K4 M Manual
-
Upload
guest1b12dad -
Category
Travel
-
view
4.867 -
download
8
Transcript of K4 M Manual
C RENAULT 1998
77 11 202 679 OCTOBER 1998 Edition néerlandaise
S.M. 3069A
CB0H - CB0T
BIJZONDERHEDEN CLIO MET
MOTORTYPE K4M
Raadpleeg MR 337voor de onderwerpen die hier niet beschreven worden.
De door de konstrukteur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in ditdocument beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen gel-dend op het tijdstip dat dit boekwerk werd samengesteld.Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de konstrukteurtussentijds konstruktiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeftaangebracht.
Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Régie Nationale des UsinesRenault SA .Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document eve-nals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze vanaanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangenschriftelijke toestemming van Régie Nationale des Usines Renault SA.
Inhoud
07-107-307-507-1307-1407-1507-1607-1707-18
07-19
Blz.
Inhouden - SoortenSpannen aandrijfriem hulporganenSpannen distributieriemVastzetten kopboutenBodemhoogteBanden - wielenRemdrukbegrenzerRemmenControlewaarden voortreinhoekenControlewaarden achtertrein-hoeken
IdentificatieOliedrukMotor - VersnelingsbakCarterpanSteunplaat
10-110-210-310-910-12
DistributieriemKoppakking
11-111-5
MOTOR EN ONDERZIJDE
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
AFSTELWAARDEN EN GEGEVENS
10
11
Blz.
07
GegevensDemper inlaatluchtcircuitInlaatluchttoevoerSmoorklephuis / actuator stationairtoerentalInlaatspruitstukBeugel inspuitstukhouderUitlaatspruistuk
12-112-412-5
12-612-712-812-10
InspuitstukkenBenzinedrukAnti-dampbelsysteem
13-113-213-3
BRANDSTOFTOEVOER13
INLAATSPRUITSTUK -SMOORKLEPHUIS
BenzinedampabsorptiesysteemCarterventilatie
14-114-5
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING14
DynamoStartmotor
16-116-3
STARTEN - LADEN16
Statische ontstekingAlgemeenPlaats van de onderdelenBijzonderheden sequentiële inspui-tingStartvergrendelingsfunctieWisselwerking met airconditioningCorrectie stationair toerentalAdaptieve correctie stationair toe-rentalMengselregelingAdaptieve mengselcorrectieLamda sondesCentrale regeling koelvloeistoftem-peratuurAansluitingen rekeneenheidElektrisch schema
17-117-217-3
17-517-717-817-9
17-1017-1117-1317-16
17-1717-2017-21
ONTSTEKING EN INSPUITING17
12
Vullen - ontluchtenSchematische voorstellingWaterpompPendelophanging
19-119-219-319-5
KOELSYSTEEM - MOTOROPHANGING19
AlgemeenCompressorCondensorOntlastventielWaterafscheiderAirco-leidingen
62-162-262-362-462-562-6
AIRCONDITIONING62
Stuurbekrachtigingspomp 36-1
STUURINRICHTING36
Storing ZoekenStoring Zoeken - InleidingStoring Zoeken - StoringsvlakjesStoring Zoeken - Conformiteits-controleStoring Zoeken - Toestand vlakjesStoring Zoeken - ParametersStoring Zoeken - StuursignalenStoring Zoeken - KlachtenStoring Zoeken - Zoekschema’s
17-2317-2717-88
17-9817-10517-11317-11517-116
ONTSTEKING - INSPUITING (vervolg)17
Drukgroep - KoppelingsplaatVliegwiel
20-120-4
KOPPELING20
IdentificatieOverbrengingsverhoudingenInhoud - smeermiddelenProductenSystematisch te vervangen onderde-lenBijzonderheden
21-121-221-321-4
21-421-5
VERSNELLINGSBAK21
Inhoud
Blz. Blz.
* Bijvullen m.b.v. peilstaaf(1) bij vervangen oliefilter
GEGEVENS EN AFSTELWAARDENInhouden - soorten 07
OrgaanInhoudin liters
bij benadering *
Motorblok(olie)
K4M
Oliesoort
Bij verversen
4,254,75 (1)
0 °C + 30 °C- 30 °C + 20 °C- 20 °C - 10 °C
- 15 °C
ACEA A2/A3
ACEA A1*/A2/A3
ACEA A1*/A2/A3
ACEA A1*/A2/A3
+ 10 °C
Norm ACEA A1-98* Olie voor zuinig rijden
15W40-15W50
10W30-10W40-10W50
0W30-5W30
0W40-5W40-5W50
EEG & Turkije
BENZINE
OVERIGE LANDENDe volgende specificaties gelden indien de voor Europa voor-geschreven oliesoorten niet voorhanden zijn:
BENZINE
0 °C + 30 °C- 30 °C + 10 °C + 20 °C- 20 °C - 10 °C
- 15 °C
API SH/SJ
API SH/SJ
API SH/SJ
API SH/SJ
API SH/SJ
Olie voor zuinig rijden:Norm API SJ-IL SAC GF2
15W40-15W50
10W40-10W50
10W30
5W30
5W40-5W50
07-1
GEGEVENS EN AFSTELWAARDENInhouden - soorten 07
Orgaan Inhoud in liters
VersnellingsbakJB3
Oliesoort Bijzonderheden
3,4 Alle landen: TRANSELF TRX 75 W 80 W(Norm API GL5 of MIL-L 2105 G of D)
KoelcircuitK4M 6,2 Glacéol RX
(type D)
Bescherming tot - 20 °C ± 2 °C voor gematigd enkoud klimaat.
Bescherming tot - 37 °C ± 2 °C voor zeer koudelanden
07-2
GEGEVENS EN AFSTELWAARDENSpanning aandrijfriem hulporganen 07
DYNAMO, STUURBEKRACHTIGINGSPOMP ENAIRCONDITIONINGSCOMPRESSOR
MET AIRCO
UITBOUWEN
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de accukabels los.
Verwijder :- de spatplaat in de rechter wielkuip,- de grille,- de koplamp rechts voor.
Draai met een verzette ringsleutel van 13 mm deautomatische riemspanner in de hieronder aange-geven richting. Zet de spanrol vast met een in-bussleutel (1) van 6 mm.
14494-3R
14976R
A KrukasB Airco-compressorC DynamoD StuurbekrachtigingspompE GeleiderolT Automatische spanrol
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
07-3
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpanning aandrijfriem hulporganen 07
ZONDER AIRCO
14977R 14888R
DYNAMO EN STUURBEKRACHTIGING
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1273 Riemspannningsmeter
A KrukasB StuurbekrachtigingspompC DynamoT Spanrol
→ Controlepunt riemspanning
Riemspanning(US = SEEM-eenheid)
Aandrijfriemstuurbekrachti-
gingspomp
Bij montage 108 ± 6
Min. werkspanning 60
Het spannen van de riem gebeurt met behulp vande bout (1) (met de twee bevestigingsbouten vande spanrol losgedraaid). Vervolgens zet u de moer(2) vast.
N.B.: De hulporganen-aandrijfriem heeft viergroeven, terwijl de poelies op de krukas en destuurbekrachtigingspomp er vijf hebben; let erbij het monteren op dat de BUITENSTE groef opbeide poelies vrij blijft (E) .
07-4
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpanning distributieriem 07
14490S
14928R
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 799 -01 Blokkeergereedschap distributiepoelies
Mot. 1368 Aantrekgereedschap geleiderol distributie
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Blokkeergereedschap nokkenaspoelies
Mot. 1496 Blokkeergereedschap nokkenassen
ONMISBAAR GEREEDSCHAP
Hoekverdraaisleutel
Er zijn twee methodes voor het afstellen van dedistributie.
De eerste methode gebruikt u na het vervangenvan enig onderdeel aan de voorzijde van de distri-butie waarvoor het niet nodig is geweest een oftwee nokkenaspoelie(s) los te draaien.
Afstellen van de distributie
LET OP: het is van groot belang dat u het eindevan de krukas, de boring in de poelie en de raak-vlakken tussen krukas en poelie grondig ontvetom motorschade te voorkomen als gevolg vanhet slippen van de poelie op de krukas.
Plaats de inkepingen op de nokkenassen met be-hulp van Mot. 799-01 zoals hieronder is getekend.
Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de eindenvan de nokkenas.
07-5
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stiftMot. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijstomhoog).
14489R
Aanbrengen van de riem
Bij het vervangen van de distributieriem moetende spanrollen en de distributierol worden vervan-gen.
Controleer bij montage van de spanrol of de nokgoed in de groef (A) valt.
14505-1R2
14487-1R1
07-6
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
Monteer:- de distributieriem,- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m),
14487-2R
Spannen van de riem
Verdraai de draaibare wijzer (A’) van de spanrol 7tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) metbehulp van een inbussleutel van 6 mm (in B).
N.B.: stand (A) is de ruststand van de draaibarewijzer.
14505-4R1
Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.
Zet de bout van de krukaspoelie vast met 2 daN.men daarna over een hoek van 135° ± 15° (krukassteunt op BDP-stift).
Verwijder het nokkenas-afstelgereedschap Mot.1496 en BDP-stift Mot. 1489 .
Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom(distributiezijde), en schroef voor het einde van detweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 inhet motorblok en draai de krukas langzaam enzonder schokken tegen de stift.
Verwijder de BDP-stift.
Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegenen draai de moer van de spanrol maximaal eenomwenteling los
Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wij-zer en zet de moer definitief vast met 2,7 daN.m.
N.B.:- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken alsde lengte onder de kop gemeten niet groter isdan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen,
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.Een gebruikte bout moet echter beslist met olieworden gesmeerd.
07-7
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
14490S
14928R
Controle van de spanning en van de afstelling
Controle van de spanning
Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom(distributiezijde), en schroef voor het einde van detweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 inhet motorblok en draai de krukas langzaam enzonder schokken tegen de stift.
Verwijder de BDP-stift.
Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn lig-gen, herhaal anders de spanprocedure.
Controle van de afstelling
Controleer, voordat u de afstelling van de distri-butie controleert, of de wijzers van de spanrol inlijn liggen.
Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorbloken draai de krukas langzaam en zonder schokkentegen de stift.
Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelge-reedschap Mot. 1496: de inkepingen in de nok-kenassen moeten horizontaal liggen. Als het ge-reedschap niet goed past, moet u de distributieen de riemspanning opnieuw afstellen.
07-8
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
De tweede methode gebruikt u na het vervangenvan enig onderdeel aan de voorzijde van de dis-tributie waarvoor het nodig is geweest een ofbeide nokkenaspoelie(s) los te draaien.
Afstellen van de distributie
LET OP: het is van groot belang dat u het eindevan de krukas en de nokkenas(sen), de boring inde poelies en de raakvlakken tussen krukas enpoelie en nokkenas en poelie grondig ontvet ommotorschade te voorkomen als gevolg van hetslippen van de poelie op de krukas of de nokken-as.
Draai de inkepingen van de nokkenassen zoalshieronder is getekend, door de nokkenassen teverdraaien met behulp van de oude poeliemoerenop de schroefdraad op de nokkenassen.
14490S
Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de eindenvan de nokkenas.
14928R
14489R
Plaats de nokkenaspoelies en draai de (verplichtnieuwe) moeren vast tot op 0,5 tot 1 mm van depoelie.
Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stiftMot. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijstomhoog).
07-9
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
14487-1R2
Controleer bij montage of de nok van de spanrolgoed in de groef (A) valt.
14505-1R2
14839R
Monteer:- de distributieriem,- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m),
14487-3S
Bij het vervangen van de distributieriem moetende spanrollen en de distributierol worden vervan-gen.
Draai de nokkenaspoelies zo dat de spaken methet Renault-logo vertikaal omhoog wijzen (A), legdistributieriem over de nokkenaspoelies en mon-teer het poelieblokkeergereedschap Mot. 1490(zet Mot. 1490 vast in de bevestigingsgaten voorhet distributiedeksel).
07-10
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
Monteer de krukaspoelie van de aandrijfriemhulporganen en draai de bout ervan niet tegende poelie vast (ruimte tussen bout en poelie 2 tot3 mm).
N.B.:- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken alsde lengte onder de kop gemeten niet groter isdan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen,
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.Een gebruikte bout moet echter beslist met olieworden gesmeerd.
Spannen van de riem
Controleer of er nog steeds 0,5 tot 1 mm ruimte istussen de nokkenaspoelies en hun moeren.
Verdraai de draaibare wijzer (A) van de spanrol 7tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) metbehulp van een inbussleutel van 6 mm (in B).
N.B.: stand (A) is de ruststand van de draaibarewijzer.
14505-4R1
Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.
14839R
Verwijder het poelieblokkeergereedschap Mot.1490.
Verdraai de distributie zes omwentelingen met deuitlaatnokkenaspoelie met behulp van Mot. 799-01.
Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegenen draai de moer van de spanrol maximaal eenomwenteling los
Breng de draaibare wijzer (A’) in lijn met de vastewijzer (7) en zet de moer definitief vast met2,7 daN.m.
Plaats het poelieblokkeergereedschap Mot. 1490.
07-11
WAARDEN EN AFSTELLINGENSpannen distributieriem 07
Controleer of de poelie goed tegen de BDP-stiftrust Mot. 1489.
Controle van de spanning en van de afstelling
Controle van de spanning
Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom(distributiezijde), en schroef voor het einde van detweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 inhet motorblok en draai de krukas langzaam enzonder schokken tegen de stift.
Verwijder de BDP-stift.
Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn lig-gen, herhaal anders de spanprocedure. Houd despanrol met een 6 mm inbussleutel tegen en draaide moer van de spanrol maximaal een omwente-ling los
Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wij-zer en zet de moer definitief vast met 2,7 daN.m.
Controle van de afstelling
Controleer, voordat u de afstelling van de distri-butie controleert, of de wijzers van de spanrol inlijn liggen.
Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorbloken draai de krukas langzaam en zonder schokkentegen de stift.
Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelge-reedschap Mot. 1496: de inkepingen in de nok-kenassen moeten horizontaal liggen. Als het ge-reedschap niet goed past, moet u de distributieen de riemspanning opnieuw afstellen.
14490S
14489S
Zet de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-riem hulporganen vast met 2 daN.m en daarnaover een hoek van 135° ± 15° (krukas steunt opBDP-stift).
Zet de moer van de inlaatnokkenaspoelie vast met3 daN.m en daarna over een hoek 84°.
Zet de moer van de uitlaatnokkenaspoelie vastmet 3 daN.m en daarna over een hoek 84°.
Verwijder het afstelgereedschap Mot. 1496, hetblokkeergereedschap Mot. 1490 en de BDP-stiftMot. 1489.
07-12
MOTOR EN ONDERZIJDE
Vastzetten cilinderkopbouten 07
14500R
VASTZETTEN KOPBOUTEN
De kopbouten kunt u hergebruiken als de lengte onder de kop niet meer bedraagt dan 117,7 mm (andersdient u alle bouten te vervangen).
Aantrekmethode
Om de bouten met het juiste koppel te kunnen vastzetten moet u de eventueel in de boutgaten achtergeble-ven olie eerst met een spuitje opzuigen.
Nieuwe bouten worden niet met olie gesmeerd, maar bij hergebruik van oude kopbouten smeert u de kop-pen en de schroefdraad met olie.
Zet alle bouten in onderstaande volgorde vast met 2 daN.m.
Controleer of alle bouten goed zijn aangetrokken met 2 daN.m en voer dan per bout een hoekverdraaiïng uitvan 240° ± 6°.
De kopbouten worden vervolgens niet meer nagetrokken.
07-13
WAARDEN EN AFSTELLINGENBodemhoogte 07
Type autoVoor
H1 - H2 = ... mmAchter
H4 - H5 = ... mmmaat X (in mm)
L en R
CB0HCB0T 92,2 ± 7,5 8 ± 5 -
L’Het verschil tussen links en rechts mag bij eenzelfde as niet meer bedragen dan 5 mm, waarbij de bestuur-derszijde altijd het hoogst moet liggen.
Na correctie van de bodemhoogte moeten altijd de remdrukbegrenzer en de koplampen worden afgesteld.
13491R4
N.B. : De maat H5 wordt gemeten vanaf het hart van het verende scharnierpunt.
H2 = Gemeten vanaf de onderkant van het subframe en de grond, ter hoogte van de vooras.
MEETPUNTEN
07-14
WAARDEN EN AFSTELLINGENWielen en banden 07
Type auto Velg Bandenmaat
Bandenspanning(in bar) (1)
Voor Achter
CB0HCB0T 6 J 14 185/60 R 14 H 2,3 2,1
(1) Bij volle belasting en snelweggebruik.
Aantrekkoppel wielbouten: 9 daN.mSlingering velg: Max. 1,2 mm
07-15
WAARDEN EN AFSTELLINGENRemdrukbegrenzer 07
Type autoInhoud tank
(en bestuurder in de auto)
Controledruk (1) (in bar)
Voor Achter
CB0HCB0T 100 56
Remdruk
0- 18
90966S
(1) Controle door middel van twee diagonaal gemonteerde manometers.
07-16
WAARDEN EN AFSTELLINGENRemmen 07
Type auto
Diameter trommels of dikte schijven(in mm)
Voor
Normaal Mini
Achter
Normaal Maxi (1)
Max slingering velg(in mm)
Voor Achter
CB0HCB0T 20,6 17,6 203,2 204,5 0,07 -
(1) remtrommel: maximaal toegestane diameter bij slijtage.
(1) oplopende remschoen.(2) aflopende remschoen.
Type auto
Dikte remblokken/-voering (in mm) (met grondplaat)
Voor
Nieuw Mini
Achter
Nieuw Mini
Remvloeistof
CB0HCB0T 18,2 6 4,6 (1)
3,3 (2) 2 SAE J1703DOT 4
07-17
93014-1S
93012-1S
H1-H2 = 17 mmH1-H2 = 89 mmH1-H2 = 115 mmH1-H2 = 179 mm
H5-H2 = 32 mmH5-H2 = 51 mmH5-H2 = 70 mmH5-H2 = 89 mm
8°30’10°50’11°20’12°00’
Max. verschil links/rechts = 1°
4°3°30’3°2°30’
Max. verschil links/rechts = 1°
H1-H2 = 17 mmH1-H2 = 89 mmH1-H2 = 115 mmH1-H2 = 179 mm
81603S1
93011-1S
93013-1S
WAARDEN EN AFSTELLINGENControlewaarden van de voortreinhoeken 07
ONBELAST
NIET
AFSTELBAAR
NIET
AFSTELBAAR
NIET
AFSTELBAAR
0°54’- 0°25’- 0°34’
0°05’
Max. verschil links/rechts = 1°
Afstellen doorde stelhuls van
de spoor-stangen teverdraaien1 slag = 30’
(3 mm)
(Voor 2 wielen)
(uitspoor)
+ 0°16’ ± 20’
+ 1,6 mm ± 2 mm
ONBELAST- -
±30’
±30’
±30’
WAARDEN AFSTELLINGSTAND
VOORTREINHOEKEN
WIELVLUCHT
LANGSHELLING
DWARSHELLING
SPORING
VASTZETTEN RUBBER LAGERBUSSEN
07-18
(Voor 2 wielen -
toespoor)
- 0°41’ ± 30’
- 4 mm ± 3 mm
- 0°57’ ± 20’
NIET AFSTELBAAR
93013-2S
93011-2S
81603S1
WAARDEN EN AFSTELLINGENControlewaarden van de achtertreinhoeken 07
ONBELAST
WIELVLUCHT
SPORING
ONBELAST NIET AFSTELBAAR
ONBELAST- -
VASTZETTEN VAN RUBBERLAGERBUSSEN
WAARDENHOEKENSTAND VAN DE
ACHTERTREIN AFSTELLING
07-19
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEIdentification 10
Type auto MotorVersnellings-
bakInhoud(cm3)
Boring(mm)
Slag(mm)
Compressie-verhouding
CB0HCB0T K4M 748 JB3 1 598 79,5 80,5 10/1
Bijbehorend werkplaatshandboek: Mot. K4M .
10-1
87363R1
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEOliedruk 10
CONTROLE
De oliedruk moet bij warme motor (ongeveer80°C) worden gecontroleerd.
Samenstelling van de controleset Mot. 836-05
U gebruikt
B + F
Sluit de manometer aan op de plek van het olie-drukcontact.
Controlewaarden oliedrukBij stationair toerental 1 barBij 3 000 tr/min. 3 bar
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 836-05 Oliedruk controleset
ONMISBAAR MATERIAAL
Lange dop van 22 mm
10-2
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
15427R
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1040-01 Hulpframe voor uit- en inbouwenvan de aandrijfgroep
Mot. 1159 Steungereedschap motor opsubframe
Mot. 1202 Slangklemtang
Voorste subframebouten 6,2
Achterste subframebouten 10,5
Bouten pendelkap op motor rechts voor 6,2
Moer pendelkap op motor rechts voor 4,4
Moer pendelrubber op langsbalksteunlinks voor 6,2
Bout schokdemperpoot 18
Bout remklauw 4
Bout kruisstukje stuurkolom 3
Wielbouten 9
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
UITBOUWEN
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Bouw de accu en de beschermplaat onder de mo-tor uit.
Tap af:- het koelsysteem (onderste radiateurslang),- de versnellingsbakolie en de motorolie indien
nodig,- het aircocircuit (indien aanwezig) met een
vulstation.
Bouw uit :- de voorwielen,- de grille,- de voorbumper,- de trekstangen subframe/carrosserie,- de remklauwen (en de ABS opnemers indien
aanwezig) en hang ze aan de veerpoten,- de bouten van de schokdemperpoten,
- het hitteschild (A) en de schakelstang,
- de uitlaatklem (B) tussen katalysator en ex-pansiepot. Maak de stekker van de lambdasonde (C) los.
- de gevlochten massastrip op de versnellings-bak,
- de voorste schildbumper,- de inlaatluchtslang,
10-3
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
- de bevestigingen van het expansievat en duwdit uit de weg,
- de bevestigingen van de katalysator op hetspruitstuk. Zet de katalysator vast aan devoorste uitlaatbuis en duw het geheel uit deweg,
- de vacuïmslang op het spruitstuk,- het luchtfilterhuis bij (4).
N.B.: Pas op voor de vacuüm-aansluiting naar derembekrachtiger. Als deze aansluitig breekt moethet complete spruitstuk vervangen.
13088R2
Maak los:- de slang van de rembekrachtiger,- de kachelslangen,
13084R
Verwijder:- de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maakde 90-polige stekker los alsook de stekker van decrashsensor.
14843R5
10-4
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
- de relaishouder (4), het stekkerblok (5), desteunplaat (6) en maak de zekeringhouder (7)hiervan los,
15475R
- de stekker op het dampabsorptievat,- de slang op het spruitstk voor het dampabsorp-
tievat,- de gas- en koppelingskabels.
Haak het stuurbekrachtigingsreservoir los enplaats dit op de motor.
14174R
- de moer en de nokbout van het stuurkolom-kruisstukje. Druk hiervoor de beschermkap te-rug.
Verwijder:- de bovenste radiateurbevestigingen,- de bevestigingen van de aircoleidingen (indien
aanwezig), en de flens (8) en leg het geheel opde motor,
N.B : Dicht de openingen in de airco-leidingen enin het ontlastventiel af met met pluggen om bin-nendringen van vocht te voorkomen.
10-5
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
99024R2
Plaats Mot.1159 tussen subframe en motorblok.14172S
Verwijder de kap van de pendelophanging.
15424R
BIJZONDERHEDEN VAN AUTO’S MET EEN AIRBAGIN HET STUURWIEL
LET OP:Om iedere kans op beschadiging van de draaibaredoorvoer te voorkomen moet u de volgendevoorzorgen in acht nemen :- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERDSTAAT met behulp van een blokkeerhulp engedurende de gehele duur van de reparatieniet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-rect gecentreerd zijn van de draaibare door-voer moet u het stuurwiel uitbouwen en dedoorvoer centreren volgens de methode diestaat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".
TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren doorspeciaal opgeleid personeel.
Plaats een blokje hout tussen de steun van de hul-porganen en het subframe.
10-6
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
Leg een blok hout tussen versnellingsbak en sub-frame.
Bouw uit :- de moer (1), en tik met een bronzen drevel,
zodat het bevestigingstapeind van de pendel-ophanging vrijkomt.
13086R
- de trekstangen (3),- de benzineaanvoer- en -retourleiingen.
14175R1
Zet het hulpframe Mot. 1040-01 vast onder hetsubframe.
98755R1
Laat de hefbrug zakken tot het hulpframe degrond raakt.
Verwijder de subframebouten en breng de hef-brug voorzichtig omhoog zodat de aandrijfgroepvrijkomt.
N.B.: markeer de stand van Mot. 1159 op sub-frame indien de bak en de motor worden geschei-den.
10-7
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEAandrijfgroep 10
INBOUWEN
Plaats twee draadstiften Mot.1233-01 in de gatenvan de voorste subframebouten van de carrosserievoor het uitlijnen van het subframe.
Zet de subframebouten vast met :- 6,2 daN.m aan de voorkant,- 10,5 daN.m aan de achterkant.
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Monteer de hitteschilden.
Monteer de remklauwbouten met LoctiteFRENBLOC en zet ze vast met het voorgeschrevenaantrekkoppel.
Druk een paar keren op het rempedaal zodat deremzuigers aanliggen tegen de remblokken.
Vul :- de versnellingsbak en de motor met de
voorgeschreven oliesoorten,- en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk
19),- het aircocircuit (indien aanwezig) met het
vulstation.
10-8
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEOndercarter 10
UITBOUWEN
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de massakabel van de accu los.
Tap de motorolie af.
Bouw uit:- de voorwielen en het rechter spatscherm,- de moer en de bout van het kruisstukje van de
stuurkolom nadat u de beschermkap hebt weg-gedrukt,
13359R1
- de onderste schildbumperbevestiging,- de bevestigingen (3) van de trekstangen,- de subframe bouten en vervang deze één voor
één door de draadstiften Mot. 1233-01.
14175R
- de bout (1) en draai bout (2) los van het reac-tiestangetje,
- de fuseekogels en de spoorstangkogels,- de trekstangen subframe/carrosserie,- de schakelstang bij de bak,
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1233-01 Subframe draadstiften
Voorste subframebouten 6,2
Achterste subframebouten 10,5
Bouten ondercarter 1,4
Bout van kruisstukje stuurkolom 3
Bout reactiestangetje 6,2
Wielbouten 9
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
LET OP:Om iedere kans op beschadiging van de draaibaredoorvoer te voorkomen moet u de volgendevoorzorgen in acht nemen :- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERDSTAAT met behulp van een blokkeerhulp engedurende de gehele duur van de reparatieniet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-rect gecentreerd zijn van de draaibare door-voer moet u het stuurwiel uitbouwen en dedoorvoer centreren volgens de methode diestaat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".
TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren doorspeciaal opgeleid personeel.
10-9
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEOndercarter 10
13507R2
Verwijder:- de bevestiging op het ondercarter van de kabelboom,- het ondercarter.
Laat het subframe geleidelijk zakken met de draadstiften Mot. 1233-01 tot de afstan-den X1 = 9 cm is bereikt.
10-10
MOTORBLOK EN ONDERZIJDEOndercarter 10
INBOUWEN
Breng een strook RHODORSEAL 5661 aan bij (A)aan weerszijden van het lager N° 1 en bij (B) opde afsluitplaat.
14506-1R
Monteer het ondercarter met een nieuwe pak-king. Span de bouten voor met een aantrekkop-pel van 0,8 daN.m, gevogd door het spiraalsgewijsaantrekken met een aantrekkoppel van1,4 daN.m.
10061-1R3
10-11
MOTORBLOK EN ONDERZIJDESteunplaat 10
UITBOUWEN
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Verwijder:- de linker spatplaat en de schuldbumper,- de dynamo (zie hoofdstuk16 "Dynamo"),- de bevestigingen van de airco-compressor en
bevestig deze aan de carrosserie,- de bevestigingen van de kabelbundel op de
steunplaat en maak op de stuurbekrachtigings-pomp de stekker los van het drukcontact,
Bouw de steunplaat uit.
Vor montage vande aandrijfriem voor de hulpor-ganen, raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aan-drijfriem hulporganen".
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde vanuitbouwen.
14492-2R
INBOUWEN
Monteer de steunplaat (controleer of deze bij Agoed tegen het ondercarter steunt en zet de bou-ten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel,volgens onderstaande tabel.
Aantrekvolgorde Aantrekkoppel
1 5,3 daN.m
2 2,1 daN.m
3 11 daN.m
10-12
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Plaats de motorsteun over de motor.
14279S
N.B.: Zorg ervor dat de drukvlakken van de mo-torsteun goed op de onbuigzame delen van hetvoorscherm steunen.
MotorsteunHoekverdraaisleutel
ONMISBAAR MATERIAAL
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 799 -01 Poelieblokkeergereedschap
Mot. 1273 Riemspanningsmeter
Mot. 1368 Spangereedschap distributieriem-spanrol
Mot. 1487 Montagegereedschap afsluitdopinlaatnokkenas
Mot. 1488 Montagegereedschap afsluitdopuitlaatnokkenas
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Nokkenaspoelie blokkeergereed-schap
Mot. 1496 Nokkenas -afstelgereedschap
Wielbouten 10
Spanrolbout 4,5
Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15°Spanrolmoer 2,7
Bouten pendelophanging rechts voorop de motor 6,2Bouten uitslagbegrenzer pendelophangingrechts voor 6,2
AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en °)
UITBOUWEN
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de massakabel van de accu los.
Bouw uit :- het rechter voorwiel,- de spatplaat in de rechter wielkuip.
11-1
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
15424R
Bouw uit:- de inlaatluchtdemper,- de afsluitdoppen van de nokkenassen, door-
boor deze in het midden om ze los te maken,- de plug van het BDP-controlegat.
Bouw uit :- de kap van de pendelophanging en de uitslag-
begrenzer
14491-1R
- de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07"Spanning aandrijfriem hulporganen").
Maak de stekkers (3) en de slang (4) los.
Bouw de beugel (5) uit, evenals de bevestigings-bout bij (6) van de kabelbundel.
15426R
Maak los:- de kabelbundel van het bovenste distributie-
deksel en druk deze opzij,- de benzineleidingen op het middelste distribu-
tiedeksel.
11-2
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11Controleer of de inkepingen in de nokkenassenhorizontaal liggen, zie onderstaande tekening.
14490S
Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorbloken draai de krukas een omwenteling langzaam enzonder stoten rechtsom (distributiezijde) tot hijtegen de stift rust.
Bouw uit :- de krukaspoelie waarbij u de krukas met een
grote schroevendraaier tegenhoudt,- het middelste distributiedeksel (1),- het bovenste deksel (2).
14489R
14487-7R
Afstellen van de distributie
Draai de inkepingen van de nokkenassen naar be-neden, zie de onderstaande tekening.
14491S
11-3
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
14890R
INBOUWEN
Bij het vervangen van de distributieriem moetende spanrollen en de distributierol worden vervan-gen.
Monteer:- de distributieriem strikt volgens de methode in
hoofdstuk 07 "Spannen van de distributie-riem",
- de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07"Spanning aandrijfriem hulporganen"),
- de nieuwe doppen:• van de inlaatnokkenas (Mot. 1487),• van de uitlaatnokkenas (Mot. 1488),
Ontspan de distributieriem door de moer van despanrol (1) los te draaien.
N.B. : De krukas poelie is niet met en spie ge-borgd. Let erop dat hij bij het uitbouwen van deriem niet loraakt.
Om de distributieriem los te maken verwijdert ude spanrol (2) met Mot. 1368.
14487-2R2
LET OP: het is van groot belang dat u het eindevan de krukas, de boring in de poelie en de raak-vlakken tussen krukas en poelie grondig ontvetom motorschade te voorkomen als gevolg vanhet slippen van de poelie op de krukas.
- de pendelophanging rechts en de reactiestangen zet deze onderdelen met de voorgeschrevenaantrekkoppels vast. Raadpleeg hoofdstuk 19"Pendelophanging"
11-4
Mot. 799 -01 Blokkeergereedschap poelies distributie
Mot. 1202 Tang voor klembanden
Mot. 1273 Riemspanningsmeter
Mot. 1311 -06 Uitbouwgereedschapbenzineleidingen
Mot. 1368 Montagegereedschap geleideroldistributie
Mot. 1448 Afstandstang voor klembanden
Mot. 1487 Montagegereedschap plug inlaatnokkenas
Mot. 1488 Montagegereedschap plug uitlaatnokkenas
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Blokkeergereedschapnokkenaspoelies
Mot. 1491 Montagegereedschap nokkenaskeerring
Mot. 1496 Afstelgereedschap nokkenas
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
ONMISBAAR GEREEDSCHAP
Motorsteun
Hoekverdraaisleutel
Wielbouten 10
Bout geleiderol 4,5
Bout poelie hulporganenriem 2 + 135° ± 15°Moer spanrol 2,7
Moer nokkenaspoelies 3 + 84°Bout kleppendeksel 1,2
Bout olie-afscheider 1,3
AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en °) UITBOUWEN
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de accukabels los.
Verwijder de linker beschermplaat onder de mo-tor.
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateur-slang.
11-5
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
99024R2 14839R
14844R2
Bouw de distributieriem uit. Raadpleeg hoofdstuk11 "Distributieriem".
Breng het motorsteungereedschap Mot. 1159 aantussen het subframe en het motorblok. Verwijderde hulpsteun (aangebracht tijdens het verwijde-ren van de distributieriem).
Bouw uit/maak los:- de gaskabel,- de beschermplaat vande hoofd-inspuitbuis,- de nokkenaspoelies met Mot. 1490 (zet Mot.
1490 vast in de bevestigingen van het distribu-tiedeksel),
- de slangen (1) en (2) voor benzineaanvoer en -afvoer, met Mot. 1311-06, en duw deze uit deweg.
11-6
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
Maak de stekker (3) los, evenals de stekkers van debobines
Verwijder/maak los:- het luchtfilterhuis (4), (maak hiervoor het ex-
pansievat los en druk dit uit de weg),
- de vacuümslang van de rembekrachtiger,
14843R
14849-1R
- de katalysatorbevestigingen. Maak de katalysa-tor los van het uitlaatspruitstuk en zet hem vastaan de uitlaat,
- het smoorklephuis (5),- de stekker (6) van de lambda sonde,- de beugel (7) en het hijsoog (8),
11-7
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
- de luchtverdeler,- de bobines,- de olie-afscheider,
14497-3S
11-8
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
- de bouten van het kleppendeksel. Verwijder deze vertikaal door meteen bronzen drevel tegen de uitsteeksels (1) te tikken. Gebruik tevenseen schroevedraaier bij (2) voor het loswrikken (wikkel de uiteindenvan de schroevedraaier in tape om het aluminium oppervlak te spa-ren.
14497-4R2
11-9
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
14889R
- de nokkenassen en de kleptuimelaars,- de uitgaande koelvloeistofslangen op de kop
en de stekker van de koelvloeistoftemperatuur-zender,
- de bevestigingen van de kabelsteun bij (10),- de hijsbeugel (11),
11-10
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK
Controleer met een rij en voelermaatjes of decilinderkop vlak is.
Maximale vervorming 0,05 mm.
De cilinderkop mag niet worden gevlakt.
Controleer de cilinderkop op scheurtjes.
Verwijder tenslotte de cilinderkop.
14500S
REINIGEN
De pakkingvlakken van de aluminium onderdelenmogen beslist niet schoon worden geschraapt.
Los de achtergebleven pakkingresten op metDécapjoint. Wij raden u aan om handschoenen tedragen tijdens het reinigen.
Breng het product aan op de te reinigen delen;laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeghet metaal met een houten spatel schoon.
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig tewerk gaat en dat er geen vuil of pakkingresten inde oliekanalen naar de nokkenas terecht komen:deze oliekanalen bevinden zich zowel in hetmotorblok als in de cilinderkop.
Indien de oliesproeiers verstopt raken zullen denokkenassen namelijk snel slijten.
11-11
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
INBOUWEN
Denk goed aan het volgende bij uitbouwen-inbouwen van de cilinderkop:
- de hydraulische klepstoters moeten opnieuwop druk worden gebracht als deze gedurendelangere tijd niet werkzaam zijn geweest.Druk tegen het bovenste deel (A) om tecontroleren of u de klepstoters op druk moetbrengen. Indien u het zuigertje in de stoterkunt wegdrukken, moet de completeklepstoter in dieselbrandstof onderdompelenalvorens hem te monteren.
14499R2
11-12
15148R
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
- Controleer:• of het hitteschild van de uitlaat goed is gemonteerd tussen de lambda sonde en het spruitstuk (om te
voorkomen dat de stekker van de achterste sonde door hitte worden beschadigd),• of de onderste inlaatluchtverdeler goed in lijn ligt met de cilinderkop en bij (A) tegen het
kleppendeksel steunt, met de lipjes (B) tegen die van het kleppendeksel.
De onderste inlaatluchtverdeler wordt vastgezetmet een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.
Plaats de zuigers haverwege hun werkslag omcontact met de kleppen te voorkomen bijmontage van de nokkenassen.
Controleer de ligging van de koppakking enmonteer de cilinderkop.
Controleer de lengte van de kopbouten en zet deze vast zoals voorgeschreven in hoofdstuk 07"Vastzetten kopbouten".
15154S
11-13
14490S
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
14518R
XXX XXX XX
B C D
14517S
Monteer:- de kleptuimelaars,- de nokkenassen.
LET OP: Er mag geen olie op het pakkingvlak vanhet kleppendeksel komen.
N.B.: De nokkenassen zijn bij (A) voorzien van eenmerkteken.
Verklaring merkteken:- de tekens (B) en (C) zijn uitsluitend van belang
voor de leverancier,- het teken (D) identificeert de nokkenas:
AM =InlaatnokkenasEM =Uitlaatnokkenas
Plaats de groeven van de nokkenas in de hieron-der aangegeven stand.
N.B. : de pakkingvlakken moeten schoon, droogen vetvrij zijn (geen vingerafdrukken)
Breng met een verfroller Loctite 518 aan op hetpakkingvlak van het kleppendeksel, tot deze eenrode kleur krijgt.
11-14
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
14497-4R1
Monteer het kleppendeksel en zet de bouten als volgt vast:
Aantrekmethode
Montage Vastzetvolgorde LosmaakvolgordeAantrekkoppel
(daN.m)
Handeling n° 1 22-23-20-13 - 0,8
Handeling n° 21 t/m 12
14 t/m 1921 en 24
- 1,2
Handeling n° 3 - 22-23-20-13 -
Handeling n° 4 22-23-20-13 - 1,2
11-15
14516S
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
14497-3R
Monteer de olie-afscheider en zet de bouten vast met 1,3 daN.m in deonderstaande volgorde.
N.B.: de pakkingvlakken moeten schoon, droog en vetvrij zijn (geenvingerafdrukken)
Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het pakkingvlak van hetkleppendeksel, tot deze een rode kleur krijgt.
11-16
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
14497-1R
14892R1
Monteer:- de bobines die u vastzet met 1,3 daN.m,- het inlaatspruitstuk (met nieuwe pakking), zet de bouten hiervan vast
met 0,9 daN.m in onderstaande volgorde,
- het smoorklephuis, zet de bouten (A) vast met1,3 daN.m,
- het luchtfilterhuis, zet de bouten vast met 0,9 daN.m,
- de nokkenaskeerringen, gebruik Mot. 1491 incombinatie met de oude moeren (B).
11-17
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIEKoppakking 11
OP TIJD ZETTEN VAN DE DISTRIBUTIE
LET OP : Ontvet grondig de neus van de krukas,de boring van de distributiepoelie, de raakvlak-ken van de krukaspoelie en de uiteinden van denokkenassen. Dit is nodig om verschuiving van dedistributie-onderdelen (en motorschade) te voor-komen .
Monteer de distributieriem en houd u daarbijstrict aan de voorgeschreven methode vanhoofdstuk 07 "Spannen distributieriem").
Monteer de aandrijfriem van de hulporganen, enraadpleeg daarbij hoofdstuk 07 "aandrijfriemhulporganen").
Monteer nieuwe afdichtpluggen:• voor de inlaatnokkenas (Mot. 1487),• voor de uitlaatnokkenas (Mot. 1488),
14890R
Monteer de rechter pendelophanging en dekoppel-reactiestang. Raadpleeg hoofdstuk 19"Pendelophanging" voor de voorgeschreven aan-trekkoppels.
Ga verder in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Vul en ontlucht het koelsysteem, raadpleeghoofdstuk 19 "Vullen - Ontluchten".
11-18
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
Typeauto
Typebak Type Indice
Boring(mm)
Slag(mm)
Inhoud(cm3)
Compressie-verhouding
KatalysatorEmissie-
norm
Typeinspuiting
CB0HCB0T JB3 K4M 748 79,5 80,5 1598 10/1 ◊ C75
◊ C79 EU 96
Multipuntsequentieel
Statischeontsteking
Temperatuur °C 0 20 40 80 90
Opname-element luchttemp.Type NTCWeerstand in Ohm
5290 à 6490 2400 à 2600 1070 à 1270 - -
Opname-elementkoelvloeistoftemp.
Type NTCWeerstand in Ohm
- 3060 à 4045 1315 à 1600 300 à 370 210 à 270
CO (%) (1) C02 (%) CH (ppm) Lambda (λ)
750 ± 50 0,5 max. 14,5 min. 100 max. 0,97 < λ < 1,03 Super ongelood(95)
Controles bij stationair toerental*
Uitlaatgassen**Toerental(tr/min.)
Benzine***(octaangetal
(1) bij 2500 tr/min mag het CO-% maximaal 0,3 bedragen.
* Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80°C. Controle na ongeveer 30 seconden met 2500 tr/min.stabiel toerental draaien.
** De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen.*** Ook geschikt voor ongelood 91 octaan.
12-1
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN
Rekeneenheid SIEMENS "SIRIUS" 90-polig
Inspuiting - Multipunt sequentieel
Ontsteking - Statisch met vier bobines
Stappenmotor stationair MAGNETIMARELLI
Weerstand: 53 ± 5 Ω bij omgevingstemperatuur
Smoorklepweerstand CTS
Geïntegreerd in smoorklephuisWeerstand baan : 1 200 ± 240 ΩWeerstand sleepcontact < 1 050 Ω
Opname element vliegwielELECTRIFIL
ofSIEMENS
Geïntegreerde stekkerWeerstand= 200 à 270 Ω
Elektroklep dampabsorptievat SAGEM Geïntegreerd in dampabsorptievatWeerstand: 26 ± 4 Ω à 23 °C
Inspuitstukken WEBER Weerstand: 14,5 ΩLekopbrengst: 0,7 cm3/minuut maximaal
Storing zoeken OPTIMA 5800
Opname elementluchttemperatuur JAEGER
NTC (zie tabel)Weerstand: 2 500 Ω à 20 °C
Opname elementkoelvloeistoftemperatuur JAEGER
NTC (zie tabel)Weerstand: 3 500 Ω à 20 °C
Opname element druk DELCOELECTRONICS
Type piëzo-electrischAfdichtring altijd vervangen
Pingeldetector SAGEM Type piëzo-elektrischAantrekkoppel: 2 daN.m
Voorste lambda sonde BOSCH
Aansl. 80 (massa) en 45 (signaal rekeneenheid)Weerstand verwarmingselementR = 9 Ω bij omgevingstemperatuurArm mengsel = 840 mV ± 70Rijk mengsel= 20 mV ± 50
Achterste lambda sonde BOSCH
aansl. 76 (massa) en 44 (signaal rekeneenheid)WeerstandverwarmingselementR = 3,4 Ω bij omgevingstemperatuurSpanning bij volgas= 600 mV ± 50Spanning bij gas los= 150 mV ± 50
Aansl. gas los volgas
A - BA - CB - C
1 250 Ω1 245 Ω2 230 Ω
1 250 Ω2 230 Ω1 245 Ω
12-2
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN
Bobines NIPPONDENSOEén bobine per cilinderPrimaire weerstand: 0,5 Ω ± 0,02Secondaire weerstand: 7 500 Ω ± 1 100
Bougies BOSCHRFC 50L2ZE
6 kΩ ± 1,5Aantrekkoppel: 2,5 ± 5 daN.m
Inlaatspruitstukdruk - 350 mb ± 30 stationair
Tegendruk uitlaat -
Vóór Nacatalysator catalysator
1 500 tr/min 30 233 000 tr/min 108 844 500 tr/min 211 1535 500 tr/min 321 266
Benzine-dompelpomp WALBRO Druk: 3 bar ± 0,06 à 80 l/h
Benzinedrukregelaar -Geregelde drukOnderdruk nul: 3 ± 0,2 barBij 500 mbar onderdruk : 2,5 ± 0,2 bar
Benzinefilter - Aan voorzijde tank
12-3
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISDemper inlaatluchtcircuit 12
14852R
Het inlaatluchtcircuit is uitgerust met een demper (1) voor het onder-drukken van bepaalde drukgolven en het verminderen van het aanzuig-geluid.
12-4
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISInlaatluchtcircuit 12
UITBOUWEN
Maak los:
- de accu,- de vacuumslang van de rembekrachtiger
(spruitstukzijde),- de actuator (1),- de slang voor de benzinedampen (2).
Druk het expansievat uit de weg zonder dit uit tebouwen.
Verwijder:- de inlaatluchtdemper,- de bevestigingsbouten van het luchtfilter (3).
14843R1
Bout luchtfilterhuis 0,9
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Druk het luchtfilterhuis naar rechts om hem teverwijderen. Het huis past tussen de voorruit-plaat, de motor en de rembekrachtiger.
INBOUWENGa te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
N.B.: wees voorzichtig met de vacuümaansluitingvan het spruitstuk naar de rembekrachtiger. Alsdeze breekt moet u het gehele inlaatspruitstukvervangen.
12-5
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISSmoorklephuis/stationair regeling 12
UITBOUWEN SMOORKLEPHUIS
Maak de accukabels los.
Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk12 "Inlaatluchtcircuit").
Maak los:- de gaskabel,- de stekker van de smoorklepweerstand.
Verwijder de twee bouten (1) van het smoor-klephuis.
14849R4
UITBOUWEN STATIONAIR REGELAAR (actuator)
Bouw uit/maak los:- de stekker van de stappenmotor,- de slang van de EGR,- de drie bevestigingsbouten.
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Vervang na het uitbouwen altijd de afdichtringvan het smoorklephuis.
Gebruik indien nodig wat vet om de ring te plaat-sen.
14843S
Smoorklephuis 1,5Luchtfilterhuis 0,9
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
Ga bij het uitbouwen te werk in omgekeerde vol-gorde van uitbouwen en houd u strikt aan hetvoorgeschreven aantrekkoppel van de drie beves-tigingsbouten. Controleer de stand en de staatvan de afdichtring bij montage.
12-6
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISInlaatspruitstuk 12
14497-1R
Bouten spruitstuk 1Bouten luchtfilterhuis 0,9Bouten smoorklephuis 1,5
AANTREKKOPPEL (daN.m)
UITBOUWEN
Maak de accukabels los.
Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk12 "Inlaatluchtcircuit").
Maak los:- de stekker vande smoorklepweerstand,- de stekker van het opname element druk,- de stekker van de penbobines,- de stekker van het opname element luchttem-
peratuur,- de gaskabel.
Verwijder:- de twee bevestigingsbouten (A) van he smoor-
klephuis,- de bouten van het inlaatspruitstuk.
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
N.B.: Houd de voorgeschreven aantrekvolgordeen aantrekkoppels aan voor de bouten van hetspruitstuk en het smoorklephuis.
Houd er rekening mee dat de spruitstuk -ofsmoorklephuispakking vervangen moet worden.
12-7
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISHouder inspuitstukken 12
UITBOUWEN
Maak de accukabels los.
Duw het stuurbekrachtigingsreservoir uit de weg.
Verwijder:- de beschermplaat van de hoofd-inspuitbuis.- de beugel van de kabelbundel van de inspui-
ting.
Maak los:- de benzineaanvoer- en -retourslang (1 en 2),- de vacuümslang van de drukregelaar,- de inspuitstukken.
Verwijder:- de poelie van de stuurbekrachtigingspomp,- de drie bevestigingsbouten van de stuurbekra-
chtigingspomp.
Druk de stuurbekrachtigingspomp uit de wegzonder de leidingen los te maken.
Verwijder de bevestigingsbouten van de houderen bouw deze uit.
14503R1
14844R5
Verwijder de spatlap rechts voor.
Blokkeer de spaner van de aandrijfriem voor dehulporganen.
Bouw de aandrijfriem uit.
BELANGRIJK: Een uitgebouwde aandrijfriemmoet altijd worden vervangen. Raadpleeghoofdstuk 07 "Spannen aandrijfriem hulporga-nen".
Bouten houder inspuitstukken 2,1Bouten hoofdinspuitbuis 0,9
AANTREKKOPPELS (daN.m)
12-8
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISHouder inspuitstukken 12
INBOUWEN
Vervang de pakking.
Controleer of de inlaatluchtdemper (bij A) in lijn ligt met de cilinderkop en bij (B) tegen het kleppendekselsteunt.
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Houd u aan de voorgeschreven aantrekkoppels voor de bevestigingen van de houder.
Vervang de aandrijfriem van de hulporganen, raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulp-organen".
15148R
12-9
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISUitlaatspruitstuk 12
UITBOUWEN
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de accukabels los.
Bouw het luchtfilterhuis uit (raadpleeg hoofdstuk12 "Luchtfilterhuis").
Maak de stekker (1) van de lambda sonde los enbouw hem uit met Mot. 1495.
Verwijder het bovenste hitteschails van het uit-laatspruitstuk.
Maak de voorste uitlaatbuis los.
14849R1
Bouw de katalysator uit. U kunt het subframe en-kele millimeters laten zakken om het verwijderente vereenvoudigen (raadpleeg hoofdstuk 31 vanMR 337).
Let erop dat u de leiding van de katalysator en hethitteschild niet beschadigt.
15448-1S
15448S
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1495 Demontage-gereedschap
voorste lambda sonde
Voorste lambda sonde 4,5Spruitstukmoeren 1,8Moer 3-punts beugel 2Bout hitteschild 1
AANTREKKOPPELS (daN.m)
12-10
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUISUitlaatspruitstuk 12
Verwijder de beugel (1) tussen uitlaatspruitstuken motorblok.
14848R
Neem hem vervolgens via de rechterzijde weg.
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
N.B.: Controleer of het hitteschild goed ligt tussende lambda sonde en het spruitstuk. Anders wordtde stekker van de lambda sonde beschadigd doorde terugslaande hitte.
Vervang de afdichtingen van het spruitstuk en de3-punts bevestiging.
Vervang ook alle bevestigingsmoeren.
LET OP: Een beschadigd hitteschild moet altijdworden vervangen om brandgevaar te voorko-men.
12-11
BRANDSTOFTOEVOER
Inspuitstukken 13
De inspuitstukken bij de K4M-motor zijn van hetmerk WEBER en zijn met klemveren aan de hoofd-inspuitbuis gemonteerd.
De benzine stroomt continu rond het huis van hetinspuitstuk waardoor luchtbelvorming wordtvoorkomen en warme starts worden vergemakke-lijkt.
UITBOUEN
LET OP: Houd bij het verwijderen van de inspuits-tukken rekening met de resterende ben-zine(druk). Becherm de dynamo tegen wegstro-mende benzine.
Bouw uit/maak los:- het beschermrubber van de hoofd-inspuitbuis,- de snelsluitingen van de benzineaanvoer en -
retourleidingen, zonder deze dicht te knijpen.Maak de slangen vrij,
- de vacuümslang van de drukregelaar,- de bevestigingsbouten van de hoofd-
inspuitbuis,- de stekkers van de inspuitstukken,- de klemveren van de inspuitstukken.
INBOUWEN
Vervang altijd de afdichtringen van de inspuit-stukken.
Houd u strikt aan de aantrekkoppels voor de be-vestigingen van de hoofd-inspuitbuis.
Maak de accukabels los.
14846S
14844S
Bouten hoofdinspuitbuis 0,9
AANTREKKOPPELS (daN.m)
13-1
BRANDSTOFTOEVOERBenzinedruk 13
14845S
Maak de benzine-aanvoerleiding los en sluit inplaats hiervan het t-stuk aan, voorzien van de ma-nometer.
Maak de benzine-retourslang los. Breng in plaatshiervan een slang aan die in de maatbeker uit-mondt.
Laat de benzinepomp draaien door de startmotorte activeren.
Noteer de druk en de hoeveelheid benzine in demaatbeker.
Bij het aanbrengen van onderdruk moet de benzi-nedruk dalen.
Afgelezen druk : 3 bar ± 0,3
berekende min. opbrengst : 1,3 liter/minuut
Controle overdrukklep pomp.
Voed de benzinepomp door de retouropeningdicht te houden. De druk moet zich op de mano-meter rond 5 bar stabiliseren.
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1311 -04 Wartel voor drukmeteing
Mot. 1311 -01 Controleset benzinedruk (metmanometer
Mot. 1311 -02 Aansluitingen druk metingen
ONMISBAAR MATERIAAL
Maatbeker 2 000 ml
CONTROLE VAN DE BENZINEDRUK EN DE POMPOPBRENGST
13-2
BRANDSTOFTOEVOERAnti-dampbelvoorziening 13
WERKINGSPRINCIPE
het anti-dampbelsysteem wordt rechtstreeks aan-gestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.
De koelvloeistoftemperatuur-informatie is af-komstig van het opname element koelvloeistof-temperatuur van de inspuiting (zie hoofdstuk 17"Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling")
Als de koelvloeistof in de 5 minuten na het afzet-ten van het contact warmer is dan ongeveer 103°C, dan wordt het relais voor de langzame snel-heid vande koelventilateur geactiveerd.
Zodra de temperatuur onder de 100 °C daaltwordt de voeding van het relais onderbroken (dekoelventilateur kan nooit langer dan 12 minutendraaien).
13-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
97393-1R
14545R
SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN HET CIRCUIT
1 Inlaatspruitstuk2 Elektroklep kringloop3 Dampabsorptievat met elektroklep4 TankM Ontluchting
1 Absorptie benzinedampen van tank (snelkop-peling)
2 Absortie benzinedampen naar motor3 Ontluchting tank4 Elektroklep dampabsorptievat
LET OP: onder normale omstandigheden is deontluchting nooit verstopt en worden hier geenslangen aangesloten.
14-1
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
97393-1R
WERKINGSPRINCIPE
De ontluchting van de tank gebeurt via het benzi-nedampabsorptievat.
De benzinedampen worden onderweg opgevan-gen door de actieve koolstof in het absorptievaten vervolgens in de verbrandingskamers van demotor verbrand.
Hiervoor wordt het benzinedampabsorptievat viaeen leiding verbonden met het inlaatspruitstuk lecanister et le collecteur d’admission. Een elektro-klep op het absorptievat geeft de benzinedampenwel of niet vrij richting inlaatspruitstuk.
De elektroklep werkt volgens het principe van eenvariabele doorlaat (functie van het cyclisch ope-ningssignaal van de rekeneenheid). Deze varia-bele doorlaat ontstaat door de wiselwerking tus-sen het magnetisch veld van de spoel enerzijds ende terugtrekveer anderzijds.
CONTROLE WERKING AFZUIGING BENZINE-DAMPABSORPTIEVAT
Bij een slechte weking van het systeem kan de mo-tor afslaan of slecht stationair gaan draaien.
Controleer de juistheid van het systeem (schema-tische voorstelling)
Controleer de staat van de leidingen tot de tank.
1 Inlaatspruitstuk2 Ingebouwde elektroklep voor afzuiging3 Dampabsorptievat met ingebouwde elektro-
klep)4 TankM Ontluchtingsnippel
14-2
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
13049R
UITBOUWEN BENZINEDAMPABSORPTIEVAT
Het benzinedampabsorptievat (1) bevindt zich inde rechter voorwielkuip.
Maak los:- de aanvoerleidingen van de tank (2) en de af-
voerleidingen naar het spruitstuk.- de stekker van de leektroklepbediening.
Bouw uit:- de spatplaat en de wielkuip.- de bevestigingsbouten (3).
VOORWAARDEN VOOR HET AFZUIGEN VAN HETDAMPABSORPTIEVAT
De elektroklep voor het afzuigen wordt via aan-sluiting 4 van de rekeneenheid bekrachtigd ALS:- de koelvloeistof warmer is dan 60 °C,- de luchttemperatuur meer bedraagt dan 10 °C,- de motor NIET stationair draait,- een bepaalde motorbelasting is bereikt,- de smoorklepweerstand in de stand GAS LOS
staat.
Met het diagnosestation kan het cyclisch ope-ningssignaal naar de klep worden opgeroepen(parameter "openingssignaal elektroklep afzui-gen absorptievat
de elektroklep is gesloten als de waarde lager isdan 0,7 % .
14-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14Ga verder als volgt te werk:- Motor stationair draaiend,- Knijp op het absorptievat het circuit (B) vanaf
de tank dicht,- Sluit een manometer (- 3 / + 3 bar) (Mot. 1311-
01) aan op de ontluchting (M) van het absorp-tievat,
Controleer nu of er geen onderdruk meetbaar is(ook mag het diagnosestation niet meer aange-ven dan minimaal X = 0,7 ).
Meet u onderdruk ?
JA Contact uit, zet met een vacuümpomp eenonderdruk van 500 mbar op de elektroklepbij (C). De onderdruk mag in 30 secondenniet meer variëren dan 10 mbar .Varieert de druk ?
JA De elektroklep is defect, vervanghem. Blaas bovendien in de slangvan de elektroklep naar het absorp-tievat om eventuele koolstofrestente verwijderen.
NEE Er is een elektrisch probleem, con-troleer het circuit.
NEE Als er wel afzuiging plaatsvindt -als dewarme motor (niet stationair) draait- moetu de onderdruk en de waarde op hetdiagnosestation (parameters) zientoenemen.
CONTROLE LEIDING TANK-ABSORPTIEVAT
Controleer deze verbinding door:- het rechter acherwiel op te krikken,- de vuldop van de tank te verwijderen,- een vacuümpomp op de slang (B) aan te slui-
ten.
De verbinding is goed als het vacuüm NIET instand kan worden gehouden.
14-4
ANTI-LUCHTVERONTREINIGINGCarterventilatie 14
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM
Aanzuigopening carterdampen.
14852R1
14849R5
14516R
Uitgaande carterdampen. Opvangplaat carterdampen op kleppendeksel.
Raadpleeg voor demontage hoofdstuk 11"Cilinderkop en distributie".
14-5
STARTEN - LADENDynamo 16
Tr/min. 100 Ampère-dynamo
2 000 63 A
3 000 86 A
4 000 95 A
IDENTIFICATIE
CONTROLE
Na 15 minuten warmdraaien met een spanning van 13,5 volt.
Type auto Motor Dynamo Stroomsterkte
CB0HCB0T K4M 748 BOSCH 0120 416 020 (CA) 100 A
16-1
STARTEN - LADENDynamo 16
UITBOUWEN
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de massakabel van de accu los.
Verwijder:- het rechter voorwiel en de spatlap,- de grille,- de bovenste dwarsbalk (twee binnenste beves-
tigingsbouten) en plaats deze op de motor,
- de afdekplaat van de hoofd-inspuitbuis,- de rechter koplamp,- de aandrijfriem van de hulporganen (raad-
pleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"),- de poelie an de stuurbekrachtigingspomp,- de aanvoerslang op de hoofd-inspuitbuis.
Gebruik Mot. 1311-06 en maak de stekker (1)van het inspuitstuk los,
- de bevestigingen van de stuurbekrachtigings-pomp op de steun,
14280R
- de bevestigingenop de steunplaat van destuurbekrachtigingsleiding,
- de dynamo. Druk de stuurbekrachtigingspompuit de weg.
INBOUWEN
Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgordevan uitbouwen.
Raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"voor het correct spannen van de aandrijfriem.
15425-1R
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1273 RiemspanningsmeterMot. 1311 -06 Uitbouwgereedschap
benzineleidingen
16-2
STARTEN - LADENStartmotor 16
IDENTIFICATIE
Type auto Type motor Startmotor
CB0HCB0T K4M 748 VALEO D7E6
16-3
STARTEN - LADENStartmotor 16
UITBOUWEN
Plaats de auto op een tweekolomshefbrug enmaak de accukabels los.
Bouw uit:- het rechter voorwiel,- de inlaatluchtdemper.
Vanaf de rechterzijde:
Verwijder:- de borgpen vande aandrijfas metde drevels
B.Vi. 31-01,- de spoorstangkogel metT.Av. 476,- de bovenste bout op de schokdemperpoot en
maak de onderste bout iets los.
Kantel de fusee en maak de aandrijfas los.
Verwijder:
- de accu,- de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maak
eerst de stekker los van de rekeneenheid envann de crashsensor.
14849-1R1
- het hitteschild van de startkatalysator bij (1),- de stekker van de oliepeilzender (2) en duw de
kabelbundel opzij,
13088S
16-4
STARTEN - LADENStartmotor 16
14853-1R
- de moer (3) van de voedingskabel en maak destekker (4) los van de spoel van de startmotor,
- de bouten van de startmotor. Verwijder dezevia de onderzijde.
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Controleer de aanwezigheid van de centreerdopbij (A).
Monteer de hitteschilden zo zorgvuldig mogelijk.
16-5
ONTSTEKINGStatische ontsteking 17
14851S
14843R2
BESCHRIJVING
Bij de statische ontsteking is er een rechtstreekseverbinding tussen bobine en bougie waardoor ertotaal geen spanningsverlies optreedt .
Ook zijn er geen geen bewegende delen meeraanwezig in het ontstekingscircuit (stroomverde-ler).
De hoogspanningsmodule maakt deel uit van derekeneenheid van de inspuiting, waarbij de ont-steking dezelfde signalen verwerkt als het inspuit-systeem.
Het systeem bestaat verder uit vier bobines die rechtstreeks op de bougies zijn gemonteerd viabevestigingsbouten op het kleppendeksel.
De bobines worden per paar in serie aangestuurdvia de aansluitingen 1 en 32 van de rekeneenheidvan de inspuiting:- aansl. 1 voor de cilinders 2 en 3,- aansl. 32 voor de cilinders 1 en 4.
BOUGIES
De bougies zijn voorzien van 3 elektrodes (tweezichtbaar plus de massa-elektrode).
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Bouten bobines 1,5Bougies 2,1
UITBOUWEN VAN EEN BOBINE
Maak de accukabels los.
Maak de stekkers los van de bobines.
LET EROP DAT U DE STEKKERS (1) NIETBESCHADIGT; ANDERS DIENT U DEZE TEVERVANGEN .
Verwijder de bevestigingsbouten (2) van de bo-bines.
INBOUWEN
Ga voor het inbouwen te werk in omgekeerdevolgorde van uitbouwen. Vervang indien nodigde O-ringen van de bobines.
17-1
INSPUITSYSTEEMAlgemeen 17
BIJZONDERHEDEN INSPUITSYSTEEM K4M
• 90 -polige SIEMENS "SIRIUS 32" rekeneenheid voor inspuiting en ontsteking.
• Gebruik van OPTIMA diagnosestation of soortgelijke diagnoseapparatuur.
• Sequentiëel inspuitsysteem zonder opname element nokkenas/cilinderherkenning. Het in fase brengengeschiedt elektronisch aan de hand van het signaal van het opname element vliegwiel
• Statische ontsteking waarbij de vier bougies per paar in serie worden aangestuurd.
• Het waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is niet aangesloten.
• Bijzonderheden startvergrendeling.Tweede generatie startvergrendeling met speciale methode voor vervangen rekeneenheid.
• Staionaire toerentallen- Stationair nominaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 750 tr/min.
• Stationair verhoging naar aanleiding van:- Airconditioning,- Voorruitverwarming,- Elektrische toestand,- Accuspanning.
• Maximum toerentallen- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur onder 60° . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 800 tr/min.- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur boven 60° . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 500 tr/min.
• Cyclisch openingssignaal voor afzuigen benzinedampabsorptievat afhankelijk van toerental en werkom-standigheden motor.
• Twee lambda sondes (voor en na katalysator).
• Automatische configuratie rekeneenheid voor airconditioning naar aanleiding van signaaluitwisselingmet rekeneenheid airconditioning. Het is echter niet mogelijk deze configuratie weer ongedaan te maken.
• Aansturen van de koelventilateurs en van het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur door rekeneenheid inspuiting (centrale koelvloeistoftemperatuurregeling.
17-2
INSPUITSYSTEEMPlaats van de onderdelen 17
1 Opname element druk2 Stappenmotor stationair toerental3 Smoorklepweerstand4 Voorste lambda sonde5 Bobine en bougie6 Opname element koelvloeistoftemperatuur en opname element vliegwiel7 Rekeneenheid inspuiting8 Voedingsrelais9 Pingeldetektor
10 Opname element luchttemperatuur11 Hoofd-inspuitbuis met drukregelaar12 Drukcontact stuurbekrachtiging13 Benzinedampabsorptiesysteem met elektroklep
15431S
17-3
INSPUITSYSTEEMPlaats van de onderdelen 17
9 Pingeldetektor11 Hoofd-inspuitbuis14 Inspuitbuis
2 Stappenmotor stationair10 Opname element luchttemperatuur5 Bobine ontsteking
14849R2
3 Smoorklepweerstand1 Opname element druk4 Voorste lambda sonde
14844R3
14843R4
17-4
INSPUITSYSTEEMSequentiële inspuiting 17
OMSCHRIJVING
De K4M-motor is uitgerust met een sequentiëel inspuitsysteem..
De benzine wordt per cilinder ingespoten, aan het begin van de inlaatslag.
Hiervoor moet:- ieder inspuitstuk afzonderlijk door de rekeneenheid worden bediend (inspuitstuk n° 1 aan vliegwielzijde),- de rekeneenheid weten welke cilinder aan de inlaatslag begint.
Om te weten welke cilinder aan het begin vande inlaatslag staat wordt het signaal van het opname elementvliegwiel gebruikt, die aan kan geven of:- cilinders 1 en 4 in het BDP staan,of dat - cilinders 2 en 3 in het BDP staan
Om te weten in welke van de twee cilinders moet worden ingespoten kan de rekeneenheid op twee manie-ren te werk gaan:- hij onthoudt bij elk afzetten van de motor welk inspuitstuk hij als laatst heeft aangestuurd. Bij het starten
vormt dit inspuitstuk het uitgangspunt voor de sequentiële inspuiting.- als dit niet het goede inspuitstuk blijkt te zijn voert de rekeneenheid een testprogramma uit om het juiste
inspuitstuk te bepalen.
Bij het vervangen van de rekeneenheid, moet het inlezen van het juiste inspuitstuk gebeuren tijdens een 25minuten durende proefrit onder normale werkomstandigheden en moet de stappenmotor voor het statio-nair toerental worden afgesteld.
17-5
INSPUITSYSTEEMSequentiële inspuiting 17
98406R3
A 1 KrukasomwentelingB 1 Nokkenasomwenteling
C BDP 1-4D BDP 2-3
1 Cilinder 1 in inlaatslag2 Cilinder 2 in inlaatslag3 Cilinder 3 in inlaatslag4 Cilinder 4 in inlaatslag
5 Lange tand6 84° of 14 tanden7 30 tanden
X Tandkrans vliegwiel.
N.B. : alle waarden in BDP-graden.
17-6
INSPUITSYSTEEMStartvergrendeling 17
Deze auto is uitgerust met een startvergrendeling van de 2e generatie. De rekeneenheid vande inspuitingwerkt alleen als er een startvergrendelingscode is ingelezen.
VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING
De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd. Bij vervanging moet bij de nieuwe rekeneenheid de bijde auto behorende code woreden in gelezen. vervolgens moetde werking worden gecontroleerd.
Voor het inlezen volstaat het om het contact enkele seconden aan te zetten.
CONTROLE VAN DE STARTVERGRENDELING
Haal de sleutel uit het slot, het controlelampje moet na 10 seconden gaan knipperen. Raadpleeg hoofdstuk 8van MR 337 voor het controleren van de daadwerkelijke vergrendeling.
GEBRUIK VAN EEN ONGECODEERDE TEST-REKENEENHEID VAN HET MAGAZIJN (wordt afgeraden!!!)
BELANGRIJK: Voordat u een testrekeneenheid gebruikt, MOET bij deze de startvergrendelingscode van deauto zijn ingelezen om te kunnen functioneren. Na het testen MOET de testrekeneenheid ABSOLUUT wor-den gedecodeerd, omdat hij anders onbruikbaar is in de toekomst. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 8 van MR 337. Dit moet door speciaal geschoold personeel gebeuren.
EEN GECODEERDE REKENEENHEID VAN EEN AUTO MET STARTVERGRENDELING KAN NOOIT ALSTESTREKENEENHEID WORDEN GEBRUIKT BIJ EEN ANDERE AUTO (MET OF ZONDER STARTVERGRENDELING).
17-7
INSPUITSYSTEEMWisselwerking met rekeneenheid airconditoning 17
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD
VERBINDING REKENEENHEID AIRCONDITIONING - REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM
De rekeneenheid van de inspuiting is via twee draden verbonden met de rekeneenheid van de airconditio-ning:- vanaf aansluiting 10 van de rekeneenheid van de inspuiting gaat een draad naar de rekeneenheid vande
airconditioning met het vrijgave of blokkeersignaal voor het koppelen van de airco-compressor.- vanaf de rekeneneenheid van de airconditioning gaat een draad naar aansluiting 23 van de rekeneen-
heid van de inspuiting met informatie over het geabsorbeerde vermogen door de airco-compressor.
Bij het inschakelen van de airco-toets vraagt de rekeneenheid van de airconditioning vrijgave voor het kop-pelen van de airco-compressor.De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft hierop het koppelen van de compressor wel of niet vrij en pasthet stationair toerental hierop aan.
STRATEGIE VOOR HET VRIJGEVEN OF BLOKKEREN VAN HET KOPPELEN VAN DE AIRCO-COMPRESSOR
Onder bepaalde omstandigheden blokkeert de rekeneenheid van de inspuiting het koppelen van de airco-compressor.
Strategie bij het starten van de motorDe aircokoppeling wordt de eerste 10 seconden na het starten van de motor niet bekrachtigd.
Strategie voor behoud van acceleratievermogen Bij signaal van het volgas-contact, toerentallen lager dan 2000 tr/min., en een snelheid lager dan 16 km/h,dan wordt de compressor gedurende 5 seconden ontkoppeld. Hij wordt weer gekoppeld als het signaal vanhet volgas-contact verdwijnt, het toerental 2000 tr/min heeft bereikt en de snelheid 26 km/h bedraagt.
Strategie voor de afslag beveiliging Als het toerental plots onder 600 tr/min daalt, wordt de compressor gedurende maximaal 9 seconden ont-koppeld. Hij wordt weer gekoppeld zodra het toerental hoger is dan 1900 tr/min.
Strategie tegen oververhitting De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur gelijk of hoger is dan + 115°C.
Strategie tegen overtoerenDe compressor wordt niet ingeschakeld als het motortoerental hoger is dan 6 500 tr/min.
17-8
INSPUITSYSTEEMCorrectie stationair toerental 17
VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING
De rekeneenheid van de inspuiting ontvangt een signaal van het drukcontact van de stuurbekrachtiging. Dithangt af van de druk in het stuurbekrachtingscircuit. Hoe hoger de druk, hoe meer kracht de stuurbekrachti-gingspomp aan de motor ontleent.
De rekeneenheid verhoogt hiervoor NIET het stationair toerental van de motor, maar houdt wél rekeningmet deze informatie om te kunnen anticiperen bij een terugval in het toerental.
VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL NAAR AANLEIDING VAN LAGE ACCUSPANNING EN ELEKTRISCHETOESTAND
Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen vanstroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. Hiervoor wordt het stationaire toerental verhoogd waardoor de dynamo meer laadstroom levert.
Hoe zwakker de accuspanning, hoe groter de toerentalverhoging. Deze correctie is dus variabel en treedt inwerking zodra de accuspanning lager wordt dan 12,8 Volt. De toerentalverhoging kan gaan tot 900 tr/min.
N.B. : Na een koude start gevolgd door een langere tijd stationair draaien is het mogelijk dat toerental plot-seling zakt met ongeveer 150 tr/min (tijdschakeling).
17-9
INSPUITSYSTEEMAdaptieve correctie stationair toerental 17
PRINCIPE
Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor, varieert de waarde van het stuursignaal voor het statio-naire toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde
Als gevolg van langzame veranderingen in de motor (inrijden, vervuiling in de motor enz.) komt de waardevan dit stuursignaal steeds dichter bij zijn boven- of ondergrens te liggen.
Met de adaptieve correctie van het stuursignaal wordt tegemoet gekomen aan deze langzaam veranderdebehoefte aan lucht van de motor, en ontstaat een nieuwe middenwaarde voor het signaal.
Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 80°C, 20 seconden na het starten van demotor en in de regelfase van het nominale stationaire toerental.
STUURSIGNAAL NAAR DE STATIONAIR TOERENTALREGELING EN DE ADAPTIEVE CORRECTIE ERVAN
PARAMETER Motor K4M 748
Nominaal stationair X = 750 tr/min.
Stuursignaal stationair 6 % ≤ X ≤ 22 %
Adaptatief stuursignaal stationair Uiterste waarden:- mini : - 4 %- maxi : + 4 %
Bij elk afzeten van de motor wordt de stappenmotor voor het stationair toerental opnieuw ingesteld in deonderste aanslag.
INTERPRETATIE VAN DE PARAMETERS
Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht, smoorklepaanslag ontregeld ...) stijgt het stationair toerental, enwordt de waarde van het stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde tehouden; de waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.
Bij een te geringe luchtaanvoer is de werking omgekeerd:de waarde van het stuursignaal wordt groter en de adaptieve correctie wordt ook groter, om het stuursi-gnaal opnieuw te centreren rond de gemiddelde waarde.
BELANGRIJK: het is van groot belang dat u de motor, als het geheugen van de rekeneenheid is gewist (losge-nomen accukabel), enige tijd stationair laat draaien voordat de auto weer aan de klant wordt afgeleverd, zo-dat de adaptieve correctie zich kan instellen.
17-10
INSPUITSYSTEEMMengselregeling 17
De K4M 748 motor met een "SIRIUS 32" rekeneenheid is uitgerust met twee lambda sondes, een voorste eneen achterste.
Deze twee sondes verschillen van elkaar en mogen in geen geval worden verwisseld.
VERWARMING VAN DE LAMBDA SONDES
De verwarming wordt door de rekeneenheid van de inspuiting gestuurd:- vanaf de start voor de voorste sonde.- na een bepaalde tijd met draaiende motor, afhankelijk het vliegwielsignaal en de koelvloeistoftempera-
tuur (niet bij gas los).
De verwarming van de lambda sondes wordt onderbroken:- bij snelheden boven 145 km/h, (theoretische snelheid),- afhankelijk van de belasting.
SPANNING VOORSTE LAMBDA SONDE
Parameter "spanning voorste sonde" op het diagnosestation geeft de (referentie-)spanning in millivoltweer, die de rekeneenheid van de voorste lambda sonde ontvangt.Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen :- 100 mV ± 100 bij arm mengsel,- 800 mV ± 100 bij een rijk mengsel.
Hoe kleiner het verschil tussen min. en max, hoe minder correct de informatie van de lambda sonde is (hetverschil ligt meestal rond de 500mV).
N.B.: Controleer bij geringe schommelingen de verwarming van de lambda sonde.
SPANNING ACHTERSTE LAMBDA SONDE
Parameter "Spanning achterste sonde" op het diagnosestation:geeft de (referentie-)spanning in millivoltweer, die de rekeneenheid van de achterste lambda sonde ontvangt .
Deze sonde controleert de katalysator en voert ook eentweede, preciesere controle uit van de mengselrege-ling (langzame cyclus). Deze functies zijn niet actief bij stationair toerental en treden slechts in werking nadatde warme motor enige tijd heeft gedraaid.
Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen :- 600 mV ± 100 bij normale regeling en gestabiliseerd toerental,- Lager dan 200 mV ± 20 bij gas los.
Houd geen rekening met de waarden op het station bij stationair toerental.
17-11
INSPUITSYSTEEMMengselregeling 17
MENGSELCORRECTIE
De waarde die het diagnosestation aangeeft met de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van demengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de men-selsamenstelling welke afkomstig is van de voorste λ-sonde. Deze λ-sonde analyseert in feite de hoeveelheidzuurstof in de uitlaatgassen, wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel.
Met een maximum van 255 en een minimum van 0, schommelt de correctiewaarde in het algemeen rond 128.In de praktijk ligt de waarde van de parameter "mengselcorrectie"onder normale omstandigheden rond de128.
- Waarde lager dan 128 : het mengsel moet armer worden.- Waarde hoger dan 128 : het mengsel moet rijker worden .
ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING
De mengselregeling wordt actief na de startvertraging: - bij gas los e00n een koelvloe.istoftemperatuur van 10°C, metde lambda sonde op bedrijfstemperatuur.
De startvertraging is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur :
- tussen 18 en 72 secondes bij 20 °C,- tussen 20 en 80 secondes bij 60 °C.
Als de mengselregeling nog niet is geactiveerd: de parameter "mengselcorrectie" = 128
Regeling tijdelijk uitgeschakeld
Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met het signaal van de sonde, deze omstandigheden zijn:
- vol gas :variabel en hoger dan 128- Bij snel accelereren :variabel en hoger dan 128- Bij afremmen op de motor met gas los (onderbreking inspuiting) :128- een defecte lambda sonde :128
NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE
Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (variëert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, scha-kelt de rekeneenheid pas over op het noodprogramma (waarde = 128) als de storing gedurende 10 secondesaanwezig is geweest. De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd.
Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregis-treerd schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit. De parameter "mengselcorrectie" = 128.
17-12
INSPUITSYSTEEMAdaptieve mengselcorrectie 17
PRINCIPE
Tijdens de regelfase (zie paragraaf 17 "Mengselregeling") corrigeert de mengselregeling de inspuitduur zo-danig dat de mengselverhouding zo dicht mogelijk bij λ=1 ligt. De correctiewaarde schommelt hierbij rond128 tussen 0 et 255.
Als gevolg van langzame veranderingen in de motor komt de waarde van dit stuursignaal steeds dichter bij 0of 255 te liggen om λ=1 nog mogelijk te maken.
De adaptieve correctie zorgt ervoor dat de kenvelden van het inspuitsysteem zo verschoven wordt dat demengselregeling ook op langere termijn 128 als middenwaarde houdt.
De adaptieve correctie van de mengselregeling bestaat uit twee delen:
- bij zware en middelzware belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie belast".
- bij stationair draaien en geringe belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie stationair".
Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is, zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 metals uiterste waarden :
PARAMETER Motor K4M 748
"Adaptieve mengselcorrectiebelast"
64 ≤ X ≤ 160
"Adaptieve mengselcorrectiestationair"
64 ≤ X ≤ 160
De adaptieve correcties werken slechts als de motor warm is in de mengselregelfase en binnen een gegevenspruitstukdrukgebied.
De mengselregeling van de motor moet bij verschillende spruitstukdrukken hebben gedraaid voordat deadaptieve correcties in werking treden om het verlopen van de mengselregeling te compenseren.
Na het wissen van het geheugen van de rekeneenheid (waardoor de waarden van de adaptieve correcties zijnteruggegaan naar 128) moet daarom een speciale proefrit worden gemaakt.
17-13
INSPUITSYSTEEMAdaptieve mengselcorrectie 17
PROEFRIT
Omstandigheden:- warme motor: koelvloeistoftemperatuur > 80 °C),- laat het toerental niet hoger komen dan 4000 tr/min.
Ga uit van een betrekkelijk laag toerental waarbij u in de 3e of 4e versnelling geleidelijk gas geeft zodat degewenste spruitstukdruk gedurende 10 seconden stabiel is in elk gebied (zie de tabel hieronder).
Te doorlopen drukgebieden tijdens de proefrit (parameter "spruitstukdruk")
Drukgebied n° 5(mbar)
Drukgebied n° 4(mbar)
Drukgebied n° 3(mbar)
Drukgebied n° 2(mbar)
Drukgebied n° 1(mbar)
260 457 535 613 691 813
Gemiddelde 358 Gemiddelde 496 Gemiddelde 574 Gemiddelde 652 Gemiddelde 752K4M 748
Na deze rit zijn de correcties operationeel.
De "adaptieve mengselcorrectie stationair" varieert vooral bij stationair draaien en lichte belasting, en de"adaptieve mengselcorrectie belast" bij middelzware en zware belasting, maar werken beide over het ge-hele gebied van spruitstukdrukken.
U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden doorrijden.
Neem na de proefrit de waarden op van de adaptieve mengselcorrecties. Zij mogen nu niet meer 128 (de be-ginwaarde) zijn. Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandi-gheden.
17-14
INSPUITSYSTEEMAdaptieve mengselcorrectie 17
INTERPRETATIE VAN DE WAARDEN
Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild, benzinedruk te laag ...), neemt de waarde van de"mengselcorrectie" toe om lambda= 1 te houden en worden de waarden van de adaptieve correcties groterom de middenwaarde van de mengselregeling op 128 te houden.
Bij een te grote brandstoftoevoer is het omgekeerde het geval: de "mengselcorrectie" wordt kleiner en deadaptieve correcties verminderen eveneens om de mengselregeling rond de 128 te houden.
OPMERKING: De conclusies die uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair" kunnen wor-den getrokken zijn bijzonder gevoelig omdat deze correctie alleen betrekking heeft op het stationaire endeellast gebied.
Trek niet te snel conclusies uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair", maar richt u meerop de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie belast".
Aan de hand van de resultaten van deze controles krijgt u een idee over de mogelijke oorzaak van de storing.Er kunnen echter pas conclusies aan worden verbonden als deze parameters maximaal of minimaal zijn en alsze afwijken in dezelfde richting.
BELANGRIJKControleer de adaptieve mengselcorrecties alleen indien de klant klaagt over het functioneren van de motoren als zij een van hun uiterste waarden hebben bereikt met een grote afwijking van de "mengselregeling"(variërend boven 175 of onder 80)
17-15
INSPUITSYSTEEMLambda sondes 17
LET OP: De twee lambda sondes zijn verschillenden kunnen niet onderling worden verwisseld.
UITBOUWEN VOORSTE LAMBDA SONDE
Maak de accukabels los.
Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk12 "Inlaatluchtcircuit").
14849S
Maak de stekker vande lambda sonde los en bouwhem uit met het gereedschap Mot. 1495.
UITBOUWEN ACHTERSTE LAMBDA SONDE
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Verwijder het kapje van de stekker.
15427S
Maak de stekker los en bouw de lambda sonde uitmet een steeksleutel.
INBOUWEN
Dit gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
N.B.: Controleer of het hitteschild goed is gemon-teerd tussen de lambda sonde en het uitlaat-spruitstuk (anders wordt de stekker vande sondevernietigd door de terugslaande hitte).
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1495 Dop voor uitbouwen-inbouwen
lambda sonde
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Lambda sonde 4,5
17-16
INSPUITSYSTEEMCentrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
CENTRALE KOELVLOEISTOFREGELING
14853R
244 Koelvloeistoftemperatuurzender (voor in-spuitsysteem en meter op dashboard).Met 3 aansluitingen: twee voor de tempe-ratuurinformatie en één voor de meter ophet dashboard.
Het systeem is voorzien van een enkelkoelvloeistof-thermocontact/zender voor het ins-puitsysteem, de koelventilateur en het waarschu-wingslampje op het instrumentenpaneel.
Werking
De zender 244 :- geeft informatie voor de meter op het instru-
mentenpaneel,- geeft de koelvloeistoftemperatuur door aan de
rekeneenheid van het inspuitsysteem
De rekeneenheid van het inspuitsysteem gebruiktdeze informatie voor het aansturen van :- de inspuiting,- de koelventilateur-relais:
• de koelventilateur wordt met de lage snel-heid aangestuurd als de koelvloeistof war-mer is dan 99 °C en wordt weer uitgescha-keld zodra de temperatuur onder 96 °C zakt.
• de koelventilateur wordt met de hoge snel-heid aangestuurd als de koelvloeistof war-mer is dan 102 °C en wordt weer uitgescha-keld zodra de temperatuur onder 99 °C zakt.
• de lage snelheid van de koelventilateur kanook worden ingeschakeld als de airconditio-ning wordt gebruikt of voor het anti-dampbelsysteem.
WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOF
Het waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-tuur wordt door de rekeneenheid aangestuurdzodra de koelvloeistof een temperatuur van 118°C heeft bereikt.
17-17
INSPUITSYSTEEMCentrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
ORGANEN
120 Rekeneenheid inspuitsysteem206 Drukcontact airconditioning233 Relais langzaam draaien koelventilateur234 Relais snel draaien koelventilateur244 Koelvloeistoftemperatuurzender247 Waarschuwingslampje op instrumentenpaneel262 Koelventilateur airco321 Weerstand koelventilateur419 Regeleenheid airconditioning700 Relais langzaam draaien anti-dampbelventilateur
Gegevens koelvloeistoftemperatuurzender
Temperatuur in °C (± 1°) 20 40 80 90
KoelvloeistoftemperatuurzenderType NTCWeerstand in Ohm
3 060 à 4 045 1 315 à 1 600 270 à 300 210 à 270
17-18
INSPUITSYSTEEMCentrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
Elektrisch schema
PRO15242
17-19
INSPUITSYSTEEMAansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting 17
Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting
PRO15097
1 - - > - - STUURSIGNAAL BOBINE3 - - - - - MASSA4 - - > - - STUURSIGNAAL ELEKTROKLEP DAMPABSORPTIEVAT8 - - > - - STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (LANGZAAM)9 - - > - - WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
10 - - > - - STUURSIGNAAL COMPRESSOR AIRCONDIITONING11 - - > - - UITGAAND VERBRUIKSSIGNAAL12 - - > - - STUURSIGNAAL STAPPENMOTOR STATIONAIR13 - - < - - INGAAND SIGNAAL KOELVLOEISTOFTEMPERTAUUR15 - - - - - MASSA OPNAME ELEMENT DRUK32 - - > - - STUURSIGNAAL BOBINE33 - - - - - MASSA34 - - > - - STUURSIGNAAL WAARSCHUWINGSLAMPJE38 - - > - - STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (SNEL)39 - - > - - STUURSIGNAAL RELAIS ACTUATOR41 - - > - - STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING42 - - > - - STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING43 - - < - - SIGNAAL SMOORKLEPWEERSTAND44 - - < - - SIGNAAL ACHTERSTE LAMBDA SONDE45 - - < - - SIGNAAL VOORSTE LAMBDA SONDE63 - - > - - STUURSIGNAAL VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE65 - - > - - STUURSIGNAAL VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE66 - - - - - + NA VOEDINGSRELAIS68 - - > - - STUURSIGNAAL RELAIS BENZINEPOMP70 - - > - - SIGNAAL MOTORTOERENTAL72 - - > - - STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING73 - - - - - MASSA OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR74 - - - - - VOEDING SMOORKLEPWEERSTAND75 - - - - - MASSA SMOORKLEPWEERSTAND
16 - - < - - SIGNAAL OPNAME ELEMENT DRUK19 - - - - - BLINDERING PINGELDETECTOR20 - - < - - SIGNAAL PINGELDETECTOR23 - - < - - INFORMATIE VERMOGENSABSORPTIE24 - - < - - SIGNAAL OPNAME ELEEMNT VLIEGWIEL26 - <> - DIAGNOSESIGNAAL28 - - - - - MASSA29 - - - - - PLUS NA CONTACT30 - - - - - PLUS VAN ACCU49 - - < - - INGAND SIGNAAL OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR52 - - - - - NIET IN GEBRUIK53 - - < - - SIGNAAL RIJSNELHEID54 - - < - - SIGNAAL OPNAME ELEMENT VLIEGWIEL56 - <> - DIAGNOSESIGNAAL58 - - < - - INGAAND SIGNAAL STARTVERGRENDELING59 - - > - - STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 160 - - > - - STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 376 - - - - - MASSA ACHTERSTE LAMBDA SONDE77 - - - - - MASSE OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR78 - - - - - VOEDING OPNAME ELEMENT DRUK79 - - - - - MASSA PINGELDETECTOR80 - - - - - MASSA VOORSTE LAMBDA SONDE85 - - < - - DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING89 - - > - - STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 490 - - > - - STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 2
- - < - - INGAAND- - > - - UITGAAND
17-20
INSPUITSYSTEEMElektrisch schema 17
ORGAANNUMMERS
109 Verbruiksmeter120 Rekeneenheid inspuitsysteem146 Pingeldetektor 147 Opname element druk 193, 194195, 196 Inspuitstukken218 Benzinepomp 222 Smoorklepweerstand 224 Drukcontact stuurbekrachtiging 225 Diagnose aansluiting228 Stationair toerental regelaar236, 238 Relais benzinepomp, Navoedingsrelais inspuitsysteem242 Lambda sonde 244 Opname element koelvloeistoftemperatuur 272 Opname element luchttemperatuur273 Opname element vliegwiel/toerenbegrenzer319 Bedieningspaneel airconditioning371 Dampabsorptievat503 Dekodereenheid679 Radio ontstoringscondensator791, 792793, 794 Bobines 721 Reken-/hydraulische eenheid ABS927 Crashsensor
17-21
INSPUITSYSTEEMElektrisch schema 17
PRO14816
17-22
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17INSTELLEN VAN DE COMMUNICATIE TUSSEN NXR / REKENEENHEID
- Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnose aansluiting van de auto.
- Selecteer het autotype
- Selecteer INSPUITING.
IDENTIFICATIE VAN DE REKENEENHEID
U identificeert de rekeneenheid door het aflezen van (parameter) :
BESTELNUMMER REKENEENHEID 77 00 XXX XXX
DIAGNOSE VERSIE NUMMER 04
GEHEUGEN WISSEN (contact aan)
Na werkzaamheden aan het inspuitsysteem kunt u het geheugen van de rekeneenheid wissen.
Er zijn drie wiscommando’s:
- WISSEN STORINGSGEHEUGEN- WISSEN OBD-STORINGEN- WISSEN CORRECTIEWAARDEN
17-23
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17DE ETAPPES VAN HET STORING ZOEKEN
CONTROLEREN OP STORINGEN
Dit is het beginpunt voor iedere reparatie.
1 - Prioriteitvolgorde
Begin met het behandelen van de elektrische storingen, dan de elektrische OBD-storingen en ga verdermet de functionele OBD-storingen (lambda sonde, katalysator, vervuilende ontstekingsuitval,schadelijke ontstekingsuitval, brandstofcircuit).Er mag geen enkele elektrische storing aanwezig of in het geheugen zijn als u functionele OBD-storingen behandelt..Andere prioriteiten staan vermeld in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.
2 - Storing
a) Aanwezig niet OBD :
Behandel de storing volgens de methode in hoofdstuk "Betekenis van de storingen".
b) Aanwezig OBD :
Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.
Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen :
De storing is opnieuw aanwezig. In dit geval behandelt u de storing.
Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen :
Voer de basiscontroles uit. Controleer hierbij :- de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen,- de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie, verbogen pennen, ...),- de weerstand van het verdachte orgaan,- de ligging van de draden (gesmolten, gebarsten of doorgeschuurde draden.
17-24
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17c) In geheugen OBD of niet OBD :
Noteer de aangegeven storingen.Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.
Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen :
De storing is opnieuw aanwezig. In dit geval behandelt u de storing.
Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen :
Voer de basiscontroles uit. Controleer hierbij :- de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen,- de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie, verbogen pennen, ...),- de weerstand van het verdachte orgaan,- de ligging van de draden (gesmolten, gebarsten of doorgeschuurde draden, ...).
3 - Geen storingen :
Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft, voer dan een conformiteitscontrole uitom het probleem te kunnen lokaliseren.
17-25
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17DE CONFORMITEITSCONTROLE
Met de conformiteitscontrole controleert u de staten en parameters waarvoor het diagnoseapparaat geenwaarschuwing geeft als zij buiten hun toleranties liggen . Hierdoor kunt u:
- Storingen vinden die niet worden aangegeven maar waar de klant wel hinder van ondervindt.
- De goede werking van het inspuitsysteem controleren om te voorkomen dat een storing binnen korte tijdna de reparatie terugkomt.
In dit hoofdstuk staat een diagnose van de staten en van de parameters, onder de omstandigheden van decontrole.
Als een staat niet normaal functioneert of als een parameter buiten de tolerantie is, moet u de betreffendediagnosebladzijde volgen.
CONTROLE IN ORDE
Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft terwijl de klacht nog steeds aanwezig is, moetu de storing behandelen uitgaande van de klacht.
Behandelen van de klacht
De zoekschema’s in dit hoofdstuk helpen u de mogelijke oorzaak van het probleem te vinden.
Gebruik deze bladzijden alleen als :- het diagnoseapparaat geen enkele storing aangeeft.- de conformiteitscontrole geen afwijkingen heeft opgeleverd.- de auto niet goed werkt.
17-26
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Geen bijzonderhedenNA REPARATIE
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en deafwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 28 MassaRekeneenheid 33 MassaRekeneenheid 3 MassaRekeneenheid 56 7 Diagnose aansluitingRekeneenheid 26 15 Diagnose aansluitingRekeneenheid 29 ZekeringRekeneenheid 30 Zekering
Herstellen.
GEEN COMMUNICATIE MET DE REKENEENHEID
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Probeer het diagnoseapparaat op een andere auto.
Controleer :- de verbinding tussen het diagnoseapparaat en de diagnose aansluiting (goede staat van de kabel),- de zekeringen van het inspuitsysteem in de motorruimte en in het interieur.Herstellen indien nodig.
Controleer de + 12 V op aansl. 16 en de massa op aansl. 5 van de diagnose aansluiting.Herstellen indien nodig.
GEEN COM-MUNICATIE
17-27
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen
STORINGAANWEZIG
REKENEENHEID1.dEF = Storing rekeneenheid2.dEF = Storing geheugengebied veiligstellingen3.dEF = Storing geheugengebied startvergrendeling
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
1.dEF Rekeneenheid niet conform of defect.Vervang de rekeneenheid.
2.dEF3.dEF
Vervang de rekeneenheid niet direct.
Ga als volgt te werk :- Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.- Wis het geheugen van de rekeneenheid.- Zet het contact uit en tot het einde van de dialogue met de rekeneenheid.- Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.Als de storing rekeneenheid nog steeds aanwezig is, herhaal dan dezeprocedure.Als na de vijfde poging om het geheugen te wissen, de storing rekeneenheidnog steeds aanwezig is, vervangt u de rekeneenheid.
17-28
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
VOEDING1.dEF = Storing +12V na navoedingsrelais2.dEF = Storing +12V na contact
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog. Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :De storing is aanwezig.
ADVIEZEN
1.dEF Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto.Herstellen indien nodig.
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer met contact aan de 12V op aansl. 3 van het navoedingsrelais.Herstel de lijn tot het relais.
Maak de klem los in aansl. 5 van de relaishouder.Controleer met contact aan de 12V op aansl. 5 van het navoedingsrelais.Vervang het relais als u geen 12 V meet.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 66 5 Navoedingsrelais
Herstellen indien nodig.
Maak een voor een los: inspuitstukken, elektroklep dampafzuiging enz. enbepaal met deze 12 volt welk orgaan defect is.Vervang het defecte orgaan.
2.dEF Deze storing is niet actief want de dialoog is erdoor verbroken.
17-29
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
STUURCIRCUIT NAVOEDINGSRELAISCC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 39 van de rekeneenheidCC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 39 van de rekeneenheid
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Zet het contact aan en wacht tot het einde van de dialoog. Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :De storing is aanwezig.N.B. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld.
ADVIEZEN
Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto.Herstellen indien nodig.
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de 12V op aansl. 1 van het navoedingsrelais.Herstel de lijn tot de zekering.
Controleer de spoel van het navoedingsrelais.Vervang het navoedingsrelais indien nodig.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 39 2 Benzinepomprelais
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de
oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert.
17-30
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
STUURCIRCUIT RELAIS BENZINEPOMPCO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 68 van de
rekeneenheidCC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 68 van de rekeneenheidOBD = Storing OBD : Relais benzinepomp
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog. Zet het contact aan en
begin de dialoog met de rekeneenheid.2/ Indien OBD, laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :De storing is aanwezig.N.B. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld.
ADVIEZEN
CO0CC1
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer, met contact aan de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.Herstellen indien nodig.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 68 2 Benzinepomprelais
Herstellen indien nodig.
Controleer de spoel van het benzinepomprelais.Vervang het benzinepomprelais indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
OBD De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkelekeren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
17-31
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 1CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CO = Onderbreking van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 1
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.
ADVIEZEN
CC1CC0CO
Controleer de weerstand van inspuitstuk 1.Vervang het inspuitstuk indien nodig.
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 1.Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".
Indien de storing in het geheugen geregistreerd is maareerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 59 2 Inspuitstuk 1
Herstellen indien nodig.
OBDIndien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO ofCC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"ADVIEZEN
17-32
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 2CC1 = Kortsluiting au 12V van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CC0 = Kortsluiting aan massa van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CO = Onderbreking van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 2
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.
ADVIEZEN
CC1CC0CO
Controleer de weerstand van inspuitstuk 2.Vervang het inspuitstuk indien nodig.
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 2.Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 90 2 Inspuitstuk 2
Herstellen indien nodig.
OBDIndien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO ofCC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"ADVIEZEN
17-33
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 3CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CO = Onderbreking van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 3
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.
ADVIEZEN
CC1CC0CO
Controleer de weerstand van inspuitstuk 3.Vervang het inspuitstuk indien nodig.
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 3.Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maarwas eerst CO of CC0 of CC1 behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 60 2 Inspuitstuk 3
Herstellen indien nodig.
OBDIndien de storing is aanwezig met OBD maar was eerst COof CC0 of CC1, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"ADVIEZEN
17-34
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 4CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)CO = Onderbreking van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 4
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.
ADVIEZEN
CC1CC0CO
Controleer de weerstand van inspuitstuk 4.Vervang het inspuitstuk indien nodig.
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 4.Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 89 2 Inspuitstuk 4
Herstellen indien nodig.
OBDIndien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO ofCC0 of CC1 was , raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"ADVIEZEN
17-35
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT BOBINE 1-4CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 1 van de rekeneenheidCO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 1 van de rekeneenheidOBD = Storing OBD : Bobine 1-4
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes).Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1.
ADVIEZEN
CC1CO0
Controleer de ligging van de ontstoringscondensator (bedrading).
Controleer de weerstand van de bobine cil 1 dan 4. Vervang bobine indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 32 2 Bobine cil 4
Herstellen indien nodig.
Controleer de + na benzinepomprelais op aansl. 1 van de bobine 1.Herstellen indien nodig.
Controleer :- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.- De spoel van het benzinepomprelais.Herstellen indien nodig.
Controleer de verbinding tussen bobine 1, aansl. 2 en bobine 4, aansl.1.herstel indien nodig.
17-36
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkelekeren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
OBDIndien de storing aanwezig met is OBD maar eerst CO0 ofCC1 was, raadpleeg dan "CO0, CC1"ADVIEZEN
17-37
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT BOBINE 2-3CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 32 van de rekeneenheidCO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 32 van de rekeneenheidOBD = Storing OBD : Bobine2-3
ADVIEZEN
CC1CO0
Controleer weerstand van bobine cil 2, dan cil 3. Vervang bobine indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 1 2 Bobine 3
Herstellen indien nodig.
Controleer de + na benzinepomprelais op bobine 2, aansl. 2 en bobine 3, aansl. 1Herstellen indien nodig.
Controleer :- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.- De spoel van het benzinepomprelais.Herstellen indien nodig.
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes).Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1.
Controleer de ligging van de ontstoringscondensator.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.
Controleer de verbinding tussen bobine 2, aansl. 2 en bobine 3, aansl.1.herstel indien nodig.
17-38
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkelekeren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
OBDIndien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO0 ofCC1 was , raadpleeg dan "CO0, CC1"ADVIEZEN
17-39
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te beves-tigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
INFORMATIE VLIEGWIELSIGNAAL1 dEF = Storing tandschijf2 dEF = Geen vliegwielsignaal1 OBD = Storing OBD : Tandschijf2 OBD = Storing OBD : Geen vliegwielsignaal
Het opname element moet in orde zijn voor deze diagnose.Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid.
Begin de dialoog met de rekeneenheid en wis de storingen in geheugens.2/ Laat de startmotor 10 secondes draaien of laat de motor stationair draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst 1 dEF of 2 dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst 1 dEF of 2 dEF.
ADVIEZEN
1 dEF2 dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el. vliegwiel.Vervang de stekker indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst 1 dEF of 2 dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer de weerstand van het opname element vliegwiel.Vervang het opname element vliegwiel indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 54 Opname element vliegwielRekeneenheid 24 Opname element vliegwiel
Herstellen indien nodig.
Indien 1 dEF, controleer dan de staat van het vliegwiel.
Als de storing aanhoudt, vervang dan het opname element.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-40
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD, worden, let er dan niet op. Wis hemvoordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er 1 dEF of 2 dEF) maar is enkelekeren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "1 dEF, 2 dEF".
Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maareerst 1 dEF of 2 dEF was, raadpleeg dan "1 dEF, 2 dEF"ADVIEZEN1 OBD
2 OBD
17-41
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
STARTVERGRENDELINGElektrisch probleem in de codelijn .
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers van de codelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.Vervang de defecte stekker indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van decodelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.
Wis de storingen uit het geheugen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
17-42
JSI051.0
Geen bijzonderheden.
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
CODE STARTVERGRENDELING NIET INGELEZEN
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Deze storing geeft aan dat de rekeneenheid geen code heeft ingelezen of dat de code is gewist uit derekeneenheid.
Raadpleeg indien nodig de procedure die is beschreven voor de startvergrendeling.
17-43
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT DRUKdEF = Storing spruitstukdrukOBD = Storing OBD : spruitstukdruk
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid.
Begin de dialoog met de rekeneenheid.2/ Laat de motor minstens 10 secondes sneller draaien dan 608 tr/min.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Indien de storing alleen aanwezig is bij draaiende motor, controleer dan desamenhang van de parameter smoorklepweerstand en gas los, vol gas.Druk het gaspedaal langzaam in van gas los naar vol gas en controleer of desmoorklepweerstand gelijkmatig toeneemt.Indien dit niet zo is, dan is de information niet goed. Behandel het storing zoekenvan deze parameter.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer de staat van de stekker van het opname element druk. Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of het opname element druk pneumatisch goed is aangesloten.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 16 B Opname element drukRekeneenheid 15 A Opname element drukRekeneenheid 78 C Opname element druk
Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt: vervang het opname element druk.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-44
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
O.B.D.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-45
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
CIRCUIT STATIONAIR REGELINGdEF = Storing stationair regelingOBD = Storing OBD : Stationair regeling
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Zet het contact aan.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :De storing is aanwezig.
ADVIEZEN
dEF Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de stappenmotorstationair regeling.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair regeling.Vervang het onderdeel indien nodig.
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstan-den van de lijn :
Rekeneenheid 12 Stappenmotor stationair regelingRekeneenheid 41 Stappenmotor stationair regelingRekeneenheid 42 Stappenmotor stationair regelingRekeneenheid 72 Stappenmotor stationair regeling
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
OBD
17-46
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT SMOORKLEPWEERSTANDdEF = Storing smoorklepstandOBD = Storing OBD : Smoorklepstand
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Contact aan gedurende 10 secondes met gas los.2/ Geef geleidelijk gas van gas los naar vol gas.3/ Houd gedurende 10 secondes het gaspedaal in de stand vol gas.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand (de weerstand is nul ofoneindig bij een open storing).Controleer of de weerstand van de smoorklepweerstand gelijkmatig oploopt vangas los naar vol gas.Controleer of de smoorklep de smoorklepweerstand goed meeneemt.Herstellen of vervang de smoorklepweerstand indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de smoorklepweerstand.Vervang de stekker indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 75 SmoorklepweerstandRekeneenheid 74 SmoorklepweerstandRekeneenheid 43 Smoorklepweerstand
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-47
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
O.B.D.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-48
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERA-TUUR
dEF = Storing koelvloeistoftemperatuurOBD = Storing OBD : Koelvloeistoftemperatuur
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact aan.2/ Indien de storing slechts in het geheugen geheugen is, laat dan de motor
draaien tot de koelventilateur inschakelt.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opname elementkoelvloeistoftemperatuur.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuurniet nul of oneindig is (open storing van het opname element).Vervang het opname element koelvloeistoftemperatuur indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 73 Opn. element koelvloeistoftemperatuurRekeneenheid 13 Opn. element koelvloeistoftemperatuur
Herstellen indien nodig.
Controleer de weerstand van het opn. element bij verschillende temperaturen.Vervang het opname element indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-49
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
OBDIndien de storing is aanwezig met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-50
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR dEF = Storing luchttemperatuurOBD = Storing OBD : Luchttemperatuur
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact aan.2/ Indien de storing slechts in het geheugen is geregistreerd, laat dan de motor
draaien tot de koelventilateur inschakelt.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el luchttem-peratuur.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of de weerstand van het opname element luchttemperatuur niet nulof oneindig is (storing franche van het opname element).Vervang het opname element luchttemperatuur indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 77 Opname element luchttemperatuurRekeneenheid 49 Opname element luchttemperatuur
Herstellen indien nodig.
Controleer de weerstand van het opn. element bij verschillende temperaturen.Vervang het opname element indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-51
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
O.B.D.
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-52
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
CIRCUIT ELEKTROKLEP DAMPAFZUIGINGCC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 4 van de rekeneenheidCC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 4 van de rekeneenheidCO = Onderbreking van lijn 4 van de rekeneenheidOBD = Storing OBD : Dampafzuiging
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Zet het contact aan.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
COCC0CC1
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de elektroklepdampafzuiging.Vervang de stekker indien nodig.
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Controleer de weerstand van de elektroklep dampafzuiging.Vervang de vanne indien nodig.
Controleer, met contact aan, de présence de 12V op de elektroklepdampafzuiging.Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 4 elektroklep dampafzuiging
Herstellen indien nodig.
Vervang de elektroklep dampafzuiging.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-53
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO, CC0, CC1) maar is enkelekeren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO, CC0, CC1".
OBDIndien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO ofCC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"ADVIEZEN
17-54
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT VOORSTE LAMBDA SONDEdEF = Storing signaal lambda sondeOBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact aan.2/ Laat de motor zolang draaien dat de mengselregeling minstens 5 minuten actief
is .Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.Vervang de stekker indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is.
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om hetsysteem schoon te "branden".
Controleer, met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van delambda sonde.Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sondeRekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-55
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
O.B.D.
VERVOLG
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-56
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hemvoordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDECC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)CC0 = Kortsluiting aan massa lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)CO = Onderbreking lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)dEF = Storing voeding sondeverwarming1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming2 OBD = Storing OBD : voeding sondeverwarming
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1 of
dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1 of
dEF.
ADVIEZEN
CC1CC0COdEF
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maarwas eerst CC1, CC0, CO of dEF behandel dan dezeparagraaf.
ADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde.Vervang de lambda sonde indien nodig.
Controleer de 12 Volt op aansl. A van de lambda sonde.Herstel de lijn naar het navoedingsrelais.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 63 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-57
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
1 O.B.D.2 O.B.D.
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hemvoordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".
Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maareerst CC1, CC0, CO of dEF was, raadpleeg dan "CC1, CC0,CO, dEF"
ADVIEZEN
17-58
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 44 Lambda sondeRekeneenheid 76 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT ACHTERSTE LAMBDA SONDE dEF = Storing signaal lambda sondeOBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Zet het contact aan.2/ Maak een proefrit nadat de koelventilateur minstens 2 minuten heeft gedraaid.
Bij deze proefrit mag er geen gas los zijn.3/ Vervolg de proefrit met gas los afdalend van een helling.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.Vervang de stekker indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer, met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van delambda sonde. Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is.
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om hetsysteem schoon te "branden".
17-59
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
O.B.D.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-60
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hemvoordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDECC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)CO = Onderbreking van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)dEF = Storing voeding sondeverwarming1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming2 OBD = Storing OBD : Voeding sondeverwarming
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Zet het contact aan, laat de motor draaien en geef als de koelventilateur draait eenminuut lang een beetje gas.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO, CC0, CC1 of dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO, CC0, CC1 of dEF.
ADVIEZEN
CC1CC0COdEF
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst CC1, CC0, CO of dEF was, behandel dan dezeparagraaf.
ADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde.Vervang de lambda sonde indien nodig.
Controleer de 12 Volt op aansl. A van de lambda sonde.Herstel de lijn naar het navoedingsrelais.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatieen de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 65 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
17-61
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
1 O.B.D.2 O.B.D.
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hemvoordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar isenkele keren gedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".
Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maareerst CC1, CC0, CO of dEF was, raadpleeg dan "CC1, CC0,CO, dEF"
ADVIEZEN
17-62
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT PINGELDETECTORdEF = Storing pingelsignaalOBD = Storing OBD : Pingelsignaal
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Maak een proefrit met warme motor en hoog toerental.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de pingeldetector.Vervang de stekker indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Controleer het goed vastzitten van de pingeldetector op het motorblok.Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 20 pingeldetectorRekeneenheid 79 pingeldetectorRekeneenheid 19 afscherming pingeldetector
Herstellen indien nodig.
Is de storing nog steeds aanwezig, vervang dan de pingeldetector.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat ueen nieuwe rekeneenheid monteert.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
OBD Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-63
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u deconformiteitscontrole uitvoertWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie tebevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
INFORMATIE RIJSNELHEIDdEF = Storing rijsnelheidOBD = Storing OBD : rijsnelheid
Er mag beslist geen storing in de ABS zijn bij het uitvoeren van deze diagnose.Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Maak een proefrit en kijk naar de snelheid.2/ Rijd omhoog met een constante snelheid.3/ Rijd omlaag met gas los. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
ADVIEZEN
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn van hetsnelheidssignaal.Vervang de stekker indien nodig.
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maareerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 53 van derekeneenheid.Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de ABS.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele kerengedetecteerd.Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die nietduidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
OBD Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEFwas, raadpleeg dan "dEF"ADVIEZEN
17-64
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AIRCONDITIONINGGeen of verkeerde informatie vermogensopname lijn 23 van de rekeneenheid
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :1/ Laat de motor draaien en schakel de airco in.2/ Controleer of de accuspanning hoger is dan 11V.Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens de test.
ADVIEZEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en deafwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 23 van de rekeneenheid.Herstellen indien nodig.
Indien de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de climatisation.
17-65
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
AIRCONDITIONINGCC1 = Kortsluiting aan 12VCC0 = Kortsluiting aan massaCO = Onderbreking
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-66
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
AIRCONDITIONINGCC1 = Kortsluiting aan 12VCC0 = Kortsluiting aan massaCO = Onderbreking
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-67
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT WAARSCHUWINGS LAMPJEKOELVLOEISTOFTEMPERATUURCC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 9 van de rekeneenheidCC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 9 van de rekeneenheid
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :Laat de motor draaien met meer dan 1500 tr/min gedurende 10 secondes. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :1/ De storing is aanwezig.2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens test
ADVIEZEN
Controleer de staat van het waarschuwingslampje (als dit niet oplicht).Vervang het lampje indien nodig.
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn naar het waarschuwingslampje.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of de 12V op het waarschuwingslampje aankomt.Herstellen de lijn naar de zekering.
Sluit het verlengblok aan en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 9 van derekeneenheid.Herstellen.
17-68
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
Wis deze storing voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.Wis de storingen uit het geheugen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT WAARSCHUWINGSLAMPJE OBD(LUCHTVERONTREINIGING)
CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 34 van de rekeneenheidCC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 34 van de rekeneenheidOBD = Storing OBD : Lampje OBD (alleen met een storing in geheugen)
17-69
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (LANGZAAM)CC1 = Kortsluiting aan 12VCC0 = Kortsluiting aan massaCO = Onderbreking
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-70
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (SNEL)CC1 = Kortsluiting aan 12VCC0 = Kortsluiting aan massaCO = Onderbreking
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-71
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
CIRCUIT OPNAME ELEMENT WIELSNELHEIDDEF = Storing opname element wielsnelheidOBD = Storing OBD : Opname element wielsnelheid
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-72
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AUTOMATISCHETRANSMISSIEGeen bijzonderheden
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
17-73
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIEWis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
VERBINDING OBD-LAMPJE ----> TCMGeen bijzonderheden
Geen bijzonderheden
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
ADVIEZEN
17-74
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
STORINGAANWEZIG
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: BEZIGGeeft aan dat deze diagnose in uitvoering is.
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.ADVIEZEN
Let niet op deze informatie.
17-75
JSI051.0
Geen bijzonderheden.
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
STORINGAANWEZIG
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: KLAARGeeft aan dat deze diagnose is afgelopen.
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.ADVIEZEN
Let niet op deze informatie.
17-76
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIENoteer welke ander functie een storing hebben.Wis de OBD-storingen.Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
STORING WERKING LAMBDA SONDEGeeft aan dat de informatie van de voorste lambda sonde niet goed is.
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Controleer of de uitlaatlijn dicht is.
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te"branden".
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de verwarmingsweerstand van de lambda sonde.Vervang de lambda sonde indien nodig.
Controleer, met contact aan, de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van de lambda sonde.Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en deafwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sondeRekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en deafwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 63 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Als de storing nog aanwezig is: vervang de lambda sonde.
17-77
JSI051.0
Geen bijzonderheden.
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.ADVIEZEN
Let niet op deze informatie.
AANWEZIGof
IN GEHEUGEN
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE LAMBDA SONDEBON = Reparatie validée1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd
17-78
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.ADVIEZEN
Let niet op deze informatie.
AANWEZIG
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : BEZIGGeeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
17-79
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.
Let niet op deze informatie.
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : KLAARGeeft aan dat deze diagnose is afgelopen
ADVIEZEN
AANWEZIG
17-80
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIENoteer welke ander functie een storing hebben. Wis de OBD-storingen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
STORINGAANWEZIG
ofIN GEHEUGEN
STORING KATALYSATORWERKINGGeeft aan dat de informatie van de achterste lambda sonde niet goed is.
Controleer of de uitlaatlijn dicht isHerstellen indien nodig.
Controleer, op het oog, de staat van de katalysator. door vervorming kan de werking minder zijngeworden.
Controleer, op het oog, of er geen thermische schok is geweest: door koud water op een hete katalysatorkan deze defect raken.
Controleer of er geen overmatig olieverbruik of koelvloeistofverbruik is. Vraag of de klant additieven ofandere soortgelijke producten heeft toegevoegd aan de brandstof. Hierdoor kan de katalysator vervuilenen op korte of lange duur onwerkzaam worden.
Controleer of er ontstekingsuitval is geweest. Hierdoor kan de katalysator ernstig beschadigen.
Indien de oorzaak van de beschadiging is gevonden en gerepareerd, kunt u de katalysator vervangen.Indien u de katalysator vervangt zonder de oorzaak te hebben verholpen, dan kan de nieuwe katalysatorsnel weer beschadigen.
17-81
JSI051.0
Geen bijzonderheden.
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in denaverkoop uitvoerbaar is.ADVIEZEN
Let niet op deze informatie.
AANWEZIGof
IN GEHEUGEN
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE KATALYSATORBON = Reparatie gevalideerd1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd
17-82
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
Geen enkele elektrische storing mag aanwezig zijn of in het geheugen.Lees het vliegwielsignaal in (zie blz. 17-13)ADVIEZEN
DIAGNOSE OBD ONTSTEKINGSUITVAL : BEZIGGeeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
AANWEZIG
Wis de storingen uit het geheugen en de storing OBD.Voor het activeren van deze diagnose en het controleren van de reparatie van het systeem, moet :- er geen enkele elektrische storing aanwezig zijn.- het vliegwielsignaal zijn ingelezen.- de koelvloeistof warmer zijn dan 75 °C).- de motor 11 minuten stationair draaien met alle verbruikers ingeschakeld.
Indien geen storing "ontstekingsuitval" verschijnt, is de reparatie correct.
Indien een storing "ontstekingsuitval" aanwezig is , behandelt u de storing.
17-83
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE
Ontstekingsuitval op cilinder 1Ontstekingsuitval op cilinder 2Ontstekingsuitval op cilinder 3Ontstekingsuitval op cilinder 4Geeft informatie over de aard en de plaats van de storing
ADVIEZEN
STORINGAANWEZIG
Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de ontstekingstest.Volg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen.
Indien geen defect is gevonden, moet er een storing zijn in het brandstofcircuit.Controleer :- het benzinefilter.- de opbrengst en de druk van de benzine.- de staat van de benzinepomp.- de reinheid van de tank.- de staat van de inspuitstukken.Herstel het brandstofcircuit.
Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de compressietestVolg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen.
Sluit de OPTIMA 5800 aan en controleer de tandschijf van het vliegwiel.Herstellen indien nodig.
Noteer welke ander functie een storing hebben. Wis de OBD-storingen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
VERVUILENDE ONTSTEKINGSUITVALSCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL1 dEF = Ontstekingsuitval tijdens de laatste rit2 dEF = Ontstekingsuitval bevestigd
17-84
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden
In zeldzame gevallen wordt een verkeerde cilinder aangegeven. De rekeneenheidkan aangeven dat cilinder 1 een storing heeft terwijl deze cilinder goed is.Controleer daarom deze cilinder maar als alles correct is, moet u de anderecilinders controleren. Gebruik deze informatie alleen als er vervuilende ofschadelijke ontstekingsuitval aanwezig is.
ADVIEZEN
AANWEZIG
De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op dezecilinder:- Probleem met het inspuitstuk.- Probleem met de bougie.- Probleem met de bougiekabel ...
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 1ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 2ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 3ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 4
Eén cilinder heeft een storing
De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op dit paarcilinders :- Probleem met de bobine aan hoogspanningskant.- Probleem met het bobinestuursignaal ...
Cilinders 1 en 4 of Cilinders 2 en 3
hebben eenstoring
De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op allecilinders:- Probleem met het benzinefilter.- Probleem met de benzinepomp.- Probleem met benzinesoort ...
Vier cilindershebben een
storing
17-85
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto
STORINGAANWEZIG
DIAGNOSE OBD BRANDSTOFCIRCUIT : BEZIG
17-86
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
NA REPARATIE Geen bijzonderheden.
Geen bijzonderhedenADVIEZEN
Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto
STORINGAANWEZIG
STORING WERKING BRANDSTOFCIRCUIT
17-87
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
1 Accuspanning Staat : + Na contact reken-eenheid
Parameter : voedingsspan-ning rekeneenheid
ACTIEF
11,8 < X < 13,2 V
Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
2 Configuratierekeneenheid
Staat : Stekkerverbindingenairconditioning
Staat : Configuratierekeneenheid met autom.
Staat : Stekkerverbindingendrukcontact stuurbekracht.
Staat : Stekkerverbindingenvoorruitverwarming
Staat : Configuratierekeneenheid zonderwielsnelheid
Staat : Opn.el. wielsnelheidvan ABS
Staat : Opn.el. wielsnelheidvan reluctant type
Staat : Opn.el. wielsnelheidvan magneto-resistief type
Staat : Configuratie metstartvergrendeling
Staat : Stekkerverbindingenopn.el. snelheid
ACTIEF(optie)
INACTIEF
ACTIEF(optie)
ACTIEF(optie)
ACTIEF
INACTIEF
INACTIEF
INACTIEF
ACTIEF
ACTIEF
Geen bijzonderheden
Raadpleeg de diagnosevan deze staat
3 Startvergren-deling
Staat : Startvergrendeling INACTIEF Raadpleeg de diagnosevan de
startvergrendeling
Stilstaande motor, met contact aan.ADVIEZEN
Venster Staten
17-88
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
4 Smoorklep-weerstand
Staat : Smoorklepstand : gas los
Parameter : Smoorklepstand
Parameter : Inleeswaardegas los
Gaspedaal lichtjes ingedrukt
Staat : Smoorklepstand : gas los
Staat : Smoorklepstand : vol gas
Staat : Smoorklepstand :vol gas
Parameter : Smoorklepstand
ACTIEF
0 < X < 47
0 < X < 47
INACTIEF
INACTIEF
ACTIEF
170 < X < 255
Raadpleeg de diagnosevan deze parameters
5 Opnameelement koel-
vloeistoftempe-ratuur
Parameter : Koelvloeistof-temperatuur
X = motor-temperatuur ± 5 °C
Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
6 Opnameelement
luchttempera-tuur
Parameter :Luchttemperatuur
X = Temperatuurmotorruimte ± 5 °C
Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
7 Opnameelement druk
Parameter : spruitstukdruk
Parameter : atmosferischedruk
X = atmosferischedruk
X = atmosferischedruk
Raadpleeg de diagnosevan deze parameters
Stilstaande motor, met contact aan.ADVIEZEN
Venster Parameters
17-89
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
8 Benzinepomp Stuursignaal : Benzinepomp U moet de benzine-pomp horen draaien
Raadpleeg de diagnosevan dit stuursignaal
9 Koelventilateur Stuursignaal : Koelventila-teur langzaam
Stuursignaal : Koelventila-teur snel (alleen met airco)
De koelventilateurmoet langzaam
draaien
De koelventilateurmoet snel draaien
Raadpleeg de diagnosevan dit stuursignaal
Raadpleeg de diagnosevan dit stuursignaal
10 Luchtregelschuifstationairregeling
Stuursignaal : Luchtregel-schuif stationair regeling
Leg uw hand op deschuif om te voelen of
hij werkt
Raadpleeg de diagnose van storing circuit
stationair regeling: DEF
11 Elektroklepdampafzuiging
Stuursignaal : afzuigendampabsorptievat
De elektroklepdampafzuiging moet
werken
Raadpleeg de diagnose van storing circuit
elektroklepdampafzuiging : CO
12 Airconditioning Airco ingeschakeld opbedieningspaneel.
Stuursignaal : airco-compressor
Decompressorkoppeling
moet aangrijpen
Raadpleeg de diagnosevan de staten van de
airconditioning
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17Stilstaande motor, met contact aan.
ADVIEZEN
Venster Stuursignalen
17-90
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
1 Accuspanning Staat : + Na Contactrekeneenheid
Parameter : voedingsspan-ning rekeneenheid
Indien parameter : voedings-spanning rekeneenheid
dan parameter : toerental
ACTIEF
13 < X < 14,5 V
X < 12,8 V
750 < X < 900 tr/min.
Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
2 Stuursignaalbenzinepomp
Staat : Stuursignaal relaisbenzinepomp
ACTIEFGeen bijzonderheden
3 Stuursignaal na-voedingsrelais
Staat : Stuursignaalnavoedingsrelais
ACTIEFGeen bijzonderheden
4 Signaalvliegwiel
Staat : Signaal vliegwiel ACTIEF Raadpleeg de diagnosevan storing
vliegwielsignaal : 2 DEF
5 Herkenningcilinder n°1
Staat : Herkenning cilinder 1 ACTIEF Raadpleeg de paragraaf"Diagnose-
omstandigheden"
Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motorzonder ingeschakelde verbruikers
ADVIEZEN
Venster Staten
17-91
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
6 Verwarminglambda sonde
Staat : Verwarming voorstelambda sonde
Staat : Verwarmingachterste lambda sonde
ACTIEF
ACTIEF
(zie dewerkomstandigheden)
7 Smoorklepweerstand
Staat : Smoorklepstand :gas los
ACTIEF Raadpleeg de diagnostic du parameter
8 Stationairregeling
Staat : Stationair regeling
Parameter : Toerental
Parameter : toerenafwijking
Parameter : stuursignaalstationair
Parameter : Adaptiefcorrectiesignaal
ACTIEF
725 < X < 775 tr/min.
- 25< X <+25 tr/min.
6 % < X < 22 %
- 4 % < X < 4 %
Raadpleeg de diagnosevan deze staat
9 Circuit druk
Parameter : spruitstukdruk
Parameter : atmosferischedruk
320 < X < 380mb
X = atmosferischedruk
Raadpleeg de diagnosevan deze parameters
Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motorzonder ingeschakelde verbruikers
ADVIEZEN
Venster Parameters
17-92
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
10 Circuitpingeldetector
Parameter : pingelsignaal 30 < X < 70 Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
11 Mengsel-regeling
Staat : Mengselregeling
Parameter : Spanningvoorste lambda sonde
Parameter : mengsel-correctie
ACTIEF
20 < X < 840 mV
0 < X < 255gemiddelde waarde
128
Raadpleeg de diagnosevan deze staat
Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motorzonder ingeschakelde verbruikers
ADVIEZEN
Venster Staten
17-93
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
12 Airco (optie)
(Aircogeselecteerd)
Staat : aircowerkinggevraagd
Staat : verhoogd stationairtoerental
Staat : aircocompressor
Parameter : toerental
Parameter : door compressoropgenomen vermogen
Staat : aircowerkinggevraagd
Staat : verhoogd stationairtoerental
Staat : aircocompressor
Parameter : toerental
Parameter : door compressoropgenomen vermogen
Staat : Koelventilateurlangzaam
ACTIEFaan als airco vraagtom cyclisch werkenvan de compressor
ACTIEFaan als verhoogd
stationair toerentalactief is
ACTIEFaan als de inspuitinghet cyclisch werkenvan de compressor
toestaat
850< X < 900 tr/min.
250 < X < 5000 W
INACTIEF
ACTIEF
INACTIEFals de inspuiting het
cyclisch werken van decompressor niet
toestaat
850< X < 900 tr/min.
X < 250 W
De koelventilateurmoet langzaam
draaien
Raadpleeg de diagnosevan de airco
Geen bijzonderheden
Geen bijzonderheden
Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motorzonder ingeschakelde verbruikers
ADVIEZEN
17-94
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
13 Drukcontactstuur-
bekrachtiging
Draai het stuurwiel
Staat : Drukcontact stuur-bekrachtiging
ACTIEF
Raadpleeg de diagnosevan deze staat
14 Afzuigen damp-absorptievat
Staat : afzuigen damp-absorptievat
Parameter : stuursignaalafzuigen dampabsorptievat
INACTIEF
X = 1,5 %Dampafzuiging is niet
toegestaan, deelektroklep blijft dicht
Geen bijzonderheden
15 Koelventilateur Staat : Koelventilateurlangzaam
Parameter : Koelvloeistof-temperatuur
Staat : Koelventilateur snel(alleen met airco)
Parameter : Koelvloeistof-temperatuur
INACTIEF
De koelventilateurmoet draaien als de
koelvloeistoftempera-tuur boven 99 °C is
ACTIEF
De koelventilateurmoet draaien als de
koelvloeistoftempera-tuur boven 102 °C is
Geen bijzonderheden
16 EGR Parameter : StuursignaalEGR-elektroklep
0
Auto heeft geen EGRGeen bijzonderheden
Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motorzonder ingeschakelde verbruikers
ADVIEZEN
17-95
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
1 Dampafzuiging Staat : Dampafzuiging
Parameter : Stuursignaaldampafzuiging
ACTIEFdampafzuiging is
toegestaan X> 1,5 % en variabel
Geen bijzonderheden
2 Snelheid Parameter : Snelheid X = Snelheid op desnelheidsmeter in km/h
Raadpleeg de diagnosevan deze parameter
3 Pingeldetector Auto belast
Parameter : Pingelsignaal
Parameter : Pingelcorrectie
X is variabel en niet nul
0 < X < 7°krukas
Raadpleeg de diagnosevan deze parameters
4 Achterstelambda sonde
Parameter : Spanningachterste lambda sonde
bij volle belasting
bij gas los na vol gas
Parameter : Activiteit vande achterste sonde
Let niet op de spanningbij stationair draaien.
Zie de betreffendeparagraaf.
De sonde geeft rijkmengsel aan
X stijgt na een kortereactietijd
De sonde geeft armmengsel aan
X daalt na een kortereactietijd
Geen bijzonderheden
Voer onderstaande controles uit tijdens een proefritADVIEZEN
Venster Staten
Venster Parameters
17-96
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Volg-orde
Te controlerenfunctie
OmschrijvingSchermberichten en
opmerkingenDiagnose
5 Adaptievemengsel-correctie
Na inlezen
Parameter : adaptievemengselcorrectie belast
Parameter : adaptievemengselcorrectie stationair
64 < X < 160
64 < X < 160
Raadpleeg de diagnosevan deze parameters
6 Emissiewaarden 2500 tr/min. na rijden
Stationair draaien, wacht opstabilisatie
CO < 0,3 %CO2 > 13,5 %O2 < 0,8 %
CH < 100 ppm0,97 < 1 < 1,03
CO < 0,5 %CH < 100 ppm
0,97 < 1 < 1,03
Raadpleeg deluchtverontreinigings-
voorschriften
Voer onderstaande controles uit tijdens een proefritADVIEZEN
17-97
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
STEKKERVERBINDINGEN OPNAME ELEMENT SNELHEID
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
U heeft zojuist de rekeneenheid vervangen of de auto heeft nooit sneller gereden dan 40 km/u.Dit signaal moet aanwezig zijn voordat de klant de auto terugkrijgt.Maak hiervoor een proefrit waarbij u sneller rijdt dan 40 km/u.Indien dit signaal niet oplicht moet u de diagnose raadplegen voor de parameter snelheid.
17-98
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
STARTVERGRENDELING
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer of de startvergrendeling in orde is.Indien de startvergrendeling de oorzaak is, repareer dan de storing voor u verder gaat.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 58 van de rekeneenheid van de inspuiting.
Indien de storing nog niet is opgelost, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.
17-99
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
STATIONAIR TOERENTAL REGELING
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair toerental regeling.Vervang het onderdeel indien nodig.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 12 Stappenmotor stationair toerentalregeling Rekeneenheid 41 Stappenmotor stationair toerentalregeling Rekeneenheid 42 Stappenmotor stationair toerentalregeling Rekeneenheid 72 Stappenmotor stationair toerentalregeling
Herstellen indien nodig en ga verder met storing zoeken, afhankelijk van de grootte van detoerenafwijking
Toerenafwijking< minimum Het toerental is te laagADVIEZEN
- Controleer de werking van de mengselregeling.- Reinig het luchtinlaatcircuit (smoorklephuis, stappenmotor) want dat is misschien vervuild.- Controleer het peil van de motorolie (te hoog ---> klutsen).- Controleer en herstel de correcte benzinedruk.- Met het Station OPTIMA 5800, controleer de compressies van de motor.- Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.- Controleer de ontsteking.- Controleer de inspuitstukken.Als al deze punten goed zijn, vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling
17-100
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
VERVOLG
Toerenafwijking> minimum Het toerental is te hoogADVIEZEN
- Controleer het peil van de motorolie .- Controleer de werking van het opname element druk.- Controleer de slangen die verbonden zijn met het spruitstuk.- Controleer elektrokleppen van de pneumatische systemen.- Controleer de spruitstukpakkingen.- Controleer afdichtingen van het smoorklephuis.- Controleer de afdichting van de rembekrachtiger.- Controleer de doseurs van de carterventilatie.- Controleer de benzinedruk.- Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.Als als deze punten goed zijn, vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling.
17-101
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
MENGSELREGELING
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker de voorste lambda sonde.Herstellen indien nodig.
Controleer de 12V op de voorste lambda sonde.Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sondeRekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Controleer de ontsteking.Controleer de afdichting van de dampafzuiging (een lek heeft grote invloed op de mengselsamenstel-ling).Controleer de afdichting van de uitlaatlijn voor de lambda sonde.Controleer de afdichting van het inlaatspruitstuk.Als de auto alleen in stadsverkeer wordt gebruikt, is de sonde vervuild (probeer een proefrit met zwarebelasting).Controleer de benzinedruk.Als het stationair toerental onstabiel is, controleer de klepspeling en de distributie.Controleer de inspuitstukken (hoeveelheid en vorm van de straal).Vervang, indien nodig, de lambda sonde.
17-102
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
CIRCUIT AIRCONDITIONING - KOPPELING COMPRESSOR
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. 23 van de inspuit-rekeneenheid.Herstellen indien nodig.
De rekeneenheidziet geen airco-
aanvraag
Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. 10 van de inspuit-rekeneenheid.Herstellen indien nodig.
De aircokoppelingschakelt niet in
Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning.
17-103
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STAAT
DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer de goede werking van de stuurbekrachtiging (oliepeil, ...).Controleer de goede aansluiting van het drukcontact stuurbekrachtiging.Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Inspuitrekeneenheid 85 Drukcontactdrukcontact Massa
Herstellen indien nodig.
Indien al deze punten in orde zijn, vervang dan het drukcontact stuurbekrachtiging.
17-104
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
VOEDINGSSPANNING REKENEENHEID
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdZonder stroomverbruikersADVIEZEN
Indien spanning < Mini, de accu is ontladen:Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden.
Met contact aan
Indien spanning >Maxi, de accu is misschien overladen :Controleer of de laadspanning met en zonder stroomverbruikers correct is.
Indien spanning < Mini, de laadspanning is te laag :Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden.
Stationairdraaiend
Indien spanning >Maxi, de laadspanning is te hoog:De spanningsregelaar in de dynamo is defect. Herstel het probleem en controleerhet elektrolytpeil.
OPMERKING:De controle van de accu en van het laadcircuit kan worden uitgevoerd met het Station OPTIMA 5800(waarbij de accukabels aangesloten kunnen blijven zodat de geheugens van de rekeneenhedenbehouden blijven).
17-105
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
SMOORKLEPSTANDINLEESWAARDE GAS LOS
ADVIEZENGeen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdMet contact aan of draaiende motor
Uiterste stand ingelezenof geen detectie van gaslos of geen detectie van
gas los
Controleer of de mechanische aanslag van de smoorklepweerstand nietis gewijzigd.Controleer de gaskabel (wrijving, vrije ligging ...).
Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand.Vervang de smoorklepweerstand indien nodig.
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid vanovergangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 43 SmoorklepweerstandRekeneenheid 74 SmoorklepweerstandRekeneenheid 75 Smoorklepweerstand
Herstellen indien nodig.
De smoorklepstandis vast
Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand door desmoorklepstand te veranderen
Als de weerstand varieert, controleert u de elektrische verbindingen vande smoorklepweerstand.
Als de weerstand niet varieert, controleert u of de smoorklepweerstandmechanisch verbonden is met de smoorklep.Vervang indien nodig de smoorklepweerstand.
17-106
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met dewaarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".
Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element ismeestal het gevolg van een elektrische schok).
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 13 Opname element koelvloeistoftemperatuurRekeneenheid 73 Opname element koelvloeistoftemperatuur
Herstellen.
17-107
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
LUCHTTEMPERATUUR
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met dewaarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".
Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element ismeestal het gevolg van een elektrische schok).
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 49 Opname element luchttemperatuurRekeneenheid 77 Opname element luchttemperatuur
Herstellen.
17-108
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
SPRUITSTUKDRUKATMOSFERISCHE DRUK
ADVIEZEN
Verkeerdespruitstukdruk met
contact aan
Spruitstukdruk< Mini bij stationair
draaien
Verkeerde atmosferischedruk
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid vanovergangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 15 Opname element drukRekeneenheid 16 Opname element drukRekeneenheid 78 Opname element druk
Herstellen indien nodig.
Spruitstukdruk> Maxi bij stationair
draaien
Controleer :- de slang tussen het spruitstuk en het opname element (lekkage).- de klepspeling.- of er bij stationair draaien geen dampafzuiging is.- de compressie van de cilinders met de OPTIMA 5800.
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.
Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.
17-109
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
PINGELSIGNAAL
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
De pingeldetector moet een variabel en ongelijk nul signaal geven, wat bewijst dat hij de trillingen van demotor opvangt.Als het signaal nul is:- Controleer of de pingeldetector goed is vastgeschroefd.- Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 20 PingeldetectorRekeneenheid 79 PingeldetectorRekeneenheid 19 Afscherming pingeldetector
Vervang, indien nodig, de pingeldetector.
17-110
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
PARAMETER
RIJSNELHEID
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdControle tijdens proefrit.ADVIEZEN
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 53 ABS
NOTA : Controleer de verschillende functies die gebruik maken van deze informatie.
Herstellen.
Als de storing nog aanwezig is: Raadpleeg het storing zoeken de ABS.
17-111
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdVoer het inlezen uit.
PARAMETER
ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE BELASTADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE STATIONAIR
ADVIEZEN
Controleer/herstel de afdichting van de dampafzuiging.
Wis het geheugen van de rekeneenheid.Bij warme, stationair draaiende motor controleer de waarde van de parameters.- Indien een van deze parameters bij de BOVENgrens ligt, is er te weinig benzine.- Indien een van deze parameters bij de ONDERgrens ligt, is er te veel benzine.
Controleer/herstel/reinig/vervang :- het benzinefilter.- de benzinepomp.- het benzinecircuit.- de benzinetank.
17-112
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STUURSIGNAAL
BENZINEPOMP
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
Controleer of de crash sensor is geactiveerd.Schakel de crash sensor indien nodig uit.
Controleer, als de rekeneenheid de benzinepomp aanstuurt, de 12V op aansl. 1 van de stekker van decrash sensor .Is er geen 12V, herstellen de lijn van aansl. 1 van de crash sensor naar aansl. 5 van het benzinepomprelais.
Controleer de geleiding tussen aansl. 1 en 3 van de crash sensor .Is er geen geleiding, vervang dan de crash sensor .
Controleer de ligging van de bedrading en de massa op aansl. C2 van de benzinepomp.
Als de storing nog aanwezig is: vervang de benzinepomp.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Crash sensor 3 C1 Benzinepomp
Herstellen indien nodig.
17-113
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.
STUURSIGNAAL
KOELVENTILATEUR LANGZAAM DRAAIENKOELVENTILATEUR SNEL DRAAIEN
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerdADVIEZEN
De koelventilateur draaitniet langzaam
Als de storing aanhoudt:Controleer met behulp van het elektrische schema :- de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor.- de massa van de ventilateurmotor.- de staat van het ventilateurrelais- De staat van de voorschakelweerstand van de ventilateurmotor.- de staat van de ventilateurmotor.Herstellen indien nodig.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 8.Herstellen indien nodig.
De koelventilateur draaitniet snel
Als de storing aanhoudt:Controleer met behulp van het elektrische schema :- de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor.- de massa van de ventilateurmotor.- de staat van het ventilateurrelais.- de staat van de ventilateurmotor.Herstellen indien nodig.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 38.Herstellen indien nodig.
17-114
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Klachten 17
ADVIEZEN
1
2
3
PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN
PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN
PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN
ZOEKSCHEMA
Voer eerst een complete controle uit met het diagnoseapparaat
17-115
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
1 PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
Controleer of er wel benzine in de tank zit(tankelement defect?).
Controleer of de brandstof van de juiste soort is.
Controleer of er geen slang is dichtgeknepen(vooral na een demontage).
Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk.
Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.
Controleer de brandstof
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controlerenvan de compressies en volg de aanwijzingen.
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controlerenvan het vliegwiel en volg de aanwijzingen.
Controleer de stationairtoerenregeling
Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar.
Controleer het vliegwiel
Controleer de compressies van de motor
Controleer dedampafzuiging
Controleer hetbenzinecircuit
Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).
Controleer de uitlaatControleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator
niet is dichtgeslibd.
Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.
Controleer debenzineslangen
17-116
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
2 PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
Controleer of er benzine aanwezig is (tankelement niet goed).
Controleer de soort benzine.
Controleer debenzineslangen
Controleer of er geen slang is dichtgeknepen(vooral na een demontage).
Controleer de brandstof
Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.
Controleer het oliepeilControleer, met de oliepeilstaaf,
of het oliepeil niet te hoog is.
Controleer het vliegwielSluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.
Controleer de stationairtoerenregeling Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar.
A
Controleer hetbenzinecircuit
Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).
Controleer de uitlaatControleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator
niet is dichtgeslibd.
17-117
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
2VERVOLG
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
A
Controleer het spruitstuk Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk.
Controleer hetsmoorklephuis
Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild.
Controleer derembekrachtiger
Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid).
Sluit het diagnose station Optima aan 5800 voor het controlerenvan compressies en volg de aanwijzingen.
Controleer dedampafzuiging
Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk.
Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.
Controleer de compressies van de motor
Controleer deinspuitstukken
Controleer, na demontage, of de inspuitstukken niet druppelen.
17-118
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
3 PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
Controleer het oliepeil Controleer, met de oliepeilstaaf, of het oliepeil niet te hoog is.
Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstukControleer hetinlaatspruitstuk
A
Controleer of het luchtfilter niet is vervormd.
Controleer de benzineControleer of er wel benzine in de tank zit
(tankelement defect?).Controleer of de benzine van de juiste soort is.
Controleer het luchtfilter
Controleer debenzineslangen
Controleer of er geen slang is dichtgeknepen(vooral na een demontage).
Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.
Controleer hetbenzinecircuit
Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).
Controleer de uitlaatControleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator
niet is dichtgeslibd.
17-119
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
3VERVOLG
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
A
Controleer, na demontage, of de inspuitstukken niet druppelen.Controleer deinspuitstukken
A
Controleer of het uitlaatspruitstuk niet lekt.Controleer hetuitlaatspruitstuk
Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild.Controleer hetsmoorklephuis
Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid).Controleer derembekrachtiger
Controleer of de remklauwen, de remtrommels en de wiellagers niet aanlopen.
Controleer de bandenspanning.
Controleer het koelsysteem Controleer of de koeling voldoende is.
Controleer de voor- enachtertrein
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controlerenvan het vliegwiel en volg de aanwijzingen.Controleer het vliegwiel
17-120
JSI051.0
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.
3VERVOLG
Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestationADVIEZEN
B
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controlerenvan de compressies en volg de aanwijzingen.
Controleer de compressies van de motor
Controleer dedampafzuiging
Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk.
Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.
17-121
KOELSYSTEEMVullen - ontluchten 19
Er is geen kachelkraan.
De koelvloeistof stroomt permanent door de kachelradiateur die bijdraagt aan de koeling vande motor.
VULLEN
OPEN BESLIST DE DRIE ONTLUCHTINGSNIPPELS.
Vul het circuit via de opening in het expansievat.
Sluit de ontluchtingsnippel zodra er vloeistof zon-der luchtbellen uitstroomt.
Laat de motor draaien met (2 500 tr/min).
Blijf de vloeistof in het expansievat gedurende on-geveer 4 minuten op peil houden.
Sluit het expansievat met de dop.
ONTLUCHTEN
Laat de motor gedurende 20 minuten draaienmet 2 500 tr/min, tot het inschakelen van de koel-ventilateur(s). Dit is de tijd die nodig is nodig voorhet automatisch ontluchten.
Controleer of het peil in het expansievat bij het"Maxi"-merkteken staat.
DRAAI DE ONTLUCHTINGSNIPPEL(S) NOOIT OPENALS DE MOTOR DRAAIT.
CONTROLEER BIJ WARME MOTOR NOGMAALSOF DE DOP VAN HET EXPANSIEVAT GOED VAST-ZIT.
Plaats nippel op koelvloeistofhuis:
15155R
19-1
KOELSYSTEEMSchematische voorstelling 19
14887-2R
1 Motor2 Radiateur3 Doorstroomexpansievat na thermostaat4 Kachelradiateur5 Steun thermostaat6 Doseur ∅ 3 mm
Waterpomp
Thermostaat
Doseur
Afstelwaarde dop expansievat: 1,2 bar (bruin).
19-2
KOELSYSTEEMWaterpomp 19
UITBOUWEN
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Maak de massakabel van de accu los.
Tap het koelsysteem af door de onderste radia-teurslang los te maken.
Bouw uit:- de distributieriem, raadpleeg hoofdstuk 11
"Distributieriem"),- de distributie-spanrol,- de waterpomp.
15474R
- de waterpomp.
14505-1S
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 1202 Klembandtang
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
Waterpompbouten M6 1M8 2,2
Moer spanrol 2,7
REINIGEN
De pasvlakken van de aluminium onderdelen mo-gen beslist niet schoon worden geschraapt.
Los de achtergebleven pakkingresten op metDécapjoint.
Wij raden u aan om handschoenen te dragen tij-dens het reinigen.
Breng het product aan op de te reinigen delen;laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeghet metaal met een houten spatel schoon.
Het product mag niet in aanraking komen met deautolak.
19-3
KOELSYSTEEMWaterpomp 19
10063R
14505-1r
14505-1R2
INBOUWEN
De waterpomp wordt afgedicht met LOCTITE 518 ,dat u in een 0,6 à 1 mm dikke strook (C) aan-brengt zoals hieronder is getekend.
Span de M6 en M8-bouten voor met 0,8 daN.mgevolgd door een natrekken met 1,1 daN.m voorde M6-bouten en 2,2 daN.m voor de M8-bout, invoorgeschreven volgorde.
N.B.: smeer 1 à 2 druppels Loctite FRENETANCHop de bouten 1 en 4 van de waterpomp.
Monteer:- de distributie-spanrol, met de spie in de groef
(A),
- de distributieriem, volg nauwgezet de me-thode van hoofdstuk 11 "Distributieriem").
Vul en ontlucht het koelsysteem, raadplaaghoofdstuk19 "Vullen-ontluchten").
19-4
MOTOROPHANGINGPendelophanging 19
AANTREKKOPPELS (daN.m)
15424R2
A 6,2
B 6,2
C 2,1
D 2,1
E 6,2
F 4,4
G 6,2
H 6,2
J 6,2
19-5
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
TYPEAUTO
TYPEMOTOR
DRUKGROEP KOPPELINGSPLAAT
CB0HCB0T
K4M
200 CPO 4000
26 spiebanen GB : GrijsblauwD = 200 mm BL : PaarsblauwE = 6,8 mm V : Groen
85873S
90693R1376906R
Enkelvoudig droge plaatkoppeling, kabelbediend.
Constant aanliggend druklager
20-1
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
99055R2
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 582
of Tandsector
Mot. 582-01
95414S
VERVANGEN.Hiervoor moet de bak worden uitgebouwd.
Drukgroepbouten 2
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
UITBOUWEN
Monteer de blokkeersector Mot. 582 of 582-01.
Verwijder de bouten rondom de drukgroep enbouw de koppelingsplaat uit.
Controleer en vervang de defekte onderdelen.
INBOUWEN
Maak de spiebanen van de koppelingsas schoonen monteer het geheel zonder smeermiddel.
Breng de koppelingsplaat op zijn plaats (uitbouwvan de naaf aan bakzijde).
Gebruik de centreerhuls die in de koppelingssetworden meegeleverd
Draai de drukgroepbouten stervormig aan en zetde vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.
Verwijder de tandsektor Mot. 582 of 582-01.
Smeer met MOLYKOTE BR2 vet:- de geleidehuls van het druklager,- de drukvlakken van de koppelingsvork
20-2
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
97758-1R
99054R
Na inbouwen van de bak, plaatst u de kabel op dekoppelingsvork, spant u de tandsektor en contro-leert u de werking van het stelmechanisme.
Controleer de slag van de koppelingsvork.
Deze slag moet zijn :
X = 27 tot 31,6 mm
N.B.: Bij werkzaamheden waarbij u de bak NIETuitbouwt of NADAT u de bak heeft ingebouwd,mag u de koppelingsvork IN GEEN GEVALOMHOOG trekken. De vork kan loskomen uit deuitsparing (A) van het druklager.
20-3
KOPPELING
Vliegwiel 20
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 582-01 Blokkeersector
Vliegwielbouten 5,5
AANTREKKOPPELS (daN.m)
VERVANGEN
UITBOUWEN
Na uitbouwen van de koppelingsplaat: Verwijderde vliegwielbouten (niet opnieuw te gebruiken)en bouw het vliegwiel uit.
Slijpen is niet toegestaan.
INBOUWEN
Maak op de krukas de boringen schoon voor devliegwielbouten.
Ontvet op de krukas het raakvlak voor het vlieg-wiel.
Breng het vliegwiel aan en blokkeer dit met Mot.582-01.
OPMERKING: Vervang ALTIJD de vliegwielbouten.
20-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Identificatie 21
14834-1R
90775R
0 0 0J BX
X 0 0 0 0 0 0
B
C
A
D
De Renault "LAGUNA " met K4M-motor is uitgerust met een versnellingsbak van het type JB3 .
Raadpleeg het werkplaatshandboek "B.V. JB. " voor de complete revisies/reparaties van deze versnellings-bak.
Een plaatje (1), op het versnellingsbakhuis geeftaan:
A Type versnellingsbakB Indice nummerC FabricagenummerD Fabriek
21-1
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAKOverbrengingsverhoudingen 21
IndicePignon/
KroonwielAutotypeSnelheidsm
aandrijv 1e 2e 3e 4e 5e
JB3
Achter-uit
167 CB0HCB0T
15--61
21--19
11--37
22-- 41
28--37
34--35
39-- 32
11-- 26
39
21-2
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAKInhouden - Smeermiddelen 21
92081S
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL
5 versnellingsbak
JB3 3,4
Soort/Viscositeit
TRX 75W 80W
Bijvullen tot de onderrand van de opening.
INHOUD (in liters)
21-3
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAKProducten 21
Vervang altijd na het uitbouwen ervan:- de keerringen,- de 0-ringen,- het geleidehuls druklager,- de moeren van de secondaire as en het
differentieel,- het snelheidsmetertandwiel en zijn asje,- het snelheidsmeterkroonwiel,- de holle borgpennen,- de bussen onder de tandwielen.
Systematisch te vervangen onderdelen
OMSCHRIJVING VERPAKKING
Loctite 518
LOCTITE FRENBLOC(Borg- en afdichtlijm)
Spuitje 24 ml
Tube 100 g
Flesje 24 cc
BESTELNR.
77 01 404 452
77 01 394 071
TE GEBRUIKEN VOOR :
77 01 421 162 Pakkingvlakken bakhelften
Pluggen en schakelaarsPluggen van grendelkogelsAfdichten van holle borgpennen vanaandrijfassen
Moeren primaire en secundaire as Vaste tandwiel en naaf 5e
Meenemer klauwkoppeling
Spiebanen rechter differentieeltandw.
Draaipunt koppelingsvorkGeleidehuls druklagerDrukvlakjes koppelingsvork
MOLYKOTE BR2 77 01 421 145Blik 1 kg
RHODORSEAL 5661
CAF 4/60 THIXO
21-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAKBijzonderheden uitbouwen - Inbouwen 21
Het Uitbouwen - Inbouwen van de versnellings-bak verschilt bij dit type niet van dat bij de overigeRenaults CLIO met "JB-versnellingsbak".
N.B. : Bij het uitbouwenvan de bak bevelen wijaan om de koppelingsvork met een touwtje (1)vast te zetten, om te voorkomen dat hij losraaktvan de kogel.
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Aftapplug 2,2Remklauwbouten 4Bouten aandrijfasstofhoes 2,5Moer fuseekogel 6,5Bout schokdemperpoot 18Bouten bak-startmotor 3Bouten op bak van steun pendel-ophanging 6,2Wielbouten 9Bout stuurkolom-kruisstukje 3Achterste subframebouten 10,5Voorste subframebouten 6,2Moer fuseekogel 5,5Moer spoorstangkogel 4Bouten koppel-reactiestangetje 6,5
14834R
21-5
STUURINRICHTING Mechanische stuurbekrachtigingspomp
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
UITBOUWEN
Maak de accukabels los.
Verwijder:- de beschermplaat onder de motor en de spat-
plaat rechts,- de rechter koplamp,- de grille,- de bovenste dwarsbalk (door de onderste be-
vestigingen los te maken).
36
14280R
Verwijder de aandrijfriem van de hulporganenmet een ringsleutel om de spanrol te blokkeren,nadat deze is gekanteld.
14494-4S
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Mot. 453 -01 Afknijpklem voor slangen
36-1
STUURINRICHTING Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
14493R
14494-2R
Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453-01.
Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los,vang de uitstromende olie op (bescherm dedynamo).
LET OP: de dynamo bevindt zich rechtstreeksonder de pomp.
Maak de benzine-aanvoerleiding los van dehoofd-inspuitbuis, zodat u bij de TorxT40-bout (1)van de pomp kunt komen.
Bouw de pomp volledig uit (3 bouten).
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde vanuitbou-wen.
Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwielbij draaiende motor van de ene naar de andere ui-terste stand te draaien.
36-2
STUURINRICHTINGMechanische stuurbekrachtigingspomp 36
14837R
14836R
Houd de voorgeschreven persdiepte aan:X = 34,3 mm.
Naaf
Pomp
X
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
T.Ar. 1094 Lagertrekker
Dir. 1083 -01 Montagegereedschap poelie
VERVANGEN VAN DE NAAF
Plaats de pomp in een bankschroef op een werk-bank.
Monteer T.Ar. 1094 en verwijder de naaf.
N.B. : Plaats een bout (1) tussen de pompas en dedrukstift van het gereedschapT.Ar. 1094.
Breng de nieuwe naaf aan en pers deze op zijnplaats met Dir. 1083-01. Smeer de naaf wel eerstin met multi-vet om het plaatsen te vergemakke-lijken.
N.B.: Plaats een afstandsring (2) van ongeveer 25mm tussen Dir. 1083-01 en de naaf.
36-3
AIRCONDITIONINGAlgemeen 62
PRODUCTEN
- Compressor-olie:SANDEN SP 10 : 135 cm 3
- Koelmiddel:R134a : 650 g ± 35
- Compressortype :SANDEN SD 7V
62-1
AIRCONDITIONINGCompressor 62
UITBOUWEN
Plaats de auto op een hefbrug en tap het airco-circuit R134a af.
Maak de accukabels los.
Bouw uit:- het front,- de beschermplaten in de wielkuipen voor,- de schildbumper voor,- de aandrijfriem van de hulporganen,- de twee airco-leidingen (A),- de klembiout vande compressor, en verwijder-
deze via de onderkant
N.B.: Breng meteen pluggen aan op de openin-gen in de compressor en de leidingen om binnen-dringen van vocht te voorkomen.
15425R
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Het magazijn levert de compressor gevuld metolie.
Plaats de compressor in de correcte stand met devulpul naar boven.
Zet de klembout (B) vast met een aantrekkoppelvan : 2,1 daN.m.
Monteer de verbindingsleidingen (A) op decompressor (aantrekkoppel bout : 2,1 daN.m).
Gebruik het vulstation om vacuüm te trekken envul het circuit vervolgens met R134a.
N.B.: Bij het monteren van de leidingen op decompressor moeten beslist eerst alle bouten wor-den aangebracht en aangedraaid tot ze contactmaken. Vervolgens pas moeten de bouten methet correcte aantrekkoppel worden aangedraaid.Dit is nodig om de leiding goed te laten aanliggenzodat deze bij (1) niet beschadigd wordt.
Controleer de pakkingen/afdichtingen en smeerdeze met SP 10.-olie.
BELANGRIJK: Bij het vervangen van de compres-sor moet de olie beslist goed op peil worden ge-bracht.
Bout ontlastventiel op verdamper 0,6
Klemmoer verbindingsleidingen opontlastventiel 0,8
Klembout leiding ontlastventiel opwaterafscheider 0,8
Klembout leidng condensor opwaterafscheider 1,2
Klembout leiding compressorop condensor 0,8
Klembout leiding op compressor 2,1
Klembout compressor 2,1
Opname element aircocircuit-druk 0,8
AANTREKKOPPELS (daN.m)
62-2
AIRCONDITIONINGCondensor 62
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Controleer de staat van de afdichtingen.
Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-del R134a met het vulstation (zie de methode inhet boek "Airconditioning").
BELANGRIJK
Bij het vervangen van de condensor, voegt u 30 mlolie SP 10 toe aan het circuit.
N.B.: aantrekkoppel van de bouten (6): 0,8 daN.m
13828R
13974R
UITBOUWEN
Een hefbrug is hierbij niet nodig.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
Maak de massakabel van de accu los.
Bouw uit :- de grill,- het rubber (1),- de bovenste dwarsbalk(2),- de twee R134a-leidingen (4) (plaats direct dop-
pen op de leidingen en de condensor),- de twee bovenste bevestigingsbouten van de
radiateur (3).
Verwijder de vier bouten (6) waarmee de conden-sor op de radiateur vastzit.
Verwijder voorzichtig de condensor .
62-3
AIRCONDITIONINGOntlastventiel 62
VERVANGEN
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
Bouw uit :- de bevestigingsmoer (A) van de leidingen,- de twee bouten (B) waarmee het ontlastventiel
op de verdamper vastzit.
15429R
Controleer voor het monteren de staat van de af-dichtingen.
Aantrekkoppels van de bouten :- bout (A) : 0,8 daN.m,- bout (B) : 0,6 daN.m.
Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-del R134a met het vulstation (zie de methode inhet boek "Airconditioning").
62-4
AIRCONDITIONINGWaterafscheider 62
UITBOUWEN
Auto op een hefbrug.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
Bouw uit :- de grill,- de twee bovenste bevestigingsbouten van de
radiateur,- de R134a-aansluiting (2),- de twee bouten waarmee de leidingen vastzit-
ten op de waterafscheider.
Druk de radiateur met de condensor een kleinstukje naar achteren.
Via de onderkant
Verwijder de twee bouten(1) waarmee de water-afscheider vastzit op de condensor.
Bouw de waterafscheider uit.
Plaats direct doppen op de openingen zodat ergeen vocht in het circuit kan binnendringen.
13828R1
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Controleer de staat van de afdichtingen en smeerze in met olie P.A.G. SP 10.
Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-del R134a met het vulstation (zie de methode inhet boek "Airconditioning").
Bij het vervangen van de waterafscheider, voegt u15 ml olie SP 10 in het circuit.
N.B.: aantrekkoppel bout (2) : 1,2 daN.m
62-5
AIRCONDITIONINGLeidingen 62
LAGE DRUK LEIDING COMPRESSOR - ONTLAST-VENTIEL
UITBOUWEN
Verwijder de bevestigingsbout op het ontlastven-tiel.
Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding.
Verwijder:- de grille- de bevestigingsbout op de compressor.
Plaats doppen op de compressor en de leiding.
Maak de bevestigingsstrip van de leiding los.
Bouw de lage druk leiding uit.
PRO62.4
Maak de massakabel van de accu los.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Controleer de staat van de afdichtingen en smeerze in met olie SP 10.
Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 mlolie SP 10 toe of, als een leiding is gescheurd(groot lek), voegt u 100 ml toe.
N.B.: - Bevestigingsbout leidingen
op compressor : 2,1 daN.m- Bevestigingsmoer leidingen
op ontlastventiel : 0,8 daN.m- Bevestigingsbout leidingen
op condensor : 0,8 daN.m
62-6
AIRCONDITIONINGLeidingen 62
HOGE DRUK LEIDING COMPRESSOR-CONDENSOR
UITBOUWEN
Verwijder:- de grille,- de bevestigingsbout op de compressor,- de klembout van de compressorleiding bij de
demper (1).
Plaats doppen op de compressor en de leiding.
Verwijder de bevestigingsbout op de condensor.
Verwijder de leiding.
Plaats doppen op de condensor en de leiding.
PRO62.18
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
N.B.: bij het aansluiten van de leidingen op decompressor, moet u alle bouten handvast op hunplaats brengen voordat u ze met het voorgeschre-ven aantrekkoppel vastzet. Op deze manier krijgtde leiding de juiste stand en is er geen gevaarvoor beschadiging ervan bij de demper (1).
Controleer de staat van de afdichtingen en smeerze in met olie SP 10.
Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 mlolie SP 10 of, als een leiding is gescheurd (grootlek), voegt u 100 ml toe.
Maak de massakabel van de accu los.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
62-7
AIRCONDITIONINGLeidingen 62
PRO62.19
HOGE DRUK LEIDING WATERAFSCHEIDER-ONTLASTVENTIEL
UITBOUWEN
Verwijder:- de grille,- de bovenste dwarsbalk.
Maak de leiding vrij van zijn bevestigingspunten.
Maak de stekker los van de drukzender.
Verwijder de bevestigingsmoer op het ontlastven-tiel.
Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding .
Verwijder de bevestigingsbout op de wateraf-scheider.
Plaats doppen op het waterafscheider en de lei-ding.
Verwijder de leiding.
Maak de massakabel van de accu los.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel(zie de methode in het boek "Airconditioning").
INBOUWEN
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-wen.
Controleer de staat van de afdichtingen en smeerze in met olie P.A.G. SP 10.
Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 mlolie SP 10 of, als een leiding is gescheurd (grootlek), voegt u 100 ml TOE.
N.B.:- Bevestigingsbout tuyau
op waterafscheider : 0,8 daN.m- Bevestigingsmoer leidingen
op ontlastventiel : 0,8 daN.m
62-8