Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1...

4
economische orde, de uitersten pagina 1 van 4 Economische orde We onderscheiden drie vormen van economische ordening: - de centraal geleide economie of centrale planeconomie , - de gemengde markteconomie of georiënteerde markteconomie - de vrije markteconomie of de vrije ruilverkeerhuishouding of het vrije marktkapitalisme. Kenmerken van een centraal geleide economie Bij een planeconomie kun je denken aan de voormalige Sovjet-Unie, aan Noord-Korea of aan het China van Mao. Politiek-bestuurlijk zijn het eenpartijstaten. Bedrijven krijgen volgens een centraal plan productiemiddelen toegewezen. Kapitaalgoederen en grond zijn van de staat. Ook heeft de staat belangrijke invloed op de personele arbeidsverdeling: vanaf de vooropleiding tot aan de werkplek is er een sterke sturing van mensen. De staat bepaalt dus in hoge mate de allocatie van de productiemiddelen. [Allocatie betekent: Waar, in welke productierichting, krijgen de productiemiddelen hun plaats.] Voor het opstellen en de uitvoering van het plan is een groot bureaucratisch apparaat nodig. De kracht van centrale sturing is dat de productiedoelstellingen waar de leiding veel belang aan hecht sterk worden bevoordeeld, zodat die worden behaald. Zo was de Sovjet-Unie in militair opzicht een wereldmacht en hoefde ze zich te schamen voor haar prestaties op het vlak van o.a. sport, exacte wetenschappen, klassieke muziek, ballet. De rol van geld in een planeconomie De planeconomie is een monetaire economie, waar goederen en productiefactoren worden geruild tegen geld. Maar geld heeft een veel beperktere rol dan in een markteconomie, vooral voor bedrijven. 1) Wat ze ermee mogen doen en hoeveel ze ervan krijgen ligt vast in het centraal plan. Een bedrijf krijgt precies genoeg geld om de productiemiddelen van andere bedrijven te kopen en de arbeid te betalen die passen bij de aan het bedrijf opgedragen productie. Via belastingen en subsidies kunnen 'winsten' van bedrijven met een positief financieel saldo worden overgeheveld naar bedrijven met 'verliezen'. Tenslotte moeten de totale lonen 2) gelijk of iets groter zijn dan de winkelprijs van de voor consumptie beschikbare goederen en moet men proberen aanbod en vraag over het hele productenassortiment op elkaar af te stemmen. [In de praktijk lukt dat niet. Met prijsverhogingen bijvoorbeeld kun je rijen voor de winkels weg krijgen, maar het regime ziet dat als gezichtsverlies. Basisproducten houdt men graag te laag geprijsd.] Wat de consumenten aan geld overhouden kunnen ze sparen en later besteden aan bijvoorbeeld luxegoederen zoals een auto, waarvoor ze op een wachtlijst kunnen worden gezet. 1) overheidsinstellingen noemen we gemakshalve ook bedrijven 2) plus pensioenuitkeringen en dergelijke

Transcript of Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1...

Page 1: Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1 V2 A1 P1 P2 Q1 Q na aanpassing Q2 A na aanpassing - Verder is het in een centrale planeconomie

economische orde, de uitersten pagina 1 van 4

Economische orde

We onderscheiden drie vormen van economische ordening:

- de centraal geleide economie of centrale planeconomie ,

- de gemengde markteconomie of georiënteerde markteconomie

- de vrije markteconomie of de vrije ruilverkeerhuishouding of het vrije marktkapitalisme.

Kenmerken van een centraal geleide economie Bij een planeconomie kun je denken aan de voormalige Sovjet-Unie, aan Noord-Korea of aan

het China van Mao. Politiek-bestuurlijk zijn het eenpartijstaten.

Bedrijven krijgen volgens een centraal plan productiemiddelen toegewezen. Kapitaalgoederen

en grond zijn van de staat. Ook heeft de staat belangrijke invloed op de personele

arbeidsverdeling: vanaf de vooropleiding tot aan de werkplek is er een sterke sturing van

mensen. De staat bepaalt dus in hoge mate de allocatie van de productiemiddelen. [Allocatie

betekent: Waar, in welke productierichting, krijgen de productiemiddelen hun plaats.] Voor het opstellen en de uitvoering van het plan is een groot bureaucratisch apparaat nodig.

De kracht van centrale sturing is dat de productiedoelstellingen waar de leiding veel belang

aan hecht sterk worden bevoordeeld, zodat die worden behaald. Zo was de Sovjet-Unie in

militair opzicht een wereldmacht en hoefde ze zich te schamen voor haar prestaties op het

vlak van o.a. sport, exacte wetenschappen, klassieke muziek, ballet.

De rol van geld in een planeconomie De planeconomie is een monetaire economie, waar goederen en productiefactoren worden

geruild tegen geld. Maar geld heeft een veel beperktere rol dan in een markteconomie, vooral

voor bedrijven. 1)

Wat ze ermee mogen doen en hoeveel ze ervan krijgen ligt vast in het

centraal plan. Een bedrijf krijgt precies genoeg geld om de productiemiddelen van andere

bedrijven te kopen en de arbeid te betalen die passen bij de aan het bedrijf opgedragen

productie. Via belastingen en subsidies kunnen 'winsten' van bedrijven met een positief

financieel saldo worden overgeheveld naar bedrijven met 'verliezen'. Tenslotte moeten de

totale lonen 2)

gelijk of iets groter zijn dan de winkelprijs van de voor consumptie beschikbare

goederen en moet men proberen aanbod en vraag over het hele productenassortiment op

elkaar af te stemmen. [In de praktijk lukt dat niet. Met prijsverhogingen bijvoorbeeld kun je rijen voor de

winkels weg krijgen, maar het regime ziet dat als gezichtsverlies. Basisproducten houdt men graag te laag

geprijsd.] Wat de consumenten aan geld overhouden kunnen ze sparen en later besteden aan

bijvoorbeeld luxegoederen zoals een auto, waarvoor ze op een wachtlijst kunnen worden

gezet. 1) overheidsinstellingen noemen we gemakshalve ook bedrijven 2) plus pensioenuitkeringen en dergelijke

Page 2: Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1 V2 A1 P1 P2 Q1 Q na aanpassing Q2 A na aanpassing - Verder is het in een centrale planeconomie

economische orde, de uitersten pagina 2 van 4

In een eenvoudig macro-economisch schema ziet het er zo uit:

Geld wordt ongedifferentieerde koopkracht genoemd (een middel om te kopen wat je maar

wil), maar als het om een planeconomie gaat is dat geen geschikte definitie van geld. In een

centrale planeconomie is wat een bedrijf met ‘zijn’ geld doet van bovenaf grotendeels

vastgelegd. Een bedrijf bepaalt daar niet: wie zijn leveranciers zijn, de hoeveelheden die het

inkoopt, zijn afzetkanalen, de afzethoeveelheden, de verkoopprijzen en het aantal arbeidsuren

dat het wil inkopen.

Aan winst of verlies kun je in een planeconomie niet aflezen of een bedrijf het goed of slecht

doet. Prijzen zijn 'rekenprijzen' die niet reageren op vraag en aanbod en ze geven geen

prikkels om het aanbod van een goed te veranderen. Als bedrijven een financieel overschot

zouden moeten nastreven, zou de kunstmatigheid van de rekenprijzen blijken. Het zou zomaar

kunnen dat de prijs van brood lager is dan de prijs voor granen, waardoor agrarische bedrijven

brood als veevoer zouden willen gebruiken.

Nadelen van een planeconomie vergeleken met een vrije markteconomie: - De nadruk op wat de leiding absoluut voor elkaar wil krijgen gaat ten koste van andere

zaken die vanuit een ander standpunt bezien niet minder belangrijk zijn. De Sovjet-Unie

was na de VS de tweede grootmacht, maar met de levensomstandigheden van het grootste

deel van haar bevolking was het veel slechter gesteld dan bij haar rivalen op het

wereldtoneel. Schaarste (dus keuzeafwegingen) is en blijft het hoofdkenmerk van elke

economie.

- De samenstelling van het nationaal product past zich niet aan de wensen van de

consumenten. In een vrije markteconomie zouden prijzen veranderen als de wensen van

de consument veranderen, en dat geeft de signalen waarop het aanbod zou reageren. De

planeconomie mist zo'n regelmechanisme. { Ook op politiek gebied zijn de wensen van onderaf in landen

met een planeconomie het ondergeschoven kindje: geen vrije pers, geen democratie,geen onafhankelijke rechtspraak, en veel volksopvoeding van bovenaf.}

- De kwaliteit van de consumptiegoederen is laag: export ervan lukt niet, en import-

consumptieartikelen zijn voor de happy few. Zo kan je in het huidige Cuba, als je aan

dollars weet te komen, in speciale winkels buitenlandse producten kopen, met dollars wel

te verstaan.

- Inefficiëntie, m.a.w. verspilling van productiemiddelen. Bedrijven moeten

(terug)rapporteren aan het planbureau over de uitvoering van het lopende plan en over

hun bijdrage aan de opstelling van het volgende periodeplan. Ze zullen zo ‘veilig’

mogelijk rapporteren, zodat de toegekende verhouding input/output hoog blijft. Er

ontstaat ook een kloof tussen de werkelijke gang van zaken en de naar boven toe

gerapporteerde, geveinsd optimisme en cynisme gaan dan hand in hand.

Consumenten

Bedrijven

Spaarinstelling

aankoop grondstoffen en kapitaalgoederentotale loonsom

consumptie

Page 3: Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1 V2 A1 P1 P2 Q1 Q na aanpassing Q2 A na aanpassing - Verder is het in een centrale planeconomie

economische orde, de uitersten pagina 3 van 4

V1 V2

A1

P1

P2

Q1 Q na aanpassing Q2

A na aanpassing

- Verder is het in een centrale planeconomie onmogelijk gebleken om mensen langdurig te

motiveren tot inspanning. Dat is ook een vorm van inefficiëntie.

Kenmerken van een vrije markteconomie Allereerst moet het misverstand uit de weg worden genomen dat een vrije markteconomie het

best floreert onder of naast een zwakke overheid. Integendeel, de overmatige deregulering van

de financiële sector sinds de jaren negentig van de vorige eeuw heeft tot zulk roekeloos

gedrag van banken en semibanken geleid dat er in 2008 een wereldwijde economische crisis

uit is voortgekomen. Een wedstrijdsport zonder goede spelregels en een strenge

scheidsrechter is al gauw niet meer om aan te zien.

Prijzen van goederen en productiefactoren komen vrij tot stand op markten. Aanbieders

kunnen zelf hun productiemethoden kiezen, ze kunnen eigenaar van kapitaalgoederen zijn, ze

kunnen financieel kapitaal (vermogen) aantrekken op een vrije kapitaalmarkt, en ze hebben

als doelstelling een zo groot mogelijk overschot «omzet minus kosten».

Gemakshalve veronderstellen we dat alle goederen aan de eindgebruikers te leveren zijn via

markten. [Voor collectieve goederen is dat natuurlijk niet zo.] In ideale zin zijn er voor elk goed

verschillende aanbieders die stevig met elkaar concurreren. Onder deze veronderstellingen

mogen we gebruik maken van vraag- en aanbodfuncties om te verklaren hoe de economie

werkt [zie marktvorm volkomen concurrentie in katern 2] .

Twee prominente positieve kenmerken van de (ideale) vrije markteconomie zijn

consumentensoevereiniteit en het streven naar hogere productiviteit.

Consumentensoevereiniteit

Met de figuur hiernaast wordt het

volgende uitgebeeld.

P1 is de prijs waarbij geen aanbieders

toetreden of uittreden. Bij een prijs

onder P1 gaan er aanbieders weg, bij

een prijs boven P1 komen er

aanbieders bij.

Stel in periode 1 geldt vraaglijn V1 en

aanbodlijn A1 zodat de prijs P1 wordt,

zie ovale markering. In de volgende

perioden wordt V2 de vraaglijn. De

prijs in periode 2 wordt daardoor P2,

zie het rechthoekige markering. Nu de

prijs boven P1 ligt komen er

aanbieders bij. De aanbodlijn verschuift net zolang naar rechts totdat de lijn «A na aanpassing »

zorgt voor terugkeer van prijs P1, zie de ruitvormige markering.

De prijsaanpassingen waren het signaal voor de aanbieders om te voldoen aan wat de vragers

oorspronkelijk wilden: zij wilden bij prijs P1 meer kopen, namelijk de hoeveelheid tussen het

ovale punt en het ruitpunt. Deze perfecte aanpassing aan de wensen van de kopers noemt men

consumentensoevereiniteit.

Page 4: Kenmerken van een centraal geleide · PDF fileeconomische orde, de uitersten pagina 3 van 4 V1 V2 A1 P1 P2 Q1 Q na aanpassing Q2 A na aanpassing - Verder is het in een centrale planeconomie

economische orde, de uitersten pagina 4 van 4

Q2

P2

V1 A1

P1

P3

Q1 Q na aanpassing

A na kostendaling

A na aanpassing

Streven naar efficiëntie Met de figuur hiernaast wordt het

volgende uitgebeeld. De prijs in

periode 1 is tegen de dan geldende

productieomstandigheden een prijs die

niet tot toetreding of uittreding van

aanbieders leidt. Na periode 1 dalen de

kosten bij de aanbieders, omdat

productiemiddelen goedkoper worden

of men werkt efficiënter. De lijn A na

kostendaling laat zien dat de aanbieders in

principe hoeveelheid Q1 zouden

kunnen aanbieden voor prijs P3. In

periode 2 komt echter voor de aanbieders prijs P2 tot stand, waarbij ze winst maken. Door

toetreding daalt de prijs uiteindelijk tot P3.

In dit model komen productiviteitsstijging en lagere inputprijzen op den duur geheel ten

goede aan de kopers. Toch is het voor individuele aanbieders interessant om goedkopere

productiemethodes te vinden, vooral als die slechts met vertraging door concurrenten kunnen

worden gekopieerd. Als voor één bepaalde aanbieder prijs P3 voldoende is om in de markt te

blijven, terwijl het merendeel van de aanbieders nog prijs P1 nodig heeft, dan ligt de

collectieve aanbodlijn nog maar iets lager dan lijn A1. De evenwichtsprijs die ontstaat levert

deze ene slimme aanbieder (die slimheid is nu juist het competitie-element) een winstbeloning

op. Conclusie: aanbieders streven naar zo laag mogelijke kosten, ze zijn hun concurrenten

daarbij graag een streepje voor, en uiteindelijk is vooral de koper er goed mee af.