Judas - INDEKERK Judas_Oproep tot de strijd voor... · J U D A S JUDAS INLEIDING 9 1 | Judas...

36
Judas Judas Oproep tot de strijd voor het evangelie Oproep tot de strijd voor het evangelie Raymond Hausoul

Transcript of Judas - INDEKERK Judas_Oproep tot de strijd voor... · J U D A S JUDAS INLEIDING 9 1 | Judas...

JudasJudasOproep tot de strijd voor het evangelieOproep tot de strijd voor het evangelie

Raymond Hausoul

JUDASOproep tot de strijd voor het evangelie

Onder de vlag van ECV publicerenverschillende theologen en gemeentewerkers

preken, lezingen en studiesover uiteenlopende onderwerpen.

www.ecvnet.be

― ― ― ― ―

JudasOproep tot de strijd voor het evangelie

Drs. Raymond R. Hausoul

© 2016 ECV vzwBekijk/beluister de nieuwste materialen op www.indekerk.be.## 36-11263-69042-16:17 ##

Trefw. .

Telosvertaling, © uitgeverij Medema 1984,

© 2016 –All rights reserved.No part of this publication may be reproduced in any form without

permission in writing from the autor.

JudasOproep tot de strijd voor het evangelie

Raymond R. Hausoul

Inhoudsopgave

Judas inleiding.....................................................................................................41 Oproep tot de strijd....................................................................................................42 Judas, bekende schrijver............................................................................................4

2.1 Judas Thaddeüs, de apostel (Mt10:4; Lc6:16; Hd1:13).....................................42.2 Judas, de gemeenteleider (Hd15:22).................................................................42.3 Judas, de broer van Jezus (Mt13:55).................................................................4

3 Datering van de brief van Judas.................................................................................54 De ontvangers van de brief........................................................................................55 De brief van Judas en de canon..................................................................................56 Bijzonderheden bij de brief van Judas.......................................................................5

6.1 Judas en 2 Petrus...............................................................................................56.2 Judas en de apocriefen boeken.........................................................................66.3 Judas en het getal ‘3’.........................................................................................6

7 Indeling......................................................................................................................67.1 Opvallendheden bij de indeling.......................................................................67.2 Chiastische indeling.........................................................................................6

8 Vragen........................................................................................................................6

Judas 1:1-25......................................................................................................... 71 Vertaling.....................................................................................................................72 Tekstvarianten............................................................................................................73 Commentaar...............................................................................................................8

3.1 Excursus: Het gebruik van het getal zeven....................................................154 Vragen......................................................................................................................19

Literatuur bij de brief van Judas........................................................................20

Over de auteurRaymond R. Hausoul, Th.M., werkte korte tijdals bouwkundig ingenieur en studeerde vanaf2003 theologie aan de Evangelisch TheologischeFaculteit (Leuven).Sinds 2006 werkt hij voor de EvangelischeChristengemeenten Vlaanderen en is hij

bedienaar van de eredienst in de Evangelische Kerk De Hoeksteen teIeper. Zijn bediening spreidt zich echter uit over heel Vlaanderen enbestaat voornamelijk uit het geven van onderwijs door prediking, studiesen artikelen in binnen- en buitenland. Hij doceert de vakken OudeTestament en Systematische Theologie aan de EvangelischeToerustingsschool Vlaanderen en aan Bijbelschool C7. In het verledendoceerde hij het vak Oude Testament (frequentie: 3-jaarlijks) aan hetInstituut voor Bijbelse Vorming te Leuven.Naast zijn drukke werkzaamheden, is hij verder bezig met een promotie-onderzoek over de kosmische eschatologie. Raymond is gehuwd metBelinda en zij genieten van hun twee kinderen, Adriël and Ilja.

Email: [email protected]: twitter.com/rhausoulFacebook: http://www.facebook.com/raymond.hausoul

Afkortingen van BijbelboekenGn GenesisEx ExodusLv LeviticusNm NumeriDt DeuteronomiumJz JozuaRe RechtersRt Rut1Sm 1 Samuël2Sm 2 Samuël1Kn 1 Koningen2Kn 2 Koningen1Kr 1 Kronieken2Kr 2 KroniekenEa EzraNe NehemiaEs EsterJb JobPs PsalmenSp SpreukenPr PredikerHl Hooglied

Js JesajaJr JeremiaKl KlaagliederenEz EzechiëlDn DaniëlHs HoseaJl JoelAm AmosOb ObadjaJn JonaMi MichaNa NahumHk HabakukSf SefanjaHg HaggaïZc ZachariaMl MaleachiMt MatteüsMc MarcusLc LucasJh JohannesHd Handelingen

Rm Romeinen1Ko 1 Korintiërs2Ko 2 KorintiërsGl GalatenEf EfezeFp FilippenzenKo Kolossenzen1Ts 1 Tessalonicenzen2Ts 2 Tessalonicenzen1Tm 1 Timoteüs2Tm 2 TimoteüsTt TitusFm FilemonHb HebreeënJk Jakobus1Pt 1 Petrus2Pt 2 Petrus1Jh 1 Johannes2Jh 2 Johannes3Jh 3 JohannesJd JudasOp Openbaring

Andere werkenTob TobitJud JuditTEs Ester (Grieks)1Mak1 Makkabeeën

2Mak2 MakkabeeënWijs WijsheidSir SirachBar Baruch

BJr Brief van JeremiaTDn Daniël (Grieks)Man Manasse

J U D A SJUDAS INLEIDING

9

1 | Judas inleiding

1.1 Oproep tot de strijdJudas is de laatste ‘algemene brief’ die in ons Nieuwe Testament te

vinden is. Het is na 3Jh, 2Jh en Fm het kortste boek in het NieuweTestament. De apostel houdt zich hoofdzakelijk bezig met de strijd van hetgeloof. Hij houdt de gelovigen voor te vechten voor hun geloof. Meestalwonen en werken godzalige en goddeloze mensen door elkaar heen. Zijdie leven voor God en die voor zichzelf leven wonen naast elkaar. Iemanddie God liefheeft zit naast iemand die God niet liefheeft op hetzelfdekantoor. Ook in de gemeente komt die verscheidenheid voor. We hebbenweinig openbaren samenkomsten waar enkel mensen aanwezig zijn dieGod liefhebben.

Jd wil zijn lezers vandaar beschermen tegen dwalingen die gebrachtworden door mensen die gemakkelijk over de genade spreken, maar levenin de losbandigheid en wetteloosheid. Die dwaalgeesten noemen zichchristen en zijn dikwijls lid van de christelijke gemeente.

Vanuit deze achtergrond is Jd het enige nieuwtestamentische boek datuitvoerig het gevecht tegen de dwaalleer en dwaalpraktijk bestrijdt.1 Deschrijver gebruikt felle woorden met kritiek recht voor de raap en ernstigedreigingen van Gods oordeel. Het is geen donderpreek, maar wel eenernstige preek. Het is geen preek van hel en verdoemenis, maar wel eenwaarschuwing: als je alleen voor jezelf leeft zou dat wel eens jeeindbestemming kunnen worden.

Ondanks dat Jd geen citaten uit het Oude Testament bevat, gebruikthij minstens negen verwijzingen naar het Oude Testament: (1) de uittochtuit Egypte (vs5), (2) de rebellie van de engelen (vs6), (3) Sodom enGomorra (vs7), (4) Mozes’ dood (vs9), (5) Kaïn (vs11), (6) Bileam (vs11), (7)Korach (vs11), (8) Henoch (vs14-15) en (9) Adam (vs14).

Ronald Blue schreef in het verleden treffend:2 ‘Paulus plaatst debetekenis van het geloof op de voorgrond, Jakobus legt grote nadruk op delevensstijl, Petrus beklemtoont de hoop, Johannes de liefde en Judas dereinheid.’ In de handschriftentraditie van het Nieuwe Testament staan de

1 Vgl. M. Green, The Second Epistle General of Peter and the General Epistle of Jude (TNTC; GrandRapids:Eerdmans, 1975), 39.

2 Ibid., 413.

10

zeven katholieke brieven die deze auteurs samen met Judas nalieten, directna Handelingen.3 Dat is onder andere het geval in codex Vaticanus, codexEphraemi Rescriptus, codex Alexandrinus en de meerderheidstekst. Decodex Alexandrinus ziet hierbij de brief van Judas zelfs als een afsluitingvan Handelingen en de katholieke brieven. De Griekse canon volgdeeveneens de bovengenoemde codices en plaatste de katholieke brieven naHandelingen en voor de brieven van Paulus. Pas de Latijnse Vulgaat weekvan deze volgorde voor het eerste af. Later zorgde de Reformatie ervoordat de brieven van Paulus nog sterker op de voorgrond kwamen te staan.Dat leidde ertoe dat de katholieke brieven in de gemeentes een lagereplaats toebedeeld kregen. In de laatste jaren komen de zeven katholiekebrieven weer opnieuw op de agenda te staan van de gemeente.

Robert Wall wees al op de samenhang van de zeven brieven en detheologische eenheid die ze inhoudelijk vormen.4 De schrijvers van dezebrieven zijn allemaal afkomstig uit de moederkerk van Jeruzalem envertegenwoordigen de universele zendingsbeweging vanuit deze stad,naast Paulus die vooral de zendingsbeweging vanuit Antiochiëvertegenwoordigt in zijn brieven. Pieter van Houwelingen wijst er daarbijop dat volgorde van de katholieke brieven overeenkomt met de volgordevan de Jeruzalemse steunpilaren in Gl2:9: Jakobus, Petrus en Johannes.5

1.2 Judas, bekende schrijverDe brief verraadt door zijn citaten van apocriefen boeken een

uitgebreide kennis van de joodse overlevering te hebben (Jd1:6v.,9,14v.).6

De schrijver maakt zich aan zijn publiek bekend als Judas. We vinden inhet Nieuwe Testament acht mensen met deze naam, waarvan drie alsschrijver voor deze brief in aanmerking komen.

2.1 Judas Thaddeüs, de apostel (Mt10:4; Lc6:16; Hd1:13)De apostel Judas wordt in het Nieuwe Testament ook Thaddeüs, de

broer van Jakobus genoemd. Een argument tegen het feit dat JudasThaddeüs deze brief geschreven heeft is dat Jd1:17 verwijst naar de leervan de apostelen: ‘Maar u, geliefden, denkt terug aan de woorden dietevoren zijn gesproken door de apostelen van onze Heer Jezus Christus,’De schrijver lijkt zich daardoor buiten de kring van de apostelen te sluiten.

3 Van Houwelingen 2010, 68–69.4 Wall 2004, 43–71.5 Van Houwelingen 2010, 71.6 D.P. Feine en D.J. Behm, Einleitung in das Neue Testament (Heidelberg:Quelle & Meyer, 1956), 252.

J U D A SJUDAS, BEKENDE SCHRIJVER

11

2.2 Judas, de gemeenteleider (Hd15:22)Judas, de gemeenteleider is een tweede kandidaat als schrijver van

deze brief. In de brief en kerkgeschiedenis vinden we echter weinigredenen om tot die conclusie te komen.

2.3 Judas, de broer van Jezus (Mt13:55)Judas, de (half)broer van Jezus was geen apostel (Jd1:17), maar we

weten wel zeker dat hij een broer van Jakobus was. De broers van Jezuswaren immers: Jakobus, Joses, Judas en Simon (Mt13:55; Mc6:3). Deschrijver van deze brief maakt zich bekend aan zijn publiek als ‘broer vanJakobus’: ‘Judas, slaaf van Jezus Christus en broer van Jakobus, aan degeroepenen die in God de Vader geliefd en in Jezus Christus bewaard zijn: ’(Jd1:1).

De meeste uitleggers denken dat deze Judas de schrijver van deze briefwas.7 Judas was een vurige navolger van de Heer Jezus geworden enmaakte samen met zijn vrouw het evangelie bekend (1Ko9:5). Defamilieleden van de Heer Jezus stonden in latere tijd bekend als leiders vanGods gemeente.8

1.3 Datering van de brief van JudasDe datering van de brief is nogal omstreden. Gaebelein denkt aan

65n.Chr.9 MacDonald, MacArthur en Guthrie aan 67-70n.Chr.10 Feine enBehm aan 70-80n.Chr.11 Argumenten die een rol spelen voor de dateringzijn:

(1) 2Pt schrijft dat er dwaalleraars zullen komen (2:1). In Jd zijn diedwaalleraars er al (1:4). De brief veronderstelt dus dat degemeente een lange geschiedenis achter zich heeft. Dwalingenhebben zich verspreid en vaste voet in de gemeenten gekregen.

(2) Jd vermeldt geen verwoesting van Jeruzalem, waardoor de briefvoor 70n.Chr. geschreven kan zijn.

(3) Jd1:17-18 lijkt 2Pt3:3 te citeren en vermeldt dat deze uitspraakgedaan werd door een apostel.

7 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1407; D.P. Feine en D.J. Behm,Einleitung in das Neue Testament (Heidelberg:Quelle & Meyer, 1956), 252.

8 Eusebius, Kerkgeschiedenis III.19, 20.6, 32.5.9 A.C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament (Dillenburg:CV, 2002), 740.10 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1408; J. MacArthur, Die MacArthur

Studienbibel (Bielefeld:CLV, 2002), 1909; D. Guthrie, New Testament Introduction, Vol. III (London:Tyndale,1966), 229-33.

11 D.P. Feine en D.J. Behm, Einleitung in das Neue Testament (Heidelberg:Quelle & Meyer, 1956), 253.

12

Daarnaast gaat de traditie ervan uit dat de brief vanuit Jeruzalem werdgeschreven.12

1.4 De ontvangers van de briefVanuit de brief is onbekend of Judas aan specifieke gemeenten

schrijft. Vanuit de verwijzing naar de liefdemalen (vs12) kunnen wedenken aan een groep gelovigen. Liefdemalen vonden enkel met anderechristenen plaats.

Sommige uitleggers denken dat Jd zich concreet richt tot joodsechristenen.13 Rob van Houwelingen oppert hierbij de gedachte dat het omdezelfde joodse christenen gaat waaraan ook Jakobus, de broer van Judas,ruim twintig jaar eerder een brief schreef.14

1.5 De brief van Judas en de canonClement van Rome en Clement van Alexandrië (155-215n.Chr.) gaven

te kennen dat ze de brief van Judas als canoniek aanvaarden. Ook in hetfragment van Muratori (180n.Chr.) is het geschrift bekend als canoniek.Volgens Eusebius werd de brief in de meeste gemeenten gelezen.15

De kerkvader Origenes (185-254n.Chr.) gebruikte de brief vanuit eenzekere terughoudendheid. Wellicht dat gelovigen moeite hadden met debrief vanwege het gebruik van apocriefen erin. In de Syrische kerk wordtde brief vanwege dat feit niet aanvaard. Ook is Jd afwezig in de Pesjita enwerd hij door de Oost-Syrische kerk nooit binnen de canon erkend.16

1.6 Bijzonderheden bij de brief van Judas

6.1 Petrus en JudasDe parallellen tussen Jd en 2Pt vallen sterk op. Bij vijftien van de

vijfentwintig verzen in Jd zijn er raakvlakken met 2Pt. Vooral tussen Jd en2Pt2 is dat het geval (2Pt2:1-3//Jd1:4; 2Pt2:6//Jd1:7; 2Pt2:10//Jd1:8;2Pt2:11//Jd1:9; 2Pt2:12//Jd1:10; 2Pt2:18//Jd1:16). David Carson schrijft datde meeste uitleggers ervan uitgaan dat 2Pt vooral uit Jd citeert en hetvoorhanden materiaal verder uitwerkt.17 Anderen kiezen ervoor dat Jd uit12 J. MacArthur, Die MacArthur Studienbibel (Bielefeld:CLV, 2002), 1909.13 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 251.14 Pieter H.R. van Houwelingen, 2 Petrus en Judas: Testament in tweevoud, Commentaar op het Nieuwe Testament

(Kampen: Kok, 1993), 18–19.15 Eusebius, Kerkgeschiedenis II.23,25; III.25.3.16 D.P. Feine en D.J. Behm, Einleitung in das Neue Testament (Heidelberg:Quelle & Meyer, 1956), 253.17 Carson 2007, 1069.

J U D A SBIJZONDERHEDEN BIJ DE BRIEF VAN JUDAS

13

2Pt citeert, daarbij de chronologische volgorde verlaat en apocriefeverwijzingen toevoegt. Dat laatste lijkt ondersteund te zijn doordat Jd ookopvallende overeenkomsten met de brief van zijn broer Jakobus heeft(Jk).18 Jd sluit dan aan bij deze twee apostolische brieven.

6.2 Judas en de apocriefen boekenJudas noemt twee gebeurtenissen die we niet terugvinden in het Oude

Testament: (1) het gevecht tussen de aartsengel Michael en de satan overhet lichaam van Mozes (Jd1:9); en (2) de profetie van Henoch over dekomst van de Heer (Jd1:14-15). De eerste gebeurtenis vinden we terug inhet werk Hemelvaart van Mozes en de tweede wordt genoemd in het boekHenoch.

6.3 Judas en het getal ‘3’Judas schijnt een voorliefde voor drievouden te hebben. Drie keer

noemt hij de gelovigen ‘geliefde’ (Jd1:3,17,20). Drie keer spreekt hij overhun goddelijke bescherming (Jd1:1,21,24). Drie voorbeelden geeft hij vande straf die God over de goddelozen uitvoerde (Jd1:5,6,7). Drie personennoemt hij als voorbeeld voor het verval (Jd1:11) en drie keer vinden weeen verwijzing naar de eeuwigheid (1) eeuwige boeien (Jd1:6); (2) eeuwigvuur (Jd1:7); en (3) eeuwig leven (Jd1:21).

1.7 Indeling

7.1 Opvallendheden bij de indelingDiverse keren gebruikt Jd het woord ‘deze’ om te verwijzen naar de

dwaalleraars (vs8-16).

18 MacDonald 1997, 1407.

14

7.2 Chiastische indelingA Nadruk op Gods voorzienigheid (1:1)

B Opmerkingen over de strijd voor het geloof (1:2-3)

C Waarschuwing voor dwaalleraars (1:4)

D Waarschuwingen voor het oordeel in het verleden (1:5-8)

E Vergelijkingen met de bovennatuurlijke wereld –citaat uit een apocrief (1:9)

F Hiërarchische wanorde bij de dwaalleraren(1:10)

X Aankondiging van het ‘wee’ over hetkomende oordeel (1:11)

F’ Hiërarchische wanorde bij de dwaalleraren(1:12a)

E’ Vergelijkingen met de natuurlijke wereld (1:12b-13)

D’ Waarschuwingen voor het oordeel in de toekomst –citaat uit een apocrief (1:14-15)

C’ Waarschuwing voor dwaalleraars (1:16-19)

B’ Opmerkingen over de strijd voor het geloof (1:20-23)

A’ Nadruk op Gods voorzienigheid (1:24-25)

Vragen

Schreef Judas zijn brief voor of nadat hij de Heerhad verraden?

Wat zijn je eerst indrukken als je Jd helemaal hebtdoorgelezen?

J U D A SJUDAS 1:1-25

15

2 | Judas 1:1-25

(1) Judas, slaaf van Jezus Christus en broer van Jakobus, aan de geroepenen die in God de Vader geliefd en in Jezus Christus bewaard zijn: (2) barmhartigheid, vrede en liefde zij u vermenigvuldigd. (3) Geliefden, terwijl ik alle bereidwilligheid had u te schrijven over onze gemeenschappelijke behoudenis, werd ik genoodzaakt u te schrijven met de vermaning om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd. (4) Want bepaalde mensen zijn binnengeslopen, die van ouds tot dit oordeel tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid en onze enige Meester en Heer Jezus Christus verloochenen. (5) Ik wil u echter eraan herinneren, u die eens alles wist, dat de Heer, na een volk uithet land Egypte verlost te hebben, de tweede keer hen die niet geloofden, heeft verdelgd. (6) En engelen die hun oorsprong niet bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien onder duisternis bewaard. (7) Zoals Sodom en Gomorra en de steden daaromheen, die op dezelfde wijze als dezen hoereerden en ander vlees achterna gingen, daar liggen als een voorbeeld, doordat zij een straf van eeuwig vuur ondergaan. (8) Evenzo inderdaad verontreinigen ook deze dromers het vlees en verwerpen de heerschappij en lasteren de heerlijkheden. (9) De aartsengel Michael echter durfde, toen hij met de duivel redeneerde en redetwistte over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uitbrengen, maar zei: Moge de Heer u bestraffen! (10) Maar dezen, alles wat zij niet kennen, lasteren zij, en in alles wat zij van nature weten, zoals de redeloze levende wezens, daarin verderven zij zich. (11) Wee hun, omdat zij de weg van Kaïn gegaan zijn en voor loon zich aan de dwaling van Bileam overgegeven hebben en in de tegenspreking van Korach omgekomen zijn. (12) Dezen zijn de vlekken in uw liefdemalen, als zij zonder vrees bij u brassen en zichzelf weiden; waterloze wolken, door winden voortgedreven, bomen in de late herfst zonder vrucht, tweemaal gestorven, ontworteld; (13) wilde golven vande zee, die hun eigen schandelijkheden opschuimen; dwaalsterren, voor wie de donkerheid van de duisternis tot in eeuwigheid bewaard wordt. (14) En ook Henoch, de zevende van Adam af, heeft van dezen geprofeteerd door te zeggen: Zie, de Heer is gekomen te midden van zijn heilige tienduizenden, (15) om oordeel uit te oefenen tegen allen en elke ziel te bestraffen om al hun werken van goddeloosheid die zij goddeloos bedreven hebben, en om alle harde woorden die goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.(16) Dezen zijn morrenden, klagers over hun lot die naar hun begeerten wandelen, en hun mond spreekt gezwollen taal en zij bewonderen personen ter wille van voordeel. (17) Maar u, geliefden, denkt terug aan de woorden die tevoren zijn gesproken door de apostelen van onze Heer Jezus Christus, (18) dat zij u zeiden dat er in het laatst van de tijd spotters zouden zijn, die naar hun eigen goddeloze begeerten wandelen. (19) Dezenzijn het die zich afscheiden, natuurlijke mensen die de Geest niet hebben. (20) Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God (21) en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (22) En hebt medelijden met hen die twijfelen, (23) redt hen door hen uit het vuur te rukken, hebt medelijden met hen in vrees, en haat zelfs het kleed dat door het vlees bevlekt is. (24) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich, (25) de enige God onze Heiland, door Jezus Christus onze Heer, zij heerlijkheid, majesteit, kracht en macht, voor alle eeuwen, en nu, en tot in alle eeuwigheid! Amen.

16

|1| Judas, slaaf van Jezus Christus en broer van Jakobus, aan de geroepenen die in Godde Vader geliefd en in Jezus Christus bewaard zijn:

De brief van Judas is een brief zoals het hoort. Er staat een afzenderboven en ook een adres. Voor ons is dat de envelop. Ondanks dat beidenhet niet in hun brieven vermelden waren Judas en Jakobus halfbroers vande Heer Jezus (zie inleiding §1.2). Voor de kruisiging en opstandinghadden ze Hem als Messias afgewezen (Mt13:55; Mc6:3; Jh7:5). Achteraferkende hij nederig dat hij fout was geweest. Judas had zich net zo goederop kunnen beroemen een letterlijke broer van Jezus te zijn geweest(Mt13:55), maar hij ontzegt zich dit en noemt zich een dienstknecht vanJezus Christus. Een ‘dienstknecht’ (of ‘slaaf’) is iemand van wie hetvolledige leven eigendom is van iemand anders. Dit geeft meteen hetverschil aan met zijn slechte naamgenoot Judas Iskariot, die de Heerverried (Mt10:4). Samen met Jakobus betuigt Judas vandaar: ‘Jezus Christusis wel onze oudste grote broer, maar Hij is vooral onze Heer en wij zijnvooral zijn slaven.’

Judas was de broer van Jakobus, de man die als leider van de gemeentete Jeruzalem bekend stond en de schrijver was van de Jakobusbrief(Hd12:17; 15:13; 21:18; Gl2:9; Jk).1 Geen andere nieuwtestamentischeschrijver introduceert zich door te verwijzen naar een familielid.2

De gelovigen waren geroepen door God de Vader. Ze waren niet dooreigen verdienste, maar door Gods liefde in de gemeente gekomen. Dedatief in het Grieks kan ook vertaald worden met ‘en bewaard zijn doorJezus Christus’.3

|2| barmhartigheid, vrede en liefde zij u vermenigvuldigd.‘Barmhartigheid en vrede’, was een gebruikelijke groet in de Joodse

oudheid. Jd voegt daar nog het woord ‘liefde’ aan toe, een begrip dat weverder nog zeven keer in deze brief zullen tegenkomen.

‘Vrede’ betekent voor velen vandaag: de afwezigheid van oorlog enproblemen. In de Bijbel impliceert het alle denkbare gaven: eenvolwaardig, geborgen, voorspoedig en gezegend bestaan, waarin het onheilafwezig is.4 We zouden het kunnen samenvatten met de woorden‘harmonie’, ‘zekerheid’ en ‘welvaart’. Daarbij moeten we niet enkeldenken aan de vrede die de vrucht is van Christus’ verlossingswerk1 P.A. Cedar, James, 1, 2 Peter, Jude (TCC; Waco:Word, 1984), 244.2 D. Hiebert, Second Peter and Jude: An Expositional Commentary (Greenville:Unusual, 1989), 192.3 D.B. Wallace, Greek Grammar Beyond the Basics (Grand Rapids:Zondervan, 1996), 144, 165.4 A.S. van der Woude, Haggai, Maleachi (POT; Nijkerk:Callenbach, 1982), 109; G. Maier, Der Prophet Haggai und

der Prophet Maleachi (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1985), 142.

J U D A SJUDAS 1:1-25

17

(Rm5:1; Ko1:20), maar ook aan de praktische vrede. Die vrede wordt in(Rm15:13; Fp4:6; Gl5:22) en tussen de gelovigen onderling (Ef2:14-17; 4:3)bewerkt door de heilige Geest. Het is de wens dat onze mens-zijn in alleomstandigheden van het leven rustig mag vinden. Alleen in Christusvinden we werkelijk vrede in ons hart. Alleen Hij kan ons vrede geven, diezei: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hemgeeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd.Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In dewereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb dewereld overwonnen’ (Jh14:27; 16:33). Het is de hemelse en goddelijkevrede, die we alleen in en door God de Vader; God de Zoon en God deGeest kunnen krijgen: ‘Jahweh verheffe zijn aangezicht over jou en geve jevrede’ (Nm6:26). Zodoende kan Jesaja zeggen: ‘Maar de goddelozen zijn alseen voortgedreven zee, want die kan niet rusten en haar wateren werpenslijk en modder op’ (Js57:20).

De barmhartigheid, vrede en liefde staan enkel hier in het NieuweTestament zo kort bij elkaar. Ze worden verder niet alleen opgeteld, maarvermenigvuldigd.5

|3| Geliefden, terwijl ik alle bereidwilligheid had u te schrijven over onzegemeenschappelijke behoudenis, werd ik genoodzaakt u te schrijven met devermaning om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen isovergeleverd.

De brief van Judas is een bijzondere brief. Eigenlijk had de auteur eenandere brief in gedachten over een ander onderwerp. Dit vers toont datJudas veelmeer een brief wilde schrijven over de gemeenschappelijkeverlossing die de gelovigen hadden ontvangen. Hij wilde hun aan datherinneren wat God voor hen had gedaan. Maar onder het denkendaarover schuift hij als het ware de perkamentvellen met ideeën aan dekant en begint hij aan een ander onderwerp. Hij voelt zich genoodzaakt degelovigen op te roepen te strijden voor de waarheid van het geloof (vgl.1Ko9:16). Judas moest schrijven. Hij grijpt de pen en schrijft een briefvol hartstocht en passie voor Christus en zijn gemeente. Dit schrijvenwas noodzakelijk vanwege het feit dat er bepaalde mensen warenbinnengeslopen die de gelovigen van het geloof wilden wegtrekken (vs4).Er zit vandaar een behoorlijke lading in deze brief: Groot gevaar dus!

5 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1410.

18

Een stad valt in de handen van de vijand als je haar niet verdedigt. Zokan de waarheid van het geloof vallen in de handen van die goddelozen inde gemeente. Die waarheid van het evangelie wordt in de gemeentedikwijls vergeten. In het Nieuwe Testament vinden we vandaar diversebrieven die de gelovigen ertoe oproepen om te blijven strijden voor hetware apostolische geloof (vgl. 2Ko, Gl). Zelfs in de brief van de vreugde(Fp) wordt in het midden ervan opgeroepen om te vechten voor dat geloof(Fp3:17-19). Degene die de waarheid ontvangen hebben, moeten strijdenvoor het geloof, door te wandelen in de voetsporen van de apostelen, diegeduldig en moedig voor het geloof leden (1Ts2:2). Het geloof moetverdedigd worden. Daar moet je voor opkomen. Dat mag je je niet af latenpakken. Dan heb je geen veilig dak meer boven je hoofd. Strijd tot hetuiterste om dat geloof, zegt Judas.

|4| Want bepaalde mensen zijn binnengeslopen, die van ouds tot dit oordeel tevorenopgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen inlosbandigheid en onze enige Meester en Heer Jezus Christus verloochenen.

De mensen waarover Jd hier schrijft waren personen die op eenleugenachtige manier de waarheid verdraaiden. Ze worden beschuldigdvan losbandigheid en schaamteloosheid (vgl. Jd1:7,12) en probeerden zichvoor te doen als geestelijke helden.6 Op die manier konden ze de gelovigenmisleiden (vgl. Mt7:15; Hd20:29; Gl2:4-5; 1Tm4:1-3; 2Pt2:1,20; 1Jh2:18-23). Jd noemt in dit vers drie kenmerken van deze mensen: (1) het zijngoddelozen; (2) ze veranderen de genade van God in losbandigheid; en (3)ze verloochenen Christus als Heer en Meester. De Boor wijst er metnadruk op dat we hier ‘onvromen’ moeten vertalen.7 Het Griekse asebésverwijst letterlijk naar mensen die tegen de aanbidding van God zijn.

Tegen deze mensen heeft Judas het. Hij noemt, net als de andereapostelen, geen namen. Dat hoeft ook niet in het openbaar. Maar uit zijnomschrijvingen blijkt wel voldoende wie hij op het oog heeft. Hij duidt detegenstanders van de christelijke leer aan als goddelozen die de genade vanGod veranderen in losbandigheid en de Heer Jezus Christus verloochenen.Gods genade is voor hen net een consumptiebon. Hun leer luiddeongeveer als volgt: leef maar raak, scherven brengen geluk. Christus ruimtde boel wel op als het misgaat. Dé vraag: is Christus dan nog Heer en

6 W. Barclay, The Letters of John and Jude (DSB; Edinburgh:Saint Andrew, 1960), 211; B.M. Fanning, ‘A Theology ofPeter and Jude,’ A Biblical Theology of the New Testament, red. R.B. Zuck (Chicago:Moody, 1994), 468.

7 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 258.

J U D A SJUDAS 1:1-25

19

Meester in de gemeente? Dan lijkt toch de consument de heer en meesterte zijn geworden?

De dwaalleraars nemen het echter niet zo nauw en zijn reuzegevaarlijk, omdat ze op een listige manier hun kwade gedachtenverspreiden. Net als de tegenstanders waarover Paulus in Gl2:4 schrijftslopen ook deze lieden de gemeente binnen. Wellicht trokken ze alswandelende predikanten rond en probeerden ze zo veel mogelijkaanhangers met zich mee te trekken (2Ko11:13-15; 2Pt2:1-3; 2Jh1:7-11).Feine en Behm denken dat het vertegenwoordigers waren van eengnostische stroming die het geestelijke los koppelden van het aardseleven.8 Clement van Alexandrië dacht aan de aanhangers van de leer vanCarpocrates.9 De kerkvader Irenaeus spreekt dit tegen door erop te wijzendat de aanhangers van Carpocrates God en Christus niet vernederden.10

Doordat ze God niet verheerlijkten en de gemeente misleiden in deleugen om zichzelf te verrijken (vgl. vs15,16,18,19) waren ze al van oudsopgeschreven tot het oordeel. Jd wil hiermee niet zeggen dat deze mensenvanaf de eeuwigheid uitverkoren zijn om verloren te gaan.11 Het versbedoeld veel meer te zeggen dat het oordeel over deze mensen al lang vantevoren vast staat. Sommige uitleggers denken vanuit Jd1:17-18 dat dewoorden ‘lang van tevoren’ betrekking hebben op Hd20:29-30; 1Tm4:1-3;2Tm3:13; 2Pt2:1-3:4.12 Het lijkt echter moeilijk om bij het Griekse ‘langvan tevoren’ (Gr. palai) te denken aan geschriften die enkele decenniageleden geschreven werden.13 Kelly denkt vandaar aan hemelse boeken.14

We kunnen hier echter samen met Carson denken aan (typologische)voorbeelden uit het Oude Testament.15 Dat lijkt ondersteund te wordendoor de volgende verzen, waarin verwezen wordt naar zulke voorbeelden.

Volgens Kelly en anderen heeft ‘Meester’ betrekking op God en ‘Heer’betrekking op de Heer Jezus.16 Dat is echter niet perse noodzakelijk. Het

8 D.P. Feine en D.J. Behm, Einleitung in das Neue Testament (Heidelberg:Quelle & Meyer, 1956), 251.9 Clement van Alexandrie, Stromata III.2.11.10 Irenaeus, Tegen de ketters I.25.1.11 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1411.12 D.J. Moo, 2 Peter, Jude (NIVAC; Grand Rapids:Zondervan, 1996), 230; A. Vögtle, Der Judasbrief, der 2. Petrusbrief

(EKKNT; Neukirchen-Vluyn:Neukirchener, 1994), 26-27; R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC; Waco:Word, 1988),36.

13 D.A. Carson, ‘Jude,’ Commentary on the New Testament use of the Old Testament, red. G.K. Beale en D.A. Carson(Grand Rapids:Baker, 2007), 1070.

14 J.N.D. Kelly, The Epistles of Peter and Jude (BNTC; Londen:Black, 1969), 250-251. Vgl. W. de Boor, Die Briefe desPetrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 260.

15 D.A. Carson, ‘Jude,’ Commentary on the New Testament use of the Old Testament, red. G.K. Beale en D.A. Carson(Grand Rapids:Baker, 2007), 1070.

16 J.N.D. Kelly, A Commentary on the Epistles of Peter and Jude (TCS; Grand Rapids:Baker Book, 1981), 252; J. B.Mayor, ‘The General Epistle of Jude,’ The Expositor's Greek Testament, red. W.R. Nicoll, Vol. V (London:Hodder &Stoughton, 1897-1910), 257; H. Alford, The Greek Testament, Vol. IV (London:Rivingtons, 1859-1861), 531.

20

Grieks laat het toe om het begrip zowel op ‘God’ als op ‘Jezus Christus’ tebetrekken (vgl. 2Pt2:1).17

|5| Ik wil u echter eraan herinneren, u die eens alles wist, dat de Heer, na een volk uithet land Egypte verlost te hebben, de tweede keer hen die niet geloofden, heeftverdelgd.

Als het kritisch wordt in de gemeente, moet de geschiedenisopgehaald worden. Zo deed men dat in Israël en in de gemeente tot opvandaag. De geschiedenis leert ons lessen waar we onze winst mee kunnendoen. Judas besteedt veel aandacht aan vroeger. Voor wie wil blijven bij deleer van de apostelen is de geschiedenis van de gemeente heelbemoedigend. Voor wie los van God wil leven, is die geschiedenisangstaanjagend.

Om de gelovigen te verduidelijken wat hij exact bedoelt gebruiktJudas drie voorbeelden uit het Oude Testament: (1) het voorbeeld van deExodus (vs5); (2) het voorbeeld van de engelen (vs6); en (3) het voorbeeldvan Sodom en Gomorra (vs7). Daardoor verduidelijkt hij het karakter vandeze valse mensen. De voorbeelden die Jd opsomt, worden niet ingeschiedkundige volgorde weergegeven.18 Adam wordt namelijk pas alslaatst in vs14 genoemd. De volgorde toont eerder het uitgangspunt en hetdoel van het verval. We zien hier echter een voortgang in van: ongeloof,rebellie en verloochening.19 Nooit mag een gemeente zulke zaken met eenberoep op Gods genade goedkeuren. De zonde moet uit haar middenverwijderd worden.

In dit vers vinden we het eerste voorbeeld. God bevrijdde het volkIsraël uit Egypte. Hij wilde het in het beloofde land brengen. Toch zijn ervan die honderdduizenden mensen slechts twee in dat beloofde landaangekomen: Kaleb en Jozua. Waarom? Vanwege hun massale ongeloof.De gelovigen die door God uit Egypte waren uitgeleid, gingen zover inhun goddeloosheid dat ze een afgod aanbaden en bewonderden (Ex16:7-12). Tegen God wilden ze niets anders doen dan mopperen (vgl. 1Ko10:10-11). Wat hebben ze niet lopen zeuren en zagen in de woestijn. Het konallemaal veel beter. Het moest allemaal anders. Door deze daden stierfdeze generatie tijdens de achtendertigjarige woestijnwandeling (Nm14:22-30, 35).

17 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 259.18 A.C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament (Dillenburg:CV, 2002), 743.19 R.C.H. Lenski, The Interpretation of the Epistles of St. Peter, St. John and St. Jude (Minneapolis:Angsburg, 1961),

616; G.C. Morgan, Living Messages of the Books of the Bible, Vol. II (New York:Fleming, 1912), 198.

J U D A SJUDAS 1:1-25

21

|6| En engelen die hun oorsprong niet bewaard, maar hun eigen woonplaats verlatenhebben, heeft Hij tot het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien onderduisternis bewaard.

Judas herinnert in dit verband zijn lezers aan de geschiedenis inGn6:1-4 waarin de engelen een duidelijk strijd leveren tegenover demensen.20 Engelen verlieten dan hun oorspronkelijke staat, namen degedaante van mannen aan en gaven zich af met vrouwen. Ze wildenexcelsior: steeds hoger. Ja, omniworld: de hele wereld. Dwaas gingen ze integen Gods scheppingsorde. Hun hoge status beviel hen niet. Ze wildennog meer. Ze wilden nog meer uitbreiding van hun macht. Ze wilden deaarde erbij hebben. We zouden hier ook kunnen denken aan de val vansatan, waarbij meerdere engelen hem volgden. In ieder geval leidde hetongeloof van de engelen tot rebellie en tot verval.21

Met al hun hoogmoedige onvrede zitten ze nu opgesloten in dediepste gevangenis te wachten op Gods oordeel. Zelfs hoge dienaren vanGod worden gestraft als ze ontrouw en hoogmoedig zijn. Het oordeel vande grote dag verwijst naar het eindoordeel, waarbij alle demonen en desatan voor altijd in de vuurzee worden geworpen (vgl. Mt25:41; Op20:10).Over de precieze plaats waar het oordeel over de ongehoorzame engelenwordt uitgevoerd, zwijgt het Nieuwe Testament. Wel krijgen wegeopenbaard dat in de vuurzee waarin deze zondige engelen belanden ooklater de goddelozen worden geworpen (Op20:15). Als de ‘verheven’engelen zulk een straf zullen ontvangen, hoe erg zal dan niet het oordeelzijn over de mens die zich tegenover God denkt te kunnen plaatsen?22

|7| Zoals Sodom en Gomorra en de steden daaromheen, die op dezelfde wijze als dezenhoereerden en ander vlees achterna gingen, daar liggen als een voorbeeld,doordat zij een straf van eeuwig vuur ondergaan.

Net als het apocriefe boek 3Makk2:6, gebruikt Jd het voorbeeld vanSodom en Gomorra als beeld van het toekomstige oordeel. In Sodom enGomorra maakte de bevolking zich los van God en van zijn verordeningen.Beide steden stonden hiervoor bekend in hun wijde omgeving. Zij wildenongeremd leven, eeuwig doorzakken en hun lusten botvieren. Zelfsengelen die te gast waren, wilden ze seksueel misbruiken.

20 D.A. Carson, ‘Jude,’ Commentary on the New Testament use of the Old Testament, red. G.K. Beale en D.A. Carson(Grand Rapids:Baker, 2007), 1070vv; W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus,1986), 262;. Contra: W.W. Wiersbe, The Bible Exposition Commentary, Vol. II (Wheaton:Scripture, 1989), 551-52.

21 A.C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament (Dillenburg:CV, 2002), 744.22 Ronald A. Ward, The Epistles of John and Jude: A study manual (Grand Rapids: Baker Book House, 1965), 81.

22

Als zelfs deze engelen die te gast waren bij Lot niet meer veilig overstraat konden lopen, is het erg gesteld met deze steden. Door deverbinding met het vorige vers, waarin Judas schreef over de engelen diehun oorsprong niet bewaarden, verduidelijkt hij dat de inwoners vanSodom en Gomorra op dezelfde wijze als de engelen ander vlees wildennajagen (vgl. Gn6). Ze verlangden ernaar om Lots gasten te ‘nemen’ (NBV)en seksueel te misbruiken. Zonder het te beseffen verlangden ze naar deseksuele gemeenschap met engelen! Het is van belang hierbij in te zien datde mannen van Sodom niet enkel homofiele neigingen hadden.23 Als Judasdaarop doelt zou het immers niet om een verlangen naar een ‘ander vlees’gaan, maar om een verlangen naar ‘hetzelfde vlees’.24 De Sodomietenverlangden zodoende ernaar seksuele contact te hebben met alles watmogelijk was.

De verwoesting van de steden Sodom en Gomorra in de tijd vanAbraham en Lot, wordt in de Bijbel meer dan twintig keer gebruikt alsillustratie voor Gods oordeel (Gn18:22-19:29). Het is een angstaanjagendteken geworden voor alle mensen. Op het moment dat dit gebeurde wasSem, de zoon van Noach, nog in leven (vgl. Gn11:10-11). Gods brandendezwavelregen stortte neer. Deze verwoesting vond vierhonderdvijftig jaarna de zondvloed plaats en was de straf voor de goddeloosheid enonzedelijkheid die er in deze steden heerste. Je kunt het gebied nogbezoeken. Het maakt duidelijk wat God zeker doet met goddeloze mensen.

|8| Evenzo inderdaad verontreinigen ook deze dromers het vlees en verwerpen deheerschappij en lasteren de heerlijkheden.

De autoriteit die de dwaalleraren negeerden, was die van God ofChristus.25 Het verstand van deze mensen is ontoegankelijk voor dewaarheid van Gods Woord. Ze lopen te slapen. Daardoor leveren zezichzelf over aan hun eigen gedachten. ‘Vlees’ verwijst vaak naar hetmenselijke lichaam. Ze leven in de wereld van hun perverse fantasieën envinden de vervulling van hun gedachten uiteindelijk in seksuele zonden,zoals ook de mannen van Sodom die daarin vonden.26 ‘Kijk’, zegt men, ‘ditis nu christelijke vrijheid’. ‘Kijk eens wat wij mogen: fantastisch toch! Zieons nou! Ook wij geloven hoor, wees maar niet bang! En deze vrijheid is

23 Contra: John F. MacArthur, Die MacArthur Studienbibel (Bielefeld: CLV, 2002), 1912.24 Willem J. Ouweneel, Seks in de Kerk (Vaassen: Medema, 2006), 221.25 R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC; Waco:Word, 1988), 56-57.26 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1413; R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter

(WBC; Waco:Word, 1983), 11; W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986),264.

J U D A SJUDAS 1:1-25

23

van God. Wees nu niet zo bekrompen. Doe niet zo moeilijk. Maak hetjezelf wat gemakkelijker. Take it easy!’ Misschien beweerden ze zelfs dathun dromen bijzondere openbaringen van God waren.27

De uitdrukking ‘dromers’ wordt in Dt13:2-6 gebruikt als verwijzingnaar de valse profeten. Die pseudo-profeten plaatsen hun eigen dromen opde plaats van Gods Woord. Ze waren besmettelijk voor anderen. Zulk eengodslasterlijke daad moest in het Oude Testament worden bestraft met dedood.

Deze dromers verwerpen echter de ‘heerschappij’ (enkelvoud). Dezeuitdrukking heeft allereerst betrekking op Gods heerschappij.28 Ze willenniets van gezag weten, ook niet van een gezaghebbend God. Blind voor dewaarheid van Gods Geest, denken de dromers wellicht dat ze in naam vanGod zulke gedachten ontvangen. Niets is meer verwerpelijk dan dat soortgedachten. Op die manier verwerpen ze niet alleen Gods heerschappijover hun leven, maar lasteren ze ook de heerlijkheden.

De ‘heerlijkheden’ verwijzen naar engelen die de heerlijkheid vanGod vertegenwoordigen en die de gnostische dwaalleraars beweerden tedienden (vgl. 2Pt2:10-11; Jd1:9).29 Hoewel de Hebreeuwse term(nichbadîm) ook soms verwijst naar menselijke overheden, heeft hetGriekse doxai die betekenis nergens in de Septuaginta (vgl. Js3:5; 23:8;Na3:10; Ps149:8).30 De dwaalleraars lasteren in hun goddeloosheid dezeengelen die in het verleden Gods wet aan de mensheid openbaarden(Gl3:19).31 Dat gaat verder dan het voorbeeld van de aartsengel Michaëldat Jd ons in het volgende vers toont.

Jd toont ons in deze context de ontwikkeling van het afval in driepunten: (1) ongeloof; (2) rebellie tegenover Gods heerschappij; (3)immoraliteit en anarchie.32

In plaats van ‘heerschappij’ (κυριοτητα, ,א Ψ) lezen andere handschriften‘heerschappijen’ (κυριοτητας, A, B, C). Het enkelvoud heeft de voorkeur, omdathet het moeilijkst te interpreteren is.

|9| De aartsengel Michael echter durfde, toen hij met de duivel redeneerde enredetwistte over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hemuitbrengen, maar zei: Moge de Heer u bestraffen!

27 K. Schelkle, Oorsprong en theologische betekenis van het Nieuwe Testament (Roermond:Romen & Zonen, 1964),194.

28 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 266.29 2 Henoch 22:7,10; Hemelvaart van Jesaja 9:32; 1QH 10:8; Testament van Juda 25:2; Testament van Levi 18:5.30 R.J. Bauckham, 2 Peter, Jude (WBC; Dallas:Word, 1983), 57.31 Vgl. Jubileeën 1:27-29; Flavius Josephus, Joodse Oudheden XV.136; Hermas 8.3.3.32 A.C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament (Dillenburg:CV, 2002), 744.

24

Michaël betekent ‘wie is als God’. De naam van deze aartsengel wordtmeermaals in de Bijbel genoemd (Dn10:21,31; 12:1; Jd1:9; Op12:7).Indirect denken sommige uitleggers nog dat naar Michaël wordt verwezenin 1Ts4:16.33 Het is opmerkelijk dat deze engel steeds met strijd in verbandwordt gebracht. In de brief van Judas bindt hij met de duivel de strijd aanover het lichaam van Mozes (Jd1:9), in Op12:7 is hij degene die de duivelde hemel uitwerpt na strijd tegen hem geleverd te hebben. In Dn10:21 en12:1 wordt Michaël ‘uw vorst’ genoemd – dat is de engelvorst van Israël –en ‘de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat’. Daar is hij dusdegene die het voor Israël opneemt tegen de vijanden van het volk. Israëlis hier ook in geestelijke strijd verwikkeld, want ‘er zal een tijd van grotebenauwdheid zijn’ (Dn12:1). Al dat lijkt erop te wijzen dat hij de grotestrijder is onder de engelen.

De strijd om het lichaam van Mozes vinden we nergens in de Bijbelterug. Wel binnen het jodendom wordt er gesproken over deze strijdtussen Michael en de duivel die de naam ‘engel van de dood’ draagt (Hebr.Sammaël).34 Verder wordt er vanuit gegaan dat Michael op het graf vanMozes moest passen (vgl. Dt34:5-6).35 Volgens de kerkvader Clement vanAlexandrië is dit geschreven in het joodse apocrief De hemelvaart vanMozes.36 Tot op vandaag hebben we het citaat uit Jd echter nietteruggevonden. Bauckham denkt dat het slot van het werk Het Testamentvan Mozes door Jd geciteerd werd.37 Dat einde is echter verloren gegaan,waardoor we Bauckhams gedachte niet kunnen controleren.

Wat was het doel van de satan om Mozes lichaam te stelen? Probeerdehij hierdoor de ontbinding van het lichaam van Mozes te verhinderen?Werd bij de grafplaats een heilige wacht gezet tot de opwekking van hetlichaam van Mozes (vgl. Mt28:2-4; Mc16:5; Lc24:4)? Of wilde de satan hetlijk als aanbiddingsobject voor het volk gebruiken?38 Een antwoord opdeze vraag is moeilijk te geven. Wellicht vindt Jd dat ook niet belangrijk.Wat hij belangrijker vindt is dat de aartsengel Michaël de satan nietlasterde.

33 W.J. Ouweneel, Das Buch der Offenbarung, (Bielefeld:CLV, 1997), 330.34 Midrasj Rabba Deuteronomium 11:10.35 A.C. Gaebelein, Kommentar zum Neuen Testament (Dillenburg:CV, 2002), 744.36 Clement van Alexandrië, Fragmenten over de Judasbrief. Vgl. R.C.H. Lenski, The Interpretation of the Epistles of

St. Peter, St. John and St. Jude (Minneapolis:Angsburg, 1961), 641, R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC;Waco:Word, 1983), 65-76; D.A. Carson, ‘Jude,’ Commentary on the New Testament use of the Old Testament, red.G.K. Beale en D.A. Carson (Grand Rapids:Baker, 2007), 1075.

37 R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC; Waco:Word, 1988), 65-76; P.H. Davids, The Letters of 2 Peter ad Jude (PNTC;Grand Rapids:Eerdmans, 2006), 59-63.

38 J. MacArthur, Die MacArthur Studienbibel (Bielefeld:CLV, 2002), 1912.

J U D A SJUDAS 1:1-25

25

Opvallend is dat ondanks het feit dat Michael een aartsengel is, dienotabene straks de satan uit de hemel zal verwijderen (Op12:7-9), hij desatan niet lasterde. Dit laatste liet hij aan de Heer over.39 Een zelfdehouding moesten de gelovigen aannemen (vgl. Ko2:18). De uitspraak ‘DeHeer weersta je’ vinden we enkel nog in Zc3:2.

|10| Maar dezen, alles wat zij niet kennen, lasteren zij, en in alles wat zij van natureweten, zoals de redeloze levende wezens, daarin verderven zij zich.

Van dit alles, vervolgt Judas nu, hebben die losbandige lui in degemeenten niets begrepen. Ze weten niets, maar menen alwetend te zijn.Dus lasteren ze waar ze niets van weten. Het zijn dieren, zegt Judas. Zoleven ze ook. Zonder verstand leven ze zoals hun instinct hen ingeeft. Wieleeft als de beesten, sterft ook zo. Die heeft geen toekomst. Hardewoorden!

Het maakt een goede indruk op mensen als men zich verbindt met deglans en pracht van hogere geestelijke wezens. Jd prikte hier echterdoorheen en toonde dat deze mensen niet met de hemel verbonden waren.De dwaalgeesten gingen recht tegen Gods gedachten in. Ze hadden opgeen enkele manier liefde en respect voor de Heer. Zo ontkenden ze watJudas wel bovenaan zijn brief zei: ‘Judas, slaaf van Christus’. Van hartewilde hij in dienst zijn van zijn Heer. Een betere Koning dan JezusChristus is er niet.

|11| Wee hun, omdat zij de weg van Kaïn gegaan zijn en voor loon zich aan de dwalingvan Bileam overgegeven hebben en in de tegenspreking van Korachomgekomen zijn.

Judas windt zich op als hij ziet hoezeer mensen in de gemeente, zoalsKaïn, tegendraads zijn en zich laten leiden door haat. Dat maakte Kaïn toteerste moordenaar op aarde. Wie durft vandaag dit soort losbollen enzeurpieten, waartegen Jd zich richt, nog te vergelijken met Kaïn, Bileamen Korach, zoals dit vers dat doet? Je hebt nu eenmaal lastige mensen;zwak morele karakters, onbeschaafde types die met Jan-en-allemanoverhoop liggen en overal hun mening over klaar hebben. Maar wie vanons roept daar meteen een oordeel van God over uit? Kun je je beter nietwat inhouden? Is dat niet veel verstandiger en liefdevoller? Zo hoort hettoch in de gemeente van God?

39 R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC; Waco:Word, 1983), 61.

26

Het is echter bij Jd geen kwestie van karakter, maar van geloof! Het iseen zaak van het geestelijke leven en de geloofsleer van de juisteapostolische overlevering. Hier gaat het om een ander evangelie,waartegen Jd zich keert; en dat is geen evangelie! De schrijver vergelijktdeze dwaalgeesten dan ook met hun voorgangers Kaïn, Bileam en Korach.

Kaïn is de man geweest die uiteindelijk op een dag weg ging van hetaangezicht van de Heer (Gn4:16). Hij is de eerste mens die God uitdaagdeen zijn medemens verachtte.

Bileam noemde zich ‘profeet van God’, maar was hebzuchtig en instaat om zijn profetische gave voor geld te gebruiken (Nm22-24; Op2:14).Voor een goede financiële vergoeding was hij bereid om het plan datBalak, de Moabitische koning, bedacht had uit te voeren. Hij zorgde erzodoende voor dat Israël in een moeilijke verzoeking terecht kwam enGods oordeel over het volk tot stand werd gebracht (Nm31:16; Op2:14).Veel van datgene dat Bileam zei, was waar en aangenaam, maar ondanksdit was en bleef hij een profeet die niet in dienst van Jahweh stond,doordat hij vast hing aan de macht van het geld. Dat verlangen naar gelden welvaart wordt ook opgemerkt door Philo.40 Hoezeer laten mensen zichleiden door hebzucht en geldzucht zoals Bileam, waardoor ze in hun levenverdwalen.

Korach, een familielid van Mozes en Aäron, en zijntweehonderdvijftig ‘vrienden’ verwierpen Mozes en Aärons autoriteit enprobeerden het volk achter zich aan te trekken. Hij viel door rebellie.41

Hoezeer mensen mopperen en lasteren, zoals Korach! Hoe moeilijk ishet om binnen één gezin het geestelijk gezag van je familielid teaanvaarden. Een positief voorbeeld is juist de schrijver van deze brief:Judas de broer van de Heer Jezus. Hij erkent het gezag van zijn broer enverzet zich niet zoals Korach deed.

Elk van deze voorbeelden toont ons een ander perspectief van hetongeloof.42 Kaïn toont ons de arrogantie en valse vroomheid tegenoverGod. Hij is de man van het religieuze ongeloof. Bileam toont ons desluwheid en gierigheid van de tegenstander. Hij is het voorbeeld van hethebzuchtige ongeloof. Korach toont ons de oproerigheid en partijzucht.Hij is het voorbeeld van het rebellerend ongeloof. Kaïn toonde ongeloof inGods redding, Bileam toonde ongeloof in Gods heiliging en Korach toonde

40 Philo, Over het leven van Mozes I.268; Over de Cherubims 33-34.41 Flavius Josephus, Joodse oudheden IV.14-21.42 Vgl. G.L. Lawlor, Translation and Exposition of the Epistle of Jude (Nutley:Presbyterian and Reformed, 1972), 83.

J U D A SJUDAS 1:1-25

27

ongeloof in Gods leiding door zijn dienstknechten.43 Kaïn werd verbannendoor de Heer. Bileam werd gedood in de strijd. Korach werd met zijnhandlangers onmiddellijk verzwolgen door de aarde.

Jd gebruikt deze voorbeelden van ongeloof om opnieuw duidelijk deparallellen duidelijk te maken tussen de dwaalleraars in de tijd van hetNieuwe Testament en de dwaalleraars in de tijd van het Oude Testament.Hij zegt: ‘Mensen, bekeer je, ga niet voort op de godloze weg.’

|12| Dezen zijn de vlekken in uw liefdemalen, als zij zonder vrees bij u brassen enzichzelf weiden; waterloze wolken, door winden voortgedreven, bomen in delate herfst zonder vrucht, tweemaal gestorven, ontworteld;

Je zult maar uitgemaakt worden voor schandvlekken, waterlozewolken, bomen zonder vrucht en dwaalsterren. Je zult deze brief maarmoeten voorlezen als oudste, terwijl de gemeenteleden voor je zitten. Datgeeft vandaag een extra gemeentevergadering!

De vlekken kunnen hier opgevat worden als ‘verborgen kwaad’ of kanverwijzen naar rotsen die onder water verborgen liggen en een schip totzinken kunnen laten brengen. Zowat alle Nederlandse vertalingenvertalen het hier met ‘schandvlekken’ of ‘vlekken’. De dwaalleraarswaarover Jd schrijft waren mensen die de gemeente probeerden teverontreinigen. Zo zorgden ze ervoor dat Gods plan met zijn gemeenteniet tot uitvoering kon worden gebracht.

De liefdesmalen waarnaar de schrijver verwijst, warengemeenschappelijke maaltijden die de christenen onder elkaar hielden(1Ko11:20-30).44 Dat was een intiem moment van ontmoeting enbezinning. Ze maakten de gemeente tot een hechte leefgemeenschap. Hetwaren meestal maaltijden waarbij ook het avondmaal gevierd werd.Tijdens deze maaltijden waren ook de verborgen dwaalleraars uitgenodigd.Ze houden van een goed leventje. Daarbij probeerden ze de gelovigen voorzich te winnen om er zelf het meeste nut van te kunnen hebben enverkondigden ze een vals evangelie dat niet het evangelie was, zoals deHeer dat had overgeleverd aan de apostelen. Het zijn egocentrische doe-het-zelvers.

In de volgende verzen noemt Jd vijf gelijkenis uit de natuur die hetkarakter van de dwaalleraars proberen te verduidelijken.45 Davids ziet inde verwijzingen naar het land, de lucht, de zee en de hemel een verband

43 W.W. Wiersbe, The Bible Exposition Commentary, Vol. II (Wheaton:Scripture, 1989), 554.44 Vgl. W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 271.45 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1414.

28

met 1 Henoch 80.46 De dwaalleraars waren in werkelijkheid lege wolkendie elke hoop op regen deden ophouden. Ze produceren geen warmte,liefde of godsvrucht. Hier is sprake van een los leven, een scherpe tong,weinig serieus gepraat, soms schaamteloos egoïsme en overal een oordeelover klaar. Wat onproductief, zeg Judas. Wolken zonder water. Voorbijgejaagd door de wind. Druk en nog eens druk. Je hoopt dat er een spatjewater valt voor het dorre land, maar nee hoor, niets. Uiteindelijk zoudenze niets anders dan droogte en dood achterlaten (Sp25:14). Ze deden zichvoor, alsof ze geestelijk een heel menu te bieden hadden, maar als puntjebij paaltje kwam bleek dat enkel een leugen te zijn. Geen rijke maaltijd,maar de hongersnood boden ze de gemeenteleden.

Het zijn bomen zonder vrucht. Dood van buiten en van binnen. Jeverwacht een lekkere appel in de herfst van een appelboom, maar neehoor, geen enkele sappige vrucht. Dood van buiten en van binnenontworteld. De boom zal het nieuwe jaar niet halen, hij is tweemaalgestorven.

Het ‘tweemaal gestorven, ontworteld’ kan wijzen op de dood in detakken (1x) en in de wortels (2x).47 De Boor denkt dat de dwaalleraars eerstgelovig waren en met Christus geestelijk waren gestorven, maar nu voorde tweede keer stierven, omdat ze ontworteld werden uit het geloof.48 Zewaren niet meer ‘verworteld in de Heer Jezus Christus’ (Ef3:17; Ko2:7).

|13| wilde golven van de zee, die hun eigen schandelijkheden opschuimen;dwaalsterren, voor wie de donkerheid van de duisternis tot in eeuwigheidbewaard wordt.

Golven hebben meesleurende krachten, sterren wijzen de weg.‘Dwaalsterren’ zijn hemellichamen die geen regelmatige koers volgen. Jdvergelijkt de dwaalleraars met deze hemellichamen. Ze beloofdengeestelijke diepgang en geheimen te kunnen ontblootten, maar kondenGods volk geen richting geven. Het zijn dwaalsterren die ook nog gedoofdgaan worden.

|14| En ook Henoch, de zevende van Adam af, heeft van dezen geprofeteerd door tezeggen: Zie, de Heer is gekomen te midden van zijn heilige tienduizenden,

46 P.H. Davids, The Letters of 2 Peter ad Jude (PNTC; Grand Rapids:Eerdmans, 2006), 72.47 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1415.48 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 273, zie voor een soortgelijke

gedachte p.262.

J U D A SJUDAS 1:1-25

29

Jd citeert hier uit het werk 1 Henoch (1:9).49 Dit geschrift zougeschreven zijn tussen 170v.Chr. en 70n.Chr.50 We vinden echterparallellen met Dt33:2-3. Doordat Jd uit een niet-canoniek werk citeert,mogen we niet daaruit concluderen dat hij daardoor heel 1 Henoch alscanoniek zou erkennen.51 Vögtle denkt dat Jd uit dit werk citeert, omdathet door de dwaalleraars als gezaghebbend erkend werd.52

Volgens de stamboom in Gn5 leefde Henoch in de zevende generatievanaf Adam. Hoe lang is dat al geleden! Hij wandelde trouw met God enleerde in die vertrouwelijke omgang Gods gedachten kennen. God verborgvoor hem niet wat Hij ging doen, zoals Hij dat later ook voor Abrahamniet deed (Gn18:17). ‘Voorzeker, de Heer Jahweh doet geen ding of Hijopenbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten’ (Am3:7).

Al voor de zondvloed profeteerde Henoch dat de Messias voor hetoordeel zou komen. De zeer oude profeet zag al voor zich hoe de Heer metzijn hemelse legers naar de aarde zou komen om te oordelen. Het Grieksemyrias betekent daarbij letterlijk ‘tienduizend’. Het wordt in het Grieksook als terminus technicus voor een grote hoeveelheid gebruikt, vandaarvertalen NBV en WV ‘tienduizendtallen’. Het is duidelijk dat Henoch nietsprak over de opname van de gemeente, dat was immers eenverborgenheid die pas door Paulus nader bekend werd gemaakt (1Ts4).Henoch sprak eerder over de wederkomst van de Heer waarbij Hij zijnvijanden veroordeelt en zijn koninkrijk opricht.53

1.1 Excursus: Het gebruik van het getal zevenHet getal zeven heeft vaak de betekenis van volheid.54 In zeven dagen

voleindigde God de schepping (Gn2:1-3). Israël had zeven feesten (Lv23),waarvan het feest van de ongezuurde broden duurde zeven dagen(Ex12:15). De gouden kandelaar in de tabernakel bevatte zeven lampen(Ex25:37). Uit het land Kanaän werden zeven vruchten genoemd (Dt8:8).Zeven keer wordt God in het Nieuwe Testament de ‘God van de vrede’genoemd (Rm15:33; 16:20; 1Ko14:33; 2Ko13:11; Fp4:9; 1Ts5:23; Hb13:24)49 B.M. Fanning, ‘A Theology of Peter and Jude,’ A Biblical Theology of the New Testament, red. R.B. Zuck

(Chicago:Moody, 1994), 465; R.J. Bauckham, Jude, 2 Peter (WBC; Waco:Word, 1983), 96.50 A. Remmers, Das Neue Testament im Überblick (Hückeswagen:CSV, 1990), 167.51 Augustinus, Civ. 15.23; D.J. Moo, 2 Peter, Jude (NIVAC; Grand Rapids:Zondervan, 1996), 271-274; T.R. Schreiner,

1, 2 Peter, Jude; Ab Exegetical and Theological Exposition of Holy Scriptures (NAC; Nahville:Broadman & Homan,2003), 469-470.

52 A. Vögtle, Der Judasbrief, der 2. Petrusbrief (EKKNT; Neukirchen-Vluyn:Neukirchener, 1994), 84.53 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1415.54 B. Lang, Frau Weisheit. Deutung einer biblischer Gestalt, (Düsseldorf, 1975), 121; A. Remmers, Biblische Bilder

und Symbole Lexicon, (Hückeswagen:CSV, 2001), 176-178; J.N. Darby, Synopsis van de boeken van de Bijbel, Vol.III, (Winschoten:Heijkoop, z.j.), 255.

30

en zeven keer wordt Christus in het evangelie van Marcus ‘Zoon van God’genoemd (Mc1:1,11; 3:11; 5:7; 9:7; 14:61; 15:39). Zeven keer vinden we deHeer Jezus in Jeruzalem (Mt4:5; 21:1; Lc2:22,42; Jh2:23; 5:1; 7:10). Wehoren van zeven uitspraken aan het kruis (Mt27:46; Lc23:34,43,46;Jh19:26-27,28,30).

|15| om oordeel uit te oefenen tegen allen en elke ziel te bestraffen om al hun werkenvan goddeloosheid die zij goddeloos bedreven hebben, en om alle hardewoorden die goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.

Vier keer vinden we in dit vers de stam ‘goddeloos’. Echte gelovigenhoren hier niet bij. De dwaallieden leven slechts op de onderstroom vanhun eigen begeerten. Ze brallen maar wat. Maar hun grote mond zegt veelover hun hart. Het is opstand tegen God.

|16| Dezen zijn morrenden, klagers over hun lot die naar hun begeerten wandelen, enhun mond spreekt gezwollen taal en zij bewonderen personen ter wille vanvoordeel.

Het Griekse goggustés (bet. ‘morren’) vinden we enkel hier in hetNieuwe Testament. Het wordt verder nog gebruikt in de Griekse vertalingvan het Oude Testament (LXX). Daar verwijst het naar het mopperen datde Israëlieten tegenover God deden (Ex16:7-9; Nm14:27-29; 1Ko10:10).Dit mopperen zorgde er uiteindelijk voor dat deze generatie het beloofdeland niet meer naar binnen ging.

De mond van deze dwaalprofeten sprak ‘gezwollen taal’. De Boor zietin deze uitdrukking een verbinding met het apocriefe boek 1 Henoch: ‘Enjullie hebben zijn majesteit gesmaad door hoogmoedige en koppigewoorden uit jullie onreinen mond’ (§5).55 De dwaalleraars spreken mensennaar de mond als ze er beter van kunnen worden. Hun toon wordtvriendelijker tegenover hen die hun voordeel kunnen leveren. Ben ik ookzo iemand die zeurt en zaagt, die me laat leiden door eigen begeerten, bralook ik maar wat, praat ook ik mensen naar de mond om er zelf beter vante worden?

|17| Maar u, geliefden, denkt terug aan de woorden die tevoren zijn gesproken door deapostelen van onze Heer Jezus Christus,

Denk na en denk terug. Denk eens terug aan wat de apostelen vanonze Heer zeiden; herinner je. Judas maakt zijn lezers duidelijk, dat de

55 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 277-278.

J U D A SJUDAS 1:1-25

31

goddeloosheid in de gemeente alleen ontmaskert kan worden door hetonderwijs van de apostelen serieus te nemen. Wij maken geen eigen leer,maar beheren de leer van de apostelen. Dat is de taak van de gemeente. Zijgeeft onderwijs in die leer.

Zorg ervoor, dat de apostolische leer niets verliest of kwijt raakt. Dieleer is compleet. Vecht ervoor dat hij compleet blijft. Ga nietexperimenteren met de leer van de verlossing. De leer van de apostelen isde beste. Die alleen redt mensen. Een andere leer die redt is er niet. Watdie leer is, vind je in de Bijbel, Gods Woord. Ze is het kompas dat in hetleerpakket is bijgeleverd.

Dat Woord waarschuwt en beschermt voor de dwaalleraars endwaalpraktijken waaraan de gelovigen blootgesteld kunnen worden. Het isgoed te zien dat deze waarschuwingen meerdere keren in de Bijbelherhaald worden. De woorden waarop Jd doelt kunnen de volgende zijn:56

Hd20:29-30; 1Tm4:1-5; 2Tm3:1-9; 2Pt2:1-22; 3:1-4; 1Jh2:18-19.

|18| dat zij u zeiden dat er in het laatst van de tijd spotters zouden zijn, die naar huneigen goddeloze begeerten wandelen.

Het einde van de tijd is de laatste periode voor de voltooiing van dewereldgeschiedenis. Het is de laatste periode waarin de grote beslissingenvallen. Christus is geboren, heeft geleden, is gekruisigd, is gestorven, isbegraven, is opgestaan en is opgevaren naar de hemel. Dat is allemaalgebeurd. Niemand draait dat terug. Niemand maakt dat ongedaan.Niemand pakt die zekerheid van de gemeente af. We wachten nu op devoltooiing van zijn werk. Tot dan toe leven we in de ‘laatste tijd’. Dielaatste tijd kan best lang duren. Hij duurt nu al pakweg 2000 jaar. Maar,het is de laatste. Daarna komt de voltooiing van Christus Koninkrijk. Weleven in een beslissende tijd voor de juiste geloofskeuze! Het is nu of nooit;take it or leave it.

Steeds weer moeten wij strijd leveren tegen de God-los-heid. Het iseen strijd die wordt uitgelokt door de boze geesten in de hemelsegewesten. Als een brullende leeuw gaat de duivel juist in Gods gemeentente keer om te zoeken wie hij kan verslinden. Hij staat te juichen alsgemeenteleden zeuren en zagen en zich laten leiden door eigen begeerten.Hij vindt het prachtig als in christelijke gemeenten de verdeeldheid heersten de onzekerheid toeslaat.

56 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1416.

32

Schrik maar niet. Christus’ apostelen hadden dit van tevorenaangekondigd. De Heer wist er al van voor het gebeurde! Geen paniek! Hijbewaart zijn gemeente (vgl. Jd1:1)! Zijn werk is niet te stuiten, zelfs als heter heftig aan toegaat.

|19| Dezen zijn het die zich afscheiden, natuurlijke mensen die de Geest niet hebben.Vanuit de geschiedenis weten we dat de vroege gelovigen dikwijls

geteisterd werden door mensen die zich uitgaven als super-gelovigen.Daarbij beweerden deze dat ze meer kennis (Gr. gnosis) hadden ontvangendan de andere gelovigen. Juist deze laatsten moesten het eenvoudige geloofachter zich laten en zich uitstrekken naar een ‘bovennatuurlijke’verlichting.

De apostelen tonen ons echter precies het tegenover gestelde! Demensen die deden alsof ze geestelijk waren, waren niet geestelijk. Zehadden de heilige Geest niet en bezaten vandaar geen enkel geestelijkleven. Het waren geesteloze flierefluiters met een grote mond.

|20| Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt inde Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God

De gelovigen dienen zichzelf op te bouwen in het geloof. Dat gebeurtvooral door het lezen van Gods Woord, gehoorzaamheid aan Gods wil,relaties met andere gelovigen en het gebed.

We bidden niet meer voor de ontvangst van de Persoon van de heiligeGeest, om de kracht van de heilige Geest. Dat is een bidden uit en eendoor de heilige Geest verlicht en vervuld hart. Het is het bidden vanuiteen hart dat geleid wil worden door de heilige Geest.57 Er is een biddenvanuit de eigen menselijke kracht en een bidden vanuit de kracht vanGods Geest. Dat laatste is het strijdende gebed.

|21| en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwigeleven.

De schrijver roept de gelovigen op de barmhartigheid van de Heer tothet eeuwige leven te verwachten. De imperatief (bet. ‘bevelende vorm’)die daarbij gebruikt wordt, wijst op de verantwoordelijkheid van degelovige tegenover zijn Meester en Verlosser. Ze dienen trouw en

57 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1416; J. MacArthur, Die MacArthurStudienbibel (Bielefeld:CLV, 2002), 1914.

J U D A SJUDAS 1:1-25

33

gehoorzaam te zijn, doordat ze leven zoals God het van hen verwacht(Fp2:12).

Dit doel wordt bereikt, doordat (1) ze zich houden aan hetgeen datGods Woord hen opdraagt (vs20); (2) ze in relatie met de Geest blijvenbidden (vs20); en (3) als ze vol verwachting blijven uitzien naar deuiteindelijke voltooiing van het eeuwige leven (vs21).

|22| En hebt medelijden met hen die twijfelen,Wat moet je als gemeente doen als er onder elkaar los van God

geleerd en geleefd wordt, zoals Judas dat hiervoor heeft beschreven? Eenspookrijder probeer je toch te waarschuwen? Hij is een gevaar vooranderen en voor zichzelf.

Het is van belang onderscheid te maken tussen de dwaalleraars diebewust in de zonde blijven volharden en de dwaalleraars die hetslachtoffer zijn van dwaalleer. Over deze laatste groep moeten we onsontfermen.58 Ze hebben bemoediging nodig en geen berisping, stichting ofverwoesting.59 We moeten hen op een meevoelende manier helpen omzelf te kunnen onderscheiden tussen waarheid en leugen.

In plaats van ‘Heb medelijden met hen die twijfelen’ (και ους μεν ελεατεδιακρινομενους, B, C, Ψ, 88) lezen anderen: ‘Overtuig hen die twijfelen’ (και ,א ους μεν ελεγχετε διακρινομενους, A, C*, 33, 81, 1739). De tweede mogelijkheidlijkt een volgorde in het verloop aan te brengen: ‘overtuigen’, ‘redden’ en‘medelijden hebben’.

|23| redt hen door hen uit het vuur te rukken, hebt medelijden met hen in vrees, enhaat zelfs het kleed dat door het vlees bevlekt is.

Sommigen laten zich door anderen meeslepen. Anderen nemensommigen op sleeptouw. Judas geeft advies over het pastoraat metbetrekking tot beide. De meelopers zijn misschien vooral zwak. Ze zijnvoor zichzelf en voor anderen ook niet direct een groot gevaar.

Pentecost denkt dat het woord ‘anderen’ verwijst naar ongelovigen(vs7).60 Rossier denkt eerder aan gelovigen die misleid en verdwaald zijngeraakt door een dwaalleer.61 Deze mensen moeten door de boodschap vanhet evangelie uit het vuur worden gerukt. Zoals vuur hout te pakkenkrijgt, zo heeft de zonde hen te pakken gekregen. Heel hun denken en

58 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1417.59 E.C. Pentecost, ‘Judas,’ Das Neue Testament Erklärt und Ausgelegt, red. J.F. Walvoord en R.B. Zuck, Bnd.V

(Holzgerlingen:Hänssler, 2000), 556.60 E.C. Pentecost, ‘Judas,’ Das Neue Testament Erklärt und Ausgelegt, red. J.F. Walvoord en R.B. Zuck, Bnd.V

(Holzgerlingen:Hänssler, 2000), 556.61 H. Rossier, Der Brief des Judas (Neustadt:Ernst Paulus, 1981), 26.

34

doen is bezeten van een valse leer of van een onbijbels leven. Hungeweten is dicht geschroeid. Ze moeten in vrees behouden worden. Wemoeten ze waarschuwen en onderwijzen om te erkennen wat licht en watduisternis is.

De uitdrukking ‘haat ook de rok die van het vlees bevlekt is’ herinnertaan de kleding van de melaatse die onrein was (Lv13:47-52; vgl. Nm5:1-4).62 Bij deze passage kunnen we vanuit de context denken aan demateriële zaken die ertoe leiden dat de gelovigen in de zonde vallen (vgl.Op3:4).63 Dat kunnen seksueel aantrekkelijke kleren zijn, maar ookwaardevol bezit of geld. Als deze voorwerpen de medegelovige aanzettentot zonde doen we er goed aan om deze dingen te haten en ervoor tezorgen dat ze niet opnieuw aanleiding geven tot zonde.64

Anderen denken eerder bij het woord ‘kleed’ aan de onzuiverebelijdenis die deze mensen hebben.65 Het gaat dan erom om alles wat metde dwaalleer verbonden is uit de gemeente te weren: ‘Een weinig zuurdeegdoorzuurt het hele deeg’ (Gl5:9).66 Door de zonde van Achan was het helevolk verontreinigd, alsof het volk zelf zich verzet had tegenover Godsgebod (Jz7:11; vgl. Nm15:35-36).

In plaats van ‘red hen door hen uit het vuur te trekken en heb medelijden methen in vrees’ (ους δε σωζετε εκ πυρος αρπαζοντες, ους δε ελεατε εν φοβω, ,(א lezen anderen: ‘red deze, door hen uit het vuur te trekken en heb medelijden methen in vrees’ (σωζετε εκ πυρος αρπαζοντες, ους δε ελεατε εν φοβω, B), ‘red hendoor hen uit het vuur te trekken en heb medelijden met deze in vrees’ (ους δεσωζετε εκ πυρος αρπαζοντες εν φοβω, C*) of ‘red hen in vrees door hen uit hetvuur te trekken’ (ους δε εν φοβω σωζετε εκ πυρος αρπαζοντες, K, L). B denktdat de woorden ‘red deze door hen uit het vuur te trekken’ op dezelfde groepwijzen als de woorden in vs22. C* denkt dat de woorden ‘heb medelijden metdeze in vrees’ op dezelfde groep wijzen als de woorden ‘red hen door hen uit hetvuur te trekken’. K en L voegen beiden versdelen samen tot een geheel.Aangezien Jd vaker gebruik maakt van een driedeling (vs2,4-8,11) verdient dedriedeling ook hier de voorkeur: ‘En hebt medelijden met hen die twijfelen, redthen door hen uit het vuur te rukken, hebt medelijden met hen in vrees, en haatzelfs het kleed dat door het vlees bevlekt is.’

|24| Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voorzijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich,

62 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1417.63 W. MacDonald, Kommentar zum Neuen Testament (Bielefeld:CLV, 1997), 1417.64 J.B. Mayor, The Epistle of St. Jude and the Second Epistle of St. Peter (Grand Rapids:Baker Book, 1965), 51.65 H. Rossier, Der Brief des Judas (Neustadt:Ernst Paulus, 1981), 2666 Willem J. Ouweneel, Het verhaal van de “Broeders”: 150 jaar falen en genade. Deel I (1826-1889) (Winschoten: Uit

het Woord der Waarheid, 1977), 83–88.

J U D A SJUDAS 1:1-25

35

Het einde van Jd is een van de mooiste doxologieën in het NieuweTestament (vgl. Rm11:33-36; 16:25-27; 2Ko13:14; Hb13:20-21). Deopbouw daarvan lijkt op de doxologie die we vinden in Rm16.67 Door dewoordkeus die Jd daarbij doet, keert hij terug naar het thema van deverlossing waarover hij aanvankelijk wilde schrijven (vgl. vs3). Daarmeebemoedigd hij de gelovigen en versterkt hij hun hoop dat Christus hen zalbewaren voor de geestelijke verleidingen van de dwaalleraars endwaalpracticanten.

|25| de enige God onze Heiland, door Jezus Christus onze Heer, zij heerlijkheid,majesteit, kracht en macht, voor alle eeuwen, en nu, en tot in alle eeuwigheid!Amen.

Zowel Judas op aarde, als de engelen en heiligen in de hemel geven deheerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigen aan God en deHeer Jezus Christus (vgl. Op4:10-11; 5:12-14). Bij ‘heerlijkheid’ mogen weniet denken aan een verbinding met het woord ‘Heer’. Het Griekse doxa isafgeleid van lichtglans. Daarnaast wijst Jd op Gods majesteit ofverhevenheid; een Griekse term die enkel en alleen in het NieuweTestament voor God gebruikt wordt.

Van Hem is heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alleeeuwigheid en nu en in alle eeuwigheden. Wat een overvloed!

Vragen

Wat moet je doen als je als je gemeente de wegkwijt raakt?

Hoe beschrijft Judas een christen?

Welke kenmerken noemt Jd van de dwaalleraren?

Waardoor werd het gedrag van Kaïn, Bileam enKorach gestuurd?

Hoe strijd jij voor het geloof?

67 W. de Boor, Die Briefe des Petrus und Judas, (WSB; Wuppertal:Brockhaus, 1986), 288.

36

Welke rol speelt God in de bewaring van dechristenen?

Wat kan tegenwoordig een gemeente zwak makenvoor valse leer?

Waarom zegt Jd dat voor deze mensen de donkersteduisternis voor eeuwig is weggelegd?