Klassieke zwemtest versus water safety test

6
36 // VLAAMS TIJDSCHRIFT VOOR SPORTBEHEER / 2013 / N° 233 In het vorige nummer van het Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer (nr. 232) kon je een artikel lezen over het belang van het beheersen van ‘water safety’: de Angelsaksische term voor veiligheid in, op en rond het water en de manier waarop ‘veilig kunnen zwemmen’ bij kinderen getest kan worden. In dit tweede deel lees je hoe een onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel aan de hand van een traditionele en een gecombineerde water safety test peilde naar de zwemvaardigheid van 77 leerlingen op het einde van de lagere school. behalen. Na een pilootstudie met 39 leerlingen uit een 4de leerjaar werd het uiteindelijke onderzoek gevoerd bij leerlingen uit vijf klassen van het 6de leerjaar. De scholen werden gekozen op basis van de geografi- sche ligging (binnen wandelafstand van eenzelfde zwembad). Het waren scholen van het Stedelijk Onderwijs Het doel van de studie was om een gecombineerde ‘water safety test’ (zie tabel 3 in de vorige bijdrage) naar waarde te schatten ten opzich- te van een traditionele zwemtest van 50 m en deze te vergelijken met de perceptie van ‘veilige zwem- mer’ van het kind door de lesgever/ expert. De opzet van het onderzoek Dit onderzoek werd afgenomen bij leerlingen lager onderwijs, telkens in de laatste twee lessen school- zwemmen, wat impliceert dat de leerlingen dus in deze lessen de eindtermen zwemmen dienden te Onderzoek bij Vlaamse leerlingen uit het lager onderwijs Klassieke zwemtest versus water safety test Bart Soons Tom Van Iseghem Kristine De Martelaer Vrije Universiteit Brussel, Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, vakgroep BETR [email protected]

Transcript of Klassieke zwemtest versus water safety test

Page 1: Klassieke zwemtest versus water safety test

36 // VLAAMS TIJDSCHRIFT VOOR SPORTBEHEER / 2013 / N° 233

In het vorige nummer van het Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer

(nr. 232) kon je een artikel lezen over het belang van het beheersen

van ‘water safety’: de Angelsaksische term voor veiligheid in, op

en rond het water en de manier waarop ‘veilig kunnen zwemmen’

bij kinderen getest kan worden. In dit tweede deel lees je hoe een

onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel aan de hand van een

traditionele en een gecombineerde water safety test peilde naar

de zwemvaardigheid van 77 leerlingen op het einde van de lagere

school.

behalen. Na een pilootstudie met 39 leerlingen uit een 4de leerjaar werd het uiteindelijke onderzoek gevoerd bij leerlingen uit vijf klassen van het 6de leerjaar. De scholen werden gekozen op basis van de geografi-sche ligging (binnen wandelafstand van eenzelfde zwembad). Het waren scholen van het Stedelijk Onderwijs

Het doel van de studie was om een gecombineerde ‘water safety test’ (zie tabel 3 in de vorige bijdrage) naar waarde te schatten ten opzich-te van een traditionele zwemtest van 50 m en deze te vergelijken met de perceptie van ‘veilige zwem-mer’ van het kind door de lesgever/expert.

De opzet van het onderzoek

Dit onderzoek werd afgenomen bij leerlingen lager onderwijs, telkens in de laatste twee lessen school-zwemmen, wat impliceert dat de leerlingen dus in deze lessen de eindtermen zwemmen dienden te

Onderzoek bij Vlaamse leerlingen uit het lager onderwijs

Klassieke zwemtest versus water safety test

Bart SoonsTom Van IseghemKristine De MartelaerVrije Universiteit Brussel, Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, vakgroep [email protected]

VTS_233_bnw.indd 36VTS_233_bnw.indd 36 19/02/13 14:2519/02/13 14:25

Page 2: Klassieke zwemtest versus water safety test

// 37Z W E M B A D

de kinderen voor de water safety test. Vooraleer de tweede testles van start ging was er nog mogelijkheid om eventuele vragen van de klas-leerkracht te beantwoorden. In deze les werd de water safety test afge-nomen zowel door de leerkracht als door een expert. Tot slot werd, na de afname van water safety test in de laatste les, aan de leerkracht opnieuw gevraagd een score percep-tie ‘Veilige Zwemmer’ (VZ-2-LK) te geven voor elk kind. Ook de expert kende hiervoor, onafhankelijk van de leerkracht, een score toe (VZ-2-expert). We herhalen nog even het verloop van de gecombineerde water safety test; voor de scores (0, 1, 2) verwijzen we naar tabel 3 in de vorige tekst. 1. Ga te water d.m.v. een duik of

sprong waarbij je hoofd (gedeel-telijk) onder water gaat.

2. Zwem 12,5 meter (een halve lengte in een 25-meterbad) in buiklig in een zwemslag naar keuze.

3. Kom tot stilstand en drijf vervol-gens 5“ op je buik, na 5“ volgt er een signaal van de leerkracht.

4. Maak een draai van 180° om je lengteas en kom zo in ruglig.

5. Zwem 12,5 meter op de rug en kom vervolgens tot stilstand.

6. Drijf 10“ op de rug, na 10“ volgt er een signaal van de leerkracht.

7. Draai om je diepteas (rechtsom-keer zonder muur te raken).

8. Voer in verticale houding vijf ritmische, aquatische adem-halingen uit (blaas telkens uit onder water), en zwem nadien 12,5 meter in ruglig.

Antwerpen: laagdrempelig onder-wijs met een vertegenwoordiging van zo veel mogelijk bevolkings-groepen uit de stad. Daarnaast bood elke gekozen school zwemles aan tot en met het laatste semester van het 6de leerjaar.

De ouders werden voorafgaand aan het onderzoek geïnformeerd over de aard van de testen en het opzet van het onderzoek. De leerlingen legden tijdens hun voorlaatste zwemles een traditionele zwemtest af en de kin-deren die voor deze test slaagden werden in de laatste les toegelaten tot deelname aan de water safety test. Door de krappe timing van de zwemlessen was het niet eenvoudig alle testen, ook de bijkomende, bij alle 77 leerlingen af te nemen. Er waren 16 drop-outs (n=61) omwille van afwezigheden of tijdsgebrek. Bovendien waren er negen leerlin-gen die onvoldoende konden zwem-men: zes leerlingen die door de klasleerkracht beschouwd werden als niet-zwemmer en drie leerlin-gen die faalden voor de traditionele zwemtest. Er waren dus in totaal 52 leerlingen die alle testen volle-dig aflegden en hierop beoordeeld werden.

De traditionele zwemtest bestond uit zelfstandig te water gaan, gevolgd door 50 meter zwemmen

in een zwemslag naar keuze en uit het zwembad komen zonder gebruik te maken van het trapje. De mogelijke scores waren ‘geslaagd’ of ‘niet geslaagd’. Bijkomend werden volgende parameters ook gemeten: de duur van de zwemtest (opge-nomen door expert) als indicator voor zwemsnelheid en een score op perceptie ‘Veilige Zwemmer’ toegekend door de klasleerkracht (VZ-LK) (zie tabel 4 in deel 1 van het artikel). De eerste score op de test Veilige Zwemmer door de leer-kracht werd afgekort als VZ-1-LK. Om te vermijden dat de toegekende scores op de 50-metertest of per-ceptie ‘Veilige Zwemmer’ zouden worden beïnvloed door voorken-nis over de inhoud van de water safety test, werd de inhoud van deze tweede test pas toegelicht nadat alle scores uit de eerste test verza-meld waren. Om de klasleerkracht tussen de twee opeenvolgende les-sen vertrouwd te maken met het scoren van de water safety test, werd deze eerst toegelicht door een onderzoeker en kreeg de leerkracht een korte handleiding met filmpjes van de diverse testonderdelen en de mogelijke scoreniveaus (de links naar de filmpjes vind je op het einde van dit artikel). Hierdoor kon de leerkracht, op basis van schriftelijke informatie en beeldmateriaal, zich-zelf voorbereiden op het scoren van

De traditionele benadering van kunnen De traditionele benadering van kunnen

zwemmen geeft hooguit een vals gevoel zwemmen geeft hooguit een vals gevoel

van veiligheid

De gecombineerde water safety test:

VTS_233_bnw.indd 37VTS_233_bnw.indd 37 19/02/13 14:2519/02/13 14:25

Page 3: Klassieke zwemtest versus water safety test

38 // VLAAMS TIJDSCHRIFT VOOR SPORTBEHEER / 2013 / N° 233

9. Draai in verticale houding 180° om je lengteas, kom vervolgens tot buiklig en zwem in buiklig 12,5 meter tot aan kant.

10. Kom zelfstandig uit het water.

De resultaten

Achtereenvolgens werden de vol-gende vragen beantwoord:1. Hoeveel leerlingen (einde lager

onderwijs) waren geslaagd op de traditionele zwemtest 50 meter in een zwemslag naar keuze en hoe snel werd dit gezwommen?

2. Welke scores halen de leerlin-gen op een gecombineerde water safety test en zijn hier verschillen naargelang wie de test afneemt (klasleerkracht of zwemexpert)?

3. Hoe is de inschatting over de zwemveiligheid van de leerlingen en zijn hier verschillen naargelang de persoon die percipieert (klas-leerkracht en zwemexpert)? Is er een verband tussen de perceptie zwemveiligheid en de effectieve scores op de traditionele zwem-test en de water safety test?

Vraag 1: van de 61 leerlingen waren er negen (15%) die niet geslaagd

waren op de traditionele zwem-proef. Zes leerlingen werden door de klasleerkracht, op basis van de ervaring tijdens de zwemlessen, beschouwd als niet-zwemmer en drie leerlingen faalden voor de tra-ditionele 50-metertest. Deze leer-lingen werden dan ook niet toe-gelaten voor de water safety test wegens onvoldoende zwemvaardig-heid. De 50 meter in een zwemslag naar keuze werd door de reste-rende leerlingen (n=52) afgelegd in een gemiddelde tijd van 76“of 1’16” (SD=16”).

Vraag 2: wat de resultaten van de water safety test betreft zien we een gemiddelde totale score (maximum-score 20) door de leerkracht van m=16,15 (SD=3,02) en door de expert van m=13,62 (SD=2,79). Volgens de leerkracht beschikten zeven van de 52 leerlingen (13%) over een totaal-score van 20/20. Na het uitvoeren van een gepaarde t-test vinden we dat de leerkracht significant hoge-re scores toekent dan de expert (t=-7,366; p<0,001). Dit geeft aan dat de leerkracht de uit te voeren water safety skills eerder als beheerst scoort dan de expert en dus dat de

TABEL 5 // Scores op 3 puntenschaal door leerkracht en expert op de 10 skills van de water safety test: aantal leerlingen met score (0,1 en 2), gemiddelde scores (m) en standaardafwijkingen (SD)

Aantal lln per scoreLeerkracht

Aantal lln per scoreExpert

#lln. score 0

#lln. score 1

#lln. score 2

m SD #lln. score 0

#lln. score 1

#lln. score 2

m SD

Te water gaan 1 24 27 1,5 0,542 5 22 25 1,38 0,661

Zwemmen in buiklig 0 17 35 1,67 0,474 0 38 14 1,27 0,448

5” Drijven in buiklig 3 19 30 1,52 0,61 7 18 27 1,38 0,718

Horizontaal 180° draaien om lengteas

2 2 48 1,88 0,427 0 7 45 1,87 0,345

Zwemmen in ruglig 1 20 31 1,58 0,537 2 21 29 1,52 0,577

10” drijven in ruglig 7 16 29 1,42 0,723 12 19 21 1,17 0,785

Draai om diepteas (rechtsomkeer) 11 10 31 1,38 0,82 19 25 8 0,79 0,696

5 x ritmisch ademen 2 21 29 1,52 0,557 1 35 16 1,29 0,498

Verticaal 180° draaien om lengteas (+ zwemmen in buiklig)

1 5 46 1,87 0,397 0 6 46 1,88 0,323

Uit het water komen 0 10 42 1,81 0,398 5 39 8 1,06 0,502

VTS_233_bnw.indd 38VTS_233_bnw.indd 38 19/02/13 14:2519/02/13 14:25

Page 4: Klassieke zwemtest versus water safety test

// 39Z W E M B A D

TABEL 6 // Scores op perceptie Veilige zwemmer (VZ), gemiddelde en standaard-afwijking

Gemiddelde en (standaardafwijking) score VZ (max 4)

VZ-1-LK 3,21 (0,72)

VZ-2-LK 3,40 (0,77)

VZ-2-Expert 2,56 (0,80)

leerkracht sneller tevreden is over het niveau van de leerlingen.

Naast de totaalscore is het ook zin-vol om naar de afzonderlijke items van de gecombineerde water safety test te kijken. Tabel 5 is een weerga-ve van de aparte water safety vaar-digheden, gescoord door de leer-kracht en expert (0=niet correct; 1=voldoende; 2=volledig correct zoals beschreven in tabel 3 van deel 1 van dit artikel). De groene items zijn deze waar de gemiddelde score bij beide observatoren boven de 1,50 lag en zijn dus vaardigheden die de groep leerlingen goed beheerst. De rode items weerspiegelen de ‘water safety’ vaardigheden die gemiddeld steeds onder 1,50 scoorden en dus voor tal van leerlingen score 0 of score 1 kregen. De witte delen in de tabel zijn deze items die meest-al een grote discrepantie in score geven tussen de leerkracht en de expert met steeds de leerkracht die eerder aangeeft dat de vaardigheid voldoende (score 1) tot volledig cor-rect (score 2) wordt uitgevoerd.

In horizontale positie 180° draaien om de lengteas, zwemmen in ruglig en in verticale positie 180° draai-en om lengteas zijn vaardigheden die zowel door de leerkracht als de expert bij de meerderheid van de leerlingen goed werd bevonden (score 2) en waar slechts weinig leerlingen een score 0 op kregen. Bij drijven in ruglig en draai om de diepteas (rechtsomkeer maken) was de gemiddelde score van zowel leerkracht als expert lager dan 1,5 wat voornamelijk te wijten is aan een vrij groot aantal leerlingen met score 0. Deze vaardigheden wor-den dus over het algemeen minder beheerst.

Zwemmen in buiklig, ritmisch ade-men en uit het water komen werd door de leerkracht bij de meeste leerlingen goed bevonden (score 2), maar voor de expert scoorden de meeste leerlingen minder. De score 1 door de expert bij zwemmen in buiklig, is te wijten aan het feit dat deze oordeelde dat de 38 leerlingen het aangezicht nooit onder water brachten. Bij het onderdeel vijf keer ritmisch ademen ging volgens de expert bij 35 leerlingen het aangezicht wel in het water (anders was dat score 0 geweest), maar gebeurde het uit-blazen niet onder water (dat is een voorwaarde bij aquatisch ademha-len). Bij het uit het water komen had-den volgens de expert 39 leerlingen moeite met het verlaten van het water. Zij gebruikten de knieën om zich op de kant te hijsen, hoewel het wateroppervlak gelijk kwam met de zwembadrand. Deze vaardigheden worden dus sneller als goed inge-schat door een klasleerkracht.

Vraag 3: in tabel 6 staan de gemid-delde scores (en standaardafwijking) van de perceptie veilige zwemmer (VZ), door klasleerkracht de eerste maal na de traditionele zwemtest (VZ-1-LK) en een tweede maal na de water safety test (VZ-2-LK) alsook door de expert (VZ-2-Expert).

De zwemexpert geeft significant (p<0,001) minder hoge scores op perceptie van zwemveiligheid bij leerlingen (2,56) dan de klas-leerkracht na de water safety test (3,40) en na de 50-metertest (3,21). Er werd ook berekend of er een verband was tussen de effectieve zwemtijd op de 50-metertest en de perceptie score ‘veilige zwemmer’

door de leerkracht na deze zwem-test. Er blijkt een significant ver-band te zijn: hoe sneller de leer-lingen konden zwemmen, hoe hoger hun score voor veiligheid toegekend door de leerkracht (R= -0,78; p<0,001). Ook de sco-res op de water safety test werden in verband gebracht met de sco-res op de perceptie veilige zwem-mer. Leerlingen die hoger scoren op de water safety test krijgen ook een hogere score op de perceptie ‘veilige zwemmer’. Dit verband is het hoogst wanneer beide scores door de expert werden toegekend (R=0,88) maar zeker ook bij de sco-res van de klasleerkracht zien we een correlatie (R=0,64).

Bespreking

De eindterm schoolzwemmen: ‘De leerlingen voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen’ bena-drukt zowel de zwemvaardigheden als het veiligheidsgevoel. In een vorig onderzoek stelden Kelderman en De Martelaer (2010) dat er mini-maal een zwemtest over 50 meter dient afgenomen te worden. In onze studie werd 15% van de leerlingen vooraf niet toegelaten voor de water safety test wegens onvoldoende zwemvaardigheid. Daarenboven zien we op de water safety test dat er (van de 52) vier leerlingen zijn die volgens de leerkracht en negen volgens de expert, slechts een 10/20 of minder scoorden. Dit wil zeggen dat deze leerlingen de helft of min-der van de eenvoudige vaardighe-den beheersten, terwijl ze op basis van de traditionele zwemtest van 50 meter als zwemvaardig werden beschouwd. Het is dan nog maar de vraag of dit kan volstaan om van voldoende zwemveilig te spreken.

VTS_233_bnw.indd 39VTS_233_bnw.indd 39 19/02/13 14:2519/02/13 14:25

Page 5: Klassieke zwemtest versus water safety test

40 // VLAAMS TIJDSCHRIFT VOOR SPORTBEHEER / 2013 / N° 233

Bij de vrij zwakke resultaten dient immers nog rekening gehouden te worden met het feit dat de leerlin-gen zwemkledij droegen (bij ver-drinking soms normale kledij), de test plaatsvond in een overdekt en verwarmd zwembad …

Zoals in de literatuur aangegeven wordt, is er geen duidelijke grens tussen kunnen zwemmen en niet kunnen zwemmen (Stallman et al., 2008). Ook in dit onderzoek von-den we een gradueel verloop tussen niet (veilig) kunnen zwemmen en veilig kunnen zwemmen. Tenslotte mogen we ook niet vergeten dat zwemveiligheid situatieafhankelijk en tijdsgebonden is en dat ‘drown-proofing’ (het bezitten van de nodi-ge vaardigheden m.b.t. zwemveilig-heid) geen garantie biedt dat men in elke situatie gespaard blijft van verdrinking. Het aanbieden van zwemmen in het onderwijs zou in de eerste plaats leerlingen moe-ten afleveren die veilig zwemmen, alleen dan is het zwemonderwijs een efficiënt middel dat bijdraagt aan verdrinkingspreventie.

leerkracht, met soepelere score dan de expert, zag misschien in de water safety test extra vaardigheden die de leerlingen beheersten om in reke-ning te brengen. De hypothese, die in een vervolgonderzoek kan nage-gaan worden, is dat de leerkracht uit de water safety test vaardighe-den voor veiligheid in het water heeft leren kennen of appreciëren en die overneemt in de perceptie van veiligheid. Een aantal vaardig-heden, zoals een goede aquatische ademhaling en uit het water gera-ken op basis van de kracht uit het bovenlichaam (niet met benen op de kant) lijken meestal overschat door de klasleerkracht, ook al heeft deze de voorwaarden gekregen tot het scoren van een 2 (‘volledig correct’) voor het afnemen van de water safety test.

Er werd een matig verband (R=0,63) gevonden in de totaalscores van de leerkracht en de expert, waardoor we de eindscore op de water safety test konden vergelijken. Tussen de toegekende scores per onderdeel varieerde de overeenkomst tus-sen de observatoren (uitgedrukt in Cohen’s Kappa) echter van vol-doende (κ=0,618) tot slecht (κ=-0,079). De leerkracht beoordeelde de onderdelen quasi systematisch hoger dan de expert. Dit roept dan ook enkele vragen op. Zijn klasleer-krachten wel geschikt om zwemles-sen, zonder begeleiding van experts, op zich te nemen? Kennen zij de aspecten die essentieel zijn in het competent maken en evalueren van zwemveilige zwemmers, met ande-re woorden hebben zij voldoende zwemspecifieke bagage? Is vorming en regelmatige bijscholing rond basisvaardigheden zwemveiligheid haalbaar voor klasleerkrachten?

We geloven in een systeem waar zowel de kennis rond veiligheids-aspecten als de vertaling in con-crete vaardigheden kan geleerd worden door niet-experts. Op die manier zouden naast vakleerkrach-ten ook ouders meer geïnformeerd/geschoold kunnen worden in aspec-ten van water safety, zodat zij ook

Zijn klasleerkrachten wel geschikt om Zijn klasleerkrachten wel geschikt om

zwemlessen op zich te nemen, zonder zwemlessen op zich te nemen, zonder

begeleiding van experts?

Uit de resultaten van onze studie blijkt dat de traditionele benade-ring van kunnen zwemmen, die ook getest werd met de 50-metertest, hooguit een vals gevoel van veilig-heid geeft. De bevindingen uit ons onderzoek sluiten aan bij eerdere onderzoeken in die zin dat volwas-senen (leken en oppassers) de vei-ligheid van kinderen in en om het water te hoog inschatten en hier-door het verdrinkingsrisico mini-maliseren (Michalsen, 2003; Moran, 2009; Slovic, et al., 1978). Vreemd genoeg bleken de gemiddelde sco-res toegekend door de leerkracht voor perceptie ‘veilige zwemmer’ na de water safety test significant hoger te zijn dan na de 50-metertest. De

VTS_233_bnw.indd 40VTS_233_bnw.indd 40 19/02/13 14:2519/02/13 14:25

Page 6: Klassieke zwemtest versus water safety test

// 41Z W E M B A D

Meer lezen over dit onderwerp? Zoek in de ISB-Kennisbank met de trefwoor-den ZWEMMEN, ONDERWIJS

De bibliografie van de referenties waarnaar verwezen wordt, kan bij de redactie aange-vraagd worden.

KENN ANK

i n f o r m e r e n d • i n s p i r e r e n d

op een constructieve wijze bijdra-gen aan de basiscompetenties ‘veilig zwemmen’ van hun kind(eren).

Mogelijke verbeterpunten

Tot slot geven we nog enkele kriti-sche bedenkingen mee betreffende de water safety test, om deze in de toekomst nog verder te optimali-seren.

Naast de rotatie rond de lengte- en de diepteas zou er beter ook een specifiek item voor het draaien rond de breedteas in de water safety test vervat zitten. Deze rotatie werd wel (deels) uitgevoerd bij het veran-deren van horizontale ligging naar verticale positie voor de uitvoering van de ‘ritmische ademhaling’ maar er werd niet specifiek op gescoord.

De vereisten voor het drijven op de buik (5”) en op de rug (10”) zijn ontoereikend om een echte uit-spraak te doen over zwemveiligheid voor deze onderdelen. Ze kunnen wel gebruikt worden als indicator. Om praktische redenen, de té korte zwemtijden in het zwemonderwijs (30 minuten zwemwater om de twee weken) was het echter niet haalbaar om betere indicatoren, die in eer-der onderzoek werden gehanteerd (Junge, Blixt, & Stallman, 2010), te testen. Deze onderzoekers hanteer-den een tijd van 30” drijven in een bepaalde positie, wat al een beter beeld geeft of een kind al dan niet in staat is om ontspannen op hulp te wachten in het water. Nochtans merkten we in onze studie ook al veel leerlingen die problemen heb-ben met 10” drijven op de rug, een

vaardigheid die normaal al vanaf het niveau watergewenning geoe-fend wordt (volgens de zwembre-vetten van ISB).

De vergelijking tussen de verplaat-sing op de buik en op de rug geeft aan dat er een significant verschil is tussen de gemiddelde scores. Zwemmen op de buik scoorde zowel door de leerkracht als de expert telkens minder goed dan zwem-men op de rug. Volgens Stallman, Junge, & Blixt (2008) dienen kin-deren even comfortabel te zijn op de rug als op de buik en moeten ze in beide houdingen kunnen voort-bewegen. Vermits er in Vlaanderen veel aandacht wordt besteed aan het aanleren van schoolslag zou het logisch zijn dat het voortbewegen op de buik beter zou scoren dan voortbewegen op de rug. Een ver-klaring ligt wellicht in het feit dat 38 van de 52 leerlingen hun aange-zicht niet in het water brachten bij het voortbewegen op de buik. Hun zwemefficiëntie verminderde, het boven water houden van het hoofd verstoort immers het evenwicht van de zwemmer waardoor deze meer weerstand ondervindt bij het zwem-men. Eenzelfde afstand afleggen kost dus meer kracht. Dit is boven-dien gekoppeld aan de vaststelling dat er 36 leerlingen waren die de ademhalingscontrole (zie ritmische ademhaling) niet beheersten. Ook dit is een vaardigheid die normaal gezien reeds al vanaf het niveau watergewenning geoefend dient te worden (volgens de zwembrevetten van ISB). Juist deze twee items, effi-ciënte voortbeweging en ritmisch ademen gaven de grootste inschat-

tingsverschillen en dus verschillen in de testresultaten afgenomen door leerkracht versus expert.

Onze onderzoeksgroep zal verder onderzoek doen, bijvoorbeeld door meerdere observatoren (met divers profiel) in te schakelen die op basis van beeldmateriaal de zwemvaar-digheden van leerlingen beoorde-len. Pas wanneer zowel de validiteit als de betrouwbaarheid van de totale test, maar ook van de afzonderlijke onderdelen voldoende is bevonden, kan deze water safety test op grote schaal verspreid worden. Een ver-dere uitwerking van de water safety test en de perceptie zwemveiligheid zijn immers essentieel om een lei-draad te ontwikkelen die resulteert in een degelijke en conforme evalu-atie van zwemvaardigheid en per-ceptie zwemveiligheid. //

Filmpjes van de water safety test

Een filmpje van de uitvoering van de water safety test, waarbij elk onderdeel als 1 beoordeeld wordt, vind je op YouTube via ‘zwemtest voorbeeld 1 2’ (www.youtube.com/watch?v=ootYdgI2MW8).Een filmpje waarin elk onderdeel als 2 beoordeeld wordt, vind je via ‘Zwemtest 2: voorbeeld voor 2/2’ (www.youtube.com/watch?v=wk25mX62rzg&feature=relmfu).

VTS_233_bnw.indd 41VTS_233_bnw.indd 41 19/02/13 14:2519/02/13 14:25