KENNISMAKEN MET DE 12 LEERLINGEN VAN JEZUS · Jezus de voeten van z’n vrienden begint te wassen...
Transcript of KENNISMAKEN MET DE 12 LEERLINGEN VAN JEZUS · Jezus de voeten van z’n vrienden begint te wassen...
KENNISMAKEN
MET DE 12 LEERLINGEN
VAN JEZUS
2
Voorwoord
In het jaar tweeduizendtwaalf hebben we in de meditaties van ons
maandblad stil gestaan bij de twaalf: twaalf leerlingen van Jezus. Het
was een aangename kennismaking. In dit boekje zijn de meditaties
gebundeld om nog een keer te kunnen lezen. De volgorde is:
• januari Simon Petrus blz. 3
• februari Andreas blz. 6
• maart Judas Iskariot blz. 8
• april Johannes blz. 11
• mei Filippus blz. 13
• juni Bartholomeüs blz. 15
• juli/augustus Jacobus (z.v. Alfeüs) en Thaddeüs blz. 17
• september Mattheüs blz. 19
• oktober Thomas blz. 21
• november Simon de Zeloot blz. 23
• december Jakobus blz. 25
Heerde, december 2012
Ds. J.M. Weststrate
Dit is een uitgave van:
Vrije Evangelische Gemeente Heerde
p/a B. van Dijklaan 3
8181 GA Heerde
www.vegkruiskerkheerde.nl
3
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
SIMON PETRUS: HAANTJE DE VOORSTE
Hij is afkomstig uit Betsaïda, aan de noord oever van het meer van
Galilea en is een zoon van Johannes (die ook wel Jona wordt
genoemd). Later woont Simon met zijn broer Andreas in Kafar
Nachum (het dorpje van Nahum). Petrus was getrouwd (1 Korintiërs
9:5) en visser van beroep. Het optreden van Johannes de Doper heeft
de broers Simon en Andreas geraakt. Langs die weg leerden ze Jezus
kennen (Johannes 1:40-42). Die ontmoeting leverde Simon een
nieuwe (tweede) naam op: Cefas/Petrus = rots. Tijdens hun dagelijkse
werkzaamheden worden zowel Simon als Andreas door Jezus
geroepen (Markus 1:16-18). Ze nemen het besluit Hem te volgen.
We leren Petrus kennen als een licht geprikkeld, temperamentvolle
man, die geen blad voor zijn mond nam. Als iedereen Jezus zou
verlaten, zou Petrus zijn Heer trouw blijven, zo beloofde hij en als
Jezus de voeten van z’n vrienden begint te wassen voorafgaande aan
de laatste maaltijd, weigert Petrus dit aan hem te laten gebeuren.
Deze en nog veel meer voorbeelden laten ons zijn karakter zien. Niet
het minst zien we er iets van tijdens de confrontatie in de hof van
Gethsemane, waar hij een soldaat letsel bezorgt door met een
zwaard om zich heen te slaan. Simon Petrus belijdt als eerste zijn
geloof in het openbaar. Dat doet hij op een door en door
godsdienstige plek in het noorden, bij Ceasarea Filippi (Mattheüs 16)
Maar we komen Petrus ook ergens anders tegen. Weggevlucht uit
Gethsemane, volgt hij Jezus in de gang naar zijn proces en wordt hij
herkend als iemand die ook bij die Jezus hoort. Tot drie maal toe
ontkent hij het en beweert bij hoog en bij laag, dat hij die man niet
kent. Toen kraaide er een haan en realiseerde Simon Petrus zich dat
Jezus had gezegd: eer de haan kraait, zul jij me driemaal verloochend
hebben. Dat moment kwam hard aan!
4
Later krijgt Simon de gelegenheid om dit moment achter zich te laten
en mag hij in een ontroerend gesprek met Jezus de Heer zijn liefde
betuigen (Jh.21) en wordt hij genadig in ere hersteld. Pas na de
uitstorting van de Heilige Geest komen we Petrus tegen als een
apostel die in functie treedt om van de opstanding te getuigen
(Handelingen 1:22 en 2:14vv).
Het is veelzeggend dat Petrus wordt gebruikt om aan een
niet-Jood Cornelius het evangelie te brengen (Handelingen 10) en
hem te dopen. In de eerste tien hoofdstukken van Handelingen
komen we van de apostelen alleen de naam van Petrus (en zijn broer
Johannes) tegen. Dat illustreert dat Petrus wel het haantje de voorste
genoemd kan worden. Het verbaast ook niet, dat later juist Petrus
door Herodes wordt gezocht (Handelingen 12) en dat hij gevangen
wordt gezet. Dit in de hoop die Jezusbeweging in de kiem te smoren.
Op wonderbaarlijke wijze wordt daar verteld, hoe God een mens in
erbarmelijke omstandigheden kan redden. En zomaar lijkt Petrus dan
uit ons zicht te verdwijnen.
In een brief van Paulus aan de Galaten (Galaten 2) komen we iets
tegen, wat zou duiden op een zekere onduidelijkheid in de positie
van Petrus. Paulus verwijt Petrus dat hij niet helder was geweest toen
er in Antiochië discussie was of christenen zich toch aan de joodse
wetten en regels moesten houden. Blijkbaar was Jakobus (de broer
van Jezus en de leider van de gemeente in Jeruzalem) deze mening
toegedaan en had Paulus een duidelijker stellingname van Petrus
verwacht. Was Petrus bang voor z’n reputatie?
Van Petrus horen we niets meer. Zijn beide brieven (1 en 2 Petrus)
bewijzen dat hij z’n werk tot aan het einde toe heeft voortgezet. De
Rooms-Katholieke kerk ziet in Petrus nog altijd ‘de kopman’, de
eerste onder zijn gelijken en beschouwen de pausen als opvolgers
van Petrus. Dat baseren ze op de uitspraak van Jezus: jij bent Petrus,
de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen (Mattheüs 16:18). Gelukkig
maakt Petrus zelf in zijn brief duidelijk wie ‘de steen’ is op wie de
5
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
kerk gebouwd wordt: ‘voeg u bij Hem, bij de levende steen die door
de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen….’ (1
Petrus 2): Jezus!
We weten niet waar Petrus terecht kwam. Geruchten zijn er genoeg.
In 2 Petrus 5:13 noemt Petrus zelf de stad Babylon als z’n
verblijfplaats. Iedereen weet dat daarmee Rome werd bedoeld. Daar
zou hij gekruisigd zijn. Dat verklaart óók de koppeling van de naam
van Petrus aan deze stad en aan ‘de kerk van Rome’.
Petrus: het is en blijft een boeiend figuur.
6
ANDREAS: DIE VAN DAT KRUIS
Andreas – één van de twaalf – blijkt de broer van Simon (Petrus) te
zijn, en is dus ook een zoon van (bar) Jona, afkomstig uit Bethsaïda
(later woonachtig in Kafar Nachum – Marcus 1:29). Op zich is Andreas
een opmerkelijke naam voor een Joodse jongen, want het is een
Griekse naam en dat verwacht je niet in een door en door Joods gezin
(Handelingen 10:14). Het is Andreas die door Johannes de Doper
opmerkzaam wordt gemaakt op Jezus. Hij zoekt Jezus vervolgens ook
op en gaat met Hem mee (Johannes 1:35 t/m 42). Jezus had hem wel
de vraag gesteld ‘wat/wie hij zocht?’
Jezus nodigt Andreas en nog iemand anders (naar alle
waarschijnlijkheid is dat Johannes de evangelist geweest) bij hem
thuis uit en ze blijven een dag lang bij de Heer. Waar zouden ze het
toen over hebben gehad? Niemand die het weet! Maar het heeft wel
een onvergetelijke indruk achtergelaten. Johannes weet later nog
precies hoe laat het was: ‘ongeveer twee uur voor zonsondergang’
(Johannes 1:39).
Voor Andreas ging er een nieuwe wereld open. Hij stapte daarna op
z’n broer Simon(Petrus) af en zei hem: ‘Wij hebben de Messias
gevonden’. Dit latere haantje de voorste heeft het dus mede aan z’n
broertje te danken dat Hij Jezus leerde kennen. Is er iets mooiers dan
iemand anders bij Jezus brengen?! Andreas is de eerste die zo door
God gebruikt wordt om voor iemand anders tot zegen te zijn.
Blijkbaar gunt Andreas het ook anderen om deel te hebben aan
Jezus. Vandaag wordt nog wel gesproken over ‘de Andreasmethode’,
waar christenen andere mensen uitnodigen om kennis te maken met
Jezus.
7
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Bij de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging valt Andreas een
jongen met vijf gerstebroden en twee vissen op. Zou die jongen wat
voor het oplossen van dit voedselprobleem kunnen betekenen? Maar
tegelijkertijd is Andreas ook wel heel realistisch: ‘wat hebben we
daaraan voor zoveel mensen? ‘ (Johannes 6:9). Regelmatig treffen
we Andreas en Filippus samen. Die twee voelden zich kennelijk sterk
met elkaar verwant en trokken in Jezus’ kring naar elkaar toe. Naast
het feit dat ze discipel van Jezus waren, werden het ook goede
vrienden. Dat komt wel vaker voor in Jezus’ kring.
Andreas is ook één van de mannen die in het bijzonder
geïnteresseerd blijkt te zijn in ‘de laatste dingen’. Hij vraagt er anders
samen met z’n broer en die andere twee broers Jakobus en Johannes
naar (Marcus 13: 3-4). We komen Andreas nog één keer tegen in het
Nieuwe Testament en wel als één van de 120 mensen die biddend de
komst van de Heilige Geest zitten af te wachten (Handelingen 1:13).
Uit buitenbijbelse berichtgeving wordt ons over de periode na het
Nieuwe Testament nog wel meer vermeld. Andreas zou in Klein-Azië
actief zijn geweest en in Bithynië, Galatië en Pontus, tot hij in Patras-
Griekenland gekruisigd werd. Het bijzondere x-kruis waaraan ze hem
hingen, heet sindsdien ‘het Andreaskruis’.
Wat deze man gemeen heeft gehad met zijn broer is dit: na de
persoonlijke ontmoeting met Jezus stond zijn hele leven in dienst van
zijn Meester.
Dat is eigenlijk best een mooi voorbeeld.
8
JUDAS ISKARIOT- VAN VRIENDSCHAP NAAR VERRAAD
Iskariot betekent niets anders dan: man van/uit Kariot, een plaats
waarvan men niet precies weet waar het lag en waarvoor men 3
mogelijke locaties aanwijst, alle in Judea. Hij is waarschijnlijk de enige
niet-Galileër geweest in Jezus’ gezelschap. De andere leerlingen
waren dat blijkbaar wel (Handelingen 1:11 en 2:7). Judas was dus een
vreemde eend in de bijt, vandaar die toevoeging aan zijn naam
(mede ter onderscheiding van die andere Judas, de zoon van
Jacobus).
Vol enthousiasme heeft hij zich bij die profeet uit Nazareth
aangesloten. De andere leerlingen moeten een groot vertrouwen in
Judas hebben gehad, want hij kreeg het beheer over de penningen.
Johannes noemt hem ‘een dief’ (Johannes 12:6), maar dat zal hij met
de kennis van later, achteraf zo opgeschreven hebben. Jezus moet er
meer van hebben geweten, want zijn uitspraak in Johannes 6:70-71
liegt er niet om:
Jezus zei: ‘Ikzelf heb jullie alle twaalf uitgekozen, en toch is een van
jullie een duivel.’ Hiermee doelde hij op Judas, de zoon van Simon
Iskariot, want hij, een van de twaalf, zou hem uitleveren.
Eén van de twaalf zal zich gaandeweg in dienst van Gods
tegenstander stellen. Wat zal er bij Judas een innerlijke strijd zijn
geweest. Ook het gevoel van ‘zich in Jezus vergist te hebben’. Toen er
in Bethanië een kruik met kostbare nardusmirre over Jezus’ voeten
werd uitgegoten, was dat de druppel die de emmer van afkeer van
Jezus liet overlopen voor Judas. Hij suggereert dat zij dat geld anders
wel aan de armen had kunnen geven. Maar volgens Johannes was dat
zeker geen oprechte gedachte van Judas. Johannes 12: 3-6:
Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de
voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de
olie trok door het hele huis. Judas Iskariot, een van de leerlingen,
degene die hem zou uitleveren, vroeg: ‘Waarom is die olie niet voor
driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’
9
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was
een dief: hij beheerde de kas en stal eruit.
Geen van de andere leerlingen had dit toen door! Jezus wel. Dat
verklaart misschien ook, waarom Jezus niet de plaats noemt waar hij
met z’n vrienden het Paasmaal zal gaan eten. Wilde Hij misschien
voorkomen dat Judas dát moment zou verstoren? Toch komen we
Judas daar later wel tegen. De bijbeluitleggers zijn het niet met elkaar
eens over het feit of Judas wel of niet aan tafel zat, toen de Heer het
Avondmaal vierde en instelde.
Johannes 13: 21-30:
Nadat hij dit gezegd had werd Jezus diepbedroefd, en hij
verklaarde: ‘Waarachtig, ik verzeker jullie: een van jullie zal mij
verraden.’ De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie hij
bedoelde. Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag
naast hem aan tafel aan, en Simon Petrus beduidde hem dat hij
moest vragen wie Jezus bedoelde. Hij boog zich dicht naar Jezus toe
en vroeg: ‘Wie, Heer?’ ‘Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik
nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de
schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat
moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar
meteen wat je van plan bent.’ Niemand aan tafel begreep waarom
hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat
Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij
iets aan de armen moest geven. Judas nam het brood aan en ging
meteen weg. Het was nacht.
Hij ging naar de overpriesters om zijn Heer te verraden. In
Getsemane wijst Judas Jezus aan door middel van een (vrienden)kus.
Na Jezus’ veroordeling door de Joodse Raad ontwaakte Judas’
geweten. Hij kon bij niemand terecht wat hem uiteindelijk tot zijn
wanhoopsdaad bracht.
10
Mattheüs 27:3-5:
Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood
veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig
zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug en zei: ‘Ik heb
een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij
zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’
Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en
verhing zich.
Judas, zijn naam staat in de Bijbel als een waarschuwing voor alle
vrienden van Jezus. Wie vandaag een vriend van Jezus zegt te zijn,
kan Hem morgen verraden. Helaas zijn er meer mensen geweest, die
dan wel geen Judas heetten, maar wel dezelfde weg bewandelden.
We zijn gewaarschuwd.
11
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
JOHANNES, DE LEERLING VAN WIE JEZUS VEEL HIELD
Johannes, één van de zonen van Zebedeüs, was een achterneef van
Johannes de Doper. Hij zal ± 25 jaar zijn geweest, toen hij zich bij
Jezus aansloot. Zijn moeder zal bij Jezus een vooraanstaande positie
claimen voor haar beide zonen. Jezus maakt daarbij duidelijk dat je
bereid moet zijn om met de minste positie genoegen te nemen. Jezus
zelf is ook gekomen om te dienen, niet om gediend te worden.
In zijn evangelie omschrijft Johannes zichzelf als ‘de leerling van wie
Jezus veel hield’ (Johannes 19:26). Dat lijkt niet erg bescheiden, maar
uit het feit dat de Heer aan het kruis aan Johannes vraagt om de rol
van de zoon naar zijn moeder Maria op zich te nemen, duidt wel
degelijk op een bijzondere band. Johannes neemt Maria op in zijn
huis. Waarschijnlijk is dat zijn ouderlijk huis geweest, omdat we
nergens lezen dat Johannes getrouwd was.
Al eerder in zijn evangelie had Johannes zichzelf als zodanig
omschreven. Dat was tijdens dat voorval bij de voetwassing. Eén van
Jezus´ vrienden zal Hem zeer binnenkort verraden, horen ze de
Heiland zeggen. Ieder vraagt zich af wie dat zou kunnen zijn?
Uiteindelijk mag Johannes die vraag aan Jezus stellen. Zelfs haantje-
de-voorste Simon Petrus weet dat Johannes een bijzonder lijntje
heeft. Met als gevolg dat Judas Iskariot wordt aangewezen en
meteen wegging, de nacht in.
Uit het paasverhaal blijkt dat Johannes als eerste bij het lege graf
kwam (Johannes 20:4). Hij neemt de situatie goed in zich op en
realiseert zich dat er geen sprake kan zijn van grafroof, omdat er een
doek keurig opgerold lag. Hij spreekt hier uit dat hij gelooft wat hij
ziet: Jezus is opgestaan.
12
Johannes verdwijnt na het evangelie een beetje uit ons gezicht.
Paulus schrijft aan de mensen van Galatië, dat Jakobus, Petrus en
Johannes de steunpilaren waren van de eerste christelijke kerk, die
van Jeruzalem. Uit gegevens van andere geschriften ( o.a. van
leerlingen van Johannes) heeft men geprobeerd een levensloop van
Johannes te destilleren. Nog voor de verwoesting van Jeruzalem zou
hij het land verlaten hebben om in Klein-Azië (Efeze) te gaan wonen.
Die stad en omgeving is inderdaad een tijdlang het nieuwe centrum
geweest van christelijk leven.
Zijn evangelie zou hij daar opgeschreven hebben, voor niet-joodse
oren van mensen die wel met diverse feiten bekend waren. Johannes
veronderstelt in zijn evangelie dat ze weten dat Johannes de Doper
gevangen is gezet (Johannes 3:24) en dat ze de zusters van Lazarus
kennen (Johannes 11:1). Ook moeten de brieven van Johannes, drie
in getal, hier hun oorsprong hebben. Uit de inhoud maken we op, dat
de vervolging van christenen al om zich heen greep. Daar heeft de
Romeinse keizer Domitianus (81 tot 96 n.Chr.) een sterke rol in
gespeeld. Johannes moet zijn opgepakt waarna hij naar het eiland
Patmos is verbannen, een barre rots in de Egeïsche zee. Daar kreeg
hij van God de ´openbaring´ (dat moet aan het begin van de ´90er
jaren zijn geweest).
Johannes wordt ook wel ´de apostel der liefde´ genoemd, omdat hij
dit begrip zo vaak hanteert (vooral in zijn brieven). Johannes is op
hoge leeftijd een natuurlijke dood gestorven. Dat was met anderen
leerlingen van Jezus soms wel anders!
Er doen veel verhalen over Johannes de ronde. Maar het lijkt wel dat
deze verhalen lang niet allemaal op feiten berusten. Daarom laten we
deze informatie achterwege.
13
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
FILIPPUS….. MAAR WELKE?
In de evangeliën staat Filippus in alle lijstjes van leerlingen van Jezus
op nummer 5. Verder noemen de evangelisten hem nauwelijks. Als
we het evangelie van Johannes niet hadden, zouden we hem
nauwelijks kennen en er naar kunnen gissen waar Filippus deze
betrekkelijk ‘hoge’ plaats op de lijstjes aan te danken heeft.
Filippus is afkomstig uit Bethsaïda (Johannes 1:43 t/m 51), dat is een
plaats vlak bij de plek waar de Jordaan het meer van Galilea
instroomt. Ook hij is dus een Galileër. Over de familie en het beroep
van Filippus lezen we niets. Nadat Filippus door Jezus geroepen werd,
tracht hij een kennis uit Kana (Johannes 21:2) voor Jezus te winnen,
het betreft een zekere Nathanaël. Filippus kende Jezus blijkbaar niet
anders en ook niet beter als ‘de zoon van Jozef, uit Nazareth’. Ook
Lucas meldt dat Jezus op die manier onder de mensen bekend was,
toen Hij op dertig jarige leeftijd in het openbaar op ging treden (Lucas
3:23). Als Nathanaël schamper vraagt of er uit Nazareth wel iets
goeds kan komen, geeft Filippus een diplomatiek en wijs antwoord:
‘Ga zelf maar kijken (kom en zie)’. Je kunt iemand het best overtuigen
door de persoon het zelf te laten ervaren.
Bij de spijziging van de 5000 vroeg Jezus aan Filippus waar ze brood
zouden kunnen kopen om alle mensen te eten te geven? Filippus
vraagt zich (Galilees nuchter) af, waar ze al het geld vandaan moeten
halen omdat 200 denarie niet voldoende zal zijn voor zo’n grote
hoeveelheid mensen (Johannes 6: 5 t/m 7).
Vlak voor het drama rondom Jezus’ veroordeling en terechtstelling,
komen we Filippus tegen in Jeruzalem (Johannes 12:20 t/m 22).
Grieken uit die stad zouden Jezus graag willen ontmoeten. Dat ze
daarvoor Filippus uitkiezen is helemaal niet zo vreemd. Zijn naam is
Grieks en dat moet deze ‘vreemdelingen’ een goede entree hebben
geleken. Blijkbaar durft Filippus hierin niet alleen te bemiddelen,
maar overlegt hij eerst met Andreas (dat is ook een Griekse
naam!!!!), waarna ze samen naar Jezus stappen.
14
Als er in de discipelkring vragen zijn over de plek waar Jezus heengaat
en Hij die mooie woorden spreekt over ‘het Huis van zijn Vader met
de vele kamers’, en dat Hij (Jezus) de Weg, de Waarheid en het Leven
is, gaat dit de bedachtzame Filippus blijkbaar te ver, en vraagt brutaal
‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ (Johannes 14:
1 t/m 8). Met teleurstelling in zijn stem, zegt Jezus: Ik ben nu al
zolang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft,
heeft de Vader gezien’.
Filippus komt uit de berichten van Johannes inderdaad op ons over
als een nuchtere-, bedachtzame man. Na de uitstorting van de Heilige
Geest komen we Filippus nergens meer tegen. Een oude traditie zegt
dat de apostel in Klein-Azië gewerkt zou hebben en in Efeze
gestorven en begraven zou zijn. Aangezien dat gebied het
uitbreidingsterrein van de oudste kerk was, zou dat heel goed
kunnen.
Probleem bij de naam ‘Filippus’ is, dat hij zo nu en dan ook verward
wordt met die andere Filippus, de evangelist. Er zijn mensen die
beweren dat dit één en dezelfde is. Toch lijkt dit niet erg aannemelijk,
omdat deze Filippus in Handelingen 6:5 genoemd wordt in het rijtje
van 7 ‘wijze mannen’ die de eerste diakenen zullen zijn. Zo tekent
Lucas hem ook voor ons uit in zijn Handelingen van de apostelen
(Handelingen 21:8-9), wanneer hij hem in Ceasarea aantreft en 4
ongetrouwde dochters heeft die profetessen blijken te zijn. Daarvoor
werkte deze Filippus met succes in Samaria (Handelingen 8:5-13),
komen we hem ook tegen langs de weg van Gaza naar Jeruzalem,
waar hij met een hoge Ethiopiër meelift en de man onderweg doopt.
We gaan er van uit dat dit een andere Filippus is, dan die ‘ene van de
twaalf’.
15
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
BARTOLOMEÜS
‘Van wie ben je d’r één’, is onder ons een gebruikelijke vraag. Je
vader en je moeder plaatsen je in een brede(re) kring. Zo kennen we
uit de Bijbel de zoon van Timeüs (Bartimeüs), de zoon van Abbas
(Barabbas) en nu maken we kennis met de zoon van Tolomeüs:
Bartolomeüs. Misschien was de vader in die tijd beter bekend dan z’n
zoon, wij weten niks van de man.
Ook van een Bartolomeüs weten we uit Bijbelse bronnen niks.
Bijbelgeleerden veronderstellen dan ook dat deze Bartolomeüs
dezelfde is als Natanaël, de man die ons door Johannes wordt
voorgesteld in Johannes 1 vers 45vv. Ze dragen ons daar 2
argumenten voor aan:
- Op de leerlingenlijsten staan Filippus en Bartolomeüs altijd op
nummer 5 en 6, na Petrus en Andreas, Jakobus en Johannes.
Deze volgorde zien we ook bij Johannes, alleen is daar Natanaël
nummer 6 en het was Filippus die hem met Jezus in aanraking
bracht. Dat verklaart de verbinding bij Mattheüs en Lucas:
Filippus en Bartolomeüs.
- In Johannes 21 vers 2 wordt melding gemaakt dat er zes van ‘de
leerlingen = een vaste uitdrukking voor de kring van de twaalf’
met Petrus gaan vissen. Onder hen is Natanaël. Hij is dus ‘één
van de twaalf’. Maar omdat de naam Natanaël niet in het lijstje
van de twaalf voorkomt, maar wel die van Bartimeüs, ziet men
dat ook als bewijs dat het hier om dezelfde persoon gaat.
Daarmee komt Bartimeüs uit de anonimiteit. Hij droeg een echte
joodse naam: Natanaël (betekenis: God heeft gegeven) en was dus
afkomstig uit Galilea. Waarschijnlijk was ook hij door de prediking
van Johannes de doper gegrepen. We weten niet op welke wijze
Filippus Jezus heeft leren kennen, maar vol blijdschap deelt hij aan
Natanaël mee, dat ze ‘de man gevonden hebben over wie Mozes in
de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus,
de zoon van Jozef’.
16
Dat wil er bij Natanaël nog niet in. Zijn woonplaats Kana ligt dicht
tegen Nazareth aan en de reputatie van dat stadje en van de mensen
die er vandaan komen, was zeer bedenkelijk: kan uit Nazareth iets
goeds vandaan komen? Filippus kan weinig anders doen dan
Natanaël uitnodigen: ga zelf maar kijken (kom en zie, in de vorige
vertaling – ook de tekst op de herdenkingssteen uit 1985 in de hal
van onze Kruiskerk).
Het pleit voor Natanaël dat hij Filippus en zichzelf een kans geeft.
Menigeen is zo overtuigd van het eigen gelijk, dat deze kans niet
wordt benut. De beschrijving van Natanaël door Jezus is een groots
compliment: ‘dit is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog’.
‘Waar kent U mij van?’ vraagt deze verbaasd. Hij kan zich niet
voorstellen dat Jezus en hij elkaar eerder ontmoet hebben. ‘Ik had je
al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat’.
Dit woord van Jezus is voor Natanaël een openbaring. Wij weten niet
wat er onder die vijgenboom aan de hand was. Ook de evangelist
Johannes weet het niet, anders had hij het ons meegedeeld. Maar
Natanaël wist genoeg: ‘Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de
koning van Israël’. Jezus zegt dat hem nog grotere dingen
geopenbaard zullen worden.
Verder is ons van Natanaël/ Bartolomeüs weinig bekend. Legenden
laten hem reizen maken naar Libië, Parthië en Macedonië, maar dat
berust niet op betrouwbare informatie.
17
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
JACOBUS (DE ZOON VAN ALFEÜS) EN THADDEÜS In dit hoofdstuk maken we kennis met….. twee leerlingen van Jezus.
Het zijn niet de meest bekenden, om eerlijk te zijn. Maar ook minder
bekende leerlingen van Jezus mogen best even voor het voetlicht
komen.
Van Jacobus kennen we alleen zijn naam en die van z’n vader. We
zouden dus kort over hem kunnen zijn. Wij kunnen het ook niet
helpen dat de informatie zo schaars is. Omdat er meerdere figuren
met de naam Jacobus in het Nieuwe Testament rondlopen, is het
natuurlijk niet uitgesloten dat één van hen die zoon van Alfeüs is.
Hier volgt het meest bekende rijtje:
1- Jacobus, de zoon van Zebedeüs, de broer van Johannes
2- Jacobus, de zoon van Alfeüs
3- Jacobus, de vader van de apostel Judas (Lucas.6:16,
Handelingen 1:13)
4- Jacobus, de broer van Jezus (Mattheüs 13:55 Handelingen
12:17 Galaten 2:9)
5- Jacobus, de jongere, zoon van Maria (Marcus 15:40) ….. of is dat
dezelfde als ‘ nr. 4’?
‘Onze’ Jacobus kan niet de vader van de apostel Judas zijn geweest,
wat sommigen beweren, want dan zouden ‘vader en zoon’ in Jezus’
kring van leerlingen hebben gezeten en dan was dat wel op enigerlei
manier ter sprake gekomen.
Er zijn ook theorieën ontwikkeld waarmee wordt beweerd dat
Jacobus de zoon van Maria van Klopas (Johannes 19:25) zou zijn en
als een neef van Jezus wordt gezien. Maar alle argumenten daarvoor
zijn niet op controleerbare gegevens gebaseerd.
De andere genoemde Jacobussen vallen allemaal af. Rest ons niets
dan te concluderen: we weten het niet. Misschien wel omdat het
zo’n veel voorkomende naam is.
18
En hoe zit het met Thaddeüs?
De Staten Vertaling geeft deze Thaddeüs nog een andere naam:
Lebbeüs (Mattheüs 10:3). Die laatste naam zou verwant zijn aan het
Hebreeuwse woord ‘leb’ wat hart betekent, maar ook duidelijk kan
maken dat iemand ‘lef’ heeft, moedig is. De naam Thaddeüs is een
Aramese naam, verwant aan het woord ‘todah’= lofprijzing. Lucas
noemt Thaddeüs helemaal niet, noemt hem ook niet met z’n andere
naam Lebbeüs, maar heeft het over Judas, de zoon van Jacobus
(Handelingen 1:13). Ook de naam Judas betekent ‘lof’. ’t Zou zomaar
kunnen, dat Lucas, de evangelist met het meeste historisch besef,
ons z’n werkelijke naam Judas geeft, terwijl de andere evangelisten
die naam graag vermeden, vanwege de gebeurtenis met die andere
Judas uit hun kring: Judas Iskariot. Ook Johannes noemt z’n
oorspronkelijke naam – Judas – maar vermeldt er dan wel bij ‘niet
Iskariot’ (Johannes 14:22). Deze Judas begrijpt aanvankelijk niet goed
waarom Jezus zich slechts zou openbaren aan de mensen die Hem
liefhebben en niet aan de wereld.
Men heeft deze Judas-Thaddeüs-Lebbeüs lange tijd gezien als de
schrijver van de kleine Judas-brief in het NT. Gezien de aanhef van die
brief, komt Judas, de broer van Jacobus en ….. Jezus daar eerder voor
in aanmerking. Van de levensloop van deze apostel is ons verder
weinig bekend.
Twee mannen om eens over na te denken. Wat zou er van hen
geworden zijn, voor wie zouden ze tot zegen zijn geweest?
19
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
MATTHEÜS
Volgens het evangelie heeft Jezus ook een tollenaar aan z’n groep
van leerlingen verbonden. Marcus (2:14) en Lucas (5:27)noemen hem
Levi, de zoon van Alfeüs, Mattheüs noemt hem Mattheüs (9:9), want
het gaat hier over hemzelf. Waarschijnlijk hebben we te maken met
iemand die onder twee namen bekend was. Dat kwam wel vaker
voor.
Mattheüs was tollenaar, en dus een collega van de bekende Zacheüs.
Tollenaars inden het belastinggeld voor keizer Tiberias, die de
inwoners van zijn rijk steeds meer last oplegde, om daarmee de
manschappen in zijn leger van soldij te voorzien. Een tollenaar
pachtte een tolhuis en verhoogde het verschuldigde tolgeld met een
eigen heffing om daarvan te kunnen bestaan. Soms waren dat
buitensporig hoge toeslagen. Met name op dat laatste hadden de
mensen kritiek, omdat deze heffing in hun ogen onnodig zwaar
uitviel. In combinatie met het feit dat een tollenaar hand- en
spandiensten verleende aan de bezetter (Rome) maakte hen niet
geliefd onder de bevolking.
Johannes de Doper, die in een grensgebied woonde en ongetwijfeld
veel mensen sprak die hun boosheid over de tollenaars ventileerden,
zegt tegen tollenaars die zich bij de Jordaan hebben laten dopen:
vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen (Lucas 3:13), want hij
wist precies waar de schoen wrong. In het Nieuwe Testament worden
tollenaars en zondaars vaak in één adem genoemd.
De roeping van de tollenaar Levi-Mattheüs vindt plaats in Kafar-
Nachum. Het valt op dat er staat dat Jezus hem ‘zag’, want de
meeste mensen keurden tollenaars geen blik waard. De vraag ‘volg
mij’ valt als een mokerslag in Mattheüs z’n leven. Hij stond gelijk op
en volgde de Heer. Dat zal niet zomaar een impulsieve beslissing zijn
geweest. Daar moet het één en ander aan vooraf zijn gegaan.
Misschien was deze tollenaar wel één van de door Johannes
20
gedoopten! Wie zal het zeggen? Hij nodigt de Heer en zijn leerlingen
uit voor een maaltijd. Daar schuiven ook collega-tollenaars en andere
zondaars bij aan, alsof er bij Mattheüs ook gelijk die drang is om dit
overweldigende in zijn leven ook aan anderen te gunnen. Het wordt
Jezus niet in dank afgenomen, als Hij op de uitnodiging ingaat. En op
de vraag naar het ‘waarom’ komt dan die veelzeggende zin: ‘Gezonde
mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel’. Wie kan er
bezwaar hebben, dat Jezus als ‘geestelijke ’dokter zieke mensen
bezoekt.
De naam Levi horen we niet meer, na opname in de kring van Jezus.
Voortaan zal deze tollenaar bekend zijn onder de naam Mattheüs. En
deze Mattheüs is ook de schrijver van het evangelie. Hij richt zich
daarbij vooral tot de Joden, om hen aan te tonen dat Jezus werkelijk
hun langverwachte Messias is.
Van de verdere levensloop van Mattheüs weten we weinig. Legende
zijn er genoeg. Volgens de ene is hij onthoofd, volgens de andere
gestenigd, volgens een derde verbrand. In Handelingen 1:13 wordt
zijn naam voor het laatst genoemd en daarna wordt het duister.
Maar zijn levensgetuigenis mag een stralend licht zijn.
21
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
THOMAS
We kennen hem en we kennen hem niet. Van zijn familie en vroegere
levensomstandigheden weten we niets. De eerste drie evangelisten
gaan Thomas zwijgend voorbij. Ze nemen hem alleen op in het
overzichtslijstje van Jezus’ leerlingen. Thomas (is Aramees) betekend:
Tweeling (in het Grieks luidt z’n naam: Dydimus). Men heeft die naam
wel verklaard uit het concrete feit, dat Thomas twee kanten heeft en
op ons een beetje indruk maakt van een gespleten figuur. Thomas ligt
voortdurend met zichzelf overhoop. Hij wordt gezien als een
twijfelaar. Meer voor de hand lijkt het, dat Thomas een
tweelingbroer of zus heeft gehad, die mogelijk al vroeg (bij de
geboorte?) gestorven is.
We kennen hem dus niet en tóch kennen wij hem wel, want
Johannes heeft drie momentopnamen voor ons bewaard, die elkaar
mooi aanvullen en een beeld van hem geven. Volgens Johannes 10
hield Jezus zich op in de omgeving van de Jordaan, toen Hij te horen
kreeg dat z’n goede vriend Lazarus ernstig ziek was. Het duurde nog
wel twee dagen voordat Jezus afreisde en dan nog proberen de
leerlingen hun Meester ervan te weerhouden om naar het hem
vijandige Judea te gaan. Als Jezus zich niet laat ompraten, is het
Thomas die zegt “laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven”
(Johannes 11:16). Dit getuigt van grote liefde voor Jezus, maar laat
ook zien dat hij het ergste vreest. Hier zien we iets van de
zwaarmoedige kijk van Thomas op de dingen.
In zijn afscheidsrede probeert Jezus zijn vrienden al een beetje voor
te bereiden op z’n vertrek. Hij zegt daarbij heel troostvol “jullie
kennen de weg waar Ik heenga” (Johannes 14:4). Ruw valt Thomas
Jezus in de rede: “wij weten niet eens waar U naar toe gaat, Heer,
hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?” (Johannes
14:5). Hieruit blijkt ook een intense verbondenheid en
interesse/nieuwsgierigheid naar Jezus.
22
Na de laatste Pesachmaaltijd met Jezus, aan de vooravond van zijn
gevangenneming, waren er voor Thomas moeilijke uren
aangebroken. Zwaarmoedig als hij was, kon Thomas het na Jezus’
dood niet meer uithouden in de kring van discipelen. Hij kiest voor de
eenzaamheid. Op de avond van de opstandingsdag, hebben Jezus’
vrienden de boodschap van enkelen uit hun midden gehoord: Jezus
leeft! Toch zijn ze voorzichtig en bang en houden de deur gesloten.
Thomas is er niet bij. Misschien hebben ze hem wel gevraagd, maar
wilde hij niet! De volgende morgen zoeken de andere leerlingen
Thomas op: “wij hebben de Heer gezien”, zeggen ze. En dat klopt,
want Jezus was aan hen verschenen, ondanks de dichte deur. En dan
wordt Thomas bijna boos en reageert ongekend fel: “alleen als ik de
wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan
voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik geloven”
(Johannes 2,25).
Een week later is Thomas er wel bij. Hij krijgt een herkansing en grijpt
die met beide handen aan. Nog steeds leeft er angst, want de deuren
zitten weer potdicht. Opnieuw verschijnt de Heer. En deze nodigt
Thomas uit: “leg je vingers hier en kijk naar mijn handen en leg je
hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” (Johannes
20:27). Thomas kan nu alleen maar stamelen: “mijn Heer, mijn God”
(Johannes 20:28). Kort en bondig belijdt deze zwaarmoedige
twijfelaar zijn geloof.
We mogen Johannes dankbaar zijn voor deze momenten. Van de
verdere levensloop van Thomas weten we niets. Legendes en andere
verhalen over hem zijn er genoeg. Blijkbaar heeft deze figuur erg tot
de verbeelding gesproken. Wie herkent zichzelf niet in die twijfel?
23
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
SIMON DE ZELOOT
In de evangeliën van Mattheüs en Marcus wordt Simon ‘Kananeüs’
genoemd (Mattheüs 10;4, Marcus 3; 18). Zo was ook zijn Aramese
‘bijnaam’. Lucas heeft het naar het Grieks vertaald. Kananeüs en
Zeloot betekenen hetzelfde: ijveraar. Omdat God ‘ijverig’ wordt
genoemd (Exodus 34;14 NBG), werd onder de Joden het ijveren voor
God als een eer beschouwd.
De bekeerde Joden tijdens de zendingsreizen van Paulus worden
door Jakobus ‘ijveraars van de wet’ (Handelingen 21; 10 NBG)
genoemd. Paulus typeert zichzelf ook als ‘een ijveraar voor God’
(Handelingen 22; 1 NBG). Zowel Jacobus als Paulus gebruiken
daarvoor het woord Zeloot. Zo staat Simon uit de kring van Jezus dus
ook bekend.
Maar was Simon ook betrokken bij de groep Zeloten, die als politieke
beweging bekend stonden door hun gewelddadig verzet tegen de
Romeinse bezetter? Waarschijnlijk wel. Van de Jood Mattheüs wordt
ons gemeld dat hij tollenaar was (dat waren de mensen die met de
Romeinse vijand heulden) en van de Jood Simon wordt ons gemeld
dat hij Zeloot was (dat waren de mensen die compleet aan de andere
kant van de tollenaars stonden). Jezus heeft zijn volgelingen uit
kringen gehaald, die elkaar niet bepaald opzochten. Op zich al een
bijzondere daad.
De groep Zeloten was door Judas de Galileër bij elkaar gebracht, als
protest tegen het aanstellen van een Romeinse stadhouder in Judea.
De Zeloten vonden de Farizeeën te laks. Zij zeiden te wachten op de
komst van de Messias en alle menselijke inspanning zou daarbij
ongewenst zijn. De Zeloten zagen dit als een teken van zwakte en
ontrouw. De Farizeeën zelf verdachten Jezus zelf ook van Zelotische
contacten. Zijn optreden en zijn uitspraken vond men sterk aan deze
beweging verwant. De vraag aan Jezus, of een gelovige ook
belastinggeld mocht betalen, was natuurlijk een strikvraag. Men
24
hoopte dat hij ‘nee’ zei, dan kon dat aan het Romeinse gezag
doorgebrieft worden en zouden Jezus vrije dagen geteld zijn.
Het blijft bijzonder dat Jezus uit die kring een leerling koos. Nergens
horen we dat dit tot problemen heeft geleid. In de kerkelijke traditie
heeft men in deze Simon ook nog wel een familielid van Jezus willen
zien. Het zou dan om een neef gaan, die ook nog een rol in de eerste
kerk (van Jeruzalem) gespeeld zou hebben.
Legenden genoeg. Maar wij moeten ons er misschien gewoon
tevreden mee stellen, dat we niets meer van Simon weten dan zijn
naam en zijn bijnaam. Dat zegt al genoeg!
25
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
JAKOBUS
Jakobus is met z’n broer Johannes de enige onder ‘de twaalf’ van wie
ons de ouders bekend zijn. Zijn vader droeg een echt Joodse naam:
Zabdai, in het Grieks Zebedeüs. Van beroep was deze man visser. De
woonplaats kennen we niet, al wordt wel aangenomen dat het de
vissersstad Kafar Nachum (het stadje van Nachum) geweest zal zijn.
In Marcus 1:19-20 zien we Zebedeüs met z’n zonen Jakobus en
Johannes aan boord van één schip en met knechten. Zoals we al
eerder ontdekten (bij Johannes) heette de moeder van Jakobus
Salomé en dat was een zuster van Maria. Deze jongens waren dus
neven van Jezus. Uit diverse informatie in Bijbel maken geleerden op,
dat het gezin goed in de slappe was zat. We nemen dat dus maar aan.
Jakobus droeg ook een echt-Joodse naam: Jakob was in het Grieks
Jakobus geworden. Vaker dan met z’n eigen naam, noemen de
evangelisten hem samen met z’n broer: de zonen van Zebedeüs.
Jezus had een bijzondere lijn met Jakobus, want hij was één van de
drie die hem volgden in het huis van Jaïrus en op de Taborberg van
de verheerlijking. Ook in Gethsemané is hij bij de worsteling van
Jezus, maar valt samen met de anderen in slaap.
Volgens Marcus 3:17 had Jezus aan Jakobus en Johannes de bijnaam
Boanerges – zonen des donders – gegeven. Dat heeft Jezus wel heel
goed gezien. In Lucas 9:51-56 zijn deze jongens buiten zichzelf van
verontwaardiging over het feit dat de Samaritanen Jezus op zijn reis
naar Jeruzalem geen onderdak hebben willen geven. Ze moeten
gedacht hebben aan wat Elia overkomen is (2 Koningen 1) en vragen
rood van kwaadheid: Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen
dat hen zal verteren? Hier zijn ‘zonen des donders’ aan het woord.
Volgens Marcus 10:35vv. kwamen Jakobus en Johannes Jezus vragen
om een ereplek in zijn kring (ter linker- en ter rechterzijde zitten). De
andere evangelisten laten dat de moeder van dit tweetal (Salomé)
vragen. Die doet dat maar wat graag en onderstreept misschien het
26
feit dat het gezin tot een betere maatschappelijke stand gerekend
kan worden en zij van mening is/zijn dat zoiets zich terugvertaald in
macht/aanzien. Jezus wijst de mensen terecht. Zo gaat het in zijn
kring niet. Gelukkig nemen de anderen het deze twee jongens
kwalijk. Zij leggen de verantwoordelijkheid voor deze onbescheiden
vraag niet neer bij hun moeder.
Het is waarschijnlijk dat de evangelist Johannes (Jakobus’ broer) zijn
broer in zijn evangelie noemt, zonder dat hij hem met name
aanduidt. Dat doet hij wel met de andere leerlingen, niet met
Jakobus die hij omschrijft als ‘een andere leerling’ (Johannes 18:15,
16). Daarmee bedoelde hij niet zichzelf, want hij omschrijft zichzelf
als ‘de discipel die Jezus lief had’.
In Handelingen 12:2 lezen we dat Jakobus door Herodes met het
zwaard gedood werd. Daarmee is hij de eerste uit de kring van de
twaalf die dit lot ondergaat. Herodes laat in die tijd meerdere
volgelingen van Jezus oppakken. Waarom hij Jakobus liet doden blijft
een vraag. Dat Jakobus beaamde dat hij de beker kon drinken die
Jezus moest drinken wordt op een bijzondere manier realiteit in zijn
leven.
27
Kennismaken met de 12 leerlingen van Jezus
28