KAAS(W)ETEN(SCHAP)foodlabhk.be/wp-content/uploads/2018/04/kaas-theorie-en... · 2018-04-15 ·...
Transcript of KAAS(W)ETEN(SCHAP)foodlabhk.be/wp-content/uploads/2018/04/kaas-theorie-en... · 2018-04-15 ·...
KAAS(W)ETEN(SCHAP)
Rudi Verheyden
1
INHOUD
Voorwoord 3
1. Geschiedenis van kaas 4
2. Wat is kaas? 5
3. Samenstelling van kaas 5
4. Melk 7
Intermezzo 1: de koe als melkleverancier 10
Intermezzo 2: zo maakt de koe melk 12
Intermezzo 3: de geit als melkleverancier 16
Intermezzo 4: het schaap als melkleverancier 16
Intermezzo 5: caseïne 16
5. Hulpstoffen 17
5.1 Zuursel 17
5.2 Stremsel 22
Intermezzo 6: enzymen 25
5.3 Zout 25
Intermezzo 7: nieuwe pekel op basis van 80 liter water 26
5.4 Andere hulpstoffen 27
6. Rijping van kaas 30
7. Hoe maak je kaas? 31
8. Hygiëne 35
9. Kaassoorten 35
10. Invloed van het grazen, seizoen en de geografie 39
11. Recepten 40
12. Bijlagen 48
12.1 Benodigde materialen 48
12.2 Grondstoffen voor de kaasbereiding 51
12.3 Micro-organismen 53
12.4 Bacteriologisch onderzoek 56
12.5 Eiwitten 59
12.6 Vetten 60
12.7 Koolhydraten 62
12.8 Leveranciers materialen en grondstoffen voor kaasbereiding 63
12.9 Troubleshooting 63
2
12.10 Kaasweetjes 64
13. Bronnen 66
3
Voorwoord
In deze cursus staan een aantal recepten waarmee de potentiële hobbykaasmaker direct aan de
slag kan.
Wie verschillende kaassoorten wil maken doet er goed aan zich de wetenschap van het
kaasmaken eigen te maken. Het beheersen van deze wetenschap stelt de kaasmaker in staat de
diverse processen bij het kaasmaken beter te beheersen, resultaten te optimaliseren en fouten
te voorkomen of te corrigeren.
Kaaswetenschap is een mix van fysica, biologie, chemie en biochemie.
Het maken van een kaas begint bij het voer voor de koeien (of geiten en schapen) en eindigt
met een lekker kaasje. Tal van factoren zoals de samenstelling van de melk, het soort zuursel,
de toegepaste persdruk, de rijpingstijd ... hebben een invloed op het eindresultaat. Kaas maken
is dus deels wetenschap, deels vaardigheid en ook deels een kleine portie geluk. Als het
eindresultaat een lekkere kaas is, kan dit een enorme voldoening geven. Een stuk
zelfvoorzienend zijn is bovendien leuk. Deze cursus kan hierbij helpen.
Veel succes!
Rudi Verheyden
4
1. Geschiedenis van kaas
Kaas is waarschijnlijk heel toevallig ontstaan. Strijders namen melk mee om tijdens de lange
ritten en zelfs gedurende de strijd hun dorst te kunnen lessen. Zij ontdekten hierbij een
vreemd verschijnsel. De dikke vloeibare melk veranderde in een bleke, zurige vloeistof met
hierin dikke klompen wrongel. Deze zijn naar alle waarschijnlijkheid kunnen ontstaan dankzij
een combinatie van stollingsenzymen - die achter waren gebleven in de leren zakken,
gefabriceerd uit de maag van jonge dieren - de zon en de galopperende beweging van het
paard. Al snel wist men de wrongel te waarderen als een lekkere aanvulling tot de dagelijkse
eiwittenvoorziening en de rest, de wei, als een dorstlesser.
Volgens menig archeoloog dateren de eerste vondsten van kaas van ongeveer 6000 jaar voor
Christus. Zo zijn ze onder andere aangetroffen in het Oude Mesopotamië, het huidige Irak. De
Grieken maakten in hun mythologische verhalen ook melding van kaas. In het Oude
Testament onder 2 Samuël: 17-29 en 1 Samuël: 17-18 wordt over kaas gesproken als over een
geschenk en een welkome voedingsbron.
Talloze muurschilderingen getuigen van de kennis van kaasmaken in het oude Egypte. Daar
werden de kazen in leren zakken opgehangen, zodat deze konden uitlekken. Het waren de
Romeinen die de kunst van het kaasmaken perfectioneerden. In hun grote huizen met vele
kamers konden ze het rijpingsproces van de kazen beïnvloeden. Factoren zoals vocht, warmte
en tocht, maar ook rook van de oven, het wassen van de kaas en toevoeging van kruiden
maakten het mogelijk een grote verscheidenheid aan kazen te maken. Ook van de
verschillende smaken van melk maakten de Romeinen handig gebruik. Zo gebruikten ze
schapen-, geiten- en koeienmelk. In de 19de eeuw vond de industriële revolutie plaats. Deze
had een belangrijke invloed op de kaasproductie. Steeds meer kleine boeren stopten met zelf
kaas te maken en brachten hun melk naar coöperaties. Deze werden in hoog tempo
gemoderniseerd en de zuivelindustrie won steeds meer terrein. Na de Tweede Wereldoorlog
ontwikkelde deze industrie zich zeer snel en werd nog eens versterkt door de explosieve groei
van grote steden.
Vandaag liggen er heel veel verschillende soorten kaas in onze winkelrekken. Iedere streek
heeft zijn eigen soort: zo kennen we de Hollandse gouda, de Franse brie, de Griekse feta.
Hoewel België de voorbije decennia niet de naam had een kaasland te zijn, hebben de
kaasproducenten in snel tempo hun achterstand ingehaald. Momenteel zijn er tientallen
soorten Belgische kaas op de markt.
5
2. Wat is kaas?
Vooraleer we ons goed in het product kunnen verdiepen is het belangrijk te weten waar we
het over hebben. Het onderwerp is kaas, maar wat is kaas nu eigenlijk? Kaas wordt gemaakt
van melk en dit kan koemelk, maar ook schapen-, kamelen- of geitenmelk zijn. Kaas is
eigenlijk niet meer dan geconcentreerde melk met toevoeging van een paar hulpstoffen. Het is
tevens een van de meest toegepaste fermentatieprocessen ter wereld waarbij de micro-
organismen de essentie van de bereiding vormen. Met fermenteren wordt bedoeld het
omzetten van aanwezige stoffen door middel van organismes (bacteriën, gisten of schimmels).
Bij de kaasbereiding worden bijvoorbeeld melkzuurbacteriën gebruikt voor een specifieke
aromaontwikkeling. De vorming en de werking van producten door middel van fermenteren
hangen af van vele factoren, zoals het type organisme, het vocht, de temperatuur en natuurlijk
de uitgangsstof. Hierover wordt in het hoofdstuk hulpstoffen meer uitleg gegeven.
3. Samenstelling van kaas
Kaas bestaat uit twee gedeeltes: een percentage vocht en een percentage vaste stof. Het vocht-
percentage bepaalt voor een gedeelte de kleur, de smaak en de consistentie van de kaas. Hoe
langer een kaas rijpt, des te meer vocht er uit wordt onttrokken. De kaas wordt hierdoor zouter
van smaak, donkerder van kleur en droger van consistentie. De vaste stoffen bestaan uit vet,
eiwitten en een klein percentage koolhydraten, vitamines en mineralen.
Vetten of lipiden zijn een van de belangrijkste smaakmakers van kaas en worden uitgedrukt
in een percentage van de droge stof. De droge stof blijft tijdens de rijping constant terwijl het
6
vochtgehalte steeds minder wordt. Vetten bestaan voor het grootste gedeelte uit triglyceriden,
een glycerol met hieraan drie vetzuurmoleculen gehecht.
Indeling kaas naar vetpercentage.
Eiwitten/ proteïnen zijn de belangrijkste voedingstof in kaas: zo bevat 100 gram goudse
kaas wel 24 gram eiwitten. Melkeiwitten staan qua voedingswaarde gelijk aan de eiwitten die
in vlees voorkomen. Eiwitten zijn noodzakelijk in het dieet van organismen en vooral voor
carnivoren zoals de mens. Mensen die geen vlees eten, kunnen dit vervangen door kaas om
zo de benodigde eiwitten binnen te krijgen.
Eiwitten bestaan uit ketens van aminozuren die onderling verbonden zijn met
peptidebindingen. Het melkeiwit bestaat voor 83% uit caseïne. In de spijsvertering worden de
eiwitten afgebroken tot aminozuren die door het lichaam gebruikt worden als brand- en
bouwstoffen.
Vitamines en mineralen ook wel micronutriënten genoemd. Dit zijn voedingsstoffen
waarvan er dagelijks minder dan een gram p.p. via voedsel door het lichaam worden
opgenomen. De kleine hoeveelheid zegt niets over het belang van deze voedingsstoffen, want
ze zijn onmisbaar voor het functioneren van het lichaam.
Kaas bevat de vitamines B12 en B2. Vitamine B2 (riboflavine) is van belang bij de
stofwisseling in het lichaam: het zorgt ervoor dat o.a. vitamines B3, B6 en B12 goed worden
opgenomen. Vitamine B12 bevat kobalt, een onmisbaar sporenelement voor het menselijk
lichaam.
De mineralen die in kaas voorkomen zijn calcium, natrium en fosfor.
Calcium is belangrijk voor de groei en bv. voor het stollen van bloed bij een wonde. Natrium
(zout) zorgt voor de vochthuishouding binnen het lichaam en voor het feit dat calcium goed
opgelost blijft in het bloed. Fosfor is van groot belang bij de stofwisseling: het zorgt voor de
afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten. Tevens zorgt het ervoor dat je deze stoffen kunt
gebruiken voor de opbouw van je lichaam.
7
Overzicht vitamines in 100 gram 48+ kaas
4. Melk
De basisgrondstof voor kaas is melk. Melk van koeien, geiten, schapen of buffels wordt het
meest gebruikt. Melk van verschillende diersoorten betekent verschillen in
vetzuursamenstelling en dus smaak.
Hieronder is een overzicht te zien van de samenstelling van de melk van verschillende
diersoorten.
Samenstelling van melk van diverse oorsprong (% per 100 g melk)
Soort melk Suiker Vet Eiwit Droge stof
Koe 4,53 3,46 3,25 12,17
Buffel 5,48 7,38 3,60 17,24
Schaap 4,66 7,19 5,69 18,40
Geit 4,33 3,00 3,14 11,13
De belangrijkste factoren die invloed hebben op de smaak van kaas zijn:
• de verhouding tussen het vetgehalte en het caseïnegehalte (melkeiwit);
• het lactosegehalte (melksuiker).
8
Melk is van nature bestemd voor de voeding van het pasgeboren kalf. Het is een bijna
volledige voeding. Koemelk bevat ruim drie keer meer eiwit dan moedermelk. Ook voor de
mens is koemelk een uitstekend voedingsmiddel. Zij dankt dit niet alleen aan de
samenstelling, maar vooral aan de opbouw van de samenstellende delen.
De melk van de koe bestaat uit de volgende bestanddelen:
• Vocht 86,6%
→ water
• Droge stof 13,4%
→ vet 4,4%
caseïne 2,7%
→eiwit 3,4% wei-eiwit (globuline en albumine) 0,6%
eiwitachtige stoffen 0,1%
→melksuiker ( lactose) 4,5%
→mineralen (Ca, Mg, P, Fe, Zn) 0.7%
→organische zouten (citroenzuren) 0,17%
→vitamines (A, B-groep, C, D) 0,15%
Het melkvet is een zeer belangrijk bestanddeel dat smaakbepalend is voor de kaas. Melkvet is
hoofdzakelijk een verzadigd vet en bevat daarnaast nog een paar andere vetachtige stoffen
zoals fosfatide (lecithine), sterolen (cholesterol) en caroteen.
Melk bevat maar liefst 19 van de 21 aminozuren. De caseïne-eiwitten (kaasstof genoemd) zijn
met 80% de meest voorkomende eiwitten in de melk. Caseïne komt colloïdaal opgelost in de
melk voor en is gebonden aan calciumfosfaat. Wordt de melk zuur, dan komt het calcium los
van de caseïne en het fosfaat en blijft er onoplosbare, zure caseïne over. Bij een langzaam
proces wordt de melk dik en bij een snel proces vlokt de zure caseïne uit. De overgebleven
vloeistof heet wei of melkserum.
Voor de productie van kaas is caseïne dus het belangrijkste eiwit in melk omdat deze in een
zuur milieu neerslaat (gaat vlokken). De albuminen doen dit niet. Deze slaan pas neer als de
melk wordt gekookt.
Bij mens en ezel overheersen de albuminen in de melk en kan er geen of nauwelijks kaas van
worden gemaakt. Bij koeien, geiten, schapen en andere dieren overheerst de caseïne en kan
juist wel goed kaas van de melk worden gemaakt.
9
Inzoomen op melk
10
Rauwe melk
De melk die u bij de boer koopt, is rauwe melk. Dit wil zeggen dat met de melk nog niets is
gedaan. In de wereld van het kaasmaken beschouwt men rauwe, ongepasteuriseerde melk als
de gouden standaard. Dit is omdat rauwe melk alle microflora en enzymen bevat die het dier
heeft binnengekregen in zijn eigen, unieke terroir.
Gepasteuriseerde melk
In de fabriek wordt alle melk gepasteuriseerd. Ze wordt dan 15 - 20 seconden op 72 - 73° C
verhit en daarna afgekoeld tot 4° C. Bijna alle ongewenste en ziekteverwekkende bacteriën
worden hierbij vernietigd.
Gesteriliseerde melk
Er zijn verschillende technieken voor het steriliseren van melk, die tot doel hebben alle
bacteriën te vernietigen. De melk wordt een bepaalde tijd tot ver boven het kookpunt verhit.
UHT-melk wordt eerst verhit tot maar liefst 135 - 150° C. Deze melk dankt zijn populariteit
aan het feit dat hij pas gekoeld hoeft te worden nadat het pak is geopend, waardoor hij langer
kan worden bewaard. Uiteraard is dit een steriel product dat niet kan worden gebruikt voor het
maken van kaas.
Intermezzo 1: de koe als melkleverancier
Na de bevruchting van de koe (die voor het eerst plaatsvindt wanneer de koe ongeveer 15
maanden is) draagt zij 280 dagen (9 maanden). Deze bevruchting vindt tegenwoordig bijna
altijd plaats door middel van kunstmatige inseminatie. Dit wil zeggen dat de koe en de stier
niet direct contact met elkaar hebben, maar dat het sperma van een stier opgevangen wordt
en met behulp van een "rietje" in de baarmoeder van de koe wordt gebracht. De koe gaat
melk geven als het kalf is geboren. Dit is een normaal verschijnsel, kenmerkend voor alle
zoogdieren.
De eerste melk die een koe na de geboorte van een kalf geeft, wordt biest genoemd. Dit is
een zeer vette melk waarin zich veel antistoffen tegen ziekten bevinden, dit ter bescherming
van het kalf. De eerste paar dagen krijgt het kalf deze biest. Daarna wordt overgeschakeld op
kunstmelk.
Na de geboorte van het kalf geeft de koe ongeveer 300 dagen melk. Daarna wordt ze + 2
maanden voor de geboorte van het volgende kalf "droog gezet". De periode waarin melk
wordt gegeven noemen we de lactatieperiode. De koe geeft tijdens deze periode gemiddeld
24 liter melk per dag, wat neerkomt op zo'n 7400 liter per jaar.
Het pasgeboren dier wordt kalf genoemd. Wanneer het een paar maanden oud is en naar de
11
weide gaat, wordt het een graskalf. Als het ongeveer 12 maanden oud is, wordt het een pink.
Heeft de koe bij 25 maanden haar eerste kalf gehad, dan spreken we van een vaars. Daarna
wordt gesproken van een schot (tweede kalf), 3de kalfskoe, enz...
De koe wordt tweemaal per dag gemolken.
Tegenwoordig wordt er nauwelijks nog met de hand gemolken, maar gebruikt men daarvoor
een melkmachine. Op deze manier kan een persoon machinaal in twee uur tijd wel honderden
koeien melken. Met de hand was dat maar 12 tot 15 koeien.
De melk wordt gekoeld en op de boerderij opgeslagen in een melktank, die twee tot drie maal
per week wordt geleegd door een tankwagen van de melkfabriek.
Het voedsel van de koe bestaat in de zomer uit gras en eventueel krachtvoer. In de winter als
de koeien op stal staan, bestaat het voer uit pulp, hooi, vee- of lijnkoeken en kuilgras of
kuilmaïs. Kuilgras is vers gemaaid gras dat in grote pakken wordt samengeperst, zodat de
lucht eruit verdwijnt. Het geheel wordt afgedekt met plastic. Er kan dan geen licht of lucht
meer bij. Door bacteriën wordt het gras dan zuur, waardoor het niet verder kan verrotten. De
kleur wordt bruin en het gras gaat behoorlijk stinken, maar de koeien hebben daar geen last
van en eten het graag. Kuilgras werd vroeger in betonnen putten bewaard, later op een
plateau dat werd afgedekt met plastic.
Kuilmaïs is gehakselde maïs die net als het kuilgras onder plastic afgesloten van de lucht is
bewaard. De kuilmaïs is minder voedzaam dan het kuilgras.
12
Intermezzo 2: zo maakt de koe melk
Elk levend wezen heeft voedsel nodig. De koe eet gras, hooi en speciale voederblokken. Elke
hap slikt ze zonder te kauwen in één keer door.
Een koe heeft vier magen. Als ze eet, komt het voedsel eerst in de grootste maag: de pens.
Als de pens vol is, komt het voedsel beetje bij beetje terug in de bek. Dan kauwt de koe het
fijn (herkauwen). Daarna slikt ze het weer in en komt het in de netmaag. Daar wordt het
voedsel verder verteerd en gaat het door naar de boekmaag. Hier wordt het vocht eruit
gehaald. In de vierde maag, de lebmaag, wordt het voedsel nog fijner gemaakt, zodat het in
de darmen kan worden verwerkt. De onbruikbare stoffen gaan eruit (mest) en de
voedingsstoffen worden via de darmwand in het bloed opgenomen.
Het bloed voert voedingsstoffen, zoals eiwitten, koolhydraten (suiker en zetmeel), zouten en
water, door het lichaam.
Zo komen de voedingsstoffen ook in de uiers.
13
In de uier stroomt het bloed door een heel fijn vertakt stelsel van aderen en adertjes.
Dit bloedvatenstelsel leidt het bloed langs de klierkwabjes. Deze bestaan uit + 8 miljoen
melkblaasjes. De wanden van die blaasjes bestaan uit melkcellen (+ 700 melkcellen per
blaasje). In deze melkcellen wordt de melk gevormd. Dit gaat dag en nacht door. De
melkcellen halen de stoffen die ze nodig hebben om melk te vormen uit het bloed. Sommige
14
stoffen kunnen zonder verandering in de melk worden opgenomen, andere voedingsstoffen
moeten in de melkcellen worden opgebouwd. Zo worden eiwitdeeltjes en melksuiker
gemaakt. De melkcellen maken ook vetbolletjes (ze zweven in het bloed). Druppel voor
druppel wordt zo de melk gemaakt en opgeslagen in de melkblaasjes. Deze gaan door de
melk opzwellen. Er moet 400 liter bloed door de uier stromen om één liter melk te maken.
Uit de melkblaasjes stroomt de melk in de melkkanaaltjes en daarna in de grotere
melkgangen. De melk komt dan terecht in de melkboezem. Onder deze opslagplaats is een
speen. Een kringspier sluit de speen af. De uier van een koe heeft vier kwartieren. Elk
kwartier maakt zijn eigen melk.
Als het kalf gaat zuigen of als de boer gaat melken, wordt het zenuwstelsel van de koe
geprikkeld. De hersenen krijgen dan een signaal dat de melk moet gaan stromen. Daarvoor
15
maakt de hypofyse (een klier achter de hersenen) het hormoon oxytocine. Via het bloed
komt dat hormoon in de uier en zorgt ervoor dat de melkblaasjes gaan samentrekken. De
melk wordt in de afvoerkanaaltjes geperst en de melkstroom komt op gang. Van nature heeft
de koe melk tot het kalf oud genoeg is om te grazen. De lactatieperiode, de tijd waarin de koe
melk geeft, wordt verlengd doordat de boer de koe blijft melken. Na + 300 dagen is de
lactatieperiode afgelopen. Twee maand later wordt dan meestal een nieuw kalf geboren en
begint de melkproductie opnieuw.
Wanneer begint de melkvorming? Als een kalf wordt geboren vormt de hypofyse het
hormoon prolactine. Het bloed brengt dit hormoon naar de 4 uiers en brengt daar de
melkvorming op gang.
16
Intermezzo 3: de geit als melkleverancier
Een volwassen melkgeit (+ 4 jaar) kan gedurende ongeveer 10 maanden 3 à 4 liter melk per
dag geven. De draagtijd van een geit bedraagt gemiddeld 150 tot 155 dagen. De jonge geiten
geven per worp (eenmaal per jaar) meestal één lam. De oudere geiten geven vaak twee of
meer lammeren, soms wel vier per worp. Geiten zijn eveneens herkauwers en hebben vier
magen. Goede voeding bestaat uit gras, hooi en krachtvoer.
Geitenmelk is gedeeltelijk gehomogeniseerd (hij bevat kleine vetdeeltjes die in de melk
zweven), maar er is wat roomafscheiding. Vergeleken met koemelk heeft de melk ook
kleinere vetdruppels. Daarom heeft geitenkaas een gladdere, zachtere textuur dan kaas van
koemelk. Geitenkaas heeft een karakteristieke, pittige, volgens sommigen zelfs wildachtige
smaak.
Intermezzo 4: het schaap als melkleverancier
De draagtijd van het vrouwtjesschaap (ooi) is ongeveer vijf maanden. Schapen krijgen over
het algemeen twee à drie lammeren. Per dag kan een schaap ongeveer 10 kg gras eten.
Schapenmelk is een fantastisch product. Hij is volledig gehomogeniseerd en is de dikste van
de drie hier genoemde melksoorten. Een koe produceert weliswaar veel meer melk dan een
schaap, maar de hoeveelheid vaste stoffen is bijna gelijk. Schapenkaas bevat veel olie en
botervet, die naar de oppervlakte van de kaas komen zodat er een vet, smakelijk product
ontstaat.
Intermezzo 5: caseïne
Caseïne komt in de melk voor als micellen, submicroscopische deeltjes die zijn samengesteld
uit een verzameling grote moleculen. Micellen bestaan op hun beurt uit submicellen, die zelf
zijn gevormd door een aaneensluiting van verschillende caseïne-eiwitketens. Caseïnen zijn
fosfoproteïnen, dus eiwitten met een fosfaatgroep. Er zijn meerdere typen en de belangrijkste
caseïnesoorten zijn volgend viertal: alfa s1-caseïne, alfa s2-caseïne, betacaseïne en
kappacaseïne. Ieder type heeft een verschillende aminozuursamenstelling. De alfa- en
betacaseïnes bevatten fosfaatgroepen, die via condensatiereacties aan de eiwitketens
gebonden zijn. Ze bevinden zich hoofdzakelijk in het interne deel van de micel. De kappa-
caseïnemoleculen liggen daarentegen vooral aan de buitenkant van de micel. Ze bestaan uit
een hydrofoob (waterafstotend) deel dat in de micel steekt en een hydrofiel
(wateraantrekkend) deel dat naar buiten toe gericht is. Door de hydrofiele slierterige staartjes
17
stoten de micellen elkaar af en blijven ze in oplossing. Submicellen worden aan elkaar
gehouden door calciumionen die bruggen vormen tussen de fosfaatgroepen aan het oppervlak
van de micellen.
Wordt de melk zuur, dan komt het calcium los van de caseïne en het fosfaat en blijft er
onoplosbare, zure caseïne over. Bij een langzaam proces wordt de melk dik en bij een snel
proces vlokt de zure caseïne uit. De overgebleven vloeistof heet wei of melkserum.
Caseïne structuur. CMP staat voor caseïne macropeptide, dit is een hydrofiele tak van kappa-caseïne, één van de
vier soorten caseïne.
5. Hulpstoffen
5.1 Zuursel
Voor de bereiding van kaas en andere zuivelproducten zijn melkzuurbacteriën van bijzondere
betekenis. Gewoonlijk zijn deze melkzuurbacteriën speciaal geselecteerd en gekweekt. Een
cultuur van melkzuurbacteriën noemt men een zuursel. Doorgaans bevat een cultuur meer
soorten en stammen melkzuurbacteriën.
De eigenschappen van de melkzuurbacteriën bepalen voor een groot deel de eigenschappen
van het product. Voor de bereiding van zure producten die na de bereiding geen rijping meer
ondergaan (bijvoorbeeld boter, karnemelk en kwark), is het van belang dat er een zuursel
wordt gebruikt dat een voldoende hoeveelheid van de gewenste aromastoffen vormt. Voor
kaas is het vooral belangrijk dat het product vlot verzuurt en dat er voldoende gasvorming
optreedt, zodat er ogen ontstaan.
18
Er bestaan zuursels met verschillende eigenschappen. Zowel voor een goede toepassing als
voor een goed resultaat is het gewenst om enige notie te hebben van de samenstelling en de
werking.
Melkzuurbacteriën
Tot de grote groep van de melkzuurbacteriën rekent men alle bacteriën die in staat zijn
melksuiker (= lactose) om te zetten tot melkzuur (lactose wordt gesplitst in glucose en
galactose), vervolgens in een zeer groot aantal tussenproducten en tenslotte in
pyrodruivenzuur, waaruit door reductie melkzuur ontstaat: lactose → pyrodruivenzuur →
melkzuur.
De melkzuurbacteriën kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld:
� naar de wijze van melksuikeromzetting
De grondstof voor de vorming van melkzuur is melksuiker. Melkzuur kan langs twee
verschillende wegen uit melksuiker ontstaan. In het ene geval wordt uitsluitend melkzuur
verkregen; in het andere geval ontstaan een aantal nevenproducten, zoals koolzuurgas,
vluchtige aromastoffen, alcohol en dergelijke.
Bacteriën die uitsluitend melkzuur produceren, worden "homofermentatief" genoemd.
De groep van melkzuurbacteriën, die naast melkzuur ook nog andere bestanddelen vormt bij
de vertering van melksuiker heet "heterofermentatief". De omzetting van melksuiker in
melkzuur gaat door tot de zuurtegraad zover is opgelopen dat de bacteriën in hun groei
worden geremd door het gevormde melkzuur. Dit treedt gewoonlijk op bij een pH tussen 4 en
4,5. Een deel van de aanwezige melksuiker blijft over.
Structuurformule melkzuur
� naar de vorm
Onder de melkzuurbacteriën treft men zowel kokken als staven aan. Meestal zijn de kokken
verenigd tot korte of lange ketens (streptokokken). Er zijn zowel homofermentatieve kokken
als heterofermentatieve. De homofermentatieve kokken noemt met streptokokken en
lactokokken, de heterofermentatieve heten Leuconostoc. De staafvormige melkzuurbacteriën
worden lactobacillen genoemd. Onder de lactobacillen komen zowel homofermentatieve
soorten voor als heterofermentatieve. Ook zijn de staven vaak verenigd tot ketens.
19
Voor productenbereiders is de vorm nauwelijks van belang, voor laboranten echter wel in
verband met microscopisch onderzoek.
� naar de groeitemperatuur
Er bestaan mesofiele en thermofiele melkzuurbacteriën. Tot de mesofiele melkzuurbacteriën
rekent men de soorten die tussen 15 en 35 °C een goede groei vertonen. Deze soorten zijn
bruikbaar bij de bereidingsprocessen die zich in dat temperatuursgebied voltrekken, zoals de
bereiding van boter en kwark en van de meeste kaassoorten.
De thermofiele melkzuurbacteriën groeien goed bij temperaturen tussen 35 en 50 °C. Voor de
bereiding van yoghurt en bepaalde soorten kaas (bijvoorbeeld emmentaler) gebruikt men
thermofiele melkzuurbacteriën.
Zowel bij de staafvormige melkzuurbacteriën als bij de Streptococcen komen mesofiele en
thermofiele soorten voor. De Lactococcen en Leuconostocs echter zijn altijd mesofiel.
Vorming van producten
Alle melkzuurbacteriën vormen melkzuur. Sommige vormen daarnaast nog andere producten
zoals koolzuurgas, alcohol en water.
Melkzuur
Van het gevormde melkzuur blijken twee verschillende soorten te bestaan, die alleen met
speciale laboratoriummethoden kunnen worden onderscheiden. Men noemt deze
melkzuurvormen linksdraaiend en rechtsdraaiend. Ze verschillen van elkaar doordat de
moleculen van de ene vorm het spiegelbeeld zijn van de andere. Dit verschil is vergelijkbaar
met dat tussen de linker- en de rechterhand. De beide vormen vertonen in vele eigenschappen
een grote mate van overeenkomst. Ze verschillen niet in zuurtegraad, smaak en dergelijke.
Over de betekenis van het voorkomen van de verschillende vormen van melkzuur in
voedingsmiddelen wordt door voedingsdeskundigen verschillend geoordeeld.
Aroma- en gasvorming
In melk komt een weinig citroenzuur voor. Bepaalde bacteriën blijken in staat deze stof om te
zetten in vluchtige stoffen (aroma's).
In kaas vormen een aantal zuurselbacteriën (de Leuconostocs en S. diacetylactis) gas (vooral
koolzuurgas) uit citroenzuur. Dit is van belang voor de ogenvorming van kaas.
Zuursels en hun toepassing
De melkzuurbacteriën van het zuursel bevorderen een aantal belangrijke processen:
20
� Verzuring van de kaas door de vorming van melkzuur uit melksuiker. De vorming van
zuur is van groot belang voor de conservering, de consistentie (stevigheid) en de smaak
van kaas. Het melkzuur verlaagt namelijk de pH in de kaas, waardoor de groei van
ongewenste micro-organismen (bijvoorbeeld propionzuur- en boterzuurbacteriën en ook
stafylokokken) beperkt blijft. De melkzuurvorming zet zich zolang voort tot alle
melksuiker is verbruikt. Hierdoor kunnen ongewenste micro-organismen die voor hun
groei afhankelijk zijn van melksuiker (bijvoorbeeld colibacteriën) niet uitgroeien. Coli-
achtigen kunnen zich dus alleen tijdens de eerste uren ontwikkelen.
� De vorming van koolzuurgas en aromastoffen. Gasvorming is van belang voor de vorming
van normale openingen (ogen).
� De stemming en wei-uittreding. Enigszins verzuurde melk stremt beter en vooral steviger.
Zuurvorming bevordert het uittreden van wei uit de wrongel tijdens de wrongelbewerking.
� De rijping. De eiwitsplitsende enzymen van melkzuurbacteriën zijn van groot belang voor
de kaasrijping. Bij het rijpingsproces wijzigen de eigenschappen van de kaas (smaak, kleur
en consistentie).
� Korstgebreken. Een goed zuursel speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van een
gladde, goed gesloten korst. Een gesloten korst voorkomt schimmelgroei naar binnen en
bederf van de kaas. Korstvorming gaat het best als de kaas aan het verzuren is. Gebrekkige
zuurvorming verraadt zich doorgaans onmiddellijk door een zwakke, bleke, kleffe, slecht
drogende kaaskorst.
Enkele soorten zuursels
� Zuursels die geen gas vormen noemt men O-zuursels. Deze bevatten alleen Lactococcus
lactis (vroeger Streptococcus lactis en Streptococcus cremoris).
� In een L-zuursel (vroeger B-zuursel) zit in ieder geval één homofermentatieve stam van
Lactococcus lactis en daarnaast de heterofermentatieve stam van de soort Leuconostoc
mesenteroïdes subspec. cremoris.
� Zit er behalve een homofermentatieve stam van Lactococcus lactis ook de variant in die
uit citroenzuur gas kan vormen, Lactococcus lactis, var. diacetylactis, dan noemt men dit
een D-zuursel.
� Wanneer alle stammen voorkomen, spreekt men van een LD-zuursel
Doorgaans gebruikt men voor de bereiding van boerenkaas, karnemelk en boter dezelfde
zuursels. Gewoonlijk zijn dit LD-zuursels of L-zuursels. LD-zuursels vormen wat meer gas.
Voor kaassoorten die geen openingen mogen hebben, zoals cheddar en ook wel feta, zijn de
O-zuursels heel geschikt.
21
Tabel: verschillende soorten zuursels met exacte naamgeving van voorkomende bacteriën
22
5.2 Stremsel
Stremsel is een oplossing die spijsverteringsenzymen bevat. Het stremsel is afkomstig uit de
lebmaag van een met melk gevoed kalf dat minder dan 30 dagen oud is. Binnen deze 30
dagen is het eiwitsplitsend enzym - chymosine - het sterkst omdat dit nog niet vervangen is
door een eiwitverterend enzym. Chymosine zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in de melk
gaan coaguleren, ook wel lebben of stremming genoemd.
Deze stremming gaat gepaard met de vorming van de wrongel en de wei.
Wrongel is het gestremde vaste deel, wei is het afgescheiden vocht.
Het bijzondere aan chymosine is dat het één eiwit op één punt aanvalt. Andere enzymen
vallen meerdere eiwitten tegelijk aan en knippen deze eiwitten gelijk in stukken. Chymosine
heeft voornamelijk interesse in het eiwit kappacaseïne. Kappacaseïne is negatief geladen en
houdt de caseïnemicellen onderling gescheiden. Twee van de aminozuren in kappacaseïne,
fenylalanine en methionine, worden gevonden op positie 105 en 106. Chymosine breekt de
binding tussen deze 2 aminozuren waardoor het macropeptide (aminozuren 106-169) afbreekt
en in de wei terecht komt. Het overige deel, de 1-105 keten is parakappacaseïne en blijft in de
wrongel. Door die delen te verwijderen (chymosine knipt de geladen kappacaseïne selectief
weg) stelt de chymosine de micellen in staat om onderling bindingen aan te gaan met behulp
van de in de kern aanwezige 'calciumlijm' zodat een continue vaste wrongel gevormd wordt.
23
Dan rest alleen nog de vraag waarom stremsel toegevoegd wordt aan kaas als het zuur ook al
wrongel vormt. Twee nadelen kleven er vast aan het alleen gebruiken van zuur voor het
vormen van wrongel en die zijn:
• het zuur verspreidt de micellen met hun calciumlijm te veel voordat de eiwitten een
netwerk kunnen vormen. Het gevolg is dat een deel van de caseïne en calcium in de
wei terecht komt. De rest van de eiwitten die wel een netwerk kunnen maken, vormen
vervolgens een brosse wrongel.
• er is zo veel zuur nodig om caseïne te laten stremmen dat de smaakvormende
enzymen niet of traag werken in de kaas.
Nog enkele bijkomende opmerkingen:
� Chymosine is het belangrijke enzym in stremsel, een ander voorkomend enzym is pepsine.
24
� De enzymen van het stremsel zijn ook van belang tijdens de rijping bij de afbraak van
eiwit. Ze breken de grote eiwitmoleculen af tot kleinere moleculen. Hierdoor veranderen
de smaak en de consistentie van de kaas.
� Naast dierlijke stremsels gebruikt men in tropische landen soms het sap van bepaalde
cactussoorten of ficusachtige planten om de melk tot stremming te brengen. Het blijkt ook
mogelijk uit micro-organismen, schimmels of bepaalde bacteriën, enzymen te winnen die
de melk kunnen stremmen. Het is ook mogelijk om zuivere runderchymosine te laten
produceren door genetisch gemanipuleerde micro-organismen.
� De opgeloste calciumzouten (eigenlijk de vrij in melk voorkomende calciumionen)
bevorderen het "plakkerig" worden van de kaasstof en het verkleven van de deeltjes. In
melk met te weinig opgeloste calciumzouten worden de deeltjes onvoldoende kleverig. Ze
hechten dan moeilijk aan elkaar en de stremming duurt langer.
� Het aantal kaasstofdeeltjes is zo groot dat ze, gerangschikt in lange strengen, in de melk
een "vast" netwerk vormen. Dit netwerk omsluit tevens de vetbolletjes en de wei alsmede
de aanwezige bacteriën. Geleidelijk aan vergroeien de strengen op steeds meer plaatsen.
De tussenliggende wei wordt hierbij weggedrukt. De enige mogelijkheid waar de wei heen
kan, is naar de buitenkant. Hoe groter de massa gestremde melk, des te langer de weg die
de wei moet afleggen om aan de buitenkant te komen. Daarom snijdt men deze massa in
kleine stukjes. De wei moet nu een veel kortere weg afleggen. Bovendien is door het
verdelen van een groot stuk in kleine deeltjes, het oppervlak waardoor de wei kan
uittreden, veel groter geworden.
� In zuur wordende melk verloopt de stremming sneller. Door het verzuren komen er
namelijk extra calciumionen vrij van verschillende verbindingen in melk.
� Stremsel is gevoelig voor licht en lucht. Bij bewaring gaat de stremkracht langzaam
achteruit, bij een onjuiste bewaring kan dit aanzienlijk sneller gaan. Daarom dient men
stremsel bij lage temperatuur, liefst beneden 10 °C, in het donker en in goed afgesloten
verpakking te bewaren. Aangebroken flessen zijn beperkt houdbaar (enkele maanden).
Stremsel moet buiten bereik van kinderen bewaard worden. Inwendig gebruik is
levensgevaarlijk.
25
Intermezzo 6: enzymen
Een enzym is een eiwit dat een bepaalde reactie versnelt, een katalysator. Tijdens de
chemische reactie verbindt het enzym zich met het substraat (= de stof die de reactie
aangaat). Dan versnelt het enzym de chemische reactie zonder zelf verbruikt te worden. Na
de reactie keert het enzym terug naar de oorspronkelijke toestand en kan direct weer een
reactie versnellen.
Enzym + Substraat → Enzym-Substraat-Complex → Enzym + Product
5.3 Zout
In sommige recepten wordt zout vermengd met de wrongel. In andere recepten wordt de
wrongel een bepaalde tijd in een pekelbad gelegd. Dit is belangrijk voor de korstvorming, de
stevigheid en ook de smaak. Het pekelen onttrekt bovendien water en gaat bederf tegen,
waardoor de kaas langer houdbaar blijft.
De pekeltijd van kaas
Gewicht kaas oplegzuivel consumptiezuivel
0,5 kg 4-8 uur
1 kg 0,5-1 dag
3-6 kg 2-2,5 dag 1,5-2 dag
6-8 kg 2,5-3 dag 2-2,5 dag
8-12 kg 3-3,5 dag 2,5-3 dag
12-14 kg 4-5,5 dag 3-5 dag
16-20 kg 5-7 dag
30-40 kg 7-8 dag
40-50 kg 8-8,5 dag
Een kaas met oplegzuivel is bedoeld voor langere bewaring. De wrongel wordt tamelijk droog
afgewerkt, waardoor een kaas met een laag vochtgehalte ontstaat die langzaam rijpt. Onder
consumptiezuivel of vroegrijpe kaas wordt een zuivel verstaan die door een wat hoger
vochtgehalte zachter en smeuïg is en na 1 tot 4 maanden kan worden geconsumeerd.
26
Een pekelbad bevat meestal tussen de 15 en 20% zout en moet op kwaliteit gehouden worden.
Calciumdichloride en een beetje zoutzuur toevoegen bij het pekelbad is ook een goede zaak
voor de houdbaarheid van het pekelbad.
De pekel moet onderhouden worden door het zoutgehalte constant op peil te houden. Kaas
onttrekt immers zout aan de pekel waardoor het zoutgehalte afneemt. Niet alleen het
zoutgehalte neemt af. Door het stromen van vloeistof uit de kaas, van binnen naar buiten en
andersom, komen er kalkzouten in de pekel. De pH van de kaas neemt af en in de pekel toe.
Met teststrookjes is eenvoudig te meten wat de pH van de pekel is. Wordt hij hoger dan 5, dan
is het aanbevolen de pekel een onderhoudsbeurt te geven.
Onderhoud: neem een vat waarin je de hoeveelheid pekel die je hebt kwijt kunt en filter met
een oud stuk kaasdoek in een zeef het vuil uit de pekel. Maak het pekelbad schoon door alle
aangekoekte zaken te verwijderen, zodat de pekel er weer in kan en voeg naast het zout en het
calciumdichloride ook wat zoutzuur toe om de pH te verlagen. Daarna is de pekel weer in
orde en kan hij weer een poosje mee. Het zou zonde zijn om al dat zout weg te gooien. Ook
als je een tijdje geen kaas maakt, kun je hetzelfde doen. Bewaar de pekel altijd op een koele
plaats van 12 tot 14° C.
Hoe te pekelen? Heb je de kaas eenmaal in de pekel, dan moet hij dagelijks worden
omgekeerd. Als hij zijn tijd in het pekelbad er op heeft zitten, spoel de kaas dan even af om
hem daarna te laten drogen.
Intermezzo 7: nieuwe pekel op basis van 80 liter water
Neem 80 liter water en voeg er 15 tot 20kg keukenzout; 1,5 liter calciumdichloride oplossing
30% en 150 ml zoutzuur aan toe.
Voor het controleren van het zoutgehalte zijn pekelwegers in de handel, die je in het water
hangt. Hiermee kun je heel eenvoudig de pekelgraad meten. Om de pH te meten zijn er
eenvoudige teststrookjes. De pH moet onder 5 blijven. Komt hij daarboven dan moet hij
aangepast worden.
De schaalverdeling van een pekelweger gaat van 5 tot 25° Baumé. Eén graad Baumé wijst op
1 gram natriumchloride in 99 gram water en 15 graden Baumé wijst op 15 gram
natriumchloride (keukenzout) en 85 gram water. Dit wil zeggen dat een baumémeter geijkt is
op natriumchlorideoplossingen waarvan de concentratie is uitgedrukt in gewichtsprocenten.
Gezien de zoutconcentratie van de pekel eveneens wordt uitgedrukt in gewichtsprocenten, is
het vrij eenvoudig de pekelconcentratie constant te houden.
27
Pekelweger
5.4 Andere hulpstoffen
� Calciumdichloride (CaCl2)
Soms bevat melk te weinig calciumionen (bijvoorbeeld melk van oudmelkse koeien of na
pasteurisatie). Een tekort aan calciumionen is te herstellen door toevoeging van
calciumdichloride.
� Salpeter (NaNO3 of KNO3)
Bij de bereiding van kaas uit rauwe melk wordt gewoonlijk salpeter toegevoegd. Salpeter is
een zout (nitraat) van salpeterzuur. Bij de kaasbereiding wordt meestal gebruik gemaakt van
natriumnitraat.
Kaas gemaakt van rauwe melk bevat vrijwel altijd colibacteriën. Dit zijn snelle groeiers die
tijdens hun groei gas en afwijkende smaakstoffen vormen. Van oudsher wordt daarvoor
salpeter toegepast ter bestrijding van 'vroeg los' (gasvorming in een vroeg stadium door coli-
achtige bacteriën) en 'laat los' (gasvorming in een laat stadium door boterzuurbacteriën).
Daarnaast remt salpeter ook de groei af van lactobacillen en propionzuurbacteriën.
De groei van deze bacteriën, vooral die van de boterzuurbacteriën, komt echter later op gang
dan die van de coli-achtigen. Dit is van groot belang omdat hierdoor een bijzondere vorm van
"samenwerking" ontstaat tussen colibacteriën enerzijds en boterzuur- en propionzuurbacteriën
en lactobacillen anderzijds. Wanneer namelijk veel coli-achtigen in de kaas zitten, verbruiken
deze een groot deel van de salpeter. Er blijft dan weinig salpeter over om de groei van de
lactobacillen en de boterzuurbacteriën nog af te remmen. Salpeter is dan ook het meest
effectief wanneer er weinig colibacteriën in de kaas zitten. Het blijft dan het langst
beschikbaar voor afremming van de andere bacteriesoorten.
28
Lactobacillen kunnen eveneens door salpeter worden afgeremd. Het meest opvallend is echter
dat de vorming van gassen en de gassmaak door lactobacillen vaak achterwege blijven bij
aanwezigheid van salpeter.
Boterzuurbacteriën in kaas komen pas na langere tijd tot ontwikkeling. Dit wordt onder
andere veroorzaakt door de sporen die eerst weer tot bacteriën moeten ontkiemen. Wanneer er
dan nog salpeter in de kaas aanwezig is, remt deze salpeter de ontkieming van de sporen af.
Het gebrek 'laat los' kan hierdoor worden voorkomen.
Salpeter remt ook de groei van melkzuurbacteriën af. Te veel salpeter kan schadelijk zijn voor
het zuursel.
Salpeter is in vaste kristalvorm en in oplossing verkrijgbaar. Gewoonlijk is de sterkte van de
standaardoplossing ongeveer 30%.
� Andere micro-organismen
Om een kaas te produceren met een typisch uiterlijk of typische smaak worden naast het
klassieke zuursel vaak specifieke micro-organismen aan de kaasmelk toegevoegd.
� Kaaskleursel
Om gedurende het jaar een gelijkmatig gele kaaskleur te bekomen kan een kleine
hoeveelheid plantaardig kaaskleursel toegevoegd worden. Deze kleurstof kleurt zowel de
eiwitten als de vetten.
Annatto is een geelrode tot roodbruine kleurstof (bestaande uit apocarotenoïden) afkomstig
van de zaden van de Zuid-Amerikaanse orleaanboom Bixa orellana. Het is een mengsel van
de wateroplosbare component norbixine en de vetoplosbare component bixine. Annatto wordt
in Engeland vaak gebruikt als toevoeging aan kaas zoals cheddar en red leicester.
Geiten, schapen en waterbuffels geven geen carotenoïden door aan hun melk zodat hun kazen
wit zijn.
� Kruiden en specerijen
Om kaas een karakteristieke smaak te geven wordt tijdens de bereiding ook wel gebruik
gemaakt van kruiden en specerijen, zoals mosterdzaad, sambal, pesto, rucola, peper, bieslook.
Meestal is 0,1% kruiden van het aantal te 'verkazen' liters al genoeg. Dus 1000 liter melk = 1
kg kruiden. Als er meer gebruikt wordt, bestaat het risico dat de kruidensmaak te veel gaat
overheersen. Komijn en kruidnagel hebben een sterke smaak en daar kan 0,7 % in verhouding
met de melk al genoeg zijn. Bij peperkaas is 0,5 % al genoeg. Wanneer men kaas met kruiden
wil maken, moet men het volgende in het oog houden:
29
� Kruiden mogen nooit rauw worden toegevoegd. Wanneer men verse kruiden wil
gebruiken, bijvoorbeeld peterselie, selderij of brandnetel, moeten de te gebruiken
plantendelen vooraf enkele minuten in heet (bijna kokend) water worden
ondergedompeld. Dit blancheren voorkomt dat kruiden later in de kaas tot ontbinding
overgaan. Bovendien worden door de verhitting eventuele besmettingsbacteriën en
schimmels voor een groot deel gedood. Hetzelfde geldt voor gedroogde kruiden. Deze
moeten voor het gebruik wellen in kokend water. Hoewel daarbij enig aroma verloren
gaat, is deze behandeling voor een goede kwaliteit van de kaas noodzakelijk. Hiermee
neemt het soortelijk gewicht van de gedroogde kruiden sterk toe, zodat deze
gemakkelijker gelijkmatig door de wrongel worden gemengd.
� Let bij het gebruik van gedroogde kruiden op de fijnheid ervan. Erg fijne kruiden
geven een minder smakelijk uitziende kaas dan grovere delen.
� Gebruik uitsluitend kruiden van de beste kwaliteit en een betrouwbare leverancier. Let
erop dat in het mengsel niet teveel delen van stengels voorkomen, bijvoorbeeld bij
brandnetels.
� Het verdient aanbeveling om kruidenkaas in een afzonderlijk bad te pekelen. Pekel
waarin geregeld kruidenkaas wordt gepekeld, krijgt een merkbare kruidensmaak die
kan doorgegeven worden aan ongekruide kazen.
Het toevoegen van de kruiden vindt vrijwel steeds plaats aan het einde van de
wrongelbewerking. Men laat zoveel wei wegvloeien tot de wrongel boven de wei begint uit te
komen en roert dan de benodigde hoeveelheid kruiden door de wrongel, meestal handmatig.
Men moet voor een grondige vermenging zorgen. Slechte verdeling van de kruiden door de
wrongel geeft een kaas die er op de doorsnede minder fraai uitziet.
� Coating
Ondanks alle voorzorgen blijkt het moeilijk de kaas geheel vrij van schimmelgroei te houden.
Dit heeft geleid tot het gebruik van zogenaamde plastic korstbedekkingsmiddelen. Deze
geleiachtige producten worden, zodra de kaas pekeldroog is, op de korst aangebracht.
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een spons. Wanneer de plastic droog is (na 12 tot 24
uur) ontstaat een laag die het schimmels uiterst moeilijk maakt om voedingsstoffen uit de
kaaskorst op te nemen. Zij kunnen zich hierdoor niet gemakkelijk ontwikkelen.
Hoewel de plasticlaag de kaas behoorlijk afsluit en ook de indroog beperkt, is de laag niet zo
dicht dat zich daaronder vocht kan ophopen. Voor het bereiken van een goed resultaat is de
volgende werkwijze aan te bevelen:
30
� Breng zodra de kaas pekeldroog is de eerste plasticlaag aan. Zorg ervoor dat de laag
voldoende dik is en dat hij stevig in de korst wordt gewreven;
� Laat geen delen van de kaas onbehandeld (let vooral op de zijkanten);
� Breng na de eerste laag vlug een tweede laag aan (na 4 - 7 dagen).
De kaas kan nu in het algemeen ongeveer 6 weken worden bewaard. Na verloop van tijd gaat
de aangebrachte plasticlaag in kwaliteit achteruit. Hij verliest zijn glans en verweert. De
beschermende werking is dan duidelijk verminderd. Wanneer de kaas bestemd is voor langere
bewaring (3 - 6 maanden), is het verstandig om tijdig (na 3 - 4 weken) een derde laag aan te
brengen.
Men moet er steeds op letten dat de te plastificeren laag vrij is van schimmels.
Er zijn kaaskorstbedekkingsmiddelen met en zonder schimmelwerende middelen verkrijgbaar.
Het schimmelwerend middel dat gewoonlijk gebruikt wordt is natamycine, ook wel
pimaricine genoemd.
6. Rijping van kaas
Onder kaasrijping verstaan we alle veranderingen die in kaas optreden na de bereiding.
Belangrijke rijpingsprocessen zijn de omzetting van melksuiker in melkzuur, en nadien enige
afbraak van melkzuur. Verder vindt er afbraak van eiwit en vet plaats. Het resultaat van de
rijping neemt men waar aan de smaak, geur, kleur, consistentie en het uiterlijk van de kaas op
doorsnede (vorming van openingen). Kaasrijping is vooral een gevolg van de werking van
enzymen.
Enzymen kunnen van verschillende herkomst zijn.
� Melk. Rauwe melk bevat melklipase en melkprotease. Pasteurisatie maakt het enzym
onwerkzaam, waardoor kaas uit gepasteuriseerde melk doorgaans vlakker van smaak is.
� Stremsel. Naast chymosine bevat stremsel nog meer eiwitaantastende enzymen. Voor de
kaasrijping zijn de stremselenzymen erg belangrijk. Zij verkleinen de grote
kaasstofmoleculen tot kleinere brokstukken.
� Zuursel. De enzymen van de zuurselbacteriën hebben een belangrijk eiwitsplitsend
vermogen. Zij zijn echter niet in staat de grote kaasstofmoleculen aan te tasten. Wel
kunnen ze het werk van de stremselenzymen voortzetten en dus de gevormde brokstukken
verder afbreken. De eiwitsplitsende enzymen komen vrij nadat de bacteriën afgestorven
zijn en doen dan pas hun werk.
� Andere micro-organismen. Alle bacteriën, gisten en schimmels bevatten enzymen.
Sommige micro-organismen produceren enzymen met een vetsplitsend vermogen, andere
31
produceren vooral eiwitsplitsende enzymen. Voorts bestaan er enzymen die melksuiker of
melkzuur in kaas kunnen aantasten. De verschillende rijpingsproducten hebben invloed op
de kaas vanwege de gevormde geur- en smaakstoffen of door gasvorming.
Tijdens het rijpen vinden dus veel omzettingen in de kaas plaats. De belangrijkste zijn:
� omzetting van melksuiker in melkzuur;
� omzetting en afbraak van eiwit;
� omzetting en afbraak van het vet;
� verandering van het vochtgehalte;
� verandering van de zuurtegraad.
De temperatuur in de rijpingskamer is meestal 12 tot 15° C. De vochtigheidsgraad bedraagt
ongeveer 85 procent. Tijdens de rijping worden de kazen regelmatig gekeerd, zodat ze in
vorm blijven. De korst wordt stevig en het zout trekt dieper in de kaas. Hoe langer de kaas
rijpt, hoe pittiger hij wordt.
Rijpingskarakteristieken van verschillende kazen:
Type kaas Temperatuur Relatieve lucht-
vochtigheid
Handelingen
Geperste kazen 12-15° C 80% Voorafgaand aan het rijpen verven
met coating om uitdrogen tegen te
gaan, regelmatig draaien.
Blauwschimmel-
kazen
5-8 ° C 80-95% Dagelijks draaien, wanneer
beschimmeld aan de buitenkant
doorsteken met een schone
breipen.
Gewassen korst
kazen
10-13° C 85-90% Om de dag draaien en afvegen met
een 5% pekel.
Witschimmelkazen 10-12° C 90% Dagelijks draaien.
Smeerkazen 10-12° C 85% Drie dagen non-stop roeren.
7. Hoe maak je kaas?
Het volledige proces om kaas te maken kan gezien worden als een ingreep om de voedzame
bestanddelen (vetten, eiwitten en mineralen) van het water te scheiden. Water wordt maar
voor een klein gedeelte in de kaas aangetroffen.
Hoe gebeurt nu de scheiding tussen water en voedzame bestanddelen?
Eerst en vooral wordt de melk gepasteuriseerd. Dit betekent dat de melk wordt verwarmd tot
ongeveer 72° C en dit gedurende ten minste 15 seconden. Op die manier worden de
aanwezige bacteriën gedood.
Na het pasteuriseren gaat de terug
vervolgens stremsel toe. De melk verzuurt en stremt (de melk vlokt uit en wordt d
spreken van een wrongel en dit is de toekomstige kaas.
Vervolgens wordt de wrongel gesneden. De dikke, gestre
met draaiende, scherpe, grote messen, waardoor de vaste deeltjes (wrongel) zich van de
vloeistof (wei) afscheiden. De wei wordt afgetapt. Hoe meer we roeren, hoe meer wei uit de
wrongel wordt gedreven. Als er voldoende we
in een kaasvorm gebracht. De wro
overtollige wei wordt door de gaatjes van de kaasvorm geperst. De kazen gaan vervolgens in
een pekelbad (zoutbad).
Na het pekelbad wordt op de kaas
schimmelvorming tegen te gaan. Het laagje is zo poreus dat de kaas kan blijven ademen.
Het rijpen kan nu beginnen.
Tijdens het rijpen worden vetten en eiwitten afgebroken
Op die manier krijgt de kaas zijn typische smaak.
Jonge kaas wordt verkocht na een 5
is pas na een jaar rijpen klaar.
In onderstaande figuur wordt beknopt
de volgende pagina’s vind je meer uitgebreide versies.
Stap 1.Bacterien breken melksuiker af tot melkzuur
Stap 2. Toevoegen van het stremsel waardoor de caseïne stremt, wrongel snijden en wei weg laten lopen
Stap 3. De rijping/ Affineren
Na het pasteuriseren gaat de terug afgekoelde melk in de kaasbak. Hier voegt men
toe. De melk verzuurt en stremt (de melk vlokt uit en wordt d
dit is de toekomstige kaas.
Vervolgens wordt de wrongel gesneden. De dikke, gestremde melk wordt in stukjes gesneden
grote messen, waardoor de vaste deeltjes (wrongel) zich van de
vloeistof (wei) afscheiden. De wei wordt afgetapt. Hoe meer we roeren, hoe meer wei uit de
wrongel wordt gedreven. Als er voldoende wei uit de wrongel is verdreven, wordt de wrongel
in een kaasvorm gebracht. De wrongel wordt geperst, waardoor hij één vaste massa wordt. De
overtollige wei wordt door de gaatjes van de kaasvorm geperst. De kazen gaan vervolgens in
op de kaas meestal een beschermend plastic laagje aangebracht
schimmelvorming tegen te gaan. Het laagje is zo poreus dat de kaas kan blijven ademen.
Tijdens het rijpen worden vetten en eiwitten afgebroken en omgezet in geur
Op die manier krijgt de kaas zijn typische smaak.
Jonge kaas wordt verkocht na een 5-tal weken rijping, belegen kaas na 16 weken
beknopt schematisch voorgesteld hoe kaas gemaakt wordt. Op
meer uitgebreide versies.
Stap 1.Bacterien breken melksuiker af tot
Stap 2. Toevoegen van het stremsel waardoor de caseïne stremt, wrongel snijden en wei
Stap 3. De rijping/ Affineren
32
melk in de kaasbak. Hier voegt men zuursel en
toe. De melk verzuurt en stremt (de melk vlokt uit en wordt dik). We
mde melk wordt in stukjes gesneden
grote messen, waardoor de vaste deeltjes (wrongel) zich van de
vloeistof (wei) afscheiden. De wei wordt afgetapt. Hoe meer we roeren, hoe meer wei uit de
i uit de wrongel is verdreven, wordt de wrongel
één vaste massa wordt. De
overtollige wei wordt door de gaatjes van de kaasvorm geperst. De kazen gaan vervolgens in
ic laagje aangebracht om
schimmelvorming tegen te gaan. Het laagje is zo poreus dat de kaas kan blijven ademen.
en omgezet in geur- en smaakstoffen.
tal weken rijping, belegen kaas na 16 weken en oude kaas
rgesteld hoe kaas gemaakt wordt. Op
33
⇓
Pasteurisatie
⇓
Gepasteuriseerde melk
⇓
+ zuursel + stremsel
⇓
Zachte wrongel
⇓
Snijden
⇓
Harde wrongel + wei
⇓
Wei aflaten
⇓
Harde wrongel
⇓
Persen in kaasvorm
⇓
Geperste wrongel
⇓
Pekelen
⇓
Gepekelde wrongel
⇓
Rijpen
⇓
Kaas
34
35
8. Hygiëne
Goed gereinigde materialen en een schone omgeving zijn van groot belang voor een goede
kaaskwaliteit. Over het algemeen kunt u kaas veilig eten, maar soms kan hij bij onvoldoende
hygiëne een ernstige voedselvergiftiging veroorzaken. Daarom moet men bij de kaasbereiding
een aantal hygiënische voorzorgsmaatregelen nemen.
Ten eerste moet u al uw benodigdheden steriliseren. Hiervoor bestaan meerdere
mogelijkheden. Eén methode is dat u al uw gereedschap 5 minuten in kokend water legt en
het daarna aan de lucht laat drogen. Dit is de beste methode voor roestvrij stalen
gereedschappen, zoals uitleklepels, wrongelmessen, enzovoort.
U kunt ook een milde bleekoplossing maken van 28 milliliter bleekmiddel en 3,8 liter water.
Deze oplossing is ook effectief voor het steriliseren van gereedschap. Spoel alle
gereedschappen goed af en laat ze goed drogen, want bleekresten hebben een negatieve
uitwerking op kaasculturen en stremsel. Zodra u klaar bent met de kaasbereiding moet u het
gereedschap grondig schoonmaken in heet water met afwasmiddel en het opbergen op een
schone plaats.
Kunststofnetten en volgers kan men na het persen het best direct afspoelen en vervolgens
onderdompelen in een oplossing van een sterk reinigingsmiddel. Aanklevende stukjes
wrongel lossen hierin goed op. Goed naspoelen met water is noodzakelijk om de resten van
het reinigingsmiddel te verwijderen. Heel belangrijk is dat de reinigingsoplossing en het
spoelwater niet warmer zijn dan 45° C. Bij hogere temperaturen krimpen de netten.
Probeer wat de hygiëne betreft ook niet te overdrijven. Het gaat hier om kaasmaken en niet
om een operatiekamer. Gebruik uw gezond verstand.
Handig is het om tijdens de kaasbereiding een pan met kokend water ter beschikking te
hebben om de nodige materialen te steriliseren. Het gebruik van poreuze materialen moet
vermeden worden.
9. Kaassoorten
Er zijn verschillende manieren om kaas in te delen. Grotendeels liggen deze in de oorsprong
van het ingrediënt of de manier van bereiden. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Melksoort:
• Koemelk
• Geitenmelk
• Schapenmelk
• Andere
36
• Mengsels
Bereidingsmethoden:
- Verse kazen: bij deze kazen vindt de stremming plaats door melkzuurbacteriën of het
gebruik van zeer weinig lebferment. Enkele voorbeelden van deze kazen zijn kwark, platte
kaas en Boursin.
- Zachte kazen: deze kazen worden in tegenstelling tot veel andere soorten niet geperst, ze
verliezen hun vocht door het uitdruipen. Zachte kazen zijn in de regel vaak bedekt met een
witte schimmellaag die veroorzaakt wordt door Penicillium candidum of ook Penicillium
camemberti. Enkele voorbeelden van deze kazen zijn camembert en brie.
- Harde kazen: deze kazen zijn een langere periode gerijpt waardoor het vochtgehalte
in de kaas is gedaald. Hierdoor ontstaat de harde consistentie. Enkele voorbeelden zijn
parmezaan, pecorino en emmentaler.
- Geaderde kazen: Deze kazen worden tijdens de bereiding geënt, d.w.z. dat ze geïnjecteerd
worden met een schimmel. Deze schimmel Penicillium glaucum of Penicillium roquefortii,
zal de kaas voorzien van een kenmerkende geur en smaak en zorgt voor een blauw-groen
draderig uitziend netwerk in de kaas. Het verschil in de schimmels zit hem in het feit dat de
glaucum afkomstig is van oud brood en de roquefortii zich in de rijpingsruimtes bevindt en
zich spontaan in de kaas nestelt. Enkele voorbeelden zijn de blauwschimmelkazen zoals
roquefort en gorgonzola.
- Smeltkazen: dit zijn afgewerkte kazen die met behulp van warmte en smeltzouten vloeibaar
worden gemaakt en daarna verpakt worden in folie, om ze aldus langer te kunnen bewaren.
Denk hierbij aan goudkuipje en smeerbare brie.
Rijping/ Affineren:
Tijdens de rijping zijn er vele invloeden op de uiteindelijke smaak en karakter van de kaas: zo
kan de affineur de korst van de kaas wassen met alcohol bv. eau de vie, zout of bier, de
ongerijpte kaas door de as rollen (iets wat vaak met geitenkazen gebeurt) of gebruik maken
van een schimmel of bacterie om de kaas een specifieke eigenschap te geven.
Bacteriën:
Veel bacteriën worden al bij de start van het bereidingsproces aan de melk toegevoegd, denk
hierbij aan de melkzuurbacteriën die zorgen voor de eerste aanzuring van de melk. Deze
37
blijven in de uitgelekte wrongel achter en zorgen voor een groot gedeelte van de smaak
tijdens het rijpen tot (half)harde kazen. Denk hierbij aan gouda, parmezaan en cheddar. Twee
andere veel gebruikte bacteriën zijn de gatenmaker en de smeerlap.
De gatenmaker Propionibacterium freudenreichii subsp. shermanii
De bovengenoemde bacterie zorgt voor de gaten in de kaas. Tijdens de rijping zet zij het
melkzuur om in een combinatie van azijnzuur, propionzuur en kooldioxide. Deze bacterie
wordt gebruikt bij het maken van emmentaler, het azijn en propionzuur zorgen voor de zurige
smaak en de kooldioxide zorgt voor de gaten. De bacterie is anaeroob en werkt het beste bij
een hoge temperatuur van rond de 24 graden Celsius.
De smeerlap Brevibacterium linens
De bovengenoemde bacterie is verantwoordelijk voor de “stinkkazen". Epoisses, livarot,
munster en limburger zijn enkele voorbeelden van deze roodflorakazen. De aerobe bacterie
onderscheidt zich doordat zij in een zeer zoute omgeving groeit, ze kan echter niet tegen een
zuurrijke omgeving. De kaasmaker kan de werking beïnvloeden door de kaas zo nu en dan
met pekel af te vegen. Hierdoor ontstaat de herkenbare, plakkerige korst van de kaas. De
bacterie zorgt voor een subtiele complexiteit die typisch is voor de roodflorakazen.
Schimmels:
Schimmels ontwikkelen zich gemakkelijk op de korst van kazen die niet worden afgeveegd,
maar kunnen ook ingebracht worden. We onderscheiden blauwe en witte schimmelkazen. De
meest voorkomende schimmelsoorten op/in kaas zijn afkomstig uit de Penicillium familie.
De blauwe schimmel wordt bij de bereiding van de kaas meteen aan de melk toegevoegd.
Deze schimmel heeft genoeg aan een klein beetje zuurstof. Men prikt de kaas in zodat de
zuurstof de schimmel kan bereiken. De bekendste soorten zijn Penicillium roqueforti,
gebruikt bij de schapenkaas roquefort en Penicillium glaucum die in de binnenkant van stilton
en gorgonzola en aan de buitenkant van gerijpte geitenkazen groeit. Deze schimmels komen
van nature in bepaalde grotten voor. Men kan de kazen hier zonder toegevoegde
schimmelcultuur laten rijpen en zo de schimmel langzaam van buiten naar binnen laten
groeien.
38
De witte schimmel, meestal afkomstig van de Penicillium camemberti, wordt veelal gebruikt
om aan de buitenkant van gerijpte, mildere koemelkkazen een witte schimmellaag aan te
brengen. Enkele voorbeelden zijn de Noord-Franse kazen camembert en brie.
Voor alle bovengenoemde schimmels geldt dat er een bepaalde hoeveelheid vocht en een
klein percentage zuurstof ( 5% ) aanwezig moeten zijn om te kunnen groeien.
Overzicht secundaire culturen:
Te koop als Bacterie /
schimmel
Naam Kenmerken Type kaas
Penicillium
roqueforti
schimmel Penicillium
roqueforti
Belangrijkste
schimmel voor
blauwaderkazen
o.a. gorgonzola,
roquefort, stilton
Brevibacterium
linens
bacterie Brevibacterium
linens
Bekende plakkerige
en oranje/rode laag.
Heftige geur van
ongewassen voeten.
o.a. munster,
limburger,
epoisses
Penicillium
candidum
schimmel Penicillium
candidum of
Penicillium
camemberti
Witte donzige
schimmel aan de
buitenzijde van kaas,
bestaan verschillende
varianten van.
o.a. brie en
camembert
Geotricum
candidum
schimmel Geotricum
candidum
Snelgroeiende
schimmel die vaak
als hulpje voor B.
linens en P.
candidum wordt
ingezet.
Veel kazen, o.a.
Saint- Marcellin
maroilles,
raclette en
reblochon
Propionzuur bacterie Propionibacterium
freudenreichii
subsp shermanii
Produceert een forse
hoeveelheid CO2 en
is daardoor
verantwoordelijk
voor grote gaten,
maar ook voor een
notensmaak.
o.a. emmentaler
10. De invloed van het grazen, het seizoen en de
Wat een dier eet, heeft rechtstreeks gevolgen voor de melkkwaliteit, en de melk beïnvloedt
dan weer de kwaliteit van de hiermee
het dier moet een kaasmaker dus voortdurend rekenin
dagelijks menu van het dier beïnvloeden.
Neem bijvoorbeeld het grazen. Een koe die veel verse, wilde grassen eet
smakelijke melk. De melk van dieren die wilde grassen eten, bevat minder cholesterol en
meer omega-3-vetzuren dan de melk van opgesloten soortgenoten die kuilvoer krijgen, het
bewijs dat een gelukkige grazer ook een gezonde grazer is. Als de koe daarentegen gedroogd,
oud gras en gegist kuilvoer krijgt, lijden de kwali
De tijd van het jaar speelt ook een belangrijke rol bij de kaasbereiding. De winter beschouwt
men niet als het ideale seizoen voor het kaasmaken, vooral niet in koude klimaten waar
koeien kuilvoer moeten eten. De plaats waar de dieren grazen
melkkwaliteit. Zo zal de melk, en dus
hoogstwaarschijnlijk enigszins zout zijn, omdat er door de zeewind zout op het gras waait.
Al deze invloeden worden samengevat in de Franse term terroir
vertalen dit woord met 'grond' of 'streek', wat niet helemaal klopt. Terroir kan het beste
worden omschreven als 'de ziel van een bepaald plekje op aarde
droog of vochtig zijn, bergachtig of vlak, koud of warm. Elk terroir is uniek. Dit verklaart
waarom veel regionale kazen zo'n bijzonde
Het is dus niet mogelijk een standaard berei
nooit het blindelings volgen van een recept zijn, omdat de samenstelling van de melk en de
voeding van het vee een rol spelen.
De invloed van het grazen, het seizoen en de geografie op de melk
Wat een dier eet, heeft rechtstreeks gevolgen voor de melkkwaliteit, en de melk beïnvloedt
weer de kwaliteit van de hiermee bereide kaas. Afgezien van de diersoort en het ras van
het dier moet een kaasmaker dus voortdurend rekening houden met externe factoren die het
dagelijks menu van het dier beïnvloeden.
Neem bijvoorbeeld het grazen. Een koe die veel verse, wilde grassen eet, geeft vette,
smakelijke melk. De melk van dieren die wilde grassen eten, bevat minder cholesterol en
vetzuren dan de melk van opgesloten soortgenoten die kuilvoer krijgen, het
bewijs dat een gelukkige grazer ook een gezonde grazer is. Als de koe daarentegen gedroogd,
oud gras en gegist kuilvoer krijgt, lijden de kwaliteit van de melk en de kaas
De tijd van het jaar speelt ook een belangrijke rol bij de kaasbereiding. De winter beschouwt
men niet als het ideale seizoen voor het kaasmaken, vooral niet in koude klimaten waar
koeien kuilvoer moeten eten. De plaats waar de dieren grazen, is ook van invloed op de
, en dus ook de kaas, van koeien uit een kustgebied
szins zout zijn, omdat er door de zeewind zout op het gras waait.
Al deze invloeden worden samengevat in de Franse term terroir. De meeste woordenboeken
vertalen dit woord met 'grond' of 'streek', wat niet helemaal klopt. Terroir kan het beste
de ziel van een bepaald plekje op aarde'. Een bepaald terroir
droog of vochtig zijn, bergachtig of vlak, koud of warm. Elk terroir is uniek. Dit verklaart
zo'n bijzondere, karakteristieke smaak hebben.
Het is dus niet mogelijk een standaard bereidingsmethode voor kaas te geven. K
nooit het blindelings volgen van een recept zijn, omdat de samenstelling van de melk en de
voeding van het vee een rol spelen.
39
Wat een dier eet, heeft rechtstreeks gevolgen voor de melkkwaliteit, en de melk beïnvloedt
bereide kaas. Afgezien van de diersoort en het ras van
g houden met externe factoren die het
geeft vette,
smakelijke melk. De melk van dieren die wilde grassen eten, bevat minder cholesterol en
vetzuren dan de melk van opgesloten soortgenoten die kuilvoer krijgen, het
bewijs dat een gelukkige grazer ook een gezonde grazer is. Als de koe daarentegen gedroogd,
teit van de melk en de kaas hieronder.
De tijd van het jaar speelt ook een belangrijke rol bij de kaasbereiding. De winter beschouwt
men niet als het ideale seizoen voor het kaasmaken, vooral niet in koude klimaten waar
ook van invloed op de
ook de kaas, van koeien uit een kustgebied
szins zout zijn, omdat er door de zeewind zout op het gras waait.
. De meeste woordenboeken
vertalen dit woord met 'grond' of 'streek', wat niet helemaal klopt. Terroir kan het beste
. Een bepaald terroir kan
droog of vochtig zijn, bergachtig of vlak, koud of warm. Elk terroir is uniek. Dit verklaart
re, karakteristieke smaak hebben.
dingsmethode voor kaas te geven. Kaasmaken kan
nooit het blindelings volgen van een recept zijn, omdat de samenstelling van de melk en de
40
11. Recepten
In de recepten in dit boek maken we gebruik van zakjes gevriesdroogd zuursel voor niet-
directe toevoeging. Met één zakje maak je één liter zuursel. Eén liter zuursel is voldoende om
100 liter melk aan te zuren.
11.1 Boerenkaas
A. Voorbereidend werk
1. Bereiding zuursel: 1 zakje gevriesdroogd poederzuursel in 1 liter gesteriliseerde volle
melk brengen en 24 uur laten incuberen op kamertemperatuur. Een andere optie is: zuursel
aankopen voor rechtstreekse enting. Dit is gemakkelijker, maar iets duurder. Belangrijk:
afhankelijk van type kaas voegt men ander zuursel bij. Voor boerenkaas gebruikt men een
LD-zuursel of een L-zuursel.
2. Ontsmetting apparatuur (met kokend water)
B. Kaasbereiding
1. Pasteurisatie melk: niet toegepast (boerenkaas wordt bereid met rauwe melk)
2. 15 liter rauwe melk in inox kookpot gieten. Melk via bain-marie (met weckketel tot 1/3
gevuld met water) opwarmen tot 31° C + 2° C en deze temperatuur aanhouden.
3. 150 ml zuursel toevoegen aan melk en goed roeren.
4. 4,5 ml CaCl2 oplossing (30%) toevoegen en goed roeren.
5. 6 ml NaNO3 oplossing 30% (salpeter) toevoegen en goed roeren.
6. 10 minuten na het toevoegen van het zuursel 4,5 ml stremsel toevoegen, goed roeren en
dan alles gedurende 40 minuten laten rusten zodat de kaas kan stremmen tot gladde breuk.
7. Snijden van de wrongel: 10 tot maximum 15 minuten. Eerst voorzichtig beginnen en
langzaam snijdend draaien. Na verloop van enige minuten de snelheid opvoeren tot we
wrongelstukjes met een gemiddelde doorsnede van ongeveer 15 mm bekomen (grootte
erwt).
8. Wrongel ongeveer 10 minuten laten bezinken.
9. 30% (1/3) van de wei verwijderen (afgieten).
10. Na losroeren van de wrongel geleidelijk in ongeveer 10 minuten water toevoegen tot 33
°C (watertemperatuur + 60° C; + 3 liter water 60° C, controleren met thermometer!). Door
het toevoegen van warm water wordt nog meer wei uit de wrongel gedreven.
11. Roeren van de wei-wrongel: 40 minuten
12. Bezinken: 20 - 30 minuten (afkoeling voorkomen).
13. Verwijderen van de wei.
14. Kaasvat vullen: bij voorkeur kruimelen, vaatjes ruimschoots en gelijkmatig vullen.
41
15. Wrongel aandrukken.
16. De wrongel in het vat laten uitlekken: circa 15 minuten (afkoeling voorkomen, bv.
handdoek over leggen).
17. Persen tot korst gesloten is, duur 1 tot 1,5 uur, halfweg kaas draaien, persdruk 3 à 4 keer
eigen gewicht. Geleidelijk aan opdrijven.
18. Rechten (ronden = omlopen): 6 tot 8 uur (afkoeling voorkomen). Kaas uit vat nemen,
randjes zorgvuldig wegsnijden, kaas omkeren (met weggesneden rand naar boven) en
zonder net in vat terugleggen. Door het eigen gewicht van de kaas krijg je een mooi egale
ronding. Volger niet op kaas leggen.
19. Pekelen: 8 tot 24 uur (pekelbad 18 tot 20° Be, + 20 kg NaCl in 90 liter water, pH < 5 door
150 ml zoutzuur chemisch zuiver 10% aan 100 liter pekel toe te voegen, + 1,5 liter CaCl2
30%).
20. Plastificeren: zodra de kaaskorst pekeldroog is. Er mag geen schimmel ontstaan zijn.
Behandeling tijdig herhalen.
21. Rijpen bij 13 tot 15° C en relatieve luchtvochtigheid van 80 - 85%.
22. Regelmatig keren en schoonhouden. (in geval van schimmel met doek gedrenkt in water
met scheutje azijn toegevoegd).
23. Consumptie na 3 (4) tot 12 weken.
42
1. Melk verwarmen tot + 31°C 5. Kaasvorm met net 9. kazen pekelen
2. Na toevoegen van zuursel
en stremsel vormt de wrongel
zich
6. Wrongel in kaasvorm gieten 10. Kazen drogen
3. Wrongel snijden 7. Wrongel in kaasvorm 11. Kaas coaten
4. Wrongel snijden tot grootte
van erwten
8. Kazen persen 12. Kaasrijping
43
11.2 Bereiding van een weinig geperste kaas (type Saint-Paulin)
Voor de bereiding van kaas, type Saint-Paulin, gebruikt men in de melkerij meestal
gepasteuriseerde melk. De amateurkaasmaker kan hiervoor gepasteuriseerde melk uit de
handel gebruiken of met verse koemelk werken.
A. Voorbereidend werk: zie 11.1
B. Kaasbereiding
1. 10 liter melk opwarmen tot 30-32° C en 3 ml calciumdichloride oplossing 30% toevoegen.
2. Toevoegen van zuursel. Als zuursel bij het bereiden van Saint-Paulinkaas gebruikt de
zuivelindustrie 1,5 à 2% mesofiele mekzuurbacteriën en 1% aromaferment. Wij gebruiken
100 ml zuursel zoals bij de bereiding van boerenkaas of 100 ml karnemelk per 10 liter te
stremmen melk.
3. Stremmen: 15 à 30 minuten. 10 minuten na het toevoegen van het zuursel wordt aan de
melk onder voortdurend roeren 3 ml stremsel toegevoegd. Het einde van de stremming
kan men ook zien door met een mes in de wrongel te snijden en onder de snede het mes
plat op te heffen. Bij voldoende gestremde melk ontstaat een kloof zoals een 'gapende
wonde'. (= gladde breuk)
4. Snijden van de wrongel: 10 à 15 minuten. De snelheid van het snijden mag langzaam
toenemen. Naar het einde toe mag men het snijden vervangen door roeren. Na 15 minuten
zal men een wrongel bekomen waarvan de korrelgrootte ongeveer gelijk is aan die van een
hazelnoot. Pas dan mag met het snijden of roeren gestopt worden.
5. Rusten. De gesneden wrongel moet eerst kunnen bezinken, vooraleer men wei zal
afscheppen.
6. Wei afscheppen: ongeveer 50 à 60% van de wei moet worden afgeschept.
7. Verdunnen van de wei. Evenveel water, van 30 à 39° C, als de hoeveelheid wei die werd
afgeschept, wordt nu roerend aan de wrongel toegevoegd. Het toevoegen van water
verdunt de wei. Hierdoor zal de kaas minder zuur smaken en zal de rijping in de hand
gewerkt worden.
8. Roeren: 10 minuten. Gedurende ongeveer 10 minuten wordt de wrongel-weimassa
krachtig geroerd. Hierdoor verkleinen de wrongelkorrels verder. Men mag pas stoppen
met roeren als de korrelgrootte van de wrongel de grootte van een graankorrel bereikt.
9. Bezinken van de wrongel: 10 minuten. De wrongel mag gedurende ongeveer 10 minuten
rusten, waardoor de wrongelkorrels bezinken en verder verkleinen.
10. Kaasvormen vullen. Na de rustperiode vult men de kaasvorm. Hierbij moet men erop
letten dat er geen lucht tussen de wrongeldeeltjes opgesloten wordt. Hiervoor dompelt
44
men de kaasvorm onder de wei, oversopt men de in de kaasvorm gebrachte wrongel met
wei, en drukt men steeds gelijkmatig aan.
11. Uitlekken. De gevulde kaasvorm laat men gedurende 15 minuten uitlekken. Hierbij moet
men deze tochtvrij zetten om de temperatuur zo weinig mogelijk te laten dalen. Afdekken
is dus gewenst.
12. Persen. Na het uitlekken zal de kaasvorm gedurende twee à vier uur geperst worden met
een gewicht dat hetzelfde is als zijn eigen gewicht. Pas op: de kaas mag niet afkoelen
tijdens het persen.
13. Ronden. De gevormde kaas wordt omgekeerd in de vorm gelegd, waardoor de kaas
gelijkvormig wordt. Boven- en onderkant gelijken meer op elkaar. Op die manier laat men
de kaas, liefst afgedekt, een viertal uren rusten.
14. Na deze rustperiode zal de kaas gedurende 8 à 12 uur ondergedompeld worden in een
pekel van 20° Baumé. (Eén ° Baumé wijst op 1 gram natriumchloride in 99 gram water en
20 ° Baumé wijst dus op 20 gram natriumchloride in 80 gram water).
15. Drogen. De gepekelde kazen moeten eerst twee à drie dagen drogen bij een
keldertemperatuur van 12 à 14° C in een relatief vochtige ruimte van 85%
luchtvochtigheid.
16. Rijpen. Het rijpen duurt ongeveer drie weken in een kelderatmosfeer van 12 à 16° C en
85% vochtigheid. Gedurende al die tijd wordt de kaas in het begin dagelijks, en later om
de twee à drie dagen gekeerd en eventueel afgedroogd. Als er oppervlakteschimmels te
voorschijn komen, moet de kaas gewassen worden met een weinig zout water. Is de kelder
te droog, dan zal deze kaas eerder gewassen worden dan afgedroogd.
17. Bewaren. Na drie weken is deze kaas rijp en mag hij gegeten worden. Indien men hem nog
niet onmiddellijk wil verbruiken, zal hij, in paraffinepapier gewikkeld, in de koelkast
bewaard worden, zodat hij niet verder kan beschimmelen of uitdrogen. Hij zal regelmatig
gekeerd worden om de vochtverdeling in de kaas evenwichtig te houden.
11.3 Camembert
Voor het maken van camembert dient u ervaring en geduld te hebben, omdat hij veel
vochtiger en daarmee lastiger bewerkbaar is dan de meeste andere soorten. Dit is nodig omdat
de kaas zich goed kan ontwikkelen
A. Ingrediënten
� 7,6 liter volle melk
� 1,2 deciliter mesofiele moedercultuur, of ca. 2 ml mesofiele kant-en-klare startcultuur.
45
� ongeveer 1 ml (1/8 tl) Penicillium candidum
� ongeveer 2 ml (1/4 tl) vloeibaar stremsel
� zout
B. Kaasbereiding
Verwarm de melk tot 32° C en voeg de startcultuur en Penicillium candidum toe. Laat de
melk afgedekt 90 minuten rijpen.
Voeg bij dezelfde temperatuur het stremsel toe en roer 2 minuten. Laat de wrongel bij deze
temperatuur afgedekt 60 minuten rusten, of tot u hem kunt snijden in een gladde breuk.
Steriliseer terwijl u wacht op het stremmen de kaasvormen in kokend water.
Snijd de wrongel in blokjes van 1 centimeter en roer voorzichtig gedurende 15 minuten,
terwijl de wrongel dezelfde temperatuur (32° C) behoudt.
Laat de wrongel bij deze temperatuur nog 15 minuten stremmen en tap dan met een
gesteriliseerde maatbeker de wei af tot op het niveau van de wrongel. Het mengsel lijkt nu op
heel waterige cottage cheese.
Leg een kaasmat op de opvangkom en zet twee met kaasdoek beklede kaasvormen op de mat.
Schep de wrongel voorzichtig in de vormen tot ze vol zijn. Dek de vormen af met kaasmatten.
Laat de kaas 1 uur uitlekken bij kamertemperatuur. De kaas wordt veel kleiner, omdat de wei
via de zijkanten en onderkant verdwijnt.
Nu is het tijd om de kazen te keren. Wees voorzichtig, want dit is een lastig karweitje. Keer
één kaasvorm per keer. Leg uw ene hand onder de onderste mat (verplaats de mat een beetje,
zodat u uw hand in de opvangkom en onder de vorm kunt krijgen) en de andere op de
bovenste mat.
Houd de zaak stevig vast, til de vormen op, keer ze in een snelle beweging om en zet ze terug
in de opvangkom. Controleer of de vorm niet vastkleeft door voorzichtig de mat weg te
trekken. Zorg ervoor dat de kaas aan de zijkanten niet kapot scheurt.
Keer uw kazen zo om de 4 à 5 uur, tot ze loslaten van de binnenkant van de vorm. Trek de
vorm voorzichtig van de kaas. Mocht de kaas hier en daar aan de vorm kleven, dan maakt u
hem met een mes voorzichtig los. Bestrooi de kazen licht met zout en laat ze bij
kamertemperatuur 10 minuten rusten op een kaasplank.
Leg de kazen op een van de matten, doe ze in een rijpingsdoos en bewaar deze in de koelkast
bij een temperatuur van 7° C en een vochtigheidsgraad van 85%. Na vijf dagen moet er aan de
oppervlakte een dun laagje schimmel verschijnen. Keer de kazen, leg ze terug in de
rijpingsdoos en leg deze weer in de koelkast, bij dezelfde temperatuur. Laat de kaas nog één
tot tien dagen rijpen. De kaas moet nu een flinke laag schimmel hebben. Haal de camembert
46
uit de doos en wikkel hem in kaasfolie. Laat de camembert nog eens vier weken rijpen bij 7°
C.
Een rijpingsdoos is een plastic doosje met een strak sluitend deksel waarin de kaas met de
droogmat goed past. Een goedkoop alternatief is een plastic zak met een "zipper". Stop de
kaas en de droogmat in de zak, blaas de zak vol lucht en doe hem dicht.
Een droogmat is onmisbaar voor het maken van een schimmelkaas, want de mat vormt een
ademende barrière die voorkomt dat zich onder de kaas vocht verzamelt. U heeft 2
droogmatten nodig, die 20 minuten gesteriliseerd zijn in kokend water. Plastic of bamboe
sushimatten zijn hiervoor heel geschikt.
Om de wei op te vangen wordt in dit recept een opvangkom geadviseerd. Vaak voldoet
hiertoe een vierkante bakvorm of bakpan van 20 x 20 cm. Zorg ervoor dat deze diep genoeg is
om de wei op te vangen en kan worden afgedekt met de matten.
Kaasvorm camembert
11.4 Ricotta
Ricotta, wat in het Italiaans 'opnieuw gekookt' betekent, wordt gemaakt van de wei die is
overgebleven van de bereiding van andere kaassoorten. Puristen gebruiken verse wei, maar u
kunt de opbrengst van het recept verhogen door verse melk toe te voegen.
A. Ingrediënten
� 7,6 liter wei (de wei moet vers zijn: niet ouder dan drie uur)
� 0,9 liter volle melk (naar keuze, voeg melk toe als u een grotere hoeveelheid wilt maken)
� 60 ml azijn
� zout
B. Kaasbereiding (voor 900 gram)
1. Giet de wei in een grote pan en verwarm de wei tot 93° C.
2. Roer de azijn erdoor. Er stijgen nu kleine wrongeldeeltjes naar de oppervlakte.
47
3. Schep de wrongel in een met kaasdoek bekleed vergiet en laat de wrongel uitlekken boven
een opvangkom.
4. Knoop, zodra de wrongel droog aanvoelt, de hoeken van de kaasdoek bij elkaar tot er een
bal ontstaat, wikkel de uiteinden van de doek om een houten lepel en laat de uiteinden van
de lepel op de randen van de gootsteun steunen, zodat de wrongel erboven uit kan lekken.
5. Voeg zodra de wrongel na een paar uur is uitgelekt zout naar smaak toe.
6. Bewaar de kaas in een luchtdicht afgesloten koelkastdoos maximaal vijf dagen in de
koelkast.
Uitlekken van de wrongel in kaasdoek
48
11.5 Andere recepten
Tal van andere recepten zijn te vinden in volgende boeken:
� Zuivel zelf maken, Jac. Lambrechts, ISBN 90 333 01067
� Zelf kaas maken, Tim Smith, ISBN 13: 9789059206168
� Making Cheese, Susan Ogilvy, ISBN 978 1 84994 272 0
� Home Cheese Making, Ricki Carroll, ISBN 978 1 58017 464 0
12. Bijlagen
12.1 Benodigd materiaal
Bij de kaasbereiding is het belangrijk om de melk mooi op temperatuur te houden. Een Weck
steriliseerketel met ketel in inox en met regelbare thermostaat is hierbij heel handig. In de
weckpot giet men water tot op één derde van de hoogte. Hierin plaatst men vervolgens een pot
van 20 liter in roestvrij staal waarin de melk komt. De Weck steriliseerketel wordt dus
gebruikt als bain-marie.
Het water in de inmaakketel moet na gebruik afkoelen voordat de ketel wordt
leeggegoten. Dit is essentieel om schade aan de elektronica te vermijden door onjuist
gebruik.
Voor het meten van de melktemperatuur is een kaasthermometer nodig.
Voor het snijden van de wrongel kan een groot mes of een wrongelsnijder in roestvrij staal of
in plastic gebruikt worden.
49
Diverse kaasvormen zijn verkrijgbaar in de handel. Een kaasvorm met net en volger is relatief
duur, maar uiterst gemakkelijk in gebruik.
Onderstaand model van kaaspers is eveneens in gespecialiseerde winkels verkrijgbaar.
50
Rekenen met hefbomen
De hefboomregel: Last maal lastarm = Macht maal machtarm
De formule: L x l = M x m
Voorbeeld:
We willen een persdruk van 1 kg. Hoeveel gewicht moeten we aan de buitenste haak hangen?
Formule : M x m = L x l of 100 g x 13 cm = M x 52 cm
of M = 1000 g x 13 cm : 52 cm = 250 g
Onderstaand model van kaaspers is gemakkelijk om zelf te maken.
Om materialen te steriliseren is het handig wat potten in roestvrij staal ter beschikking te
hebben. Ook keukenhanddoeken, bv. voor het afdekken van een kaasvorm, zijn onmisbaar.
Voor het pekelen van kazen kan een klein badje in kunststof worden gebruikt. Plastic schalen
en afdruipmatten komen ook altijd van pas.
Ander nuttig materiaal:
� een melkkan om melk bij de boer op te halen;
� maatkannen met maatverdeling;
� maatcylinders of injectiespuiten om de juist hoeveelheid stremsel, calciumdichloride 30%
en salpeter af te meten;
� diverse soorten emmers om water in te kunnen tappen en de wei tijdelijk in te doen.
51
12.2 Grondstoffen voor de kaasbereiding
Naast melk (rauwe melk van de boer of gepasteuriseerde melk uit de handel) en zout heeft
men zuursel (= startercultuur) en stremsel nodig.
Er zijn verschillende soorten zuursel in de handel verkrijgbaar. Afhankelijk van het type kaas
voegt men ander zuursel toe.
Startculturen zijn verkrijgbaar in verschillende vormen:
� Gevriesdroogde zuursels in poedervorm (niet voor directe toevoeging). Deze
poederzuursels worden opgelost in gesteriliseerde melk en gedurende de voorgeschreven
tijd en temperatuur gekweekt.
� Gevriesdroogde zuursels voor directe toevoeging.
� Zuurselconcentraat kan worden geschouwd als een "ingedikt zuursel". In het concentraat
komen ongeveer 40 x zoveel melkzuurbacteriën voor als in een normaal goed zuursel. Dit
betekent dat men er 40 x minder van nodig heeft dan wanneer men het zuursel zelf
kweekt. Het zuurselconcentraat wordt in bekers geleverd.
� Voor hobbymatige en kleinschalige toepassing wordt ook karnemelk gebruikt als
entcultuur.
Productfiche van een zuursel
52
Stremsel is zowel in vloeibare vorm als in poedervorm verkrijgbaar.
Productfiche poederstremsel
53
Kaascoating tegen uitdroging en tegen schimmel kan in sommige gevallen ook handig zijn.
Volgende producten zijn ook te koop in de gespecialiseerde handel:
� Calciumdichloride oplossing (30%)
� Natriumnitraat oplossing
� Candidum witschimmel (voor camembert en brie)
� Roqueforti blauwschimmel
12.3 Micro-organismen
Bij de bereiding van kaas maakt men gebruik van melkzuurbacteriën en soms ook van
schimmels. Bacteriën, gisten, schimmels en virussen zijn micro-organismen.
Men maakt een onderscheid tussen nuttige en schadelijke micro-organismen.
Bacteriën zijn microscopisch kleine, eencellige micro-organismen. Ze verschillen onderling in
afmetingen, maar zijn meestal enkele micrometer. Bacteriën komen zowat overal voor (o.a.
Escherichia coli in darm, Thermus aquaticus in warmwaterbronnen, Lactobacillus in melk,
bacteriën in ziekenhuizen, ....).
Een bacterie ten opzichte van een mens is ongeveer even groot als wijzelf ten opzichte van de
afstand Brussel - Parijs.
Onderstaande figuur heeft een vergelijking van de grootte van gistcellen (yeast cell) ten
opzichte van virus-, bacterie-, dierlijke en schimmel (mould) cellen.
54
Er bestaan een groot aantal melkzuurbacteriën en die zijn ondergebracht in verschillende
geslachten. De bekendste zijn Lactobacillus, Streptococcus, Lactococcis en Bifidobacterium.
Wat dat zijn, en waar ze voorkomen staat hieronder.
Lactobacillus, is een geslacht van staafvormige bacteriën. Het zijn de meest bekende
melkzuurbacteriën, de naam betekent 'melkstaafje'. Ze komen voor in allerlei producten,
vooral in producten van plantaardige oorsprong en ook in het maagdarmkanaal, de mond en
de vagina. Lactobacillen zijn van belang voor de bereiding van yoghurt, salami, zuurkool en
een aantal andere zure producten, maar spelen ook een rol bij de conservering van kuilvoer. In
yoghurt komen ongeveer 10 miljoen van deze bacteriën voor per milliliter.
Streptococcus, is een geslacht van bolvormige bacteriën. De naam betekent 'bollen die in
strengen voorkomen'. Ook streptokokken komen in allerlei producten voor en zijn van belang
in bijvoorbeeld de productie van yoghurt en worsten.
Lactococcus, of 'bolvormige melkbacterie' is een geslacht van bacteriën, die voornamelijk
een rol spelen bij de bereiding van kaas en karnemelk.
Bifidobacterium, tenslotte is een geslacht dat alleen in het maagdarmkanaal voorkomt.
Bifidobacteriën zijn vertakte staafvormige bacteriën die tegenwoordig in allerlei
gezondheidszuivel worden toegepast.
55
Er zijn dus heel veel melkzuurbacteriën die een rol spelen in onze voeding. Veel
levensmiddelen zouden niet bestaan zonder deze bacteriën. Doordat ze melkzuur maken, en
dit een conserveermiddel is, zijn veel van deze zure producten ook lang houdbaar.
Hieronder een afbeelding van Penicillium camemberti
Penicillium betekent 'penseelschimmel'.
Penicillium camemberti en Penicillum candidum zijn twee oppervlakteschimmels die gebruikt
worden bij de productie van camembert en brie. Ze hebben invloed op de rijping van de kaas
waardoor de kaas van buiten naar binnen rijpt.
In tegenstelling tot de bacteriën die eencellig zijn, behoren de schimmels tot de meercellige
organismen. De levensvoorwaarden en groeiomstandigheden komen overeen met die van de
bacteriën.
Schimmels zijn opgebouwd uit schimmeldraden die soms vertakt zijn. Een netwerk van
schimmeldraden wordt mycelium genoemd. Individuele schimmeldraden zijn moeilijk met
het oog waarneembaar, een mycelium is echter wel goed zichtbaar.
Schimmels planten zich voor door middel van sporen. Op het mycelium komen knopvormige
sporendragers tot ontwikkeling. De knoppen barsten open en de sporen komen vrij. Deze
56
sporen worden gemakkelijk door de lucht meegenomen. Op een gunstige plaats kunnen ze
weer uitgroeien tot een nieuw mycelium.
Schimmels komen voor in de grond, stof, voedermiddelen, mest en op slecht gereinigd
gereedschap. Net als de bacteriën kunnen ze hun voedsel alleen in opgeloste vorm opnemen.
Ze zijn vrij gevoelig voor uitdroging in de lucht. Beneden een relatieve luchtvochtigheid van
ongeveer 70% groeien ze niet meer, ze sterven langzaam af.
Om te groeien hebben schimmels zuurstof nodig. Daarom groeien ze graag op oppervlakten.
Aan de zuurtegraad van de omgeving stellen ze weinig eisen. Aan een zure omgeving zijn ze
veel minder gevoelig dan bacteriën. Er zijn diverse schimmels die juist het melkzuur als
voedingsbron gebruiken. Koeling remt hen doorgaans weinig. Door pasteurisatie worden ze
gedood, net als door desinfectiemiddelen.
In tegenstelling tot bacteriesporen zijn schimmelsporen wel gevoelig voor een
hittebehandeling.
Bij de rijping van vele kaassoorten spelen schimmels een wezenlijke rol. Zowel aan het
opperlak als in het inwendige van de kaas kunnen schimmels actief zijn. Kazen waarbinnen
nog schimmel moet groeien worden niet geperst. Die lekken alleen uit.
12.4 Bacteriologisch onderzoek
Om te weten te komen hoeveel bacteriën er in melk aanwezig zijn, moet men de bacteriën
tellen.
Telling van het aantal bacteriën met behulp van een microscoop is in theorie mogelijk. Deze
werkwijze is erg tijdrovend en onnauwkeurig.
Minder arbeidsintensief en veel nauwkeuriger is de kiemtelling ofwel de bepaling van het
kiemgetal. Bij deze methode wordt een hoeveelheid melk, bijvoorbeeld 1 ml of het tiende of
honderdste deel daarvan, vermengd met een geschikte voedingsbodem voor de bacteriën. De
voedingsbodem met de kleine hoeveelheid melk wordt gedurende enkele dagen bij een voor
de bacteriën optimale groeitemperatuur bewaard. De bacteriën "ontkiemen" en groeien
gedurende deze incubatieperiode uit tot hoge aantallen (koloniën). Deze koloniën zijn
zichtbaar als stippen in de voedingsbodem en kunnen dan gemakkelijk worden geteld. Het
getelde aantal koloniën kan worden omgerekend tot het aantal kiemen in de onverdunde melk.
(uit iedere bacterie groeit er één kolonie).
Het aantal bacteriën in een milliliter melk, dat op deze wijze wordt geteld, noemt men het
kiemgetal van de melk. Tegenwoordig gebruikt men wel de uitdrukking kolonievormende
eenheden (kve) of CFU (colony forming units).
57
Voor telling van speciale bacteriesoorten of van schimmels of gisten worden "selectieve"
voedingsbodems toegepast. Daarbij worden voedingsstoffen gebruikt die speciaal geschikt
zijn voor de groep afzonderlijk te tellen micro-organismen.
Op deze wijze kunnen het aantal enterobacteriën, coliachtigen, schimmels, gisten enzovoort
afzonderlijk worden geteld.
Voorbeeld van een verdunnigsreeks.
58
Als verdunningsvloeistof wordt een Ringeroplossing gebruikt. Dit is een mengsel van water
en zouten met ongeveer dezelfde concentratie als binnenin de bacterie. Indien een bacterie in
gedestilleerd water zou gebracht worden, zal ze omwille van het verschil in osmotische
potentiaal (concentratieverschil) water gaan opnemen en ontploffen.
Op een zuiver staal zitten te veel bacteriën zodat men teveel kolonies krijgt om te tellen.
Daarom wordt er een verdunningsreeks gemaakt. Met telt de plaat waar het aantal kolonies
tussen 30 en 300 ligt.
Melk in de uier van de koe is onder normale omstandigheden van uitstekende kwaliteit. Deze
melk bevat vrijwel geen bacteriën en de kans op aanwezigheid van melkvreemde stoffen is
klein.
Toch bevat melk na de winning altijd enkele of meer bacteriën. Deze kunnen in de melk
terechtkomen door verschillende oorzaken.
Als gevolg van ontstekingen in de uier (mastitis) kunnen mastitisbacteriën aanwezig zijn.
Door onvoldoende hygiëne bij het melken kan door middel van stalvuil, stof, huidschilfers
enz... de melk met diverse soorten bacteriën worden besmet.
Ook tijdens de kaasbereiding kan de melk of de kaas met schadelijke bacteriën besmet
worden. Wanneer de melk bv. in aanraking komt met onvoldoende gereinigde
gereedschappen kan er een ernstige verontreiniging optreden.
Melk is voor bacteriën bijna een ideale voedingsbodem. Water en voedingsstoffen zijn in
ruime mate beschikbaar. De zuurtegraad van de melk is ideaal en groeiremmende stoffen zijn
nauwelijks aanwezig. Bacteriën die in de melk terechtkomen, zullen - zeker als de
temperatuur gunstig is - snel uitgroeien tot zeer grote aantallen. Om uitgroei te beperken
wordt de melk zo spoedig mogelijk na het melken afgekoeld tot lage temperatuur, liefst
binnen 3 uur tot beneden 10° C. Bij langere bewaring, bijvoorbeeld langer dan 12 uren, is
gewoonlijk koeling beneden 4° C vereist. Maar ook bij deze lage temperaturen is de
houdbaarheid van de melk beperkt. Voor de bereiding van melkproducten van goede kwaliteit
moet daarom een zo vers mogelijke melk worden gebruikt.
12.5 Eiwitten
Het belangrijkste eiwit in melk voor het maken van kaas is caseïne.
Eiwitten zijn opgebouwd uit een aantal basi
Aminozuren zijn stoffen die opgebouwd zijn uit koolstof (C), zuurstof (O), stikstof (N) en
occasioneel soms ook zwavel (S
Twintig verschillende aminozuren vormen de basis van alle menselijke eiwitten.
Een andere aminozuurvolgorde geeft een ander eiwit.
Ons lichaam is in staat een aantal
aminozuren worden de niet-essentiële aminozuren genoemd.
Het lichaam kan echter niet alle nodige aminozuren aanmaken
de voeding moet worden aangebracht.
Deze aminozuren worden de essentiële aminozuren genoemd.
Het belangrijkste eiwit in melk voor het maken van kaas is caseïne.
Eiwitten zijn opgebouwd uit een aantal basiseenheden : aminozuren.
Aminozuren zijn stoffen die opgebouwd zijn uit koolstof (C), zuurstof (O), stikstof (N) en
occasioneel soms ook zwavel (S).
Twintig verschillende aminozuren vormen de basis van alle menselijke eiwitten.
Een andere aminozuurvolgorde geeft een ander eiwit.
Ons lichaam is in staat een aantal aminozuren zelf aan te maken in de lever
essentiële aminozuren genoemd.
Het lichaam kan echter niet alle nodige aminozuren aanmaken, zodat een bepaald aantal
de voeding moet worden aangebracht.
essentiële aminozuren genoemd.
59
Aminozuren zijn stoffen die opgebouwd zijn uit koolstof (C), zuurstof (O), stikstof (N) en
Twintig verschillende aminozuren vormen de basis van alle menselijke eiwitten.
in de lever. Deze
, zodat een bepaald aantal via
60
12.6 Vetten
De vetten in kaas zijn vooral van de verzadigde soort.
Vetten zijn opgebouwd uit glycerol en drie vetzuren. Je kunt de chemische structuur het best
vergelijken met een vlaggenstok (het glycerol) waaraan drie, soms verschillende kleine of
grote vlaggen (vetzuren) hangen.
61
Er zijn ongeveer 20 vetzuren waaruit de voedingsvetten zijn opgebouwd.
Op grond van de scheikundige samenstelling kunnen vetzuren ingedeeld worden in
onverzadigde en verzadigde vetzuren.
Onverzadigde vetzuren kunnen op hun beurt onderverdeeld worden in enkelvoudig of
meervoudig onverzadigde vetzuren.
Schema:
62
Het soort vet is afhankelijk van de soorten vetzuren waaruit de vetten zijn opgebouwd.
Alle vetten bevatten zowel verzadigde als onverzadigde vetzuren.
Men spreekt van verzadigde en onverzadigde vetten in functie van het aandeel van verzadigde
en onverzadigde vetzuren in het vet.
Zo worden boter en kaas geklasseerd als verzadigde vetten omdat het meer verzadigde dan
onverzadigde vetzuren bevat.
De meeste plantaardige oliën worden omschreven als onverzadigde vetten omdat ze rijk zijn
aan enkelvoudig of meervoudig onverzadigde vetzuren.
Als ruwe richtlijn kan men stellen dat verzadigde vetten bij kamertemperatuur gestold (vast)
en hoofdzakelijk van dierlijke oorsprong zijn.
Plantaardige vetten zijn meestal onverzadigd en zijn vloeibaar bij kamertemperatuur.
Grote uitzonderingen op deze regel zijn palmolie en kokosolie die een hoog gehalte
verzadigde vetzuren bevatten.
12.7 Koolhydraten
Het belangrijkste koolhydraat in melk is melksuiker of lactose. Melkzuurbacteriën kunnen
melksuiker omzetten naar melkzuur.
Melksuiker is een tweevoudig koolhydraat of disaccharide opgebouwd uit de
monosacchariden galactose en glucose.
63
12.8 Leveranciers materialen en grondstoffen voor kaasbereiding
� BMS Wijndepot, Brugsesteenweg 313 - 317, 8520 Kuurne (www.bmswijndepot.com)
� Brouwland bvba, Korspelsesteenweg 86, 3581 Beverlo (https://www.brouwland.com)
12.9 Troubleshooting
Er groeit ongewenste schimmel op mijn harde kaas.
Schimmels groeien op en niet in de kaas (mits je een goede korst hebt geperst). Je moet ze
misschien niet allemaal eten, maar als je de korst afsnijdt kun je de kaas zelf prima eten.
Afvegen met azijn kan ook.
Er groeit ongewenste schimmel om mijn schimmel/zachte kaas.
Dat is waarschijnlijk wel een probleem. Je hebt een besmetting opgelopen. Opnieuw
beginnen, schoner werken en je rijpingsruimte goed kuisen is het devies.
Ik krijg geen gladde breuk/mijn melk stremt niet.
Als de melk papperig is en aan je mes blijft plakken is hij onvoldoende gestremd. Laat langer
stremmen of voeg eventueel de volgende keer een paar extra druppels stremsel toe. Het kan
ook zijn dat je stremsel niet van goede kwaliteit is. Gebruik je geen gesteriliseerde melk? Heb
je calciumdichloride toegevoegd? Is je melk voldoende verzuurd.
Om het stremsel te testen kan je volgend proefje uitvoeren: voeg één druppel stremsel toe aan
een koffielepel melk die vooraf verwarmd werd tot 30° C. De melk zou binnen de 5 minuten
moeten stremmen.
Mijn kaas is te stug.
Te ver verzuurd, de wrongel te fijn gesneden, of te veel stremsel gebruikt.
Mijn kaas is juist te slap.
De wrongel is grof gelaten, je hebt onvoldoende verzuurd, of te weinig stremsel gebruikt.
64
Een lagere pH (zuurdere melk) zorgt voor een steviger wrongel, die hierdoor meer vocht
vasthoudt en dus een zachtere kaas levert. Een hogere pH geeft een zachtere wrongel,
hierdoor meer vochtuittreding en dus een hardere kaas.
Mijn kaas is droog en korrelig.
Te heet gekookt.
Mijn kaas smaakt bitter.
Mogelijk te veel stremsel gebruikt, te zuur geworden door te lang rijpen, te weinig zout
gebruikt of een besmetting.
Er zitten bellen in mijn kaas.
Je hebt een besmetting van een of andere gasvormende bacterie.
Zachtere versus harde kazen
Stremmen Snijden Verzuren Koken Persen
Zachtere
kaas
Steviger
wrongel
Grotere
stukken
Lagere pH Lager/korter
verhitten,
minder
roeren
Weinig of
niet persen
Hardere kaas Minder
stevige
wrongel
Kleinere
stukken
Hogere pH Hoger/langer
verhitten,
meer roeren
Langer en
met meer
druk persen
12.10 Kaasweetjes: wist je dat ...
� het Nederlandse woord 'kaas' niet onmiddellijk te herleiden is tot het Latijn? Nieuw
onderzoek maakt duidelijk dat het woord kaas geleend moet zijn uit de latere dochtertaal
van het Latijn, het Romaans. Dit is een fase waarin het Latijn uit elkaar is gevallen en al
veel kenmerken van het latere Spaans en Frans heeft gekregen. In die fase is ook het
Latijnse woord caseus (spreek uit kaaseejoes) in het Romaanse kâsjo veranderd. Uit deze
Romaanse vorm kunnen we beter het Nederlandse kaas en de dialectvariant kees (ook
aanwezig in de uitdrukking klaar is kees) verklaren.
� het Italiaanse woord 'formaggio' en het Franse woord 'fromage' afgeleid zijn van het
Griekse 'formos', de vorm of het mandje waarin de kaas uitlekte?
� er van humane moedermelk geen kaas kan gemaakt worden omdat het te weinig proteïnen
bevat? Van de weinige proteïnen is er bovendien maar een kleine fractie caseïne die nodig
is om kaas te maken. Ook in paardenmelk ontbreekt kappacaseïne zodat het niet geschikt
is om kaas van te maken.
65
� geiten, schapen en waterbuffels geen carotenoïden doorgeven aan hun melk zodat hun
kazen wit zijn?
� mascarpone door velen niet beschouwd wordt als echte kaas omdat er geen startercultuur
en stremsel wordt gebruikt bij de productie? Warme room wordt gecoaguleerd door er
zuren zoals azijn, citroenzuur en wijnsteenzuur aan toe te voegen.
� de geur van zweetvoeten veroorzaakt wordt door de bacterie Brevibacterium epidermidis
die zich tussen de tenen bevindt? Deze bacterie is nauw verwant met de bacterie
Brevibacterium linens die gebruikt wordt voor het maken van een aantal ingesmeerde en
gerijpte kazen (roodkorstkazen zoals reblochon, livarot, paterskazen, munster, ...).
Brevibacterium linens metaboliseert aminozuren en vetten in kaas. Brevibacterium
epidermidis doet hetzelfde met dode huidcellen. Beiden zetten het aminozuur methionine
om in het geurige methaanethiol.
� een zeker soort malariamuggen (Anopheles gambiae) dol is op de geur van
Brevibacterium linens en ongewassen voeten?
� volle en halfvolle melk gemaakt worden door eerst al het vet te verwijderen en het daarna
weer toe te voegen aan de melk?
� er vroeger wei en verzuurde melk van de vorige dag werden gebruikt als zuursel?
� het eten van kaas bijdraagt aan het voorkomen van tandbederf?
� je kazen best een kwartiertje laat chambreren omdat ze hun aroma’s pas bij
kamertemperatuur prijsgeven?
� twee plakjes kaas (ongeveer 40 g) goed zijn voor ongeveer 50% van de dagelijks
aanbevolen hoeveelheid calcium voor een volwassene?
� wei wordt gebruikt bij de bereiding van ijs, frisdranken en koekjes?
� Charles de Gaulle ooit zei dat het moeilijk is om een land te regeren dat 246 soorten kaas
telt?
� graskaas kaas is die wordt gemaakt van de melk van koeien die, na in de winter op stal te
hebben gestaan, voor het eerst weer in de wei lopen en vers gras eten? Het vet in de melk,
en dus ook in de kaas, is zachter van smaak dan in de melk die de koeien in de winter
produceren.
� Casu marzu of madenkaas uit Sardinië rijpt met behulp van maden?
� ingenieur Ridel de uitvinder is van het beroemde houten doosje waarin de camembert
verpakt wordt? Het doosje stamt uit 1890 en werd ontwikkeld omdat de kazen verder
vervoerd konden worden, waardoor ze grotere bekendheid kregen.
66
13. Bronnen
� Zuivel zelf maken, Jac. Lambrecht, ISBN 90 333 01060 7
� The Science of Cheese, Michael H. Tunick, ISBN 978 0 19 992230 7
� Zelf kaas maken, Tim Smith, Veltman Uitgevers, ISBN 9 789059 206168
� Rondom Boerenkaas, Tineke van der Haven, Henk Oosterhuis, ISBN 1385-0121
� Making Cheese, Susan Ogilvy, ISBN 978-1-84994-272-0
� Chemische Feitelijkheden: kaas, editie 57, nr 251, november 2008
� Module Zuivel - "Kaas", brochure Vives (Food Lab)
� https://www.uoguelph.ca/foodscience/industry-outreach/dairy-education-ebook-series
� Say Cheese, vakverdieping kaas, Ellen van Kooten, school HVA
� Kaas maken, handleiding, milieueducatie, Den Haag
� Module 1: gezonde voeding, Rudi Verheyden, cursus voedingswetenschap, Hotelschool
Ter Duinen
� Zelf kaas maken en andere zuivelproducten, Nancy Eekhof-Stork, ISBN 90 215 1565 2
� Kaas uit het Hart, Jos Van Riet, ISBN 978-90-812441-1-4
� Boerenzuivel, Tineke Van Der Haven, Henk Oosterhuis, Uitgave Bond van
Boerderijzuivelbereiders
� Kaas je kaasje, Joop Rademaker, ISBN 90 6656 507 1
� Over Rot, Meneer Wateetons, ISBN 978 94 6143 122 6
� Geïllustreerde Kaasencyclopedie, Christian Callec, ISBN 978-90-366-1171-8
67
Register
Affineren 32,36
Albumine 8
Alfacaseïne 16
Aminozuren 29
Annatto 28
Baumé 26
Betacaseïne 16
Biest 10
Bixine 28
Blauwschimmelkaas 31,37
Boekmaag 12
Boerenkaas 40
Boterzuurbacteriën 20,28
Boursin 36
Brevibacterium linens 37,65
Brie 36
Calcium 6
Calciumdichloride 27
Calciumfosfaat 8,22,24
Camembert 38,44
Carotenoïden 28
Caseïne 6,8,9,16,17
Cholesterol 8
Chymosime 22
CMP 17
Coating 29
Colibacteriën 20
Consumptiezuivel 25
Diacetylactis 20
Droogmat 46
Eiwitten 6,59
Enzymen 25
Essentiële aminozuren 59
68
Fermenteren 5
Geit 16
Geitenkaas 16
Gepasteuriseerde melk 10
Gladde breuk 63
Glycerol 60
Gewassen korst 31
Heterofermentatief 18
Homofermentatief 18
Hydrofiel 16
Hydrofoob 16
Hygiëne 35
Hypofyse 15
Kaascoating 29,53
Kaasdoek 47
Kaaskleursel 28
Kaaspers 49
Kaasrijping 30
Kaasstof 8,24
Kaasthermometer 48
Kaasvorm 49
KappacaseIne 16,22
Koe 10
Koolhydraten 62
Korstgebreken 20
Kruiden 28,29
Kuilgras 11
Lactobacillen 18
Lactococcus lactis 20
Lactose 7,8,18
Lebmaag 12
Lecithine 8
Lipiden 5
69
Mastitis 58
Melk 7
Melkblaasje 14
Melkcel 13
Melksuiker 18,32
Melkvet 8
Melkzuur 18,19,20,32
Melkzuurbacteriën 17,18
Mesofiel 19
Micellen 16
Micro-organismen 53
Mineralen 6
Munster 37
Natamycine 30
Netmaag 12
Norbixine 28
Ooi 16
Oplegzuivel 25
Oxytocine 15
Parakappacaseïne 22
Pekel 25,26
Penicillium camemberti 36,38
Penicillium candidum 36,38
Penicillium glaucum 36,38
Penicillium roqueforti 36,38
Pens 12
Pepsine 23
Pink 11
Prolactine 15
Propionzuur 20
Propionzuurbacteriën 27,37
Proteïnen 6,59
Rauwe melk 10
Ricotta 46
70
Rijping 30
Ringeroplossing 58
Ronden 41
Roodflora 37
Salpeter 27,28
Saint-Paulin 43
Schaap 16
Schapenkaas 16
Schimmel 37,55
Stremsel 22,52
Streptokokken 18
Submicel 17
Terroir 39
Thermofiel 19
UHT 10
Uier 13
Verdunningsvloeistof 58
Vetemulsie 9
Vetten 5,60,61,62
Vetzuren 60
Vitamines 6
Voedingsbodem 57
Weck 48
Wei 20,22,33
Witschimmelkaas 31
Wrongel 22,32,33
Zout 25
Zuursel 17,19,21,30
Zuurselconcentraat 51
71