige transportbedrijf, maar staat verspreid over het domein waardoor het de indruk wekt dat ze deel uitmaakt van deze ruimte. De aanwezige bebouwing is niet deterministisch, maar is vrijblijvend waardoor het zich onderscheidt van de harde industrie die op zichzelf staat en contextloos is.

Het nadenken over deze ruimtes roept een waarde-ring op voor het alledaagse waarvan velen direct of indirect gebruik maken, maar er niet bij stil staan. Het indirect gebruik maken van de marge vormt de grondslag van deze ruimte. Voor de passant is het een vergezicht dat de bevangenheid van de autostrade en de wagen doet vergeten, voor de bewoner van het dorp is het een buff erzone die het dorpsleven in alle rust herstelt. De marge behoort niemand toe, maar is voor verschillende perspectieven toegankelijk. De marge mag dus niet introvert zijn, maar moet zich kunnen openstellen. Deze ruimte is dus minder geschikt voor private functies omdat dit een blokke-rend element zal vormen voor de spontaniteit en het verder bestaan van deze zone. Ze vormt een ‘tussen’, een positieve luchtbel die fysiek georganiseerd is volgens parallelle lagen met de snelweg en het dorp, maar duikt hier en daar het dorp binnen via open akkerland. De verbinding wordt gerealiseerd, de grenzen opgeheven het bestaan verzekerd.

1 Verbeke Geert, Verbeke Foundation verkregen v ia http://www.verbekefoundation.com/ op 15-11-2012

STUDENTENPUBLICATIES

2 DEM

ASTER

15

RANT

BER 2012

Page 16: KOERANT_editie 0