Joden Onder Islam Hoofdstuk 2.2

download Joden Onder Islam Hoofdstuk 2.2

of 17

description

“ Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn? ”De Joods Islamitische traditie.

Transcript of Joden Onder Islam Hoofdstuk 2.2

Wat wil de islam eigenlijk van mensen die geen moslim zijn?

De geschiedenis leert ons, dat we nooit iets geleerd hebben van de geschiedenis!!

De Joods Islamitische traditie.

Maar de verdere ontwikkeling en bespreking van de Rabbijnse wet dankt ook veel aan de categorien en de formuleringen, zelfs de terminologie van Islamitische juristen. Een duidelijke uitoefening is in de praktijk van responsa, de Rabbijnse teshuvot en de Islamitische fatwa. De vroegste nog bestaande voorbeelden van de twee zijn ruwweg eigentijds, maar hier kunnen we een gemeenschappelijke bron vinden in de responsa prudentium van de Romeinse juristen, die er veel eerder waren n ofwel en waarschijnlijk ten grondslag liggen aan beiden. In de literatuur van de filosofie en zelfs van de theologie kan men zonder aarzeling zeggen dat de invloed van de Islam naar het Jodendom vloeide en niet andersom. Het bewustzijn van een theologie van religieus geformuleerd geloof op basis van filosofische principes, was vreemd voor de Joden van Bijbelse en Talmoedische tijden. De opkomst van een Joodse theologie vond bijna geheel plaats in Islamitische landen. Het was het werk van theologen die zowel de concepten en de woordenschat (hetzij in het Arabisch of samengevoegd in het Hebreeuws) van de Islamitische kalam gebruikten. Dit illustreert een andere belangrijke invloed, de lexicologische (Leer van de woordenschat en de betekenis van de woorden) invloed van het Arabisch op het Hebreeuws. Arabisch en Hebreeuws zijn natuurlijk verwante talen met een grote gemeenschappelijke basis. Het ontlenen of nabootsen van lexicologisch materiaal van de ene naar de andere was dus makkelijk. Opgeleide Joden in Islamlanden in de middeleeuwen waren geheel bekend met beide talen. Een zeer groot deel van de filosofische en wetenschappelijke woordenschat van het middeleeuws Hebreeuws, waarvan een groot deel is overgegaan in het modern Hebreeuws, werd gevormd door caique of geleende vertaling uit het Arabisch. Om n voorbeeld te geven: de Hebreeuwse murkav, verbinding, is duidelijk een geleende vertaling van het Arabische murakkab. Er zijn vele andere soortgelijke totstandkomingen. Dit roept de grotere vraag van de Arabische invloed op Hebreeuwse filologie op (De historische en/of vergelijkende taal- en literatuurwetenschap). Joden die het Hebreeuws bestuderen om een beter begrip van de Hebreeuwse Bijbel te krijgen, volgden veel procedures bedacht door Moslims die het Arabisch onderzochten met een parallel doel om de heilige tekst van de Koran te bestuderen. De oorsprong , de groei en ontwikkeling van grammatica en lexicografie, de wens en het streven om een authentieke tekst vast te stellen, zijn opmerkelijk gelijk in de twee religies , en de vraag rijst onvermijdelijk of er een verband tussen te activiteiten van de Masoreten (Massora collectie van commentaar op de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament, dat is nageleefd tussen de 7e en 10e eeuw voor Christus (beschouwd als de autoriteit op het gebied uitspraak en grammatica) en hun zorg voor de tekstvaststelling van de Hebreeuwse Bijbel, en de parallelle en waarschijnlijk vroegere Moslim inspanning om een gezaghebbende tekst van de Koran vast te stellen. De Moslim invloeden op het Jodendom gingen verder dan de wereld van denken en geleerdheid en benvloede zelfs de rituelen en aanbidding van de synagoge. Dr. Naftali Wieder publiceerde enkele jaren geleden een opmerkelijke studie over Islamitische invloeden in de Joodse aanbidding. Dit is overigens n van de weinige wetenschappelijke Hebreeuwse werken vertaald in het Arabisch. In de literatuur en de kunsten is de Islamitische invloed op de Joden enorm, en het is bijna volledig n richting. Hebreeuwse pozie , in de middeleeuwse gouden eeuw , volgt zeer nauw op de intonatie en techniek van Arabische pozie en inderdaad het hele systeem van symbool en toespeling. Hoewel geschreven in een niet-Islamitische taal en schrift, behoren middeleeuwse Hebreeuwse pozie en veel van de proza literatuur tot dezelfde culturele wereld als Arabisch en de andere literaturen van de Islam. Islamitische invloed op Hebreeuwse pozie is niet beperkt tot de Joden van de Islamitische wereld; het is zelfs verspreid via Spanje naar de Provence. In de beeldende kunst, hebben het Jodendom en Islam bepaalde gemeenschappelijke opvattingen over de vertegenwoordiging van de mens en zelfs dierfiguren, en beide werden benvloed door de resulterende richting van artistieke expressie. Er zijn opvallende gelijkenissen tussen de Islamitische kunst en Joodse kunstwerken niet alleen geproduceerd in Islamitische landen, maar, net als bij pozie, ook in het Christelijke Europa, waar bijvoorbeeld Joodse boekverlichting enerzijds en Joodse Synagoge architectuur aan de anderzijds herkenbare Islamitische invloeden tonen. Een vergelijking tussen de Joden van het Christendom en de Joden van de Islam laat zien in hoeverre de Joodse minderheden de zeden en de normen van de dominante gemeenschappen overnamen, ook op het gebied van intieme persoonlijke en religieuze betekenis. Een duidelijk voorbeeld is de wet over het huwelijk. Een van de duidelijkste en meest opvallende verschillen tussen het Christelijk en Islamitisch gebruik is dat terwijl de Islam polygamie toestaat, maar geen bijvrouwen (concubines), verbiedt het Christendom beide. In de Christelijke wereld namen de Joden monogamie over en praktiseerde dit tot op het punt dat het een wetsregel werd; in de Islamitische wereld beoefende de meeste Joodse gemeenschappen polygamie of stonden het in ieder geval toe, tot zowat de dag van vandaag. Een ander zeer opvallend verschil is in de perceptie van het martelaarschap en de omstandigheden waarin het een plicht wordt. Er is een Joods-Christelijke traditie van martelaarschap - en dit is n geval waar men deze nogal overbelaste uitdrukking Joods- Christelijk gebruikt - volgens welke de gelovige beter afstand kan doen van zijn leven in plaats van zijn religieuze overtuigingen. Joden eren nog steeds de oude Joodse martelaren: Hannah en haar zonen, Rabbi Akiva en zijn metgezellen en vele anderen. Dezelfde traditie werd gehandhaafd door de Christenen en ook, zonder gebrek aan kansen, door de Joden in Christelijke landen. Christendom was een religie die martelaren zowel creerde als verstrekte. In de Islamitische wereld gaven zowel de Moslims als hun onderdanen, met misschien wel de gedeeltelijke uitzondering van de Sjiieten, een wat meer ontspannen beeld. In een reeds aangehaalde vers, bepaalt de Koran dat er geen dwang is in de godsdienst, welke werd uitgelegd als mensen die niet kunnen of mogen worden gedwongen hun geloof te veranderen, tenzij ze natuurlijk heidenen en afgodendienaren zijn, in welk geval zij dan geen aandacht verdienen. Maar er waren weinig of geen heidenen of afgodendienaren in de centrale landen van de Islam, waar de belangrijkste traditie werd gevormd en waaruit het gemeenschappelijke historische geheugen zich ontleent. Voor Christenen en Joden onder Islamitische heerschappij, kwam de kwestie van gedwongen bekering en dus van het martelaarschap zelden aan de orde. Voor de Moslims zelf, kwam het pas eeuwen later aan de orde. De Islam beschikt echter over het begrip van martelaarschap, wat inderdaad wordt gempliceerd door een woord met dezelfde betekenis. De Islamitische term voor martelaar is shahid, vanuit het Arabisch wat getuigen betekend, en komt dus overeen met het Griekse martyros. Het gewone Arabische woord voor een getuige in de juridische zin is shahid, van dezelfde oorsprong. Maar een Moslim shahid is iets heel anders dan een Joodse of Christelijke martelaar. De shahid is iemand die sterft in de strijd en vecht in de heilige oorlog voor de Islam. Omdat de heilige oorlog een religieuze verplichting is voor de gelovigen, en diegenen die voldoen aan die plicht en worden gedood worden beschouwd als martelaren in de technische Islamitische betekenis van het woord, en komen in aanmerking voor de beloningen van het martelaarschap. De Joods-Christelijke notie van martelaarschap, te lijden en te getuigen voor zijn geloof in plaats van het geloof af te zweren, is niet onbekend bij de Islam. Het lot van de Medina Joodse stam van de Banu Qurayza, die de dood accepteerde in plaats van hun geloof af te zweren, is een deel van de semi - gewijde biografie van de profeet en is omgeven met respect, soms grenzend aan bewondering. Maar dit werd niet gezien als een voorbeeld voor Moslims te volgen, als het niet om een andere reden was, want in de vroege vormende eeuwen van de Islamitische geschiedenis was de vraag niet aan de orde en werden de Moslims niet op de proef gesteld. In de zeldzame gevallen waarin Moslims onderworpen werden aan religieuze dwang, was dat binnen het geloof in plaats van buiten, en ontstond uit pogingen van n of andere school die de Islamitische Leer uitsprak en op de rest oplegde. In een dergelijke situatie was het normaal om een lankmoediger kijk aan te nemen op de naleving ervan, en de Leer groeide en werd algemeen aanvaard dat het toegestaan was om zijn ware geloof te verbergen zolang men het in eigen hart en geest bewaarde, dat het redelijk was zich aan te passen aan de heersende doctrines om te overleven, zodat te zijner tijd, wanneer de omstandigheden gunstiger waren, men hun ware geloof zou kunnen hervatten en verkondigen. Zodra dit principe werd aangenomen, was het in staat zich uit te breiden. Eeuwen later, met de Islamitische terugtocht uit Spanje en Itali, werden Moslims geconfronteerd met een nieuwe en veel grotere bedreiging voor hun geloof, niet alleen de druk van een rivaliserende Islamitische Leer, maar de vastberaden vervolging van een concurrerende religie. Sommigen kozen martelaarschap of verbanning. Anderen pasten zich aan en bewaarde hun eigen religie in het geheim, zolang dat mogelijk was. Deze reactie op de vervolging is natuurlijk bekend in de Joodse geschiedenis en staat bekend als marranise, de praktijk van de Spaanse en Portugese Maranen die getroffen waren door de bekering tot het katholicisme, maar hun Joodse geloof behielden en in zekere mate zelfs in het geheim aanbeden, totdat zij in een andere tijd of meer algemeen een andere plaats kwamen, waar het mogelijk was om openlijk terug te keren naar hun eigen geloof. Belangrijk is dat het fenomeen van marranisme in de Joodse geschiedenis zich vrijwel beperkt tot de landen van de Islamitische beschaving of invloed. De opmerkelijke voorbeelden zijn de Joden van Spanje en Portugal na de verdrijving. Andere voorbeelden zijn geattesteerd in Islamitische landen van Noord-Afrika naar Iran en Centraal-Azi. Het is bijna volledig onbekend bij de Joden van het Christendom die aan oneindig veel grotere vervolgingen leden, in een nieuwsgierige overeenstemming met hun vervolgers, voor de dood kozen of verbanning in plaats van onderwerping. Sommige middeleeuwse Joodse auteurs, onder wie de grote Maimonides, probeerde zelfs om een theoretische rechtvaardiging voor dit contrast te bieden en voerde op theologische gronden aan dat terwijl een Jood marteling en dood moet lijden in plaats van te spreken van een Christelijke geloofsbelijdenis, hij zich kan bekering tot de islam om te overleven. Het grote verschil was dat terwijl de Joden de Islam erkende als een strikte monothesme gelijk zij erop na houden, hadden ze wat twijfels over het Christendom welke ze deelden met de Moslims. Voor degene die beide verklaringen niet geloofden, was het minder meineed te getuigen dat Mohammed de profeet van God was, dan te getuigen dat Jezus de Zoon van God was. Deze onderscheidingen, terwijl er geen twijfel bestond op basis van een onvolkomen begrip van de Christelijke Leer, waren niettemin van belang bij het vormgeven van interreligieuze attitudes. Een ander punt waarop het Jodendom en de Islam dichter bij elkaar waren dan elk van hen tot het Christendom, was de kwestie van de spijswetten. Islamitische spijswetten zijn niet zo streng als die door de Rabbijnse wet worden opgelegd. De versoepeling van een aantal van deze beperkingen is specifiek in de Koran vermeld en inderdaad werd de bereidheid om kameelvlees te eten soms gebruikt als een test van de oprechtheid van een Joodse bekeerling, veeleer de manier waarop het eten van varkensvlees was opgelegd aan Joodse bekeerlingen tot het Christendom. De Moslims echter deelde het Joodse verbod op het varken en enkele mindere kwalijke zaken. Belangrijker is dat zij het besef deelden, onbekend in het Christendom, dat sommige voedingsmiddelen waren toegestaan en andere verboden door de goddelijke wet. Dit kan zelfs praktische consequenties hebben. Moslims werd door de meeste religieuze autoriteiten toegestaan Joods vlees te eten, een zaak van enig belang wanneer men in het buitenland reisde in landen waar er Joodse gemeenschappen woonden, maar geen Moslims. Joden van hun kant echter, terwijl het hen niet was toegestaan Moslims vlees te eten, hadden toch veel grotere affiniteit met de algemene Islamitische houding. De belangrijkste uitzondering was de Sjiitische Islam die, door zijn nadruk op rituele reinheid en op het vervuilende effect van contact met een dhimmi die voedsel bereide of zelfs door een Jood aangeraakt was afwezen als onrein, laat staan dat ze de rechtmatigheid van Joods vlees toestonden. Als we vergelijken maken met de Islamitische houding tegenover Joden en de behandeling van de Joden in de middeleeuwen met de positie van Joden te midden van hun Christelijke buren in het middeleeuwse Europa, zien we enkele opvallende contrasten. Zelfs de vijandelijkheden van de twee grootste gemeenschappen verschillen aanzienlijk. In de Islamitische samenleving is vijandigheid jegens de Jood niet theologisch. Het is niet gerelateerd aan een specifiek Islamitische Leer, noch aan enig bijzondere omstandigheid in de Islamitische heilige geschiedenis. Voor Moslims is het geen deel van de barensween van hun religie zoals het voor Christenen is. Het is eerder de gebruikelijke houding van de dominante aan de ondergeschikte, van de meerderheid op de minderheid, zonder extra theologische en daarom psychologische dimensie wat Christelijk antisemitisme zijn unieke en bijzondere karakter geeft. Mede door het niet - ideologische karakter van de vijandigheid tegen Joden, deels ook vanwege de Joodse minderheid in Islamitische landen, in tegenstelling tot die van het Christendom, n van de vele minderheden in een divers en pluralistische samenleving, vielen ze veel minder op. Dit is over het algemeen een voordeel. Over het algemeen schonken moslimpolemisten weinig aandacht aan de relatief onbelangrijk Joden. Voor zover ze zich vaardigden om de vervangen religies te bespreken, ze zijn veel meer bezig met de Christenen die, als de dragers van een concurrerende evangeliserende religie en meesters van een rivaliserend universeel Rijk, bood een serieus alternatief en dus een potentile bedreiging voor de Islamitische dispensatie en de Islamitische oecumene (bijvoeging vertaler: Oecumeneis afgeleid van hetGrieksewoord ,oikoumendat wil zeggen de bewoonde wereld. Met deze term wordt gewoonlijk een groeien naar religieuze eenheid aangeduid, verwant met hetirenisme. In de brede betekenis kan dit gezien worden als een streven naar wereldwijde religieuze eenheid, een eenheid van alle christelijke kerken). De Joden boden geen politieke bedreiging voor de Islamitische wereldorde, geen religieuze uitdaging voor het Islamitische geloof, noch concurreerden ze, zoals de Christenen, met de Moslims voor de loyaliteit van de nog onbekeerde heidenen. Ondanks de veroordeling van Joden en het Jodendom in de Koran, en in beide zowel nabeschouwing als de hadith, was de anti-Joodse polemiek zeldzaam, en indien het tevoorschijn kwam bleek het bijna altijd het werk van Joodse bekeerlingen tot de Islam te zijn die hun eigen verandering van geloof rechtvaardigden en hun nieuwe geloofsgenoten feiten en argumenten gaven om te gebruiken tegen hun oude geloof. Ongeveer hetzelfde kan worden gezegd over Christelijke bekeerlingen die, vanwege hun grotere aantallen en het belang, een veel grotere indruk achterlieten. De ideen en houdingen gebracht door Christelijke bekeerlingen tot de Islam, was een zekere vijandigheid jegens de Joden, die soms islamitische geschriften over dit onderwerp benvloede. Professor Moshe Perlmann, die van deze literatuur een uitgebreide studie heeft gemaakt, merkt op dat: Het lijkt erop dat een zeer grote beslissende mate waarmee Islamitische polemiek tegen Joden en het Jodendom ontstaan en gevoed werd door Christelijke bronnen, deels pre - Islamitische, welke uitmondt in het Islamitische milieu met de massale bekering van de Christenen. Deze argumenten werden vervolgens deels onderdeel van de anti-Joodse kennis van oudheid en werden vernieuwd door Joodse bekeerlingen. Er was een voorraad van argumenten voor de Islam en tegen de oudere godsdiensten , een door Joodse en Christelijke bekeerlingen geleverde voorraad aan Islam. Waar specifieke verwijzingen naar Joden en het Jodendom staan in Islamitische religieuze geschriften, zijn ze meestal nogal negatief. Gezien de overwegend vijandige voorstelling van de Jood in zowel de Koran en de hadith, en de voornamelijk Christelijke bron van een groot deel van de informatie over de Joden die later werd overgenomen, is dit niet verwonderlijk. Er zijn uitzonderingen. Zo stelt de 10de eeuwse Baghdadi theoloog al- Baqillani in een werk van de Islamitische zaak tegen andere religies en filosofien, welke een bespreking omvat van het Jodendom. Zijn behandeling van de Joodse geschriften en overtuigingen is kort, maar goed gedocumenteerd. Het is ook vrij van scheldwoorden en is integendeel hoffelijk zelfs respectvol in toon. In een tijd waarin theologische verschillen in en tussen religies meestal grote passies wekte, uitgedrukt in krachtige taal, is zulke matiging opmerkelijk. Wat misschien nog opmerkelijker is, is dat in de klassieke oudheid er slechts n serieuze aanval op het Jodendom geschreven is door een belangrijke auteur die ons opviel. Dit is een verhandeling door de geleerde, eren- socioloog en literator Ibn Hazm (994-1064), een dominante figuur in de intellectuele geschiedenis van het Islamitische Spanje die bekend staat vanwege zowel een charmant boek over hoofse- en potische liefde en een belangrijke verhandeling over de religies van de wereld. De laatste laat zijn harde en intolerante houding niet alleen tegenover niet - Islamitische religies zien, maar ook in de richting van die vormen van Islam die verschilde van zijn eigen. Daarnaast schreef Ibn Hazm een anti - Joodse verslag welke een pamflet, naar verluidt geschreven door Samuel Ibn Nagrella waarin hij de Islam aanviel, weerlegde. Ibn Hazm had Samuels verslag niet gezien, als het inderdaad ooit heeft bestaan, en daarom weerlegde hij op basis van een eerdere Moslim weerlegging. Het boek heeft een zeer vijandige inhoud en toonaarde en stond zeker niet los van Ibn Hazm 's wrok jegens Samuel Ibn Nagrella (993-1056), die van een opmerkelijk succesvolle carrire genoot als staatsman en generaal in dienst van een Islamitische heerser en, als een geleerde, dichter en gemeenschappelijke leider onder de Joden. Het is moeilijk te zeggen hoeveel invloed Ibn Hazm 's tirade had op de middeleeuwse Islamitische opinie. Het is zeker belangrijk dat dit het enige bekende boek in zijn soort is. In Ibn Hazm s belangrijkste verhandeling over religies, besteedt hij meer ruimte aan het Jodendom dan het Christendom. In deze wanverhouding, zeker te wijten aan de bijzondere omstandigheden van het Zuiden van Spanje in zijn tijd, is hij vrijwel alleen. De meeste schrijvers besteden veel meer aandacht aan de Christenen, niet alleen zoals reeds gezegd, door hun aantal en belang, maar ook omdat, als een vast onderdeel van de bureaucratie en de intelligentsia van de steden in het Midden- Oosten, waren ze beter bekend en meer vertrouwd bij Moslimgeleerden. Waar we een meer positieve houding vinden van Islamitische auteurs die de Joden en het Jodendom bespreken, is het soms de context van rationalistische of zelfs sceptische gedachte, soms van Soefimystiek. Voor zowel de scepticus als de mysticus was het verschil tussen de godsdiensten niet van groot belang. Voor de n waren ze allemaal even onjuist, voor de andere bijna even waar. Meer in het algemeen had, onder de stedelijke middenklasse in tijden en plaatsen met een hoge beschaving, een meer tolerante en liberale houding de overhand en werd uitgedrukt in de literaire bronnen. De verspreiding van rationalistische relativisme en mystieke panthesme hebben beide ongetwijfeld bijgedragen aan dit resultaat. Dit alles hielp bij het creren, in eerdere maar niet latere Islamitische periode, van een soort symbiose tussen Joden en hun buren die geen parallel kent in de Westerse wereld tussen de Hellenistische en moderne tijden. Joden en Moslims hadden uitgebreide en intieme contacten inhoudend sociale en intellectuele genootschappen-samenwerkingsverband, onderlinge contacten, zelfs persoonlijke vriendschap. Met uitzondering van bepaalde mystieke dichters die op de eenheid van alle religies aandringen, was er geen neiging aan de Islamitische kant gelijkheid toe te geven; maar er was toch een houding van leven en laten leven en zelfs een zeker respect voor de bezitters en zenders van oudere culturen en openbaringen. Dus bijvoorbeeld in de 11de eeuw somde Toledo, een Moslim qadi, in een boek over de Categorien van de Staten de acht landen op, die hebben bijgedragen aan de groei van de wetenschap onder de mensheid. Ze zijn: de Indianen, Perzen, Chaldeen, Grieken, Romeinen (een term die deByzantijnen en Oosterse Christenen in het algemeen omvat), Egyptenaren (wat de oude Egyptenaren betekent), Arabieren (waaronder Moslims in het algemeen) en Joden. De Joden zijn dus in goed gezelschap en het hoofdstuk aan hen gewijd is vriendelijk van toon en kwa inhoud goed genformeerd. In de vroege tijden in de qadi notities, onderscheiden de Joden zich niet in de filosofie, maar waren vooral bezig met het bestuderen van de Heilige Wet en het leven van de profeten. In dit laatste onderwerp waren ze als beste van iedereen op de hoogte en waren dus een belangrijke bron van informatie voor Moslimgeleerden. Isral was de bakermat van de profetie en het was onder dit volk dat het apostolaat voor het eerst verscheen. De meerderheid van de profeten, merkt hij op, waren Joden. De rest van het hoofdstuk is gewijd aan Joodse wetenschappers en geleerden in Islamitische landen, eindigend met tijdgenoten van de auteur in het Islamitische Spanje. Hoewel deze bewonderende informatie van Joodse prestatie vrijwel uniek is in de klassieke Islamitische literatuur, zijn er discussies over de Joodse religieuze overtuigingen en sektarische verdeeldheid en ook van de chronologie en kalenders, onderwerpen die moslimgeleerden leken te interesseren. Deze interesse werd zonder twijfel gewekt door de Koran verwijzingen naar Bijbelse personen en gebeurtenissen, waarvan sommige zo hun weg vonden naar de klassieke Islamitische geschiedschrijving. De oude Joodse helden en profeten waren, zo gezegd, het recht gegeven van toegang tot de Islam door de Koran en sommige Moslimgeleerden ging zelfs zo ver om vollediger informatie van andere bronnen waaronder Joodse, om de korte en soms cryptische Koran toespelingen, aan te vullen. Zo'n zoektocht, inzake de studie van afgeschafte geschriften en vervangen religies, vereist enige intellectuele durf en er waren dan ook weinigen die het ondernamen. Echter genoeg deden het om het islamitische leren kennis te laten maken met een zekere mate van Bijbelse en Rabbijnse informatie. Terwijl de vroegere universele geschiedenis meestal enigszins rekening hield met de profeten voor Mohammed, is het niet voor de late Middeleeuwen dat we aansluitende geschriften vinden van de Joodse geschiedenis. Twee werken zijn vooral belangrijk bij de grotere universele geschiedenis, geproduceerd door Arabische en Perzische auteurs in de latere middeleeuwen. Rashid al-Din (1247-1318), zelf een Jood bekeerd tot de Islam die in zijn universele geschiedenis een beschrijving van de geschiedenis van de kinderen van Isral, gebaseerd op het Oude Testament en aangevuld, voor de post - Bijbelse periode, door gespecificeerd apocriefe materialen. In tegenstelling tot de meeste andere Islamitische schrijvers over de oude Isralitische geschiedenis, heeft Rashid al -Din niet zijn beschrijving geindigd met de vernietiging van de Tweede Tempel in het jaar 70, maar verwijst kort naar de opstand van Bar Kochba en zijn onderdrukking: Toen kwam Hadrianus en vernietigde deze plaats en nam de mensen met al hun bezittingen in gevangenschap. Hij eindigt zijn verhaal met een opsomming van de Byzantijnse en Romeinse Keizers die de heerschappij voerde over Palestina tot aan de Arabische verovering. Een andere belangrijke Islamitische historicus Ibn Khaldun (1332-1406), voegt ook een verslag bij van de kinderen van Isral in zijn overzicht van de geschiedenis van het universum; het is afgeleid van een Arabische vertaling, gemaakt door een Jemenitische Jood, van de Hebreeuwse Kroniek van Josippon, en vrij gebaseerd op de geschriften van Josephus. Sommige documenten van de Kroniek van Rashid al -Din bevatten illustraties, met de bedoeling voorvallen af te beelden in de geschiedenis van de oude Isralieten. Uitbeeldingen van Joden, zoals van andere specifieke etnische of religieuze elementen, zijn uiterst zeldzaam. Echter, over het algemeen kregen de Joden weinig aandacht van Islamitische auteurs of historici en theologen, en zoals positieve reacties zeldzaam zijn, zo zijn ook de aanvallen. Terwijl de Joden onder Islam niet onderworpen werden aan beroepsmatige beperkingen, zoals we in Europa vinden, was er een tendens, voor een verscheidenheid aan redenen, voor Joden een voorkeur voor sommige beroepen en vermeed men andere. Er waren duidelijke hindernissen voor een militaire of bureaucratische loopbaan; getalenteerde en geschoolde Joden vonden toen andere beroepen, waarbij ze soms een heel belangrijke rol speelden maar nooit een overheersende rol. Er is een oud Arabisch gezegde dat de Jood tot grootheid stijgt met ofwel het medicijnfles of de geldbuidel in zijn hand. Dit drukt een algemeen verifieerbare historische waarheid uit, dat de twee manieren voor een ambitieuze Jood was om succes te hebben, hetzij door de uitoefening van de geneeskunde of de omgang met geld. De voordelen van deze twee beroepen zijn duidelijk. Met betrekking tot geld hadden de Moslims een hele reeks verbodsbepalingen en belemmeringen over de omgang met geld en edele metalen, en werden gezien als gevaarlijk voor hun onsterfelijke ziel. Een gevolg van dit gevoel was dat in de Islamitische wereld deze zaken grotendeels werden overgelaten aan Christenen en Joden. Heersers die behoefte hebben aan contant geld deden vaak een beroep op de diensten van dhimmi bankiers, en in staat om op hun beurt gebruik te maken hun eigen netwerk van geloofsgenoot collega's verspreid over de verre Islamitische heerschappijen. De mogelijkheid om geld te bevoorraden op korte termijn en in grote hoeveelheden was een uitstekende manier om toegang en gunst te krijgen aan het hof. De uitoefening van de geneeskunde had ook zijn voordelen. Wanneer de mensen erg ziek zijn, daar de wens om de beste medische behandeling te krijgen waarschijnlijk zelfs de sterkste religieuze vooroordelen overwinnen. In de middeleeuwse Islam waren de Joodse artsen, zoals in sommige andere tijden en plaatsen, niet afhankelijk van publieke benoeming maar van hun privpraktijk en waren in staat zo ver te gaan als hun talenten hen zouden brengen. Hun toegang tot andere talen en dus aan andere instanties van medische literatuur gaf ze soms een voordeel ten opzichte van hun Islamitische collega's. Een succesvolle arts kan hoge ambtenaren en zelfs heersers onder zijn patinten hebben. Door de nauwe en directe toegang tot het centrum van de macht die deze hem gaf, kon hij wat voordeel voor de Joodse gemeenschap bereiken waartoe hij behoorde en natuurlijk voor zichzelf, zijn familie en zijn vrienden. Af en toe vinden we Joodse artsen die een wat belangrijke politieke rol spelen, maar dit is zeldzaam in de middeleeuwen en meestal is op een bepaald moment bekering tot de Islam vereist voordat de beoefenaar zijn positie ten volle kan benutten. In een samenleving geregeerd door persoonlijk autocratisch bewind, was toegang tot de heerser een belangrijke, vaak de enige, weg naar posities met macht en invloed. Maar dit soort macht, zoals de autoriteit van waaruit deze afkomstig is, was altijd onzeker. Het kon abrupt en pijnlijk worden beindigd door de dood of afzetting van de heerser, door het verlies van het voordeel van de favoriete, of door een eenvoudige verandering in de politieke omstandigheden. Zo'n val , na zo'n stijging, kunnen vaak catastrofaal zijn voor de familie en de gemeenschap van de gevestigde exploitant, die met hem rees en daalde. Als geneeskunde en geld de twee routes waren waarlangs een Jood politieke macht kon bereiken, waren er andere manieren om een inkomen te verdienen. De Joodse armen lijken over het geheel uit kleine kunstenaars en ambachtslieden te hebben bestaan; de Joodse rijken waren kooplieden, en in de eerdere periode vormde zij een belangrijk onderdeel van de handelsgemeenschap van het Islamitische Rijk. Als over het algemeen Joden de neiging hadden om richting Handel te trekken die om n of andere reden door Moslims als onwelwillend werden beschouwd, waren er andere gevoelige beroepen, om het woord van professor Goitein te gebruiken, die Joden veiliger vonden te vermijden. In de brede waaier van Joodse industrile en commercile activiteiten, terug te vinden in de Geniza documenten uit het middeleeuwse Egypte, zijn er aanzienlijke hiaten. De meest opvallende zijn die verband houden met voeding, transport en oorlog. Joden komen niet voor als distributeurs in de belangrijke granen zoals tarwe, gerst en rijs, noch zijn zij bezig met het fokken of verkopen van vee voor voedsel. Zij hadden niets te maken met de handel in kamelen, paarden en andere rij- en lastdieren. Ze kochten en verkochten geen wapens, behalve in beperkte mate voor hun eigen bewakers. Ook in deze stukken is er een verwijzing naar de Joodse deelname aan de slavenhandel, hoewel Joden een deel in deze handel in andere tijden en plaatsen speelde. We kunnen alleen maar gissen naar de redenen voor deze uitsluitingen, die zeker niet universeel zijn in de Islamitische geschiedenis. Goiteins suggestie dat deze handel in een strategische betekenis gevoelig is, is misschien wel het antwoord. Het is zeker veelbetekenend dat terwijl de Joden geen handel dreven met het Christelijke Europa in deze grondstoffen, ze goed waren vertegenwoordigd in de handel met India, waar geen grote religieus of militair conflict bestond. Er was een manier waarop de Jood altijd iedere en al deze moeilijkheden kon overwinnen en dat was door bekering tot de Islam. In de loop van de eeuwen waarin Joodse gemeenschappen leefden onder Islamitische heerschappij, omarmde een aanzienlijk aantal Joden om de n of andere reden de Islam. Onze informatie over dergelijke bekeringen is over het algemeen schaars. Joodse schrijvers staan liever niet stil bij zon pijnlijk onderwerp, terwijl Islamitische auteurs het nauwelijks het vermelden waard vinden. Voor de Moslims had de bekering van de Joden naar hun geloof, in tegenstelling tot de Christenen, geen speciale theologische betekenis. Het was slechts een deel - een relatief klein deel - van de onvermijdelijke verspreiding van het ware geloof onder de mensen. Dergelijke informatie als onze, betreft voor het grootste deel drie situaties: De bekering van de genoemde en prominente personen, die enkele historische en biografische literatuur doet ontwaken; bekeringen die aanleiding geven tot juridische geschillen op het gebied van persoonlijke status en dus wat verslag achterlaat; en tot slot, de relatief weinige keren wanneer, hetzij door dwang of aantrekkingskracht, grote aantallen Joden, oprecht of anderszins, het dominante geloof aannamen. De eerste golf van zulke bekeringen leken plaats te vinden in de begin jaren van de Islam. Voor sommige Joden in die tijd leek de komst van de Profeet in Arabi en de oprichting van een nieuwe wereld macht die de macht van zowel Rome en Perzi ten val bracht en Jeruzalem en het heilige land van het Rijk en van Byzantijn, een voorbode van de dreigende vervulling van de Joodse profetien en de komst van het Messiaanse tijdperk. Fragmenten van Joodse apocalyptische en andere geschriften van de tijd gaven een indicatie van de vurigheid en gewekte verwachting door de vroege Arabische overwinningen. Een piyyut (liturgisch gedicht), waarschijnlijk samengesteld na de eerste Arabische overwinningen in Palestina maar vr de verovering van Jeruzalem ofwel of de Romeinse provinciehoofdstad Caesarea, kan als voorbeeld dienen: Op die dag wanneer de Messias, zoon van David, voor het onderdrukte volk zal komen zullen deze tekenen worden gezien in de wereld, en zal worden doorgegeven: Aarde en hemel zal verwelken, en de zon en de maan zal worden bezoedeld, en de bewoners van het land zullen stil worden. De Koning van het Westen en de Koning van het Oosten zullen elkander kwellen en de legers van de Koning van het Westen zal vast in het land standhouden. En een Koning zal vanuit het land van Yoqtan gaan zijn legers zullen het land bemachtigen, de bewoners van de wereld zullen worden beoordeeld en de hemelen zullen stof regenen op de aarde en winden zullen zich verspreiden in het Land. Gog en Magog zullen elkaar uitdagen en angst ontsteken in de harten van de Heidenen. En Isral zal worden bevrijd van al hun zonden en zal niet meer ver van het huis van gebed Zegeningen en vertroostingen zullen over hen komen, en zij zullen worden gegraveerd in het Boek des Levens, de Koningen uit het land van Edom zal niet meer zijn en het volk van Antiochi zullen rebelleren en vrede maken en Ma'uziya en Samaria zullen worden getroost en Acre een Galilea zal barmhartigheid worden gegeven. Edomieten en Ismal zullen strijden in het dal van Acre tot de paarden zinken in het bloed en in paniek geraken. Gaza en haar dochters zullen worden gestenigd en Ascalon en Ashdod worden met angst bevangen. De sfeer van verheerlijking passeert naarmate het duidelijk werd dat het Rijk van de kaliefen, weliswaar een aanzienlijke verbetering toont ten opzichte van het Joodse standpunt over wat eerder gebeurd was, was nog niet de vervulling van Joodse Messiaanse dromen. Veel Joden werden bekeerd tot de Islam en identificeerden zich met het nieuwe geloof en voorrecht; de rest paste zich geleidelijk aan een nieuw bestaan aan,onder Islamitische heerschappij, en evolueerde in loop van tijd van een nieuwe symbiose met de Islamitisch Arabische heersers. Joodse Messiaanse verwachtingen van de Islam stierven niet geheel uit en verscheen van tijd tot tijd in synkronistische (aanvulling vertaler: verzoening van verschillende geloven) Messiaanse bewegingen geleid door Joodse eisers om de titel van Messias. Een daarvan was een zekere Abu 'Isa van Isfahan, een Joodse valse Messias van het begin van de 8ste eeuw, die, terwijl hij beweerde de Joodse Messias te zijn, bereid was om de echtheid en geldigheid van zowel het Christendom als de Islam te erkennen voor de Christenen en Moslims. Dergelijke bewegingen werden steeds zeldzamer. In de latere eeuwen was de meest gebruikelijke reden voor grootschalige of massale bekering dwang of onderdrukking. Soms had een Islamitische heerser, in weerwil van zowel de Islamitische wet als traditie, de verplichte Islamisering van zijn Joodse onderdanen verordend en ingevoerd, die reageerden met bekering, Maranisme of emigratie. Gedwongen bekering van dit soort was betrekkelijk zeldzaam; wat vaker voor kwam, met name in Noord-Afrika en in Iran, was een situatie waarin de Joden, onderhevig aan toenemende vernedering en degradatie en zonder hoop van verlichting, een ontsnapping zochten voor hun problemen door zich bij de meerderheid te voegen. Dit middel om te ontsnappen was er altijd en altijd gemakkelijk en wat ons verrast is niet het ontstaan ervan, maar de zeldzaamheid. De dichter en filosoof Yehuda Ha - Levi, in zijn Kuzari,(hebreeuws) spreekt met trots van vooraanstaande mannen onder ons die deze degradatie konden ontsnappen door een woord licht gesproken, worden vrije mannen en verzetten zich tegen hun onderdrukkers, maar doen dat niet uit toewijding voor hun geloof. Afgezien van dergelijke gelegenheden, verwijst onze informatie over bekering naar de daden van individuen. Voor een Moslim was het logisch om te veronderstellen dat een nieuwe rekruut aan zijn geloof werd aangetrokken door de vanzelfsprekende waarheid - inderdaad, de term voor een nieuwe Moslim is Muhtadi, letterlijk, iemand die zijn weg naar de juiste weg heeft gevonden. Voor de bekeerlingen waren de voormalige geloofsgenoten, die hen zagen als een afvallige of rebel, net zo natuurlijk te zoeken naar onedele motieven. De niet-religieuze redenen dat een Jood zou kunnen aansporen zich tot de Islam te bekeren, zijn vermeld in de 13de eeuwse Joodse filosoof Ibn Kammuna: Hij beweegt door vrees of ambitie, hij is onderworpen aan een zware belasting of wenst te ontsnappen aan vernedering of is gevangen genomen, wordt verliefd op een Moslim vrouw of andere motieven als deze. Ibn Kammuna 's lijst lijkt de meeste gevallen waarin de bekering niet kan worden toegeschreven aan religieus geloof, te dekken. Angst, voor vervolging of zelfs discriminatie, moet hebben geleid tot zowel individuele als groepsbekeringen. Ambitie was duidelijk het motief van velen die, in de loop van een succesvolle carrire in dienst van een heerser, het plafond van hun mogelijke vooruitgang bereikten als leden van een minderheden- geloof. Sommigen waren tevreden om op dat punt te stoppen; anderen, door bekering, braken door het plafond om grotere en gevaarlijker hoogten te bereiken. Soms was bekering niet alleen nodig voor verdere vooruitgang, maar zelfs om het al bereikte punt, te overleven, en werd gezien als de enige manier om aan de afgunst en vijandigheid, veroorzaakt door successen uit het verleden, te ontsnappen. Bekering als alternatief voor straf, een manier om van een vonnis af te zien van doodstraf, gevangenschap of mindere straffen, is een gemeenschappelijk kenmerk van de strafrechtelijke procedure. En het huwelijk, zowel in de middeleeuwen als in de moderne samenleving, kan wel de meest voorkomende enige oorzaak zijn van verandering van religie. Onder Islamitische wet, mag een Moslimman een Christelijke of Joodse vrouw te trouwen. Ze is niet verplicht om een Moslim te worden, maar haar kinderen moeten als zodanig worden opgevoed. Een niet - Moslim man mag echter in geen geval trouwen met een Moslim vrouw. De straf voor een dergelijk huwelijk, of een seksuele relatie, is de dood. Alleen door bekering tot de Islam kan een niet-Moslim ontsnappen aan de gevolgen van een dergelijke relatie in het verleden , of mogelijk maken in de toekomst. De personen wiens bekering om de n of andere reden bekend is en beschreven, geven voorbeelden van al deze motieven, alsmede bekering door geloofsovertuiging. Een aantal representatieve gevallen kunnen ter illustratie dienen. Zeker is dat de meest bekende van alle Joodse bekeerlingen tot de Islam onder de Moslims een Jemenitische Jood was bekend als Ka'b al - Ahbar, Ka'b van de Ahbar, die waarschijnlijk bekeerd werd in ongeveer 638. Hij zei te zijn aangekomen in Medina tijdens de heerschappij van de Kalief Umar I en hem te hebben begeleid naar Jeruzalem in 636. De naam Ka'b kan het Hebreeuwse Jacob (Ya'qov) of waarschijnlijker Aqiva vertegenwoordigen; Ahbar is het meervoud van Habre of Hibr, van het Hebreeuwse Haver. Dit werd gebruikt als titel voor geleerden, onder de rang van de Rabbijn in de Palestijns Joodse academies. Van Ka'b blijkt uit Joodse bronnen niets bekend te zijn, maar speelt hij in de Islamitische literatuur een belangrijke rol als een gezaghebbende verteller van tradities. Hij stierf in Syri tussen 652 en 656. Volgens Gibb bestaat een grafsteen met zijn naam nog steeds in Damascus. Over het algemeen presenteert Ka'b de Islamitische traditie in een gunstig daglicht. Hem wordt wijsheid en kennis toegeschreven, zulks met inbegrip van zowel Bijbelse geleerdheid als oude Jemenitische traditie. In aanvulling op wat hij wist als een geleerde Jood en als een Jemenitische, wordt hij ook gezien als een autoriteit voor het leven en de tijden van de Kalief ' Umar, met wie hij op intieme voet was. Terwijl de historische figuur van Ka'b zo beladen was met mythen en legenden die nauwelijks te onderscheiden waren, is er genoeg laten zien dat zijn beeld zowel een negatieve als een positieve kant had in de Islamitische visies. Zijn veelvuldig gebruik van de Bijbelse en Rabbijnse materie bij het interpreteren en uitwerken van Islamitische leer, bracht een lading aan pogingen de Joodse elementen te infiltreren in de Islam. Politiek gezien leverde zijn krachtige steun voor Kalief Uthman in de strijd die leidde naar de 1ste burgeroorlog in de Islam, hem de afkeuring van Uthmans vijanden en aanklagers . Een van hen, de radicale ascetische ( opm. vertaler: Monnik) Abu Dhar, die nu genoot van nieuwe populariteit als een voorloper van het Arabische socialisme, wordt zelfs gemeld dat hij Ka'b heeft gegeseld voor deze overtreding. Het thema van Ka'b als een valse bekeerling die de Islam van binnenuit probeert te ondermijnen en te vernietigen is van relatief ondergeschikt belang in de klassieke Islamitische literatuur,

De voorafgaande afleveringen zijn te lezen door de cijfers aan te klikken.

1 2 3 4 5 6

Diverse boeken stellen wij u regelmatig gratis ter beschikking.Een vrijwillige bijdrage aan het Digibieb-project, klein of groot,is zeer welkom.Met uw bijdrage kunnen wij u blijvend up-to-date onderzoeken verstrekken, en uw Digibieb aanvullen.

Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-boeken.

Iets anders. Wij van de werkgroep willen op onze website www.tolereergeenintolerantie.n l in samenwerking met gelijkgestemde websites zoals PopNed, E.J.Bron, Filantropius en anderen wekelijks een video column met een NieuwOnderwerp plaatsen. Ongeveer vergelijkbaar met die van Pat Condell en Danny Ayalon.Onze bedoeling is dan ook diverse schrijvers te vragen om een column te schrijven, die o.a. ikzelf dan voordraag. Ook willen we interviews houden met diverse BNers, debatten filmen en willen we onze lezingen opnemen, zodat onze lezers die door omstandigheden niet in staat waren om er bij aanwezig te zijn alsnog in de gelegenheid stellen het te zien.

Eveneens zijn we van plan om documentaires te maken over diverse spraakmakende onderwerpen die niet algemeen bekend zijn bij het brede publiek. Maar ook onderwerpen die juist meer in het daglicht moet komen. Documentaires worden gemaakt onder de enthousiaste en zeer deskundige begeleiding van Roelf Jan Wentholt.Wij zijn dus op zoek naar een videocamera. De Camcorder die wij op het oog hebben is een Sony HXR NX30. 2e hands is ook prima. De genoemde camera komt in de diverse testen als beste uit de bus. In het bijzonder voor de doeleinden waarvoor wij deze camera willen gebruiken.Helaas hebben wij van de werkgroep niet de financile middelen om zon camera aan te schaffen. Onze huidige financile middelen worden gebruikt om e-boeken aan te schaffen. Kosten Camcorder bedragen 2000,00 met toebehoren.Daarom vragen wij u dan ook uiterst vriendelijk om financile ondersteuning om dit project te doen slagen. Iedere bijdrage is welkom, want vele kleine bijdragen worden gezamenlijk groot.

Helaas zijn we, of gelukkig, geen anti-Isral organisatie, want dan hadden we een aanvraag kunnen indienen bij n van de NGOs. Er zijn geen pro-Isral organisaties die o.a. mede gefinancierd worden door de regering waar men een verzoek ter ondersteuning kan indienen.Iedere bijdrage van u is daarom dan ook zr welkom. Met uw bijdrage kunnen wij de benodigde camera en toebehoren aanschaffen en u blijvend up-to-date informatie, debatten, lezingen/ bijeenkomsten, bevindingen en documentaires in de toekomst laten zien en horen.

U kunt de zeer welkome bijdrage aan het Video-project overmaken op:Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-Video-Camera-Project.

Bij voorbaat, hartelijk dank voor uw gulle gift.Mocht u vragen hebben, neem gerust contact met ons op:Mail: [email protected]