JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de...

16
JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am- sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te- gen het midden van de 17de eeuw uit de nog jonge moe- dergemeente groepen emigranten afvloeiden naar West- Indië, naar kustlanden en eilanden, die voor korteren of langeren tijd Hollandsche koloniën waren. Naar Suriname in de eerste plaats, waar zij de bekende Joode Savanne stichtten, maar ook naar Cayenne, Barbados, Jamaica, Tobago, Nevis, St. Eustatius, enz. Als reeders, planters, kooplieden, winkeliers, enz. na- men Spaansche en Portugeesche Joden in deze koloniale samenleving welhaast eene belangrijke plaats in. De West Indische Compagnie voerde met hare schepen gestadig zulke emigranten over om hare nieuwe volkplantingen in Noord- en Zuid-Amerika te helpen „peupleeren", en on- der deze was het Joodsche element naar verhouding ruim vertegenwoordigd, 't Waren fortuinzoekers gelijk de rest, maar geenszins in de ongunstige beteekenis van het woord, noch waren 't allen berooide fortuinzoekers. Velen brach- ten naar het vreemde land hunne kapitalen en hunne han- delsrelaties mede; ook naar het eiland Curacao *) dat in 1634 door de Nederlanders op de Spanjaarden veroverd was. Enkelen vestigden zich mede op de naburige kleinere eilanden Bonaire, Aruba, St. Martin, Saba en St. Eusta- tius, welke daarna te samen (St. Martin ten deele) onder het bestuur zouden worden geplaatst van een gouverneur, bijgestaan door een Kolonialen Raad. ') Zie ook de „£ncyc/o/>a«die ran TVerfey/anrfscA Wes<-/«dtë, onder het hoofd „Israëlitische Gemeenten", blz. 389.

Transcript of JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de...

Page 1: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO

DOOR

S. KALFF

In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het midden van de 17de eeuw uit de nog jonge moe-dergemeente groepen emigranten afvloeiden naar West-Indië, naar kustlanden en eilanden, die voor korteren oflangeren tijd Hollandsche koloniën waren. Naar Surinamein de eerste plaats, waar zij de bekende Joode Savannestichtten, maar ook naar Cayenne, Barbados, Jamaica,Tobago, Nevis, St. Eustatius, enz.

Als reeders, planters, kooplieden, winkeliers, enz. na-men Spaansche en Portugeesche Joden in deze kolonialesamenleving welhaast eene belangrijke plaats in. De WestIndische Compagnie voerde met hare schepen gestadigzulke emigranten over om hare nieuwe volkplantingen inNoord- en Zuid-Amerika te helpen „peupleeren", en on-der deze was het Joodsche element naar verhouding ruimvertegenwoordigd, 't Waren fortuinzoekers gelijk de rest,maar geenszins in de ongunstige beteekenis van het woord,noch waren 't allen berooide fortuinzoekers. Velen brach-ten naar het vreemde land hunne kapitalen en hunne han-delsrelaties mede; ook naar het eiland Curacao *) dat in1634 door de Nederlanders op de Spanjaarden veroverdwas. Enkelen vestigden zich mede op de naburige kleinereeilanden Bonaire, Aruba, St. Martin, Saba en St. Eusta-tius, welke daarna te samen (St. Martin ten deele) onderhet bestuur zouden worden geplaatst van een gouverneur,bijgestaan door een Kolonialen Raad.

') Zie ook de „£ncyc/o/>a«die ran TVerfey/anrfscA Wes<-/«dtë, onder hethoofd „Israëlitische Gemeenten", blz. 389.

Page 2: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

70 JODEN OP HET EILAND CURAQAO

Het Joodsche element werd in Suriname, op Curasaoen elders nog versterkt door emigranten uit Brazilië, na-dat Nederland die kolonie in 1647 had moeten prijsgevenaan de Portugezen. Deze uitgewekenen hadden in dat„verzuimd Brasil" gelijk v. Haren het in zijn treurzangnoemde, den tropischen landbouw leeren kennen. Zijbrachten die kennis, eenigen ook hun kapitaal, naar hun-ne nieuwe woonplaatsen over, en werden er plantage- enslavenhouders. 't Heette dat zij op Curasao ten aanzienvan hunne woonplaats aan restricties onderworpen warenen dat op de hoofdplaats Willemstad het ontstaan derbuitenwijken Pietermaai (van Pieter de Mey) en Scharlowaarschijnlijk moest worden toegeschreven aan de bepa-ling, dat Israëlieten niet binnen de kom der hoofdstadmochten wonen. Doch Hamelberg schreef, dat van eendergelijk verbod in de archieven niets te vinden was. In-tegendeel pleitte voor hunne gelijkgerechtigheid in ditopzicht het feit dat de Joden, evenals de overige ingezete-nen, de burgerwacht moesten betrekken (behalve op densabbath) of die afkoopen; en oorspronkelijk alleen de bur-gers, die in de stad zelve woonden, verplicht waren tothet doen van „tocht en wacht".

Nadat eenige moeilijkheden met het bestuur door tus-schenkomst van de Amsterdamsche moedergemeente bijde W. I. Comp. waren uit den weg geruimd, werden deJoden met de overige burgers in de meeste opzichten ge-lijkgesteld. De „vrijheden ende exemption", door bewind-hebbers aan David Nassy en zijne volgelingen op Cayennetoegestaan, golden ook voor de overige bezittingen derComp. Art. 7 daarvan luidde:

„Oock zullen de Jooden genieten sodanige vryheyt vanconscientie met publicque exercitie, Cinagoge en schooiengelyck by henluyden gebruyckelick is in de Stad van Am-sterdam volgens de Leere van hunne ouderlingen, zondereenige verhinderinge, soo int district van dese colonie(Cayenne) als in alle andere plaatsen van onse domeynen,ende dat met alle exemption ende vryheden die onse inge-boorenen burgers genieten, want wy henluyden voor soo-danigen houden."

Page 3: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURAgAO 71

Deze zekerheid van vrije godsdienstoefening in eenekolonie, waar „de ware gereformeerde religie" de staats-kerk was, met nog de zekerheid voor lijf en goederen, lokteweldra het Joodsch kapitaal en de Joodsche „uytwyke-lingen". De verdrijving der Joden uit Brazilië door de Por-tugeezenkwam ook aan de bevolkingssterkte op Curacaoten goede. In een verzoekschrift van 1727 aan den gou-verneur (de vroegere titel was directeur) Jan Noach duFay noemden de Joden zelve, als het tijdstip hunner eer-ste vestiging op het eiland, het jaar 1659. Tevens werddaarin verklaard, dat zij bij hunne komst door bewind-hebbers der Comp. waren aanbevolen bij den directeurMatthias Beck „om hen met neegers, paarden en alles teassisteeren, en landen aan te wijzen". Voorts dat zij zichop die gronden met den landbouw hadden bezig gehouden„totdat zij mettertijd de negotie aangesleept hebben".

Wellicht hadden sommige van deze nieuwe kolonistenbehoord tot degenen, die met David Nassy naar Cayennewaren geweest, krachtens de vergunning van bewindheb-bers om aldaar eene kolonie te stichten, of op eene andereplaats aan de wilde kust van West-Indië. (Onder die wildekust verstond men de streken aan de noordkust van Zuid-Amerika, welke alleen door Indianen bewoond werden).Onder de emigranten uit Nederland behoorden ook gees-telijken; zoo werd bv. aan den rabbijn Josua Pardo in1674 vergunning verleend om met vrouw en zes kinderennaar Curacao te vertrekken met vrijstelling van de ver-schuldigde 2 pCt. recognitiepenningen voor zijn mede tenemen huisraad. Alle emigranten vestigden zich terhoofdplaats op een punt genaamd het Jodenkwartier, endaar hadden zij reeds vóór 1680 hunne synagoge gebouwdUit dat jaar dagteekent eene oorkonde, welke voorzienwas van de handteekeningen van den rabbijn JosseyahuPardo en Daniël Aboab, en het duplicaat in de Portu-geesche taal van de handteekeningen van een aantalJoodsche notabelen, luidende:

„Wy ondergeschreven alle van de Jootse natie vercla-ren ende attesteren by desen onse onderteeckeninge waerende waarachtigh te syn, dat wy naer genoomen resolutie

Page 4: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

72 JODEN OP HET EILAND CURAgAO

in de vergaderinge van onse kerk ofte Synagoge den heerdirecteur Nicolas van Liebergen eenige dagen na syn Ed.voorstellinge (inhuldiging) alhier door onse gedeputeer-den begroet ende bejegent hebben met een Regaal vaneen Lampet Schootel neffens een Lampet, synde silver,wegende beyde omtrent 13 marq. Syn Ed., na voorgaenderefuys, persuadeerende hetselve regaal te willen aanne-men, vermits het hier by onse Natie altyt de gewoonte isgeweest aen een nieuw gestelde directeur ofte gouverneurin diervoegen haere Salutatie te offereeren, alleenlyck omons alsoo in desselfs gunste en vrintschap gerecomman-deert te hebben. Considererende hetselve te wesen onseschuldige plicht ende eerbiedigheyt sonder meer, dienvol-gende verclaerende ende attesteerende dat wy in geener-hande manieren hebben gesolliciteert, veel minder oockvan den welgemelte heer becoomen of ter saacke voorsz.vercregen eenige saecken ofte dingen, die wy van syn Ed.Praedecesseurs omtrent onse handelinge niet al te voorensouden gehadt hebben, ende specialycken niet eenige hetminste consent en pouvoir omme met de Indianen endenaturellen van dit Landt te mogen handelen ende nego-tieeren, declarerende over sulcx voor de oprechte waer-heyt dat al sulcke beschuldigingen van wie dieselve oocksouden mogen voortkomen, zyn leugenachtigh,puur valschen verdicht. Twelcke wy desnoots en daertoe versochtsynde tevreden syn ende presenteeren met solemneleEede te bevestigen. Toirconde deses geteeckent inWillem-stadt op Curacao den 30 October 1680".

Deze verklaring kon echter niet beletten dat, toen Lie-bergen later bij bewindhebbers werd aangeklaagd wegensverschillende vergrijpen, de aanneming van deze zilverenlampet of schenkkan een der punten van aanklacht vorm-de. Zijne instructie toch verbood hem geschenken aan tenemen van personen, „welke van hem in zijne qualiteitiets te verzoeken of eenige zaken met de Comp. uitstaendehebben, of apparent zullen verzoeken". Voorts werd hemverweten dat hy de slaven der Comp. gebruikt had voorhet omheinen van plantages van particulieren, voor-namelijk die der Joden, en dat hij hun dezelfde (kosteloo-

Page 5: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 73

ze) assistentie verleend had bij den bouw hunner syna-goge. De vijanden van den gouverneur trachtten daarmeete insinueeren, dat voor deze goede diensten aan de Jood-sche gemeente de wederdienst waarschijnlijk niet was uit-gebleven.

In godsdienstzaken betoonde de Comp. zich gemeenlijktoeschietelijk tegenover de Joodsche „coloniers". Wan-neer er gouverneurs waren, die hen in de vrije uitoefeningvan hun godsdienst trachtten te bemoeilijken, dan wer-den deze daarover aanstonds terecht gewezen; in de par-nassim der Portugeesche gemeente te Amsterdam vondmen gemeenlijk goede pleitbezorgers. Zoo ontving bv. in1701 de gouverneur Nicolaas van Beek de aanschrijving:

„Dewyle wy van ter syden berigt syn geworden dat dievan de Joodsche Natie op het eylant Curacao, dewelckealtyd de vryheit en privilegie gehad hebben haar te gou-verneren en leven na haar Wet, gelyk hier te lande, in't houden van hare Sabatten, feestdagen als anders, al-thans (tegenwoordig) daarinne souden worden geturbeertende dat men haar die privilegie soude tragten te ont-nemen, ende alsoo sulcx strecken soude tot mercke-lyken nadeele van de commercie ende bevolkinge van 'tvoorsz. eylant, hebben wy nodigh geagt U.E. by desenaan te schryven ende serieuslyck te recommanderen dievoorsieninge te doen ende soodanigen ordre te beramen,dat die van voorsz. Joodsche Natie aldaar by hun vorigevryheit en privilegie, haer vergunt, werden gelaten."

Enkele ontspanningen en vermaken, van christen-bur-gers of schepelingen uitgaande, die aanstootelijk werdengeoordeeld voor de Joodsche medeburgers, werden voortsvan hoogerhand geweerd. Alleen was de houding der gou-verneurs ten dezen verschillend, al naar gelang zij denJoden gezind waren. Zoo hadden ten jare 1682 op WittenDonderdag de matrozen van een in de haven liggendenSpaanschen slavenhaler een zg. Judas aan de ra van 'tschip opgehangen en een spel gespeeld met schapen, aanwelke zij Joodsche namen hadden gegeven. De gemeentehad hieraan aanstoot genomen, vooral omdat men meen-de dat hun rabbi in die Judaspop zeer duidelijk was nage-

Page 6: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

74 JODEN OP HET EILAND CURASAO

bootst. De gouverneur Liebergen had toen aanstonds dienin effigie gehangen rabbijn van de ra laten nemen, en eenplakaat uitgevaardigd waarbij het verboden werd, opstraffe van 100 pesos (rijksd.) boete, arbitrale correctietot lijfstraf en bannissement toe, om aan beesten onchris-telijke namen te geven, of Judassen op te hangen vertoo-nende iemand van de Joodsche natie. Spaansche matro-zen lieten zich echter niet zoo licht hun genoegen beder-ven; toen onder het bestuur van Nic. v. Beek een derge-lijk incident zich voordeed, waarbij wederom het vee vanLaban betrokken was en Judas aan de ra hing, veroor-zaakte de repressie van dit vermaak een opstootje onderhet scheepsvolk. De zaak kwam in den Kolonialen Raadter sprake en werd nog een oorzaak van oneenigheid tus-schen den gouverneur en den kapitein der burgerij, die 'tnaar schijnt voor de Spanjaarden had opgenomen.

Dezelfde gouverneur, Nicolaas van Beek, kwam nog-maals met de Joodsche ingezetenen in botsing, toen hijhen wilde verplichten hunne slaven ook op den sabbathaan de fortificatiewerken der Comp. te laten arbeiden,'t Is waar, die slaven zelve waren niet van het Israelie-tisch geloof, maar de Mozaïsche wet gebood alsdan ont-houdenis van arbeid ook voor de onderhoorigen. Een ver-zoekschrift, door de Joden ter zake ingediend, werd nietingewilligd, waarop de zaak in hooger beroep kwam bijbewindhebbers. En deze bevreemdden zich over de weige-ring van den gouverneur omdat, blijkens vroegere er-varingen, de Joden zelve aan die sabbathskwestie nietzwaar tilden, wanneer de kolonie werkelijk in gevaar ver-keerde. Thans gelastten bewindhebbers dat aan het ver-zoek tot ontheffing alsnog voldaan zou worden, „want wyvermeynen het ten dienste en voordeele van de Comp. tewesen, dat de Joodsche Natie aldaar behoorlijk werde ge-mainteneert".

Onder de industriën, waarop de Joden zich aanvanke-lijk het meest toelegden, behoorde de landbouwindustrie;o. a. de cultuur van tabak, en daarmee verbonden de fa-brikatie van sigaren en snuif. Het duurde echter tot hetj aar 1783 alvorens de eerste snuiff abriek op Curacao werd

Page 7: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 75

opgericht door een Franschen Jood, afkomstig van St.Domingo, die daarmee zijn fortuin maakte. Er was eentijd waarin dit artikel veel voordeel opleverde; nog in de19de eeuw kon een schrijver over Curac,ao, S. v. Dissel,getuigen:

„De snuifverkoopers hebben het goed. Ongeloofelykveel snuif wordt er jaarlijks gedebiteerd daar bijna al watvrouwelijk is, als het slechts tot zekere jaren is gekomen,snuift, en onderscheidene heeren dit voorbeeld volgen.Een klein blikken doosje, dat onderscheidene keeren desdaags moet gevuld worden, is het bijna noodzakelijk ge-worden meubel, dat in zak of op tafel zelden gemistwordt."

Ook sigaren werden op het eiland bij duizendtallen ge-fabriceerd; de handel in dat artikel, zoomede in stroo-hoeden, huiden, maïs, katoen, copal, pinda's en anderecultuurgewassen was veelal in handen der Joden. Overden geldhandel legde dezelfde schrijver, v. Dissel, de ver-klaring af:

„Er wordt, vooral door de Israëlieten, veel met geldgespeculeerd; zij kunnen over veel geld beschikken enondernemen zaken waarover men verbaasd staat."

Er was echter nog een andere soort van handel, die vanzooveel grooteren omvang was dan de overige takken vannegotie, en waarbij tegenover veel risico ook aanzienlijkewinst stond; nl. de slavenhandel. Zonder slaven geen goed-koope werkkrachten — op de geringe inheemsche India-nenbevolking viel ten dezen niet te rekenen — en voorhet feit dat deze handel metterdaad berustte op menschen-roof waren in de 17de eeuw, en nog wel later, de gewetensals 't ware toegeschroeid. Verscheidene Joodsche koop-lieden namen aan dezen handel deel, ook aan den smok-kelhandel als zg. enterloopers of lorrendraaiers, want deaanvoer van slaven was een monopolie van de W. I.Comp. Zij waren in dit opzicht niet beter of slechter dande overige bewoners van het eiland, in een tijd waarin deslavernij eene gevestigde instelling was en Afrikaanschenegers de gewone werkkrachten op de plantages waren.Zelfs hooggeplaatste personen waren bij dien handel be-

Page 8: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

76 JODEN OP HET EILAND CURASAO

trokken en te Amsterdam, den zetel der West-IndischeCompagnie, waren gezworen makelaars in slaven geves-tigd, die met Spaansche handelshuizen in betrekkingstonden. De eigenaars van West-Indische plantages rust-ten zelve schepen uit om, in weerwil van het (moeilijk tehandhaven) monopolie der Comp. in Spaansche havenseene „zwarte lading" in te nemen en die naar Suriname,Curacao, Brazilië en elders over te voeren. Doch dat hetvolksgeweten over dit eeuwenheugend misdrijf wel eensontwaakte, verried somtijds de volksdichter, waar hij inzijne verzen of tooneelspelen dezen vloek der menschheidbrandmerkte. G. A. Bredero bv., die zoozeer in de toe-standen van zijne vaderstad Amsterdam thuis was, en diein zijn Moorse den jongeling Ritsart liet zeggen met hetoog op den slavenhandel in de Braziliaansche havenplaatsFernambuco:

Onmenschelyck ghebruyck! Godloose schelmery!Datmen de menschen vent tot paartsche slaverny!Hier zynder oock in stadt, die sulcken handel dryvenIn Farnabock: maar 't sal Godt niet verhoolen blyven.

Daarmee hielden slavenhalers echter geen rekening,Jood zoo min als Christen. Van een lid van eene bekendeCuracaosche familie, David Henriquez, leest men dat hijfactoor of agent was van de Compagnie van Guinee, welkebestond van den slavenhandel. Zijn broeder, Philippe Hen-riquez, gaf in 1699 een verslag van zijn wedervaren teCartagena, een Spaansche haven op de kust van Vene-zuela, werwaarts hij eene lading slaven had overgebracht.Hij werd in die haven gevangen genomen door de diena-ren der H. Inquisitie, omdat hij verdacht werd propagan-da te hebben gemaakt voor het Israelietisch geloof. Bijzijne ondervraging in de gevangenis legde hij de verklaringaf dat hij te Amsterdam was geboren en dat, „besneedezynde, door myn ouders was genaemt Jacob zoon vanMordechay Senior en naerdat ick in de Negotie was geco-men, ick myn Grootvader naem had altoos gebruyckt, teweeten Philippo Henriquez, waermeede overal bekentwas dat ick Joodt van Religie was."

Page 9: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 77

Deze Henriquez, die te voren in het Staatsche leger hadgediend, was sedert kapitein op een slavenhaler gewordenen had zijne gebrandmerkte waar — het bewys van eigen-dom werd den slaven in de huid gebrand — met voordeelafgeleverd in een dier havens van Venezuela, waarmedeCuracao een vaak levendigen handel dreef. Doch die han-del bracht somtijds geschillen teweeg, waarin ook de Jo-den werden betrokken. Door den gouverneur J. N. duFay, die in 1721 optrad, was voorgesteld een hospitaalvoor zieke en gekwetste zeelieden op te richten, wier ver-pleging en onderstand tot dusver zeer gebrekkig warengeweest; in die mate dat het vaak moeilijk viel om vol-doende volk voor de schepen te vinden. De kosten voordat hospitaal wilde hij bestrijden uit vrijwillige bijdragen,instede van uit de kas der Comp. Doch een paar leden vanden Raad, waar de zaak ter tafel kwam, beweerden dat ergeld genoeg in die kas zou wezen indien het invoerrechtvan één pCt. op Spaansche goederen niet op het drijvender Joodsche kooplieden ware afgeschaft. Daarbij zouzoo'n hospitaal het meest aan de belangen der Joden tengoede komen, daar bijna alle scheepvaart op het eiland inhunne handen was en zij de kaperschepen uitrustten,wier ondernemingen tegen de Antillen en vreemde bo-dems zooveel verlies aan dooden en gekwetsten veroor-zaakten. Wanneer nu de Joodsche belangen door de ver-werping van dit hospitaalplan ernstig schade leden —welnu, in 't ergste geval moesten zij dan maar van dereederij afzien en zich gaan toeleggen op de zaken van denlandbouw; zooals zij bij hunne komst op het eiland ge-daan hadden.

Dit betoog werd echter krachtig wederlegd door DavidSenior, als woordvoerder voor de Joodsche belanghebben-den. De geschillen over deze kwestie liepen zoo hoog, datde vergadering „in tumulte en oneenigheit" afliep; dateen der raadsleden, Isaac Levy Maduro, den gouverneurop hoogen toon afvroeg of men hier was gekomen om zichte laten beleedigen, en dat eindelijk David Senior handge-meen raakte met den bestrijder van het hospitaal-ont-werp Jan Martin, zoodat de gouverneur zelf tusschen

Page 10: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

78 JODEN OP HET EILAND CURACAO

beide moest komen om de vechtenden te scheiden.De zaak had nog tengevolge, dat de parnassim openlijk

in de synagoge den ban afkondigden tegen de raadsledenMartin, Berck en Eek, aan alle Israëlieten verbiedend ommet deze personen handel te drijven. Doch voor dezeeigenmachtige berechting werden zij door den gouverneurveroordeeld tot eene boete van 2000 pesos (rijksd.). Inhooger beroep kwam de zaak in de Kamer Amsterdamder W. I. Comp. terecht, welke de handelwijze der parnas-sim afkeurde, maar evenzeer het bezigen van scheldwoor-den in eene officiëele vergadering. Dit doelde op den uit-roep van het raadslid Cornelis Berck: „Zou ik mij latencommandeeren door donderse smausen!" — hetgeen toenvan beide kanten meer onakademische uitdrukkingenhad uitgelokt. In zake de uitgesproken boete werd degouverneur intusschen uitgenoodigd „alle mogelijke de-voiren aan te wenden om de executie van zoodanig vonniste modereeren". Men wist zeker wel, dat het op Curacaoniet anders gesteld was dan in Suriname, waar de gou-verneur Jan Jacob Mauricius zich eens uitgelaten had:„Gij zult eerder aan Hercules zijn knods dan aan eenNederlander zijn beurs ontweldigen!"

De gouverneur du Fay deelde de berisping der Kameraan de parnassim mede en bracht hun onder het oog datzij niet gerechtigd waren om zelf de wet in handen tenemen. Overigens gedroeg hij zich naar de aanwijzing vanbewindhebbers, die 't aan zijne prudentie hadden overge-laten om dit van blauwe oogen vergezeld geschil in derminne te vereffenen, en rust en vrede op het eiland te her-stellen. Hoofdzaak voor de Joodsche partij was, dat hetzeeliedenhospitaal toch tot stand kwam en dat deze stich-ting weldra een gunstigen invloed uitoefende op het be-mannen der schepen.

In 1731 was de Joodsche gemeente reeds tot zoodanigenwasdom gekomen, dat de synagoge vergroot kon worden.Maar 't was niet groot genoeg, want reeds tien jaren laterbleek het gebouw niet meer aan de behoefte te voldoen.Daarom werd vergunning gegeven om aan de overzijdeder haven, in Otrabanda, eene tweede synagoge te vesti-

Page 11: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 79

gen in een huis met erf, dat door Mozes Penso kosteloosvoor dit doel was afgestaan. De Joden, welke in dit stads-gedeelte hunne godsdienstplichten kwamen vervullen,verlangden nu onder eigen parnassim te staan, en niet meeronder die van de oude gemeente. Nieuwe beroering washiervan het gevolg. De parnassim van Willemstad kwa-men tegen dezen eisch in verzet en brachten het geschilvoor den Raad, waarop deze besliste dat de toestand opden ouden voet gehandhaafd zou blijven. Derhalve in denieuwe synagoge geen nieuwe parnassim. Nu wenddenzich ten jare 1746 Mozes Penso met een veertigtal zijnervolgelingen tot de Kamer Amsterdam en legden voor dezehunne grieven open. Doch 't was nagenoeg terzelfdertijddat 235 van hunne geloofsgenooten, „van de voornaemstevan de Joodse natie van het eyland", eene contra-mijnlieten springen. Zij verzochten nl. aan de Portugeesenegemeente te Amsterdam om bij de Kamer tegen het drij-ven van Penso c. s. te protesteeren en betoogden in hunverzoekschrift dat door twee synagogen, elk met eigenparnassim, eene geheele scheuring onder de Joodsche ge-meente op Curacao zou ontstaan.

De Amsterdamsche kerkvoogden voldeden aan dezeopdracht. Zij gaven daarbij aan bewindhebbers tevens tekennen dat, naar hunne overtuiging, de geschillen tendezen te wijten waren aan den invloed van zekeren Ita-liaanschen Jood, David Aboab *), afkomstig van Ja-maica. En aangezien deze scheuringmaker sedert naardat eiland was teruggekeerd, zoo was er alle kans dat deoneenigheden nu bijgelegd zouden worden. Bewindheb-bers zonden daarop aan den gouverneur Faesch instruc-tie om de zaak vooreerst op haar beloop te laten, en eeneoplossing af te wachten als door de Amsterdamsche par-nassim voorzien. Evenwel, contrarie die verwachting,duurden ook na Aboab's vertrek de geschillen tusschenbeide partijen nog voort, en liepen zelfs zoo hoog dat hetin 1749, in de Heerenstraat te Willemstad, tot eene vrij

' Tot dit geslacht behoorde waarschijnlijk de populaire opperrabbijnIshak Aboab, van wien portretten aanwezig waren op de Ghetto-tentoon-stelling van 1916.

Page 12: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

80 JODEN OP HET EILAND CURACAO

ernstige botsing kwam. Eerst in 't volgend jaar kwam ereen eind aan de zaak doordat de prins-stadhouder WillemIV een besluit uitgevaardigde (opgesteld in het Hollandsch,Spaansch en Portugeesch) waarbij aan de Israëlieten ophet eiland gelast werd zich met elkaar te verzoenen, enhunne parnassim te gehoorzamen. Een algemeene dank-en bededag werd uitgeschreven; aan kerkvoogden werdverboden om weer van den kerkelij ken ban gebruik temaken, tenzij in zeer notoire, gedecideerde gevallen, entevens werd bepaald dat de Israelietische gemeente zichvoortaan gedragen zou naar de reglementen, door deparnassim van de Portugeesche gemeente vast te stellenen door den prins goed te keuren. Maar dit zou geschie-den onverminderd de rechten en privilegiën, welke degemeente op Curasao reeds mocht bezitten.

Volgens de vigeerende bepalingen waren de Joden aan-vankelijk niet benoembaar tot leden van den KolonialenRaad. De instructie voor den in 1764 opgetreden gouver-neur Jean Rodier bepaalde, dat voor den Raad in aan-merking zouden komen „die van de voornaemste envroomste opgezetenen, doende professie van de Gerefor-meerde religie", mits ze niet onderling vermaagschaptwaren. Doch het voorbehoud daarbij luidde: „of zooda-nige andere Personen als de Comp. in tijden en wijlen zalgoedvinden tot Raden te eligeren en aan te stellen." Hetgeloof werd hierbij buiten spel gelaten; men had alsdanook de Roomschen en de Lutherschen, die te Willemstadmede hun eigen kerk hadden, moeten uitsluiten. In eenekleine koloniale samenleving was het exclusivisme omdes geloofs wille op den duur niet vol te houden; de hos-pitaalkwestie onder den gouverneur du Fay (1721—1730)toonde aan, dat er reeds in dien tijd Joden in den Raadzitting hadden. Alleen waren zij niet zoo ver als hunnegeloofsgenooten van de Joodsche Savanne in Suriname,wier onder het Engelsch bestuur verkregen voorrechtenbij charter van 17 Aug. 1665 waren vastgesteld, die eenezelfstandige burgerkompagnie onder een eigen kapiteinen officieren vormden en een eigen vierschaar haddenvoor het burgerlijk recht.

Page 13: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 81

De gemeente had ook haar eigen armwezen; zij onder-steunde hare behoeftige leden door eene maandelij kscheuitdeeling. Later, nadat Curacao in 1807 den Engelschenbij verrassing in handen was gevallen, werd ook eeneJoodsche Weeskamer opgericht en van eene instructievoorzien. Vóór dien tijd waren de parnassim en de pen-ningmeester belast geweest met de aè mtestafo boedelsvan personen tot hunne gemeente behoorende. Zij moes-ten alleen, alvorens die te aanvaarden, speciale kwalifi-catie van den Raad daartoe verzoeken.

Het Joodsche element vormde een van de drie groepen,waarin de bevolking van het eiland gesplitst kon worden;nl. de afstammelingen der oude Nederlandsche kolonis-ten, die van de geïmporteerde slavenbevolking en harebastaarden (kleurlingen) en die van de vroegere Spaan-sche bezitters van het eiland, welke grootendeels vanJoodschen stam waren. Ook bedienden deze Joden zichmeestal van de Spaansche taal, welke mede op de scholenonderwezen werd. Voorts van Engelsch en Fransch; hetHollandsch, ofschoon de officieele, ambtelijke taal, wasin het dagehjksch leven de minst gebruikelijke. Ten jare1911 waren er op het eiland ook slechts 302 geboren Hol-landers. Doch onder de Joodsche gemeente, die prat gingop hare meerdere beschaving boven de overige ingezete-nen, hare liefde voor Joodsche wetenschap, voor taal-,land- en volkenkunde, waren er velen die Hollandschspraken, of voor 't minst verstonden.

Het aantal Israëlieten op Curacao werd in 1899 geschatop een duizendtal. Twaalf jaren later werden op eene be-volking van 32.846 zielen, met inbegrip van de 174 mili-tairen van het garnizoen, 701 Israëlieten gevonden, en in1914 werd hun aantal opgegeven met 607. Zoo deze cijfersachteruitgang toonden, dan was dit wellicht te wijten aanhet feit dat de Joden, die als 't ware ééne groote familievormden, steeds huwelijken onder elkaar sloten. Of an-ders — want dezelfde oorzaak bestond reeds vroeger —dat er, door immigratie uit Nederland of van elders, nietmeer zooveel nieuw bloed in hunne gemeenschap kwam.

Onder alle wisseling van voor- en tegenspoed in de6

Page 14: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

82 JODEN OP HET EILAND CURASAO

kolonie, alle beroerten in eigen boezem, alle bestuursver-anderingen: van Spaansch tot Nederlandsen, van Ne-derlandsen tot Engelsch en van Engelsch weder tot Ne-derlandsen, handhaafde de Joodsche gemeente op Cura-cao zich als een aaneengesloten kerkgenootschap, ver-bonden door het geloof der vaderen. Zij handhaafde zichook als onafhankelijk lichaam; zelve stelde zij hare rab-bi's aan en betaalde die uit eigen middelen, terwijl zijnoch aan gouverneur en raad, noch aan bewindhebberseenige verantwoording schuldig was nopens den staatder gemeente of der kerkelijke kas. Alleen wanneer zijzelve de overheid met hare hoogloopende geschillen aanboord kwam, gaf zij tijdelijk die onafhankelijkheid prijs.Zij mocht roemen op eene synagoge ouder dan die vanParamaribo, welke eerst van 1719 dagteekende; en ookop het feit dat, toen de synagoge van de Joode Savannereeds tot een begroeide puinhoop was geworden, die vanWillemstad nog overeind stond als middelpunt van eenopgewekt godsdienstig leven. Meer nog mocht zij roemenop een bloei, die in koloniën van meer beteekenis achter-wege was gebleven.

Mr. H. J. Koenen schreef in zijne GwcA*^wts ^ r/ o i m t» iV^er/awi, dat de Hoogduitsche Joden opCuracao nimmer talrijk genoeg waren geweest om eeneafzonderlijke gemeente te kunnen vormen; en verder:

„Eene eigene Gescheidenis kan men dus ook naauwe-lijks zeggen dat deze Joodsche nederzetting heeft. Al-leenlijk verdient vermelding, dat toen in 1805 de En-gelschen een vruchteloozen aanval op dit eiland deden,de Joden aldaar woonachtig hun plicht ter verdedigingvan hetzelve moedig betracht hebben, zoodat een vanhen, zijnde Daniël Cardoso geboortig van Amsterdam,bij die gelegenheid gesneuveld is".

Het mocht inderdaad een opmerkelijk verschijnselheeten, dat in het kleine Suriname en op het nog kleinerCuracao het Jodendom zich aanstonds tot eene vasteeenheid consolideerde, terwijl in het zooveel grooter enrijker Oostindië die eenheid ver te zoeken was. De Jood-sche emigranten die, evenals de Christenen, Oostindië

Page 15: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

JODEN OP HET EILAND CURASAO 83

slechts als een groot passantenhuis plachten te beschou-wen, verlieten a/>ris /o^M«e /azte de kolonie metterhaasten keerden terug naar hun geboorteland; terwijl inWestindië de Joden eene vaste gemeenschap vormden engeslachten achtereen op den grond bleven wonen. InOostindië bleef het Jodendom eeuwen lang op losseschroeven staan. De vertegenwoordigers van het Semie-tische ras verloren zich als 't ware in de massa. Zij warener als eene verspreide kudde zonder herder, hun aantalwas niet voldoende om zich tot eene religieuse gemeen-schap aaneen te sluiten, noch bestond er een band meteene Amsterdamsche moedergemeente. Velen namen hetmet de ritueele voorschriften van hun godsdienst niette nauw, sommigen huwden Christen vrouwen, anderenwerden zelve Christen. Eene synagoge werd in hun mid-den niet opgericht, en het gestoelte van den rabbi bleefledig. Het zou tot op onze dagen duren alvorens zij, endan nog slechts op enkele hoofdplaatsen, eene eigen be-graafplaats konden aanleggen. Voor den orthodoxenJood was Oostindië eene verdorde provincie.

(Omtrent de reden waarom er zoo weinig Joden naarOostindië trokken stond de geschiedschrijver, Mr. Koe-nen, de meening voor:

„Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat zij uitde Oost zijn teruggehouden door de voor hen zoo ge-vaarlijke mededinging der Chinezen, die men wel eensde Joden van Oostindië noemt, daar zij door schran-derheid, doorslepenheid, ijverig winstbejag en rustelooze,wel eens woelige handelsbedrij vigheid het beeld derballingen uit Kanaan vertoonen. Neemt men deze ver-klaring aan, dan laat zich lichtelijk begrijpen waaromzij zich in de Westindiën, waar de inlanders door hunnebeperktheid van vermogens hun veel schooner gelegen-heid lieten, bij voorkeur gevestigd hebben").

Voor dezen gezonken staat in het groote Aziatischeeilandrijk gaven de Joode Savanne in de dagen van harenbloei, de synagoge van Paramaribo, de synagoge vanWillemstad, de sprekende tegenstelling. En sedert deJoden op den grond van Curagao onder de Nederland-

Page 16: JODEN OP HET EILAND CURASAO · JODEN OP HET EILAND CURASAO DOOR S. KALFF In het archief van de Portugeesche gemeente te Am-sterdam berusten bescheiden, waaruit blijkt dat te-gen het

84 JODEN OP HET EILAND CURA£AO

sche wet volkomen godsdienstvrijheid hadden gevonden,sedert zij op dit eiland hunne welvaart hadden opge-bouwd en de erfenis van de uitgestorven inheemsche In-dianenbevolking aanvaard, mochten zij het woord vanden Psalmist gedenken:

„En Hij (de Heer) gaf hun de landen der Heidenen,zoodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken. Op-dat zij zijne inzettingen onderhielden, en zijne wetten be-waarden" i).

•) Psalm CV. 44 en 45.