Kiezen om te leren! - Meesterschap Web viewDe interviews heb ik opgenomen en letterlijk uitgetypt in...
Transcript of Kiezen om te leren! - Meesterschap Web viewDe interviews heb ik opgenomen en letterlijk uitgetypt in...
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Kiezen om te leren!
Inventariserend onderzoek m.b.t. de keuzemogelijkheden, die studenten in trainingen van het tweede jaar van de opleiding Kinderopvang aan het ROC Leiden, krijgen, ervaren en wensen.
Onderzoek in het kader van de master Professioneel Meesterschap aan het Centrum voor Nascholing te Amsterdam. Begeleiders: Dr. P. den Boer, Dr. E. Raaphorst, Drs. R. Schut.19-1-2013
Voorwoord
Met veel plezier presenteer ik hierbij mijn onderzoeksrapport. Dit onderzoeksrapport is geschreven
in het kader van de master: Professioneel Meesterschap, gegeven aan het Centrum voor Nascholing
te Amsterdam.
Wetenschappelijk onderzoeken was geheel nieuw voor mij. Tot nu toe dacht ik met een vragenlijstje
en wat procentuele uitkomsten een heel eind te komen, maar een deel van de echte tak van sport is
mij door middel van dit onderzoek duidelijk geworden. Het was een heel proces dat met veel vragen,
inspanning, maar ook trots gepaard ging. Trots, vooral als ik weer een stukje van de
onderzoekspuzzel had opgelost. Dat oplossen heb ik dankzij een aantal mensen kunnen doen.
Allereerst wil ik mijn collega’s en studenten bedanken die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
Zonder hun enthousiasme en welwillendheid was dit onderzoek nauwelijks tot stand gekomen.
Heel graag wil ik mijn onderzoeksbegeleider Peter den Boer bedanken die mij in tijd van ‘zwarte
gaten’ toch het licht heeft doen laten zien. Hij stond altijd voor me klaar en heeft mij met zijn
opbouwende feedback vakkundig door de systematiek van de statistische verwerking geleid.
Daarnaast wil ik Eline Raaphorst en Rika Schut hartelijk bedanken voor hun altijd stimulerende
feedback en vertrouwen in mijn kunnen. De feedback van de Noorse studenten heeft mij verder
geholpen met het vervolg van dit onderzoek, de interventie.
Graag bedank ik mijn man en zoon: Wim en Jurriaan. Zij hebben heel wat tijd met mij moeten
missen. Wim heeft me raad kunnen geven op allerlei gebied. Ook de waardevolle discussies die we
samen hadden over inhoudelijke zaken hebben mijn geest gescherpt.
Tijdens het onderzoeksproces is, zeker niet in de laatste plaats, de grote waarde van mijn leergroep
gebleken. Daarom wil ik Ad, Edie, Ruud en Hans hartelijk danken voor het delen van kennis, emoties
en ervaringen.
Dankzij alle genoemde mensen heb ik geleerd en dat is voor mij van grote waarde!
Ik wens u veel plezier met het lezen van dit onderzoeksrapport.
Hoofddorp, 01-01-2013.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Inhoud
Voorwoord.............................................................................................................................................2
Inhoud....................................................................................................................................................3
Samenvatting..........................................................................................................................................5
Inleiding..................................................................................................................................................6
1 Geschiedenis en probleemstelling.......................................................................................................7
2 Theoretisch kader en vraagstelling......................................................................................................9
2.1 Onderwijsontwikkeling.................................................................................................................9
2.2 Motivatie......................................................................................................................................9
2.3 Autonomie/zelfsturing...............................................................................................................11
2.4 Keuzeprocessen van studenten/adolescenten...........................................................................12
2.5 Keuzemogelijkheden in het onderwijs........................................................................................14
2.6 Samenvatting theoretisch kader.................................................................................................14
2.7 doelstelling en vraagstelling van het onderzoek.........................................................................16
2.8 Definities van kernbegrippen/variabelen...................................................................................17
3 Onderzoeksopzet...............................................................................................................................21
3.1 Soort onderzoek.........................................................................................................................21
3.2 Triangulatie.................................................................................................................................21
3.3 Onderzoeksgroep.......................................................................................................................22
3.4 Mate van generaliseerbaarheid..................................................................................................22
3.5 Instrumenten en stapsgewijze aanpak.......................................................................................23
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit....................................................................................................24
3.7 Dataverzameling en data analyse...............................................................................................25
4 Resultaten van het onderzoek...........................................................................................................27
4.1 Resultaten m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’..................................................................................27
4.2 Resultaten m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.................................................................................29
4.3 Resultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’...............................................................................33
4.4 Resultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.................................................................................35
4.5 Resultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’................................................................................37
5 Conclusies..........................................................................................................................................39
5.1 Conclusies m.b.t. deelvragen en centrale onderzoeksvraag.......................................................39
5.2 Algemene conclusies en discussie..............................................................................................41
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
6 Aanbevelingen met het interventievoorstel......................................................................................44
6.1 Aanbevelingen............................................................................................................................44
6.2 Toelichting en onderbouwing van de interventie.......................................................................45
6.3 Het interventievoorstel..............................................................................................................45
6.4 Verwachtingen van de interventie.............................................................................................46
7 Discussie............................................................................................................................................47
7.1 Verwachtingen...........................................................................................................................47
7.2 Methodologie van het onderzoek..............................................................................................47
7.3 Hoe is het onderzoek op school ontvangen?..............................................................................48
7.4 Wat heb ik geleerd van het onderzoek?.....................................................................................48
7.5 Wat zou ik de volgende keer anders doen?................................................................................49
7.6 Voegen de conclusies iets toe aan het theoretisch kader?.........................................................50
7.7 Heeft het onderzoek generatief vermogen?...............................................................................50
8 Literatuur...........................................................................................................................................52
9 Bijlagen..............................................................................................................................................54
Bijlage 9.1 Schema interview docenten............................................................................................54
Bijlage 9.2 Student vragenlijst ‘ervaren keuzemogelijkheden’.........................................................66
Bijlage 9.3 Student vragenlijst ‘gewenste keuzemogelijkheden’......................................................73
Bijlage 9.4 T-toets training ‘conflicthantering’.................................................................................79
Bijlage 9.5 T-toets aspect ‘opdrachten’ training ‘conflicthantering’.................................................81
Bijlage 9.6 T-toets training ‘cultuur en levensbeschouwing’............................................................83
Bijlage 9.7 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘cultuur en levensbeschouwing’.....................85
Bijlage 9.8 T-toets training ‘visie en kwaliteitszorg’..........................................................................88
Bijlage 9.9 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘visie en kwaliteitszorg’..................................90
Bijlage 9.10 T-toets training ‘begeleiden in de kinderopvang’..........................................................93
Bijlage 9.11 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘begeleiden in de kinderopvang’.................95
Bijlage 9.12 Data per training...........................................................................................................97
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Samenvatting
“De moeilijkste opgave voor de leraar is de leerling het plezier in het leren niet te bederven” (Bertrand Russell).In mijn werk als docent kom ik regelmatig nog ongemotiveerde studenten in het tweede of derde
leerjaar van een opleiding tegen. Hoe hou je als docent de student gemotiveerd? Deze vraag
intrigeerde mij en dus ben ik met deze vraag aan dit onderzoek begonnen.
Door literatuurstudie over het onderwerp motivatie leerde ik de ‘Self - Determination Theory’ van
Deci &Ryan (2000) kennen. Deze theorie is ontstaan op basis van heel veel onderzoek en zij gaat er
onder meer vanuit dat het hebben van autonomie mensen motiveert om te leren. Men wordt in
staat gesteld om autonomie te ervaren als er o.a. keuzes geboden worden. Mijn nieuwsgierigheid
werd gewekt naar de keuzemogelijkheden die de studenten aan de opleiding kinderopvang krijgen,
ervaren en wensen. Dit beschrijvende onderzoek inventariseert daarom de keuzes die studenten
krijgen, ervaren en wensen in het tweede jaar van de opleiding kinderopvang niveau 4.
Daarvoor zijn interviews met drie docenten die trainingen aan deze groep studenten gaven
gehouden en zijn er twee vragenlijsten door de tweede jaar studenten niveau 4 van de opleiding
kinderopvang ingevuld. Voor vier trainingen konden de studenten aangeven welke keuzes ze
ervoeren en wensten op het gebied van: doelen, opdrachten, werkvormen, groepswerk en
presentaties binnen een training.
De voornaamste conclusie uit het onderzoek op basis van de door de studenten ingevulde
vragenlijsten is dat zij bij alle trainingen, op het gebied van alle onderzochte aspecten, meer
keuzemogelijkheden wensen, doch niet alle keuzemogelijkheden.
Dit valt o.a. te verklaren uit het feit dat complexe keuzemogelijkheden voor adolescenten lastig zijn,
gezien de ontwikkeling van hun hersenen op dat punt (Jolles, 2005).
Een belangrijke conclusie op basis van de data verkregen uit de interviews met docenten is dat
docenten graag in staat worden gesteld om meer keuzemogelijkheden te geven dan ze nu in hun
trainingen geven. Op dit moment voelen docenten zich nog vaak te gebonden aan de huidige
onderwijsorganisatie om meer keuzemogelijkheden te kunnen geven. Op het gebied van inhoud van
leerstof en opdrachten werd deze belemmering het sterkst ervaren.
Op basis van de conclusies zijn er aanbevelingen en interventievoorstellen gedaan om de
keuzemogelijkheden voor studenten binnen trainingen te kunnen vergroten. Ook is er een
interventievoorstel gedaan, waardoor docenten meer gelegenheid krijgen, om studenten meer
keuzemogelijkheden in trainingen te bieden, ook binnen de huidige onderwijsorganisatie.
Het komend jaar wordt de interventie uitgevoerd en wordt daarna het effect van de interventie
gemeten.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Inleiding
“To live is to choose. But to choose well, you must know who you are, where you want to go and why you want to get there” (Kofi Anan).Deze woorden van Kofi Annan geven voor mij aan dat hij kiezen complex en zelfs de kern van leven
vindt. Gaandeweg mijn literatuurstudie voor dit onderzoek ben ik het belang in gaan zien van het
bieden van keuzes aan de student om derhalve de motivatie van de student te vergroten. Je kunt
echter als docent de motivatie van een student niet verhogen, je kunt alleen de student de kans
geven om zichzelf te motiveren (Herzberg, 2003). Voor een deel kan het aanbieden van
keuzemogelijkheden aan de student, daarin een sleutel zijn. Het is namelijk aangetoond door vele
onderzoeken van o.a. Deci & Ryan (2000), dat kunnen kiezen tijdens het leerproces, zeer motiverend
is voor studenten.
Als docent in het beroepsonderwijs mag je meebouwen aan een bewust bekwame beroeps-
beoefenaar, welke geacht wordt bewuste keuzes op het gebied van zijn/haar vak te kunnen maken.
Daarnaast leidt je de student ook op voor het leven, waarbij de juiste keuzes kunnen maken een
belangrijke rol speelt, zo niet cruciaal is in sommige situaties.
Dit keuzeproces wordt in de kwetsbare adolescente periode verder op school mede ontwikkeld, als
het al ontwikkeld wordt. Deze ontwikkeling hangt o.a. af van de mate waarin de docent een rol
speelt bij het aanbieden en begeleiden van keuzemogelijkheden voor de adolescente student.
Om te onderzoeken of er voldoende keuzemogelijkheden binnen het onderwijs en met name
trainingen zijn, waardoor de student én kan oefenen met kiezen, wat voor het latere leven zeer
belangrijk is én met grote zekerheid meer gemotiveerd wordt om te leren, is dit inventariserende
onderzoek gestart. De centrale onderzoeksvraag daarbij is geweest:
In hoeverre komen keuzemogelijkheden die de student krijgt en ervaart - in het kader van autonomie -
in trainingen van het tweede leerjaar, overeen met de gewenste keuzemogelijkheden van de student?
Dit onderzoek geeft de resultaten weer van de keuzemogelijkheden die gekregen, ervaren en
gewenst worden door studenten uit het tweede jaar van de opleiding kinderopvang, niveau 4, aan
het ROC Leiden. In hoofdstuk één: geschiedenis en probleemstelling, wordt de aanleiding voor dit
onderzoek beschreven. Voordat er onderzoek plaats kon vinden is er literatuuronderzoek gedaan en
zijn er mede op basis daarvan doelstelling en een centrale vraagstelling met de bijbehorende
deelvragen geformuleerd. Deze zijn aangegeven in hoofdstuk twee. In hoofdstuk drie is de opzet van
het onderzoek beschreven. In de hoofdstukken vier en vijf vindt u de resultaten en de conclusies van
het onderzoek. In hoofdstuk zes worden er aanbevelingen en voorstellen voor interventies gedaan.
Dit onderzoek wordt afgesloten met een discussie die u terugvindt in hoofdstuk zeven. In dit
hoofdstuk vind u ondermeer een reflectie op de inhoud van het onderzoek en het
onderzoeksproces .
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
1 Geschiedenis en probleemstelling
Sinds 1986 geef ik les aan studenten in het mbo. Elk jaar zie ik in elke les, meer of minder
gemotiveerd gedrag van studenten. Vooral de laatste jaren ervaar ik dat het motiveren van
studenten met name om te luisteren naar instructie e.d. steeds lastiger wordt. Door allerlei
onderzoek is gebleken dat studenten meer gemotiveerd raken als ze zelf invloed kunnen uitoefenen
bij het leren. Na verdieping in de literatuur over motivatie maakte ik kennis met de ’Self-
Determination Theory’ van Deci en Ryan (2002). Deze theorie geeft aan dat er drie basisbehoeften
zijn bij het leren: autonomie, competentie en relatie. Het onderdeel ‘autonomie van studenten’
speelt een belangrijke rol in de motivatie van studenten. Studenten ervaren autonomie als ze weten
waarvoor ze iets leren en wanneer ze keuzemogelijkheden krijgen. In mijn onderzoek wil ik nader
ingaan op de keuzemogelijkheden die de studenten krijgen, ervaren en wensen.
In elke tweede jaar groep zitten studenten die ongemotiveerd gedrag laten zien. Zo ook bij de
opleiding kinderopvang aan het ROC Leiden. Over het algemeen is het beeld van het beroep duidelijk
bij tweede jaar studenten. Ze hebben door hun eerste stage, ervaring in het beroep en willen graag
verder met de opleiding. Deze uitspraak baseer ik op gesprekken die ik heb gevoerd met tweede jaar
studenten van de opleiding. Je zou verwachten dat deze studenten volop gemotiveerd aan het leren
zijn in het tweede jaar van de opleiding. Toch is er nog vaak ongemotiveerd gedrag bij de studenten
uit het tweede jaar te zien, zoals: huiswerk niet maken, niet willen werken in de les, verstorend
gedrag in de les, respectloos gedrag naar docenten en medestudenten, verzuim etc.
In veel trainingen van de opleiding kinderopvang, wordt er een groot beroep op de luistervaardigheid
en de leesvaardigheid van de student gedaan. Van Emst (geciteerd in de Winter et. al 2004) geeft in
een overzicht aan op welke manier er het meest effectief geleerd wordt. Door lezen nemen we 10%
en door luisteren 20% op van wat we leren. We leren echter 70% van discussiëren, 80% van eigen
ervaringen en 95% van uitleggen aan anderen. Het blijkt dat onze manier van lesgeven,
keuzemogelijkheden in de manier waarop studenten willen leren niet optimaal mogelijk maakt.
Studenten geven aan dat ze graag zelfsturend willen leren, maar dat ze weinig gelegenheid tot
zelfsturing krijgen in de opleiding. De wil van de student concludeer ik uit de antwoorden die ik van
studenten heb gekregen naar aanleiding van een vragenlijst over de mate waarin ze zelfsturing
ervaren en zelfsturing wensen in hun opleiding. Zestien tweede jaar studenten van de opleiding
Kinderopvang hebben de lijst ingevuld. Elf studenten ervaren geen mogelijkheid om te kiezen wat ze
leren en tien studenten zouden deze mogelijkheid wel willen. In de huidige situatie bepaalt de
docent grotendeels wat, hoe en waar en wanneer er geleerd wordt.
Docenten en studenten hebben last van ongemotiveerdheid. De docent dient veel meer moeite te
doen om de orde te handhaven, want In veel trainingen wordt nog op de traditionele manier
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
lesgegeven, dat wil zeggen, de docent vertelt en geeft aan hoe de les ingevuld wordt. Door
afnemende concentratie van de student tijdens het luisteren naar de docent, wordt het leren
gehinderd. Studenten gaan andere dingen doen. Energie van de docent gaat in het orde houden
zitten en er wordt te weinig aan het leren toe gekomen. Bovendien is de docent aan het werk en de
student ‘leunt’ achterover, waardoor het leren vaak ineffectief is. Orde heeft - zoals aangegeven in
de meta analyse van Hattie (2003) - het grootste effect op de leerprestaties van de student. Er wordt
vaak gebruik gemaakt van extrinsieke factoren om de student te motiveren. Het is echter na
onderzoek (Deci & Ryan 2000) gebleken dat alleen appel doen op extrinsieke motivatie, geen
degelijke basis is om de student blijvend en met plezier te laten leren.
Studenten geven ook als oorzaak voor hun ongemotiveerdheid, de organisatie van de school aan. Dat
onderdeel kan ik niet beïnvloeden. Maar ik ben van mening dat als we het kernonderdeel van het
competentiegerichte onderwijs: de autonomie van de student uit kunnen breiden, dat de student
sterker gemotiveerd wordt bij het leren, waardoor (bijkomend gunstig effect) de organisatiebeleving
een minder belangrijke rol gaat spelen.
Als het ongemotiveerde gedrag door blijft sudderen, dan heb je kans dat de organisatie last van deze
situaties krijgt, omdat de studenten door gebrek aan motivatie de opleiding voortijdig gaan verlaten.
De organisatie wordt afgerekend op deze voortijdig uitvallers.
Het is dus van groot belang om te zorgen dat zoveel mogelijk studenten gemotiveerd en met plezier
aan het werk gaan en blijven, zodat we naast het plezier en motivatie van student en docent ook aan
de onderstaande doelen kunnen werken:
een stap verder in competentie gericht leren binnen het Leids Onderwijsmodel , waarbij
‘maatwerk’ hoog in het vaandel staat,
van docent gestuurd onderwijs komen tot meer student gestuurd onderwijs,
minder voortijdig uitval van studenten.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
2 Theoretisch kader en vraagstelling
2.1 Onderwijsontwikkeling
Vanuit onze inmiddels hoogontwikkelde samenleving, het voortbestaan en de ontwikkeling daarvan,
zijn er behoeften ontstaan om een het onderwijs anders in te richten.
De maatschappij vraagt andere vaardigheden van een mens dan vroeger. Het is van belang om jezelf
staande te kunnen houden in een meer gecompliceerde maatschappij. Lang niet alle problemen uit
het dagelijkse leven van nu, vragen een systematische oplossing. Voor het vinden van oplossingen
zijn nieuwe andere strategieën nodig. Deze strategieën werden in het vroegere onderwijs niet
aangeleerd. Vroeger werd er eerst geleerd om later te leven Nu moeten mensen leren om in dialoog
te gaan met de situatie zoals hij zich aandient. Daardoor dienen studenten en volwassenen
vaardigheden te hebben om ‘een leven lang’ te leren. Dit is mede gebeurd op basis van allerlei
onderzoek omtrent het ‘leren’ zelf. Het accent is verlegd van ‘onderwijs’ naar ‘leren’. Vanuit
onderzoek is vast komen te staan dat ‘leren’ het persoonlijk construeren van kennis is, zoals die in de
sociale omgeving wordt gedeeld. Daarnaast is ook vast komen te staan en ervaren wij dagelijks, dat
motivatie van studenten in de huidige schoolleersituatie problematisch is. De motivatie moet worden
opgewekt door een keuze van anderen (docenten, opleiders) die het liefst moet worden gevolgd en
gedeeld. Leren in ‘gedwongen’ leersituaties wekt geen motivatie op (Bolhuis, 2009).
Veel beroepen ontwikkelen zich snel, waardoor kennis ook snel verouderd raakt. Het is dus vanuit
het beroep noodzakelijk dat een mens bij kan blijven in de ontwikkelingen in zijn beroep. Daarvoor
zal hij leercompetenties nodig hebben.
Al deze ontwikkelingen vroegen om een andere manier van onderwijs.
Het competentiegerichte leren is een antwoord op de vragen vanuit de maatschappij en de
beroepsontwikkeling binnen die maatschappij. Het is mede de taak van het onderwijs om die
leercompetenties te ontwikkelen bij de studenten. Het ontwikkelen van leercompetenties staat o.a.
centraal in het competentiegerichte onderwijs. Het leren wordt binnen het competentiegerichte
onderwijs veel meer vanuit de student georganiseerd, zodat de student zijn eigen leerroute kan
samenstellen, waardoor hij sterker gemotiveerd zal worden. De student mag veel meer het heft in
eigen handen krijgen binnen deze vorm van onderwijs.
2.2 Motivatie
De definitie van motivatie is: “geheel der factoren (ook aandriften) waardoor het gedrag gericht
wordt” (Van Dale 1976). Anders gezegd spelen er bij motivatie motieven mee, waardoor het gedrag
gericht wordt.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
In het onderwijs noemen we gedrag gemotiveerd, als het gedrag van een student gericht is op leren.
We kunnen een onderscheid maken in extrinsieke motivatie, intrinsieke motivatie en
geïnternaliseerde motivatie.
Bij extrinsieke motivatie wordt een student gemotiveerd om te leren door factoren van buitenaf,
zoals bijvoorbeeld een beloning in het vooruitzicht, of om een ‘straf’ te ontlopen.
Intrinsieke motivatie is motivatie van binnenuit. Iets doen omdat je er plezier aan beleefd. Iets doen
om het doen.
Geïnternaliseerde motivatie is als er dingen gedaan worden vanuit imitatie, sociale codes etc. Dingen
doen omdat ‘ze zo horen’ in onze cultuur.
In het traditionele onderwijs kost het docenten veel energie om de motivatie van studenten te
blijven voeden. Door het lezen over motivatie stuitte ik op de ’Self - Determination Theory’,
ontwikkeld door Deci en Ryan (2000).
Volgens Deci en Ryan geciteerd in Sierens (2009), hebben studenten bij het studeren drie
psychologische basisbehoeften: Competentie, autonomie en relatie. Vanuit de 3 psychologische
basisbegrippen:(1)mensen(studenten) zijn gemotiveerd om te laten zien wat ze kunnen,
(2)studenten laten graag zien dat ze dingen zelf kunnen, maar wel (3)met de bereikbaarheid en
genegenheid van de docent. Dit wordt de ’Self - Determination Theory’ genoemd.
Figuur 2.1 model Self-Determination Theory van Deci & Ryan (bron: Bijl, M. & Praag, M. van 2010)
In figuur 2.1 wordt het verband geschetst tussen de drie pijlers van de ‘Self - Determination Theory’,
autonomie, competentie en relaties en het positief veranderresultaat.
Als we in het onderwijs deze drie basisbehoeften kunnen vervullen, door taken aan te bieden die
uitdagend zijn voor de student, die mogelijk zijn om uit te voeren en die met te voorspellen succes
kunnen worden uitgevoerd, dan geven we de student een gevoel van competentie. Daarnaast is het
van belang om keuzes voor de student in te bouwen in de taak. Daardoor kan de student zijn eigen
weg volgen door de taak heen. De relatie met de docent en medestudenten is van belang bij het
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
‘sparren’ over leertaken, bij de stimulering van elkaar en bij de uitleg of het afkijken van
metacognitieve vaardigheden. Naar aanleiding van deze theorie is veel onderzoek binnen het
onderwijs gedaan. Uit die onderzoeken is vast komen te staan, dat studenten werkelijk meer
intrinsiek gemotiveerd raken, maar ook betere prestaties lieten zien, als de hierboven geschetste
psychologische behoeften bij hen vervuld werden (Black & Deci, 2000).
Het meest doorslaggevende argument om studenten te motiveren is het meest recente inzicht
gepubliceerd in een meta analyse van neurowetenschappelijk onderzoek, door Crone (2012),
samengevat door van Hintum (2012), namelijk dat de prefrontale cortex van adolescenten, dat
impulsief en roekeloos gedrag reguleert, niet gebrekkig functioneert, zoals onderzoekers tot nu toe
veronderstelden, maar dat het veel flexibeler is dan tot nu toe werd gedacht. De bevinding dat de
emotiesystemen in de hersenen tijdens de adolescentie extra gevoelig zijn wordt wel consequent
gevonden, maar het gebruik van de prefrontale cortex is wisselend en hangt vooral af van de
motivatie van jongeren. Motivatie reguleert het gebruik van de prefrontale cortex waardoor het
gedrag van jongeren wordt gereguleerd. Als adolescenten iets heel graag willen, dan kunnen ze
plannen en geconcentreerd werken.
Motivatie is te meten aan de hand van de volgende parameters in het gedrag van mensen: de
intensiteit, doelgerichtheid en de persistentie van gedrag. Het effect van motivatie bij een student is
dus niet alleen dat hij het naar zijn zin heeft als hij leert, maar ook dat hij doelgerichter leert en het
volhoudt om te leren ondanks weerstanden (Boekaerts & Simons, 2003).
Ik hoop volgend jaar, na mijn interventie, aan de hand van deze parameters te kunnen vaststellen of
er meer gemotiveerd gedrag te constateren valt bij de tweede jaar studenten.
2.3 Autonomie/zelfsturing
Een student kan pas gemotiveerd raken als hij de wens heeft om te leren of als hij bereid is om te
leren (Carrol, geciteerd in Schmidt, 1983). Er kan pas een bereidheid tot leren ontstaan, als er door
de student voldoende eigenheid aan een leertaak kan worden gegeven. Dan wordt een leertaak een
plan. Juist bij leren is dat cruciaal, omdat de student zich alleen dat eigen maakt wat hij echt wil
weten. Voordat een student aan een leertaak kan beginnen moet hij zich bewust zijn van de
mogelijkheden tot handelen of te veranderen. De student dient zich bewust te zijn van het feit dat
het iets uitmaakt wat hij doet. De student moet ervaren dat hij ‘actor’ kan zijn, dus voor een deel
mee kan bepalen wat er gebeurt. Als een student vertrouwen kan hebben in zijn ‘actorschap’ bij zijn
leerproces wordt hij in principe in staat gesteld om zelfsturend te leren (Herzberg, 2009).
Autonomie is het gevoel om vrij te zijn in de keuzes die je maakt. ‘Het heft in eigen handen hebben’
bij de studie. Zelfsturing is volgens Boekaerts en Simons (2003): “ overwogen kiezen en de
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
consequenties nemen”. Overwogen keuzes kunnen maken is belangrijk om te kunnen functioneren
in onze huidige maatschappij. Zoals eerder geschetst is de huidige maatschappij complex en biedt zij
veel keuzemogelijkheden.
2.4 Keuzeprocessen van studenten/adolescenten
In het competentiegericht leren wordt er naar gestreefd om de student zelf te laten participeren
door hem te laten leren in voor hem betekenisvolle situaties die hij al of niet zelf kan kiezen.
Alleen is het de vraag of de student dat al kan. Kan hij al weloverwogen keuzes maken die gevolgen
hebben voor zijn loopbaan?
Uit recent hersenonderzoek van Crone en Jolles is gebleken dat het deel van de hersenen - de
prefrontale cortex - dat zorgt voor de coördinatie van bepaalde hersendelen, nog niet af is op de
adolescente leeftijd. De hersenen ontwikkelen nog door tot het vijfentwintigste levensjaar (Jolles,
2007). In de prefrontale cortex worden o.a. planningsvaardigheden, prioriteiten stellen, het wegen
van sociale en emotionele factoren en keuzeprocessen aangestuurd.
Het blijkt dat adolescenten op basis van hersenonderzoek nog niet in staat zijn om complexe keuzes
te maken. Jolles vindt op basis van dit hersenonderzoek dat het competentiegerichte leren de
student in de adolescente leeftijd overvraagt. Hij stelt dat adolescente hersenen nog niet rijp zijn om
zelfstandig op verantwoorde wijze te kunnen sturen (Jolles, 2005).
Vooral de keuzes die gevolgen hebben op de lange termijn zijn lastig voor de adolescent.
Ze zijn geneigd om op basis van emotie en behoefte te kiezen. Dit komt doordat de inhibitie
(behoefteregulering) van de adolescent nog niet goed ontwikkeld is (Krabbendam, 2011).
De ontwikkeling van de hersendelen verloopt niet autonoom. De omgeving speelt daarbij een
belangrijke rol. Kuipers en Onstenk geciteerd in Booys (2008) vinden dat de student hulp nodig heeft
bij het aanleren van keuzes maken, plannen etc. Volgens hen speelt de docent een cruciale rol in het
aanleren en ontwikkelen van keuzevaardigheden, want vooral de metacognitieve vaardigheden
zoals, plannen, monitoren, evalueren en reflecteren, zijn vaak nog niet sterk ontwikkeld bij de
student op het mbo.
Doch in tegenstelling tot dat wat eerder aangegeven is door wetenschappelijk onderzoek van bv.
Jolles (2005), geeft de meest recente meta analyse van neurowetenschappelijk onderzoek door
Crone (2012) samengevat door van Hintum (2012) aan, dat de prefrontale cortex al wel volledig
ontwikkeld is. Alleen is deze nog erg gevoelig.
Motivatie reguleert de prefrontale cortex en daardoor reguleert het gedrag van de student. De
docent speelt een grote rol in het genereren van motivatie bij de docent.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Volgens Jolles (2005) kan de docent een belangrijke rol spelen bij het leren kiezen van de adolescent,
want de student heeft kennis nodig om te kunnen kiezen. Hij zegt: “Het kind moet ervaring krijgen in
het aanleren van strategieën en procedures, maar ook moet voldoende kennis verworven worden
om die strategieën op toe te passen”.
Tegenwoordig is de gedachte achter ‘keuzes maken’ gebaseerd op het rationele keuzemodel. Dat wil
zeggen dat mensen zouden kiezen op basis van de informatie die ze hebben over een bepaald
onderwerp. Dat houdt in, dat als je goed geïnformeerd bent, je een verantwoorde keus kunt maken.
Dit model zien we ook vaak terug in het onderwijs. Denk hierbij maar eens aan voorlichting over een
beroep of opleiding. Vaak zien we in lessen dat docenten veel informatie geven, maar dat de student
geen weloverwogen keuzes (kan) maken op basis van die informatie, maar dat hij op basis van
andere motieven kiest.
Dit keuzegedrag ontstaat - naast het nog niet volledig ontwikkelde brein - doordat er zelden wordt
voldaan aan de voorwaarden van het rationele keuzemodel.
Oorzaken daarvan kunnen zijn dat:
1. Cognitieve vaardigheden te weinig zijn.
2. De voorkeuren niet altijd hetzelfde zijn.
3. Er wilskracht ontbreekt om een keuze te maken en uit te voeren.
4. Er heel veel keuzes routinematig of onbewust gemaakt worden.
Er worden, om keuze te beïnvloeden, vaak technieken als informeren en overtuigen, gebruikt. Dit
doet sterk beroep op de rede, maar vaak is er een gebrek aan wilskracht en geen gebrek aan kennis
(Tiemeyer et al. 2009).
Het blijkt in de praktijk dat de student vaak niet kan kiezen, ondanks dat hij de juiste informatie en
strategieën aangereikt heeft gekregen, om bv. aan het werk te gaan. De wilskracht ontbreekt hen om
aan het werk te gaan, en veel keuzes worden routinematig gemaakt op basis van de standaard/norm.
De norm van bijvoorbeeld het imago van ‘leren’ in een klas, bij vrienden (peergroup). Als de norm is
dat leren tijdens de les niet ‘cool’ is, wordt het al moeilijker om daarvoor te kiezen. De keuzes van
adolescenten worden juist nog sterk bepaald door de peergroup (Krabbendam, 2011). De
adolescenten beantwoorden aan het beeld, hierboven geschetst in oorzaak drie en vier, waardoor
het rationele keuzemodel vaak niet werkt bij studenten in het mbo. Crone (2012) samengevat door
van Hintum (2012) stelt dit - op basis van nieuwe inzichten - niet zo sterk, zoals eerder aangegeven.
Toch kunnen we - omdat de mens zich in keuzes systematisch niet rationeel gedraagt - gedrag
beïnvloeden zonder in te grijpen in keuzevrijheid, bv. in de economie een bepaalde keus vanwege
schaarste/milieu heel duur maken, of veel reclame maken voor een bepaalde keus, bijvoorbeeld
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
vlees eten (Tiemeyer et al. 2009). Het zou aardig zijn om te kijken of we dit soort technieken ook
kunnen vertalen naar het onderwijs, bijvoorbeeld door bepaalde opdrachten te promoten en
aantrekkelijk te maken.
Door het bieden van keuzes door de docent , kan de student ervaring opbouwen in het maken van
keuzes. Daarom pleit Kunnen geciteerd in Booys (2008) voor ‘keuzes’ ingebed in het totale leren en
het ‘leren kiezen’ niet alleen in een vak ‘keuzevaardigheden’ te gieten. Juist het competentiegericht
leren biedt de student de gelegenheid om te oefenen met keuzes, omdat het vanuit veelal
authentieke beroepssituaties ontworpen is, die vragen om keuzes van de student (Onstenk, geciteerd
in Booys, 2008). Als de student overwogen keuzes maken heeft geleerd en heeft ervaren dat het
resultaat van zijn keuze hem verder heeft gebracht in zijn studie, ervaart hij een autonoom gevoel,
dat weer voor verdere veelal intrinsieke motivatie zorgt.
2.5 Keuzemogelijkheden in het onderwijs
In mijn onderzoek wil ik mij richten op de keuzemogelijkheden die de student binnen een training uit
het tweede jaar krijgt. De keuzemogelijkheden, die ik wil gaan onderzoeken zijn gebaseerd op de
hieronder gegeven indeling van de leeromgeving van Vermunt, geciteerd in Boekaerts en Simons
(2003):
Inhoud Leerdoelen Leeractiviteiten Bronnen,materiaal en hulpmiddelen Standaard eisen waar het leerresultaat van de student moet voldoen. Eindoordeel over het leerresultaat van de student.
Vermunt stelt dat dit onderdelen zijn waarop zowel de docent als de student in meer of mindere
mate kan sturen.
2.6 Samenvatting theoretisch kader
Een belangrijke factor bij het motiveren van studenten is het geven van autonomie. Autonomie
ontstaat bij studenten, als je ze de gelegenheid geeft om zichzelf te sturen. Daarbij rekening houdend
met de mate van docentsturing welke een student nodig heeft om zichzelf te kunnen sturen.
Onderdeel daarin is concreet: het bieden, aanleren en begeleiden van overwogen keuzes op langere
termijn, aan en van de student/adolescent.
Er zijn ‘handicaps’ in het tot stand komen van verantwoorde keuzes op langere termijn, bij
adolescenten te constateren. De belangrijkste handicap ligt met name in de hersenontwikkeling die
nog niet voltooid is bij adolescenten (Jolles, 2005, Krabbendam, 2011). Gedurende het schrijven van
mijn analyseplan zijn er nieuwe inzichten ontstaan omtrent de hersenontwikkeling bij adolescenten ,
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
gebaseerd op de laatste inzichten van de meta-analyse van neurowetenschappelijk onderzoek van
Crone (2012) samengevat door van Hintum (2012). Deze meta analyse geeft aan dat de
hersenontwikkeling bij adolescenten wel voltooid is, maar nog erg gevoelig is. De inhibitie van de
adolescente student is nog niet voldoende ontwikkeld om overwogen keuzes op langere termijn te
maken. Dat heeft tot gevolg dat adolescenten vaak nog niet overwogen, op basis van informatie
kiezen, maar meer met hun onbewuste kiezen en gaan voor ‘genot’ op de kortere termijn. Uit de
meta analyse van Crone (2012) komt echter ook naar voren dat als de adolescent zeer gemotiveerd
voor iets is, hij wel zijn behoeften kan uitstellen. Dit komt omdat de inhibitie in de grond wel is
ontwikkeld, doch nog niet helemaal in balans is.
De peergroup en de ouders hebben wel een sterke invloed op het keuzegedrag van adolescente
studenten in tegenstelling tot wat eerder aangenomen was (Crone 2012).
Adolescenten kunnen/dienen getraind worden in het maken van overwogen keuzes. Met name de
ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden zoals plannen, monitoren, evalueren en reflecteren
dienen docenten te stimuleren. ‘Keuzetraining’ stimuleert de hersenontwikkeling van de adolescent.
De docent is van groot belang bij het motiveren van studenten door o.a. het aanleren, en begeleiden
van keuzes bij studenten, omdat de vaardigheid ‘overwogen kiezen’ essentieel is in onze huidige
maatschappij. De vaardigheid om overwogen te kunnen kiezen is tevens essentieel in het
competentiegerichte onderwijs.
Om motivatie t.a.v. leren bij studenten te genereren, dienen we te voldoen aan drie psychologische
basisbehoeften: autonomie, competentie en relatie. Om een gevoel van autonomie te krijgen dien je
keuzemogelijkheden te hebben.
In mijn onderzoek ga ik keuzemogelijkheden die de studenten uit het tweede leerjaar van de
opleiding kinderopvang aan het ROC Leiden, krijgen, ervaren en wensen, in kaart brengen en
vaststellen of er verschillen zijn in de gekregen en ervaren keuzemogelijkheden en of er verschillen
zijn in de gekregen/ervaren en gewenste keuzemogelijkheden. Dit wordt weergegeven in het
conceptueel model dat op de volgende bladzijde staat.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Figuur 2.2 Conceptueel model.
2.7 doelstelling en vraagstelling van het onderzoek
Ik wil gaan onderzoeken hoe het kernonderdeel van competentiegericht leren ‘autonomie van de
student’ en dan met name de keuzemogelijkheden voor de student binnen de trainingen van het
tweede jaar van de opleiding kinderopvang, is ingevoerd. Dit, omdat het uit de literatuur gebleken is
dat de factor ‘autonomie’ een grote rol speelt in het wel of niet gemotiveerd leren van studenten.
Op basis van het in de vorige paragraaf geschetste belang van overwogen keuzes kunnen maken
door de student, wil ik gaan inventariseren welke keuzemogelijkheden studenten krijgen in hun
leerproces binnen trainingen in het tweede leerjaar. Daarnaast vind ik het van belang om te
inventariseren welke keuzemogelijkheden de student ervaart en wenst, zodat we na dit onderzoek
het aanbod van keuzemogelijkheden op de vraag van keuzemogelijkheden kunnen gaan afstemmen.
De uitkomst van mijn onderzoek kan richting geven aan het bieden van keuzemogelijkheden aan de
student in trainingen binnen het tweede leerjaar.
De doelstelling van dit onderzoek is als volgt:
Het in kaart brengen in hoeverre keuzemogelijkheden die de student krijgt en ervaart – in het kader
van autonomie- in trainingen van het tweede leerjaar, overeenkomen met de gewenste
keuzemogelijkheden van de student, zodat we op basis hiervan inzicht krijgen in het eventuele
verschil tussen het aanbod en de vraag van keuzemogelijkheden.
De uitkomst van dit onderzoek is een leidraad voor het maken van een plan van aanpak voor het
afstemmen van de geboden keuzemogelijkheden, op de ervaren en gewenste keuzemogelijkheden
door de student.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Gewenste keuzemogelijk-heden.(studenten)
Ervaren keuzemogelijk-heden.(studenten)
Gegeven keuzemogelijk-heden. (docenten)
Verschillen Verschillen
Verschillen
Op basis van het hierboven gestelde doel van mijn onderzoek kan de volgende centrale vraagstelling
geformuleerd worden:
In hoeverre komen keuzemogelijkheden, die de student krijgt en ervaart - in het kader van
autonomie - in trainingen van het tweede leerjaar, overeen met de gewenste keuzemogelijkheden
van de student?
Deelvragen daarbij zijn:
1. Welke keuzemogelijkheden krijgt de student- in het kader van autonomie bij
het leerproces- in trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?
2. Welke keuzemogelijkheden ervaart de student – in het kader van autonomie bij het
leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?
3. Welke keuzemogelijkheden wenst de student – in het kader van autonomie bij het
leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?
2.8 Definities van kernbegrippen/variabelen
Deci & Ryan (2000) hebben aangegeven dat er drie basisbehoeften zijn, waar aan voldaan dient te
worden wil men gemotiveerd kunnen leren. Die drie basisbehoeften zijn: relatie, competentie en
autonomie. Om te kunnen voldoen aan de psychologische basisbehoefte autonomie bij studenten
dien je studenten ondermeer keuzemogelijkheden te geven. ‘Keuzemogelijkheden’ is derhalve het
kernbegrip in mijn onderzoek. De variabelen daarin zijn de door de student gekregen, ervaren en
gewenste keuzemogelijkheden.
Ik ben bij het vaststellen van mijn aspecten uitgegaan van de, in paragraaf 2.5 aangegeven, indeling
van Vermunt, geciteerd in Boekaerts en Simons (2003). Daarnaast hebben de onderdelen van het
onderwijs, die binnen een training aan de orde zijn, de keus voor de aspecten bepaald. De standaard
eisen waar het leerresultaat van de student aan moet voldoen en eindoordeel over het leerresultaat
van de student heb ik niet meegenomen in mijn variabelenschema daar ik al weet dat de docent,
binnen de trainingen van het tweede jaar Kinderopvang, deze twee onderdelen bepaalt. De aspecten
zijn als volgt gesteld:
Leerdoelen. Werkvormen. Opdrachten. Groepswerk. Presentatie.
Op de volgende bladzijden zijn deze begrippen in een apart schema voor de gekregen, ervaren en
gewenste keuzemogelijkheden uitgewerkt.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Kernbegrip Variabelen Aspecten Indicatoren
Keuzemogelijkheden Gekregen keuzemogelijkheden
Doelen Inhoud bepalen.Wanneer aan werken?Welke eerst aan werken?Wie/wat nodig?Aantal bepalen.
Opdrachten Inhoud bepalen.Welke eerst aan werken?Kiezen uit 2 of meer opdrachten.Wanneer aan werken?Wanneer inleveren
Werkvormen Kiezen uit 1 of meerdere werkvormen:Kijken doc./film.Lezen van een tekst.Vragen beantwoorden bij een tekst.Een verslag makenEen samenvatting van een tekst maken.Een rollenspel spelen.Een schriftelijk product maken bv. krant.Onderwerp met klasgenoten bespreken.Een opdracht in de BPV uitvoeren.Een opdracht presenteren.
Groepswerk Kiezen om samen te werken?Kiezen hoe vaak samen te werken?Aantal groepsleden kiezen?De groepsleden kiezen?Hoe lang in een groep blijven werken?
Presentaties Zelf bepalen of een opdracht met een presentatie wordt afgesloten?Middelen voor de presentatie kiezen?Kiezen uit 2 of meer presentatievormen?Wanneer werken aan de presentatie?Wanneer de presentatie houden?
Figuur 2.3 Variabelenschema gekregen keuzemogelijkheden.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Ervaren keuzemogelijkheden
Doelen Inhoud bepalen.Wanneer aan werken?Welke eerst aan werken?Wie/wat nodig?Aantal bepalen.
Opdrachten Inhoud bepalen.Welke eerst aan werken?Kiezen uit 2 of meer opdrachten.Wanneer aan werken?Wanneer inleveren
Werkvormen Kiezen uit 1 of meerdere werkvormen:Kijken doc./film.Lezen van een tekst.Vragen beantwoorden bij een tekst.Een verslag makenEen samenvatting van een tekst maken.Een rollenspel spelen.Een schriftelijk product maken bv. krant.Onderwerp met klasgenoten bespreken.Een opdracht in de BPV uitvoeren.Een opdracht presenteren.
Groepswerk Kiezen om samen te werken?Kiezen hoe vaak samen te werken?Aantal groepsleden kiezen?De groepsleden kiezen?Hoe lang in een groep blijven werken?
Presentaties Zelf bepalen of een opdracht met een presentatie wordt afgesloten?Middelen voor de presentatie kiezen?Kiezen uit 2 of meer presentatievormen?Wanneer werken aan de presentatie?Wanneer de presentatie houden?
Figuur 2.4 Variabelenschema ervaren keuzemogelijkheden.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Gewenste keuzemogelijkheden
Doelen Inhoud bepalen.Wanneer aan werken?Welke eerst aan werken?Wie/wat nodig?Aantal bepalen.
Opdrachten Inhoud bepalen.Welke eerst aan werken?Kiezen uit 2 of meer opdrachten.Wanneer aan werken?Wanneer inleveren
Werkvormen Kiezen uit 1 of meerdere werkvormen:Kijken doc./film.Lezen van een tekst.Vragen beantwoorden bij een tekst.Een verslag makenEen samenvatting van een tekst maken.Een rollenspel spelen.Een schriftelijk product maken bv. krant.Onderwerp met klasgenoten bespreken.Een opdracht in de BPV uitvoeren.Een opdracht presenteren.
Groepswerk Kiezen om samen te werken?Kiezen hoe vaak samen te werken?Aantal groepsleden kiezen?De groepsleden kiezen?Hoe lang in een groep blijven werken?
Presentaties Zelf bepalen of een opdracht met een presentatie wordt afgesloten?Middelen voor de presentatie kiezen?Kiezen uit 2 of meer presentatievormen?Wanneer werken aan de presentatie?Wanneer de presentatie houden?
Figuur 2.5 Variabelenschema gewenste keuzemogelijkheden.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
3 Onderzoeksopzet
3.1 Soort onderzoek
Dit onderzoek is een kwantitatieve en kwalitatieve survey naar keuzemogelijkheden, gekregen,
ervaren en gewenst door de student. De gekregen, ervaren en gewenste keuzemogelijkheden
worden onderzocht in relatie tot diverse onderwijsaspecten binnen diverse trainingen. Dit onderzoek
inventariseert en beschrijft de situatie in schooljaar 2011-2012 t.a.v. keuzemogelijkheden die de
student krijgt, ervaart en wenst.
De specifieke onderwijssituatie van het tweede jaar in de opleiding kinderopvang is als uitgangspunt
voor dit onderzoek genomen. Het onderzoek wordt bij studenten en drie docenten in het tweede
leerjaar van de opleiding kinderopvang niveau 4, van het ROC te Leiden uitgevoerd. Met name wordt
de situatie omtrent keuzemogelijkheden voor studenten in de trainingen van de derde en vierde
periode in het tweede leerjaar onderzocht. De vragenlijsten die voor de student ontworpen zijn,
leveren kwantitatieve data op. De docenten worden geïnterviewd aan de hand van topics die
overeenkomen met de onderwerpen in de vragenlijsten voor de studenten. Dat levert kwalitatieve
data op. De data van de interviews en vragenlijsten worden geanalyseerd en met elkaar vergeleken,
op basis waarvan er conclusies gemaakt kunnen worden.
3.2 Triangulatie
Voor de antwoorden op de verschillende deelvragen zijn er diverse methodes gebruikt. Voor
antwoord op de eerste deelvraag zijn er interviews gehouden met docenten. Voor de antwoorden op
de tweede en derde deelvragen zijn er vragenlijsten ingevuld door de studenten. De vragen van de
lijsten zijn hetzelfde opgezet als de vragen/topics van de interviews. Dit is zo opgezet om - zoals
eerder gesteld - de gegevens met elkaar te kunnen vergelijken. De vragenlijsten vragen naar
ervaringen van studenten m.b.t. keuzemogelijkheden en wensen m.b.t. keuzemogelijkheden in een
bepaalde training gegeven door een bepaalde docent. De docent geeft in een interview aan welke
keuzemogelijkheden hij/zij geeft in de training. Het kan zijn dat de docent aangeeft
keuzemogelijkheden te geven in een aspect, terwijl de student in zijn antwoorden in de vragenlijst bij
de desbetreffende training door die docent gegeven, geen keuzemogelijkheden te ervaren. Dit kan
ontstaan doordat de studenten hun ervaring/beleving aan dienen te geven op een vraag met een 5
puntsschaal. Beleving is niet objectief. Als er meerdere studenten bijna gelijke of gelijke antwoorden
geven op eenzelfde vraag, dan mag men er redelijkerwijs vanuit gaan dat er een collectief beleven is
ten opzichte van een bepaalde vraag. Het kan ook voorkomen dat studenten totaal verschillende
antwoorden geven op eenzelfde vraag. De oorzaak daarvan kan nader worden onderzocht.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
3.3 Onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep betreft 25 studenten van de opleiding kinderopvang, tweede leerjaar, niveau 4,
derde of vierde periode (februari t/m juni) aan de opleiding kinderopvang. Alle studenten hebben
een leeftijd variërend van 16-18 jaar. Het zijn allemaal meisjes. Ik heb de groep gevraagd of ze wilden
meewerken aan mijn onderzoek. Ik heb uitgelegd in welk kader het onderzoek werd gedaan en wat
het hen misschien zou kunnen opleveren (meer plezier in het leren). De groep voelde zich vereerd en
wilde graag meedoen.
Daarnaast heb ik drie docenten uitgenodigd voor mijn onderzoek. Zij geven de trainingen aan de
studenten in het tweede leerjaar van de opleiding Kinderopvang, die over deze trainingen twee
vragenlijsten ingevuld hebben. Zij zijn derhalve expertdocenten in mijn onderzoek, daar mijn
onderzoek zich richt op de keuzemogelijkheden die in trainingen van het tweede leerjaar aan de
opleiding Kinderopvang gegeven worden. Twee vrouwelijke en één mannelijke docent. In de leeftijd
variërend van 37 - 62 jaar. Twee docenten werken al meer dan 15 jaar op het ROC Leiden. Eén
docent werkt sinds vier jaar aan het ROC Leiden. Na uitleg van mijn kant wilden ze graag meewerken
aan het onderzoek.
3.4 Mate van generaliseerbaarheid
De specifieke onderwijssituatie in de trainingen uit het tweede leerjaar van de opleiding
kinderopvang, is als uitgangspunt voor dit onderzoek genomen. Dit laat zich herkennen door de
diverse trainingen, studenten en docenten die onderzocht zijn in het onderzoek. De vragenlijsten en
de interview topic’s kunnen gebruikt worden voor studenten en docenten van elke niveau 4
opleiding van het mbo, daar er niet naar specifieke onderwijssituaties gevraagd wordt, maar naar
onderdelen die in elke lessituatie meer of minder voorkomen. Voor niveau 3 opleidingen zou de
vraagstelling voor de studenten iets eenvoudiger gemaakt kunnen worden en kunnen er minder
vragen opgesteld worden.
Het onderzoek kan ook bij een grotere hoeveelheid trainingen en groepen studenten plaats vinden in
tegenstelling tot de omvang van dit onderzoek. De uitkomsten van mijn onderzoek kunnen voor
andere groepen studenten van dezelfde leeftijd, in een soortgelijke onderwijssituatie, met grote
waarschijnlijkheid aangenomen worden, doch het verdient aanbeveling om het onderzoek in zijn
geheel opnieuw uit te voeren, om de betrouwbaarheid van de uitkomsten te vergroten en de
specifieke situatie van een opleiding in kaart te brengen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
3.5 Instrumenten en stapsgewijze aanpak
Gekozen instrument per deelvraag
Om deelvraag 1: “Welke keuzemogelijkheden krijgt de student- in het kader van autonomie bij het
leerproces- in trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?” te kunnen beantwoorden heb ik
drie interviews met expertdocenten gehouden. Hun expertise bestond daaruit, dat ze de trainingen -
welke mijn onderzoek betreft - gegeven hebben aan de tweede jaar studenten van de opleiding
kinderopvang niveau 4.
Om deelvraag 2: “Welke keuzemogelijkheden ervaart de student – in het kader van autonomie bij
het leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?” te kunnen beantwoorden
heb ik gebruik gemaakt van een vragenlijst die is samengesteld uit vragen die zich richten op het
ervaren van keuzemogelijkheden binnen trainingen door de student.
Om deelvraag 3: “Welke keuzemogelijkheden wenst de student – in het kader van autonomie bij het
leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?” te kunnen beantwoorden heb ik
gebruik gemaakt van een vragenlijst die is samengesteld uit vragen die zich richten op het wensen
van keuzemogelijkheden binnen trainingen door de student.
Student vragenlijsten
Voor het onderzoek bij de studentrespondenten heb ik gebruik gemaakt van twee vragenlijsten. De
ene vragenlijst is samengesteld uit vragen betreffende het ervaren van keuzes door de studenten.
In de andere vragenlijst werd gevraagd naar de gewenste keuzemogelijkheden door de studenten.
De vragenlijsten bestaan elk uit 60 vragen met een vijf punt schaal: 1:nooit, 2: bijna nooit, 3: soms, 4:
regelmatig en 5: altijd.
De 60 vragen van beide vragenlijsten, zijn gerangschikt naar de aspecten: leerdoelen (5 vragen),
opdrachten (5 vragen), werkvormen, ( 10 vragen), groepswerk (5 vragen) en presentaties (5 vragen).
Ik heb geen determinerende vragen in mijn lijsten opgenomen, daar alle respondenten meisjes
waren en allen de leeftijd van 16 - 18 jaar hadden. Voordat ik de vragenlijst zou afnemen heb ik een
proefafname georganiseerd. Drie studenten van verschillend niveau uit de onderzoeksgroep, hebben
de vragenlijsten ingevuld en hebben mij waardevolle feedback gegeven, die ik verwerkt heb in de
uiteindelijke vragenlijsten. Dit heeft er ook voor gezorgd dat er bij het invullen van de vragenlijsten
weinig onduidelijkheid was met betrekking tot het invullen van de vragen op de beide vragenlijsten.
Ik heb tijdens een lessituatie alle studenten die op dat moment aanwezig waren, de lijsten laten
invullen. Er waren 23 studenten aanwezig en die hebben op dat moment de vragenlijsten ingevuld.
Ik ben bij het invullen van de lijsten aanwezig gebleven, daar ik eventuele vragen over de
vraagstelling in de vragenlijsten kon beantwoorden. Een aantal keren heb ik uitleg behoeven geven,
doch de studenten gaven aan dat de vragen duidelijk gesteld waren. Er zijn uiteindelijk eenentwintig
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
bruikbare student respondentenlijsten gebleken. Een respondent had in de beide vragenlijsten bij
alle vragen hetzelfde antwoord ingevuld en een respondent had de vragenlijsten niet volledig
ingevuld. Deze twee vragenlijsten heb ik niet gebruikt bij het onderzoek.
Docentinterviews
Om bij docenten te onderzoeken welke keuzemogelijkheden er aan studenten in trainingen gegeven
worden, heb ik gebruik gemaakt van interviews. Ik heb drie docenten - die de onderzochte trainingen
hebben gegeven - geïnterviewd. De topic’s van de interviews zijn hetzelfde opgebouwd als de vragen
van de student vragenlijsten. Dit, om vergelijkingen te kunnen maken die nodig zijn om de
deelvragen van het onderzoek te beantwoorden.
Ik heb drie docenten geïnterviewd die de door mij te onderzoeken trainingen hebben gegeven. Na
een mondelinge uitnodiging en toelichting hebben alle drie docenten direct toegezegd te willen
meewerken aan mijn onderzoek. Ik heb bij de uitnodiging benadrukt dat het niet om een beoordeling
van hun functioneren binnen de training ging, maar dat dit onderzoek een inventariserend karakter
had. Ik heb afspraken gemaakt met elke docent en heb een uur de tijd genomen om elk interview te
houden. De interviews duurden gemiddeld een half uur. De interviews zijn uitgevoerd aan de hand
van de vragenlijsten van de studenten.
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit
Student vragenlijsten
De data van de studentvragenlijsten heb ik per training in een Excel sheet ingevoerd. Daarna heb ik
de standaard deviatie, de gemiddelden, de variantie en de Crohnbach’s alpha in Excel uitgerekend,
om te kunnen controleren of de gegevens van de uitkomsten consistent en betrouwbaar waren. Bij
bijna alle aspecten bleken de Crohnbach’s alpha waarden hoger dan 0,7. Het aspect ‘opdrachten’
bleek lage Crohnbach’s alpha scores te hebben. Alle vragen, gesteld in beide studentvragenlijsten,
m.b.t. het aspect ‘opdrachten’ zijn daarom apart geanalyseerd.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Trainingen Conflicthantering Cultuur en
levensbeschouwing
Visie en
kwaliteitszorg
Begeleiden in de
kinderopvang
Aspecten Ervaren Wensen Ervaren Wensen Ervaren Wensen Ervaren Wensen
Leerdoelen 0,9 0,9 0,95 0,9 0,97 0,9 0,97 0,9
Opdrachten 0,5 0,2 0,8 0,4 0,62 0,14 0,62 0,15
Werkvormen 0,9 0,9 0,98 0,8 0,9 0,95 0,9 0,96
Groepswerk 0,6 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,9
Presentaties 0,5 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7
Tabel 3.1 Crohnbach’s alpha scores van de aspecten per training.
Docent interviews
Om de betrouwbaarheid van de interviews te waarborgen heb ik de interviews opgenomen en
letterlijk in een Word bestand genoteerd. Ik heb de docenten het Word bestand van het interview
laten lezen. Later heb ik de essentie uit de antwoorden aangegeven op basis van het volledige Word
document, zodat ik die mede in mijn analyse kon gebruiken. De uitkomsten van het onderzoek voor
de diverse trainingen heb ik met de desbetreffende docenten doorgenomen.
3.7 Dataverzameling en data analyse
Student vragenlijsten
Voor de beschrijvende rapportage zijn de gemiddelden en standaarddeviaties berekend van de
aspecten, met uitzondering van het aspect ‘opdrachten’ waarvoor de gemiddelden en
standaarddeviaties per vraag zijn berekend. Dat is zowel gedaan voor de ‘ervaren
keuzemogelijkheden’ als voor de ‘gewenste keuzemogelijkheden’.
Voor de vergelijking van ‘ervaren’ en ‘gewenste keuzemogelijkheden’ is gebruik gemaakt van de t-
toets voor gepaarde waarnemingen. De analyses zijn uitgevoerd in Excel.
Docent interviews
De drie interviews zijn aan de hand van de vragen op de studentvragenlijsten gevoerd, dit om de
betrouwbare vergelijkingen te kunnen maken tussen de ‘gegeven keuzemogelijkheden’ door de
docent (interviews) en de ‘ervaren keuzemogelijkheden’ en ‘gewenste keuzemogelijkheden’
(vragenlijsten). De interviews heb ik opgenomen en letterlijk uitgetypt in een Word bestand. Daarna
is de essentie van de vragen genoteerd. De essentie van de gegeven antwoorden heb ik in een
schema per vraag, per docent aangegeven (zie bijlage 9.1). Voor het bepalen van de frequentie van
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
antwoorden in de interviews, heb ik de antwoorden teruggebracht naar de minimale essentie en
weergegeven in vier antwoorden: “Ja, nee, soms, regelmatig en wil wel” .
Ik heb de frequentie van de docenten antwoorden in een ‘aspect schema’ gezet, zodat ik de
antwoorden van de docenten kon overzien en vergelijken.
Ik heb de antwoorden, zoals eerder gezegd, per aspect, voor alle trainingen in kaart gebracht en
vergeleken (zie hoofdstuk vier) en ik heb de antwoorden per training, per aspect in kaart gebracht
(zie bijlage 9.12). Dit, om op basis van die gegevens, een zo uitgebreid mogelijk beeld te kunnen
schetsen in mijn analyse en conclusie.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
4 Resultaten van het onderzoek
In dit hoofdstuk worden de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten per aspect voor alle trainingen
weergegeven. De weergegeven data zijn het antwoord op de, in dit onderzoek gestelde, deelvragen.
In diverse tabellen worden de gegevens van de gepaarde t- toetsen van de aspecten met de
variabelen ‘ervaren en wensen’ weergegeven.
In onderstaande analyses worden de gegevens per aspect in kaart gebracht. Deze opzet is gekozen
om een helder per aspect en per training, ten behoeve van de conclusies te kunnen laten zien. Het
aspect ‘opdrachten ‘ wordt echter per ‘interview/vragenlijst vraag’ weergegeven, doordat de
Crohnbach’s alpha’s voor dit aspect lieten zien, dat er teveel verschil zat in de onderlinge vragen.
Elke paragraaf geeft de resultaten - van een eerder door mij aangegeven - aspect weer.
De paragraven beginnen elk met een overzicht van de antwoorden van de door mij geïnterviewde
docenten, aangevuld met enige citaten om het overzicht te verduidelijken. Daarna worden van
hetzelfde aspect, de resultaten van de student vragenlijsten, binnen een paragraaf gepresenteerd.
4.1 Resultaten m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Leerdoelen Inhoud bepalen 2x 2xWanneer aan werken 2x 2x 1xWelke eerst aan werken 2x 2x 1xWie /wat nodig? 4xAantal bepalen 2x 2x
Tabel 4.1 resultaten docentinterviews m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
A( ) :”Ik denk dat ik dat moet doen, dat je de training ophangt aan uiteindelijke leerdoelen. Dus de
leerdoelen bepaal ik”
Bij de training ‘cultuur en levensbeschouwing’ geeft docent B aan dat hij de ruimte bepaalt
waarbinnen de studenten doelen mogen stellen.
B:( ) “Ja en nee, een natuurlijk gegeven is dat je toch gebonden bent aan datgene wat je moet geven,
het onderwerp als geheel moet worden behandeld, leerlingen hebben daar nog geen goed zicht op.
Het is een uitdaging om eerst bij de leerling na te gaan, welke kennis is aanwezig en wat verwachten
ze, en in het woord verwachting daarin zit dan ook de ruimte in het leerdoel aangeven. Ik vind dat zelf
erg belangrijk, want dat is bepalend voor de opbouw van mijn les. Ik moet aansluiten bij hun
verwachting.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Docent C geeft aan dat ze in beide trainingen eerst haar verhaal wil vertellen voordat de studenten
hun eigen leerdoelen mogen stellen. Daarbij geeft ze aan dat het bij de training ‘visie en
kwaliteitszorg’ lastiger is, omdat ze eerst het vak als zodanig uit moet leggen.
C: ( )” Bij kwaliteitszorg is dat lastiger omdat het een vak is waar ze heel weinig
voorstellingsvermogen bij hebben. Ik moet het eerst helemaal uitleggen wat ik daarmee wil voordat
ze het er voor henzelf uithalen, daarna mogen ze wel leerdoelen maken.”
Docent C geeft aan dat de studenten geen totale vrijheid hebben in wie of wat ze nodig hebben bij
het werken aan hun leerdoel, daar dat praktisch lastig is. Wel biedt de docent keuze binnen de
praktische grenzen.
C: ( )”Oe, dat vind ik een lastige, want hoe kunnen ze dat bepalen? Lastig omdat ik ben op dat
moment voorhanden, zijn internet en boeken voorhanden en dus heb ik het al voor hen bepaald. Wat
ik doe of regelmatig doe is ze een keuze geven: je mag het opzoeken in het boek, je mag het vragen of
je mag het opzoeken op internet, vind ik allemaal goed.”
Training
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 2,29(1,93)
3,15(1,66)
T= -2,64, df=20p=0,02
‘cultuur en levensbeschouwing’ 1,97(1,59)
3,14(1,62)
T= -4,53 df=20p= 0,0002
‘visie en kwaliteitszorg’ 2,30(2,15)
3,15(1,64)
T= -3,08 df=20p= 0,006
‘begeleiden in de kinderopvang’ 2,30(2,15)
3,19(0,67)
T= -3,01 df=20p= 1,72
Tabel 4.2 studentenresultaten m.b.t. aspect ‘leerdoelen’.
Bovenstaande tabel laat zien dat er voor wat betreft het aspect ‘leerdoelen’, significante verschillen
aan te merken zijn in de door de studenten ervaren keuzemogelijkheden ten opzichte van de door de
studenten gewenste keuzemogelijkheden m.b.t. leerdoelen.
Uitzondering hierop zijn de ervaren en gewenste keuzemogelijkheden m.b.t. leerdoelen in de
training ‘begeleiden in de kinderopvang’. De standaard deviaties zijn over het algemeen hoog. De
verschillen beschouw ik als relevant, daar de studenten ongeacht de verschillende antwoorden meer
keuzemogelijkheden willen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
4.2 Resultaten m.b.t. het aspect ‘opdrachten’
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Opdrachten Inhoud bepalen 4x 1xWelke eerst aan werken? 4xKiezen uit 2 of meer opdr 4xWanneer aan werken? 1x 3xWanneer inleveren? 4x 1x
Tabel 4.3 resultaten docentinterviews m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Bij het aspect ‘opdrachten’ worden er door alle docenten geen keuze met betrekking tot de inhoud
van opdrachten gegeven.
De docent van de training ‘cultuur en levensbeschouwing’ geeft aan dat hij de studenten wel die
keuzemogelijkheid zou willen geven, getuige het antwoord:
B ( ) :” Ja dat zou ik graag willen, toch voel ik me altijd weer een beetje in dat keurslijf neergezet,
eigenlijk, het moet natuurlijk aan diverse criteria voldoen,vroeger hadden we de eindtermen, het
moet gewoon voldoen aan de eindtermen en daar zit je natuurlijk mee. Daar zit wel ruimte in, het
mag geen onderhandelingsgebeuren gaan worden, daar ben ik een beetje bang van.”
Wel mogen de studenten bij alle docenten kiezen uit twee of meerdere opdrachten en mogen de
studenten zelf weten in welke volgorde ze de opdrachten maken. Met betrekking tot het zelf bepalen
wanneer de student aan de opdracht werkt, geeft de docent van de training ‘conflicthantering ‘de
student de vrije keus.
A: ( )” Er stonden drie grote opdrachten in: voorbereiden op een interview, literatuuronderzoek, en
hoe ga je ermee om. Dus dat van conflicten. Ja dan maakt het mij niet uit, met welke ze beginnen.
Nou was dat ook lastig, want ze moesten het interview ook organiseren.”
Voor wat betreft een keuzemogelijkheid m.b.t. de inleverdatum van een opdracht, waren alle
docenten unaniem: zij bepalen de inleverdatum. Dit werd als volgt beargumenteerd:
A: ( )” Nee ik heb wel een vast moment, maar als een leerling naar me toe komt, van mag het later en
daar is een reden voor, dan mag een leerling het ook later inleveren.”
M : “Eerder?”
A: “Ja, maar om mezelf te beschermen, je moet natuurlijk alles dan wel weer goed bijhouden, wie
heeft wat wanneer ingeleverd.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
B: ( )” Nee, ik ben gehouden aan toetsweken, daar moeten cijfers geproduceerd worden Eigenlijk zou
dat gewoon moeten kunnen,aan de andere kant staat er gewoon een aantal uren voor , studie
belastingsuren, en dan moet het tot een resultaat kunne leiden.”
M: “Eerder?”
B: “Ja,ook daar weer : dat zou gewoon moeten kunnen, je hebt leerlingen die er gewoon snel
doorheen gaan door de stof,nou dat is prima die moeten de mogelijkheid hebben om dat eerder in te
kunnen leveren, daar ben ik wel voorstander van,maar op dit moment zie ik dat niet een twee drie
haalbaar nu.”
C: ( )” Nee, nee of nou ja een week van tevoren dat maakt me niet uit, maar ik bepaal de datum,
sterker nog, ik bepaal zelfs het tijdstip. Tussen 10.00 en half 11 moet er worden ingeleverd, ben je er
dan niet, dan is je kans verlopen. en dan ga je voor de herkansing en dit is wat het is.
M: “Eerder?”
C: “Nee, dat mag eigenlijk niet, ik vind dat dan het moment is omdat op het moment dat ze het op
een willekeurig moment inleveren, ligt het heel veel bij mij. dat betekent dat ik op die dingen moet
passen, ik moet ze opbergen, ik moet van alles,die verantwoordelijkheid moet bij de leerling liggen.”
Eigen opdracht bedenken
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 1,33(0,63)
2,66(1,83)
T= -4,39, df=20p=2,09
‘cultuur en levensbeschouwing’
1,52(0,76)
2,47(1,06)
T= 2,91 df=20p= 0,008
‘visie en kwaliteitszorg’ 1,48(0,86)
2,71(1,01)
T= -4,02 df=20p= 0,0006
Begeleiden Kinderopvang
1,47(0,86)
2,71(1,01)
T= -4,02 df=20p= 0,0006
Tabel 4.4a studentenresultaten m.b.t. aspect ‘opdrachten’ – Vraag 1: inhoud bepalen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Welke eerst aan werken?
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 2,20(1,66)
3,80(1,06)
T= -5,8 df=20p= <0.001
‘cultuur en levensbeschouwing’
2,47(1,46)
3,47(1,66)
T= 2,95 df=20p= 0,007
‘visie en kwaliteitszorg’ 2,24(1,79)
3,81(0,96)
T= 1,72 df=20p= < 0,001
Begeleiden Kinderopvang
2,24(1,79)
3,81(0,96)
T= 1,72 df=20p= < 0,001
Tabel 4.4b studentenresultaten m.b.t. aspect ‘opdrachten’ – Vraag 2: welke eerst aan werken?
Keuze uit twee of meer opdrachten.
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 1,33(0,33)
3,62(2,15)
T= -6,6 df=20p= 0 <0,001
‘cultuur en levensbeschouwing’
2,0(1,4)
3,71(2,11)
T= 4,13 df=20p= 0,0005
‘visie en kwaliteitszorg’ 1,86(0,93)
3,52(2,36)
T= -4,90 df=20p= <0,001
Begeleiden Kinderopvang
1,86(0,93)
3,52(2,36)
T= -4,90 df=20p= <0,001
Tabel 4.4c studentenresultaten m.b.t. aspect ‘opdrachten’ – Vraag 3: keuze uit 2 of meer opdrachten.
Wanneer aan werken?
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 2,14(1,53)
2,76(1,39)
T= -1,78 df=20p= 0,09
‘cultuur en levensbeschouwing’
2,24(1,59)
2,62(1,44)
T= -1,12 df=20p= 0,28
‘visie en kwaliteitszorg’ 2,57(1,16)
2,76(1,39)
T= -0,52 df=20p= 0,61
Begeleiden Kinderopvang
2,57(1,16)
2,76(1,39)
T= -0,52 df=20p= 0,61
Tabel 4.4d studentenresultaten m.b.t. aspect ‘opdrachten’ – Vraag 4: wanneer aan werken?
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Wanneer inleveren?
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 1,29(0,41)
2,95(2,65)
T= -5,5 df=20p<0,001
‘cultuur en levensbeschouwing’
1,52(1,16)
2,86(2,82)
T= -3,84 df=20p= 0,001
‘visie en kwaliteitszorg’ 1,24(0,39)
2,95(2,65)
T= -5,28 df=20p= <0,001
Begeleiden Kinderopvang
1,24(0,39)
2,95(2,65)
T= -5,28 df=20p= <0,001
Tabel 4.4e studentenresultaten m.b.t. aspect ‘opdrachten’ – Vraag 5: wanneer inleveren?
De bovenstaande tabellen laten zien dat er significante verschillen zijn gevonden voor:
Inhoud bepalen (uitzondering conflicthantering)
Welke eerst aan werken?
Keuze uit 2 of meer opdrachten.
Wanneer inleveren?
De verschillen tussen de gemiddelden liggen tussen 1,0 en 2,2. De standaarddeviaties zijn overal
hoog, namelijk tussen 1,0 en 2,4. De verschillen tussen de studenten zijn dus groot. Om dat er -
ongeacht de antwoorden van de studenten - meer keuzemogelijkheden door de studenten gewenst
worden, beschouw ik de resultaten als relevant.
Er zijn geen significante verschillen gevonden voor: ‘Wanneer aan werken?’
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
4.3 Resultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’
Aspect vragen antwoorden Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel Kiezen uit
twee werkvormen?
Werkvormen Doc./film 1x 3x 1x Ja, de toetsvormJa, uitleg of zelf werken.
Tekst lezen 1x 3xVragen bij een tekst 1x 3xVerslag 4xSamenvatting 4xRollenspel 2x 1x 1xKrant/folder/ander schr. product
4x
Opdracht met klasgenoten bespreken
4x
Opdracht in de BPV 3x 1xOpdracht presenteren 2x 1x 1x
Tabel 4.5 resultaten docentinterviews m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel geeft weer dat alle werkvormen aangeboden worden verspreid over de
verschillende trainingen. Bij drie trainingen worden de werkvormen doc./film, tekst lezen, en vragen
bij een tekst niet aangeboden. Bij één training worden de werkvormen het rollenspel, een opdracht
in de BPV en een opdracht presenteren niet aangeboden (zie voor gegevens per training de bijlagen).
Bij één training worden het rollenspel
B ( ):”Ja dat zou er soms wel wat meer in kunnen ik ben van mening dat je toch voorzichtig moet zijn,
zeker, als je ….aspecten in een rollenspel gaat neerzetten, het moet wel respectvol blijven. Het moet
geen lachertje gaan worden. IK ben er toch wel wat voorzichtiger mee.”
en de presentatie soms aangeboden.
B ( ) :” ja , zo nu en dan als dat… niet te groot, dan kan dat een leuke werkvorm zijn.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bij twee trainingen kan er gekozen worden uit twee of meerdere werkvormen. Met name het zelf
werken of theorie volgen:
A: ( )” Ik dacht dat leerlingen dat leuk zouden vinden om zelfstandig hiermee (diverse werkvormen,
red.)aan de gang te gaan, maar het bleek naderhand dat een aantal leerlingen wel behoefte hadden
aan een stukje training, en dat is lastig met een hele grote groep van 32 leerlingen en toen heb ik
gevraagd, wie willen dat, ik heb me daarop voorbereid en die kunnen dan mee naar een ander lokaal.
Die keuze heb ik vrij gelaten.”
en de toetsvorm kan gekozen worden:
C ( ): ”Bij KZ mochten ze echt kiezen, toen hebben we gestemd, de een wilde opdrachten, een
werkstuk en de anderen wilde een toets, dat hebben ze met elkaar overlegd en dat werd een
werkstuk, eigenlijk thuisopdrachten die ze moesten uitwerken en dan inleveren.”
In één training wil de docent meer keuzes bieden in werkvormen dan hij/zij nu doet.
B ( ): “Ja, dat zou een hele ideale situatie zijn. Toch weer, de havist pakt dat op, weet ermee om te
gaan, maar de doorsnee 16/ 17 jarige is het gevaar toch groot dat het verzand, (m Ja?)dat ze toch
niet die kracht hebben om te zeggen nou dat ga ik doen. Ik zou dat wel meer willen, maar daar moet
ik ook de ruimte voor hebben en de middelen, het zou inderdaad wat meer mogen. ”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 2,60(0,25)
2,84(0,34)
T= -1,5 df=20p= 0,16
‘cultuur en levensbeschouwing’
2,48(0,31)
2,80(0,31)
T= -2,16 df=20p= 0,04
‘visie en kwaliteitszorg’ 2,70(0,60)
3,06(0,34)
T= -1,67 df=20p= 0,11
Begeleiden Kinderopvang
2,94(0,56)
3,04(0,37)
T= -0,5 df=20p= 0,65
Tabel 4.6 studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Er is geen significant verschil gevonden tussen de ervaren en gewenste keuzemogelijkheden m.b.t.
werkvormen, met uitzondering van de training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Het verschil is klein
(0,32) bij een kleine standaard deviatie.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Uit de studentvragenlijsten kwam verder naar voren dat:
Training Werkvormen vaker gewenst Werkvormen minder vaak gewenstConflicthantering Rollenspel
Documentaire/film kijkenSchriftelijk product makenPresenteren
Tekst lezenVragen maken bij een tekstOnderwerp met klasgenoten bespreken
Cultuur & levensbeschouwing RollenspelDocumentaire/film kijkenOpdracht in BPV uitvoerenPresenteren
Tekst lezenOnderwerp met klasgenoten bespreken
Visie & kwaliteitszorg Documentaire/film kijken Tekst lezenVragen maken bij een tekstSamenvatting makenPresenteren
‘begeleiden in de kinderopvang’ Documentaire/film kijkenSchriftelijk product makenOpdracht in BPV uitvoeren
Tekst lezenVragen maken bij een tekstSamenvatting maken
4.4 Resultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
groepswerk kiezen om samen te werken?
1x 1x 2x
kiezen hoe vaak ze samenwerken?
3x 1x
het aantal groepsleden kiezen?
2x 2x
de groepsleden kiezen? 1x 2x 1xHoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
4x
Tabel 4.7 resultaten docentinterviews m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Uit de tabel valt te lezen dat de studenten in geen enkele training mogen kiezen hoe lang ze in een
groep blijven samenwerken.
In één training mogen ze kiezen om te gaan samenwerken.
B ( ) :”Ja dat, daar laat ik ze toch behoorlijk vrij in. Als ze een bepaald vraagstuk hebben , met wat
vragen erbij er zit geen enkel kwaad in of iets dergelijks, van waarom mogen we dat niet met zijn
tweeën doen of iets dergelijks. Dus laat maar gaan.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
In één training mag dat niet en in twee trainingen soms (de twee trainingen worden door dezelfde
docent gegeven).
C ( ) :” Dat hangt af van de opdracht. Er zijn opdrachten waarbij samenwerking eigenlijk vereist is,
samen overleggen. Een bepaald werkproces, bepaalde competenties zitten er aan vast. Daar ontkom
je niet aan. Maar je ontkomt niet altijd aan het samenwerken en soms is het een keuze of alleen of
met iemand anders, dat is vaak ook geen probleem. “
In drie trainingen mogen de studenten kiezen hoe vaak ze samenwerken en het aantal groepsleden
kiezen. In twee trainingen mogen de studenten de groepsleden niet zelf kiezen, en in twee trainingen
regelmatig.
A ( ) :”Nou meestal wel, maar ik vind het ook wel belangrijk dat je dat eens een keer doorbreekt. Ook
omdat je dan ziet dat bepaalde groepjes niet functioneren en dan denk ik, het is ook weleens goed
dat je ze leert om met een ander samen te werken.”
B ( ) :” Ja dat laat ik meestal zelf kiezen, omdat dat ook kan botsen, en dat is ook de bedoeling, hoe
raar het ook klinkt. Ook daarmee moeten ze leren omgaan,ik vind dat daar toch ook een heel duidelijk
leerelement in zit.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 2,10(0,47)
3,85(0,68)
T= -6,9 df=20p= <0,001
‘cultuur en levensbeschouwing’
1,88(0,64)
3,8(0,76)
T= -7,6 df=20p= <0,001
‘visie en kwaliteitszorg’ 1,90(0,67)
3,85(0,72)
T= -7,60 df=20p= <0,001
Begeleiden Kinderopvang
2,13(0,68)
3,86(0,72)
T= -0,6,5 df=20p= <0,001
Tabel 4.8 studentenresultaten m.b.t. aspect ‘groepswerk’
Bij alle trainingen wordt een significant verschil is gevonden tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. het aspect ‘groepswerk’. Daarbij zijn alle standaarddeviaties laag:
studenten oordelen vergelijkbaar, zowel in het ervaren als in het wensen van keuzemogelijkheden.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
4.5 Resultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’
De gegevens van de training ‘conflicthantering’ zijn niet in de onderstaande tabel verwerkt, daar er in
die training geen presentaties waren.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
presentaties zelf bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten?
3x
middelen kiezen? 3xkiezen uit twee of meer presentatievormen?
1x 2x
kiezen wanneer ze werken aan hun presentatie?
1x 2x
Wanneer ze hun presentatie houden?
1x 2x
Tabel 4.9 resultaten docentinterviews m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
De bovenstaande tabel laat zien dat de studenten bij geen van de drie trainingen mogen
kiezen of ze een opdracht met een presentatie af willen sluiten.
A ( ) :” Nee, ik bepaal van hoe het eruit gaat zien. Dat krijgen ze van tevoren te horen.”
C ( ) :” Nee. Nee. Nee in principe als een presentatie een onderdeel is van een eindproduct zeg maar…
dan verwacht ik wel dat die presenteert.”
Eén docent zou de studenten die keus wel willen geven.
B( ) :”Op dit moment niet. Dat is ook weer iets wat ik graag zou willen, ik neig heel erg sterk naar om
die leerling heel erg veel ruimte te geven. Maar ik voel me te sterk gekooid eigenlijk, het
onderwijssysteem op dit moment. De school geeft daar te weinig ruimte voor vind ik.”
Bij alle trainingen mogen de studenten hun eigen middelen ten behoeve van de presentatie kiezen.
Bij twee trainingen mag er gekozen worden uit twee of meer presentatievormen. (de trainingen
worden door dezelfde docent gegeven)
C ( ):”Ja vaak wel, over het algemeen vindt ik dat ondergeschikt aan het doel van de presentatie.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bij twee trainingen mogen de studenten kiezen wanneer ze aan de presentatie werken.
B ( ) :”Ja daarin ben ik toch wel heel sturend aanwezig (M: Ja?) zeker in het begin, het is toch een
beetje dat ik de theorie neerzet, dus het fundament, als dat voor mijn idee goed gelegd is, ja dan
krijgen ze van mij de ruimte en mogen ze werken aan de opdrachten e.d. .”
C ( ) :”Ze mogen aangeven dat ze het willen en als het past dan kan dat wel, maar ik kan niet zeggen
van zeg maar wanneer jullie willen en dan stop ik de les en dan kunnen jullie. Heel vaak zijn er wat
momentjes zeg maar, uh eind van de les of aan het begin van de les, als ze erg druk zijn en eventjes
niet goed weten wat ze moeten, dan vraag ik , hoe is het met de presentatie, vind je het fijn om er
even aan te werken? “
Bij twee van de drie trainingen mogen de studenten niet kiezen wanneer ze hun presentatie houden.
Bij één training wel. Bij alle trainingen krijgen studenten keuze binnen een bepaald tijdsbestek.
B ( ) : ”Ja binnen de termijn die ik stel., Dus ja.”
C ( ) :”Nee. Wel of dat je eerste of laatste bent bij wijze van spreken, het echte moment kan wel, maar
het is niet uitvoerbaar omdat de presentatie gaat over vrijwel de gehele training. Dus echt heel
erg kiezen is er niet bij.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Conflicthantering 1,71(0,35)
3,8(0,54)
T= -12,15 df=20p= <0,001
‘cultuur en levensbeschouwing’
1,70(0,47)
3,78(0,54)
T= -9,7 df=20p= <0,001
‘visie en kwaliteitszorg’ 1,85(0,59)
3,81(0,50)
T= -10,9 df=20p= <0,001
Begeleiden Kinderopvang
1,91(0,59)
3,82(0,53)
T= -10,3 df=20p= <0,001
Tabel 4.10 studentenresultaten m.b.t. aspect ‘presentaties’
Er is een significant verschil tussen de ervaren en gewenste keuzemogelijkheden m.b.t. aspect
‘presentaties’ voor alle trainingen. De verschillen zijn groot bij kleine standaarddeviaties: de
studenten zijn het onderling nogal eens in hun oordeel: er zijn weinig keuzemogelijkheden (< 2 op
een 5-puntsschaal) en ze zijn wel gewenst (ca 3,8 op een 5-puntsschaal).
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
5 Conclusies
5.1 Conclusies m.b.t. deelvragen en centrale onderzoeksvraag
Deelvraag 1
“Welke keuzemogelijkheden krijgt de student- in het kader van autonomie bij het leerproces- in trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?”
Deze vraag wordt beantwoord op basis van kwalitatieve data verkregen uit interviews met docenten.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de training ‘‘visie en kwaliteitszorg’’ en de training ‘‘begeleiden
in de kinderopvang’’ door dezelfde docent gegeven wordt.
Wat opvalt is dat er een verschil zit in de mate van krijgen van keuzemogelijkheden bij de
verschillende trainingen. De ene docent geeft nauwelijks keuzemogelijkheden en de andere docent
geeft zoveel mogelijk keuzemogelijkheden binnen de praktische mogelijkheden.
Twee docenten van drie trainingen geven aan dat ze (nog) meer keuzemogelijkheden willen geven
dan ze nu geven, maar dat ze zich belemmerd voelen door de organisatie van lessen in vaste
roosters, vaste lokalen en voorgeschreven kaders m.b.t. de inhoud voor de te behandelen stof.
De keuzemogelijkheden t.a.v. inhoud bepalen bij leerdoelen en opdrachten werden als moeilijk te
geven gezien, daar alle ondervraagde docenten zich gebonden voelden aan vooraf vastgestelde te
geven programma.
Het wie of wat de student nodig heeft om aan zijn leerdoelen te kunnen werken, werd door alle
docenten als een onmogelijke te geven keus ervaren. De docenten gaven aan, niet meer voorhanden
te hebben dan zichzelf, internet, het lesmateriaal en de ruimte waarin de les gegeven wordt. Als er
bv. andere personen of omgevingen nodig zouden zijn om tegemoet te kunnen komen is dit praktisch
niet haalbaar.
Het zelf kunnen bepalen wanneer een student zijn presentatie binnen de training uitvoert werd door
alle docenten als moeilijk gezien. Zij gaven aan vast te zitten aan de tijdspanne van een training en
het organiseren van een presentatie terwijl er ook andere lesonderdelen gaande zijn. Praktisch lastig,
je hebt maar lokaal en de docent geeft aan dat hij niet zijn hele programma flexibel kan maken.
Binnen de praktische mogelijkheden mag de student echter wel kiezen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Deelvraag 2
“Welke keuzemogelijkheden ervaart de student – in het kader van autonomie bij het leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?”
De vraag wordt beantwoord met kwantitatieve gegevens verkregen uit vragenlijsten rondom het
thema ‘het ervaren van keuzemogelijkheden binnen trainingen’ voor studenten.
Over het algemeen ervaren studenten weinig keuzemogelijkheden in alle trainingen die onderzocht
zijn. Wat opvalt in de resultaten is dat studenten bij dezelfde vragen heel verschillend geantwoord
hebben. Bijvoorbeeld bij een vraag die over het zelf bepalen van leerdoelen ging, waren er studenten
die volgens hen altijd zelf leerdoelen mochten bepalen, terwijl andere studenten voor dezelfde
training aangaven dat ze dat nooit mochten doen. Bij diverse vragen op verschillend gebied werd dit
resultaat gevonden. Uitzondering daarop zijn de ervaren keuzemogelijkheden m.b.t het aspect
‘leerdoelen’ in de training ‘begeleiden in de kinderopvang’.
Deelvraag 3
“Welke keuzemogelijkheden wenst de student – in het kader van autonomie bij het leerproces- in de trainingen van het tweede leerjaar kinderopvang?”
Deze vraag wordt beantwoord met kwantitatieve gegevens verkregen uit vragenlijsten rondom het
thema ‘het wensen van keuzemogelijkheden binnen trainingen’ voor studenten.
Bij elke onderzochte training voor alle aspecten wensen de studenten meer keuzemogelijkheden,
maar erg weinig respondenten gaven aan een maximale keuzemogelijkheden wenselijk te vinden.
Centrale onderzoeksvraag
“In hoeverre komen keuzemogelijkheden die de student krijgt en ervaart - in het kader van
autonomie - in trainingen van het tweede leerjaar, overeen met de gewenste keuzemogelijkheden
van de student?”
De vraag wordt beantwoord met behulp van de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens verkregen uit
de vragenlijsten van de studenten en de interviews met docenten.
Over het algemeen valt te constateren dat de gekregen en de ervaren keuzemogelijkheden niet altijd
overeenkomen. Daarnaast is er onderling verschil in de beleving van de gekregen en ervaren
keuzemogelijkheden bij de studenten.
Studenten wensen echter allemaal meer keuzemogelijkheden dan ze gekregen en ervaren hebben.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Enkele voorbeelden van de verschillen t.a.v. de gekregen en ervaren keuzemogelijkheden worden
hieronder aangegeven. Deze voorbeelden pretenderen niet volledig te zijn, maar deze voorbeelden
zijn indicatief voor de gevonden verschillen in de gekregen en ervaren keuzemogelijkheden.
Bij de training ‘conflicthantering’ valt bijvoorbeeld op dat er door de docent geen
keuzemogelijkheden m.b.t. ‘leerdoelen’ wordt gegeven, maar dat studenten wel bijna dezelfde mate
van keuzemogelijkheden ervaren als bij het aspect ‘leerdoelen’ bij de trainingen ‘visie en
kwaliteitszorg’ en de training ‘begeleiden in de kinderopvang’, waarbij meer keuzemogelijkheden
door de docenten worden gegeven.
Bij de training ‘visie en kwaliteitszorg’ valt op dat de studenten bij het aspect ‘groepswerk’ veel keuze
krijgen (drie van de vijf vragen werden door de docent met “ja” beantwoord en een vraag met
“soms”). De studenten ervaren echter weinig keuzemogelijkheden t.a.v. het ‘groepswerk’.
Bij de trainingen ‘visie en kwaliteitszorg’ en ‘begeleiden in de kinderopvang’ welke door dezelfde
docent gegeven wordt, valt op dat de docent dezelfde keuzemogelijkheden biedt in beide trainingen,
terwijl de studenten bij de training ‘begeleiden in kinderopvang’ meer keuzemogelijkheden wensen
dan in de training ‘visie en kwaliteitszorg’.
5.2 Algemene conclusies en discussie
Studenten hebben op dezelfde vragen t.a.v. dezelfde situatie heel verschillend geantwoord.
Studenten ervaren de gekregen keuzemogelijkheden heel verschillend.
De vraag rijst hoe je deze verschillen dient te interpreteren. Het kan zijn dat de vragen onduidelijk
zijn gesteld, waardoor er geen eenduidige antwoorden konden ontstaan. Maar dat ligt niet voor de
hand, daar ik bij de afname van de vragenlijsten aanwezig was en ik de vragen die er waren m.b.t.
mijn vraagstellingen heb kunnen uitleggen en toelichten. Studenten gaven ook aan dat alles duidelijk
was.
Daarnaast heb ik van tevoren een proefafname georganiseerd waarbij de grootste onduidelijkheden
naar voren kwamen. Op basis van de feedback heb ik de vragenlijsten verduidelijkt.
Mijn aanname hieromtrent is, dat studenten met een andere blik naar docenten kijken. Ze
consumeren de stof en denken daar m.i. niet al te analytisch over na. Dit geldt niet voor alle
studenten, maar mijn ervaring is dat als ik studenten keuze in een les geef, dat ik die keuze duidelijk
moet aangeven. Als dat niet gebeurt, denk ik dat de keuze voor de student deels ’onzichtbaar’ is en
niet ervaren wordt.
Daarnaast zit er zit er m.i. veel ‘ruis’ op de aandacht die de student voor uitleg van de docent kan
opbrengen. Denk aan laptopgebruik, grote klassen, mobiele telefoons die in de zak ‘branden’ en voor
zover het bestaat: (Crone, 2008) het multitasken van de student. Crone geeft aan dat het puberbrein
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
bij intensieve leerprocessen om een prikkelarme omgeving vraagt en dat de puber dus niet verleidt
moet worden tot multitasken. In een prikkelarme omgeving kunnen keuzemogelijkheden beter
ervaren worden.
De studenten wensen bij alle aspecten, met uitzondering van het aspect ‘werkvormen’, bij
alle trainingen, significant meer keuzemogelijkheden, maar niet alle keuzemogelijkheden.
Het feit dat de studenten meer keuzemogelijkheden wensen, maar niet alle keuzemogelijkheden, kan
wellicht verklaart worden uit vanuit het feit, dat kiezen een intensief proces is. Kiezen is moeilijk,
zeker voor studenten in de leeftijdscategorie van 16 -24 jaar. Hun brein (enkele uitzonderingen
daargelaten) is (nog) niet toegerust om overwogen keuzes te maken. Studenten kunnen kiezen, maar
neurologisch onderzoek laat zien dat hun brein nog niet voldoende in staat is om de consequenties
van hun keuzes te overzien. Dat geeft stress, die het puberbrein zeker niet nodig heeft, daar door
langdurig stress de plasticiteit van de hersenen afneemt (Crone, 2008). Studenten maken over het
algemeen keuzes op basis van hun emotie van dat moment. Dit komt, in het algemeen, zoals eerder
aangegeven in het theoretisch kader, doordat de inhibitie van de adolescenten nog niet voldoende
ontwikkeld is om keuzes voor de langere termijn te maken (Krabbendam, 2011). Crone (2012)
samengevat door van Hintum (2012) zegt evenwel in haar meta analyse dat wanneer studenten
gemotiveerd zijn, het keuzeproces wel beter gaat, omdat motivatie de inhibitie bevorderd. Voor een
enkele student kan het gelden dat alle keuzemogelijkheden gewenst zijn. Dit werd bevestigd door
het verschil in de gegeven antwoorden bij eenzelfde vraag door individuele studenten.
Uit de interviews met de docenten kwam naar voren dat alle docenten veel verschillende
werkvormen gebruiken. Dit kan aanleiding zijn voor het ervaren van veel keuzemogelijkheden bij het
aspect ‘werkvormen’ door studenten. De afwisseling van de werkvormen kan door de studenten
zodanig ervaren worden, dat er geen noodzaak voor hen is om daar meer keuze in te krijgen. Op
nuances na, wordt er namelijk geen doorslaggevende vermeerdering van keuzemogelijkheden door
de studenten m.b.t. werkvormen gewenst.
Twee van de drie ondervraagde docenten willen graag meer keuzemogelijkheden bieden,
maar voelen zich belemmerd door de huidige onderwijsorganisatie.
Het onderwijs richt steeds meer op ‘de studenten zelf laten leren, door zelf kennis te laten
construeren’ in plaats van kennis, die docenten en opleiders op dat moment voor de studenten van
belang vinden, ‘te laten ophalen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Op dit moment kampt een groot deel van het mbo onderwijs met motivatieproblemen van
studenten stelt Bolhuis (2009). Mijn probleemstelling gaat ook uit van de motivatieproblemen van
de tweede jaar studenten van de opleiding kinderopvang.
Het is interessant om na te gaan in hoeverre de docent echt vermeerdering van keuzes voor de
student wil. In hoeverre vertrouwt hij die keuzemogelijkheden toe aan de student. Een docent gaf in
het interview aan dat hij duidelijk verschil maakt in zijn houding, afhankelijk van de door de
studenten getoonde zelfstandigheid.
Zoals eerder gesteld in het theoretisch kader is het belangrijk om de motivatie van studenten op te
wekken. Motivatie bij studenten wordt o.a. niet opgewekt door keuzes van docenten, opleiders
(Bolhuis, 2009). De docent kan de student autonomie geven door hem/haar keuzemogelijkheden te
geven. Dat genereert motivatie zoals door diverse onderzoeken (Deci & Ryan, 2000) bevestigd is. Het
‘leren’ van studenten dient zo min mogelijk in ‘gedwongen’ situaties plaats vinden. Laat de studenten
leren in zoveel mogelijk ongedwongen situaties, dat genereert motivatie.
Vansteenkiste et. al. (2007) geven aan dat als een docent autonomie aan de student geeft, een
welwillende motivatie bij de student ontstaat. Hij zegt vervolgens dat autonoom gemotiveerde
studenten diepgaand leren en dat dit bijdraagt aan het welzijn van studenten.
Dus m.i. alle reden om keuzemogelijkheden voor de student te vergroten. De docenten zijn daarvoor
de ingang, temeer omdat zij zelf ook bereid zijn om meer keuzemogelijkheden aan de student te
bieden.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
6 Aanbevelingen met het interventievoorstel
6.1 Aanbevelingen
In de conclusies komt evident naar voren dat de studenten meer keuzemogelijkheden wensen
binnen trainingen en dat docenten graag meer keuzemogelijkheden willen geven maar dat ze zich
belemmerd voelen in het uitbreiden van hun gegeven keuzemogelijkheden door de opzet van het
curriculum en door de huidige praktische onderwijsorganisatie.
Daarom doe ik deze aanbevelingen voor de school en sectie:
Zorg dat docenten het belang gaan inzien van het bieden van keuzemogelijkheden aan de
studenten.
Dit kan gerealiseerd worden door docenten de gelegenheid te bieden om zich te verdiepen in
motivationele aspecten bij het leren, waardoor ze bewust kunnen worden van de importantie en het
effect van het bieden van keuzemogelijkheden in hun trainingen. Dit kun je doen door scholing op
het gebied van leren en motivatie in het algemeen en voor de adolescent in het bijzonder,
hersenontwikkeling van de adolescent, keuzetheorieën etc. Deze scholing kan door middel van
gastdocenten uitnodigen, gerichte trainingen aanbieden en ‘coaching on the job' om de theorie te
koppelen met de praktijk.
Zorg dat de onderwijsorganisatie meer kan inspelen op keuzemogelijkheden die de
studenten wensen binnen een training maar ook ten aanzien keuzemogelijkheden voor de
student binnen de onderwijsorganisatie.
Een flexibeler curriculum geeft studenten meer keuze op het gebied van inhoud van het onderwijs.
Keuze bieden aan studenten op het gebied van inhoud van het onderwijs is in mijn onderzoek naar
voren gekomen als lastig. Studenten geven echter ook aan geen geheel vrije keuze te willen, dus een
flexibeler curriculum met daarin voor de student bijvoorbeeld de keuze uit twee trainingen op een
bepaald moment, kan voor een gestructureerde keuze zorgen.
Binnen het ROC Leiden is men daar volop mee bezig. Een projectgroep in het kader van Focus op
Vakmanschap is aan het onderzoeken hoe wij meer onderwijs op maat en flexibelere instroom voor
de student kunnen bieden. Dit alles ervan uitgaand dat de student bij de start van een opleiding nog
helemaal niet goed weet wat hij wil, omdat hij onder andere nog weinig beeld en ervaring heeft van
een te kiezen beroep. Ook de studenten die het al wel denken te weten zien we vaak nog veranderen
van opleiding, nadat ze BPV hebben uitgevoerd en hun ervaringen hebben verwerkt door reflectie en
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
dialoog (den Boer, 2009). Binnen het Leids Onderwijsmodel dat speciaal voor het ROC Leiden is
ontwikkeld, zijn flexibiliteit en maatwerk belangrijke peilers.
Geef docenten aan hoe ze keuzemogelijkheden kunnen bieden in hun trainingen.
(Hierop zal mijn interventie zich gaan richten – zie paragraaf 6.2 e.v.)
Laat studenten duidelijk keuzemogelijkheden ervaren.
(Hierop zal mijn interventie zich gaan richten – zie paragraaf 6.2 e.v.)
Begeleid studenten bij keuzes.
Om te weten hoe je studenten het best bij hun keuzes kunt begeleiden, dien je eerst te weten hoe ze
de keuzes die ze hebben op dit moment maken. Dit kun je door middel van verder onderzoek bij de
studenten binnen het ROC of een specifieke opleiding vaststellen. De volgende stap is
onderzoeken/leren hoe docenten keuzes van de student kunnen begeleiden om hem/haar optimaal
te kunnen ondersteunen bij een keuze. En ‘last but not least’: onderzoek hoe je keuzes voor de
student in een curriculum in kunt bouwen, zodanig dat het praktisch haalbaar voor de organisatie is.
6.2 Toelichting en onderbouwing van de interventie
Gezien de uitkomsten van mijn analyseonderzoek zal mijn interventie zich gaan richten op het
vergroten van keuzemogelijkheden van de student en het tegemoet komen aan de wens van de
docent om meer keuzemogelijkheden te kunnen bieden, zonder onderwijsorganisatorische
belemmeringen. Daarnaast hoop ik dat door mijn interventie, de keuzemogelijkheden door de
student duidelijker ervaren wordt. Dit als gevolg van het feit dat de docent door mijn interventie
bewuster bezig is met het bieden van keuzemogelijkheden in de training.
Ik kies ervoor om de docent als uitgangspunt voor mijn interventie te nemen, omdat ik bij het
krachtigste medium in het onderwijs wil beginnen, namelijk, de docent. De docent maakt het verschil
(Hattie, 2003).
Daarnaast vergt deze manier van keuzemogelijkheden geven nog geen al te grote veranderingen in
de totale organisatie. Het ging er in mijn probleemstelling om, dat studenten in trainingen niet altijd
gemotiveerd zijn. Keuzemogelijkheden in een training voor de student kan wellicht - als de
keuzemogelijkheden aansluiten bij de behoeften van de student - een sleutel tot meer motivatie
zijn, getuige de bevindingen van Katz en Assor (2007).
6.3 Het interventievoorstel
Mijn plan is om bij docenten een keuzemenukaart te gaan introduceren met daarop drie
keuzemogelijkheden voor de aspecten: leerdoelen, opdrachten, werkvormen, groepswerk en
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
presentaties. Deze keuzemogelijkheden kan de docent zodanig in zijn training inzetten, dat de
keuzemogelijkheden duidelijk kunnen worden ervaren door de studenten.
Voor de docent kan de keuzemenukaart een geheugensteun zijn om de student keuzes in zijn
training te geven. Bovendien als de docent het lastig vindt om keuzemogelijkheden aan de studenten
te geven, omdat hij niet weet welke keuzes hij kan geven, kunnen de suggesties m.b.t.
keuzemogelijkheden voor de student hem daarbij helpen. Als de docent geen keuzemogelijkheden
aan de student durft te geven omdat hij verwacht dat de studenten dat niet aankunnen, kan het
gebruik van de keuzemenukaart helpen om vast te stellen of studenten dit werkelijk niet kunnen.
Afhankelijk van de uitslag van het interventieonderzoek kunnen weer verdere stappen ondernomen
worden, om te zorgen dat de studenten hun keuze kunnen maken, overzien en uitvoeren. De
keuzemenukaart wordt in eerste instantie voor de docent ontwikkeld, maar het effect van het
gebruik van de menukaart zal zowel bij de docenten als de studenten voor en na het gebruik
gemeten worden.
Naast de keuzemenukaart in A4 en A5 formaat, wordt er een posterversie voor gebruik door de
studenten gemaakt. De postermenukaart is aan de studenten gericht, maar heeft exact dezelfde
keuzemogelijkheden als de docenten menukaart. Ik laat aan de docenten over of ze de student
tijdens de training zelf keuzes laten maken uit de posterversie. Dit impliceert een grotere vrijheid
voor de student en ik ben benieuwd of docenten daar aan tegemoet durven/willen komen en of
studenten daar meer gemotiveerd door worden, dan dat ze keuzemogelijkheden door de docent
aangereikt krijgen.
6.4 Verwachtingen van de interventie
Mijn verwachting is dat docenten gaan ervaren dat ook in de huidige organisatie van onderwijs meer
mogelijkheden zijn om keuzemogelijkheden aan studenten te bieden. Mijn verwachting is ook dat de
studenten de keuzemogelijkheden duidelijker gaan ervaren en dat ze meer keuzemogelijkheden in
een training gaan ervaren in tegenstelling tot wat studenten hebben aangegeven in mijn
analyseonderzoek. Ik ben erg benieuwd wat er uit mijn interventie gaat komen, of studenten
uiteindelijk meer gemotiveerd raken als ze meer autonomie(keuzes) ervaren (Deci & Ryan, 2000). De
vraag wordt ook beantwoord, of de keuzemogelijkheden die ik bedacht heb wel de juiste zijn om
studenten te motiveren (Katz & Assor, 2007)
Als mijn verwachtingen uitkomen, kom ik door deze interventie tegemoet aan de wens van docenten
om meer keuzemogelijkheden willen/kunnen geven en aan de wens van studenten om meer
keuzemogelijkheden binnen de trainingen te hebben, zoals dit o.a. werd aangegeven in mijn eerdere
analyseonderzoek. Uiteindelijk is de vergroting van de motivatie van studenten voor de training mijn
interventiedoel.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
7 Discussie
7.1 Verwachtingen
Mijn verwachting van het analyseonderzoek was dat er in het algemeen weinig keuzemogelijkheden
aan de student geboden zouden worden, maar dat de mate van het geven van keuzemogelijkheden
per docent nog wel licht zou verschillen. Ik verwachtte daarnaast dat de student meer
keuzemogelijkheden zou willen.
Deze verwachtingen zijn uit gekomen. Het onderzoek liet zien, dat de studenten op alle onderdelen
meer keuzemogelijkheden wensten en dat de ene docent meer keuzemogelijkheden gaf dan de
andere. Wat ik opvallend vond aan de uitkomsten van het onderzoek, was dat de meeste docenten
wel genegen waren om meer keuzemogelijkheden te bieden, maar in het uitvoeren daarvan voor
hun gevoel tegen de organisatie van het onderwijs (curriculum)aanliepen. Mijn gevoel gaf aan dat er
toch meer keuzemogelijkheden aan de student te bieden moest zijn, binnen de huidige organisatie.
Ik ben daarom op zoek gegaan bij het ontwerpen van mijn interventie naar een mogelijkheid om
binnen de huidige onderwijsorganisatie meer keuzemogelijkheden voor de student te realiseren.
Wat ik ook een opmerkelijke uitkomst vond, was dat sommige studenten wel keuzemogelijkheden
hadden ervaren, terwijl ze die niet gekregen hadden en andersom, dus geen keuzemogelijkheden
ervaren hadden terwijl ze die wel hadden gekregen volgens de docent. In het hoofdstuk ‘conclusies’
heb ik getracht deze uitkomst te verklaren. Doordat docenten bewust met mijn interventie gaan
werken hoop ik dat de keuzemogelijkheden zichtbaarder voor de student zullen worden en dus
duidelijker ervaren gaan worden.
7.2 Methodologie van het onderzoek
Aan de hand van de vier x w en één x h methode werd er een probleemsituatie in de eigen
onderwijspraktijk geformuleerd. Daarna is het doel van het onderzoek vastgesteld en zijn er een
centrale onderzoeksvraag met deelvragen opgesteld. Na bestudering van de literatuur heb ik het
onderzoeksplan geschreven met daarin het theoretisch kader, variabelenschema en conceptueel
model van het onderzoek. Door middel van het bestuderen van literatuur heb ik de rode draad van
mijn onderzoek kunnen vinden, namelijk de ‘Self- Determination Theory’ van Deci and Ryan die
uitgaat van de importantie van autonomie voor de student. De autonomie stimuleer je o.a. door het
bieden - zij het ook weer aan voorwaarden gebonden - keuzemogelijkheden (Katz &Assor, 2007).
Het variabelenschema is gebaseerd op gegevens uit mijn literatuurstudie (Bolhuis, 2009). De
onderzoeksvragen en het aantal respondenten impliceerden een kwantitatieve of kwalitatieve
aanpak. Zo werd bij de eerste onderzoeksvraag voor een kwalitatieve aanpak gekozen, daar de
informatie, om de vraag te beantwoorden, van drie experts/collega docenten diende te komen. Deze
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
collega docenten heb ik geïnterviewd aan de hand van de vragen die ik aan studenten heb gesteld.
De informatie die ik van de studentrespondenten wilde krijgen heb ik door middel van vragenlijsten
opgevraagd. De vragenlijsten waren - aan de hand van de aspecten - opgebouwd uit 5 puntschaal-
vragen. De data is in augustus en september verwerkt in Excel en Word. Met de verkregen data is dit
analyseplan geschreven. Deze eindrapportage is in januari 2013 afgerond.
7.3 Hoe is het onderzoek op school ontvangen?
Het onderzoeksonderwerp is geheel vrij tot stand gekomen en is ontstaan vanuit mijn eigen praktijk
ervaring. Tijdens een marktplaats presentatie in oktober 2011 op het ROC Leiden, waarbij ik aan zes
tafels met onderwijsmanagers van alle afdelingen van het ROC en de voorzitter van het college van
bestuursleden, mijn algemene onderzoeksonderwerp heb toegelicht, werd er enthousiast
gereageerd. Ook op de tweedaagse waarbij ik een posterpresentatie heb gehouden werd door mijn
afdelingsmanager enthousiast gereageerd. De docenten en studenten die aan mijn onderzoek
meewerken zijn heel enthousiast en benieuwd naar de resultaten van het analyseonderzoek en mijn
interventie.
7.4 Wat heb ik geleerd van het onderzoek?
Het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek was geheel nieuw voor mij. Ik kan dus stellen dat ik
alles wat technisch nodig was om dit analyseonderzoek uit te voeren, geleerd heb. Ik besef dat wat ik
geleerd heb, een fractie is van wat er op onderzoeksgebied te leren is. Het opstellen van een
probleemstelling, doelstelling en vraagstelling vroeg meer tijd dan ik aanvankelijk had gedacht.
Het werken met een variabelenschema was voor mij geheel nieuw. Het opbouwen van het skelet van
een onderzoek, door onder andere het variabelenschema en het conceptueel model te construeren
heeft mij geleerd om snel een overzicht te creëren van wat je wilt onderzoeken. Bij het opstellen van
het ontwerponderzoek heb ik al veel gehad aan deze vaardigheid.
De techniek van het opstellen van vragenlijsten met daarbij alle mogelijkheden voor het construeren
van vragen, heeft mijn al aanwezige kennis daaromtrent weer verder uitgebreid. De data verwerking,
met name de kwantitatieve dataverwerking, heeft voor mij een wereld geopend die mij, voor dit
onderzoek ,vreemd was. Mijn digitale vaardigheden heb ik uitgebreid. Het invoeren van data en
uitvoeren van analyses in Excel was nieuw voor mij en deze vaardigheid komt mij later natuurlijk van
pas bij volgende onderzoeken. De analyse van de kwantitatieve data is een aanvankelijk een
zoektocht voor mij geweest, maar gesteund door Peter, mijn begeleider, is een en ander duidelijker
geworden. Het onderzoek heeft mij geleerd dat je met grote zorgvuldigheid je vragen op dient stellen
om er zo voor te zorgen dat je de juiste data kunt destilleren. Voordat je vragenlijsten afneemt, is
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
een proefafname bij een aantal van de later te ondervragen respondenten, heel zinvol gebleken. De
zorgvuldigheid tijdens het hele onderzoeksproces heeft mij een diepere kijk op onderzoek gegeven.
Inhoudelijk heb ik me nog meer verdiept in hoe motivatie van studenten uitgelokt kan worden. Ik
heb daar veel meer inzicht in gekregen. De docent kan daar veel in betekenen, door zijn omgang met
de student en de organisatie van zijn les. De ‘Self- Determination Theory’ was nieuw voor mij en
bracht mij op het onderdeel autonomie. Dit onderdeel van de drie psychologische basisbehoeften,
autonomie, als aanjager van motivatie voor het leren, triggerde mij, omdat sommige studenten
indirect aangaven meer autonomie te willen. Ik heb veel praktische handvatten gekregen door
ondermeer resultaten van onderzoeken te lezen, over hoe je als docent de ‘Self- Determination
Theory’ kan ondersteunen, zoals o.a. de onderzoeken van Deci & Ryan (2000) en Assor & Katz (2007).
7.5 Wat zou ik de volgende keer anders doen?
Een volgende keer zal ik aan het opstellen van de probleemsituatie, doelstelling en vraagstellingen
meert vaart geven, zodat ik meer tijd aan de invoering/analyse van data en het uiteindelijke
onderzoeksrapport kan besteden. Dit laatste bleek een enorme klus. Ik besef daarbij wel dat het
fundament van een onderzoek niet gehaast gemaakt dient te worden, maar in dit proces zijn er te
lange pauzes geweest bij het werken aan deze onderdelen.
Om meer vaart te kunnen geven, zal ik ook meer feedback vragen aan collega’s op mijn werk.
Vanwege het wennen aan de (nieuwe) tijdsdruk, de combinatie van werk en studie en de pech die
onze afdeling het afgelopen jaar met managers heeft gehad, is het er tijdens dit onderzoek niet heel
veel van gekomen. Daarmee heb ik mezelf en de afdeling tekort gedaan. Als je meer over het gaande
onderzoek ventileert, wordt het onderzoek (nog) meer gedragen door het team. Onbekend kan
onbemind worden.
De volgende keer zal ik mijn vragenlijsten iets beperken. In dit onderzoek werden twee vragenlijsten
bestaande uit dertig vragen, die voor vier situaties beantwoord diende te worden. De respondenten
waren zeer welwillend, maar het was veel. Inhoudelijk zal ik de vraag over werkvormen niet meer
opnemen. Omdat er legio werkvormen bestaan, was het lastig om in vijf vragen - zoals dat bij de
andere aspecten wel lukte - een compleet beeld te krijgen over de keuzemogelijkheden aangaande
werkvormen. Daardoor had ik de vragen over werkvormen iets anders gesteld. Dit kwam uiteindelijk
de betrouwbaarheid van de gegevens over dat onderwerp niet ten goede.
De lay-out van de twee lijsten was hetzelfde, zodat de respondenten goed op moesten letten welke
lijst ze aan het invullen waren. Het feit dat ik bij de afname aanwezig was heeft er voor gezorgd dat
alles in goede banen is geleid.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Een volgende keer zal ik de onderzoeksinstrumenten zo opstellen dat ik een digitaal
onderzoeksprogramma, zoals bv. SPSS, bij afname en analyse van de onderzoeksinstrumenten kan
gebruiken. Het met de hand invoeren en analyseren van gegevens in Excel heeft me veel tijd gekost.
Uiteraard zorg ik er voor dat ik voor de start van een eventueel nieuw onderzoek mijn benodigde
digitale vaardigheden beheers. De complexiteit van tegelijk onderzoeksvaardigheden leren en
digitale vaardigheden uitbreiden, gaande het onderzoek, heb ik als tijdrovend en soms frustrerend
ervaren.
7.6 Voegen de conclusies iets toe aan het theoretisch kader?
Toen ik aan het onderzoek begon wilde ik de motivatie van studenten vergroten door keuzes te
bieden. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek werd duidelijk, dat de beleving van
keuzemogelijkheden binnen een zelfde situatie per student verschilde. Ik heb daarom in de literatuur
onderzocht hoe beleving tot stand komt. Pine & Gilmore geciteerd in Erdman (2008) geven aan dat
een belevenis een resultaat is van gebeurtenissen en dat beleving ontstaat wanneer de ‘consument’
geïnvolveerd wordt in een situatie. Bij het ervaren van de geboden keuzemogelijkheden kan het zijn
dat de student te weinig betrokken is geweest. Maar dit is een hypothese.
Het zou een optie zijn om verder onderzoek naar de beleving van studenten van diverse
onderwijsaspecten te doen, waardoor er wellicht aanknopingspunten ter motivatie van de student
gevonden kunnen worden.
7.7 Heeft het onderzoek generatief vermogen?
Dit onderzoek kan bij andere opleidingen herhaald worden. Dit kan, omdat het onderzoek bij
studenten en docenten van een mbo is afgenomen. Het is een onderzoek geweest dat bij een
geselecteerde groep studenten uit het tweede jaar van een niveau 4 opleiding is gedaan. Je zou dit
onderzoek kunnen herhalen bij andere tweede jaar studenten van andere niveau 4 opleidingen
binnen een ROC. De motivatieproblematiek speelt in het hele mbo en ook op het ROC Leiden, getuige
de verhalen van collega’s op andere locaties en de algemene berichtgeving omtrent het mbo.
Het is m.i. interessant om voorafgaand aan herhaling van dit onderzoek, in kaart te brengen of de
probleemsituatie die bij de opleiding kinderopvang naar voren komt, aanwezig is bij de opleidingen
die qua onderwijsorganisatie hetzelfde zijn en of de probleemsituatie anders is bij opleidingen die al
flexibeler georganiseerd zijn. Uiteindelijk kunnen we dan wellicht constateren welke rol het bieden
van keuzemogelijkheden speelt bij het vergroten van motivatie bij de studenten, of dat er andere
interventies nodig zijn om dit te bewerkstelligen.
Ik verwacht dat dit verdere onderzoek en de daarop volgende interventie(s) zal bijdragen aan het
werken vanuit het Leids Onderwijsmodel binnen de onderwijspraktijk van het ROC Leiden. Vooral
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
aan het onderdeel ‘maatwerk’ zal dit onderzoek kunnen bijdragen. Aan het Leids Onderwijsmodel ligt
o.a. de ‘Self- Determination Theory’ van Deci & Ryan ten grondslag waar ik eerder aan refereerde in
het theoretisch kader.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
8 Literatuur
Black, A. E. (2000). The effects of instructors'Autonomysupport and students'autonomous Motivation
on learning organic Chemistry: a self determination theory perspective. Rochester: John Wiley&
sons,inc.
Boekaerts, M. S. (2003). Leren en instuctie. Gorcum: Koninklijke van Gorcum.
Boer, P. den (2012). Leren kiezen voor je loopbaan. Etten- Leur: ROC west Brabant.
Bolhuis, S. (2009). Leren en veranderen. Bussum: Coutinho.
Booys, F. (2008). Hersenen en leren. Beroep docent , 10-13.
Hintum, M. van (2012, Augustus 23). Nieuws en Agenda. Opgeroepen op december 27, 2012, van
Universiteit van Leiden: nieuws-2012/eveline-crone-maakt-korte-metten-met-idee-van-onrijp-
puberbrein.html
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Amsterdam: Bert Bakker.
Erdman, P. H. (2008). Op zoek naar beleving. Amsterdam: Amsterdam school of real estate.
Harms, G. J. (2010). Zelfsturing meetbaar maken. Groningen: GION/RUG.
Hattie, (2003). Meta analyse .
Herzberg, T. (2003). Eerst kennismaken dan pas kennis maken. Tijdschrift voor leerlingbegeleiding .
Herzberg, T. (2009). Zin krijgen door zin geven. Opgeroepen op november 20, 2011, van
Tamirherzberg.nl: http://tamirherzberg.nl/zin krijgen-compleet-2009-pdf.
Hintum, H. M. (2012, augustus 23). Universiteit Leiden. Opgeroepen op oktober 25, 2012, van Nieuws
en agenda: http://www.nieuws.leidenuniv.nl/nieuws-2012/eveline-crone-maakt-korte-metten-met-
idee-van-onrijp-puberbrein.html
Jolles, J. (2005, october 31). Beter onderwijs door kennis van onderwijs, leren en de hersenen.
Opgeroepen op oktober 14, 2011, van Website Jolles, J.: http://www.J.Jolles.nl
Jolles, J. (2007). Neurocognitieve ontwikkeling en adolescentie. Onderwijsinnovatie , 30-33.
Katz, I. A. (2007). When Choice Motivates and When It Does Not. Educational Psychological Review ,
19:429-442.
Krabbendam, L. (2011, november vrijdag 4 november). Dr. Brein en leren, college . Amsterdam,
Noord Holland, Nederland.
Niemec, C. P. (2009, Juni 30). Autonomy, competence, and relatedness in the classroom. Rochester,
Amerika.
Ryan, R. M. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: classic definitions and new directions.
Rochester, Amerika.
Sierens, E. et al. (2009). The synergistic relationship of perceived autonomy support and structure in
the prediction of self-regulated learning. British journal of Educational Psychology , 79,57-68.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Tiemeyer, W. L. (2009). De menselijke beslisser. Amsterdam: Amsterdam University press.
Vansteenkiste, M. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas:over het stimuleren van een
optimaal leerproces. Begeleid zelfstandig leren , 37-57.
Munneke, W. Hersenstichting Nederland. (2008, April). Puberhersenen in ontwikkeling . Den Haag,
Zuid Holland, Nederland: Hersenstichting Nederland.
Winter, M. de (2004). Dwarsliggers, de uitdaging. Antwerpen Apeldoorn: Garant.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
9 Bijlagen
Bijlage 9.1 Schema interview docenten
Leerdoelen Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5Mogen studenten zelf leerdoelen voor de training bepalen?
Mogen studenten bepalen wanneer ze aan hun leerdoelen werken?
Mogen studenten bepalen aan welk leerdoel ze eerst gaan werken?
Mogen studenten bepalen wie/ wat ze nodig hebben voor het werken aan hun ld
Mogen studenten bepalen hoeveel leerdoelen ze stellen?
Conflicthantering.Resp. 1 Nee, die
bepaal ik zelf, dat heeft met de leerdoelen van de training te maken.
N.V.T. N.V.T. N.V.T. N.V.T.
Cultuur & levensb.Resp. 2 Ja en nee, een
natuurlijk gegeven is dat je toch gebonden bent aan datgene wat je moet geven, het onderwerp als geheel moet worden behandeld, leerlingen hebben daar nog geen goed zicht op. Het is een uitdaging om eerst bij de leerling na te gaan, welke kennis is aanwezig en wat verwachten ze, en in het woord verwachting daarin zit dan ook de ruimte in het leerdoel aangeven. Ik
Nee, maar dat zou ik wel heel graag willen.
Ja ik vind het wel heel belangrijk hoor, het werkt ook mee aan de motivatie. Denk wel aan de behoefte aan sturing van de mbo student.
- -
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
vind dat zelf erg belangrijk, want dat is bepalend voor de opbouw van mijn les. Ik moet aansluiten bij hun verwachting.
Begeleiden in de ko.Resp. 3 Ja,maar dat
doen ze eigenlijk op basis van het eerste verhaal, op basis van de inleiding. Wat denk je dat je eruit krijgt ja hoe gaan we verder?
Ze mogen het altijd aangeven, en als het past binnen de les dan mag het.
ja, ja zeker, sterker nog, dat kan zelfs leiden tot een aanpassing van de training.
Oe, dat vind ik een lastige, want hoe kunnen ze dat bepalen? Wat ik doe of regelmatig doe is ze een keuze geven: je mag het opzoeken in het boek, je mag het vragen of je mag het opzoeken op internet. Maar echt ter plekke, wordt het door mij bepaald.
Zolang ik het mag beperken wel graag.
Visie en kwaliteitsz.Resp. 3 Bij kz is het
lastiger.Ik moet het eerst helemaal uitleggen wat jij daarmee wil voordat ze het er voor henzelf uithalen,daarna mogen ze wel leerdoelen maken.
Ze mogen het altijd aangeven, en als het past binnen de les, dan mag het.
ja, ja zeker, sterker nog, dat kan zelfs leiden tot een aanpassing van de training.
Oe, dat vind ik een lastige, want hoe kunnen ze dat bepalen? Wat ik doe of regelmatig doe is ze een keuze geven: je mag het opzoeken in het boek, je
Zolang ik het mag beperken wel graag.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
mag het vragen of je mag het opzoeken op internet, maar echt ter plekke, wordt het echt door mij bepaald.
Opdrachten Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5Mogen studenten eigen opdrachten bedenken?
Mogen studenten kiezen welke opdracht ze het eerst maken?
Mogen studenten kiezen uit twee of meer opdrachten?
Mogen studenten bepalen op welk moment ze in de training een opdracht maken?
Mogen studenten kiezen wanneer ze een opdracht inleveren?
Conflicthantering.Resp. 1 Nee, dat heb
ik niet gedaan , nee.
Ja Ja Ja dan maakt het mij niet uit, met welke ze beginnen.
Nee ik heb wel een vast moment. Met goede reden mag er later ingeleverd worden.Eerder: binnen bepaalde kaders ter bescherming van mezelf.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Cultuur & levensbeschouwingResp. 2 Nu niet, dat
zou ik wel graag willen.
Ja dat zou kunnen, ze hebben de reader met opdrachten.
ja ,ja Nee dat, daar ben ik toch wel te sterk sturend aanwezig.
Nee. Eerder? Ja,ook daar weer : dat zou gewoon moeten kunnen, maar nog niet haalbaar nu.
‘begeleiden in de kinderopvang’.Resp. 3 Nee. Ja, bv. ik
lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil dat je er 15 uitkiest”.
Ja, bv. ik lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil dat je er 15 uitkiest”.
Meestal thuiswerk
Nee, neeof nou ja een week van tevoren dat maakt me niet uit, maar ik bepaal de datum, sterker nog, ik bepaal zelfs het tijdstip. Tussen 10.00 en half 11 moet er worden ingeleverd. Eerder? Nee, dat mag eigenlijk niet, ik vind dat dan het moment is omdat op het moment dat ze het op een willekeurig moment inleveren, ligt het heel veel bij mij.
Visie en kwaliteits-zorg.Resp. 3 Niet in
begeleiden, nee, niet in die vakken.
Ja, bv. ik lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil
Ja, bv. ik lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil
Meestal thuiswerk.
Nee, neeof nou ja een week van tevoren dat maakt me
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
dat je er 15 uitkiest”. Dat doe ik wel.
dat je er 15 uitkiest”. Dat doe ik wel.
niet uit, maar ik bepaal de datum, sterker nog, ik bepaal zelfs het tijdstip. Tussen 10.00 en half 11 moet er worden ingeleverd. Eerder? Nee, dat mag eigenlijk niet, ik vind dat dan het moment is omdat op het moment dat ze het op een willekeurig moment inleveren, ligt het heel veel bij mij.
Werkvormen Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5Mogen studenten kiezen om een doc/film over het onderwerp van de training te kijken?
Mogen studenten kiezen om een tekst te lezen?
Mogen studenten kiezen voor het beantwoorden van vragen bij een tekst?
Mogen studenten kiezen om een verslag te maken?
Mogen studenten kiezen om een samenvatting van een tekst te maken?
Nog andere keuzes geboden m.b.t. werkvormen?
Conflicthantering.Resp. 1 Nee, niet bij
conflicthantering
Nee, dat doe ik niet.
Nee, dat heb ik niet,
Ja Ja Ik dacht dat leerlingen dat leuk zouden vinden om zelfstandig hiermee aan de gang te gaan, maar het bleek naderhan
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
d dat een aantal leerlingen wel behoefte hadden aan een stukje training, en dat is lastig met een hele grote groep van 32 leerlingen en toen heb ik gevraagd, wie willen dat, ik heb me daarop voorbereid en die kunnen dan mee naar een ander lokaal. Die keuze heb ik vrij gelaten.
Cultuur & levensb.
Laat je de leerlingen ook wel kiezen uit twee werkvormen?
Resp. 2 Ja. Kiezen? Het moment mogen ze kiezen. Maar het is wel dat het verplicht is
Ja, dat ligt ook hetzelfde: het moment mogen
Ja, die gebruik ik ook , ik ben er wel wat voorzichtig
Ja, zondermeer
Ja. Nee, op dit moment niet. De mbo student
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
om te bekijken.
ze kiezen.
er mee. heeft behoefte aan sturing. Ik zou dat wel meer willen, maar daar moet ik ook de ruimte voor hebben en de middelen, het zou inderdaad wat meer mogen.
‘begeleiden in de kinderopvang’.Resp. 3 Doe ik
eigenlijk zeer zelden. Ik moet in mijn trainingen zeggen, dat komt bijna niet voor.
Ja. Ja. Ja. Nou, ik verplicht ze om het te doen in allebei, wel in ‘begeleiden in de kinderopvang’ meer,
Ja, bv de toetsvorm,
‘visie en kwaliteitszorg’.Resp. 3 Doe ik
eigenlijk zeer zelden. Ik moet in mijn trainingen zeggen, dat komt bijna niet voor.
Ja. Ja. Ja. Nou, ik verplicht ze om het te doen in allebei, wel in ‘begeleiden in de kinderopvang’ meer,
Bij KZ mochten ze echt kiezen, toen hebben we echt gestemd, De een wilde opdrachten, een werkstuk
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
en de anderen wilde een toets.
Werkvormen Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10Mogen studenten kiezen om een rollenspel te spelen?
Mogen studenten kiezen om een schriftelijk product te maken, zoals een krant/folder?
Mogen studenten kiezen om een onderwerp met klasgenoten te bespreken?
Mogen studenten kiezen om een opdracht in de bpv uit te voeren?
Mogen studenten kiezen om een opdracht aan de groep te presenteren?
Conflicthantering.Resp. 1 Ja Ja Ja, hoe ga
je met conflicten om?
Ja Nee.
Cultuur & levensbeschouwing.Resp. 2 Ja, dat zou er
soms wel wat meer in kunnen.
Ja ja. Ja, dat is prima allemaal.
Ja, ja, daar ben ik een groot voorstander van.
ja , zo nu en dan
Begeleiden in de kinderopvang.Resp. 3 Voornamelijk
bij begeleiden.Ja. Ja , gebeurt
in kleine groepjes.
Bij begeleiden, weet je, ik vraag weleens wat informatie te vinden op je BPV, maar ik vraag niet om een opdracht in de bpv te doen, omdat ze al zoveel opdrachten hebben in de
Yep. ja, ja.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
BPV.Visie en kwaliteitsz.Resp. 3 Nee Ja. Ja , gebeurt
in kleine groepjes.
Bij kz moeten ze soms dingen halen op de bpv, iemand interviewen, dus dan is het een opdracht in de bpv.
Yep. ja, ja.
Groepswerk Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5Mogen studenten kiezen of ze samenwerken?
Mogen studenten kiezen hoe vaak ze samenwerken?
Mogen studenten het aantal groepsleden kiezen?
Mogen studenten hun groepsleden kiezen?
Mogen studenten kiezen hoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
Conflicthantering.Resp. 1 Nee, nog
niet.Niet altijd. Als het echt groepswerk moet zijn, dan is het nooit dat een iemand alleen werkt. Dan is samenwerken wel heel erg belangrijk.
In overleg.
Nou meestal wel.
Nee, in principe niet, bij samenwerkingsproblemen na inventarisatie en overleg.
Cultuur & levensb.Resp. 2 Ja dat, daar
laat ik ze toch behoorlijk vrij in.
Ja, daar zit ruimte in.
Dat stel ik vast.
Ja dat laat ik meestal zelf kiezen
Nee, daar ben ik toch wel heel duidelijk sturend aanwezig,niet zomaar, er moet wat aan de hand zijn.
‘begeleiden in de
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
kinderopvang’.
Resp. 3 Je ontkomt niet altijd aan het samenwerken en soms is het een keuze of alleen of met iemand anders, dat is vaak ook geen probleem.
Ja, maar dat is echt afhankelijk van wat het doel is.
Ja , maar ik wil nooit boven de 5.
Ja, dat is ook afhankelijk, van het doel.
Nee, ik vind dat het te maken heeft met committment. A ls het echt voor de hele groep niet bevorderlijk is om de groep in tact te laten, als het niet bevorderlijk is voor 1 persoon, dan moeten we daar goed naar kijken, maar als de hele groep ontwricht wordt dan vind ik het wel de moeite waard.
‘visie en kwaliteitszorg’.Resp. 3 Je ontkomt
niet altijd aan het samenwerken en soms is het een keuze of alleen of met iemand anders, dat is vaak ook geen probleem.
Ja dat is echt afhankelijk van wat het doel is.
Ja , maar ik wil nooit boven de 5.
Dat is ook afhankelijk, van het doel.
Nee, ik vind dat het te maken heeft met committment.
Presentaties Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5Mogen studenten zelf bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten?
Mogen studenten de middelen om een presentatie te houden kiezen?
Mogen studenten uit twee of meer presentatievormenKiezen?
Mogen studenten kiezen wanneer ze in de training aan hun presentatie werken?
Mogen studenten kiezen wanneer ze hun presentatie houden?
Conflicthantering.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Resp. 1 N.V.T. N.V.T. N.V.T. N.V.T. N.V.T.
Cultuur & levensb.Resp. 2 Op dit
moment niet.
Ja dat vind goed.
ja Ja, maar daarin ben ik toch wel heel sturend aanwezig.
Ja, binnen de termijn die ik stel.
‘begeleiden in de kinderopvang’.Resp. 3 Nee. Ja Ja vaak wel. Wel
een beperkt aantal middelen.
Ze mogen aangeven dat ze het willen en als het past dan kan dat wel.
Nee. Wel of dat je eerste of laatste bent bij wijze van spreken, het echte moment kan wel, maar het is niet uitvoerbaar omdat de presentatie gaat over vrijwel de gehele training. Dus echt heel erg kiezen is er niet bij.
‘visie en kwaliteitszorg’.Resp. 3 Nee. Ja Ja vaak wel. Wel
een beperkt aantal middelen.
Ze mogen aangeven dat ze het willen en als het past dan kan dat wel. Altijd pas je dat aan op
Nee. Wel of dat je eerste of laatste bent bij wijze van spreken, het echte moment kan wel, maar
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
de vragen van de leerlingen?A Nee, nee het kan niet altijd, maar ze mogen het altijd aangeven weet je, en ik ben ook wel bereid om er over na te denken weetje , maar het past niet altijd.
het is niet uitvoerbaar omdat de presentatie gaat over vrijwel de gehele training. Dus echt heel erg kiezen is er niet bij.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.2 Student vragenlijst ‘ervaren keuzemogelijkheden’
Beste student,
Fijn dat je mee wilt doen aan mijn onderzoek. Alvast dank daarvoor!
Waar gaat het onderzoek over?
Ik onderzoek welke keuzemogelijkheden jullie ervaren en wensen, in de trainingen van het tweede jaar. Dit doe ik omdat er al uit ander onderzoek gebleken is, dat je meer gemotiveerd wordt voor je opleiding, als je keuzemogelijkheden ervaart!
Er zijn twee vragenlijsten. Lijst 1 gaat over jullie ervaring m.b.t. keuzemogelijkheden in vier trainingen van het tweede jaar. Lijst 2 gaat over het wensen van keuzemogelijkheden in vier trainingen van het tweede jaar. In totaal zijn het 60 vragen. Het invullen van de vragen zal ongeveer 10 tot 15 minuten in beslag nemen.
Hoe vul je de vragenlijsten in?Ik vraag jullie om bij elke vraag of stelling aan te geven wat het meest passende antwoord voor jou is bij elk van de trainingen.Boven de lijsten vragen/stellingen staat de schaal van 1 t/m 5 aangegeven en uitgelegd. Je kunt je antwoord aangeven door het voor jou meest passende cijfer te omcirkelen. Succes!
InterviewNaast het invullen van de lijsten zal ik een aantal van jullie uitnodigen voor een interview over dit onderwerp.Hieronder kun je aangeven, door je naam in te vullen, of je mee wilt werken aan een interview.
………………………………………………………………….. wil graag meewerken aan een interview.
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.leerdoelen Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik mag zelf leer- doelen voor een training bepalen.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Als je voor een training bij de eerste vraag ‘nooit’ hebt ingevuld, sla je de verdere vragen voor die training over.2 Ik mag bepalen wanneer ik aan mijn leerdoelen werk.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik mag bepalen aan welk leerdoel ik eerst ga werken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik mag bepalen wie of wat ik nodig heb voor het werken van mijn leerdoel.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik mag bepalen hoeveel leerdoelen ik stel.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Werkvormen Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Hoe vaak mag je kiezen op welke manier je gaat leren in een training?
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Als je voor een training bij de eerste vraag ‘nooit’ hebt ingevuld, sla je de verdere vragen voor die training over. Als ik ga leren mag ik kiezen uit de onderstaande vormen:2 Het kijken van een documentaire/film over het onderwerp van de training.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Het lezen van een tekst. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Werkvormen Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
4 Het beantwoorden van vragen bij een tekst.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Een verslag maken. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
6 Een samenvatting van een tekst maken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
7 Een rollenspel spelen.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
8 Een schriftelijk product maken zoals bv. een folder of krant.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
9 Een onderwerp bespreken met klasgenoten.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
10 Een opdracht in de bpv uitvoeren. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Opdrachten: Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik mag mijn eigen opdracht bedenken. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik mag kiezen welke opdracht ik het eerst maak.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik mag kiezen uit twee of meer opdrachten.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik mag kiezen op welk moment in de training ik een opdracht maak.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik mag kiezen wanneer ik een opdracht inlever.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Groepswerk Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik mag kiezen of ik samen werk. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik mag kiezen hoe vaak ik samenwerk. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik mag het aantal groepsleden kiezen. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik mag mijn groepsleden kiezen. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik mag kiezen hoe lang ik in de groep blijf samenwerken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Presentaties Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik mag zelf bepalen of ik een opdracht met een presentatie afsluit.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik mag kiezen welke middelen ik gebruik (bv. Prezi, PP) om een presentatie te houden.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik mag kiezen uit twee of meer presentatievormen. (bv. poster- presentatie of inter- actieve presentatie)
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik mag kiezen wanneer ik in de training aan de presentatie werk.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik mag kiezen wanneer ik de presentatie houdt.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.3 Student vragenlijst ‘gewenste keuzemogelijkheden’
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema. 1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.
leerdoelen Conflicthantering ‘cultuur en levensbeschouwing’
‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de kinderopvang’
Eventuele toelichting
1 Ik wil zelf leer- doelen voor een training bepalen.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Als je voor een training bij de eerste vraag ‘nooit’ hebt ingevuld, sla je de verdere vragen voor die training over.2 Ik wil bepalen wanneer ik aan mijn leerdoelen werk.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik wil bepalen aan welk leerdoel ik eerst ga werken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik wil bepalen wie of wat ik nodig heb voor het werken van mijn leerdoel.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik wil bepalen hoeveel leerdoelen ik stel.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Werkvormen Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
In een training wil ik kiezen uit onder- staande werk- vormen:
1 Het kijken van een documentaire/film over het onderwerp van de training.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Het lezen van een tekst. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Het beantwoorden van vragen bij een tekst.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Een verslag maken. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Werkvormen Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
5 Een samenvatting van een tekst maken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
6 Een rollenspel spelen.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
7 Een schriftelijk product maken zoals bv. een folder of krant.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
8 Een onderwerp bespreken met klasgenoten.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
9 Een opdracht in de bpv uitvoeren. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
10 Een opdracht pre- senteren aan de groep.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Opdrachten: Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik wil mijn eigen opdracht bedenken. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik wil kiezen welke opdracht ik het eerst maak.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik wil kiezen uit twee of meer opdrachten.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik wil kiezen op welk moment in de training ik een opdracht maak.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik wil kiezen wanneer ik een opdracht inlever.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Groepswerk Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik wil kiezen of ik samen werk. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik wil kiezen hoe vaak ik samenwerk. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik wil het aantal groepsleden kiezen. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik wil mijn groepsleden kiezen. 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik wil kiezen hoe lang ik in de groep blijf samenwerken.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Omcirkel het voor jou meest passende antwoord voor elk van de trainingen in het schema.1 = nooit, 2 = bijna nooit, 3 = soms, 4 = regelmatig, 5 = altijd.Presentaties Conflicthantering ‘cultuur en
levensbeschouwing’‘visie en kwaliteitszorg’ ‘begeleiden in de
kinderopvang’Eventuele toelichting
1 Ik wil zelf bepalen of ik een opdracht met een presentatie afsluit.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
2 Ik wil kiezen welke middelen ik gebruik (bv. Prezi,PP) om een presentatie te houden.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
3 Ik wil kiezen uit twee of meer presentatievormen. (bv. posterpresen- tatie of interactieve presentatie)
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
4 Ik wil kiezen wanneer ik in de training aan de presentatie werk.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
5 Ik wil kiezen wanneer ik de presentatie houdt.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.4 T-toets training ‘conflicthantering’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘leerdoelen’.
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 2,295238095 3,152380952Variantie 1,93447619 1,659619048Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,384399858Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -2,638286725P(T<=t) eenzijdig 0,007881371Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,015762743Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘werkvormen’
Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 2,595238095 2,842857143
Variantie 0,25647619 0,340571429
Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie -0,024651565
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens -1,4509525
P(T<=t) eenzijdig 0,081148916
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218
P(T<=t) tweezijdig 0,162297833
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘groepswerk’
Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 2,095238095 3,847619048
Variantie 0,47047619 0,687619048
Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie -0,177155073
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens -6,886991567
P(T<=t) eenzijdig 5,4338E-07
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218
P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘presentaties’
Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 1,714285714 3,8
Variantie 0,354285714 0,54
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie 0,315504375
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens -12,15541686
P(T<=t) eenzijdig 5,41335E-11
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218
P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.5 T-toets aspect ‘opdrachten’ training ‘conflicthantering’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden Conflicthantering opdrachten vraag 1 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,333333 2,666667Variantie 0,633333 0,833333Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,32118Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,39435P(T<=t) eenzijdig 0,00014Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718P(T<=t) tweezijdig 0,00028Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenConflicthantering opdrachten vraag 2 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,190476 3,809524Variantie 1,661905 1,061905Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,405054Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -5,78017P(T<=t) eenzijdig 5,88E-06Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenConflicthantering opdrachten vraag 3 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,333333 3,619048Variantie 0,333333 2,147619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,0197Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -6,60578P(T<=t) eenzijdig 9,81E-07Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718P(T<=t) tweezijdig 0,0000 < 0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenConflicthantering opdrachten vraag 4 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,142857 2,761905Variantie 1,528571 1,390476Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,127386Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -1,77732P(T<=t) eenzijdig 0,045363Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718P(T<=t) tweezijdig 0,090727Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenConflicthantering opdrachten vraag 5 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,285714 2,952381Variantie 0,414286 2,647619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,538792Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -5,49294P(T<=t) eenzijdig 1,12E-05Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.6 T-toets training ‘cultuur en levensbeschouwing’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘leerdoelen’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,9714286 3,142857Variantie 1,5891429 1,616571Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,562944Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,535073P(T<=t) eenzijdig 0,0001008Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,7247182P(T<=t) tweezijdig 0,0002016Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,0859634
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘werkvormen’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,4761905 2,795238Variantie 0,3149912 0,310476Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,2705349Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -2,164504P(T<=t) eenzijdig 0,0213494Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,7247182P(T<=t) tweezijdig 0,0426987Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,0859634
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘groepswerk’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,8857143 3,8Variantie 0,6422857 0,76Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,0400763Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -7,560452P(T<=t) eenzijdig 1,38E-07Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,7247182P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,0859634
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘presentaties’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,7047619 3,780952Variantie 0,4704762 0,535619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,040031Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -9,680765P(T<=t) eenzijdig 2,722E-09Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,7247182P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,0859634
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.7 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘cultuur en levensbeschouwing’.
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenCult&lev. opdrachten vraag 1 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde1,52380952
4 2,47619
Variantie0,76190476
2 1,061905Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie
-0,23558497
5Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens
-2,91111254
9
P(T<=t) eenzijdig0,00431849
4
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8
P(T<=t) tweezijdig0,00863698
7
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenCult&lev. opdrachten vraag 2 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde2,47619047
6 3,47619
Variantie1,46190476
2 1,661905Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,23218368Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens
-2,95803989
2
P(T<=t) eenzijdig0,00388778
5
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8P(T<=t) tweezijdig 0,00777557
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
1
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenCult&lev. opdrachten vraag 3 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2 3,714286Variantie 1,4 2,114286Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,02906191Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens
-4,13220265
9
P(T<=t) eenzijdig0,00025821
5
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8P(T<=t) tweezijdig 0,00051643
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenCult&lev. opdrachten vraag 4 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde2,23809523
8 2,619048Variantie 1,59047619 1,447619Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie0,19457259
2Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -
1,11585670
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
5
P(T<=t) eenzijdig0,13885579
4
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8
P(T<=t) tweezijdig0,27771158
8
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenCult&lev. opdrachten vraag 5 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde1,52380952
4 2,857143
Variantie1,16190476
2 2,828571Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie0,40188638
7Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -3,83885948
P(T<=t) eenzijdig0,00051259
7
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8
P(T<=t) tweezijdig0,00102519
4
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bijlage 9.8 T-toets training ‘visie en kwaliteitszorg’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘leerdoelen’
Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde2,29523809
5 3,152381
Variantie 2,15447619 1,635619
Waarnemingen 21 21
Pearson-correlatie 0,57892523
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Vrijheidsgraden 20
T- statistische gegevens -3,08933787
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
P(T<=t) eenzijdig0,00289148
4
Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig1,72471821
8
P(T<=t) tweezijdig0,00578296
9
Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig2,08596344
1
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘werkvormen’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,695238095 3,061905Variantie 0,60247619 0,341476Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,07427745Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -1,67083636P(T<=t) eenzijdig 0,055164835Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,11032967Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘groepswerk’ Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 1,895238095 3,854762Variantie 0,67447619 0,728976Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,007877687Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -7,60987358P(T<=t) eenzijdig 1,25071E-07Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘presentaties’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,847619048 3,809524Variantie 0,595619048 0,501905Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,379553486Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -10,8828794P(T<=t) eenzijdig 3,74412E-10Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
Bijlage 9.9 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘visie en kwaliteitszorg’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldentraining Visie en kwal. opdrachten vraag 1
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Gemiddelde 1,476190476 2,714286Variantie 0,861904762 1,014286Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,061115611Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,021473462P(T<=t) eenzijdig 0,000334536Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,000669071Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden training Visie&kwal. opdrachten vraag 2
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 2,238095238 3,809524Variantie 1,79047619 0,961905Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,645877856Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -7,00385994P(T<=t) eenzijdig 4,26479E-07Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden training Visie&kwal. opdrachten vraag 3
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 1,857142857 3,52381Variantie 0,928571429 2,361905
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,289390564Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,896182466P(T<=t) eenzijdig 4,3645E-05Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0001 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden training Visie&kwal. opdrachten vraag 4
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 2,571428571 2,761905Variantie 1,157142857 1,390476Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,123885186Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -0,515967985P(T<=t) eenzijdig 0,305767087Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,611534174Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden training Visie&kwal. opdrachten vraag 5
Ervaren Wensen Variabele 1 Variabele 2
Gemiddelde 1,238095238 2,952381Variantie 0,39047619 2,647619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,405108901
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -5,279296141P(T<=t) eenzijdig 1,81452E-05Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
Bijlage 9.10 T-toets training ‘begeleiden in de kinderopvang’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘leerdoelen’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,304761905 3,190476Variantie 2,15047619 1,669905Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,529307906
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -3,013356096P(T<=t) eenzijdig 0,003433113Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,006866227Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘werkvormen’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,942857143 3,042857Variantie 0,559571429 0,374571Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,038068582Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -0,465530092P(T<=t) eenzijdig 0,323290652Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,646581304Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘groepswerk’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,133333333 3,857143Variantie 0,681333333 0,724571Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,042697341Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -6,524482121P(T<=t) eenzijdig 1,16535E-06Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddelden aspect ‘presentaties’ Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,914285714 3,819048Variantie 0,590285714 0,531619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,356514935Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -10,2692464P(T<=t) eenzijdig 1,01005E-09Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
Bijlage 9.11 T-toets aspect ‘opdrachten’ van training ‘begeleiden in de
kinderopvang’
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenBeg. in de ko. opdrachten vraag 1 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,476190476 2,714285714Variantie 0,861904762 1,014285714Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,061115611Schatting van verschil tussen gemiddelden 0
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,021473462P(T<=t) eenzijdig 0,000334536Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,000669071Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenBeg.in de ko. opdrachten vraag 2 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,238095238 3,80952381Variantie 1,79047619 0,961904762Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,645877856Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -7,00385994P(T<=t) eenzijdig 4,26479E-07Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenBeg.in de ko. opdrachten vraag 3 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,857142857 3,523809524Variantie 0,928571429 2,361904762Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,289390564Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -4,896182466P(T<=t) eenzijdig 4,3645E-05Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
P(T<=t) tweezijdig 0,0001 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenBeg. in de ko. opdrachten vraag 4 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 2,571428571 2,761904762Variantie 1,157142857 1,39047619Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie -0,123885186Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -0,515967985P(T<=t) eenzijdig 0,305767087Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,611534174Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
t-toets: twee gepaarde steekproeven voor gemiddeldenBeg. in de ko. opdrachten vraag 5 Ervaren Wensen
Variabele 1 Variabele 2Gemiddelde 1,238095238 2,952380952Variantie 0,39047619 2,647619048Waarnemingen 21 21Pearson-correlatie 0,405108901Schatting van verschil tussen gemiddelden 0Vrijheidsgraden 20T- statistische gegevens -5,279296141P(T<=t) eenzijdig 1,81452E-05Kritiek gebied van T-toets: eenzijdig 1,724718218P(T<=t) tweezijdig 0,0000 <0,001Kritiek gebied van T-toets: tweezijdig 2,085963441
Bijlage 9.12 Data per training
Training ‘conflicthantering’
Aspect Vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Leerdoelen Inhoud bepalen xWanneer aan werken xWelke eerst aan werken xWie /wat nodig? xAantal bepalen x
Tabel 9.1 gegevens uit docenteninterview docent A, conflicthantering, m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bij het aspect ‘leerdoelen’ wordt er in de training ‘conflicthantering ‘ helemaal geen
keuzemogelijkheid gegeven. Op de vraag:”Mag de student zijn eigen leerdoelen bepalen?”
geeft de docent aan, dat het aan haar is om te bepalen wat de studenten dienen te weten en
te kunnen.
A: ( )“Nee, die bepaal ik zelf, dat heeft ermee te maken dat ik er van tevoren zelf erover nadenk wat ze moeten weten en wat ze moeten kunnen en welke vaardigheden ze moeten krijgen, dat bepaal ik.
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Leerdoelen 2,29(1,93)
3,15(1,66)
T= -2,64, df=20p=0,02
Tabel 9.2 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’
Bovenstaande tabel laat een significant verschil zien tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. aspect ‘leerdoelen’. Het verschil is erg klein en de standaard deviatie is
erg groot. Ongeacht het kleine verschil en de verschillen in de gegeven antwoorden van de
studenten, beschouw ik het verschil relevant. De studenten wensen meer keuzemogelijkheden.
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Opdrachten Inhoud bepalen xWelke eerst aan werken? xKiezen uit 2 of meer opdr xWanneer aan werken? xWanneer inleveren? x
Tabel 9.3 gegevens uit docenteninterview docent A, conflicthantering, m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Uit voorgaande tabel blijkt dat de docent bij het bepalen van de inhoud van opdrachten geen keus geeft.
A: ( ) “Nee, dat heb ik niet gedaan , nee.”
Ook geeft docent A bij het inleveren van opdrachten een gelimiteerde keus.
A: ( ) “Nee ik heb wel een vast moment. Met goede reden mag er later ingeleverd worden. M: ( ) “Eerder inleveren”: A: ( ) “binnen bepaalde kaders ter bescherming van mezelf.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Er mag wel een keus gemaakt worden uit meerdere opdrachten en bij het werken aan opdrachten
kunnen studenten kiezen met welke opdracht ze beginnen. Ook mogen de studenten bepalen
wanneer ze aan welke opdracht werken.
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Opdrachten vraag 1Inhoud bepalen.
1,33(0,63)
2,66(1,83)
T= -439, df=20p=2,09
Opdrachten vraag 2Welke eerst aan werken?
2,20(1,66)
3,80(1,06)
T= -5,8 df=20p <0.001
Opdrachten vraag 3Kiezen uit 2 of meer opdrachten.
1,33(0,33)
3,62(2,15)
T= -6,6 df=20p <0,001
Opdrachten vraag 4Wanneer aan werken?
2,14(1,53)
2,76(1,39)
T= -1,78 df=20p= 0,09
Opdrachten vraag 5Wanneer inleveren?
1,29(0,41)
2,95(2,65)
T= -5,5 df=20p <0,001
Tabel 9.4 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘ opdrachten’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat er -behalve voor vraag twee- significante verschillen zijn in de mate
waarin de studenten keuzemogelijkheden ervaren m.b.t. het aspect ‘opdrachten’ en de mate waarin
ze keuzemogelijkheden wensen m.b.t. het aspect ‘opdrachten’ binnen de training
‘conflicthantering’..
Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkvormen die de studenten aangeboden kregen in de
training ‘conflicthantering’. Bij het onderdeel ‘werkvormen’ heb ik ook de vraag gesteld of de
studenten mochten kiezen uit twee werkvormen bij het uitvoeren van een opdracht.
Aspect vragen antwoorden Ja Nee Soms Regel
matigWil wel Kiezen uit
twee werkvormen?
Werkvormen Doc/film x JaTekst lezen x
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Vragen bij een tekst xVerslag xSamenvatting xRollenspel xKrant/folder/ander schr. product
x
Opdracht met klasgenoten bespreken
x
Opdracht in de BPV xOpdracht presenteren x
Tabel 9.5 gegevens uit docenteninterview docent A, conflicthantering, m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel laat zien dat er meerdere werkvormen aangeboden worden in deze training.
Geen enkele werkvorm wordt ‘soms’ of ‘regelmatig’ aangeboden. Ook mogen de studenten kiezen
uit meerdere werkvormen, getuige het antwoord van deze docent.
A: ( )” Ik dacht dat leerlingen dat leuk zouden vinden om zelfstandig hiermee (diverse werkvormen,
red.)aan de gang te gaan, maar het bleek naderhand dat een aantal leerlingen wel behoefte hadden
aan een stukje training, en dat is lastig met een hele grote groep van 32 leerlingen en toen heb ik
gevraagd, wie willen dat, ik heb me daarop voorbereid en die kunnen dan mee naar een ander lokaal.
Die keuze heb ik vrij gelaten.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Werkvormen 2,60(0,25)
2,84(0,34)
T= -1,5 df=20p= 0,16
Tabel 9.6 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Bovenstaande tabel geeft aan dat er geen significant verschil bestaat in wat de studenten aan
keuzemogelijkheden m.b.t. werkvormen ervaren en wensen.
Daarbij valt wel op dat de werkvormen: tekst lezen, vragen bij een tekst beantwoorden en een
onderwerp met klasgenoten bespreken minder gewenst worden dan ervaren door de studenten.
De werkvormen doc/film bekijken, een schriftelijk product maken en een presentatie houden, meer
gewenst worden dan ervaren.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten: Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
groepswerk kiezen om samen te werken?
x x
kiezen hoe vaak ze samenwerken?
x
het aantal groepsleden kiezen?
x
de groepsleden kiezen? xHoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
x
Tabel 9.7 gegevens uit docenteninterview docent A, conflicthantering, m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
De studenten mogen altijd het aantal groepsleden kiezen en regelmatig met wie ze samenwerken.
De docent bepaalt wanneer er samengewerkt wordt en dat studenten in dezelfde groep blijven
samenwerken gedurende een opdracht, tenzij er dringende redenen zijn om de groep te verlaten.
De docent zou de studenten wel willen laten kiezen of ze bij een opdracht samen willen werken of
niet getuige het onderstaande antwoord op de eerste vraag:
A: ( )” Nee, nog niet.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
groepswerk 2,10(0,47)
3,85(0,68)
T= -6,9 df=20p<0,001
Tabel 9.8 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Uit de tabel komt naar voren dat er een significant verschil is in de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. groepswerk in de training ‘conflicthantering’. Gezien het feit dat het
verschil groot is en de standaard deviatie klein, beschouw ik dit verschil als relevant.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
presentaties zelf bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten?middelen kiezen?kiezen uit twee of meer presentatievormen?kiezen wanneer ze werken aan hun presentatie?Wanneer ze hun presentatie houden?
Tabel 9.9 gegevens uit docenteninterview docent A, conflicthantering, m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Door de docent wordt aangegeven dat er in deze training geen opdracht in presentatievorm was.
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
presentaties 1,71(0,35)
3,8(0,54)
T= -12,15 df=20p <0,001
Tabel 9.10 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Er is een significant verschil aan te merken in de ervaren en gewenst keuzemogelijkheden m.b.t.
presentaties, in de training ‘conflicthantering’. Het verschil is groot en de standaard deviaties voor
ervaren en gewenst zijn klein. Het verschil is daardoor als relevant te beschouwen.
Training ‘cultuur en levensbeschouwing’
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Leerdoelen Inhoud bepalen x xWanneer aan werken x xWelke eerst aan werken x xWie /wat nodig? x
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Aantal bepalen xTabel 9.11 gegevens uit docenteninterview docent B, ‘cultuur en levensbeschouwing’, m.b.t. het aspect ‘ leerdoelen’.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de studenten geen keuze krijgen m.b.t. leerdoelen. De docent geeft
aan meer keuzemogelijkheden te willen geven dan hij/zij op dit moment doet. Ook geeft de docent
aan dat hij het belangrijk vindt dat de studenten keuzemogelijkheden m.b.t. leerdoelen krijgen.
Hij staaft dit met het volgende antwoorden op vraag 1 ‘inhoud bepalen’:
B ( ): Ja en nee. Een natuurlijk gegeven is dat je toch gebonden bent aan datgene wat je moet geven,
het onderwerp als geheel moet worden behandeld, leerlingen hebben daar nog geen goed zicht op,
dus ik kan daar niet een twee drie een goed en evenwichtig antwoord op geven. Het is voor de docent
een uitdaging om eerst bij de leerling na te gaan, welke kennis is aanwezig en wat verwachten ze, en
in het woord verwachting daarin zit dan ook de ruimte in het leerdoel aangeven. Ik vind dat zelf erg
belangrijk, want dat is bepalend voor de opbouw van mijn les. Ik moet aansluiten bij hun
verwachting.
Vraag 2 ‘wanneer aan werken’:
B ( ): Ja dat zou ik wel heel graag willen, ik ervaar het toch een beetje als een harnas dat het woord
training, dat je toch dwingt om in een bepaald kader te wandelen, het zou het mooiste zijn, als die
leerling inderdaad die ruimte krijgt, dan ben je toch al heel sterk individueel bezig en dat betekent
dat ik dan zelf toch wat minder voor het bord moet staan, en zelf een leidende rol daarin moet
vervullen.
Vraag 3 ‘welke eerst aan werken’:
Ja ik vind het wel heel belangrijk hoor, het werkt ook mee aan de motivatie. Dat is van zeer groot
belang. Ja , een andere factor die dan ook naar voren moet komen. Wij hebben hier natuurlijk wel te
maken met leerlingen van 16 17 jaar, die toch vragen om dat stukje sturing en dat mogen ze ook
verwachten, anders is het als ik een groep havisten heb een andersoortige leerling die vraagt om die
ruimte en die moet dat ook krijgen. Want dat is die gewend en daarin moet hij ook worden
geactiveerd. Daar zit een spanning tussen.
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
leerdoelen 1,97(1,59)
3,14(1,62)
T= -4,53 df=20p= <0,001
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Tabel 9.12 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ’leerdoelen’.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een significant verschil is tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden t.a.v. hetaspect ‘leerdoelen’, in de training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Het
verschil is groot en de standaard deviatie is hoog. Ongeacht dat er verschillend door de studenten
geantwoord is m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’, blijkt dat de studenten meer keuzemogelijkheden
wensen.
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Opdrachten Inhoud bepalen x xWelke eerst aan werken? x xKiezen uit 2 of meer opdr x xWanneer aan werken? xWanneer inleveren? x x
Tabel 9.13 gegevens uit docenteninterview docent B, ‘cultuur en levensbeschouwing’, m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Opdrachten vraag 1Inhoud bepalen.
1,52(0,76)
2,47(1,06)
T= 2,91 df=20p= 0,008
Opdrachten vraag 2Welke eerst aan werken?
2,47(1,46)
3,47(1,66)
T= 2,95 df=20p= 0,007
Opdrachten vraag 3Kiezen uit 2 of meer opdrachten.
2,0(1,4)
3,71(2,11)
T= 4,13 df=20p= 0,0005
Opdrachten vraag 4Wanneer aan werken?
2,24(1,59)
2,62(1,44)
T= -1,12 df=20p= 0,28
Opdrachten vraag 5Wanneer inleveren?
1,52(1,16)
2,86(2,82)
T= -3,84 df=20p= 0,001
Tabel 9.14 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Uit voorgaande tabel blijkt dat er - met uitzondering van de tabel handelend over ‘opdrachten vraag
vier’ - significante verschillen aan te merken zijn in het ervaren en wensen van keuzemogelijkheden
m.b.t. opdrachten. De verschillen variëren van klein tot groot. De standaard deviaties zijn hoog bij
alle vragen m. b. t. ‘opdrachten’.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkvormen die de studenten aangeboden kregen in de
training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Bij het onderdeel ‘werkvormen’ heb ik ook de vraag gesteld
of de studenten mochten kiezen uit twee werkvormen bij het uitvoeren van een opdracht.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Aspect vragen antwoorden Ja Nee Soms Regel
matigWil wel
Kiezen uit twee werkvormen?
Werkvormen Doc/film x x neeTekst lezen xVragen bij een tekst xVerslag xSamenvatting xRollenspel xKrant/folder/ander schr. product
x
Opdracht met klasgenoten bespreken
x
Opdracht in de BPV xOpdracht presenteren x
Tabel 9.15 Gegevens uit docenteninterview docent B, training ‘cultuur en levensbeschouwing’, m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat alle werkvormen in de training ‘cultuur en levensbeschouwing’ aan
bod komen. Er mag echter niet gekozen worden uit twee werkvormen, maar de docent zou wel graag
willen dat hij/zij studenten uit meerdere werkvormen kan gaan laten kiezen.
In het interview met docent B kwam dit als volgt naar voren:
B ( ): “Ja, dat zou een hele ideale situatie zijn. Toch weer de havist pakt dat op, weet ermee om te
gaan, maar de doorsnee 16/ 17 jarige is het gevaar toch groot dat het verzand, (m Ja?)dat ze toch
niet die kracht hebben om te zeggen nou dat ga ik doen. Ik zou dat wel meer willen, maar daar moet
ik ook de ruimte voor hebben en de middelen, het zou inderdaad wat meer mogen. ”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
werkvormen 2,48(0,31)
2,80(0,31)
T= -2,16 df=20p= 0,04
Tabel 9.16 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat er een significant verschil zit in het ervaren en wensen van
keuzemogelijkheden t.a.v. werkvormen in de training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Het verschil is
klein. De standaarddeviatie is laag zowel voor zowel de data van ‘ervaren’ als de data van ‘wensen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Uit de data van de vragenlijsten valt naar voren te halen dat studenten graag vaker een
documentaire of film willen kijken, vaker een rollenspel willen spelen, vaker een opdracht in de stage
willen doen en meer willen presenteren.
Daarentegen willen ze minder teksten lezen en onderwerpen bespreken met klasgenoten.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
groepswerk kiezen om samen te werken?
x
kiezen hoe vaak ze samenwerken?
x
het aantal groepsleden kiezen?
x
de groepsleden kiezen? xHoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
x
Tabel 9.17 Gegevens uit docenteninterview docent B, training ‘cultuur en levensbeschouwing’, m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
De tabel geeft aan dat de docent met betrekking tot het ‘kiezen om samen te gaan werken’ en ‘hoe
vaak’ er samengewerkt wordt, keuze geeft.
‘Kiezen om samen te gaan werken’ verwoordt de docent als volgt:
B ( ):”Ja dat, daar laat ik ze toch behoorlijk vrij in.”
‘Hoe vaak samenwerken’ verwoordt de docent als volgt:
B ( ) :” Ja, daar zit ruimte in. Als ze een bepaald vraagstuk hebben , met wat vragen erbij er zit geen
enkel kwaad in of iets dergelijks, van waarom mogen we dat niet met zijn tweeën doen of iets
dergelijks. Dus laat maar gaan.”
Het aantal groepsleden mag niet gekozen worden en de studenten mogen niet bepalen hoe lang ze
in een bepaalde groep blijven samenwerken.
Dit blijkt uit onderstaande antwoorden van de docent:
‘aantal groepsleden’:
B ( ):”ja dat stel ik vast.”
‘hoe lang samenwerken in een groep’
B ( ):” Nee, daar ben ik toch wel heel duidelijk sturend aanwezig, niet zomaar, er moet wat aan de
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
hand zijn.
De studenten mogen regelmatig hun groepsleden zelf kiezen. Dit blijkt uit onderstaand antwoord:
B ( ):” Ja dat laat ik meestal zelf kiezen, omdat dat ook kan botsen, en dat is ook de bedoeling, hoe
raar het ook klinkt. Ook daarmee moeten ze leren omgaan,ik vind dat daar toch ook een heel duidelijk
leerelement in zit.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
groepswerk 1,88(0,64)
3,8(0,76)
T= -7,6 df=20p<0,001
Tabel 9.18 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Uit de tabel komt naar voren dat er een significant verschil is in de ervaren en gewenste keuzemogelijkheden m.b.t. groepswerk in de training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Het verschil is groot en de standaard deviatie is redelijk laag. Het verschil is relevant te beschouwen.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Som
sRegelmatig Wil
welpresentaties zelf bepalen of ze een
opdracht met een presentatie afsluiten?
x x
middelen kiezen? xkiezen uit twee of meer presentatievormen?
x
kiezen wanneer ze werken aan hun presentatie?
x
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Wanneer ze hun presentatie houden?
x
Tabel 9.19 gegevens uit docenteninterview docent B , ‘cultuur en levensbeschouwing’, m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
De bovenstaande tabel laat zien dat de docent B in alle onderdelen m.b.t. presentaties
keuzemogelijkheden geeft of wil geven.
In het zelf bepalen van de student m.b.t. tot het afsluiten van een opdracht met een presentatie,
geeft de docent geen keuzemogelijkheden, maar hij zou dat wel willen.
In het interview komt dat als hieronder letterlijk weergegeven naar voren.
B ( ):”Op dit moment niet. Dat is ook weer iets wat ik graag zou willen, ik neig heel erg sterk naar om
die leerling heel erg veel ruimte te geven. Maar ik voel me te sterk gekooid eigenlijk, het
onderwijssysteem op dit moment. De school geeft daar te weinig ruimte voor vind ik.“
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
presentaties 1,70(0,47)
3,78(0,54)
T= -9,7 df=20p <0,001
Tabel 9.20 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Er is een significant verschil te constateren in de ervaren en gewenst keuzemogelijkheden m.b.t.
presentaties in de training ‘cultuur en levensbeschouwing’. Het verschil is groot en de standaard
deviaties voor ervaren en gewenst zijn klein. Het verschil is relevant te beschouwen.
Training ‘visie en kwaliteitszorg’
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Leerdoelen Inhoud bepalen xWanneer aan werken xWelke eerst aan werken xWie /wat nodig? xAantal bepalen x
Tabel 9.21 gegevens uit docenteninterview docent C , ‘visie en kwaliteitszorg’, m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat docent C op het gebied van leerdoelen bij alle onderdelen
keuze aan de student geeft. De studenten mogen niet bepalen wie of wat ze nodig hebben bij het
werken aan hun leerdoel.
Dit blijkt uit het volgende letterlijk weergegeven antwoord:
C ( ):”Oe, dat vind ik een lastige, want hoe kunnen ze dat bepalen? Lastig omdat ik ben op dat
moment voorhanden, zijn internet en boeken voorhanden en dus heb ik het al voor hen bepaald.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
leerdoelen 2,30(2,15)
3,15(1,64)
T= -3,08 df=20p= 0,006
Tabel 9.22 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een significant verschil blijkt tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden t.a.v. het aspect ‘leerdoelen’ in de training ‘visie en kwaliteitszorg’. Het verschil
is niet heel groot en de standaard deviatie is hoog.
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Opdrachten Inhoud bepalen xWelke eerst aan werken? xKiezen uit 2 of meer opdr xWanneer aan werken? xWanneer inleveren? x
Tabel 9.23 gegevens uit docenteninterview docent C , ‘visie en kwaliteitszorg’, m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat de docent de inhoud van de opdrachten bepaalt en dat de docent
bepaalt wanneer er aan de opdrachten gewerkt wordt. De student mag onder bepaalde
voorwaarden de opdrachten eerder of later inleveren getuige onderstaand antwoord:
C ( ) :” Nee, nee of nou ja een week van tevoren dat maakt me niet uit, maar ik bepaal de datum,
sterker nog, ik bepaal zelfs het tijdstip. Tussen 10.00 en half 11 moet er worden ingeleverd, ben je er
dan niet, dan is je kans verlopen. en dan ga je voor de herkansing en dit is wat het is.”
M ( ) Eerder?
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
“Nee, dat mag eigenlijk niet, ik vind dat dan het moment is omdat op het moment dat ze het op een
willekeurig moment inleveren, ligt het heel veel bij mij.”
De studenten mogen wel uit 2 of meer opdrachten kiezen en zelf weten aan welke opdracht ze het
eerst gaan werken.
‘Kiezen uit twee of meer opdrachten’
C ( ) :”Ja, bv. ik lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil dat je er 15 uitkiest”. Dat doe ik wel.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Opdrachten vraag 1Inhoud bepalen.
1,48(0,86)
2,71(1,01)
T= -4,02 df=20p= 0,0006
Opdrachten vraag 2Welke eerst aan werken?
2,24(1,79)
3,81(0,96)
T= 1,72 df=20p < 0,001
Opdrachten vraag 3Kiezen uit 2 of meer opdrachten.
1,86(0,93)
3,52(2,36)
T= -4,90 df=20p= <0,001
Opdrachten vraag 4Wanneer aan werken?
2,57(1,16)
2,76(1,39)
T= -0,52 df=20p= 0,61
Opdrachten vraag 5Wanneer inleveren?
1,24(0,39)
2,95(2,65)
T= -5,28 df=20p= <0,001
Tabel 9.24 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘opdrachten’. Uit bovenstaande tabel blijkt dat er - met uitzondering van het deel van de tabel handelend over
‘opdrachten vraag 4’- significante verschillen aan te merken zijn in het ervaren en wensen van
keuzemogelijkheden m.b.t. opdrachten. De verschillen variëren van klein tot groot. Grote verschillen
zien we bij vraag 1, 2, 3,en 5.De standaard deviaties zijn over het algemeen hoog te noemen bij alle
vragen m.b. t. ‘opdrachten’, waarbij opgemerkt kan worden dat de lage standaard deviaties
voorkomen bij de ‘ervaren keuzemogelijkheden’ m.b.t. opdrachten. Er worden meer
keuzemogelijkheden gewenst door de studenten ongeacht de verschillende antwoorden bij dezelfde
vragen.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkvormen die de studenten aangeboden kregen in de training ‘‘visie en kwaliteitszorg’’. Bij hetonderdeel ‘werkvormen’ heb ik ook de vraag gesteld of de studenten mochten kiezen uit twee werkvormen bij het uitvoeren van een opdracht.
Aspect vragen antwoorden
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Ja Nee Soms Regelmatig
Wil wel Kiezen uit twee werkvormen?
Werkvormen Doc/film x Ja, de toetsvorm
Tekst lezen xVragen bij een tekst xVerslag xSamenvatting xRollenspel xKrant/folder/ander schr. product
x
Opdracht met klasgenoten bespreken
x
Opdracht in de BPV xOpdracht presenteren x
Tabel 9.25 Gegevens uit docenteninterview docent C, training ‘visie en kwaliteitszorg’, m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat bijna alle genoemde werkvormen in de training aangeboden
worden. Het kijken van een film of documentaire en een rollenspel worden niet aangeboden.
De studenten mogen wel uit twee werkvormen/toetsvormen kiezen gezien het onderstaande
antwoord:
C ( ): ”Bij KZ mochten ze echt kiezen, toen hebben we gestemd, de een wilde opdrachten, een
werkstuk en de anderen wilde een toets, dat hebben ze met elkaar overlegd en dat werd een
werkstuk, eigenlijk thuisopdrachten die ze moesten uitwerken en dan inleveren.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
werkvormen 2,70(0,60)
3,06(0,34)
T= -1,67 df=20p= 0,11
Tabel 9.26 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
De bovenstaande tabel laat zien dat er geen significant verschil is in de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. werkvormen. De standaard deviaties zijn laag zowel voor ‘ervaren’ als
‘gewenste’ keuzemogelijkheden.
Uit de data van de studentvragenlijsten komt naar voren dat de studenten vaker een film of
documentaire willen kijken. Ze willen minder teksten lezen, vragen bij een tekst beantwoorden,
samenvattingen maken en presenteren.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
groepswerk kiezen om samen te werken?
x
kiezen hoe vaak ze samenwerken?
x
het aantal groepsleden kiezen?
x
de groepsleden kiezen? xHoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
x
Tabel 9.27 Gegevens uit docenteninterview docent C, training ‘visie en kwaliteitszorg’, m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Bovenstaande tabel laat zien dat de studenten soms mogen kiezen om samen te werken. Ze mogen
niet bepalen hoe lang ze in een groep blijven werken. Maar hoe vaak er samen gewerkt wordt, het
aantal groepsleden en de groepsleden mogen de studenten kiezen.
Een en ander motiveert de docent als volgt:
Vraag 1:
C ( ) :” Dat hangt af van de opdracht. Er zijn opdrachten waarbij samenwerking eigenlijk vereist is,
samen overleggen. Een bepaald werkproces, bepaalde competenties zitten er aan vast. Daar ontkom
je niet aan. Maar je ontkomt niet altijd aan het samenwerken en soms is het een keuze of alleen of
met iemand anders, dat is vaak ook geen probleem. “
Vraag 5:
C ( ):” Nee ik vind dat dat te maken heeft met ‘committment’. Op het moment dat je voor dit groepje
gaat dan is het kort of hoe lang dan ook, dan moeten er wel hele nare dingen zijn, wil je daarvan
afwijken, in principe vind ik dat je je commit voor de duur van de opdracht.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
groepswerk 1,90(0,67)
3,85(0,72)
T= -7,60 df=20p= <0,001
Tabel 9.28 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Bovenstaande tabel laat zien dat er een significant verschil is tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. groepswerk. Het verschil is groot. De standaard deviaties voor ‘ervaren’
en ‘gewenst’ zijn laag. Het verschil beschouw ik als relevant.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
presentaties zelf bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten?
x
middelen kiezen? xkiezen uit twee of meer presentatievormen?
x
kiezen wanneer ze werken aan hun presentatie?
x
Wanneer ze hun presentatie houden?
x
Tabel 9.29 Gegevens uit docenteninterview docent C, training ‘visie en kwaliteitszorg’, m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Uit bovenstaande tabel valt te lezen dat studenten niet vrij zijn in het kiezen van de datum waarop ze
hun presentatie houden, maar wel binnen bepaalde grenzen. De docent motiveert dat als volgt:
C ( ):” Nee. Wel of dat je eerste of laatste bent bij wijze van spreken, het echte moment kan wel, maar
het is niet uitvoerbaar omdat de presentatie gaat over vrijwel de gehele training. Dus echt heel erg
kiezen is er niet bij.”
De studenten zijn niet vrij om te bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten.
C ( ):” Nee. Nee. Nee, in principe als een presentatie een onderdeel is van een eindproduct zeg maar…
dan verwacht ik wel dat die presenteert.”
Verder krijgen de studenten keuzemogelijkheden in welke middelen ze kiezen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Regelmatig mogen studenten kiezen uit twee of meer presentatievormen.
C ( ):” Ja vaak wel, over het algemeen vindt ik dat ondergeschikt aan het doel van de presentatie he,
de kennisoverdracht, wat ik wel vaak doe is beperken, want als het onderwerp leuk is, dan is het een
fantastisch leuk onderwerp en dan wordt het een pp, een poster, een stille wanddiscussie en weet ik
al niet wat, dus om dat te beperken geef ik vaak een tijdslimiet. Het mag zo lang gaan duren, dus kijk
maar wat erin past. Ja, als je de tijd overschrijd dan zal ik het aangeven en dan zal die misschien wel
afgebroken moeten worden.”
De studenten mogen soms kiezen wanneer ze in de training aan hun presentatie werken.
C ( ):” Ze mogen aangeven dat ze het willen en als het past dan kan dat wel, maar ik kan niet zeggen
van zeg maar wanneer jullie willen en dan stop ik de les en dan kunnen jullie. Heel vaak zijn er wat
momentjes zeg maar uh eind van de les of aan het begin van de les, als ze erg druk zijn en eventjes
niet goed weten wat ze moeten, dan vraag ik , hoe is het met de presentatie, vind je het fijn om er
even aan te werken? Dan geef ik jullie 20 minuutjes om wat te doen, en dan gaan we verder met de
les en soms werkt dat.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
presentaties 1,85(0,59)
3,81(0,50)
T= -10,9 df=20p= <0,001
Tabel 9.30 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Bovenstaande tabel laat zien dat er een significant verschil is tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. presentaties. Het verschil is groot. De standaard deviaties voor ‘ervaren’
en ‘gewenst’ zijn laag. Ik beschouw het verschil als een relevant verschil.
Training ‘begeleiden in de kinderopvang’
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Leerdoelen Inhoud bepalen xWanneer aan werken xWelke eerst aan werken xWie /wat nodig? xAantal bepalen x
Tabel 9.31 gegevens uit docenteninterview docent C , ‘begeleiden in de kinderopvang’, m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat docent C op het gebied van leerdoelen bij alle onderdelen
keuze aan de student geeft. De studenten mogen niet bepalen wie of wat ze nodig hebben bij het
werken aan hun leerdoel.
Dit blijkt uit het volgende letterlijk weergegeven antwoord:
C ( ):”Oe, dat vind ik een lastige, want hoe kunnen ze dat bepalen? Lastig omdat ik ben op dat
moment voorhanden, zijn internet en boeken voorhanden en dus heb ik het al voor hen bepaald.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
leerdoelen 2,30(2,15)
3,19(0,67)
T= -3,01 df=20p= 1,72
Tabel 9.32 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘leerdoelen’.
Uit bovenstaande tabel is te lezen dat er geen significant verschil is in het ervaren en het wensen van
keuzemogelijkheden m.b.t. leerdoelen. De standaarddeviatie t.a.v. van ervaren keuzemogelijkheden
m.b.t. leerdoelen is hoog. De standaarddeviatie t.a.v. de gewenste keuzemogelijkheden m.b.t.
leerdoelen is laag.
Aspect vragen antwoordenJa Nee Soms Regelmatig Wil wel
Opdrachten Inhoud bepalen xWelke eerst aan werken? xKiezen uit 2 of meer opdr xWanneer aan werken? xWanneer inleveren? x
Tabel 9.33 gegevens uit docenteninterview docent C , ‘begeleiden in de kinderopvang’, m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat de docent de inhoud van de opdrachten bepaalt en dat de docent
bepaalt wanneer er aan de opdrachten gewerkt wordt. De student mag onder bepaalde
voorwaarden de opdrachten eerder of later inleveren getuige onderstaand antwoord:
C ( ) :” Nee, nee of nou ja een week van tevoren dat maakt me niet uit, maar ik bepaal de datum,
sterker nog, ik bepaal zelfs het tijdstip. Tussen 10.00 en half 11 moet er worden ingeleverd, ben je er
dan niet, dan is je kans verlopen. en dan ga je voor de herkansing en dit is wat het is.”
M ( ) Eerder?
“Nee, dat mag eigenlijk niet, ik vind dat dan het moment is omdat op het moment dat ze het op een
willekeurig moment inleveren, ligt het heel veel bij mij.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
De studenten mogen wel uit 2 of meer opdrachten kiezen en zelf weten aan welke opdracht ze het
eerst gaan werken.
‘Kiezen uit twee of meer opdrachten’
C ( ) :”Ja, bv. ik lever ze 20 opdrachten aan en dan zeg ik: ”ik wil dat je er 15 uitkiest”. Dat doe ik wel.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
Opdrachten vraag 1Inhoud bepalen
1,47(0,86)
2,71(1,01)
T= -4,02 df=20p= 0,0006
Opdrachten vraag 2Welke eerst aan werken?
2,24(1,79)
3,81(0,96)
T= 1,72 df=20p= < 0,001
Opdrachten vraag 3Kiezen uit 2 of meer opdrachten.
1,86(0,93)
3,52(2,36)
T= -4,90 df=20p= <0,001
Opdrachten vraag 4Wanneer aan werken?
2,57(1,16)
2,76(1,39)
T= -0,52 df=20p= 0,61
Opdrachten vraag 5Wanneer inleveren?
1,24(0,39)
2,95(2,65)
T= -5,28 df=20p= <0,001
Tabel 9.34 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘opdrachten’.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er – met uitzondering van de tabel handelend over ‘opdrachten
vraag 4’ significante verschillen aan te merken zijn in het ervaren en wensen van
keuzemogelijkheden m.b.t. opdrachten. De verschillen variëren van zijn klein tot groot. De standaard
deviaties zijn over het algemeen hoog te noemen bij alle vragen m.b. t. ‘opdrachten’, waarbij
opgemerkt kan worden dat de lage standaard deviaties voorkomen bij de ‘ervaren
keuzemogelijkheden’ m.b.t. opdrachten. Ongeacht de verschillende antwoorden van de studenten
op eenzelfde vraag, wensen de studenten meer keuzemogelijkheden. De verschillen beschouw ik als
relevant.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkvormen die de aangeboden kregen in de training
‘‘begeleiden in de kinderopvang’’. Bij het onderdeel ‘werkvormen’ heb ik ook de vraag gesteld of de
studenten mochten kiezen uit twee werkvormen bij het uitvoeren van een opdracht.
Aspect vragen antwoorden Ja Nee Soms Regel
matigWil wel
Kiezen uit twee werkvormen?
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Werkvormen Doc/film x Ja, de toetsvormTekst lezen xVragen bij een tekst xVerslag xSamenvatting xRollenspel xKrant/folder/ander schr. product
x
Opdracht met klasgenoten bespreken
x
Opdracht in de BPV xOpdracht presenteren x
Tabel 9.35 Gegevens uit docenteninterview docent C, ‘begeleiden in de kinderopvang’, m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel laat zien dat alle werkvormen aangeboden worden, behalve de werkvorm ‘kijken
naar een doc./film en een opdracht in de BPV laten uitvoeren.
De uitzonderingen motiveert de docent als volgt:
Kijken naar een doc./film:
C ( ):” Doe ik eigenlijk zeer zelden. Ik moet in mijn trainingen zeggen, dat komt bijna niet voor.”
Opdracht in de BPV:
C ( ):” Bij begeleiden, weet je, ik vraag weleens wat informatie te vinden op je BPV, maar ik vraag niet
om een opdracht in de bpv te doen, omdat ze al zoveel opdrachten hebben in de BPV.Ik vraag wel om
een koppeling te maken met een bestaande BPV opdracht, dat wel. Maar niet echt een grote
opdracht.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
werkvormen 2,94(0,56)
3,04(0,37)
T= -0,5 df=20p= 0,65
Tabel 9.36 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘werkvormen’.
Bovenstaande tabel geeft aan dat er geen significant verschil is tussen de ervaren en de gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. werkvormen. De standaard deviaties zijn laag.
Uit de data van de studentvragenlijsten blijkt dat de studenten vaker een film of documentaire willen
kijken, vaker een schriftelijk product willen maken en vaker een opdracht in de bpv willen uitvoeren.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Daarentegen willen ze minder teksten lezen, vragen bij een tekst beantwoorden, een samenvatting
maken en een onderwerp met klasgenoten bespreken.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
groepswerk kiezen om samen te werken?
x
kiezen hoe vaak ze samenwerken?
x
het aantal groepsleden kiezen?
x
de groepsleden kiezen? xHoe lang ze in een groep blijven samenwerken?
x
Tabel 9.37 Gegevens uit docenteninterview docent C, ‘begeleiden in de kinderopvang’, m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
De bovenstaande tabel laat zien dat studenten keuze krijgen in hoe vaak ze samenwerken, het aantal
groepsleden en met wie ze willen werken. Ze mogen niet altijd kiezen om samen te werken en ze
mogen ook niet kiezen hoe lang ze in een bepaalde groep blijven werken.
Een en ander motiveert de docent als volgt:
Vraag 1:
C ( ) :” Dat hangt af van de opdracht. Er zijn opdrachten waarbij samenwerking eigenlijk vereist is,
samen overleggen. Een bepaald werkproces, bepaalde competenties zitten er aan vast. Daar ontkom
je niet aan. Maar je ontkomt niet altijd aan het samenwerken en soms is het een keuze of alleen of
met iemand anders, dat is vaak ook geen probleem. “
Vraag 5:
C ( ):” Nee ik vind dat dat te maken heeft met ‘committment’. Op het moment dat je voor dit groepje
gaat dan is het kort of hoe lang dan ook, dan moeten er wel hele nare dingen zijn, wil je daarvan
afwijken, in principe vind ik dat je je ‘commit’ voor de duur van de opdracht.”
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
groepswerk 2,13(0,68)
3,86(0,72)
T= -0,6,5 df=20p= <0,001
Tabel 9.38 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘groepswerk’.
Bovenstaande tabel laat zien dat er een significant verschil is tussen ervaren en wensen van
keuzemogelijkheden m.b.t. groepswerk. Het verschil is groot. De standaard deviaties zijn redelijk laag
te noemen. Het verschil beschouw ik als relevant.
Aspect vragen antwoordenMogen studenten Ja Nee Soms Regelmatig Wil wel
presentaties zelf bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten?
x
middelen kiezen? xkiezen uit twee of meer presentatievormen?
x
kiezen wanneer ze werken aan hun presentatie?
x
Wanneer ze hun presentatie houden?
x
Tabel 9.39 Gegevens uit docenteninterview docent C, ‘begeleiden in de kinderopvang’, m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Uit voorgaande tabel valt te lezen dat studenten niet vrij zijn in het kiezen van de datum waarop ze
hun presentatie houden, maar wel binnen bepaalde grenzen. De docent motiveert dat als volgt:
C ( ):” Nee. Wel of dat je eerste of laatste bent bij wijze van spreken, het echte moment kan wel, maar
het is niet uitvoerbaar omdat de presentatie gaat over vrijwel de gehele training. Dus echt heel erg
kiezen is er niet bij.”
De studenten zijn niet vrij om te bepalen of ze een opdracht met een presentatie afsluiten.
C ( ):” Nee. Nee. Nee, in principe als een presentatie een onderdeel is van een eindproduct zeg maar…
dan verwacht ik wel dat die presenteert.”
Verder krijgen de studenten keuzemogelijkheden in welke middelen ze kiezen.
Regelmatig mogen studenten kiezen uit twee of meer presentatievormen.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
C ( ):” Ja vaak wel, over het algemeen vindt ik dat ondergeschikt aan het doel van de presentatie he,
de kennisoverdracht, wat ik wel vaak doe is beperken, want als het onderwerp leuk is, dan is het een
fantastisch leuk onderwerp en dan wordt het een pp, een poster, een stille wanddiscussie en weet ik
al niet wat, dus om dat te beperken geef ik vaak een tijdslimiet. Het mag zo lang gaan duren, dus kijk
maar wat erin past. Ja, als je de tijd overschrijd dan zal ik het aangeven en dan zal die misschien wel
afgebroken moeten worden.”
De studenten mogen soms kiezen wanneer ze in de training aan hun presentatie werken.
C ( ):” Ze mogen aangeven dat ze het willen en als het past dan kan dat wel, maar ik kan niet zeggen
van zeg maar wanneer jullie willen en dan stop ik de les en dan kunnen jullie. Heel vaak zijn er wat
momentjes zeg maar uh, eind van de les of aan het begin van de les, als ze erg druk zijn en eventjes
niet goed weten wat ze moeten, dan vraag ik, hoe is het met de presentatie, vind je het fijn om er
even aan te werken? Dan geef ik jullie 20 minuutjes om wat te doen, en dan gaan we verder met de
les en soms werkt dat.”
Aspect
Ervaren
Gem.(SD)
Gewenst
Gem.(SD) Statistische gegevens
presentaties 1,91(0,59)
3,82(0,53)
T= -10,3 df=20p= <0,001
Tabel 9.40 Studentenresultaten m.b.t. het aspect ‘presentaties’.
Voorgaande tabel geeft een significant verschil aan tussen de ervaren en gewenste
keuzemogelijkheden m.b.t. presentaties. Het verschil is groot. De standaard deviaties zijn laag. Het
verschil beschouw ik als relevant.
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden
Marian de Waij, ovu03400, ‘Kiezen om te leren’, CNA/ROC Leiden