Klein vaarbewijs aanvullend
description
Transcript of Klein vaarbewijs aanvullend
Vaarbewijsopleidingen LES 1
3 Klein vaarbewijs
INHOUD
PLAATSBEPALING
EN KOERS
LES 1_
4
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
Parallellen of breedtecirkels
Een parallel op de kaart verbindt punten van dezelfde
breedte. Precies tussen de polen, dus halverwege
de meridianen, loopt een horizontale lijn; dit is de evenaar
of equator. Parallel aan deze evenaar lopen 90 cirkels
richting zuid en 90 cirkels richting noord: de breed-
tecirkels of parallellen. Deze cirkels worden steeds
kleiner. De cirkel van 90º (= de pool) is slechts een stip.
Breedtecirkels worden naar de polen toe steeds kleiner
en lopen tot maximaal 90º noord (North) of zuid (South).
Graden
Een cirkel is verdeeld in 360º ( º = teken voor graad).
Minuten
Een graad is verdeeld in 60’ ( ’ = teken voor minuut).
Oefening
Pak de kaart van het Markermeer uit het boek en leg
hem uitgespreid en vlak op tafel. Er staan horizontale
en verticale lijnen op. Zoek de volgende lijnen:
- 005º 00,0’ E
- 52º 30,0’ N
- 005º 10,0’ E
Mercatorprojectie
De aarde is een bol, een kaart is vlak. Als je van een
bol een plat vlak maakt, krijg je altijd vervormingen.
De meest gebruikte methode is de mercator-projectie.
Mercator nam de bol met de horizontale en verticale
lijnen en zette deze in een cilinder. Met behulp van
een sterk licht in het midden van de bol projecteerde
hij de lijnen en tekeningen op de doorzichtige cilinder.
Je krijgt dan op de cilinder een kopie van de bol met
rechte horizontale en verticale lijnen en haakse hoeken.
De officiële zeekaarten voor kust- en binnenwateren
zijn mercatorprojecties. De hoeken op de kaart zijn
even groot als in werkelijkheid en de koerslijn op de
kaart is een rechte lijn.
1. Plaatsbepaling
Lengte- en breedtecirkels
Om een punt op aarde te kunnen benoemen, zijn er hori-
zontale en verticale lijnen over de aardbol getekend.
Meridianen of lengtecirkels
Een meridiaan op de kaart verbindt punten van
dezelfde lengte. Aan de uiteinden van de denkbeeldige
as waar de aarde omheen draait, zijn twee punten
gezet: de noordpool (N) en de zuidpool (S). Deze twee
punten zijn door cirkels met elkaar verbonden. Deze
lijnen noemen we lengtecirkels of meridianen. Ze zijn
allemaal even lang. De lijn die over Greenwich bij
Londen loopt, is de 0-meridiaan. Vanuit Greenwich
gerekend lopen de lengtecirkels op tot maximaal
180º oost en 180º west. Eigenlijk is lengtecirkel een
verkeerde benaming, want het zijn halve cirkels.
De meridiaan tegenover de 0-meridiaan is de meridi-
aan van 180º; samen vormen ze één cirkel. Tegenover
de meridiaan 005º E die over Broek in Waterland
loopt, ligt de meridiaan 175º W; samen vormen ze
één cirkel.
Lengtecirkels zijn allemaal even lang en gaan tot
maximaal 180º oost (East) of west (West).
Vaarbewijsopleidingen LES 1
5 Klein vaarbewijs
dit zijn 5 minuten en elke minuut is weer verdeeld
in 5 stukjes; dit zijn tweetienden van minuten (we
moeten werken met een nauwkeurigheid van één-
tiende van een minuut). Als je kijkt naar de staande
rand van de Waddenkaart, zie je dat op deze kaart
een minuut ongeveer twee keer zo groot is als
een minuut op de Markermeerkaart. Hier is een
minuut verdeeld in tien stukjes van elk ééntiende
van een minuut.
De leskaarten
In de figuur hiernaast is de Waddenkaart twee keer
zo klein als de Markermeerkaart, terwijl de kaarten
zelf ongeveer even groot zijn. Dat heeft te maken
met de schaal.
Welke schaal gebruikt is, staat er niet op maar je
kunt het verschil in schaal goed zien aan de hand
van de staande rand van beide kaarten. Bij de
Markermeerkaart is de afstand van 52º. 30,0’ tot 52º.
35,0’ verdeeld in 5 blokjes;
6
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
De GPS meet ook de snelheid en de afstand. Omdat
de GPS volgens een heel ander principe werkt, geeft
deze wel de werkelijke snelheid aan.
In de praktijk werkt de GPS net zo als de kilometer-
teller in een auto. Je weet precies hoe hard je gaat en
je weet exact hoeveel mijl je hebt afgelegd.
Global Positioning System (GPS)
Navigeren is bedoeld om te weten te komen waar je
bent. Op zee staan geen wegwijzers en geen hecto-
meterpaaltjes. Door nauwkeurig bij te houden welke
koers je gevaren hebt en wat je snelheid is geweest,
kun je vrij nauwkeurig bepalen waar je na uren of
dagen varen bent.
De GPS heeft het navigeren veel gemakkelijker
gemaakt. Eén druk op de knop en je weet precies de
coördinaten van het punt waar je bent (maar niet als
de batterijen op zijn). Je moet die coördinaten wel
zelf in de kaart zetten. Bij een elektronische plotter
(met digitale kaarten) gebeurt dat automatisch.
Werking
De GPS werkt op basis van een netwerk van satellieten.
Het systeem (GPS) maakt gebruik van 24 satellieten
in zes elliptische banen rond de aarde.
Positie
De GPS bepaalt de positie van de waarnemer op
aarde door het berekenen van de afstanden tussen
de satellieten boven de horizon en de waarnemer.
Waypoint
Een waypoint is een geografische positie die je kunt
invoeren en die vervolgens opgeslagen wordt in het
geheugen van de GPS.
XTE
De XTE (Cross Track Error) geeft aan hoeveel je van
de berekende koerslijn bent afgeweken.
COG
De COG (Course Over Ground) is de werkelijke koers
die je vaart. Die kan behoorlijk veel afwijken van de
kompaskoers. Je vaart bijvoorbeeld met een snel-
heid van 3 knopen en je hebt een dwarsstroom
van 3 knopen. Het verschil tussen de koers over de
grond (COG) en de kompaskoers (KK) is dan 45°.
(Uitleg volgt).
Maatvoering
Lengtemaat
Op het land werk je met de meter. Op zee en ruim
binnenwater werken we al eeuwen met de zeemijl.
Dit is een heel logische, concrete en gemakkelijk te
verklaren lengtemaat. Alle lengtecirkels (meridianen)
lopen over de polen en zijn even lang. Het zijn cirkels
en cirkels zijn verdeeld in 360 graden; 1 graad is weer
verdeeld in 60 minuten en 1 minuut is 1 zeemijl.
Let op: alleen de lengtecirkels (staande rand van
de kaart) zijn allemaal even lang. De breedtecirkels
worden naar de polen toe steeds kleiner en zijn dus
ongeschikt voor de maatvoering.
Verhouding mijl – meter: 1 zeemijl = 1852 m (1,852 km).
Verklaring: omtrek aarde is 40.000 km; 40.000 km delen
door 360 (graden) en nog een keer door 60 (minuten)
geeft 1,852 km.
Verheid
In plaats van ‘afstand’ wordt in het maritiem taal-
gebruik vaak de term ‘verheid’ gebruikt. Verheid is
de afstand tussen twee punten in zeemijlen.
Snelheid
De snelheid wordt vaak uitgedrukt in knopen.
1 knoop = 1 zeemijl/uur (= 1,852 km/uur).
6 knopen = 6 zeemijl/uur (= 11,112 km/uur).
Meetinstrumenten
Aan boord heb je twee ‘kilometertellers’, namelijk
de log en de GPS (Global Positioning System).
De log meet de snelheid waarmee je door het water
vaart en geeft aan hoeveel mijl je door het water hebt
afgelegd. Dat is niet hetzelfde als de werkelijke snelheid.
Als je voor anker ligt en het water stroomt met een
snelheid van 2 knopen, dan geeft de log een snelheid
van 2 knopen aan.
Na 10 uur stil gelegen te hebben, geeft de log aan dat
je 20 mijl hebt afgelegd. Of je vaart en je log geeft
een snelheid van 6 knopen aan en je hebt 2 knopen
stroom tegen. Je werkelijke snelheid is dan 4 knopen.
Volgens de log heb je na 1 uur 6 mijl afgelegd, terwijl
het in werkelijkheid maar 4 mijl is.
Vaarbewijsopleidingen LES 1
7 Klein vaarbewijs
Elektronische plotters en digitale kaarten
Een elektronische plotter is een navigatiesysteem
zoals we ook in de auto gebruiken. De GPS is gekoppeld
aan een digitale kaart en je ziet jezelf op het scherm
over de kaart varen. Lange tijd was een discussie
gaande over de vraag in hoeverre digitale kaarten
en plotters de papieren kaarten, kompas en log
kunnen vervangen. In de beroepsvaart is het gebruik
van elektronische plotters en digitale kaarten, mits
aan een groot aantal voorwaarden is voldaan,
inmiddels toegestaan. Dat betekent niet dat men op
de zeevaartschool het vak navigeren heeft afgeschaft.
Gedegen kennis van de klassieke navigatie met
kaart, kompas en log is en blijft erg belangrijk.
Het is nog steeds een zeer belangrijk onderdeel van
het VB A-examen.
—
SOG
De SOG (Speed Over Ground) is de werkelijke snelheid
die je hebt ten opzichte van de grond.
DST
De DST (DiSTance) is de afstand tot het eerstvolgende
waypoint.
ETA
De ETA (Estimated Time of Arrival) is de verwachte
aankomsttijd, gebaseerd op de gemiddelde snelheid
over de grond.
Instellen GPS
Om de GPS goed te kunnen gebruiken moet je onder
andere de volgende gegevens invoeren:
- kaartdatum (chart datum), meestal WGS 84,
zie legenda kaart;
- eenheid van afstand, kilometers (km)
of nautical miles (M);
- eenheid van snelheid, kilometers per uur
of zeemijlen per uur (knopen);
- tijdzone, voor Nederland Midden Europese
Tijd (MET).
8
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
- Je draait de passer (4) om en zet de punt van
de passer op de horizontale lijn aan de boven-
kant van de kaart bij 10’en met het andere passer-
been (met het potloodpuntje) trek je een lijntje op
de ‘liggende rand van de kaart’.
- Het streepje bevindt zich tussen 05’ en 10’,
om precies te zijn op 07,4 E’. Links op dezelfde
lijn staat 5° E. De kerk bevindt zich op 005° 07,4E’
oosterlengte.
- De coördinaten van de kerk van Schellinkhout zijn:
52° 38,1’N en 005° 07,4’E.
Koers
Werken met de plotter
Een koers is een richting. Er zijn twee instrumenten
aan boord waarmee je kunt bepalen welke koers je
vaart. Dat zijn:
het kompas; het magnetisch kompas geeft globaal
aan welke koers je vaart; er zijn nogal wat afwijkingen
die verderop uitgebreid besproken worden; de koers
die je op het magnetisch kompas afleest, heet de
kompaskoers (KK);
de GPS; deze werkt volgens een heel ander prin-
cipe en geeft exact aan wat de werkelijke koers is; de
koers die je op de GPS afleest is de grondkoers (GrK).
Om de richting (koers) van een punt A naar een punt
B te bepalen, maak je gebruik van een kaartplotter.
Je kunt ook een parallelliniaal of driehoeken gebruiken.
Wij geven vanwege de kleine ruimte waarin je op
een plezierjacht moet werken de voorkeur aan een
plotter en een gewone schoolpasser. Naast papieren
kaarten en plastic kaartplotters zie je tegenwoordig
steeds meer elektronische plotters met digitale
kaarten. De digitale kaarten verdringen langzaam
maar zeker de papieren kaarten, maar vallen voor-
alsnog buiten de examenstof.
2. Werken met passer en plotter
Coördinaten
Werken met de passer
Om de coördinaten (de juiste plaats) van een object,
bijvoorbeeld de kerk van Marken, te kunnen bepa-
len, moet je precies weten waar dat object ligt. De
juiste plaats van de kerk is aangegeven door het heel
kleine cirkeltje onder de voordeur (het cirkeltje kan
ook op een andere plaats onder de kerk staan, zie
kerk Edam). Elk object in de kaart, bijvoorbeeld een
boei, een licht of een ander markant punt, is voorzien
van een heel klein cirkeltje dat de exacte plaats aan-
geeft. Bij vuurtorens is dat een gele cirkel met een
zwarte stip; de stip is de exacte plaats. Aangezien je
moet werken met een nauwkeurigheid van ééntiende
van een minuut, ga je de coördinaten van een punt
bepalen met behulp van de passer.
Coördinaten bepalen
Voorbeeld 1
Bepaal de coördinaten van de kerk van Schellinkhout.
De werkwijze is als volgt.
- Je gaat met de punt van de passer (1) naar
het cirkeltje onder de deur van de toren en met
het andere passerbeen naar de dichtstbijzijnde
horizontale lijn, in dit geval de kaartrand.
- Je draait de passer (2) om, zet de punt in de linker-
bovenhoek en met het andere passerbeen (met het
potloodpuntje) trek je een lijntje op de ‘staande
rand van de kaart’.
- Het streepje bevindt zich tussen 35’ en 40’,
om precies te zijn op 38,1’. Halverwege de kaart
staat 52°. De kerk bevindt zich op 52° 38,1’
noorderbreedte.
- Nu zet je de punt van de passer (3) weer in het
cirkeltje onder de deur en ga je met het andere
passerbeen naar de dichtsbijzijnde verticale lijn
in het midden van de kaart.
Vaarbewijsopleidingen LES 1
9 Klein vaarbewijs
10
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
- Dan ga je met de kompasroos draaien en wel zo
dat de N recht naar boven wijst. Dat is een precies
werkje. Zoek een horizontale of verticale lijn op
de kaart en laat één van de lijnen van de hulplijnen
op de kompasroos daarmee gelijkvallen.
- Als de plotter precies langs de boeien loopt en de N
recht naar boven (het noorden) wijst, pak je de plotter
op en lees je de koers af van de kompasroos. De koers
is 084º. Deze koers noem je grondkoers (GrK).
Koers uit de kaart halen
Voorbeeld 2
Je vaart op het Markermeer en wilt de grondkoers
weten van boei V5 naar boei E-A1.
Werkwijze
- Je legt de plotter als liniaal langs V5 en E-A1.
Let goed op dat je van V5 naar E-A1 gaat en niet
andersom. De pijl of het bootje op de plotter moet
naar E-A1 wijzen.
- Je kunt met de plotter schuiven, een beetje meer
naar V5 of naar E-A1, als hij maar precies langs
de punten V5 en E-A1 blijft lopen.
Vaarbewijsopleidingen LES 1
11 Klein vaarbewijs
- Prik de passerpunt in het rondje onder boei V5.
- Pak de plotter en zet de kompasroos op 190º
(de 190º op de 0 draaien).
- Schuif de plotter langs de passerpunt en wel zo
dat de N precies naar boven wijst (niet meer
draaien met de windroos). Maak hierbij gebruik
van de hulplijnen in de roos en de horizontale en
verticale lijnen op de kaart.
- Trek nu met potlood de grondkoerslijn in de richting
van 190º.
Koers in de kaart zetten
Dit is iets wat zeilers regelmatig doen.
Voorbeeld 3
Je zeilt op het Markermeer vlakbij boei V5. Er staat
een behoorlijke wind en je zoekt een koers waarbij je
zeilboot lekker snel en comfortabel vaart.
Je GPS geeft een grondkoers (GrK) van 190º aan.
Om te achterhalen waar je uitkomt, zet je deze
koers in de kaart.
12
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
Werkwijze
- Trek vanuit E-A1 de grondkoerslijn van 260º
(ongeveer 15 cm lang).
- Pas met de passer (1) op de staande rand van
de kaart 4 minuten (= 4 zeemijl) af.
- Omcirkel met de passer (2) deze afstand
vanuit E-A1.
- Het snijpunt met de koerslijn is het punt waar je
om 14.00 uur bent.
- De coördinaten van dat punt zijn: 52º 35,7’N /
005º 07,6’E.
—
Eindpunt berekenen
Als je het vertrekpunt weet, de grondkoers (GrK)
kent en de snelheid goed in de gaten houdt, kun je
berekenen waar je na een bepaalde tijd bent.
De GPS doet dat automatisch. Die geeft, als je een
eindpunt hebt ingegeven, de ETA (vermoedelijke tijd
van aankomst). Maar je kunt die ook zelf berekenen.
Voorbeeld 4
Je vaart om 13.00 uur langs boei E-A1 met een grond-
koers van 260º en een snelheid van 4 knopen (4 mijl
per uur). Er is geen stroom en het waait niet. Na een
uur wil je een nieuwe koers gaan uitzetten. Om dat
te kunnen doen, moet je de coördinaten weten van
het punt waar je na een uur varen (14.00 uur) bent.
1
2
260°
Vaarbewijsopleidingen LES 1
13 Klein vaarbewijs
Door het stuurkompas te laten ijken wordt de afwij-
king in kaart gebracht en vastgelegd in de zogeheten
deviatietabel of stuurtafel. Elk schip heeft zijn eigen
unieke stuurtafel.
De stuurtafel geeft de grootte van de deviatie bij de
verschillende koersen aan. In het diagram hiernaast
is de stuurtafel grafisch weergegeven.
Het diagram is gemaakt op basis van de metingen
voor de stuurtafel. Met behulp van dit diagram kun
je de tussenliggende waarden vinden. De deviatie
wordt steeds afgerond op hele graden.
3. De koersformule
De koers die het kompas aangeeft (kompaskoers) is
lang niet altijd gelijk aan de richting waarin de boot
beweegt (grondkoers). Als je je dwars op de stroom
laat meedrijven, ga je niet in de richting die het
kompas aangeeft maar in de richting van de stroom.
Tussen de kompaskoers en de grondkoers zit een
aantal verschillen. Voor je een kompaskoers in de
kaart zet, moet je eerst de ‘fouten’ eruit halen. Deze
fouten zijn:
- deviatie;
- variatie;
- drift;
- stroom.
Deviatie
De hoek tussen het magnetische noorden en het kom-
pasnoorden wordt deviatie genoemd. Het vast opge-
stelde stuurkompas op een (stalen) schip wijst niet
precies naar het magnetische noorden, maar heeft
door het vele staal een afwijking. Deze afwijking
(deviatie) is afhankelijk van de koers die je vaart.
Deviatietabel of stuurtafel
kompaskoers deviatie kompaskoers deviatie
000° –1° 180° +2°
022,5° –2° 202,5° +3°
045° –3° 225° +4°
067,5° –3° 247,5° +3°
090° –2° 270° +2°
112,5° –0° 292,5° +1°
135° –0° 315° +1°
157,5° +1° 337,5° +0°
14
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
Drift
Je krijgt ook koersafwijkingen door de invloed van
de wind (drift). De grootte van de drift hangt onder
meer af van de richting en sterkte van de wind.
Stroom
Ook de stroom veroorzaakt een koersafwijking.
De koersafwijking door stroom is afhankelijk van
stroomrichting en stroomsnelheid.
Benoemen van wind en stroom:
wind: wordt benoemd naar de richting waar hij
vandaan komt;
stroom: wordt benoemd naar de richting waar hij
naartoe gaat.
Als wind en stroom dezelfde ‘naam’ hebben, zijn ze
tegengesteld aan elkaar!
Plus of min
Voor alle afwijkingen is het van belang te weten of
ze positief (+) of negatief ( -) zijn.
Hiervoor geldt de ‘klokregel’:
plus, als de afwijking met de wijzers van de klok mee
gaat (over stuurboord, rechtsom);
min, als de afwijking tegen de wijzers van de klok in
gaat (over bakboord, linksom).
Variatie
De magnetische noordpool is de plaats waar de
kompasnaald naartoe wijst. De geografische (ware)
noordpool is het uiteinde van de denkbeeldige
aardas. Deze twee polen vallen helaas niet samen in
één punt. De geografische (ware) noordpool is stabiel,
de magnetische bevindt zich in de buurt van de geo-
grafische (ware) noordpool en verandert heel lang-
zaam van plaats. Het kompas wijst naar het mag-
netische noorden. In de kaart staat het geografische
noorden. Het verschil tussen het magnetische noor-
den en het geografische noorden is de variatie (var).
Anders gezegd: variatie is de hoek tussen de richting
van het ware noorden en het magnetische noorden.
De variatie op een bepaalde plaats op aarde is onaf-
hankelijk van de voorliggende kompaskoers. De vari-
atie is wel afhankelijk van de plaats op aarde en het
jaar. Het magnetische noorden is niet stabiel, maar
verandert in de loop der jaren van plaats.
Onthoud:
- Deviatie (vastgelegd in een deviatietabel) is
afhankelijk van de voorliggende kompaskoers.
- Variatie (vermeld op de kaart) is afhankelijk van
de plaats op aarde.
12
9
6
3
N360°
W 270°
Z 180°
090°
-
+
Vaarbewijsopleidingen LES 1
15 Klein vaarbewijs
Nogmaals, het bepalen van de tekens doe je met
behulp van de kompasroos:
- beweging met de klok mee geeft een positief (+) teken;
- beweging tegen de klok in geeft een negatief (–) teken.
Van kompaskoers (KK) naar grondkoers (GrK)
Voorbeeld 5
Je vaart met je zeilboot op het Markermeer vlak
langs boei MN1/GZ2. Het is mooi weer en er waait
een westenwind, windkracht 5. Je kijkt op het stuur-
kompas en ziet dat je 30º vaart. Het log wijst een
snelheid van 6 knopen aan. Je besluit deze koers een
uur lang aan te houden. De drift door de wind is 12º.
De noordelijke stroom veroorzaakt een koersafwijking
van 5º. De deviatie staat in de stuurtafel.Waar ben je
over een uur? Geef de coördinaten van dat punt.
(De nu volgende oplossingsmethode is niet geheel
correct omdat de stroom ook gevolgen heeft voor de
snelheid. Daar komen we in de volgende les op terug).
Werkwijze:
1. Teken een windroos met 0/360, 90, 180 en
270 graden en een middelpunt en zet daarin:
- de koers van de boot;
- de richting van de wind;
- de richting waarin het water stroomt.
2. Schrijf de koersformule volledig op.
3. Schrijf de gegevens nauwkeurig op.
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
Afkortingen en begrippen
KK. KompasKoers: de koers volgens het stuur-
kompas van het schip
dev. deviatie: de hoek tussen het magnetische
noorden en het kompasnoorden
MK. Magnetische Koers: de koers volgens een
stuurkompas zonder afwijking door staal op het schip
var. variatie: de hoek tussen het magnetische
noorden en het ware (geografische) noorden
WK. Ware Koers
drift: afwijking die door de wind veroorzaakt
wordt (verlijeren)
BWK. Behouden Ware Koers
stroom. beweging van het water die een koers-
afwijking veroorzaakt
GrK. GrondKoers: de rechte lijn die je op de kaart
tekent van een punt A naar een punt B; ook de koers
die de GPS aangeeft (COG).
miswijzing: de hoek tussen de kompaskoers en
de ware koers: anders gezegd: deviatie + variatie
= miswijzing
log: de kilometerteller van een boot, geeft snel-
heid en afgelegde weg (afstand) door het water aan
zeemijl: 1 minuut van de staande rand van de kaart
knoop: zeemijl per uur; 1 knoop is 1 zeemijl
(1,852 km) per uur
Als je van de kompaskoers naar de grondkoers wilt of
omgekeerd, moet je altijd rekening houden met deviatie,
variatie, wind en stroom. Je doet dat met behulp van
één formule die je van links naar rechts of van rechts
naar links invult.
De koersformule:
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
N360°
W 270°
Z 180°
090°
-
+
16
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
Vanuit het vertrekpunt, boei MN1/GZ2 voor de
monding van de Gouwzee, trek je een lijn: de grond-
koers van 33º. Je zet de kompasroos van de plotter
op 33º. Vervolgens leg je de plotter op de kaart langs
boei MN1/GZ2. Zorg ervoor dat de ‘N’ naar het noor-
den wijst. Draai hiervoor niet aan de kompasroos
maar draai de plotter zelf. Trek nu een potloodlijn
van ongeveer 15 cm. Pas op de staande rand van de
kaart 6 zeemijl ( = 6 minuten) af met behulp van de
passer. Zet nu de ene passerpunt in het rondje onder
boei MN1/GZ2 en pas de 6 mijl af op de lijn van
33º. Het snijpunt met deze lijn is de plaats waar je
na een uur varen bent. De coördinaten van dat punt
zijn: 52º 35,0’N / 005º 11,6’E.
Van grondkoers (GrK) naar kompaskoers (KK)
Voorbeeld 6
Je vaart op het Markermeer vlak langs boei MN1-GZ2.
Het is mooi weer en er waait een westenwind.
Je besluit naar de haven van Hoorn te gaan (richt-
punt is de vuurtoren). De drift door de wind bedraagt
15º en een westelijke stroom veroorzaakt een koers-
afwijking van 3º. De deviatie staat in deviatietabel
en de variatie staat op de kaart in de windroos.
Welke kompaskoers moet je varen?
Gegevens:
- KK 30º
- dev. bij een voorliggende koers van 30º is volgens
de stuurtafel is de deviatie -2º
- var. volgens de kaart (zie windroos in de kaart) is
de var. 2º W;
west is links van het noorden, er is dus een afwijking
tegen de wijzers van de klok in, dus -2º
- drift op de tekening kun je zien dat de boot door
de wind rechtsom wordt weggezet, met de wijzers
van de klok mee, dus +12º
- stroom op de tekening kun je zien dat de stroom
het schip naar links wegzet, tegen de wijzers van
de klok in, dus -5º
Gegevens van links naar rechts invullen in de formule:
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
30º -2º = 28º -2º = 26º +12º = 38º -5º = 33º
Vaarbewijsopleidingen LES 1
17 Klein vaarbewijs
- var. deze staat in de kompasroos op de kaart en
is 2º West (-2)
- drift de wind zet het schip naar rechts weg, met
de wijzers van de klok mee, dus +15º
- stroom de stroom zet het schip naar links weg, dus -3º
Gegevens van rechts naar links invullen in de formule:
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
1. …. - 3º = 350º
2. …. + 15º = 353º
3. …. - 2º = 338º
4. …. - 0º = 340º
5. 340º. Dit is de te varen kompaskoers.
Als je deze route met een kompas en een GPS vaart,
zie je dat het kompas 340º aangeeft en de GPS 350º.
Door de genoemde afwijkingen (deviatie, variatie,
stroom en drift) houd je altijd een verschil tussen de
kompaskoers (KK) en de GPS-koers (GrK). Ga vooral
niet proberen de kompaskoers en de GPS-koers gelijk
te krijgen. Als je aan het sturen bent, houd je je kom-
pas (340º) in de gaten. Als je op de kaart gaat kijken
waar je naar toe vaart, neem je de GPS-koers (350º).
Werkwijze:
1. Bepaal met behulp van de kaart en de plotter
de grondkoers.
2. Teken een windroos en zet daarin:
- de grondkoers;
- de richting van de wind;
- de richting waarin het water stroomt.
3. Schrijf de formule op.
4. Schrijf de gegevens nauwkeurig op.
KK dev. MK var. WK drift BWK stroom GrK
Gegevens:
- grondkoers deze haal je met de plotter uit de kaart;
je legt de plotter met de pijl richting Hoorn langs
boei MN1-GZ2 en de vuurtoren van Hoorn;
op de plotter lees je 350º af
- dev. de deviatie kun je pas opzoeken als je de MK
(340º) gevonden hebt; de deviatie is afhankelijk
van de voorliggende kompaskoers of magnetische
koers (340º); in de tabel vind je bij 340º een deviatie
van 0º
18
VaarbewijsopleidingenLES 1
Klein vaarbewijs
Deviatie en lichtenlijn
Je kunt met behulp van een lichtenlijn zelf de deviatie
van je stuurkompas controleren.
Voorbeeld 7
Je vaart op het Markermeer precies in de lichtenlijn
(037º) richting Enkhuizen. Er staat geen stroom en
het is windstil. Je leest op je stuurkompas een koers
af van 042º. De variatie op het Markermeer is –2°.
Werkwijze:
Je kent de ware koers ( = richting lichtenlijn),
de kompaskoers en je weet dat de variatie –2° is.
De magnetische koers is dan 039º. Je schrijft op:
KK dev MK var WK
042º ? 039º - 2º 037º
Het verschil tussen de kompaskoers en de magnetische
koers (deviatie) is –3°. Vervolgens kun je de uitkomst
vergelijken met je stuurtafel. Dat is gegarandeerd
een andere stuurtafel dan die we in het boek gebruiken.
Elke stuurtafel is uniek.
Handpeilkompas
De deviatie is afhankelijk van de plaats waar het
kompas zich bevindt. Daarom kun je alleen van een
vast opgesteld stuurkompas een stuurtafel (deviatie-
tabel) maken en ijken. Voor een kompas dat niet vast
opgesteld staat, zoals een handpeilkompas, kun je
geen deviatietabel maken. Bij een handpeilkompas
ga je ervan uit dat de deviatie 0 is. Gebruik bij een
handpeilkompas nooit de gegevens uit de deviatietabel
van het stuurkompas.
Gegist bestek en gegiste positie
Op zee, waar je alleen maar water ziet, kun je door
elk uur de koers en snelheid op de kaart te tekenen,
bijhouden waar je ongeveer vaart. Dat noemen we
het gegist bestek. Vervolgens kun je op basis van dat
gegist bestek bepalen waar je denkt te zijn. Dat noemen
we de gegiste positie.
—