Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan...

25
a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special 1 Inleiding Dit is de tweede herziene versie van het katern over het stichten en opheffen van scholen voor primair onderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs. Deze versie vervangt het katern dat in augustus/september 2001 is verschenen. De procedures voor de onder de WEC vallende scholen zijn niet in dit katern beschreven. In dit katern wordt ingegaan op de vraag: Hoe kan een school gesticht worden, wanneer moet een school worden opgeheven en hoe kan opheffing worden voorkomen, welke alternatieven zijn er voorhanden en hoe is de bekostiging geregeld? Inhoud katern Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan van scholen komen en voor bekostiging in aanmerking komen. Meer informatie over het stichten van scholen is te lezen in het hoofdstuk 1 “Stichten van scholen”. Elk jaar worden enkele scholen met opheffing bedreigd, omdat zij onder de opheffingsnorm zitten. In hoofdstuk 3 “Opheffing van scholen” wordt enige achtergrondinformatie gegeven over de reden dat een basisschool moet worden opgeheven, èn mogelijkheden om een opheffing te voorkomen. Daarnaast komt de procedure aan de orde en geven we hierop een toelichting. Als een school wordt opgeheven dan zal de bekostiging per 1 augustus van enig jaar stoppen. Hoe dit in zijn werk gaat is te vinden in de hoofdstukken 2, 3 en 4. In hoofdstuk 6 wordt specifiek aandacht geschonken aan speciale scholen voor basisonderwijs. Het is van groot belang dat een schoolbestuur goed in de gaten houdt of een school binnen enkele jaren onder de opheffingsnorm dreigt te raken. Sommige mogelijkheden om een school in stand te houden vergen namelijk veel tijd, bijvoorbeeld in verband met wettelijke termijnen. Wet dualisering gemeentebestuur Als slothoofdstuk over stichting en opheffing treft u een hoofdstuk aan over de Wet dualisering gemeentebestuur. Deze informatie is van belang omdat deze wetgeving invloed heeft op de taakverdeling tussen gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders. Op www.vosabb.nl vindt u een actueel overzicht met stichtings- en opheffingsnormen per gemeente en wordt u op de hoogte gehouden van de actuele informatie met betrekking tot de stichting en opheffing van scholen.

Transcript of Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan...

Page 1: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

1

Inleiding Dit is de tweede herziene versie van het katern over het stichten en opheffen van scholen voor primair onderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs. Deze versie vervangt het katern dat in augustus/september 2001 is verschenen. De procedures voor de onder de WEC vallende scholen zijn niet in dit katern beschreven. In dit katern wordt ingegaan op de vraag: Hoe kan een school gesticht worden, wanneer moet een school worden opgeheven en hoe kan opheffing worden voorkomen, welke alternatieven zijn er voorhanden en hoe is de bekostiging geregeld? Inhoud katern Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan van scholen komen en voor bekostiging in aanmerking komen. Meer informatie over het stichten van scholen is te lezen in het hoofdstuk 1 “Stichten van scholen”. Elk jaar worden enkele scholen met opheffing bedreigd, omdat zij onder de opheffingsnorm zitten. In hoofdstuk 3 “Opheffing van scholen” wordt enige achtergrondinformatie gegeven over de reden dat een basisschool moet worden opgeheven, èn mogelijkheden om een opheffing te voorkomen. Daarnaast komt de procedure aan de orde en geven we hierop een toelichting. Als een school wordt opgeheven dan zal de bekostiging per 1 augustus van enig jaar stoppen. Hoe dit in zijn werk gaat is te vinden in de hoofdstukken 2, 3 en 4. In hoofdstuk 6 wordt specifiek aandacht geschonken aan speciale scholen voor basisonderwijs. Het is van groot belang dat een schoolbestuur goed in de gaten houdt of een school binnen enkele jaren onder de opheffingsnorm dreigt te raken. Sommige mogelijkheden om een school in stand te houden vergen namelijk veel tijd, bijvoorbeeld in verband met wettelijke termijnen. Wet dualisering gemeentebestuur Als slothoofdstuk over stichting en opheffing treft u een hoofdstuk aan over de Wet dualisering gemeentebestuur. Deze informatie is van belang omdat deze wetgeving invloed heeft op de taakverdeling tussen gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders. Op www.vosabb.nl vindt u een actueel overzicht met stichtings- en opheffingsnormen per gemeente en wordt u op de hoogte gehouden van de actuele informatie met betrekking tot de stichting en opheffing van scholen.

Page 2: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

2

Hoofdstuk 1: Stichten van scholen Een bestuur kan verschillende redenen hebben om een school te stichten. Twee ervan komen vaak voor: de noodzaak een school te stichten in een nieuwe woonwijk, en de behoefte een school van een bepaalde richting in het leven te roepen. Om een school te kunnen stichten moet die eerst een plaats verwerven op het Plan van scholen. Daarover gaat dit hoofdstuk: aan welke voorwaarden moet een school voldoen om te worden opgenomen in het Plan van scholen, en de procedure die daaraan verbonden is. Als het gaat over het stichten van een school, praten we altijd over een hoofdvestiging. Het is niet mogelijk een nevenvestiging of een dislocatie te stichten. Nadere informatie over dit onderwerp vindt u in hoofdstuk 3, paragraaf 3.3. Ook het stichten van een samenwerkingsschool is formeel nog steeds onmogelijk. Hiervoor verwijzen we u naar hoofdstuk 5. 1.1 Voorwaarden voor stichting van een school Om een school te kunnen stichten moet een school voldoen aan een aantal voorwaarden zodat deze wordt opgenomen op het Plan van scholen. Daarvoor is het volgende nodig op basis van artikel 75, lid 1 WPO: • een prognose van het te verwachten aantal leerlingen; • een beschrijving van het voedingsgebied (het gebied, vastgesteld door de prognoseopsteller, waaruit minimaal 70% van de leerlingen van de school afkomstig is); • een aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven; • datum van ingang van de bekostiging; • de school moet voldoen aan de stichtingsnorm. 1.2. Plan van scholen Als een school voldoet aan bovenstaande aandachtspunten 3 (plaats) en 5 (voldoen aan de stichtingsnorm) dan zal deze in elk geval een plaats krijgen op het Plan van scholen.

Stichtingsnorm, plaats en behoefte Om op het Plan van scholen terecht te komen, moet men onder andere aantonen dat voldoende leerlingen de school zullen bezoeken. Dit gebeurt op grond van een leerlingenprognose. Het aantal leerlingen moet minimaal de stichtingsnorm (=10/6 maal de opheffingsnorm) bedragen, waarbij een ondergrens geldt van 200 leerlingen. Dit aantal leerlingen moet binnen vijf jaar op de school gehaald zijn en gedurende 15 jaar in elk geval zo blijven. Dus formeel: • uit de voorgelegde gegevens moet blijken dat de te stichten school binnen vijf jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van vijf jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm (artikel 75, lid 2 WPO). Voor een overzicht van de stichtingsnormen per gemeente kunt u terecht bij www.vosabb.nl. De plaats waar men een school wil stichten in een gemeente en de aantoonbare behoefte aan openbaar onderwijs zijn van belang om een plaats te verwerven op het Plan van scholen. In elk geval wordt een school op het Plan opgenomen als aan de volgende voorwaarde voldaan is: • binnen 10 kilometer over de weg gemeten vanaf de plaats waar het onderwijs moet worden gegeven is geen school aanwezig waarbinnen openbaar onderwijs wordt gegeven en er bestaat behoefte aan openbaar onderwijs (artikel 75, lid 2 WPO). 1.2.1. Leerlingenprognose Door middel van een leerlingenprognose kan men aantonen of de school aan de stichtingsnorm en deze voorwaarde kan voldoen. Een prognose van het te verwachten aantal leerlingen (artikel 75, lid 3 WPO): • geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen voor elk jaar van het tijdvak waarop de prognose betrekking heeft; • is gebaseerd op statistische gegevens over een tijdvak van vijf jaar; • vermeldt de berekeningen die tot de uitkomsten hebben geleid. De prognose bevat bovendien gegevens omtrent: • het voedingsgebied: het gebied (vastgesteld door de prognoseopsteller) waaruit de school ten minste 70% van zijn leerlingen betrekt; • de plaats in de gemeente waar het onderwijs gegeven moet worden; • de bevolking in het voedingsgebied van 0 tot 14 jaar, verdeeld in leeftijdsgroepen van één jaar; • de te verwachten instroom naar en uitstroom uit die bevolking; • het te verwachten aantal levendgeborenen; • Indien het openbaar onderwijs betreft waarvoor nog geen basisonderwijs binnen de gemeente wordt gegeven: het belangstellingspercentage voor het openbaar onderwijs in een vergelijkbare gemeente. Indien het openbaar

Page 3: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

3

onderwijs betreft waarvoor reeds een school binnen de gemeente aanwezig is: het belangstellingspercentage voor de openbare school of scholen binnen de gemeente. Daarbij beschrijft de prognose de volgende elementen: • de prognoseperiode: het tijdvak waarop de prognose betrekking heeft de dataverzameling: de gegevens (bevolkings- en woningbouwgegevens) waaruit de basisgeneratie (het aantal 4 tot en met 11- jarigen en 30% van de 12-jarigen) kan worden bepaald; • de analyseperiode: de periode (minimaal 5 jaar) waarover de relevante data worden verzameld op basis waarvan men een analyse maken om de parameters in de prognose in te schatten; • de prognoseberekening: de wijze waarop de vooruitberekening geschiedt. Voor een nieuwbouwgebied moet een model worden gehanteerd waarbij de referentielijn en, indien bepaald, de correctiefactor wordt gebruikt. Voor nadere details hierover wordt verwezen naar de circulaire van 5 juli 2001, kenmerk FTO/TPL-2001/59966 N, gepubliceerd in Gele Katern 18a, deel 1 van 25 juli 2001.

Deelname- en belangstellingspercentage De leerlingenprognose dient uit te gaan van de basisgeneratie voor het stichten van scholen. Uit de basisgeneratie wordt, met behulp van deelname- en belangstellingspercentages, het leerlingenaandeel van de verlangde school berekend. Het deelnamepercentage betreft dat deel van de basisgeneratie, dat daadwerkelijk basisonderwijs zal gaan volgen. Het uitgangspunt mag niet langer dan 2 jaar in het verleden liggen, omdat de prognose moet worden gebaseerd op recente gegevens. Directe meting De Wet op het primair onderwijs biedt de mogelijkheid om behalve de verplicht in te dienen prognose die gebaseerd op een belangstellingspercentage, ook reële gegevens aan te leveren. Het gaat hier om de zogenaamde directe meting, waarbij het belangstellingspercentage gebaseerd is op de resultaten van die meting (artikel 75, lid 3, punt 7). De directe meting moet voldoen aan enkele minimumvoorwaarden. • Er dienen twee prognoses te worden ingediend, te weten één op basis van het reguliere belangstellingspercentage en één op basis van het belangstellingspercentage dat is gebaseerd op de resultaten van de directe meting. Uiteraard kan de directe meting in een nieuwbouwgebied alleen dan plaatsvinden als in dat gebied reeds een gedeelte van die nieuwbouw is gerealiseerd. Indien de prognose tevens gegevens bevat naar aanleiding van de directe meting moet deze prognose aan een aantal extra voorwaarden voldoen: • Het onderzoek directe meting mag niet langer dan drie jaar geleden zijn uitgevoerd, een en ander gerekend vanaf het moment dat een bestuur het verzoek indiende om te worden opgenomen op het Plan van scholen. Bovendien moet een onafhankelijk onderzoeksbureau de directe meting hebben uitgevoerd op basis van een schriftelijke enquête; • De directe meting moet verder zijn gebaseerd op een representatieve aselecte steekproef uit de onderzoekspopulatie die bestaat uit de ouders of verzorgers van kinderen van 0 tot en met 11 jaar, en die woont in het voedingsgebied van de gewenste school. Het onderzoek moet zich richten op de voorkeuren van de ondervraagden voor alle richtingen en moet de anonimiteit van de ondervraagden garanderen. De directe meting is bedoeld als aanvullende methode voor het geval de prognose die is gemaakt via de indirecte meting, onvoldoende gegevens oplevert voor de bepaling van de behoefte aan een school. Hieruit kan niet worden afgeleid dat het belangstellingspercentage, zoals blijkt uit een juist uitgevoerde directe meting, zonder meer in alle gevallen in de plaats komt van het gemeentelijke belangstellingspercentage. 1.3. Datum ingang bekostiging De bekostiging van een school kan pas beginnen, als de school voorkomt op een Plan van scholen dat betrekking heeft op de gemeente waar men de school wil vestigen, en dat door de minister is goedgekeurd. Als er aanvragen zijn ingediend, dan stelt de gemeenteraad het Plan elk jaar vóór 1 augustus vast. Het Plan bestrijkt drie achtereenvolgende schooljaren die volgen op het jaar van de vaststelling, en vermeldt in elk geval welke scholen bij de aanvang van het eerste schooljaar van de planperiode voor bekostiging in aanmerking komen. Daarbij wordt bovendien bekend waarom de overige scholen daarvoor niet in aanmerking komen. De bekostiging van een nieuwe school kan alleen starten op 1 augustus (artikel 74, lid 2 WPO). 1.4 Verzoekprocedure Men dient een verzoek in te dienen om te worden opgenomen op het Plan van scholen bij de gemeenteraad / het gemeentebestuur van de gemeente waar men de school wil vestigen. Deze stelt het Plan vast en stuurt het ter goedkeuring naar de minister.

Page 4: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

4

1.4.1.Termijnen openbaar onderwijs De Wet op het primair onderwijs heeft geen termijnen opgenomen voor het indienen van een verzoek tot opneming in het Plan van scholen van een openbare school. Wij adviseren om hierover in het op overeenstemming gericht overleg (o.o.g.o.) op lokaal niveau afspraken te maken. Voor openbare scholen die zelfstandig zijn geworden en dus los staan van de gemeenten is het verstandig om naar analogie van de bijzondere scholen te handelen voor wat betreft het indienen van de aanvragen. 1.4.2.Termijnen bijzonder onderwijs Voor het indienen van een verzoek tot opneming in het Plan van scholen van een bijzondere school: • vóór 1 februari: verzoek van het schoolbestuur aan de gemeenteraad om opneming in het Plan van nieuwe scholen (artikel 76, lid 1 WPO); • vóór 1 maart wordt door burgemeester en wethouders meegedeeld of er aanvullende gegevens nodig zijn (artikel 76, lid 2 WPO); • vóór 1 april moet het bevoegd gezag deze aanvullende gegevens verstrekken. Gebeurt dit niet dan wordt het verzoek buiten behandeling gelaten (artikel 76, lid 2 WPO). 1.4.3.Termijn van besluitvorming gemeenteraad Vóór 1 augustus stelt de gemeenteraad, al dan niet in samenwerking met de raad van een of meerdere gemeenten, het Plan vast, zowel voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs. Aan het Plan wordt een overzicht toegevoegd van de verzoeken die niet zijn ingewilligd, inclusief de motivering daarvoor. Binnen twee weken na de vaststelling van het Plan wordt het aan alle verzoekers toegestuurd, met vermelding van de datum waarop het ter goedkeuring aan de minister is gezonden (artikel 79, lid 1 WPO). Ook dient de besluitvorming binnen twee weken ter goedkeuring aan de minister van OCenW te worden toegezonden (artikel 79, lid 2 WPO). Het Plan ligt gedurende zes weken ter inzage in het gemeentehuis. 1.4.4 Termijn van besluitvorming minister In artikel 79 van de WPO is nader geregeld op welke wijze de minister de aanvragen beoordeelt. Hierbij gelden de navolgende uitgangspunten: • indien de bij de aanvraag gevoegde gegevens onvoldoende zijn om het verzoek te kunnen beoordelen, vraagt de minister vóór 15 september om aanvullende gegevens die door burgemeester en wethouders vóór 15 oktober aan de minister moeten worden toegestuurd. Geven dezen hieraan geen gehoor, dan wordt het verzoek verder buiten behandeling gelaten; • de minister beslist vóór 1 januari van het daaropvolgende jaar over de goedkeuring van het Plan en stuurt binnen twee weken daarna een afschrift van de beslissing aan de gemeenteraad. Indien de minister niet vóór 1 januari beslist, wordt het Plan geacht te zijn goedgekeurd. Indien de minister beslist dat een school verwijderd moet worden van het Plan, dan deelt hij deze beslissing binnen twee weken mee aan de indiener van het verzoek, de gemeenteraad (zie voor verdere actie hieronder: weigeringsgronden goedkeuring minister); • zodra de bekostiging van een in het Plan opgenomen school kan beginnen, deelt de minister dit mee aan het bevoegd gezag.

Weigeringsgronden goedkeuring minister De minister onthoudt zijn goedkeuring indien: • in het Plan geen openbare school is opgenomen waar wel behoefte aan bestaat aan openbaar onderwijs en binnen 10 kilometer van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven over de weg geen school aanwezig is waar openbaar onderwijs wordt gegeven. Is dit de reden waarom de minister goedkeuring weigert, dan draagt deze de gemeenteraad op alsnog een openbare school in het Plan op te nemen. Goedkeuring blijft eveneens uit indien: • het op grond van de gegevens die bij het verzoek om goedkeuring zijn overgelegd, niet aannemelijk is dat een school overeenkomstig de artikelen 77 en 78 WPO zal worden bezocht door het vereiste aantal leerlingen; • de stichting van een openbare school niet noodzakelijk is omdat de situatie, zoals geschetst onder het eerste aandachtspunt, zich niet voordoet; • niet is voldaan aan de wettelijke eisen met betrekking tot de prognoses; • men is uitgegaan van kennelijk ondeugdelijke prognoses of • ten aanzien van een op het Plan geplaatste school ten onrechte niet is bepaald dat zij voor bekostiging in aanmerking komt bij de aanvang van het eerste schooljaar van de planperiode. In dit laatste geval draagt de minister de gemeenteraad op in het Plan alsnog te vermelden dat de betrokken school bij de aanvang van het eerste schooljaar van de planperiode in aanmerking komt.

Page 5: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

5

Indien door toepassing van één van vorenstaande punten door de minister een school uit het Plan moet vervallen, maakt de minister dit besluit binnen 2 weken bekend aan de indiener van het verzoek. Hiertegen staat beroep open. Als de uitspraak c.q. het naar aanleiding daarvan genomen besluit van de minister aangeeft dat de school voor bekostiging in aanmerking komt, dient de gemeenteraad de school op in het eerstvolgende vast te stellen Plan. 1.3 Bekostiging van scholen die op het Plan voorkomen Als scholen gedurende een periode van drie achtereenvolgende jaren in het Plan zijn opgenomen en niet voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht, dient de gemeenteraad in het daarop volgende schooljaar de school voor bekostiging in aanmerking te brengen (artikel 81 WPO). Wanneer in beroep uitspraak is gedaan, vindt bekostiging plaats met ingang van het eerste schooljaar van het Plan waarvoor het verzoek werd ingediend. 1.4 Scholen uit voorgaand Plan In elk Plan worden de scholen uit het voorgaande Plan opgenomen, die (artikel 82, lid 1, WPO): • nog niet voor bekostiging in aanmerking komen of • voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht, maar waaraan het onderwijs nog niet is aangevangen. Uit het voorgaande Plan worden aanvragen niet opgenomen, indien (artikel 82, lid 2, WPO): • de indiener van een verzoek heeft gevraagd de school te laten vervallen; • het onderwijs aan een bijzondere school niet is gestart bij aanvang van het tweede schooljaar dat volgt op het schooljaar waarvoor de school het eerst voor bekostiging in aanmerking is gebracht, tenzij opneming in het plan op grond van de bij een nieuw verzoek overgelegde gegevens gerechtvaardigd is, of; • zich naar het oordeel van de gemeenteraad omstandigheden hebben voorgedaan die bij de vaststelling van het Plan niet bekend waren, en die, waren zij wel bekend geweest, tot een ander besluit zouden hebben geleid. 1.5 Mogelijkheid in beroep te gaan Als de gemeenteraad een verzoek tot opneming in het Plan van een bijzondere of openbare school niet heeft ingewilligd, kunnen de verzoekers administratief beroep instellen bij de minister (artikel 80, lid 1, WPO). Indien een onherroepelijk geworden beslissing in beroep of een uitspraak naar aanleiding van de beslissing in beroep, dan wel het naar aanleiding daarvan genomen besluit van de minister, strekt tot het voor bekostiging in aanmerking brengen van een school, neemt de gemeenteraad de school op in het na de beslissing in beroep, de uitspraak of het besluit vast te stellen Plan (artikel 80, lid 2, WPO).

Page 6: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

6

Hoofdstuk 2: Opheffing van scholen Er kunnen verschillende redenen zijn om een school op te heffen. Een van de belangrijkste daarvan is dat een school gedurende drie achtereenvolgende schooljaren minder leerlingen heeft geteld dan de opheffingsnorm van de gemeente aangeeft. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de opheffingsnorm: hoe wordt die berekend en hoe lang is de opheffingsnorm geldig? En wat gebeurt er als de school staat in een gemeente die gesplitst wordt, of wanneer herindeling plaatsvindt? Maar er zijn meer redenen om tot opheffing van een school te besluiten. Ook deze komen hier aan de orde. Wanneer gesproken wordt over opheffing van een school moet onderscheid worden gemaakt tussen opheffing van een school en opheffing van een nevenvestiging. 2.1. Redenen om een school op te heffen Een school kan om verschillende redenen worden opgeheven. Er zijn er vier die afzonderlijk toegelicht en uitgewerkt zullen worden: • het aantal leerlingen van een school zit drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm; • het aantal leerlingen van een school voldoet vijf jaar na oprichting nog niet aan de stichtingsnorm; • een school wordt samengevoegd met een andere school, zodat een van de scholen wordt opgeheven; • een school wordt “vrijwillig” opgeheven. 2.1.1. Drie jaar onder de opheffingsnorm Artikel 153 van de Wet op het primair onderwijs zegt in het eerste lid dat de bekostiging van een bijzondere school wordt beëindigd en dat een openbare school wordt opgeheven als het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging, gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens minder heeft bedragen dan de opheffingsnorm die geldt voor de gemeente waarin de hoofdvestiging is gelegen. Deze regel geldt niet voor scholen die in de eerste vijf jaren van de bekostiging zitten.

Opheffingsnorm per gemeente Voor iedere gemeente wordt, op basis van de leerlingdichtheid in die gemeente, een opheffingsnorm vastgesteld aan de hand van de formule: 0,6 (leerlingdichtheid : (0,15 + 0,0027 x leerlingdichtheid). De opheffingsnorm bedraagt minimaal 23 en maximaal 200 leerlingen. De leerlingdichtheid wordt bepaald door het aantal inwoners van 4 tot en met 11 jaar in die gemeente gedeeld door het aantal km² (artikel 154 WPO).

Splitsing van de gemeente: verschillende opheffingsnormen De opheffingsnorm voor scholen wordt vastgesteld per gemeente. Het kan echter gebeuren dat de gemeenteraad besluit om het grondgebied van de gemeente in tweeën te splitsen in verband met grote verschillen in bebouwingskarakter en bevolkingsdichtheid (artikel 155, lid 1 WPO). Er komen dan voor de twee delen afzonderlijke opheffingsnormen. Op die manier wordt voorkomen dat in een bepaald deel van de gemeente de scholen te klein worden om te blijven bestaan. De splitsing kan plaatsvinden als alle schoolbesturen, die in de gemeente scholen in stand houden, daarin toestemmen (artikel 155, lid 1 WPO). De grenzen van de twee delen van de gemeente vallen dan samen met grenzen van gebieden in die gemeente die zijn opgenomen in de jaarlijkse publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek “De landelijke wijk- en buurtindeling”. Hierbij wordt aangetekend, dat deze publicatie niet voor dit doel is ingesteld. Geadviseerd wordt om kritisch naar de effecten te kijken.

Termijnen De gemeenteraad neemt het besluit tot splitsing van de gemeente uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de vijfjaarlijkse periode, waarvoor de opheffingsnormen zijn vastgesteld. Het besluit is gedurende 20 jaar van kracht (artikel 155, lid 1 WPO). De nieuwe periode loopt van 1 augustus 2003 tot 1 augustus 2008, hetgeen betekent dat de aanvragen voor nieuwe splitsingen vóór 1 augustus 2006 moeten worden ingediend. Burgemeester en wethouders brengen de minister binnen vier weken na het nemen van het besluit tot splitsing op de hoogte, de gegevens over de begrenzing van beide gebiedsdelen, de oppervlakte daarvan alsmede het aantal 4 tot en met 11-jarigen dat daarbinnen woonachtig is, worden daarbij overgelegd. Gaat de minister met het verzoek akkoord, dan vindt publicatie plaats via een ministeriële circulaire, waarin voor beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm wordt vastgesteld. De vaststelling gebeurt vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het laatste jaar waarin de opheffingsnormen van kracht zijn. De regeling is voor de eerste maal van toepassing op het eerstvolgende tijdvak van vijf jaar volgend op de bekendmaking van die regeling in Uitleg Gele Katern.

Page 7: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

7

De wijze waarop de opheffingsnormen worden vastgesteld is gelijk aan de vaststelling zoals die hierboven beschreven is (onder ‘opheffingsnorm per gemeente’). De nieuwe opheffingsnormen treden in de plaats van de eerder vastgestelde normen en treden in werking met ingang van 1 januari volgend op de datum van vaststelling.

Geen medewerking van één van de besturen Indien niet elk bevoegd gezag een schriftelijke verklaring wenst te verstrekken, kan de gemeenteraad de minister toch verzoeken een besluit tot splitsing te nemen (artikel 155, lid 3 WPO). Ook dit besluit wordt genomen uiterlijk 2 jaar voor het verstrijken van de vijfjaarlijkse periode (vóór 1 augustus 2006). Burgemeester en wethouders moeten zowel de instemmende verklaringen overleggen, als een opgave van de scholen waarvan het bevoegd gezag geen instemmende verklaring wenst te verstrekken. Indien de minister tot splitsing van de gemeente besluit, wordt dit besluit genomen uiterlijk 1 jaar voor het verstrijken van de vijfjaarlijkse periode waarin het verzoek werd gedaan (artikel 155, lid 3 WPO).

Weigering tot splitsing De Wet op het primair onderwijs gaat ervan uit dat het verzoek wordt geacht te zijn geweigerd, als binnen zes maanden na ontvangst van de laatste instemmende verklaring van de bevoegde gezagsorganen geen besluit is genomen (artikel 155, lid 4 WPO). Hiermee wordt gelijkgesteld het niet verzenden van een verzoek aan de minister (artikel 155, lid 4 WPO).

Bijzondere omstandigheden Op grond van bijzondere omstandigheden die voortvloeien uit de ruimtelijke ordening en die op het moment dat het besluit tot splitsing werd genomen niet voorzienbaar waren, kan de gemeenteraad binnen de termijn van twintig jaar een besluit nemen tot wijziging of beëindiging van de splitsing. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de minister (artikel 155, lid 5 WPO).

Wijziging van de gemeentelijke indeling en grenscorrecties: nieuwe opheffingsnormen Als de gemeentelijke indeling verandert, of grenscorrectie plaatsvindt, stelt de minister de nieuwe opheffingsnormen vast voor de betrokken gemeenten onderscheidenlijk delen van de gemeenten op dezelfde wijze als hiervoor omschreven, voor zover deze afwijken van de reeds bepaalde opheffingsnormen. Als de gemeenteraad binnen drie maanden na de datum van herindeling, als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling, een besluit neemt tot splitsing van de gemeente, stelt de minister voor beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vast. De nieuwe opheffingsnormen treden met ingang van 1 januari volgend op de datum van herindeling, als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling, in werking.

Geldend tijdvak opheffingsnorm De opheffingsnormen worden vanaf 1 augustus 1998 telkens voor een tijdvak van vijf jaar bij ministeriële regeling aangepast op basis van de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende 1 januari van het tweede jaar voorafgaand aan het laatste jaar waarin de opheffingsnormen van kracht zijn. De eerstvolgende bijstelling is op 1 augustus 2003 ingegaan en geldt tot 1 augustus 2008. Publicatie van de normen voor deze periode heeft plaatsgevonden in Gele Katern van 30 oktober 2002, nr. 24 (circulaire van 18 oktober 2002, kenmerk CFI/BPO-2002/82956). De geldende opheffingsnormen zijn ook te vinden in het overzicht op www.vosabb.nl.

Peildatum en berekening aantal leerlingen Het aantal leerlingen dat een school bezoekt, is bepalend voor de uitslag of een school boven of onder de norm zit. Als peildatum geldt 1 oktober. Voor de berekeningswijze gaat men uit van het aantal leerlingen op 1 oktober, verhoogd met 3 %. De uitkomst wordt naar beneden afgerond op een geheel getal (artikel 152 WPO). De leerlingaantallen, die in de voorbeelden genoemd worden, zijn inclusief deze 3%. 2.1.2. School voldoet vijf jaar na oprichting nog niet aan de stichtingsnorm in de eerste vijf jaar Artikel 153 van de Wet op het primair onderwijs zegt in lid 3, tweede volzin, dat de bekostiging van een bijzondere school wordt beëindigd of een openbare wordt opgeheven, als een school na de eerste vijf schooljaren van de bekostiging niet voldoende leerlingen heeft om te voldoen aan de stichtingsnorm. De school wordt in dat geval opgeheven per 1 augustus volgend op deze vijf schooljaren. Komt een school binnen deze vijf schooljaren boven de norm, dan heeft de school binnen vijf jaar voldaan aan de stichtingsnorm en kan de school blijven bestaan; de school wordt dan de volgende jaren aan de opheffingsnorm getoetst. Let op: In principe zijn hier maar vier teldata van toepassing om voor het bestaansrecht in aanmerking te komen! Voldoet een school niet binnen vijf schooljaren aan de stichtingsnorm dan bestaat de mogelijkheid om de uitzondering van ‘gemiddelde schoolgrootte’ toe te passen (zie ook hoofdstuk 8 “Complexe situaties”.)

Page 8: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

8

2.1.3. Een school wordt samengevoegd met een andere school, zodat een van beide wordt opgeheven Men kan besluiten een school samen te voegen met een andere om te voorkomen dat een school op een bepaalde locatie in de gemeente verloren gaat. Dit kan zowel met een school van het eigen bevoegd gezag, als met een school van een ander bevoegd gezag, zowel openbaar als bijzonder onderwijs. In hoofdstuk 4 zullen we aan dit onderwerp nadere aandacht besteden. 2.1.4. Een school wordt “vrijwillig” opgeheven Uit de Grondwet vloeit voort dat de gemeente zorg moet dragen voor voldoende openbaar onderwijs. Op grond hiervan kan de gemeente de bevoegdheid tot opheffing nooit uit handen geven. De gemeenteraad is de enige die kan beslissen over een “vrijwillige” opheffing van een openbare school, ook al is het bestuur van het openbaar onderwijs verzelfstandigd. Deze bevoegdheid van de gemeenteraad is vastgelegd in artikel 159 van de Wet op het primair onderwijs. In het geval van een vrijwillige opheffing is het aan te bevelen de mening van de ouders te peilen. Een gemeente zou weinig kans hebben als een ouder in beroep gaat tegen het feit dat er geen openbaar onderwijs binnen 10 kilometer is (de garantiefunctie van het openbaar onderwijs), ook hier omdat de gemeente zorg moet dragen voor voldoende openbaar onderwijs. Het is daarom aan te bevelen de ouders bij het proces van vrijwillige opheffing te betrekken. 2.2 Procedure opheffing Als een school voor het derde jaar minder leerlingen telt dan volgens de norm vereist is, ontvangt het bevoegd gezag van het ministerie van OCenW vóór 1 januari een mededeling (artikel 160, lid 1 WPO), waarin gemeld wordt dat de bekostiging per 1 augustus van het volgend jaar zal worden beëindigd (bijzonder onderwijs) of dat de school zal worden opgeheven (openbaar onderwijs). Wil de school van een uitzonderingssituatie gebruikmaken om beëindiging van de bekostiging of opheffing te voorkomen, dan deelt het bevoegd gezag dit vóór 1 februari aan de minister mee. De minister geeft vervolgens vóór 1 mei het bevoegd gezag bericht of men al dan niet aan de voorwaarden heeft voldaan. 2.3 Overdracht gebouwen, terreinen en roerende zaken Indien de bekostiging van een bijzondere school of een nevenvestiging wordt beëindigd of het bevoegd gezag tot de opheffing van de school of nevenvestiging beslist, dan wel een openbare nevenvestiging waarvan overdracht in een eerder stadium heeft plaatsgevonden, wordt opgeheven, eindigt het recht op het gebouw en terrein en worden alle roerende zaken, behalve die welke het bevoegd gezag uit eigen middelen heeft aangeschaft, aan de gemeente op wier grondgebied het gebouw en terrein zijn gelegen, overgedragen (artikel 164, lid 1 WPO). De wettelijke bepalingen met betrekking tot het einde van het gebruik van gebouw of terrein door een niet door de gemeente in stand gehouden school is neergelegd in artikel 110 van de WPO. Burgemeester en wethouders en het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van het gebouw en terrein, kunnen in een gezamenlijke akte verklaren dat het bevoegd gezag blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het gebouw of terrein of een voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte daarvan, voor de school te gebruiken.

Niet bestede gelden Indien de bekostiging van een bijzondere school of nevenvestiging wordt beëindigd of het bevoegd gezag tot de opheffing van de school of nevenvestiging beslist, dan wel een openbare school een openbare school of nevenvestiging wordt opgeheven, stort het bevoegd gezag niet bestede bekostigingsbedragen terug in de desbetreffende overheidskas. Bekostigingsbedragen, die betrekking hebben op de materiële instandhouding als bedoeld in artikel 134 WPO worden gebruikt voor een van de andere scholen of instellingen die een bevoegd gezag in stand houdt (ook andere soorten van onderwijs). Is het de laatste school van het bevoegd gezag, dan dient het ook deze gelden terug te storten in ’s Rijks kas (artikel 163, lid 3 WPO).

Bij samengevoegde scholen In geval van samenvoeging, bij goedkeuring door de minister, worden de niet bestede gelden overgedragen aan de school, waarmee de samenvoeging is aangegaan (artikel 163, lid 4 WPO). Indien sprake is van samenvoeging van scholen van verschillende bevoegde gezagen, kan het bevoegd gezag van de op te heffen school met het bevoegd gezag van de school of scholen die in stand blijft/ blijven, overeenkomen dat de uit ’s Rijks kas ontvangen, maar niet bestede gelden voor materiële instandhouding • worden overgeboekt naar de school of scholen die in stand blijft/blijven, dan wel • blijven bij het bevoegd gezag van de op te heffen school ten behoeve van de andere scholen van het bevoegd gezag (artikel 163, lid 4 WPO).

Page 9: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

9

Het bovenstaande is ook van toepassing in geval van omzetting van een bekostigde bijzondere school in een bekostigde openbare school of omgekeerd.

Page 10: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

10

Hoofdstuk 3 :Uitzonderingen die opheffing voorkomen Er zijn uitzonderingssituaties waarop een bevoegd gezag zich kan beroepen als opheffing van de school dreigt. Men moet hiervan vóór 1 februari bij het ministerie van OCenW mededeling doen. Het gaat om de volgende uitzonderingssituaties die mogelijk opheffing kunnen voorkomen: • het gaat om de laatste school van de richting; • men maakt gebruik van de gemiddelde schoolgrootte; • omvormen tot nevenvestiging. 3.1. De laatste school van de richting Met betrekking tot de laatste school van de richting noemt de wet twee mogelijkheden, te weten: 50 leerlingen, vijf kilometer en laatste school van de richting (artikel 153, lid 4 WPO) Als het aantal leerlingen van een school in het derde schooljaar van de drie achtereenvolgende schooljaren 50 of meer is, en de school (zonder de nevenvestiging) binnen een straal van 5 km de laatste school van de richting is, of de laatste openbare school is, wordt de bekostiging niet beëindigd (bijzonder onderwijs) of de school niet opgeheven (openbaar onderwijs). Als voorwaarde geldt hier wel dat het bevoegd gezag op tijd mededeling aan het ministerie heeft gedaan (artikel 160, lid 2 WPO). 10 kilometer en laatste openbare school (artikel 153, lid 5 WPO) De school wordt niet opgeheven indien binnen 10 km van een school waar openbaar onderwijs wordt gegeven, over de weg gemeten, geen school aanwezig is waar openbaar onderwijs wordt gegeven en aan het volgen van openbaar onderwijs bestaat behoefte. 3.2. Gemiddelde schoolgrootte De mogelijkheid bestaat om een school, die door daling van het aantal leerlingen in haar bestaan wordt bedreigd, in stand te houden door scholen die ruim boven de gemiddelde schoolgrootte verkeren. Dit kan door toepassing van de gemiddelde schoolgrootte (artikel 157 WPO).

Wat is gemiddelde schoolgrootte? De gemiddelde schoolgrootte houdt in dat van alle scholen van één of meer besturen het totaal aantal leerlingen meer moet zijn dan de gemiddelde schoolgrootte. De gemiddelde schoolgrootte is 10/6 maal de opheffingsnorm per gemeente. Voorwaarde voor het kunnen toepassen van de gemiddelde schoolgrootte is dat de met opheffing bedreigde school • ten minste 23 leerlingen telt; • de gemiddelde schoolgrootte van alle scholen van dat bevoegd gezag ten minste 10/6 van de voor die gemeente of dat deel van de gemeente geldende opheffingsnorm dan wel • ten minste 290 leerlingen bedraagt en het bevoegd gezag tijdig de in artikel 160, lid 2 WPO bedoelde mededeling heeft gedaan (artikel 157, lid 1 WPO). Bij het toepassen van de gemiddelde schoolgrootte is het aan te bevelen dat men een marge in acht neemt voor het geval het aantal leerlingen onverwachts sterk afneemt om te voorkomen dat andere scholen in de problemen komen. In ieder geval dient men er rekening mee te houden dat als de criteria van de gemiddelde schoolgrootte niet meer opgaan, de bekostiging van de school per 1 augustus daaropvolgend wordt beëindigd (bijzonder onderwijs) of dat de school wordt opgeheven (openbaar onderwijs). Bij een samenwerkingsovereenkomst en bij een bestuur waarvan scholen in meerdere gemeenten zijn gehuisvest geldt dat er geen school van dezelfde richting dan wel voor het openbaar onderwijs een school waar openbaar onderwijs wordt gegeven binnen een straal van 2,5 km mag staan (artikel 157, lid 4 WPO). Als een school nog geen vijf schooljaren is bekostigd (hiervan is bijvoorbeeld sprake van een nieuw gestichte school in een nieuwe woonwijk) en het aantal leerlingen, het aantal leerlingen van de nevenvestiging niet meegerekend, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm, telt zij niet mee in de berekening als dit door het bevoegd gezag wordt aangegeven. Verschillende varianten De volgende varianten van de gemiddelde schoolgrootte zijn mogelijk, eventueel in combinatie met splitsing van het gemeentelijk grondgebied.

Eén gemeente en één bevoegd gezag Dit is de eenvoudigste variant. Zie onderstaand voorbeeld ter verduidelijking.

Page 11: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

11

Voorbeeld: Eén bevoegd gezag heeft vier scholen. School a: 300 leerlingen School b: 325 leerlingen School c: 125 leerlingen School d: 260 leerlingen Totaal: 1.010 leerlingen De opheffingsnorm van de gemeente is 154. School c zit in dit geval dus onder de norm. De gemiddelde schoolgrootte is: 154 x 10/6 =257. De volgende berekening leert of de school kan blijven bestaan: Het aantal scholen x de gemiddelde schoolgrootte: 4 x 257 = 1.028 leerlingen. Dit aantal leerlingen is niet aanwezig. De school kan dus niet blijven bestaan, het totaal aantal leerlingen van de vier scholen is niet hoog genoeg.

Eén gemeente en meer dan één bevoegd gezag Wanneer meerdere bevoegde gezagen besluiten om gezamenlijk de gemiddelde schoolgrootte toe te passen, dienen zij tevoren een samenwerkingsovereenkomst te zijn aangegaan. Aan een samenwerkingsovereenkomst zijn belangrijke voorwaarden verbonden, zie voor meer informatie de paragraaf over “Voorwaarden samenwerkingsovereenkomst”. Deze variant is vergelijkbaar met het voorbeeld hierboven.

Eén gesplitste gemeente en één bevoegd gezag Als een gemeente aanzienlijke verschillen kent in bebouwingskarakter en bevolkingsdichtheid, kan er behoefte zijn aan het hanteren van verschillende opheffingsnormen in verschillende delen van een gemeente. Aangezien de gemeente in deze situatie niet één norm kent maar twee, vindt de berekening van de gemiddelde schoolgrootte plaats door de gewogen gemiddelde opheffingsnorm te berekenen. Voorbeeld: Er zijn drie scholen: School 1 heeft 290 leerlingen Opheffingsnorm 150 School 2 heeft 87 leerlingen Opheffingsnorm 45 School 3 heeft 40 leerlingen Opheffingsnorm 45 (onder de norm) Totaal: 417 leerlingen De gewogen gemiddelde opheffingsnorm is (150 + 45 + 45) / 3 = 80. De gemiddelde schoolgrootte wordt dan 80 x 10/6 = 133,33 = 133. De school kan blijven bestaan wanneer het totaal aantal leerlingen meer is dan 3 x 133 = 400. Het totaal aantal leerlingen bedraagt 417, de vestiging onder de norm kan dus blijven bestaan.

Eén gesplitste gemeente en meer dan één bevoegd gezag Wanneer sprake is van een gesplitste gemeente en meerdere bevoegde gezagen geldt het volgende. De berekening vindt plaats met behulp van de gewogen gemiddelde opheffingsnorm, omdat men te maken heeft met meer dan één opheffingsnorm. Omdat sprake is van meer dan één bevoegd gezag, moet er ook een samenwerkingsovereenkomst getekend worden (artikel 157, lid 3 WPO). Zie voor meer informatie over een samenwerkingsovereenkomst in paragraaf “Voorwaarden samenwerkingsovereenkomst”. Het afstandscriterium van 2,5 kilometer is in deze variant van toepassing, omdat sprake is van samenwerking over de gesplitste gebieden heen. Dit betekent dat binnen een straal van 2,5 kilometer van de op te heffen school geen andere school van dezelfde richting mag staan. Voorbeeld: Er zijn drie scholen: Gemeente A: school 1 heeft 300 leerlingen Opheffingsnorm: 150 Gemeente B: school 1 heeft 130 leerlingen Opheffingsnorm: 65 Gemeente B: school 2 heeft 60 leerlingen Opheffingsnorm: 65 (onder norm) Totaal: 490 leerlingen De gewogen gemiddelde opheffingsnorm is: (150 + 65 + 65)/3 = 280/3 =93,33 = 93. De gemiddelde schoolgrootte wordt dan 93 x 10/6 = 155. De school onder de norm kan blijven bestaan wanneer het totaal aantal leerlingen hoger is dan 155 x 3 = 465 leerlingen. Het aantal leerlingen van de scholen bedraagt 490, dit betekent dat de school onder de norm niet opgeheven hoeft te worden.

Page 12: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

12

Meerdere gemeenten en één bevoegd gezag

Verzelfstandigd bestuur van het openbaar onderwijs (stichting, openbaar rechtspersoon, gemeenschappelijke regeling) kan zich over meerdere gemeenten uitstrekken. De gemiddelde schoolgrootte wordt in principe op dezelfde manier toegepast als in het eerste voorbeeld (één gemeente en één bevoegd gezag). Het verschil is dat het nu berekend wordt op basis van de gewogen gemiddelde opheffingsnorm. Voor elk deel van de gemeente wordt het gewogen gemiddelde vastgesteld met de voor dat deel van de gemeente geldende opheffingsnorm. Vervolgens wordt de som van de uitkomsten gedeeld door het totale aantal scholen van het bevoegd gezag.

Meerdere gemeenten en meer dan één bevoegd gezag In deze situatie werken verschillende bevoegde gezagen samen. Dit betekent dat de gemiddelde schoolgrootte berekend wordt met behulp van de gewogen gemiddelde schoolgrootte. Bovendien moet er door de verschillende bevoegde gezagen een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten, zie voor meer informatie in paragraaf 4.2.2. “Voorwaarden samenwerkingsovereenkomst”. Verder is het afstandscriterium van 2,5 kilometer wel van toepassing. Dit betekent dat er binnen een straal van 2,5 kilometer van de op te heffen school geen andere school van dezelfde richting (bijzonder onderwijs) en voor het openbaar onderwijs een school waar openbaar onderwijs gegeven wordt mag staan. Voor een voorbeeld, zie hierboven bij ‘Meerdere gemeenten en één bevoegd gezag’. Voorwaarden samenwerkingsovereenkomst Wanneer een bevoegd gezag de gemiddelde schoolgrootte met een ander bevoegd gezag toepast, moet daar een samenwerkingsovereenkomst aan ten grondslag liggen (artikel 157, lid 3 WPO). De volgende voorwaarden zijn van toepassing op een samenwerkingsovereenkomst: • alle scholen van elk bevoegd gezag dat aan de overeenkomst deelneemt, bevinden zich in een gebied van aangrenzende gemeenten of (bij splitsing van de gemeente) delen van de gemeente. De binnen een gebied liggende gemeenten, moeten bovendien aan elkaar grenzen als in tussenliggende gemeenten geen onderwijs van de betreffende richting voorkomt; • men heeft de overeenkomst gesloten eerder dan één jaar voordat een van de scholen niet meer voldeed aan de opheffingsnorm die voor deze school gold. De overeenkomst geldt voor een termijn van ten minste 10 jaar; • in de overeenkomst is in elk geval opgenomen de verplichting voor elk bevoegd gezag dat het geen personeel benoemt c.q. aanstelt en daarbij personeel voorbijgaat van een van de scholen waarvan het bevoegd gezag aan de overeenkomst deelneemt en dat daar werkt met gebruikmaking van formatie die is toegekend op grond van artikel 120, lid 5 WPO, wegens samenvoeging van scholen; dit geldt ook voor personeel dat gebruik maakt van de krachtens artikel 33, lid 2 WPO, vastgestelde regeling voor onvrijwillige taakvermindering ofwel wachtgeld of een andere ontslaguitkering geniet en direct aan die ontslaguitkering voorafgaand, langer dan een jaar onafgebroken in dienst is geweest van het bevoegd gezag; • de school die op basis van een samenwerkingsovereenkomst in stand wordt gehouden, moet op ten minste 2,5 kilometer (hemelsbreed gemeten) van de dichtstbijzijnde school van dezelfde richting zijn gelegen.

Deelname samenwerkingsovereenkomst Een bevoegd gezag kan slechts aan één samenwerkingsovereenkomst deelnemen. Neemt men deel aan meer samenwerkingovereenkomsten dan is voor toepassing van deze regelgeving uitsluitend de eerst gesloten samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig (artikel 157, lid 7, WPO).

Voortijdige beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst Als een bevoegd gezag de samenwerkingsovereenkomst voor de aangegane termijn beëindigt, wordt de bekostiging van een bijzondere school beëindigd en een openbare school opgeheven per 1 augustus daaropvolgend (artikel 157, lid 6 WPO). 3.3 Nevenvestiging Kan een school niet zelfstandig aan de opheffingsnorm voldoen, dan kan een bestuur ervoor kiezen om tegelijk met de dan onvermijdelijke opheffing de school via samenvoeging om te vormen tot nevenvestiging. De volgende varianten zijn mogelijk om als nevenvestiging te kunnen starten (artikel 158, lid 1 WPO). Er mag dus gekozen worden uit één van deze varianten: • het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 23 en er is geen ander onderwijs binnen een straal van 2 km (ongeacht de richting, waaronder openbaar onderwijs); • het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 50 en binnen een straal van 3 km is er geen andere school van dezelfde richting of richtingen onderscheidenlijk waar openbaar onderwijs wordt gegeven; • het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 23 en binnen een straal van 5 km bevindt zich geen school waar onderwijs wordt gegeven van dezelfde richting of richtingen onderscheidenlijk waar openbaar onderwijs wordt gegeven; • binnen 10 km van de openbare nevenvestiging over de weg gemeten, is geen andere school aanwezig waar openbaar onderwijs wordt gegeven (de garantiefunctie van het openbaar onderwijs) of

Page 13: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

13

• bij het gelijkstellen van de nevenvestiging met een zelfstandige school zou deze met toepassing van artikel 157 en onder vervanging van het getal 290 in dat artikel 260, voor bekostiging in aanmerking komen. Er kunnen niet meer nevenvestigingen worden gevormd dan het verschil tussen het totale aantal basisschoolleerlingen van een bevoegd gezag of samenwerkende bevoegde gezagen gedeeld door 260 en het totale aantal basisschoolleerlingen van een bevoegd gezag of meerdere bevoegde gezagen gedeeld door 290. Voorbeeld: Een schoolbestuur heeft drie scholen in één gemeente: School a: 350 leerlingen School b: 325 leerlingen School c: 156 leerlingen (zit onder de norm) Totaal: 831 leerlingen 831/260= 3,1 = 3 831/290= 2,86 = 2 Het verschil is 1, er mag dus één nevenvestiging gevormd worden.

Bekostiging nevenvestiging De bekostiging van een nevenvestiging is aanzienlijk gunstiger dan die van een dislocatie. De bekostiging van een nevenvestiging verschilt op een aantal punten van de vergoeding die men krijgt voor een hoofdvestiging. Zo krijgt men het vaste bedrag van het leerlingafhankelijk gedeelte van de materiële bekostiging niet nogmaals vergoed: alleen de hoofdvestiging ontvangt dit gedeelte van de materiële bekostiging. Dat geldt ook voor het vaste bedrag van de aanvullende vergoeding in de programma’s van eisen, de NOAT-vergoeding, deze wordt evenmin nogmaals vergoed. Verder vindt de berekening van de groepsafhankelijke materiële bekostiging afzonderlijk plaats voor een hoofdvestiging en de nevenvestiging. Voor de details verwijzen wij naar de Programma’s van Eisen materiële instandhouding. Wat betreft de personele bekostiging wordt verwezen naar het Formatiebesluit WPO.

Verantwoordelijkheid nevenvestiging De verantwoordelijkheid voor een nevenvestiging is als volgt geregeld. Wanneer een nevenvestiging bijvoorbeeld in gemeente A ligt en gemeente A is het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs en de hoofdvestiging ligt in gemeente B en gemeente B is hier bevoegd gezag van het openbaar onderwijs, dan moet de gemeente waarin de nevenvestiging ligt bij notariële akte de instandhouding van de betreffende nevenvestiging overdragen aan de andere rechtspersoon, in dit geval gemeente B. De rechtspersoon die de hoofdvestiging in stand houdt, krijgt de volledige beschikking over de gebouwen, de terreinen en de inventaris.

Melden Als het bevoegd gezag van oordeel is dat de nevenvestiging op de teldatum van 1 oktober voldoet aan een van de voorwaarden, en het gezag de nevenvestiging wil handhaven in het op die datum volgende schooljaar, dan moet men dit tijdig melden. Het bevoegd gezag deelt vóór 1 februari voorafgaande aan het nieuwe schooljaar aan de minister mee dat het een omvorming tot nevenvestiging wil bewerkstelligen of een nevenvestiging in stand wil houden, onder de gemotiveerde vermelding van de voorwaarde die het betreft.(artikel 160, lid 2 WPO). De minister deelt vóór 1 mei aan het bevoegd gezag mee of de nevenvestiging zal worden bekostigd (artikel 160, lid 3 WPO). Deze procedure wordt indien nodig ieder jaar doorlopen. Niet tijdig melden Is men niet op tijd met deze mededeling, dan wordt de nevenvestiging geacht gedurende het desbetreffende schooljaar niet aan een van de voorwaarden te voldoen, tenzij de regeling van toepassing is die betrekking heeft op de status van enige school binnen een straal van 10 kilometer. (artikel 158, lid 3 WPO).

Opheffing nevenvestiging Voldoet een nevenvestiging gedurende drie achtereenvolgende jaren niet aan een van de voorwaarden zoals die hierboven werden genoemd bij het starten van een nevenvestiging (3.3. Nevenvestiging: onder aandachtspunten 1-4), dan zal die nevenvestiging worden opgeheven. Formeel: De bekostiging van een bijzondere nevenvestiging wordt beëindigd of een openbare nevenvestiging wordt opgeheven als de nevenvestiging gedurende drie achtereenvolgende schooljaren op de teldatum 1 oktober niet heeft voldaan of geacht wordt niet te hebben voldaan aan een van de volgende voorwaarden (artikel 158 WPO): • het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 23 en binnen een straal van 2 km is er sprake van de laatste school (ongeacht de richting, waaronder openbaar onderwijs);

Page 14: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

14

• het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 50 en binnen een straal van 3 km is er sprake van de laatste school van dezelfde richting of richtingen onderscheidenlijk waar openbaar onderwijs wordt gegeven; • het aantal leerlingen van de nevenvestiging bedraagt ten minste 23 en binnen een straal van 5 km is er sprake van de laatste school van dezelfde richting of richtingen onderscheidenlijk waar openbaar onderwijs wordt gegeven; • binnen 10 km van de openbare nevenvestiging over de weg gemeten, is geen andere school aanwezig waar openbaar onderwijs wordt gegeven (de garantiefunctie van het openbaar onderwijs); Voorbeeld: Een schoolbestuur heeft drie scholen in één gemeente: School a: 350 leerlingen School b: 325 leerlingen School c: 100 leerlingen (nevenvestiging, die als een school telt) Totaal: 775 leerlingen Het aantal leerlingen van 775 wordt gedeeld door 260 leerlingen = 2,98. De nevenvestiging moet worden opgeheven. Een nevenvestiging wordt in ieder geval opgeheven wanneer de bekostiging van de hoofdvestiging, waaraan de nevenvestiging verbonden is, eindigt en de nevenvestiging niet aan een andere school wordt toegevoegd.

Besluitvorming minister Als de minister van oordeel is dat een nevenvestiging niet voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd dan geldt het volgende. De minister maakt vóór 1 mei, volgende op de mededeling, aan het bevoegd gezag van de desbetreffende school bekend dat de nevenvestiging naar zijn oordeel gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren op de teldatum 1 oktober niet heeft voldaan of geacht wordt niet te hebben voldaan aan een van de voorwaarden, zodat de bekostiging wordt beëindigd (bijzonder onderwijs) of wordt opgeheven (openbaar onderwijs) (artikel 158, lid 4 WPO).

In stand houden nevenvestiging Het is mogelijk om als bevoegd gezag één nevenvestiging op basis van het afstandscriterium in stand te houden en andere nevenvestigingen op basis van de gemiddelde schoolgrootte. 3.4 Verplaatsen Een bevoegd gezag kan – met het doel om meer leerlingen op de school te krijgen - de mogelijkheid benutten een school te verplaatsen naar een voedingsgebied waar wel voldoende leerlingen zijn. Ter verduidelijking, er is een verschil tussen verplaatsen en verhuizen. Verhuist een school naar een plek buiten het voedingsgebied, dan is er sprake van verplaatsing. Als een school verhuist binnen het eigen onveranderde voedingsgebied, dan is er geen sprake van verplaatsing. Verhuizen hoeft dus niet altijd te leiden tot verplaatsing, verplaatsing leidt wel altijd tot verhuizing. Bij verplaatsing wordt getoetst aan de stichtingsnorm. Echter, wanneer de garantiefunctie van het openbaar onderwijs in het geding is, spelen deze normen geen rol. Verder moet bij verplaatsing goedkeuring worden gevraagd aan de minister. In de circulaire 9 februari 1997 (moet waarschijnlijk 1998 zijn), kenmerk PO/A-98-4834 (Uitleg Gele Katern nr. 5 d.d. 25 februari 1998) worden de “spelregels” van het verhuizen en verplaatsen uitgelegd. Hierbij wordt met nadruk gewezen op het overleg tussen de bevoegde gezagen op het gebied van huisvesting, eventueel ook in andere gemeenten. De procedure van verplaatsing is hetzelfde als de procedure van omzetting/kleurverschieten (zie hoofdstuk 4). 3.5 Doorstart Wettelijk gezien is het niet mogelijk een doorstart te maken. Wanneer een school bedreigd wordt met opheffing en prognoses tonen aan dat een school één jaar later opgestart kan worden, is het mogelijk om daar op in te spelen. Het kan daarbij gaan om een school die voor het derde jaar onder de norm zit of een school die zich in het vijfde jaar van bekostiging bevindt en nog niet voldaan heeft aan de stichtingsnorm. Tegelijkertijd is bekend dat door bepaalde ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de woningbouw (het gaat hier om externe factoren die een rol spelen, bijvoorbeeld vertraagde woningbouw) op dezelfde datum als waarop de bekostiging wordt beëindigd (bijzonder onderwijs) of de school moet worden opgeheven, een nieuwe school van dezelfde richting of voor het openbaar onderwijs van start kan gaan.

Page 15: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

15

Voor de laatstgenoemde school zijn de regels van het stichten van een nieuwe school van toepassing. Uit prognoses moet blijken dat de school binnen vijf jaar wel voldoet aan de stichtingsnorm en gedurende 15 jaar na die periode van vijf jaar wordt bezocht door het wettelijk vereiste aantal leerlingen. Is deze situatie van toepassing, dan moet het bevoegd gezag anticiperen op deze situatie door ruim van tevoren (minimaal 1 jaar) een aanvraag in te dienen bij het gemeentebestuur om ervoor te zorgen dat de school op het Plan van scholen terechtkomt. Feitelijk zijn het twee afzonderlijke procedures, namelijk het opheffen van de ene school en het stichten van een andere school. Aan de buitenkant kan het gezien worden als een doorstart, maar dat is het dus niet. Als het bevoegd gezag te laat is met het starten van de procedure voor de stichting van de school kan er een gat vallen van een jaar. Zie voor meer informatie Uitleg Gele Katern, nummer 18b van 26 juli 2000.

Page 16: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

16

Hoofdstuk 4: Omzetting/kleurverschieten Een openbare school kan worden omgezet in een bijzondere school, of omgekeerd. Een omzetting noemt men ook wel “kleurverschieten”. Omdat de minister wil voorkomen dat een school van richting verandert om in stand te kunnen blijven, vindt een ministeriële toets plaats aan de stichtingsnorm. Wanneer sprake is van de laatste openbare school, dan is de garantiefunctie van het openbaar onderwijs in het geding. De getalsnormen spelen dan geen rol.

Procedure De procedure voor omzetting is dezelfde als voor verplaatsing. De procedure van orde verloopt als volgt: • vóór 1 februari: Het bevoegd gezag doet een aanvraag bij de minister; • vóór 1 mei: De minister beslist. De Wet op het primair onderwijs schrijft in het geval van omzetting alleen voor dat een school per 1 augustus voor bekostiging in aanmerking kan komen.

Voorbeeld Een katholiek schoolbestuur wil algemeen bijzonder worden. Vóór 1 februari dient het bestuur een aanvraag in bij het ministerie. De katholieke school moet aantonen dat zij dus na omzetting aan de stichtingsnorm voldoet. Vóór 1 mei beslist de minister of hij akkoord gaat met de omzetting. Het verzoek kan zonder tussenkomst van de gemeente geschieden. Als er een openbare school bij betrokken is, dan loopt het uiteraard wel via de gemeente.

Page 17: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

17

Hoofdstuk 5: Samenwerkingsschool Een samenwerkingsschool is een school waarbinnen openbaar en bijzonder onderwijs (protestants-christelijk, rooms-katholiek, algemeen bijzonder, enz.) met elkaar in één instelling samenwerken. Ons onderwijsbestel kent een duaal stelsel. Er zijn openbare en bijzondere scholen. Een derde juridische (tussen)weg is er niet. De wet kent daarom geen specifieke bestuursvorm voor de samenwerkingsschool. Als men nu kiest voor een samenwerkingsschool, dan moeten betrokkenen bij de start toch een fundamentele keuze maken. Wordt het formeel een openbare school of kiezen we voor een bijzondere school? Eigen juridische vorm mogelijk? Om de samenwerkingsschool een eigen juridische vorm te kunnen geven, zodat men niet ten principale hoeft te kiezen voor een openbare of een bijzondere school, dient artikel 23 van de Grondwet (=grondrecht inzake de vrijheid van onderwijs) aangepast te worden. Voor de aanpassing van de Grondwet geldt een verzwaarde procedure. Het wijzigingsvoorstel moet door twee verschillende parlementen worden aanvaard (behandeling in twee lezingen). De behandeling in eerste lezing is in maart 2002 afgerond. Het huidige parlement behandelt het voorstel tot wijziging van de Grondwet in tweede lezing. Voor die tweede lezing geldt dat zowel de Eerste als Tweede Kamer met een twee/derde meerderheid met het voorstel moet instemmen. Na aanpassing van de Grondwet moeten vervolgens de verschillende onderwijswetten (Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs etc.) nog gewijzigd worden.

Beperkte toepassing De regering wil overigens het gebruik van de samenwerkingsschool beperken. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft minister Van der Hoeven een schets opgesteld hoe naar het oordeel van de regering - nadat de grondwetswijziging straks zijn beslag heeft gekregen - de samenwerkingsschool (juridisch) vorm zou moeten krijgen. Die toekomstschets is vastgelegd in de zogenoemde “Proeve wetsvoorstel samenwerkingsscholen” (december 2002). Als bestuursvorm van de samenwerkingsschool kiest de regering voor een stichting. De samenwerkingsschool is voor alle leerlingen toegankelijk. In de proeve is voorts aangegeven dat een samenwerkingsschool alleen gevormd kan worden, indien er sprake is van met opheffing bedreigde scholen. De stichting van een samenwerkingsschool - bijvoorbeeld in een nieuwbouwwijk - zou dan niet zijn toegestaan. De “proeve” biedt bovendien als overgangsmaatregel reeds bestaande samenwerkingsscholende de mogelijkheid te kiezen voor een omzetting naar de dan wettelijk geregelde samenwerkingsschool. Kiest men daarvoor dan wordt de bestaande bestuursvorm ingeruild voor de “stichting samenwerkingsschool”.

Page 18: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

18

Hoofdstuk 6: Speciale scholen voor basisonderwijs Voor de speciale scholen voor basisonderwijs geldt een aparte regeling. Dit is weergegeven in de artikelen 86 tot en met 89. 6.1 Beslissing minister tot bekostiging De minister kan een school op aanvraag van het bevoegd gezag van de school voor bekostiging in aanmerking brengen. De minister willigt de aanvraag slechts in, indien (artikel 87 WPO): • de bevoegde gezagen van alle basisscholen in het samenwerkingsverband met het verzoek instemmen; • het samenwerkingsverband meer dan de helft van de basisscholen omvat in een nieuwe woningbouwlocatie van ten minste 15.000 woningen of in aan elkaar grenzende woningbouwlocaties waar binnen 10 jaar in totaal ten minste 15.000 woningen worden gebouwd; • het samenwerkingsverband nog niet over een speciale school voor basisonderwijs beschikt en • als gevolg van de oprichting van het samenwerkingsverband niet een reeds bestaand samenwerkingsverband onder de norm van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 WPO terecht zou komen. De aanvraag kan op ieder moment worden ingediend. De daadwerkelijke start van de school kan alleen maar op 1 augustus plaatsvinden. 6.2. Omzetting, wijziging van richting, uitbreiding met openbaar of bijzonder onderwijs, verplaatsing 6.2.1 Welke scholen komen in aanmerking voor bekostiging De minister kan (met toepassing van artikel 88, leden 1 en 3 van de WPO, en onder door hem te stellen voorwaarden) in de volgende gevallen een school voor bekostiging in aanmerking brengen: • een school die wordt omgezet van een openbare in een bijzondere school of omgekeerd, • een school waaraan de richting van het onderwijs verandert; • een school waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met openbaar onderwijs, dan wel met onderwijs van een of meer richtingen. De aanvraag die het bevoegd gezag van een school indient, is met redenen omkleed en gaat vergezeld van: • een opgave van het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waaraan de school deelneemt en zal gaan deelnemen; • de voorgestelde datum van ingang van de bekostiging en • het openbaar onderwijs of de richting of richtingen van het bijzonder onderwijs dat de school voor en na de omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met een of meer richtingen omvat. 6.2.2. Verplaatsing Op grond van artikel 88, leden 2 en 3 WPO kan de minister ermee instemmen dat een bekostigde school een andere plaats van vestiging krijgt. De minister kan hieraan voorwaarden verbinden. De aanvraag van het bevoegd gezag van een school om deze te verplaatsen, is met redenen omkleed en gaat vergezeld van: • een opgave van het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waaraan de school deelneemt en zal gaan deelnemen; • de voorgestelde datum van ingang van de bekostiging en • de aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven. De minister willigt de aanvraag van een beslissing slechts in ingeval binnen het betrokken samenwerkingsverband of de betrokken samenwerkingsverbanden sprake blijft van een goede bereikbaarheid van speciale scholen voor basisonderwijs (artikel 89, lid 4 WPO). 6.3 Bekostiging nevenvestiging De bekostiging van een nevenvestiging van een speciale school voor basisonderwijs neemt een aanvang met ingang van 1 augustus indien (artikel 89 WPO): • de nevenvestiging bekostigd werd als zelfstandige school in de periode die onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van ingang van de bekostiging als nevenvestiging, of • de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking kwam als nevenvestiging van de voormalige school, bedoeld bij het eerste aandachtspunt; • het een nevenvestiging betreft van een openbare school die in stand wordt gehouden door een andere rechtspersoon dan de gemeente op wier grondgebied de nevenvestiging is gelegen, die gemeente bij notariële akte de instandhouding van de school die nevenvestiging is geworden, heeft overgedragen aan die andere rechtspersoon, en

Page 19: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

19

• van de omvorming tot nevenvestiging vóór 1 februari voorafgaand aan de datum mededeling is gedaan aan de minister. Voor de procedure bij het derde aandachtspunt geldt dat de gegevens aan de minister overgelegd moeten worden.Tevens worden bij akte de rechten overgedragen die het bevoegd gezag van een school toekomen ten aanzien van het gebouw, terrein en roerende zaken. In de akte wordt bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de akte van benoeming c.q. aanstelling aan de school benoemt c.q. aanstelt met ingang van de datum van overdracht (artikel 89, lid 2 WPO). Door overdracht treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger voor zover deze zijn hoedanigheid van bevoegd gezag betroffen (artikel 89, lid 3 WPO). De minister maakt vóór 1 mei volgend op de mededeling met betrekking tot de omvorming tot nevenvestiging aan het bevoegd gezag van de beoogde nevenvestiging bekend of de nevenvestiging zal worden bekostigd (artikel 89, lid 4 WPO). 6.4 Vermindering aantal openbare speciale scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan De gemeenteraad kan besluiten tot het verminderen van het aantal speciale scholen voor basisonderwijs en de nevenvestigingen daarvan (artikel 162 WPO). Is het de laatste openbare speciale school voor basisonderwijs van een samenwerkingsverband, dan is de goedkeuring van de minister vereist als bedoeld in artikel 18, lid 7 van de WPO.

Page 20: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

20

Hoofdstuk 7: Financiën Om een nieuwe school te stichten zijn formatie en een rijksvergoeding nodig. De bekostiging van een school eindigt, op het moment dat deze wordt opgeheven. In dit hoofdstuk bespreken we deze twee onderwerpen zowel voor het basisonderwijs als voor speciale scholen voor het basisonderwijs: bekostiging van een nieuw te stichten school, en opheffing en einde van de bekostiging. 7.1 Bekostiging nieuw te stichten school De nieuw te stichten school heeft uiteraard formatie en een rijksvergoeding nodig. Om voor materiële vergoeding in aanmerking te komen dient zij het volgende te doen.

Materiële vergoeding Om voor de periode tussen de startdatum van de school en 31 december in aanmerking te komen voor een vergoeding materiële instandhouding, moet het bevoegd gezag een prognosetelling indienen voor de nieuwe school: men moet een schatting maken van het aantal leerlingen op 1 oktober. Vervolgens telt de nieuwe school de leerlingen op 1 oktober. Het aantal op deze datum is bepalend voor de vergoeding voor het jaar erop (de materiële instandhouding wordt vastgesteld per kalenderjaar), maar vormt tevens de basis voor de definitieve vergoeding van de periode augustus - december van het betreffende kalenderjaar (artikel 134, lid 5 WPO).

Personele vergoeding Stel: Een school wordt op 1 augustus 2003 gesticht. Volgens artikel 2, lid 3, van het Formatiebesluit Wet op het primair onderwijs kan ten hoogste acht weken een formatieplaats van 227 fre’s aan een basisschool zonder leerlingen worden toegekend voorafgaand aan de opening per 1 augustus. Dit zijn de kosten voor een schooldirecteur in schaal DA. De bekostiging voor het personeel start met ingang van de eerste schooldag van een nieuw geopende school. Zijn er op de teldatum 1 oktober geen leerlingen, dan ontvangt de school verder voor dat kalenderjaar geen bekostiging meer (artikel 2, lid 4 Formatiebesluit WPO). 7.2 Opheffing en einde bekostiging Artikel 153, lid 1 van de Wet op het primair onderwijs regelt wanneer de bekostiging van een school eindigt in het geval van opheffing van de school. De bekostiging eindigt op de volgende momenten: • als de school drie jaren onder de opheffingsnorm zit en daarom wordt opgeheven. De bekostiging van de school eindigt dan op 1 augustus volgend op de drie achtereenvolgende schooljaren; • als de school na vijf jaren niet voldoet aan de stichtingsnorm en daarom wordt opgeheven. De bekostiging eindigt op 1 augustus volgend op de eerste vijf schooljaren; • als een school wordt samengevoegd met een andere school, zodat een van beide wordt opgeheven. Bij samenvoeging van scholen geldt het volgende. Bestuurlijk samenvoegen kan op het moment dat de notariële akte passeert een feit zijn. Wat betreft de bekostiging is hiervoor echter de datum 1 augustus gekozen. Zie ook Uitleg Gele Katern nummer 15 van 31 mei 2000; • wanneer de gemeenteraad uit eigen beweging heeft besloten een openbare school op te heffen, wordt de school per 1 augustus daaropvolgend opgeheven.

Page 21: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

21

Hoofdstuk 8: Complexe situaties In deze paragraaf worden door middel van vraag en antwoord complexe situaties geschetst die betrekking hebben op het stichten van scholen. 1. Wat gebeurt er wanneer een school niet binnen vijf jaar aan de stichtingsnorm voldoet? De wet zegt (artikel 153, lid 3 van de Wet op het primair onderwijs): “De beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school of de opheffing van een openbare school ten aanzien waarvan gedurende de eerste vijf schooljaren van de bekostiging van de school het eerste lid, tweede volzin, toepassing diende te vinden (de school moest voldoen aan de stichtingsnorm), geschiedt met ingang van 1 augustus volgend op die vijf schooljaren”. Uitzondering In principe moet een school waarop dit van toepassing is, worden opgeheven. Wanneer het mogelijk is, kan echter gebruik worden gemaakt van een uitzonderingssituatie, de gemiddelde schoolgrootte. De school moet er snel bij zijn; wanneer een school met ingang van het vierde jaar van bekostiging nog steeds niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm dan kan ze blijven bestaan met behulp van de gemiddelde schoolgrootte. Vóór 1 februari in het 5e schooljaar dient het ministerie van de besluitvorming om de gemiddelde schoolgrootte toe te passen in kennis worden gesteld. Gedurende de vijf schooljaren kunnen de leerlingen van deze school buiten de telling worden gehouden. Het bevoegd gezag moet dit wel aangeven. 2. Is het mogelijk een school te stichten met verschillende richtingen? Formeel is het niet mogelijk een samenwerkingsschool te stichten. Aangezien eerst de Grondwet en vervolgens de onderwijswetten moeten worden gewijzigd, dient in de huidige situatie een zogeheten samenwerkingsschool (waarin openbaar en bijzonder onderwijs wordt gegeven) altijd te worden ondergebracht bij hetzij een openbaar hetzij een bijzonder bestuur. 3. Kan een nevenvestiging gesticht worden? Neen. Het is alleen mogelijk een school te stichten, die zelfstandig aan de stichtingsnorm voldoet. Een nevenvestiging kan alleen ontstaan bij samenvoeging van twee of meer scholen en wel door omvorming van een school tot een nevenvestiging. Dit gebeurt vaak wanneer een school niet meer voldoet aan de opheffingsnorm, maar nog wel voldoet aan de normen die gelden voor een nevenvestiging (zie paragraaf 3.3: Nevenvestiging). Een nevenvestiging is dus wel een door het ministerie erkende vestiging, zij heeft een eigen brinnummer (afgeleid van het brinnummer van de hoofdvestiging waaraan ze gekoppeld is). 4. Kan men een dislocatie stichten? Voor het ministerie bestaat een dislocatie niet, dit in tegenstelling tot een hoofdvestiging. Men kan alleen een school stichten die zelfstandig aan de stichtingsnorm voldoet. Een dislocatie ontstaat vaak doordat een school niet meer voldoet aan de opheffingsnorm en bovendien niet samengevoegd kan worden met een school om een nevenvestiging te worden. Wanneer schoolbestuur en gemeente een locatie toch in stand willen houden, laten zij die samenvoegen met een hoofdvestiging die wel voldoet aan de norm. De locatie die onder de norm zit “verdwijnt hierdoor voor het ministerie” (zij heeft geen eigen brinnummer meer en de leerlingen worden ingeschreven bij de hoofdvestiging) maar ze blijft fysiek wel bestaan. Het gebeurt wel dat de school door groei van het aantal leerlingen een dislocatie in gebruik gaat nemen. 5. Mag je een school verplaatsen of verhuizen? De minister kan toestaan dat een bekostigde school een andere plaats van vestiging krijgt. Hij kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden. Hierbij is het goed een onderscheid te maken tussen verplaatsen en verhuizen. Verplaatsen betekent dat de school van voedingsgebied verandert. De minister (Cfi) beoordeelt tevens of de voorgenomen verplaatsing de instandhouding van andere onderwijsinstituten niet in gevaar brengt en of de te verplaatsen school voldoet aan de stichtingsnorm. Verhuizen is een veel simpeler proces, waarvoor geen toestemming aan de minister gevraagd hoeft te worden. Verhuizen betekent dat de school binnen het eigen voedingsgebied blijft. Hierbij hoeft niet te worden voldaan aan de stichtingsnorm. In Gele Katern nr 6 van 25 februari 1998 worden nadere richtlijnen gegeven hoe men in bepaalde situaties moet handelen. Uitgangspunt is dat binnen het huisvestingsoverleg tussen gemeente en schoolbesturen wordt aangegeven of er sprake is van verplaatsing of verhuizing. Is één der besturen van mening dat het om verplaatsing gaat, dan dient een verplaatsingsverzoek bij Cfi ingediend te worden. Ook kan een omliggende gemeente die niet bij het overleg betrokken is, nadelige effecten van verplaatsing ondervinden. Het is dan zaak om deze gemeente vooraf bij de besluitvorming van de gemeente waarin de school gelegen is, te betrekken.

Page 22: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

22

6. Als de stichtingsnorm van de gemeente in de eerste vijf jaren van de bekostiging verandert: welke stichtingsnorm geldt dan, de nieuwe of de oude? De stichtingsnorm zoals die is vastgesteld tijdens de vaststelling van het Plan van scholen, is de stichtingsnorm waaraan een school moet voldoen na vijf jaar. Dit is namelijk de norm op grond waarvan de school voor bekostiging in aanmerking is gekomen. 7. Als een school opgeheven moet worden, maar één schooljaar later weer gesticht zou kunnen worden, zijn er dan mogelijkheden om zonder onderbreking te blijven bestaan? Neen. De wettelijke criteria blijven van toepassing. Het kan zijn dat het opheffen van een school en het stichten van een andere school naadloos in elkaar overgaan. Er kan echter geen sprake zijn van een doorstart, omdat sprake is van verschillende brinnummers. Zie paragraaf 3.5 onder ‘Doorstart’. 8.Is het mogelijk om de start van een school na goedkeuring van de minister uit te stellen? Ja. Dit dient dan wel vóór 1 februari aan het ministerie gemeld te worden. Daarnaast dient men vóór 1 februari aan de gemeenteraad te vragen om de school in het Plan van scholen op te nemen. In de regel werkt het ministerie aan zo’n verzoek mee. 9. De enige openbare basisschool in de gemeente heeft op 1 oktober minder dan 23 leerlingen. De school ontleent haar bestaansrecht aan de systematiek van de gemiddelde schoolgrootte. Echter, deze kent als ondergrens 23 leerlingen. Mag je met toepassing van de gemiddelde schoolgrootte ook twee jaren onder de norm zitten, in dit geval van 23? Neen, in dit geval eindigt de bekostiging per 1 augustus volgend op het jaar dat de school onder de norm zit, zie Uitleg nummer 25 van 30 oktober 1996. Dus, wanneer een uitzonderingssituatie wordt toegepast mag men niet nogmaals onder de norm zitten. Is dit wel het geval dan wordt de bekostiging met ingang van 1 augustus beëindigd, of men past een andere uitzonderingssituatie toe. 10. Moeten de leerlingen van de hoofdvestiging en de nevenvestiging bij elkaar worden opgeteld om te bepalen of men aan de opheffingsnorm voldoet? Neen, voor een hoofdvestiging en een nevenvestiging gelden aparte opheffingsnormen. 11. Mag men 3% bij het aantal leerlingen optellen om te bepalen of men aan de opheffingsnorm voldoet? Ja, bij de berekening van het aantal leerlingen op 1 oktober wordt het aantal leerlingen op grond van artikel 152 van de Wet op het primair onderwijs verhoogd met 3% en vervolgens afgerond op een geheel getal naar beneden. 12. Wanneer moet men actie ondernemen als een school onder de opheffingsnorm komt? Het is verstandig om in een zo vroeg mogelijk stadium te beginnen, omdat overleg noodzakelijk is met diverse partijen, bijvoorbeeld als tot een samenvoeging moet worden besloten. Als een school voor het derde jaar onder de opheffingsnorm zit, wordt per 1 augustus daaropvolgend de bekostiging beëindigd (bijzonder onderwijs) of de school opgeheven. Het advies is om minimaal één jaar van tevoren een intentieverklaring te hebben uitgesproken. Rekeninghoudend met de personele gevolgen (bijvoorbeeld opzegtermijnen als van denominatie wordt veranderd) dient het bevoegd gezag in de meeste gevallen uiterlijk in januari een definitief besluit te nemen. 13. Kunnen 2 scholen, die beide in het derde jaar onder de opheffingsnorm zitten, nog samengevoegd worden? Ja, dat is mogelijk.

Page 23: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

23

Hoofdstuk 9: Dualisering gemeentebestuur Op 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur in werking getreden. In dat kader is het zinnig hier aandacht te besteden aan de vraag of deze ontwikkeling gevolgen heeft voor de bestuurlijke taken die een gemeentebestuur met betrekking tot het (openbaar) onderwijs uitoefent. Doel dualisering Doel van de wet dualisering gemeentebestuur is de verschillende rollen van het gemeentebestuur – te weten lokale volksvertegenwoordiging en bestuurder – te ontvlechten en doorzichtiger te maken. Daarbij zou een model moeten ontstaan analoog aan het duale bestel op rijksniveau, waarbij de regering bestuurt en het parlement controleert. De gemeenteraad zal nadrukkelijker de rol van lokale volksvertegenwoordiging waar moeten maken. Dat betekent dat de gemeenteraad algemene kaders en hoofdlijnen vaststelt en daarnaast het bestuur (het college van burgemeester en wethouders) controleert. Het uitoefenen van bestuurlijke taken wordt geconcentreerd bij het college van burgemeester en wethouders. Als uitvloeisel van die scherpere taak- en rollenverdeling maken wethouders voortaan geen deel meer uit van de gemeenteraad. Wethouders kunnen nu ook van buiten de gemeenteraad worden gerekruteerd. Om als gemeenteraad het bestuur adequaat te kunnen controleren, stelt iedere de gemeente onder meer een raadsgriffier aan en wordt de functie van gemeentelijke rekenkamer ontwikkeld. Gemeentelijke onderwijstaken Het gemeentebestuur oefent de volgende bestuurlijke taken met betrekking tot het onderwijs uit: • het functioneert als schoolbestuur van het openbaar onderwijs; Ten aanzien van de taak van schoolbestuur is in de verschillende onderwijswetten geregeld dat het college van burgemeester en wethouders als bevoegd gezag van het openbaar onderwijs optreedt, tenzij de gemeenteraad het nemen van besluiten aan zichzelf voorbehoudt. Het primaat ligt derhalve formeel bij de gemeenteraad. Zo is het de gemeenteraad die besluit een bestuurscommissie in te stellen of het bestuur over het openbaar onderwijs over te dragen aan bijvoorbeeld een openbare rechtspersoon of stichting samenwerkingsbestuur. • het oefent taken uit op het terrein van het lokaal onderwijsbeleid (Plan van scholen, onderwijshuisvesting, Onderwijs allochtone levende talen, gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, schoolbegeleidingswerk). Taken en bevoegdheden met betrekking tot het lokaal onderwijsbeleid zijn door de wetgever met name opgedragen aan de gemeenteraad. Herijking taakverdeling gemeenteraad – college van burgemeester en wethouders In welke mate de huidige verdeling van taken en bevoegdheden tussen gemeenteraad en college onder invloed van de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur verandert, hangt af van nadere wetgeving. Die taakverdeling op uiteenlopende beleidsterreinen - waaronder begrepen dat van het onderwijs - zal vastgelegd worden in de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Het voorstel van wet van deze wettelijke regeling is door de regering op 17 juli 2003 bij de Tweede Kamer ingediend. Op het moment dat het genoemde wetsvoorstel als wet in het Staatsblad verschijnt is de onderstaande tekst niet meer relevant. Afhankelijk van tijdstip van verschijning van het katern de onderstaande tekst al dan niet laten vervallen. Anticiperen op nieuwe taakverdeling? Gemeentebesturen hebben de mogelijkheid als het ware op deze wet te anticiperen.Immers iedere gemeenteraad kan, gebruikmakend van zijn algemene delegatiebevoegdheid, alvast een bestaande taak en/of bevoegdheid overdragen aan het college van burgemeester en wethouders. Geldt dit ook voor het onderwijs? Zou een gemeenteraad zijn bevoegdheid tot bijvoorbeeld het instellen van een bestuurscommissie, de vaststelling van het Plan van scholen, het oprichten van een stichting openbaar onderwijs of het vaststellen van een verordening inzake de onderwijshuisvesting nu al kunnen delegeren aan het college van burgemeester en wethouders? Kan de gemeenteraad zijn bevoegdheid om een openbare basisschool vrijwillig op te heffen (artikel 159 WPO) nu al delegeren aan het college van burgemeester en wethouders? Aanknopingspunt voor het beantwoorden van de hier gestelde vraag is wellicht de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze oordeelde dat het de gemeenteraad niet is toegestaan zijn bevoegdheid ten aanzien van het beslissen op aanvragen inzake huisvestingsvoorzieningen met een

Page 24: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

24

spoedeisend karakter, te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de wetgever een duidelijke taakafbakening tussen gemeenteraad en college gemaakt door een bepaalde taak bij de gemeenteraad neer te leggen Om hiervan te mogen afwijken, had de wetgever in de onderwijswet een basis voor de delegatie hebben moeten opnemen en dat is niet gebeurd, aldus de Afdeling. De lijn van deze uitspraak volgend, zou men wellicht kunnen concluderen dat op dit moment de gemeenteraad niet de bevoegdheid heeft zijn eigen bevoegdheden over bijvoorbeeld de instelling van een bestuurscommissie of de oprichting van een stichting openbaar onderwijs te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.

Page 25: Katern Stichtings- en opheffingsnormen€¦ · Een basisschool kan gesticht worden wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Is dit het geval dan kan zij op het zogenaamde Plan

a - Stichting en opheffing van basisscholen - PO-special

25

Hoofdstuk 10: Wat kan de VOS/ABB voor u betekenen? Leerlingenprognoses VOS/ABB kan voor u geen leerlingenprognose maken. Wel heeft VOS/ABB - op basis van het programma van eisen van de VNG - een leerlingenprognose beschikbaar, waarmee u zelf prognoses kunt samenstellen. Het maken van een prognose is echter nogal tijdrovend en vraagt bovendien om enige deskundigheid. Daarom heeft VOS/ABB met het "Planning Verband Groningen" een overeenkomst gesloten. Via 050-5713614 of de website www.pvg.nl kunt u een offerte opvragen voor het samenstellen van een prognose. Begeleiding Voor het uitvoeren van een quick scan voor het onderzoeken van de mogelijkheden en eventuele procesbegeleiding kunt u contact opnemen met Robert Mentink, tel.nr. 0348 405242.