Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest

131

Transcript of Jan van Delden - Terug van nooit weggeweest

Page 1: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest
Page 2: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

TERUG VAN NOOIT WEGGEWEEST

Page 3: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Terug van

nooit

weggeweest

De reizen van Odysseus belicht door

Jan van Delden

samsara

Page 4: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Voor Woleer Keers Bij zijn leven een onvoorwaardelijke vriend Na zijn dood mijn leermeester Nu mijzelf

©Jan van Delden 2003

© Deze uitgave: Samsara Uitgeverij bv 2003

Omslagonrwerp: Kees Schreuders (www.ods.nl} Lay-out: Studio 28, Hillegom ISBN: 90-77228-06-3

NUR 728 I 683

Niers uir deze uirgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke roesremming van: Samsara Uitgeverij bv, Herengracht 341, I 016 AZ Amsterdam

Inhoud

Voorwoord: Terug van nooit weggeweest

De Odyssee: Wat eraan voorafging

Deel I: De reis naar huis

Deel Il: Het doden van de vrijers

Deel III: Er Zijn

Nawoord

Veran rwoo rding

Woordentolk

Wie en wat in de Odyssee

Woord van dank

Over de auteur

7

11

15

99

199

219

237

239

245

251

253

Page 5: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Voorwoord

Terug van nooit weggeweest

Al eeuwenlang is de Odyssee van Homerus een boek dat men­sen fascineert en inspireert. We zien het als een klassiek literair werk, of als een spannend reisverhaal. Waarom ik dit boek heb willen schrijven is niet alleen om her plezier dat ik aan het verhaal van Odysseus beleef, maar vooral om uit de doeken te doen dat het boek een leidraad kan zijn voor mensen die op zoek zijn naar blijvend geluk, je wezenlijke natuur. Voor mij is de Odyssee een kompas geweest om dat geluk in mijzelf te vinden. Het bijzondere van de Odyssee is dar niet alleen de thuisreis beschreven is, maar ook hoe je thuis moet blijven, om uiteindelijk te zien dat je nooit bent weggeweest. Dat is voor mij de essentie van het verhaal. Jammer genoeg is die boodschap in de loop van de tijd verloren gegaan.

Van jongs af aan ben ik door het verhaal geboeid. In eerste instamie om de spannende, pikante verhalen van een Odysseus, die ik destijds maar een huichelaar vond. Hij beween immers op weg re zijn naar huis, vrouw en kind, maar onderweg plun­dert, verkracht en moordt hij erop los en gaat hij vreemd bij het leven. Als hij na al zijn omzwervingen thuiskomt en een huis vol vrijers aantreft die met zijn vrouw Pendope willen trouwen, blijkt zij hem al die tijd trouw te zijn gebleven. Het heeft lang geduurd voordat ik begreep dat Odysseus maar een gewoon mens is die alle fouten maakt die er te maken zijn, maar desondanks uiteindelijk thuiskomt.

7

Page 6: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Alle fouten maken en toch thuiskomen: her is ook mijn weg geweest en dar is de reden dat ik mijn uitleg van het verhaal wil delen met hen die geloven dat blijvend geluk of thuisko­men onbereikbaar is. Velen kunnen zich erin herkennen en her verhaal kan een handreiking zijn om de talloze hindernis­sen, die we op zoek naar blijvend geluk tegenkomen, te kun­nen nemen.

Maar het kan mensen ook choqueren als ze de ideeën en zekerheden van hun bestaan zien afbrokkelen, of het kan zijn dat ze de uitleg niet meer kunnen of durven begrijpen. Ik hoop dat de lezer dan van Odysseus kan leren dat hij met 'volgen' verder komt dan met 'begrijpen'. Begrijpen heeft iets beperkts en volgen geeft ongelimiteerde mogelijkheden, die het den­ken niet kan overzien; want dat denken scheept ons af en houdt ons begrensd. Als we lezen dat Odysseus steeds alles met zijn versrand wil begrijpen en die hindernis uiteindelijk toch kan

passeren, kan dat een opening zijn naar een kijk op een leven dat alle voorstellingen re boven gaat.

Toen ik in 1980 mijn mentor Wolter Keers mocht ontmoe­ten, had ik er geen flauw benul van dat hij nu juist de man was die mij, aan de hand van zijn eigen zoektocht met zijn Indiase mentor, de code gaf waarmee ik veel later het cryptogram van Odysseus' avomuren mocht kraken. Die code is de advaira­vedanta en stamt - voorzover je dat uit boeken kunt halen -uit dezelfde tijd als het werk van Homerus, zo'n drieduizend jaar geleden.

In India is de 'reis naar huis' altijd ongecensureerd beschik­baar gebleven en niet, zoals in onze westerse cultuur, zoek­geraakt of op zijn minst ondergronds gegaan. Toch moeten de oude Grieken ook vóór Homerus eeuwenlang dat thuiskomen in hun cult-uur hebben gekend en bewaard.

Her was pas aan het einde van mijn eigen reis via de weg van advaita-vedanra, dar de Odyssee spontaan helemaal 'open­klapte', mij her wezenlijke verhaal zichtbaar maakte en ik de

8

uitnodiging om gelukkig te zijn 'in eigen huis' mocht aanne­men.

De hele reis van Odysseus voert van dualiteit naar non-dualiteit, ofwel van een leven waarin afgescheidenbeid ervaren wordt vanuit een ikje dat de boventoon voert naar een leven van eenheid zoals in de eerste drie levensjaren, voordar er een 'ik' of een 'jij', een 'binnen' of een 'buiten' geboren werd. Zelf­realisatie is leven zonder ego en dus zonder verlangens; het leven nemen zoals her komt met zijn pieken en dalen. Thuis­komen is het doorzien en passeren van alles war tijdelijk en veranderlijk is. Dan pas vind je de essentie, her blijvend geluk dat elk moment moeiteloos binnen handbereik blijkt re zijn.

Als je in dit boek iets tegenkomt wat je nier begrijpt, probeer dan voor ogen re houden dat zowel Odysseus als ik er rwintig jaar over hebben gedaan om de reis naar huis re maken en dar je dit dus nier door het lezen van een boek zelf op slag kunt ervaren. Om de waarheid te ont-dekken, kan ik je toch ge­ruststellen: zo'n lange en moeizame reis hoeft niet. Dit boek is een uitnodiging om het als kompas op jouw unieke weg re gebruiken.

Ook jij kunt naar huis, elke hindernis is denkbeeldig, wam de 'jij' die je werkelijk bent, her zelf, heeft al bij voorbaat alle hindernissen genomen. Het zelf heeft zelfs geen ik-gevoel no­dig. Het heeft letterlijk 'niets' nodig om te zijn. Dat niets no­dig hebben is het blijvende geluk, de zoete wind die we zoe­ken, maar waarin we altijd al blijken re wonen, hebben gewoond en zullen wonen.

Uiteindelijk zul je ontdekken dar je nooit bent weggeweest.

Jan van Delden Najaar 2003

9

Page 7: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De Odyssee

Wat eraan voorafging

Alle Griekse goden zijn uitgenodigd voor de bruiloft van de Griekse koning Peleus. Behalve Eris, de godin van het con­fHct. Nijdig omdat ze is buitengesloten komt Eris toch langs en werpt een gouden appel tussen de feestgangers. Er hangt een briefje aan: 'Voor de schoonste'. Hommeles dus. Drie van de aanwezige godinnen eisen de eer op: Hera, de vrouw van Zeus, Pallas Athene, de godin van de wijsheid en Aphrodite, de godin van de liefde. De goden houden zich wijselijk buiten de ruzie en kiezen een sterveling die voor jury moet spelen: prins Paris van Troje. Niets menselijks is de goden vreemd en de drie kanshebbers proberen Paris om te kopen. Hera belooft hem macht, Athene wijsheid en Aphrodite de liefde van de mooiste vrouw ter wereld. Hij zwicht voor het laatste bod, maar Helena, de mooiste vrouw ter wereld, is al getrouwd met Menelaos. Paris reist af naar het hof van Menelaos in Sparta, waar hij uiterst gastvrij wordt ontvangen. Met behulp van Aphrodite schaakt hij de vrouw van zijn gastheer en samen met Helena keert hij terug naar Troje.

Odysseus, koning van Irhaka, heeft als gevolg van zijn eigen diplomatie voor het huwelijk van Menelaos, een van de be­langrijkste Griekse vorsten, zijn lot aan hem verbonden. Tal­rijke koningen in het oude Griekenland dingen naar de hand van Helena, de schoonste vrouw ter wereld. Odysseus beseft dat hij zelf geen schijn van kans heeft omdat hij niet rijk is,

IJ

Page 8: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

bovendien heeft hij zijn oog laten vallen op Penelope, de niche van Helena. T yndareos, de vader van Helena, weet zich geen raad mee alle huwelijkspretendenten en vreest een bloedbad onder hen, wie hij ook als echtgenoot voor haar zal kiezen. Odysseus geeft hem een slim advies: voordar Hele na zelf haar keuze zal maken, moeten alle kandidaten zweren bondgenoot te worden van degene die door haar wordt uitverkoren. Helen a kiest Menelaos en Odysseus mag als dank voor bewezen dien­sten haar nicht Pendope als vrouw mee naar huis nemen.

Na de schaking van Helena roept Menelaos zijn bondgenoten op haar te helpen bevrijden. Het lot van Troje is bezegeld. Als Odysseus wordt gehaald, probeert hij eronderuit te komen door te doen alsof hij gek is. Hij spant een ezel en een os voor de ploeg en zaait handen vol zout in de vore. Dan wordt zijn pasgeboren zoon Telemachos voor het ploegijzer gelegd en wijkt hij uit. Zo valt hij door de mand en kan hij zich niet meer onnrekken aan deelname aan de oorlog. Hij trekt ten strijde met twaalf schepen en een veelvoud aan manschappen.

Het trotse Troje lijkt onneembaar, maar na een bloedig beleg van tien jaar valt de beroemde stad. Of je nu thuis bene in de oude geschiedenis of niet: de oorzaak van de val, het paard van Troje, is al drieduizend jaar overbekend, dankzij de uitdruk­king die staat voor verwoesting van binnenuit. Het houten paard van Troje is één van de vele lisren van de slimme Odys­seus. De aanvallers hebben de strijd zogenaamd opgegeven en schijnbaar de aftocht geblazen; op het strand hebben zij een kolossaal afgodsbeeld in de vorm van een paard achtergelaten. In de buik van dat paard zitten de moedigste vijanden van Troje, onder wie Odysseus zelf. Tevergeefs probeert de oude ziener Laokoön koning Priamos van Troje te overreden om zijn vingers nier aan dat paard te branden. Maar tijdens zijn felle rede op het strand wordt de ziener door een zeemonster de zee in gesleurd. Dat is voor de Trojanen her teken dat de

12

goden niet aan de kant van Laokoön staan. Het houten ge­vaarte wordt als trofee de stad in gehaald, met alle bekende gevolgen van dien.

Eindelijk kan Odysseus naar huis, naar zijn geliefde vrouw Penelope. De held weet dan nog niet dat zijn thuisreis nog eens tien jaar zal duren ...

13

Page 9: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Deel I

De reis naar huis

In dit eerste deel volg ik Odysseus langs de vele hindernissen en valkuilen op zijn weg naar huis. Die obstakels betekenen in wezen dar Odysseus, en met hem elke zoeker, alle 'bagage' moet kwijtraken voordat hij thuis op lthaka mag aankomen. Bagage in de vorm van zijn manschappen, zijn ideeën over hoe de dingen in zijn leven zouden moeten gaan en uiteindelijk ook het geloof in zijn 'doenerschap'.

Ik heb ik me beperkt tot de essentie van dat proces waarmee de betekenisvolle lading van zijn reisavonturen uit de doeken wordt gedaan. Naruurlijk is er veel meer over te zeggen, maar de zoeker kan hierdoor geïnspireerd zelf proberen de vele ge­heimen die de Odyssee verbergt, re omsluieren.

1

Bij de Kikoniërs - Ajax-Feyenoord

Het is eerder een zootje ongeregeld dan een fiere koning met zijn trotse manschappen, dat na de overwinning op Troje met de twaalf schepen de thuisreis aanvaardt. Kort nadat het ver­woeste Troje achter de horizon is verdwenen, plunderen Odys­seus en de zijnen het kustplaatsje lsmaros van de Kikoniërs. Ze slachten alle mannen af; met vrouwen en bezittingen doen ze wat ze willen. Ze moorden, roven en verkrachten en zetten het vervolgens op een zuipen. Alleen de priester Maron die in het woud van Apollo woont, wordt uit eerbied gespaard. Als

15

Page 10: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

dank schenkt Maron hun twaalf kruiken goddelijke, zoete on­vermengde wijn, goud en andere kostbaarheden. Als Odys­seus ziet dat de buit eerlijk verdeeld is onder zijn manschap­pen, wil hij er eigenlijk meteen vandoor, maar ze willen niet luisteren en slaan aan het eten en drinken.

Odysseus en zijn mannen moeten hun rooftocht bij de Kikoniërs duur betalen. Vluchtelingen hebben hun bondge­noten in het achterland gewaarschuwd en de feestvierders op het strand worden door hen overvallen. Na een lang gevecht weten ze op het nippertje te ontkomen, maar van elk van de twaalf schepen sneuvelt zes man.

Als Odysseus met twaalf schepen en een veelvoud aan man­schappen vertrekt, wil dat zeggen dat hij zijn reis begint met veel ballast, bestaande uit ideeën hoe het thuis eruit moet zien en vol afweer regen andere denkbeelden en houdingen. Tien jaar later zal hij bij zijn thuiskomst alles kwijt zijn: hij eindigt naakt, zoals we allemaal het leven begonnen zijn. Reizen op zich betekent niets anders dan het verliezen van de overbodige ballast die we doorgaans meetorsen.

Overbodige ballast is alles wat niet onveranderlijk en eeu­wig is.

Bij de ingang van de tempel van Delphi staat: 'Ken u zelve'. Je gaat op zoek naar jezelf, komt erachter wat je niet bent- de tempel is narnelijk leeg - en bij de uitgang vind je het op­schrift: 'Maar niets te veel'. Dat wil zeggen, dat alle ideeën over hoe het pure zelf zou moeten zijn overboord moeten. Ieder idee is een waan dk je van de werkelijkheid scheidt. Alle opvattingen en denkbeelden over onszelf en de wereld zijn ballast en helerren het zien van het zuivere zelf, de essentie.

De bemanning maakt deel uit van die ballast. Zij is de be­manning van de schepen van Odysseus, maar ook het geheel

16

aan talrijke ikjes dat de persoonlijkheid die zich 'ik' noemt bepaalt. De bemanning is de verpersoonlijking van alle nei­gingen die ik, verborgen of niet, ook in mezelf heb.

Al die manschappen zitten in wezen in jezelf. Alles wat je daarbuiten ziet, waar je je aan ergert, of wat je mooi vindt bij anderen, zit ook bij jou, anders zou het je domweg niet opval­len, want je ziet alleen wat je kent. Je beseft niet dat er sprake is van projectie. Je kunt bijvoorbeeld geen lafheid in een ander herkennen als de eigenschap zich niet minstens ten dele ook in jezelf verschuilt.

Alle oorlogjes die zich afspelen met de buitenwereld vinden hun oorsprong in je eigen mankementen, die je niet kunt of wilt zien. Het vlekje bij je buurman verwijst rechtstreeks naar het vlekje bij jou. Elke strijd die zich in je leven afspeelt, speelt zich met jezelf af, ook al lijkt het met de buurvrouw of je baas. De praktijk wijst uit dat we de schuld in eerste instantie altijd bij de ander zoeken.

Dus de manschappen symboliseren niet zozeer alleen je vrien­den, familie en de rest van de buitenwereld, maar vooral wat

strijd levert in jou, wat verdeelt, wat opinies heeft, wat ruzie maakt enzovoort. Daarom heeft Homerus het over 'de beman­ning' van Odysseus.

In het begin van zijn reis is Odysseus zich, net als de meeste zoekers, amper bewust van zijn talrijke ikjes. Het zijn bijvoor­beeld de stoere en de bange, de domme en de allesweter, de zwartkijker en de optimist, de vrolijke en de verdrietige, de trouwe en de verrader, de hebberd en de heilige, de kruiper en de hooghartige, de geile en de kuise, de benepene en de ruim­hartige, de minnaar en de moordenaar, de moedige en de laf­aard, de vergevingsgezinde en de wraakzuchtige, de onnozele en de listige en ga zo maar door.

Die inwonende ikjes, spookhuurders van het Lichaam, bege­leiden ons om beurten op ons levenspad. Nu eens heeft de

17

Page 11: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

een, dan weer de ander her voor het zeggen. De ballast die we meetorsen is de waan dar wijzelf die wisselende ikjes zijn, woon­achtig in een lichaam dar we hier voor het gemak Odysseus noemen.

Odysseus' rooftocht bij de K.ikoniërs beeldt het Rambo-in­stinct in ons uit, de mentaliteit van 'pakken wat je pakken kunt' en het misbruik van lust en macht uit naam van gerech­tigheid. Het is tenslotte de vijand maar. Met de priester gooit 'de held' het op een akkoordje om de schijn op te houden dar er een God bestaat: mocht hij bestaan, dan maakt de rover­hoofdman geen slechte beurt door zijn dienaar te sparen. De priester laat ons het volgende zien: zelfs al geloof je niets en ga je alleen uit berekening uit van een mogelijk bestaan van een god, dan beloom hij dat hypocriere gebaar rijkelijk. Dat ge­baar, van stel nu dat het waar is, is al een stap in de goede richting. Met dat stel-nu-gebaar maak je bewust of onbewust een opening om je eigen standpunt eer discussie te stellen. Je eigen standpunt ter discussie stellen maakt echt onderzoek mogelijk, wdat iets nieuws tot je kan komen.

Die Rambo-srructuur kunnen we nier kwijtraken, die hebben we allemaal. Zolang dat element nier helemaal is erkend en doorgrond, blijft het een verraderlijke kracht. Her verschijn­sel: hij wel en ik niet, verdomme. Her willen-hebben, het móé­ten-hebben, want je gunt her de ander nier. De Ajax-Feyenoord­ruzies die je op alle niveaus mee je vrouw, kinderen, familie en op je werk kunt hebben.

T ijdens het plunderen krijgt Odysseus al het gevoel dar er iets niet lclopc, vooral als de priester hem nog kostbare geschen­ken geeft ook. Odysseus wil er liever vandoor, maar zijn man­schappen willen het er eerst van nemen. Her ligt in de aard van de manschappen eerst te nemen en pas later de rekening te betalen. Talloze individuen, ja zelfs hele naties denken altijd zo: op de korte termijn, resultaatgericht en ronder de reactie op hun handelingen te voorzien.

18

Odysseus lier zich in Troje nier afleiden. Hij nam wel deel aan de oorlog, maar probeerde eigenlijk zo vlug mogelijk re win­nen om naar huis te kunnen. Hij was wel getuige van de klein­geestigheid van Achilles, van Agamemnon en de rest. Hij zag heel goed de beperkingen van zijn medemensen, maar op de een of andere manier werd hij er zelf nier door besmet.

Maar w is hij nu eenmaal. Hij heeft daar niets voor gedaan, dus hij kan her niet op zijn conto schrijven. Odysseus heeft ook geen hekel aan de Trojanen. Hij wil alleen maar van de strijd af. De held is net als de meesten van ons nog maar aan her begin van zijn reis, in zijn onwetende fase. Hij is nog trots op zijn daden en aanvankelijk zier hij nier in dat her in feite Zeus is die al zijn daden draagt. Hij ligt dan ook danig over­hoop met die god die hem gedurende zijn hele reis probeert duidelijk te maken hoe de vork werkelijk in de steel zir.

Odysseus is nog erg ingenomen met zijn beroemde list, het paard van Troje. Hij vergeet gemakshalve dat Poseidon, de god van de zee, een monsterlijke slang uit zee laat komen om af te rekenen met zijn belangrijkste tegenstander, de ziener Laokoön. Voor de menigte is dat wonder juist her bewijs dat 'hun' god wil dat her paard wordt binnengehaald.

Die zelfingenomenheid van Odysseus is heel algemeen, al wordt dar meestal alleen bij anderen herkend en nier in jezelf.

De diepe wens om ons te onderscheiden - voor onszelf of in de ogen van de ander- houdt ons in die rol gevangen. Je geeft alrijd de schuld aan de ander, ziet je eigen kortzichtigheid niet en dar kost je altijd iets. Odysseus betaalt de rekening met zijn verlies aan manschappen en is zich er niet van bewust dat daar­mee ballast uit zijn leven verdwijnt.

2 Bij de Lotophagen - de verslaving

Nadat Odysseus met zijn manschappen is weggevlucht bij de Kikoniërs, laat Zeus een enorme storm losbarsten boven

19

Page 12: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de kleine vloot en gaan de zeilen aan flarden. De vloot wordt uit de koers gejaagd en pas na tien dagen stranden ze op de kust van de Lotophagen, het land van de Lotos-eters.

Odysseus stuurt een handjevol manschappen naar de vrien­delijke bevolking die hen van de lotosvrucht laat eten. Zodra ze van de honingzoete lotosvrucht hebben gegeten, raken ze in een roes en willen niet meer terug naar huis. Odysseus moet hen met geweld meesleuren naar de schepen en vast­binden aan de roeibanken, terwijl ze zich jammerend verzet­ten. Daarna geeft hij opdracht snel weg te varen uit angst dat de rest van zijn manschappen zich anders ook aan de lotosvruchten vergrijpt.

Het eiland van de Lorophagen staat voor alle denkbare versla­vingen waaraan we ten prooi kunnen vallen. Niet alleen drugs, maar ook eten, status, aardig gevonden willen worden, oorde­len en opinies of wat dan ook; verslaving is gevangenschap op alle niveaus.

Bij de Lotophagen raakt de reiziger verstrikt in zijn verlan­gens naar piekervaringen en hoop op eindeloos geluk. Daar verdromen miljoenen mensen hun bestaan, zonder te besef­fen dat er een waarachtiger thuis is. Er is niets op tegen om rond te neuzen in het land der Lotophagen, maar je kunt maar beter zo snel mogelijk leren dat verslaving nergens roe leidt. Je moet er op eigen kracht leren inzien dat dromen op zich je niet naar huis zullen brengen.

Of het nu om mescaline gaat of medicatie: ze kunnen je in dezelfde trance brengen. Trance is een soort vernauwing en die kun je ook hebben als je maar door blijft gaan met blind zuipen, blind allerlei neigingen uicleven zonder dat je ze her­kenr, zoals de greep die gokken op je kan hebben. Er zijn men­sen die het prettig vinden om veereien uur per dag te werken: trance.

20

Trance is lekker. Het is een verdwijnrruc. Maar als je onbe­wust aan trucs verslaafd raakt, kom je er niet.

Denk maar aan het beroemde verhaal van de yogi die aan zijn discipel een glaasje water vraagt, in trance raakt, honderd jaar later wakker wordt en zegt: 'Ik heb dorsr.' Hij is geen millimeter opgeschoren, alleen de tijd is voor hem stil blijven staan.

3 Bij de cycloop Polyphemos - De arrogantie

Met droefheid in het hart laten Odysseus en zijn manschap­pen het land van de Lotos-eters achter zich. Ze varen verder en onder leiding van de goden komt de vloot in het duister aan bij het strand van een rijk bebost eiland. De volgende ochtend verkennen ze het eiland. Als ze wilde geiten zien, gaan ze meteen op jacht en komen met een rijke buit terug. Ze richten een feestmaal aan dat de hele dag duurt. Dan zien ze rook aan de overkant op het vasteland. Ook horen ze stem­men en het geblaat en gemekker van schapen en geiten.

De volgende dag vaart Odysseus met één schip naar het vasteland. Daar gaat hij met zijn twaalf beste manschappen de omgeving verkennen om uit te zoeken wie er wonen. Op een ui doper van de bergen, dicht bij zee, vinden ze een enorme grot, die de woning en stal van een reus blijkt te zijn. Plan­ken langs de wand buigen door onder het gewicht van gigan­tische kazen. Ze maken een vuur en doen zich tegoed aan de kaas. De manschappen willen gelijk weer weg, maar Odysseus wil blijven wachten omdat hij nieuwsgierig is naar de bewo­ner van deze enorme grot.

Odysseus en zijn manschappen blijken terechtgekomen in het land der Cyclopen, de eenogige reuzenkinderen van Poseidon. De Cyclopen vertrouwen in alles wat ze doen ge­heel op de goden. Ze ploegen noch zaaien, maar oogsten wat

21

Page 13: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de goden hun schenken. Ze hebben geen schepen of ambach­ten, geen volksvergadering of rechtspraak; ze kennen wet noch moraal. Ze wonen in gewelfde grotten hoog in de bergen zon­der zich met elkaar te bemoeien.

Als de cycloop Polyphemos met zijn kudde thuiskomt, rolt hij een enorme steen voor de uitgang van de grot en zit Odysseus met zijn manschappen gevangen. De reus melkt zijn vee, ontsteekt een vuur en in het licht daarvan ontdekt hij zijn ongenode gasten. Met een beroep op de goden vertelt Odysseus waar ze vandaan komen en vraagt hem om gast­vrijheid. Maar daarvan heeft de cycloop nog nooit gehoord en voor de goden is hij niet bang. In elke hand grijpt hij een man, slaat ze met de hoofden tegen de grond dood en eet ze met huid en haar op.

Van afgrijzen vervuld verzint Odysseus een list om te ont­snappen. Nadat de reus de volgende ochtend de grot weer heeft afgesloten en met zijn kudde is vertrokken, slijpt hij een punt aan een enorme knuppel van de reus, die hij in de grot verstopt. De cycloop komt 's avonds thuis en vergrijpt zich opnieuw aan twee kameraden. Dan biedt Odysseus hem de kostbare wijn aan, die hij na de slachting der Kikoniërs van hun priester Maron heeft gekregen. De reus verzwelgt een hele kruik en vraagt om meer. Als dank biedt hij Odysseus een gastgeschenk aan waarvan hij plezier zal hebben, maar dan moet hij eerst zijn naam noemen. De listige Odysseus zegt dat hij Niemand heet en de cycloop belooft Odysseus om Niemand als laatste op te eten. Dat is zijn geschenk. Ver­volgens zakt de cycloop in een dronken roes.

De mannen drijven de puntige knots in het ene oog van Poly­phemos, die het uitschreeuwt van pijn. Zijn medecyclopen die zijn toegesneld op zijn geschreeuw, druipen weer af als hij hun toeroept dat Niemand hem blind heeft gemaakt. De volgende morgen weten Odysseus en de overgebleven manschappen te

ontsnappen door zich vast te binden onder de buiken van de schapen als de cycloop zijn kudde uit de grot laat gaan.

22

Eenmaal ontsnapt, snellen ze naar hun schepen en varen weg. Als ze ver genoeg verwijderd zijn, kan Odysseus niet nalaten de cycloop uit te jouwen en te zeggen dat hij in werkelijk­heid Odysseus is. Verbijsterd roept de reus dat een oude voor­spelling dat hij ooit blind gemaakt zou worden door Odysseus is uitgekomen. Hij had alleen niet zo'n klein mannetje ver­wacht. De cycloop biedt zijn vriendschap aan en zegt Poseidon de aardschokker te vragen Odysseus veilig naar huis te bren­gen. 'Ik ben zijn zoon en hij zal mijn oog genezen als hij dat wil.' Maar Odysseus vertrouwt hem niet en roept dat hij hem nog liever zou doden. Hierop smijt Polyphemos een kolos­saal rotsblok naar het schip en mist op een haar na. De cycloop smeekt zijn vader te beletten dat Odysseus ooit thuiskomt of er anders tenminste voor te zorgen dat hij pas na lange om­zwervingen, alleen en op het schip van een ander zijn vader­land zal bereiken en daar niets dan ellende aan zal treffen.

Odysseus, die in de gauwigheid een deel van Polyphemos' kudde heeft geroofd, zeilt terug naar het eiland waar de rest van zijn schepen en manschappen ongerust op hem wacht. De buit wordt uitgeladen en verdeeld en zoals gewoonlijk volgt er een feestmaal met een overvloed aan vlees en zoete wijn. De volgende dag wordt de reis door Odysseus voortge­zet, opgelucht dat hij het er levend van af heeft gebracht, maar bedroefd vanwege het verlies van manschappen.

Het is niet de enige keer dat Odysseus en zijn manschappen nieuwsgierig worden omdat ze rook zien opstijgen als ze er­gens zijn gestrand. We zijn altijd op zoek naar de rook op het eiland waar we stranden. Rook is het symbool voor het thuis dat je zoekt.

Oe eenogige Polyphemos wordt als booswicht gezien, maar in werkelijkheid is hij een verlichte die kinderlijk eenvoudig leeft. Als hij honger heeft, eet hij wat hij voor zich krijgt. Hij

23

Page 14: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gaat slapen als hij slaap heeft, en leidt een ogenschijnlijk oer­saai bestaan. Daarom leven de kinderen van de zeegod op zich­zelf in een soort luilekkerland: hun vader geeft ze alle levens­behoeften op een presenteerblaadje.

In deze episode komt de bekende hoogmoed ten val. Odys­seus noemt zich 'Niemand' terwijl hij met twaalf man is aan­gekomen. Odysseus heeft in zijn arrogantie gedacht te heb­ben begrepen waar het om gaat. Hij dient echter- letterlijk en figuurlijk - als maaltijd. Beweren dat je 'niemand' bent, maar je toch nog met materie, lichaam en geest omkleden, wordt automatisch door het bewustzijn afgestraft.

Spotrend belooft Eenoog 'Niemand' als laatste re verslin­den. Daarin ligt toch een stuk genade besloten, want hij neemt Niemand nog meer ballast af. Niet alleen in de vorm van zijn manschappen, die symbool staan voor het idee dat je nog ie­mand bent, maar bovendien is het genade wanneer als laatste de Niemand in je wordt opgegeten en zo elk spoor iets te zijn verdwijnt. Als je in de waan verkeert een lichaam re zijn, ben je onvermijdelijk gekluisterd aan de dualiteit van goed en kwaad en kun je nooit beweren dar je Niemand bent.

Odysseus begrijpt dat hij een four heeft gemaakt, maar ziet nog nier in dat er zich een wondertje afspeelt. Hij wil toch nog 'iemand' zijn. Dankzij een list weet de held zich uit zijn benarde situatie te bevrijden, maar hij overdrijft met zijn hoon naar de cycloop als hij wegvaart. In plaats van de uitgestoken hand van de zoon van Poseidon aan te nemen, doodt Odysseus hem liever, opdat hij het licht nooit meer kan zien. De held weet nog niet dat je niet iemands innerlijke licht kunt doven. Dat licht is iets wat niet komt en gaat. Als je iemand vermor­zelt, dood je niet zijn licht, maar alleen zijn vorm.

Odysseus kan zijn eerste leermeester Polyphemos niet be­grijpen omdat hij nog in de waan verkeen vanuit een lichaam te leven. Hij is gevangen door her geloof in verleden en toe­komst en kan her juweel van het eeuwige nu nog niet herken­nen.

24

Odysseus herkent Polyphemos niet en het zal duidelijk zijn dat her herkennen van een verlichte lastig is, omdat verlichting geen uiterlijke kenmerken heeft en dus niet herkenbaar is. Maar dat deze Eenoog een grote geest is, blijkt wel uit het feit dat hij Odysseus' reis en daden voorspelt. Polyphemos verrelt zelfs wat hem in eigen huis nog aan ballast boven het hoofd hangt. Bo­vendien helpt hij Odysseus- die daar geen weer van heeft, laat staan er waardering voor kan opbrengen- van een deel van zijn ballast af, door het uitdunnen van zijn bemanning.

Er zijn maar weinig mensen die zonder meer herkennen wanneer dat soort genade hun ren deel valt. Dat komt omdat die genade zich soms als rampspoed aftekent, zoals her verlies van een beminde. Dar soort dramàs kunnen ons leven echter een drastische wending geven die zich anders misschien niet zou voltrekken. Dar is natuurlijk geen uitnodiging om zo'n noodlot op re roepen, of her vrijwillig op re zoeken, maar nie­mand ontkomt eraan om meer dan eens zijn hoofd re stoten, bijvoorbeeld om vastgeroeste ideeën in te ruilen voor de juiste koers naar huis.

De reis beschrijft tot dit punt min of meer her volwassen worden van her ego dat gaandeweg meer zicht krijgt op zijn eigen kleingeestigheid en beperkingen.

4 Bij Aiolos - Het onbegrepen niets

Na het verlaten van het land der Cyclopen landen de sche­pen van Odysseus vervolgens op het eiland van Aiolos, de god der winden die hun een volle maand gastvrijheid ver­leent. Bij het afscheid schenkt Aiolos aan Odysseus een zak van koeienhuid waarin hij de banen van de gierende winden heeft gevangen. Aiolos laat een gunstige westenwind opste­ken, die Odysseus en zijn manschappen voorspoedig naar Ithaka zal brengen. De god drukt hem op het hart in geen geval de zak van koeienhuid open te maken.

25

Page 15: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Als na tien dagen varen de omtrekken van lthaka in zicht zijn, dommelt Odysseus in en kunnen zijn manschappen hun nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ze maken de zak open en de losgebarsten stormen blazen de vloot terug naar het eiland van Aiolos. Als ze weer bij hem aankloppen, stuurt hij hen verbolgen weg. Aiolos ziet in hun terugkomst een teken dat de goden tegen hem zijn en hij wil Odysseus daarom niet opnieuw helpen. Ze moeten nu maar op eigen kracht zien thuis te komen.

Aiolos is de volgende verlichte die Odysseus wil helpen om met de juiste wind thuis te komen. De zak van koeienhuid die hij hem schenkt bevat alleen maar wind en suggereert daar­mee dat de ultieme waarheid uiteindelijk leegte is. Dat de hoog­ste waarheid niets is, kunnen maar weinig mensen bevatten en daarom wordt Odysseus door de nieuwsgierigheid en hebzucht van zijn eigen manschappen weer weggeblazen door de losge­barsten stormen van een onbevattelijke waarheid.

Het 'openmaken van de windzak' kan op alle niveaus gebeu­ren. We maken allemaal wel eens vleugjes van de waarheid mee. Of je nu onder invloed van een LSD-trip of door een oormoering met een gerealiseerde een plotselinge schoonheids­ervaring krijgt, je persoonlijkheid, je ego, komt oog in oog re staan met her niets, maar je kunt het nog niet herkennen.

Zo kan ook je eerste ontmoeting met een leermeester en zijn simpele waarheid vertroebeld worden door je 'manschappen', je neigingen en ideeën dar je nog een persoonlijkheid bent, die nog de baas in je zijn. Zij zien niets in het niets en kunnen het dus nog niet begrijpen. Ze kunnen de boodschap nog nier aan, al krijgen ze wel een ervaring en staat ze de waarheid vlak voor hun neus. Het verstand zier het als niets en ze hadden toch naar een fets gezocht? Het is de waan dar God iets spe­ciaals is, de hoop dat her absolute je verlicht zal maken, het is

26

de droom van 'het verlichte ik', waarin niet begrepen wordt dat verlichting geen 'ik' kan herbergen. Dat is nog niet te behappen, want in dat 'niets' valt alleen niets te beleven en te zijn. Tijdens mijn eigen thuisreis leerde ik van mijn leermeester Wolter Keers het belang om die drempel van het niets in mijzelf te herken­nen en vervolgens ook in zoekers, die veelal verstrikt zaten in emoties en gevoelens, maar wel op hoge toon beweerden ver­licht re willen worden. Hij wees er onvermoeibaar op dat al­leen een volwassen ego, doorleefd en bewust van de neigingen van de manschappen, gepasseerd kan worden. Zoiets botweg zeggen was vaak zijn enige manier om hun ego te raken. Zo konden ze zich ervan bewust worden, dat ze eerst daaraan moes­ten werken alvorens de dwingeland uit te hangen en geëmotio­neerd te eisen dat ze onmiddellijk kregen wat ze zochten. Wol­ter liet mij de noodzaak zien dat je ook wel eens voor Alolos moet spelen, door mensen die nog niet rijp zijn om het sim­pele niets te bevatten, weg te sturen en aan het bewustzijn over re laren om die rijpheid maar ergens anders te krijgen.

Als je nog niets in 'het niets' ziet - met andere woorden in thuis-zijn, in leven zonder verlangens - en die schat nog niet kunt hanteren, wil dat niet zeggen dat je het niet alsnog kunt leren. Maar blinde vlekken zichtbaar maken lukt soms alleen via grof geweld, in lerterlijke of in figuurlijke zin.

Als je het niets, de leegte - het thuiskomen - nog bekijkt vanuit de hoofdrolspeler, her ego, zul je er weinig in zien om­dat er niets re halen vale, en omdat je blijkbaar nog iets in de wereld van objecten zoekt. Dat is het grootste struikelblok voor de zoeker die zich door de leegte laat afschrikken. Je moet het ego niets over die leegte vragen. Al geef je je een eeuwigheid over aan ascese, meditatie en andere spirituele praktijken, dan nog zal het ego die leegte niet omhelzen. Het enige dat werkt is het zien en loslaten van alles war nier van jou en blijvend is. Daarmee vind je je ware huis -je werkelijke zelf

Meestal kost het veel tijd voordat je inziet dar je eerst alles wat vals is moet kwijtraken om thuis te komen, en zeker dat-

27

Page 16: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gene waaraan je het meest gehecht meent te zijn: je emoties, je vrienden, je familie en ga zo maar door. Als Jantje, her ik, niet in her lichaam van het driejarig jongetje was gekropen, maar als ongedefinieerd-zijn aan de kennende kant was gebleven, waren er ook geen vrienden en niet-vrienden geboren, geen mama en geen papa en was het paradijs nooit verlaten. Maar zo speelt her zich nu eenmaal nier af. Mgeschrikr worden door her niets laat ook zien dat je nog nier doorhebt dat er in de wereld van de dingen niets te halen vale. Met re blijven hopen gaat de meeste tijd verloren, en blijven veel zoekers in dit sta­dium van de dualiteit hangen.

5

Bij de Laistrygonen - Alleen het denken

Bij gebrek aan een gunstige wind roeien Odysseus en zijn manschappen zeven dagen voort en bereiken het land van de reusachtige Laistrygonen, waar het nooit nacht lijkt te zijn. Een man die geen slaap nodig heeft zou er als herder dubbel loon kunnen verdienen.

Maar de reuzen blijken kwaadaardig te zijn en onder lei­ding van hun koning gooien de Laistrygonen gigantische rots­blokken en verwoesten zo alle elf schepen die in de haven liggen. De bemanning wordt op gruwelijke wijze als vissen gespietst voor het avondmaal. Alleen Odysseus, die als enige van de hele vloot voorzichtig genoeg is geweest om buiten­gaats voor anker te gaan, weet met zijn schip en bemanning te ontkomen.

Het land van de Laistrygonen is het land van het denken dat reuzen schept en ons levenslang gevangen kan houden. J\Js ik dit doe en dat laat, krijg ik dat, en krijg ik her niet, dan ga ik een cursus volgen om her toch te krijgen.' Her hebben en verga-

28

ren van kennis, bezittingen en starus zijn de broertjes van her denken, die maar één doel hebben: jou verpletteren onder her gewicht van het sereven naar her onmogelijke. Dar onmoge­lijke is het geloof dat je geluk en zekerheid kunt vinden voor het tijdelijke, voor je lichaam en geest. Het denken wil altijd alles hebben en tegelijkertijd vernietigt het alles.

De reuzen scaan voor het geloof in het denken: als ik twee banen had, zou ik veel meer kunnen doen. Het 'als ... dan-den­ken'. Bij de Laistrygonen komt Odysseus er door veel schade en schande achter dat het denken geen kompas is waarop hij thuis kan komen. Hij verliest maar liefst elf van zijn twaalf schepen en hun bemanning. Her is het faillissement van her denken, en van het hele idee wat je benr en bezit, blijft niets over.

Hoe kunnen ze nu in godsnaam thuiskomen als ze het den­ken niet meer kunnen gebruiken?

Hier ligt een dubbele valkuil, want veel zoekers op het spiri­tuele pad wantrouwen her hele denken, ook het functionele denken. Het denken dat schipbreuk moer lijden is het ik-ge­bonden denken: ik deug niet, ik had her beter kunnen doen; ik had het zus of zo moeren zeggen; zie je wel, ik ben gewoon lelijk of te dik, of te mager; m'n moeder heeft altijd al gezegd dat ik her niet kan; mijn vader heeft altijd al gedacht dat ik een nul ben; ik kan maar niet ophouden met roken en zuipen. Maar ook: kijk mij eens, ik heb het paard van Troje bedacht, en dat soort uitsloverij.

Her functionele denken, zonder 'ik', is naruurlijk onmis­baar. Het dient bijvoorbeeld voor het oplossen van problemen in je werk. Of de ijskast is leeg, dus besluit je morgen bood­schappen re doen. Als het om dit gewone denken gaat, los 'jij' erin op. Maar juist het geloof in het ik-gebonden denken moet je zien los te laren. Je moet loslaren dar het iers van jou is. Dar ik-gebonden denken is verantwoordelijk voor her lijden van het individu en daarmee van de hele mensheid.

Het is dus niet zo, dat het denken geen goede dingen kan voortbrengen, maar als het gaat om het denken waaraan je

29

Page 17: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

geloof hecht zoals 'ik doe het', dus het ik-gebonden denken, is er sprake van een illusie.

Het kost heel wat doorzettingsvermogen om die hece aard­appel door je keel te krijgen en via eliminatie van die betove­rende denkwereld de kern re vinden waaruit deze illusie is opgebouwd. Maar zelfs zonder diep re graven, kun je gemak­kelijk zien dat her denken je nooit echt brengt war je wilt. Wij zijn slaaf van onze gedachten, we geloven ze blindelings en we kunnen ze nier passeren. Als her denken zegt: 'Dat heb ik ge­dacht,' wordt daar nooit een vraagteken bij gezet, rinkelt er geen enkele alarmbel. We zijn het allemaal eens met de leugen 'ik denk dus ik ben.' Toch is dar niet waar en kan die waan eenvoudig worden ontmaskerd als je eenmaal openstaat voor de mogelijkheid om dat vanzelfsprekende gegeven nader re onderzoeken met de simpele vraag: wie of war ben je dan als je niet denkt?

Het eiland der Laistrygonen heeft hoge rotswanden om een verraderlijk rustige baai. Overal op de bergen rondom ziet het land er onbebouwd uit, er is geen mens re zien, maar in

de verte stijgt rook op.

Is dat nier precies war we bij het denken ervaren? De hoge rotswanden die het denken opwerpt om iets te kunnen berei­ken? En is er nier weer die bedrieglijke rook in de verre: de valse belofte van het thuiskomen? Is dar geloof, dat denken, niet de worrel die de ezel doet lopen, maar die het stomme dier nooit zal proeven?

Als je naar je eigen leven kijkt, loop je ook voortdurend ach­ter een worrel - een idee, een verwachting, een verlangen -aan.

30

Het heeft echter geen zin het denken de oorlog re verklaren of

onder dwang het denken te stoppen, zoals bijvoorbeeld met meditatietechnieken maar al te vaak wordt geprobeerd. Dar

helpt niets. Het is de kop van de draak af slaan en er twee voor terugkrijgen.

Het mogen inzien dat het denken verschijnt en verdwijnt in jou en nooit brengt wat het belooft is de opening naar de ont­moeting met een leermeester, die dan - wonderlijk genoeg -ook prompt op her roncel verschijnt.

Zo is de vlucht uit het land van de Laistrygonen her einde van het geloof in her denken en dat berekent automatisch een herziening van wat we dachten en geloofden re zijn. Dan wordt de deur geopend naar 'hulp van buitenaf', naar hulp buiten het denken om.

Als die hoge drempel is genomen, neemt het verhaal een grote wending. Van nu af aan wordt alleen het niet ik-gebon­den denken gebruike.

Verdelen we dit hele universum voor her gemak in het ken­nen en her gekende, of her waarnemen en het hele waargeno­men scala van dingen die voorbijgaan, dan berekent vastzitten in her denken dar je vanuit je lichaam denkt. Dus:'ik denk', 'ik handel', 'ik voel', 'ik heb her meegemaakt' en 'ik zal dat nog meemaken'. Je bent gebonden aan het idee een lichaam te zijn. Dat kennen lijkt vast te zitten in het lichaam, maar je bent kansloos om de waarheid te herkennen als je gevangen zit in het slaafs volgen van wat die gedachten je voorspiegelen.

Ben je bijvoorbeeld dankzij een bepaalde bevrediging even zonder verlangen, dan zal het denken direer claimen dat her de oorzaak daarvan is en je vervolgens weer naar de volgende bevrediging drijven.

Die gevangenis is ongemerkt ontstaan roen je een jaar of drie was. Je ouders leerden je dat 'Jantje honger', niet goed was. Het was 'Ik heb honger'. En dat 'ik' hoorde bij het lichaam dar naast je moeder in de spiegel srond. Het betekende op dat moment het einde van her ongedefinieerd aanwezig-zijn; dat

31

Page 18: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

'ik' werd beperkt tot een lichaam dat een hoofdrol in je waar­nemingen kreeg. 'Jantje honger' werd je afgenomen en dat was de kiem van een persoonlijkheid met verantwoordelijk­heid, en met een begin en een eind van een wereld om in op te groeien, af te takelen en te sterven. Vervolgens moest 'ik' iets worden en daarvoor moest je leren. Je begon te leren wat 'goed' en 'slecht' is en dat plaatste je voor hindernissen van een plot­seling opgedoken dualistische wereld.

In die dualistische wereld zeg je bijvoorbeeld: 'Ik ga slapen'. Maar waar ga je heen? Waar gaat die waaktoestand waarin je zojuist nog was naar toe? Als je gaat slapen, ga je in feite als belichaamd wezen dood. Niemand wil dat horen, want je denkt dar je morgen weer wakker wordt. Maar dar is niet per defini­tie waar. Als je droomt, leef je weer in een andere wereld met een ander lichaam en heb je geen enkele weet van de voor­gaande waaktoestand.

's Morgens ontdek je dat die droomwereld weer verdwenen is om plaats te maken voor een nieuwe waaktoestand waarin je weet dat je bijvoorbeeld om cien uur een afspraak hebt. Maar je kunt niet bewijzen dat die afspraak gisteren gemaakt is want het is een idee in het nu. En het nu kun je nooit verlaten.

Dat telkens, elke seconde, elke morgen, elk leven geboren worden is maar een idee, want jij bent in werkelijkheid dat onveranderlijke waarin alles zich afspeelt.

Als je hebt doorzien dat het denken onverzadigbaar is en nooit brengt wat je zoekt, zul je merken dat de ellende die het denken opwerpt toch gewoon doorgaat. Het einde van het denken in dit stadium van de zoektocht betekent hooguit dat je je gedachten niet meer zo serieus neemt. Het is een begin.

6 Bij Circe - De betoverende verliefdheid

Neerslachtig varen Odysseus en zijn manschappen verder op het enige schip dat hun nog rest. Ze belanden zwaar geha-

32

vend op het eiland Aiaia, waar ze twee dagen en nachten van uitputting en verdriet blijven liggen zonder een uitweg te zien. Aiaia is het eiland van Circe, dochter van Helios, de zonnegod die de mensen het licht brengt.

Na twee dagen gaat Odysseus op onderzoek uit. Plotseling kruist een prachtig hert zijn pad. Hij doodt het dier met zijn lans en sleept het naar het schip waar zijn manschappen zijn. Na een uitbundige maaltijd komt er een eind aan hun neer­slachtigheid en gaan ze het eiland verkennen. Als ze in de verte rook zien opstijgen, zijn ze bevreesd omdat dit levens­teken hen zo dikwijls in de problemen heeft gebracht. Wijs geworden, stuurt Odysseus dan maar de helft van zijn man­schappen op de rook af, onder leiding van Eurylochos.

Ze komen bij het huis van Circe, waar de manschappen worden verwelkomd door vriendelijke wolven en leeuwen, die hun kwispelend tegemoet komen. De dieren zijn door de schoongelokte Circe betoverd met kruiden. De manschap­pen horen Circe in haar paleis zingen en gaan, behalve Eurylochos, op haar wonderschone gezang af. Circe verwel­komt hen met een heerlijk, zoete drank gemengd met tover­kruiden, die hun de herinnering aan hun vaderland ontneemt. Daarna verandert Circe hen met haar toverstaf in zwijnen, maar ze houden wel hun menselijk verstand.

Maar Eurylochos gaat ervandoor en durft Odysseus pas na veel gejammer te verreUen wat er is gebeurd. Odysseus gaat met geheven zwaard naar de plek des onheils, maar vlak bij het paleis stuit hij op de god Hermes met de gouden staf. De boodschapper der goden geeft hem een wonderkruid om de magie van Circe te weerstaan. Hermes raadt Odysseus aan Circe met de dood te bedreigen als zij hem met haar tover­staf wil aanraken. Zij zal Odysseus vervolgens uitnodigen het bed met haar te delen, maar Hermes waarschuwt hem de vriendschap met Circe pas te aanvaarden als ze zweert zijn manschappen weer mens te maken en geen ander onheil te­gen hen te beramen.

33

Page 19: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Zo gaat Odysseus naar het paleis van Circe en wordt hij op dezelfde gastvrije manier onthaald. Maar als zij Odysseus met haar toverstokje wil betoveren, springt hij op en bedreigt haar

met zijn zwaard. Verbijsterd omdat geen sterveling ooit haar betovering heeft weerstaan, beseft Circe de listige Odysseus voor zich te hebben, wiens komst haar voorspeld was door de goden. Terstond biedt ze hem haar lichaam en liefde aan. Odysseus eist dat ze eerst al zijn manschappen hun oorspron­kelijke gedaante teruggeeft.

Als Circe de betovering van de manschappen heeft opge­heven, zien ze er zelfs jonger, schoner en groter uit dan voor­heen. Odysseus haalt zijn andere manschappen op aan het strand en keert met hen terug naar het paleis van Circe. Ze

verwent hen met overvloedige maaltijden en drank om ze al

het lijden te doen vergeten en weer blijdschap in het hart te geven.

Na een vol jaar zeggen de manschappen tegen Odysseus dat ze naar huis terug willen.

Odysseus vraagt Circe hen naar huis te laten gaan. Circe antwoordt direct dat hij niet tegen zijn zin in haar paleis moet blijven. Ze vertelt hem dat hij nog wel een tocht naar het Schimmenrijk, de woning van Hades, voor de boeg heeft al­vorens echt naar huis te kunnen. Daar moet hij namelijk de schim van de ziener Teiresias oproepen, die hem moet ont­hullen hoe zijn terugkeer naar huis verder zal verlopen. Odysseus wordt door angst overmand en vraagt haar wie hem de weg zal wijzen. Circe antwoordt dat hij zich geen zorgen hoeft te maken omdat de noordenwind hem zal leiden.

Toch verliest Odysseus nog een van zijn manschappen, de niet zo slimme Elpenor. Hij was dronken op het dak van het paleis gaan slapen en als hij zich de ochtend van vertrek haas­tig bij de anderen wil voegen, valt hij beneveld van het dak.

Met zwaar gemoed vertrekken ze naar het Dodenrijk

34

In deze fase van zijn reis moer Odysseus van Hermes, de bood­schapper van Zeus, leren slijmen; hij moer zogenaamd vriend­

schap sluiten met Circe om her leven van zijn manschappen niet in de waagschaal te stellen. Anders zou Odysseus Circe nooit de hand reiken en zou herzelfde zijn gebeurd als bij de Cycloop. Hij zou weer vervallen in denkbedden van goed en kwaad, opnieuw versrrikr raken in het denken en terug moe­

ren naar de Laistrygonen. Maar diemaal neemt hij voor her eerst de boodschap van het

goddelijke aan. De ontmoeting met Hermes is het eerste con­tact met het zelf, of het begin van de dialoog met je eigen wezen, je innerlijke seem. Dar is geen geringe stap. Her is het begin van her einde van de duisternis, van de gevangenschap

in de vorm. Veel medereizigers op her pad die figuurlijk nog 'bij de

Laistrygonen'- het denken- vertoeven, haken in deze fase af.

Voor hen is dit 'geloof' iets wat voor het denken niet kan be­staan. Het is zoals kikkervisjes die zich her leven buiten de viJver niet kunnen voorstellen en de verhalen van de kikkers niet serieus nemen. Daarom komen maar weinig mensen 'Her­mes' tegen om vriendschap mee re sluiten, oftewel het denken en zijn betovering los te laren. Pas dan wordt thuiskomen mogelijk.

Circe, of Kirke, is Grieks voor 'de havik die cirkelt om zijn prooi'. De persoonlijkheid wordt verliefd op het absolute, Circe. Maar zolang je van haar een object maakt, raak je in de ban van haar schoonheid. Na de valkuil van het denken re zijn gepasseerd, is de volgende hindernis de waan dat een object geluk kan brengen. Het object is in dit geval deze goddelijke vrouw waar iedere man verliefd op wordt, om vervolgens als varken verder te moeten leven. Met andere woorden, in de ban van de betovering komen. Her maakt niet uit of een hond vals is, wam als er een loopse teef in de buurt is, verandere hij totaal en wordt hij zo mak als een lammetje. Hij staat met zijn

35

Page 20: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

tong uit zijn bek en je kunt bij wijze van spreken alles met hem doen, als hij maar bij dat vrouwtje mag zijn. Dat is het lot van de persoonlijkheid. Wordt de betovering van die ver­liefdheid verbroken, dan is hij weer in zijn normale doen.

Circe is Odysseus' belangrijkste leermeester. Ze is de verper­soonlijking van het 'verliefd worden', of wat algemener, van al­les wat jou kan betoveren. Je vindt het in veel dingen terug: een auto willen hebben die je mooi vindt, die baan, die status, die onuitputtelijke bankrekening, dat tweede huis en vul de lijst maar aan; iedere betovering van de buitenwereld staat in diep­ste zin voor het zoeken naar geluk buiten jezelf. Circe is, als archetype van de femme fatale, daarvan het ultieme symbool.

In dit stadium van de zoektocht haken er weer veel mensen af Al die mooie ervaringen van de liefde en de hoop op liefde dan? Je neemt van ons af wat het mooiste op aarde is en geeft er niets voor terug!

Het toverkruid van Hermes is het inzicht dat het object niet datgene is wat jou geluk kan brengen. De zeldzame zoeker die dit kruid krijgt, is dus begenadigd. Verliefden hebben daar nog geen boodschap aan, omdat dit geluk nog door de ander -het object van hun verliefdheid -lijkt te komen.

Net zoals alle andere hindernissen komen we allemaal dit soort betoveringen tegen. Ook Odysseus slaat geen stap over. Hij maakt alle menselijke situaties mee voordat hij ze kan pas­seren. Je moet echter niet vlugger willen gaan dan je kunt, want het heeft geen zin om je in te beelden dat je het verhaal al hebt begrepen en dus een deel van de reis kunt overslaan. Dan zul je net als Odysseus afgestraft worden en kunnen je dingen worden ontnomen.

Zolang je je bijvoorbeeld nog verzet tegen de pijn als er iets uit je leven verdwijnt wat je had willen vasthouden, heb je het nog niet doorzien. Niets is vast te houden. Behalve het niets. Dat wil niet zeggen dat je gevoelloos moet worden, maar wel dat je in staat bent te zien dat verliefdheid je afhoudt van echte liefde. In die echte liefde laat Circe Odysseus onmiddellijk los

36

als hij weg wil. Odysseus koos voor zijn denken, zijn gevoel, zijn manschappen en was nog niet rijp om in die echte liefde

te verblijven. Het valt niet mee om dit onderdeel in het dagelijks leven te

herkennen, want er gebeuren nogal tegenstrijdige dingen. De bemanning wil vertrekken, maar haalt zich daardoor de reis naar het Schimmenrijk op de hals waarvoor ze nu juist zo bang zijn.

Odysseus heeft eindelijk een leermeester van formaat in zijn leven toegelaten. In de figuur van Circe heeft hij uiteindelijk gevonden wat hij al zo lang had gezocht: liefde met een grote L. Bij haar ervaart hij de grenzeloze stilte die het doel van alle reizen is. Het is de liefde die kan loslaren en niets te maken heeft met welke andere vorm van liefde ook. Wie die liefde kent, zal dat beamen. Je proeft haar bijvoorbeeld als je het geluk hebt een leermeester te mogen ontmoeten met wie je zo intiem leeft. Geen zinnig mens zal een einde aan zo'n relatie willen maken.

Maar wat die leermeester je leert, dwingt je op een gegeven moment om in te zien dat je het zelf op eigen kracht moet realiseren. Je moet dus weer verder en dan zul je merken dat een leermeester als Circe je moeiteloos loslaat. Niet uit onver­schilligheid, maar uit liefde die weet dat het bewustzijn alles regelt. Ook zijn koers zal het bewustzijn regelen, maar dat kan Circe hem niet zeggen omdat hij dat antwoord nog niet aan­kan. Daarom zal in plaats van een gids de noordenwind, ofte­wel bev.'UStzijn, hem leiden.

Een belangrijk onderdeel van de episode bij Circe is de dood van Elpenor.

Als Odysseus bij Circe weggaat, weet hij dat hij meer is dan een mens van vlees en bloed met gedachten, gevoelens en emoties. De dood van Elpenor is het moment dat de onnozel­heid, dus de persoonlijkheid, sterft. Zijn naam betekent 'hij die in hoop leeft'. Alleen de persoonlijkheid hoopt, het zelf neemt het leven zoals het is.

37

Page 21: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Als de naïviteit is gestorven- wat vroeg of laat op ieders pad gebeurt - kun je nooit meer doen alsof je van niets weet. Je voelt op je klompen aan dat er iets niet klopt met die persoon­lijkheid; je begint re vermoeden dat hij niet bestaat. Je leeft nog met alles erop en eraan, met je angst en je gevoelens. Je lijkt bijvoorbeeld nog in ideeën te kunnen vervallen, maar niet écht meer. Je lijkt nog verliefd te kunnen worden, maar her voelt al minder echt. Er blijft een diep besef over dar her leven wezenlijk anders in elkaar steekt.

Dus iedereen die op weg is naar huis, maakt het moment mee dat de onnozelheid sterft.

Dat de bemanning weg wil en Odysseus nog naar ze luistert en ze wil helpen, symboliseert dat hij niet doorheeft dat die manschappen onderdeel zijn van zijn persoonlijkheid en dus van zijn persoonlijke ellende.

Odysseus en Circe vormen een eenheid. Hij leeft onafge­broken in de natuurlijke staat, een toestand van ononderbro­ken gelukzaligheid en harmonie zoals we in de eerste drie le­vensjaren ervaren. Alleen is hij er zich nier van bewust dat dit de natuurlijke roestand is en verkeert hij in de waan dat hij dar geluk en die vrede aan Circe te danken heeft. Dat is voor zijn persoonlijkheid nog te veel van het goede. De manschappen krijgen niet meer genoeg aandacht van Odysseus en als dat maar lang genoeg duurt, worden ze onrustig, willen ze weg of gaan zelfs dood, zoals die onnozele Elpenor.

De manschappen van Odysseus hebben dus nog de over­hand. Zij bepalen zijn onrust. Oe stilte is maar 'geleend' en als zijn neigingen de aandacht opeisen, kan hij 7..e nog niet nege­ren. Dat kan pas veel later, als hij thuis is, als hij beseft dat hij geen deel uitmaakt van die bemanning en dat hij zelfs niets met ze te maken heeft.

Circe lijkt bij zijn vertrek bijna koud en onverschillig. Maar ze weet wat het berekent om zelfstandig thuis te komen en te blijven. Odysseus kan dat nog niet aan. Hij denkt zonder zijn

38

bemanning - zonder dat complex van ikjes - niet te kunnen

bestaan.

7 Hades - Het hoogste gezag

Odysseus en zijn manschappen varen over de wereldzeeën over de aarde, totdat ze wouden van populieren en wilgen zien en een geweldige waterval horen waar twee grote rivieren zich in de onderwereld storten.

Daar offert Odysseus het bloed van twee dieren om de schimmen van de gestorvenen op te roepen. Ze verschijnen in groten getale, de geesten van jong en oud. Met zijn zwaard houdt Odysseus de bleke schijngestalten der doden weg van de offerkuiL De eerste schim die hem nadert is zijn trouwe dienaar Elpenor. Odysseus belooft hem een grafheuvel voor hem op te richten door op de terugweg weer het eiland Aiaia van Circe aan te doen. Zelfs zijn moeder moet hij met tranen in de ogen op afstand houden zolang hij Teiresias nog niet gesproken heeft. Als Teiresias, de blinde profeet uit Thebe, met een gouden staf in de hand verschijnt, laat Odysseus hem drinken van het warme bloed der offerdieren.

--

Odysseus onderneemt de reis naar het Schimmenrijk omdat hij Teiresias, her hoogste gezag in de wereld dat hij kent, op aanraden van Circe wil raadplegen over de wijze waarop hij thuis moet komen.

Als er iemand over waarheid kan spreken, is hij het wel die in de dood nog kan spreken, ziener is en nog blind ook. Odysseus kan bij hem het bij Circe geleerde en haar voorspel­lingen over de thuisreis toetsen. Ook wil hij horen of haar waarschuwing klopt dat hij de kans loopt manschappen en schip te verliezen.

39

Page 22: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Teiresias vertelt Odysseus dat hij zich de toorn van Poseidon op de hals heeft gehaald, omdat hij zijn zoon, de cycloop Polyphemos, van het licht in zijn ogen heeft beroofd. Deson­danks kan Odysseus behouden thuiskomen met zijn man­schappen als hij de runderen van Helios op het eiland T hrinakia maar ongemoeid laat. Kunnen de manschappen zich echter niet bedwingen, dan zal Odysseus alleen thuisko­men op het schip van een ander en zal hij in zijn huis vele mannen treffen die zijn vrouw het hof maken. Odysseus zal

hen moeten doden en dan op weg gaan met een roeispaan over de schouder, totdat hij een land bereikt waar men de zee niet kent noch zout gebruikt. Daar moet Odysseus de roei­spaan rechtop in de grond steken en een offer aan Poseidon brengen. Bij zijn terugkomst in eigen land zal hij de goden moeten eren. Daarna wacht hem op hoge leeftijd een zachte dood uit zee. Na deze profetische woorden van Teiresias daalt zijn schim weer af in het rijk van Hades.

Nu pas laat Odysseus zijn moeder Antikleia van het bloed drinken. Zij is gestorven omdat ze niet zonder Odysseus kon leven. Hjj ontmoet ook vele bekende medestrijders uit de Trojaanse oorlog, waaronder Achilles die hem vertelt dat hij liever levend en wel als dagloner bij een arme boer zou werken dan hier de geëerde, maar gestorven held uit te han­gen.

Ook ontmoet hij Agarnemnon, de opperbevelhebber van de Griekse strijdkrachten die hem laat weten dat hij welis­waar kort na de val van Troje thuis is gekomen, maar daar lafhartig werd vermoord door Aigisthos, de vrijer van zijn vrouw Klytaimnestra. Tot slot spreekt Odysseus met een reeks vroegere liefjes van oppergod Zeus.

40

De avontuurtjes van Zeus willen zeggen dat Zeus op alle ni­veaus te vinden is. Eerst dacht Odysseus dat de hoofdpersoon van deze hele waaktoestand belangrijk is. Langzamerhand gaat hij begrijpen dat die hele hoofdpersoon er niet toe doet. Nu is de hoofdpersoon Odysseus, maar voorheen heeft Zeus zich in vele andere hoofdpersonen verstopt. Zeus heeft elke dag een ander liefje, een andere droom.

Wat hier wordt uitgebeeld is de veelheid van relaties van Zeus met het gekende. Steeds komt er weer een nieuwe verdroming en eigenlijk kan zijn vrouw Hera daar slecht tegen. War bere­kent die vrouw? Ze is in feite de waaktoestand, zoals Hades, de broer van Zeus en de god van het Schimmenrijk, de droom verregenwoordigt en zijn andere broer Poseidon de droomloze slaap. Alleen Zeus is overal. Hij is een marktplaats. Steeds wordt de ruimte gevuld met nieuwe kraampjes, ronder dat die ruimte wordt aangetast.

Het mooie is, dat je hier ziet dat Zeus met zichzelf speelt. Die oude Grieken hebben goed begrepen dar God speelt. Dus Zeus, het eeuwige deel van Odysseus, kan telkens weer een nieuwe droom hebben met steeds een nieuwe hoofdpersoon. Daarom is jouw hoofdpersoon - als je dat mag zien - niet bijronder meer. Zeus speelt alle rollen. Maar let wel, Zeus is maar één van de vele namen voor essentie of bewustzijn. Maak er alsjeblieft weer geen persoontje van.

Zo kan ik nu zeggen: Zeus speelt bange Jan of nerveuze Jan, of wat dan ook voor Jan. Dar beleef ik ineens. Ik kan her niet uitschakelen. Ik zie dat Zeus dat allemaal doet, ik zie dat het niet uitmaakt of dit boek er wel of niet komt, maar tegelijker­tijd kan ik niets doen aan het feit dat Jantje roch zenuwachtig wordt of het wel lukt. Is dar niet mooi? Dat je door verschil­lende vensters tegelijk kunt kijken, dat je alle niveaus tegelij­

kertijd kunt beleven en dat het helemaal vanzelf gebeurt? Als je er niet meer aan gaat sleutelen, speelt het zich gewoon alle­maal af, en dat is het nu. Zo eenvoudig is het nu. Als je niet meer aan jezelf sleutelt, ben je waar je wezen moet.

41

Page 23: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Een van de belangrijkste aspecten van het verblijf in het Schimmenrijk is dat Odysseus de vergankelijkheid leert ken­nen. Wat is de grootste boosdoener in de wereld? De vergan­kelijkheid. Wanneer kom je die tegen? Als je kind, geliefde of een familielid doodgaat. Dan wordt jouw hele wereld - jouw mooie, beschermde toverwereldje waar alles zo veilig is, waar de aandelen nog helemaal goed zitten en je pensioen geregeld is - ineens op zijn kop gezet en zie je dat het allemaal niets voorstelt, omdat het morgen afgelopen kan zijn.

Maar in het dagelijks leven willen we dat niet zien. Je wilt niet elke seconde van je leven geconfronteerd worden met de broosheid van je bestaan.

Veel mensen die een sterfgeval van een naaste hebben mee­gemaakt, zullen beamen dat de wereld naderhand nooit meer hetzelfde is. Een heleboel dingen 'van de wereld' zijn plotse­ling minder belangrijk geworden of hebben hun betekenis verloren. Er heeft zich een inzicht voltrokken. Hier zie je het verschil tussen inzicht en mentaal begrijpen. Mentaal begrij­pen is niet meer dan een verhaaltje in je hoofd. Een inzicht is ook een verhaaltje in je hoofd, maar naar aanleiding van een innerlijke verandering die zich al heeft voltrokken. Voor die verandering heb je in wezen niets gedaan, dus is her verhaaltje in wezen overbodig. Verhaaltjes in je hoofd brengen nooit ver­anderingen teweeg, ze zetten in het beste geval de deur ervoor open.

De vergankelijkheid en daarmee de betrekkelijkheid van de per­soonlijkheid helemaal onder ogen komen is enorm moeilijk. Odysseus durft dat, hij durft de dood in de ogen te kijken. Mijn leermeester Wolter Keers noemde dat sterven terwijl je leeft, dus als Odysseus in de onderwereld wordt bewonderd omdat hij zich daar durft te vertonen, wil dat zeggen dat hij sterft ter­wijl hij nog leeft.

Als je inziet dat je eigen persoonlijkheid niet bestaat, zul je tegelijkertijd inzien dat de persoonlijkheid van de mensen om

42

je heen, je maatjes en de mensen van w�e je houdt:

plus van

wie je niet houdt net zo onecht is. Dan 1s er pas ru1�te �oor

chte verandering. Zolang je nog denkt een persoonliJkheld te e .. n heb J·e niets aan het niets. Naarmate je de persoonlijkheid ZlJ ' '

1 'd l"k eer als een leugen gaat doorzien, gaat het mets ge e1 e lJ

:n meer voor je betekenen en vormt dan steeds meer je eigen

zelf. Alleen lichaam en persoonlijkheid moeten sterven. In de

Onderwereld begrijpt de held ook dat sterven geen winst is,

dat zelfs de doden nog doorgaan met datgene waarmee ze bij

hun leven al kampten. Het blijken kleinzielige, stoere en te­

leurgestelde ego's met een leven achter zich waarin een b:­

paalde valkuil niet is gepas���rd. Het blijkt �at.thuiskomen m

vrijheid iets is wat alleen biJ Je leven mogehJk 1s. .

Je moet vrij worden van je lichaam. Achilles was het met

gelukt en betreurt dat. In de dood verandert nie_ts. De man

die uit kwaadheid op Odysseus zelfmoord pleegde, 1s nog steeds

kwaad op hem. In de dood kun je niet groeien, hier wel. Daar

wordt Odysseus mee geconfronteerd: je moet het nu, in deze

waaktoestand doen. Onder de doden vindt de held dus zijn motivatie om het

sterfelijke achter zich te laten, het absolute te weken, zijn thuis­reis te vervolgen en te laten gebeuren wat nodig is, al is hij nog w bang voor de gevolgen.

Odysseus en zijn manschappen verlaten het Schimmenrijk en keren terug naar het eiland van Circe. Hier richten zij een grafheuvel op voor Elpenor. Vervolgens vertelt Odysseus aan

Circe over zijn ervaringen in het dodenrijk en geeft zij hem uitgebreide aanwijzingen over zijn terugreis. Ze vertelt hem hoe hij de Sirenen kan passeren en dat hem daarna twee we­gen openstaan. Bovendien waarschuwt ook zij Odysseus om de runderen van Helios ongemoeid te laten.

43

Page 24: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Het belangrijkste van de episodes bij Circc is dat zijn naïviteit daar is gescorven en dat hij voor het eerst via Circe de zoete smaak van de stilte, van het niers of het eeuwige heeft geproefd. Ook is het voor het eerst dat zijn manschappen zelf verder willen al moeten ze dan het dodenrijk onder ogen komen. Odysseus zelf voelt niet de drang om naar huis te gaan, omdat hij bij Circe thuis is. Maar dat kunnen zijn manschappen niet ervaren. Hier komt het verschil tussen Odysseus en zijn man­schappen naar voren.Toch kan Odysseus ondanks zijn erva­ringen bij Circe het allemaal niet echt begrijpen. Her zal hem pas gaandeweg duidelijk worden.

Hij leerde dankzij haar de dood als een object in hemzelf te zien en dar maakte het verlangen naar het subject, het werke­lijke thuiskomen wakker.

8

De Sirenen - Het eeuwige waarom

De wind drijft Odysseus en zijn manschappen binnen de kort­ste keren naar het eiland van de Sirenen, die met hun betove­rende gezang alle reizigers de dood in jagen. Want wie in onwetendheid nadert en hun stemmen hoort, keert nooit meer terug naar huis. Rond de Sirenen liggen botten en sche­dels hoog opgestapeld weg te rotten. Dicht bij het eiland valt de wind weg en wordt de zee spiegelglad. Beklemd roeien de manschappen naar dit oord van dood en verderf.

Odysseus kneedt proppen van was en stopt de oren van

zijn manschappen dicht. Hijzelflaat zich op advies van Circe met dubbele touwen aan de mast binden. De Sirenen krijgen hen in het oog en heffen hun verleidelijke gezang aan. Ze

roepen Odysseus op om met zijn schip naar het eiland te komen. Ze beloven hem onvoorstelbaar veel te leren, omdat zij alles weten wat er op aarde gebeurt. Golven van de meest

44

betoverende melodieën overspoelen Odysseus en hij wenkt

zijn manschappen om hem los te maken. Bang geworden

binden zij hem nog steviger vast. Ze roeien snel langs ��t

eiland. Pas als het uit het ûcht is verdwenen, maken ze ZIJn

rouwen los.

De Sirenen belichamen in wezen alle antwoorden op de levens­vraag 'waarom'. Alle geloofssysremen, filosofie of kennis die een ancwoord beloven op het Grote Waarom- inclusief het non-dualisme als je dat tot een ideeënstelsel laat verkalken -behoren tot de Sirenen.

De bijbelse 'zevende dag' - de dag waarop God ziet dat alles

goed is - zul je nooit beleven zolang je nog in die waarom-

vraag blijft hangen. In het denken is geen oplossing te vinden, en hier gaat het

om een subdeler denken dan bij de Laistrygonen. Het becoverende gezang symboliseert in zekere zin een door

de zintuigen opgeroepen 'naar binnen gaan', de trance van het weg-zijn. Het is als het verblijf bij de Lotophagen, maar nu ge­raffineerder. Die Sirenen zeggen in wezen: �s je naar ons toe komt, leggen we je alles uit. Hoe de wereld in elkaar zit, hoe de problemen opgelost kunnen worden, hoe je gelukkig kun

_t wor­

den door kennis.' Er is niets tegen de antwoorden op die vra­gen, maar ze zullen je niet naar de ultieme waarheid voeren.

Van Circe heeft Odysseus geleerd dat hij om thuis te ko­men de valkuilen van dagdromen en trance-ervaringen zal moeten passeren. Die toestanden zijn erg verleidelijk voor alle zoekers: ze geven zo'n fijn gevoel en je kunt je hoog verheven boven de rest van de stervelingen in een prachcige, kunstma­tige stilte wanen, waarin je vreedzaam leeft zonder een stap dichter bij huis te komen.

In die zin kun je ook de seksualiteit bij de Sirenen onder-brengen, dus het idee dat er in de seksualiteit iers te vinden is,

45

Page 25: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

een soort superfàmascische extase. Dat is een droom. Die ex­case is �iteindelijk niets anders dan her tijdelijke gekende, dus een obJeCt. Klaarkomen is niet thuis blijven.

Er is niets .�

is mee d�gdromen, maar wel met de gedachte dat ze echt ZIJn en dar Je nier zonder kunt, of dar ze je thuis k�nne� brengen. Ze worden ondergaan door je persoonlijk­h�td bmnen �e waaktoestand. )ij kum zonder dagdromen, zij ntet

.zonder JO�. Wat eranee-ervaringen aangaat, zijn er vele

manteren om die te bereiken. Je kunt voor je gezondheid aan yoga doen en in een staat van gelukzaligheid eerecht komen of ver�ichting zoeken door meditatie en in samadhi - een ge� lu�tge trance - raken. Als je daarin blijft, mis je het uitein­deliJke doel, dus thuiskomen. Want samadhi is in wezen net als dope, tijdelijk en nooit duurzaam.

Ner als het dagdromen is trance iets war je in jezelf kunt oproepen en waar�n je verslaafd kunt raken. Trance prikt je �ast en weerhoudt Je van de echte reis naar binnen; trance kan Je verlangen naar huis verdoven.

Je �oer alles p�sseren en acheer je laren. Uiteindelijk ook de mame� waarop Je deze hele Odyssee begrijpt. Bij het echte naa.r bu�.nen gaan zul je lichaam en geest achter je moeten laren. Ctrce heeft Odysseus dar laren inzien. Zij heeft hem de raad gegeven langs de Sirenen re gaan.

De mast waaraan Odysseus zich laar vastbinden is het sym­bool voor alle methodieken -zoals medicatietechnieken _die werken om het ego te passeren, maar alleen als je ook weer waarroe ze leiden en je zeker weet dar de Sirenen je nooit kun­nen geven war je zoekt.

Hier ligt een struikelblok voor de meeste beoefenaars van al die technieken. Je moet de essentie minstens mentaal hebben begrepen, dus weten waarvóór je mediteert. Je denke misschien dat je her doet om vcrlicht re worden, zonder re weren war dat i�. Nou, �an kun je mediteren tot je een ons weegt, maar ver­Irebt zul Je daar nier van worden.

46

De centrale vraag is niet zozeer: wat is verlichting, maar wie of wat wordt er eigenlijk verlicht? Als je die vraag onderzoekt, zal

er een antwoord komen. Misschien door een plotseling in­zicht, misschien doordat je een leermeester op je pad treft die je verder helpt. Dar is genade. Odysseus maakt alle fouten die er re maken zijn, maar hij wordt er ook door geholpen; het coeval, de genade, helpt hem met vallen en opstaan steeds een eindje verder.

In de nabijheid van een leermeester proef je weliswaar hoe her is om jezelf re zijn, maar het is nog niet van jezelf. Je mag her lenen, een srukje 'meefiecsen', her is nog nier op eigen kracht. Odysseus heeft van Circe geleerd dat hij zijn man­schappen moer vrijwaren van de beproeving der Sirenen door ze oordopjes van was te geven. Zelf laar hij zich vastbinden en dat geeft aan dat hij bewust deze techniek wil gebruiken om de eraneetoestanden en de waaromvragen van de Sirenen he­lemaal re ervaren en re passeren.

9

Bij Skylla en Charybdis - De weg van het hart

Na de verleidelijke, maar dodelijke Sirenen arriveert Odysseus met zijn manschappen op de plek waarvan Circe heeft ge­zegd dat hij twee kanten op kan: langs de Planktai, ofwel de Alles Stukslaande Rotsen, of door de nauwe zeestraat waar de tweelingmonsters Skylla en Charybdis zijn. Odysseus vaan de zeestraat in en ziet een onmetelijk hoge berg, waarvan de top in wolken gehuld is. De spiegelgladde rots is niet te be­klimmen. Ongeveer halverwege zit een spelonk. Daar woont het blaffende monster Skylla. Het heeft dunne, onderont­wikkelde poten, een kolossaal lijf dat grotendeels in de grot blijft, maar zes eindeloos lange halzen met dodelijke koppen die voortdurend dieren en mensen uit zee plukken. Geen schip komt er ooit ongehavend langs en altijd gaan de zes monster­koppen er elk met een lid van de bemanning vandoor.

47

Page 26: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Aan de overkant van de zeestraat is een andere klip die niet zo hoog is. Er groeit een vijgenboom met een dicht blader­dak en daaronder een brede opening waardoor het monster Charybdis drie maal daags het zeewater opslokt en weer uit­spuwt. Daar ontkomt helemaal niemand aan de ondergang.

Odysseus heeft Circe nog gevraagd of hij de wapens tegen Skylla kan opnemen, maar dat verbood ze hem op hoge toon, want dan zou het monster misschien de kans krijgen twee

keer aan te vallen. Odysseus durft zijn manschappen niet te vertellen wat hun te wachten staat. Op het laatste moment krijgt de angst de overhand en trekt Odysseus toch zijn wa­penrusting aan. Op de voorplecht van het schip tuurt hij naar de steile rots waar Skylla zich verschuilt.

Terwijl de manschappen echter met afgrijzen naar het mon­ster Charybdis aan de overkant kijken, komt het veelkoppige monster Skylla opeens te voorschijn en rukt zes van hen uit het schip. Ze worden gillend meegesleurd en verslonden.

Odysseus moer kiezen russen de Plankrai en de tweeling­monsters Skylla en Charybdis. De Plankrai verpletteren alles war zich ertussen waagt. Dar is in wezen de meest directe weg naar huis, maar Odysseus durft dar 'doodgaan' niet aan. Ook Charybdis trekt hem niet. Drie maal daags re kunnen worden opgeslokt in Charybdis als het tegenzit is hem teveel en dus kiest hij 'met slimheid' de weg van de minste weerstand, dus die van Skylla. Ook al kost hem dar zes manschappen, her is beter dan alles kwijtraken.

Skylla is de weg van overgave en Charybdis de weg van ken­nis en inzicht. Her is nier altijd duidelijk welke van die twee geaardheden het beste past bij de Odysseus in jou. Her is zaak

om bij jezelf te herkennen wat je bent. Als je een harrzoeker, een bhakta bent, zul je de neiging hebben om meegesleurd re worden in je gevoelens en wil je liever niet begrijpen wár je nu

48

eigenlijk zoekt. Wel heb je van narure zomaar veel vertrouwen meegekregen.

Omgekeerd heeft de hoofdzoeker, de jnani, de neiging steeds

maar in her denken re blijven hangen en niets te geloven of niemand re vertrouwen; hij durft zich nier over re geven. Maar

hij heeft ook goede kanten, wam hij kan de dingen op een rij zetten. Bhakra en jnani vullen elkaar aan en her hare en her

hoofd moeten elkaar ergens ontmoeten; de jnani zal zich vroeg of laar moeten overgeven en de bhakra zal nier zonder begrip thuis kunnen komen.Volg je leven en her volgt vanzelf een van dierwee wegen. Beide vloeien ineen in het uiteindelijke thuis­zijn. Het is dan ook nier verwonderlijk dat Odysseus uiteinde­lijk zowel Skylla als Charybdis zal moeren passeren.

Odysseus kiest eerst de weg van Skylla en zo leert hij dat alles wat hij denkt re zijn en war hij bezit ieder moment kan wor­den afgepakt, zonder dat hij iets kan doen of laren. Hij leert inzien dat de goden alle rouwtjes in handen hebben. Met an­dere woorden, hij blijkt geen vrije wil re hebben, al had hij zich wel altijd een vrije wil toegedacht.

Wie zich regen overgave verzet moet nog meer manschap­pen inleveren. Overgave kan zich alleen in de praktijk voltrek­ken en niet vanuit de theorie. Je kunr jezelf je hele leven blij­ven wijsmaken dar je leert om je over re geven, maar dar is onzin. Je kunt overgave nier 'doen', maar je kunt er wel de comauren van leren zien, de smaak ervan re pakken krijgen en aanvaarden dar her nog nier zover is; je kunt je van overgave bewust worden. Je bewust worden is al een stap weg van de 'doener', weg van de waan dar er voor overgave een cursus kan of moer worden gevolgd.

Je kunt wel met roken willen stoppen, maar je doet her niet, dus geef je je bewust eraan over dar je her niet kunt. Het is alleen her bewustzijn dar je kan helpen. Geneesmiddelen wer­ken alleen omdat her bewustzijn dar wil. Her is dat bewustzijn dar in Psalm 127 is verwoord: 'Als God het huis nier bouwt, vergeefs zwoegen de arbeiders.'

49

Page 27: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De verslonden kameraden symboliseren de machteloosheid wanneer er dingen van ons wegvallen. Je kunt je kinderen leren naar rechts en links te kijken voor het oversteken, maar je kunt niet hun leven voor ze leiden. Niemand ter wereld heeft de macht om wat dan ook tegen te houden. Als je kinderen een hele nacht wegblijven, kun jij je wel zorgen liggen maken,

_ m�r dat helpt

niets. Om thuis te komen, moet je daarom eerst mz.Jen dat Zeus, of hoe je het ook wilt noemen, alle rouwtjes in handen heeft. Dat is voor de meesren van ons een onmogelijke opdracht. Zeg­gen we bijvoorbeeld wel bij een begrafenis: 'Uw wil geschiede,' in het dagelijks leven doet geen mens dat. . We ondergaan dit leven als zelfstandige individuen, al JS er misschien af en toe een vaag vermoeden dat er soms iets van hogerhand wordt geregeld. Circe heeft Ody�seus

_ du�delijk

gemaakt dar zelfstandige individuen in werkel�?khe�d met b�­sraan, dat het bewustzijn alles regelt en dat vnJe w1l evenmm bestaat. Odysseus komt er bij Skylla achter dat dit zo moet zijn, al kan hij het nog niet behappen.

Skylla is her onafwendbare noodlot, het volle besef dat her voor het lichaam een keer afgelopen zal zijn en dar je nooit weet wanneer dat jou zal overkomen. Hoe je je ook voorbe­reidt, of hoe je je ook regen al het denkbare indekt, de dood kan je altijd in iedere situatie overvallen. . . De dood is de angst voor het onbekende. Dte angst JS de diepste oorzaak dat je her geluk niet kunt vinden en de groot­ste hindernis voor je thuiskomst. Die angst maakt dat we vast blijven zitten en niet langs Skylla komen.

Odysseus heeft de raad gekregen om zich nier regen Skylla, her noodlot, re verzenen, maar hij kan nier nalaten om op her laatst roch zijn wapenrusting aan re trekken en naar boven re kijken. Ondanks al her geleerde, namelijk zich niet r�

_verzer­

ren, denkt hij als het er echt om spant nog steeds dat htJ er wat aan kan en moet doen.

Niemand ontkomt aan die angst. Hij heeft vele namen: doodsangst, leefangst, faalangst, enzovoort. Als je wilt dar de

50

hele reis zich rot her eind afrolt, zul je die hindernis moeten nemen.

Dar kan voor jou een moment van overgave zijn. Overgave is een proces waarin we leren dar war ons zo'n angst inboezemt en wat we uit de weg gaan, nu juist datgene is waar we ons hele leven naar op zoek zijn, namelijk naar onszelf, naar de alles­omvattende liefde.

Bij Skylla heeft Odysseus dus gezien dat hij niets kan doen. Hoe hij zich ook verzet, hem is van alle kanten duidelijk ge­maakt dat hij en zijn manschappen niers in te brengen heb­ben. Hij heeft van alles gedaan om de manschappen voor re bereiden de hindernissen op weg naar huis te kunnen nemen, maar vreest het ergste. Hij ziet eigenlijk al in dat hun nog meer verschrikkingen boven her hoofd hangen. Zelf weer hij nog niet precies hoe of wat en kan hij het alleen maar laten gebeu­ren en op genade wachten.

10

De runderen van Hellos - De waan van tijd

Na het jammerlijke schouwspel van de door SkyUa verslon­den manschappen komt Odysseus met zijn schip aan bij het prachtige eiland Thrina.kia, waar de runderen van de zonne­god Helios grazen. Odysseus wil het eiland liever mijden, indachtig de waarschuwingen van zowel Teiresias als Circe. Immers alleen wanneer de zeven goddelijke kudden van vijf­tig runderen ongemoeid worden gelaten, kan hij met zijn man­schappen thuiskomen. Maar de manschappen willen toch aan land om bij te komen van atle rampspoed. Ze zijn uitgeput en treuren om hun omgekomen makkers. Zij zweren geen rund aan re raken en krijgen Odysseus zover tenminste één nacht op het eiland door te brengen. Nog voor het aanbreken van de volgende dag steekt er echter een ongunstige wind op, die een maand lang zal aanhouden. Ze zijn met hun schip aan het eiland gekluisterd. De etensvoorraden raken snel op

51

Page 28: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

en de honger kan maar ten dele worden gestild met vis en gevogelte.

Odysseus is ten einde raad en zoekt een stille plek op om tot de goden te bidden. Misschien kan één van hen hem op weg naar huis helpen maar de goden doen hem in een zoete slaap verzinken.

Zijn manschappen houden het intussen niet langer uit en worden het er samen over eens dat ze liever het risico lopen om de toom van de goden over zich af te roepen en straks wellicht op zee in één klap aan hun eind te komen, dan ter plaatse een trage, ellendige hongerdood te moeten sterven. Tegelijkertijd proberen ze de goden gunstig te stemmen door jonge eikenbladeren te offeren en hun te beloven dat zij, als ze ooit thuiskomen, een tempel voor de god Helios op zullen richten.

In deze episode worden het verschil en de breuk tussen Odysseus en de rest van zijn manschappen onafwendbaar. Ze blijken niet de buigzaamheid van Odysseus te kunnen opbren­gen om de voorspellingen van Teiresias en Circe te eerbiedi­gen en zijn ervan overtuigd dat het met de hongerdood voor­goed is afgelopen. Waarom zou je dan niet uitbundig gaan eten en erop los leven nu het nog kan en de zorgen over dat abstracte en wezenlijke 'thuiskomen' voor je uit schuiven?

Het is Odysseus allemaal al voorspeld maar het doet hem toch veel pijn om te zien dat zijn eigen maten met wie hij zoveel heeft doorgemaakt niet dezelfde beleving en doel in het leven hebben als hij. In jouw leven doet dat zich voor wanneer je niet meer net zoals je vrienden en familie in het leven kunt staan. Meestal zien zij aan jou dat er iets aan je is veranderd. Het leven en zijn wereld zie je niet meer als iets wat blijvend geluk herbergt, maar je zoekt nu naar wat komt noch gaat en eeuwig is. Dar verandert je houding ten opzichte van wat je

52

nog uit dit leven verlangt en de waarde die je eraan hecht. Je verliest je niet langer in het uitstippelen van je leven en de drang om iets in de wereld te bereiken. Ja, je regelt nog wel de dingen op je werk, voor je kinderen en je pensioen, maar dat wil niet zeggen dat je gelooft dat alles wat je plant ook echt gaat gebeuren. Hetzelfde geldt voor een droom. Daarin kan ook sprake zijn van een verleden en een morgen en kun je bijvoorbeeld door een ander beschuldigd worden van iets wat je al je hele leven doet terwijl het toch echt in die droom pas verschenen is en weer helemaal verdwijnt als de droom voorbij is. Vervolgens verschijnt er weer iets anders in je aandacht.

Het doet pijn om te zien dat jij wel dat doel in je leven hebt en de rest van de geliefden om je heen niet. Het is moeilijk om je relatie, je familie en je vrienden over dat verschil te vertellen en hen te overtuigen om dat ook zelf te gaan onderzoeken. De meesten van ons zullen maar heel zelden iemand vinden met wie ze erover kunnen praten. Odysseus heeft nog wel Circe -de enige waarmee hij echt gelukkig kon zijn- verlaten om de wens van zijn manschappen die naar huis wilJen in te willigen. Het is pijnlijk om te zien dat voor hen 'naar huis gaan' iets totaal anders betekent dan voor hemzelf Toch houdt hij van ze, maar hij begrijpt niet wat nu precies de oorzaak van dit uit elkaar groeien is.

Heel vaak zijn in deze fase van de reis de botsingen tussen jou en je omgeving een voortdurend terugkerend patroon en leer je steeds meer je mond te houden over je verschil van mening met hen over wat 'thuis' voor jou betekent. Hun 'thuis' is duidelijk: je leeft, je vermenigvuldigt je, je consumeert en sterft. Verder is er niets, of misschien iets vaags zoals een hel of een hemel waarin je - al naar gelang je daden - terecht­komt. Odysseus heeft zijn thuis in dat goddelijke jaar van vrede bij Circe geproefd. Na de dood van Elpenor kreeg hij de zekerheid dat die toestand met Circe de voorbode was van een eeuwig leven, ofwel het vinden van onze onveranderlijke essentie.

53

Page 29: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Na het gebed tot de goden stormen de manschappen op de mooiste runderen af om een feestmaal van ongekende om­vang aan te richten. Het vlees wordt aan het spit geregen en boven grote vuren geroosterd. Odysseus is intussen wakker geworden en spoedt zich naar het strand.

Scheldend staat hij tussen zijn mannen, maar het onheil is niet meer af te wenden. De runderen zijn dood. De goden tonen de manschappen direct wonderbaarlijke tekenen. De huiden van de geslachte koeien kruipen over de grond en het vlees aan het spit loeit alsof de dieren nog leven.

Helios dreigt Zeus dat hij onderduikt in de Hades om al­leen nog voor de doden te schijnen, als de oppergod geen wraak neemt op de manschappen van Odysseus. Zeus be­looft hem dat zij hun welverdiende straf niet zullen ontlo­pen. Zes dagen eten de manschappen van het vee. Dan voegt Zeus de zevende dag toe en gaat de wind eindelijk Liggen. Ze kunnen het eiland weer verlaten, de rampspoed tegemoet die Zeus over hen zal afroepen.

Als de manschappen beginnen met de grote schransparrij die zes dagen zal duren, wordt her Odysseus duidelijk dar de go­den de manschappen hebben verleid de runderen op re eren. Door hem in slaap re sussen, heeft hij her onheil immers nier kunnen afwenden. Hij ziet her echter nog wel als zijn tekort­koming en ook die van de manschappen die zich zonder hem nier kunnen beheersen. Pas later, als hij thuiskomt, mag hij leren hoe her echt in elkaar zit; dan blijken de manschappen vrijers of ik-neigingen te zijn.

De runderen van Helios, waarvan Circe heeft gezegd dar ze geen jongen krijgen en nooit sterven, staan symbool voor het

54

verloop van de tijd. De zeven kudden kun je zien als de dagen van de week en her totaal aanral runderen (zeven maal vijftig) als de dagen van het jaar.

De mannen eren de mooiste en beste runderen op en feesten zes dagen lang.

Door de runderen op re eten en in de waan van de tijd te trappen, loopt her leven op zijn eind en sterft je lichaam af.

De manschappen geloven dar de runderen van Helios hun

honger alleen tijdens hun leven kunnen stillen. Voor hen is

het leven een consumptiebestaan tussen gisteren en morgen. Her geloof dat alles sterfelijk is, geeft ze de overruiging dar

wat ze in die zes dagen hebben opgegeten ervoor zorgt dar het op de zevende dag, de dag gods, zal aflopen. Toch laren de goden Odysseus en zijn manschappen direct zien dat dit een waan is en dat die zevende dag geen einde berekent, want de huiden van de geslachte dieren lijken nog te leven en het vlees loeit aan her spit. Zowel de manschappen als Odysseus zien die tekens. De manschappen zijn verwonderd zonder erbij stil re staan. Alleen Odysseus kan her begrijpen, wam Circe heeft hem verteld dat de tijd en de dood niet echt kunnen bestaan. Maar hij kan en durft de consequenties voor hem en zijn man­schappen nog niet re accepteren.

Op de zevende dag gaan zij scheep, maar het eiland van Heli os is nog niet uit het zicht verdwenen of er breekt een wilde storm los. Zeus treft het schip met een bliksemschicht. Allen komen om en zo ontneemt Zeus hen de thuiskomst. Alleen Odysseus blijft gespaard. Hij grijpt de afgerukte mast vast en bindt die aan de kielbalk en laat zich daarop gezeten door de storm meesleuren.

')')

Page 30: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Bij Skylla, het noodlot, zag hij zijn idee sneuvelen iets in de hand te kunnen hebben. Vervolgens ontdekte hij op Helios dat de waaktoestand niet uit materie besraat maar steeds op­nieuw wordt geboren. Helios' runderen staan evenals zijn manschappen voor de dagen en dus voor de rijd.

Odysseus kan door her verlies van zijn vertrouwde kijk op her leven de pijn en de machteloosheid nog nier echt onder ogen komen. Dar hoeft ook niet, want daar zorgt Zeus wel voor. Hij pakt met brute kracht Odysseus zijn schip en man­schappen af zonder hem re doden, als Zeus met de zevende dag de waan van de tijd opheft en weer een nieuw begin schept.

Oe genade daarvan is Odysseus bij lange na nier duidelijk en hij heeft symbolisch de kiel en de mast nog nodig om nier verloren te zijn, nu hij her schip is kwijtgeraakt. Het schip staat voor je lichaam en de manschappen voor je vrienden, familie, kennissen én je innerlijke neigingen.

Hem rest niets anders dan het naakte er-zijn en een mast om zich aan vast te houden. De mast staat voor de wijze waarop hij de Sirenen is gepasseerd en waardoor hij op dit momene nier naar her waarom van war er gebeurt vraagt om niet de kans te lopen alsnog te moeren sterven.

Oe kiel is zijn vcrmogen om in evenwicht te blijven, zelfs als je weinig tot niets meer over hebt. Dat vermogen vindt zijn oorsprong in het samenzijn met Circe, die hij pas weer verliet toen de manschappen klaagden dat ze weg wilden. Nu de manschappen hem ontnomen zijn, komt dat vertrouwen weer terug en geeft het hem houvast in die grote lege oceaan.

Dat inzicht is de voorbode van dargene waarvan hij later, als hij wezenlijk thuis is, pas echt de vruchten plukt. Odysseus begint in re zien dar alles aan de vertrouwde, gekende kam: rammelt en dat het plaatje nier zo mooi oogt als het verhaal erover lijkt. Door de waan van de tijd en het geloof een lichaam te zijn, verlies je op de zevende dag alles wat gekend is. De waakroestand houdt op en er is even geen vorm, tot Zeus je een nieuwe ochtend schenkt met een nieuwe wereld- als je w

56

gelukkig bent dar je niet in de waan trapt dat die een vervolg is van een gisteren.

Toch heeft Odysseus nog nier helemaal door waarom de

goden hem laren leven, maar wel zijn laatste manschappen en zijn schip afpakken. Hij denkt nog steeds dat hij het allemaal zelf doet en dat hij net als zijn manschappen is. Odysseus heeft

nog nier door dar de goden alles veroorzaken en regelen, en dar dit er-zijn nier iets tijdelijks, of iets gekends is.

11 Terug bij Charybdis - De weg van het hoofd

Mast en kiel worden door de razende golven teruggedreven naar Skylla en Charybdis. Wanneer Charybdis het zoute wa­

ter met mast en kiel opslokt, weet Odysseus zich op het nip­pertje vast te grijpen aan de grote vijgenboom voordat hij de opening in dreigt te schieten.

Urenlang blijft hij hangen zonder dat zijn voeten steun vin­den. Uit die benarde positie kan hij zich pas bevrijden als Charybdis het zoUle water met de balk weer uitspuugt . Hij laat zich vallen, grijpt de balk en drijft weg zonder door Skylla te worden opgemerkt. Negen dagen later spoelt Odysseus aan op het eiland Ogygia.

Voordat je de symboliek van Charybdis kunt doorgronden, moet je inzien dar vorm in al zijn waarneembaarheid geen stabiliteit heeft. Alleen wie flexibel genoeg is om de echtheid van de materie ter discussie re stellen en een onderzoek naar zijn eigen bron re doen, maakt een kans de nooduitgang- de eeuwige vijgenboom bij Charybdis - re kunnen vastgrijpen. Her 'vijgenboomsrandpunr' is de uitnodiging om een vraagre­ken re zenen bij deze hele rastbare wereld die van moment tor moment zo 'echt' lijkt.

57

Page 31: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Alles is Odysseus al voorspeld. Hij wist dat hij op weg naar huis zijn bemanning en schip, zijn afweermechanismen, ego en lichaam, 'kwijt' zou raken. Hij had verwacht zelf ook daar­bij re vergaan net als de manschappen en her schip, maar de mogelijkheid om bij zijn leven alles war hij meende re zijn kwijt te raken en dus re sterven om thuis te komen, is nooit bij hem opgekomen. Her drama met de bemanning en her schip is in feite de hoogste vorm van genade. Het is het inzicht dat we geen wezens van vlees en bloed zijn, maar absolute, vorm­loze aanwezigheid, hier verbeeld door her water. Her theoreti­sche inzicht niet de golf maar her water re zijn had Odysseus al bij Circe gekregen.

Charybdis neemt drie keer per dag de wereldzeeën in zich op en spuugt ze weer uit. Daar wordt zelfs Poseidon voortdurend naar binnen gezogen, wam hij is her symbool van water; her water dar drie verschillende vormen (gasvormig, vloeibaar en bevroren) aan kan nemen zonder dar her 'water-zijn' veran­dert. Odysseus hangt weliswaar moeizaam aan de vijgenboom, maar is regelijkertijd getuige van de drie uitdrukkingen: de waaktoestand, de droom en de droomloze slaap. Her zijn de enige 'werelden' die zich aan ieder van ons spomaan voordoen. Drie keer per etmaal wordt er een wereld weggezogen en weer uitgespuugd. Ze komen en gaan, maar de eeuwige vijgenboom -die de drie toescanden zier verschijnen en verdwijnen- blijft onveranderlijk getuige van dar gebeuren.

Dar inzicht brengt Odysseus op de rand van realisatie. Er is dus maar één conclusie mogelijk: hij moer zelf dár zijn, war her komen en gaan van de drie toestanden ontstijgt!

Hier treedt het getuige-zijn, het 'bewuste zijn' op de voor­grond, maar Odysseus kan het nog niet bevatten; de goden keren de genade nog niet uit. Hij heeft nog niet echt door dat hij al voor honderd procent aan de kennende kant woont omdat hij denkt dar hij eerst nog af moer van her ervaren van zijn lichaam. Hij zit nog vast aan her idéé dar hij een lichaam

58

is. Zelfs als hij her nier ervaart, heeft hij volgens zijn denken coch auromarisch een lichaam. Daarom hangt hij zo moei­zaam aan die vijgenboom en laar hij die weer los zo gauw de balk van de waakroesrand weer voorbij komt.

Kijkend vanuit de vijgenboompositie is her Odysseus duide­lijk dar de waak- en droomroesrand mee hoofd- en bijrolspelers sleehes tijdelijke verschijnselen zijn, maar dar er iecs blijvends moer zijn, dar daaraan voorafgaat, zonder precies re doorzien war her is. De 'kennendheid' -de vijgenboom, die de drie roe­sranden waarneemt- is vormloos en heeft niets mee hem als persoon, als lichaam in één van de drie roesranden re maken. Hijzelf kan geen lid van de bemanning zijn; hij zier dar de be­manning en her eren dar zij roe zich nemen een soort luchespie­geling en niet echt zijn. Hij weer dat hij ze nier mee kan nemen naar de plek vanwaar hij nu schouwe. Zij en hun werelden zul­len vanavond bij her slapengaan in Charybdis verdwijnen, ter­wijl alleen hij zich aan de vijgenboom kan vastklampen om nier re verdwijnen wanneer de waakroesrand oplost.

Dar lijken activiteiten, want dankzij inspanningen van Odys­seus is her roe stand gekomen. Her doen kost hem nog moeite: wwel her 'vastgrijpen' van de vijgenboom als 'her moeizaam hangen'.

Die moeite is aanvankelijk onvermijdelijk, omdat hij nog in de waan verkeen een golf re zijn die naar huis getoverd moer worden. Hij is nog nier rijp om de hele waarheid van de vijgen­boom roe re laten; dar hij én die boom -de eeuwige eoeschou­wer- één zijn. Toch mag hij negen dagen op zee -in her zelf -dobberen alvorens op her eiland Ogygia aan re spoelen.

Maa� ik volgde de weg van de hoofdzoeker, die her makkelij­ker vmdr om de moeilijkste weg re nemen en nier her vage pad van overgave, zoals harezoekers doen. Circe- in mijn verhaal Woleer Keers - verrelde mij hoe her thuiskomen via de weg van de hoofdzoeker eruitzier en gaf me een geheel nieuwe kijk op wat Jan mee zijn wereld wérkelijk is.

59

Page 32: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Wolter legde uit dat hij in India van zijn mentor geleerd had, dar Charybdis de vlugste manier naar huis uitbeeldt. Het is natuurlijk bijzonder dar uitgerekend ik naar mijn weren de enige man in Nederland die deze weg kende, mocht ontmoe­ten. Nier dat ik het als genade zag, hoor! Ik was toen iemand die überhaupt niets vertrouwde en kwam er pas jaren later achter dar je zoiets als venrouwen niet kunt 'doen'. Het over­komt je.

Wolter wist mij voorbij de wereldwijd verspreide, rotsvaste waan te loodsen, dat de droom en de droomloze toestand in her hoofd van Jan plaatsvinden. Inzien dat daar geen bewijs voor re vinden is, was een openbaring van de eerste orde voor deze ongelovige Thomas. Ik heb toen een paar weken met dat 'nieuwe kijken' gestoeid, veel vragen gesteld en zelfs een ca­mera bij mijn bed gezet om het bewijs van een 'slapende Jan' te leveren. Heel simpel en natuurlijk weerlegde Wolter dar dan weer, door me erop te wijzen dar er wel weer eerst een waak­roesrand moet zijn, om die nachtelijk gemaakte film re zien en

dar je nooit her bewijs voor een zich gelijktijdig afspelen van droom- en waaktoestand uit je droom kunt halen. 'Wat stom dar ik daar zelf nier opgekomen ben!' stamelde het opschep­pertje in mij.

De hoofdrolspeler van de waaktoestand kan nooit in de droom en droomloze toestand komen om daar iets te contro­leren. Het is niet meer dan een geloof dat we 's nachts tijdens het slapen in een bed liggen, wam je kunt het niet bewijzen. In her begin ging ik na een bezoek aan Wolter op weg naar huis, eerst de kroeg in om me een stuk in m'n kraag te drinken, zo overweldigend waren die denkbeelden voor mij. Tot ik inzag en kon behappen dar het niet anders kón zijn. Jan de hoofd­rolspeler van de waaktoestand verdwijnt, samen met zijn hele wereld inclusief heelal en wat ook, terwijl er toch iets onveran­derlijks, ongedefinieerds overblijft om de droom met zijn droomhoofdrolspeler en zijn wereld te volgen. De angsten van die droomhoofdrolspeler worden ook als een 'ik' ervaren en

60

we griezelen er op los als her moer. Maar niets van war ik daar meemaak, heeft iets met Jan in de waaktoestand te maken en omgekeerd geldt dat ook. Ook het afwezig-zijn van iets

waarneembaars nam ik waar, omdat ik de droomloze slaap

leerde kennen als de afwezigheid van wat dan ook. Ik over­leefde blijkbaar en, net zoals de balk in het verhaal van Odys­seus, de waaktoestand weer te voorschijn kwam, volgde ik dat ook weer vanzelf. Jij hoeft hier niets voor te doen of re laten.

Het kan nier anders! Ik volg zowel de aan- als de afwezigheid van het gekende!

Wár in ons volgt moeiteloos de drie toestanden? Dar was her ei waarop ik ging zitten broeden. Net zo lang tor het enige juiste ancwoord plotseling langskwam. Her gebeurde bij Wol­

ter thuis. Er was een hoop volk over de vloer en we zouden net aan tafel gaan. Ik was zoals alrijd met dat sommetje bezig. Ik loop naar de rafel en net als ik wil gaan zirren, realiseer ik me: 'Hé! Ik ben dus niks! Dat war alles volgt, heeft vorm noch kenmerken.' Die ontdekking stelde weinig voor en ik zou haar glad vergeten zijn, als Wolter nier een brandende sigaret op mijn hand had geduwd.

Hij had gezien dat er iets wezenlijks met me was gebeurd en wilde dar verankeren. Her is war zenmeesters doen wanneer ze een leerling mee een stok op her hoofd slaan. Dar met die sigaret was eigenlijk niks voor Wolter, maar hij had gewoon geen stok bij de hand.

Ik was dat hele voorval vergeren rot ik jaren later, na te zijn 'thuisgekomen', de hele film nog eens terugspoelde en dar moment als de onherroepelijke ommezwaai van honderdtachtig graden herkende.

Dus zien dat je nier îers bent heeft niets re maken met al die toeters en bellen die vaak worden beschreven over de verlich­ting van leermeesters die allang dood en begraven zijn. Wam in het gewone leven verandert er door dat inzicht helemaal niets! Jan eet gewoon zijn eten en gaat door met wat het leven

61

Page 33: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

in hem afdraait. Evenals Odysseus dacht Jan toen nog gewoon het lichaam te zijn. Een lichaam dar in een flits een aan-alles­voorbijgaand moment heefi: ervaren, iets dat tot herinnering verbleekt, tot een plaatje uit het verleden waardoor de waar­heid niet meer dan een begrip wordt. Wel met het groeiende besef dat het kennen er altijd is; het volgt dat wat komt en gaat, het gekende, moeiteloos.

12 Op het eiland van Kalypso - Het gekende

Geen eiland ligt w ver van de bewoonde wereld als het bos­rijke Ogygia, waar Odysseus als drenkeling aanspoelt. Zelfs de goden komen er niet graag. Daar woont de schone nimf Kalypso. Ze is eeuwig jong en vrolijk en altijd ligt er een lied op haar lippen. Ook de natuur van het eiland is weelderig en mooi. Zij neemt Odysseus liefderijk op en belooft hem on­sterfelijkheid als hij voorgoed bij haar blijft. Met haar wet vleiende woorden tracht zij hem alles te doen vergeten: zijn vaderland Ithaka en zijn verlangen naar zijn vrouw Penelope.

Zeven jaar gaan er voorbij op Ogygia en Kalypso behaagt Odysseus allang niet meer. Lijdzaam brengt hij zijn dagen op de kust van het eiland door, starend over zee en verlan­gend naar huis.

Het ergste voor Odysseus is dat dit zich afspeelt bij een mooie, edele en hartstochcelijke vrouw die hem echt bemint, maar hem nooit vrijwitlig zal laten gaan. Waarom moet hem die overkomen? Waarom blijfi: hij oneindig ver van Penelope, de vrouw van zijn hart?

62

De goden krijgen medelijden met Odysseus. Wann��r

Poseidon op een goede dag afwezig is, bepleit Athene ZtJn

verlossing uit de gevangenschap bij Kalypso. Haar vader Zeus herinnert haar eraan dat zijzelf het plan heeft beraamd

Od sseus naar huis te laten teugkeren om weer heer en mees­eer �e worden. De toorn van Poseidon lijkt dat te verhinde­ren uit wraak omdat Odysseus zijn zoon de cycloop heeft blind gemaakt. Zeus besluit dat de zwaar beproefde Odysseus

toch kan terugkeren, omdat Poseidon niet als enige, tegen de wil van alle goden in, kan volharden in zijn rancune.

Hierop stuurt Zeus zijn boodschapper Hermes naar Kalyp-50 om haar te bevelen de arme Odysseus te laten gaan . De

evleugelde Hermes vliegt met tegenzin over de grote rout­glas waar geen mensen zijn die aan de goden offeren. p ,

.. Kalypso is kwaad over de boodschap van Zeus, want ZIJ denkt dat de goden het haar misgunnen om met een sterve­ling te slapen. Ze noemt Hermes de namen van stervelin�en die gedood werden door de wrede, jaloerse machtswellustehng Zeus, omdat zij een verbintenis met goden hadden. Kalypso zegt Hermes dat het Zeus zelf was die het schip van Odysseus heeft laten zinken en hem op haar eiland heeft laten aan-spoelen.

. . . Uiteindelijk zwicht ze voor de dretgmg van Zeus, die go-den noch stervelingen toestaat tegen zijn wil iets te doen of te laten. Kalypso belooft Odysseus te laten gaan, maar zij kan hem geen schip geven om naar huis te gaan. Ze zegt tegen de held dat ze bereid is hem te laten gaan en ��eft he

.m

gereedschap en advies om een vlot te maken voor ztJn th�ts­reis. Odysseus gelooft haar aanvankelijk niet en vraagt ztch af wat erachter steekt. Kalypso leest de argwaan in zijn ogen en stelt hem gerust dat ze niets in haar schild voert. Bedroefd vraagt ze of hij direct weg wil. W ist hij immers wat hem nog allemaal aan ellende te wachten stond, dan zou hij vast blij­ven. De nimf beg.rijpt niet dat hij terug wil naar zijn vrouw, want Kalypso is toch veel mooier? Odysseus geeft in alJe eer-

63

Page 34: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

lijkheid toe, dat Penelope in schoonheid niet met haar te ver­gelijken is, maar dat hij toch naar huis wil ondanks de el­lende die hem nog te wachten staat. Vijf dagen later vertrekt Odysseus op een zelfgemaakt vlot.

Waarom Achene Zeus pas aanspreekt als Poseidon er niet is, is nier makkelijk te begrijpen. Het laat namelijk zien dat Zeus en Achene in feite één en dezelfde zijn, maar 2e kunnen dit spelletje alleen met elkaar spelen als Poseidon er niet is. Ener­zijds omdat ze Poseidon nodig hebben vanwege zijn taak om Odysseus achter zijn vodden te zitten, anderzijds omdat ze hem niet zijn overtuiging willen afpakken dar het Odysseus is geweest die zijn zoon Polyphemos heeft blind gemaakt.

Dat uiteindelijk alles een verschijningsvorm van die ene Zeus is, is voor Poseidon en de rest van de goden al even ondenk­baar als voor mensen. Dus is het logisch dat ook jij tijd nodig hebt om dar re kunnen behappen.

Poseidon is- zonder dar hij weet dat Athene hem dat ingeeft -de belager van Odysseus door voorrdurend zijn waanidee te ondermijnen, dat hij iemand is die zelfstandig handelt. Poseidon krijgt nu te horen dat Zeus de opdracht geeft dar Odysseus eindelijk naar huis mag. Poseidon is dus bezig Odysseus re leren dat Zeus en niet Odysseus de baas is, terwijl Poseidon zelf niet kan bevateen dar ook hij nier kan handelen zonder dat Zeus daarvan de drijvende kracht is.

Zo houdt Zeus zonder dat iemand het weet steeds de touw­tjes in handen en stuurt Hermes naar Kalypso. Oe godin Kalypso staat voor de hele gekende wereld en zij wordt zelfs door de goden gevreesd, omdat die voelen dar ze iets verberge wat ze nier zelf kunnen bevatten, namelijk dar goden ook 'waar­genomen objecten' zijn en dus in feite allemaal Kalypso zijn.

Hoewel Odysseus, hangend aan de vijgenboom van Charyb­dis, heeft gezien dar hij voorbijgaat aan het gekende, is het

64

hem nog niet duidelijk hoe dat precies in zijn werk gaat. Daarom lijkt hij - voorzover hij dat tenminste kan overzien -voor eeuwig opgescheept te zitten met deze stralende godin. Bij Kalypso zit hij gevangen in het gekende. Hij wil terug naar zijn eigen huis -het kennen - maar ervaart zichzelf nog als lichaam en weet nier hoe hij dar moet veranderen. Hij is zich ervan bewust dat de vrijheid en het eeuwige leven voor het grijpen liggen, maar beseft dat er iets nog niet helder is. Kalypso's luilekkerland biedt hem alle vruchten van het leven op een presenteerblaadje. Hij kan doen en laten wat hij wil, maar weet dat hij lijd2aam moet wachten tor genade hem ten deel valt. Hier dreigt weer een valkuil waar veel zoekers in tui­

melen. Je ziet technisch wel hoe de vork in de steel zit, maar je lichaam gaat gewoon door met zijn leven. Dat heet 'de kleine stilte'; je ziet dat alles wat met de gekende drie roestanden te maken heeft tijdelijk en vergankelijk is, maar je denkt pas echt puur bewustzijn te worden als de hoofdpersoon sterft.

Ik heb echt in de waan geleefd dat ik in deze fase op de een of andere manier mijn lichaam moest kwijtraken. Die waan was erg hardnekkig en het ging zelfs zover dat ik dacht dat ik moest sterven als Jan, om me re kunnen bevrijden van mijn lichaam, om van golf weer water te kunnen worden. Die denkknoop heeft me bijna het leven gekost en kan voor jou ook een drem­pel zijn alvorens je thuis kunt komen. Her is de golf die denkt zijn golf-zijn te moeten kwijtraken om zijn essentie te kunnen worden. Hij ziet nog niet dat hij nooit kan worden wat hij al is. Er zit je nog één idee in de weg, namelijk hoe essentie eruit moet zien.

Aan de andere kant maakt het inzicht dat je al hebt verkre­gen het dagelijkse leven wel een stuk gemakkelijker. Als er zich geen grote rampen afspelen, is het niet moeilijk om je aan­dacht en je blik op zee te houden, maar als 'Kalypso' het wil en van je eist, verval je weer in je oude rol. Valt er een boom op je dak en loopt regelijkerrijd je vrouw met een ander weg en wil

6')

Page 35: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de belasring je bankrekening leeghalen, ook dan zul je de blik 'op zee' moeren houden.

Zelf-onderschatting en ideeën over hoe realisatie wu moeren zijn, onmemen je de kans open te staan voor de grote stilte. Her is een algemene denkfout. ledereen trapt erin en in her begin kan dar ook niet anders. Het suggereert dar er ogenschijnlijk toch nog iets moer gebeuren, maar er valt niet echt iets re doen. Natuurlijk kun je wel iets doen: Jantje bezighouden. Die wordt anders knettergek. Een hoofdweker (jnani) kan zijn Jantje nier sril houden in de trein naar huis. Een hareweker (bhakta) wel. De trein gaar van station A gewoon naar huis. Alle passagiers gaan hoe dan ook naar huis. De hartweker komt binnen met een rugzak, zet zijn bagage neer en kijkt om zich heen of er een leuke vrouw of een leuke man zit. Hij is mereen op vakantie. De hoofdzoeker vraagt eerst: is dit wel de goeie trein? Weer u het heel zeker? Hoe laar komen we aan? Hij doet zijn rugLak nier af omdat hij bang is dar hij gepikt wordt. Hij zit de hele weg cc zeiken. Die zeikerd moer onderweg beziggehouden wor­den. De hareweker hoeft niet iets speciaals re doen, hij moer er hoogsrens voor oppassen dar hij onderweg niet per ongeluk uit­srapr en meegaar met iemand die hij aardig vindt. De hoofd­zoeker moer je wel bezighouden. Hij gaar volgens her trein­kaartje wel naar huis, maar hij kan zich nier overgeven aan her vertrouwen dar her ook echt gebeurt.

Die hoofdzoeker moer dus dingen doen: goed opletten, in­gewikkelde filosofische denktrucjes proberen op re lossen, mediteren op de stilte ... Her maakt niet uit wat, als de aan­dacht maar op her eindstation, her warer gericht is. Maar de trein van Zeus komt altijd thuis, iedereen komt thuis. Er is namelijk niets anders dan Zeus, de essentie. Nog beter: we zijn al thuis! Alleen, om je je dar re realiseren moer je Jantje iets om handen geven, anders loopt hij in de weg.

Uit verlangen naar Penelope, de grote stilte, her echte thuis­komen, zie Odysseus elke dag op het strand met zijn aandacht

66

op her water. Hij taalt niet meer naar de vruchten v�� Ogygia

omdat hij in zijn hart weet war Kalypso verbergt: ZIJ, het ge­

kende, k.m geen duurzaam geluk brengen. Toch eet hij die

vruchten en is zich bewust van de schoonheid van Kalypso, wat Hindoes 'maya', de wereld van illusie noemen, dus de wereld van dingen die komen en gaan.

Her is anderen moeilijk uit re leggen dat de wereld met al die schoonheid je nier meer boeit, omdat je weer dar je daar nooit echt blijvend geluk zult of kunt vinden.

Bij Kalypso zijn is leven in een droom, zonder dat je de aan­

en uitknop kunt vinden en erachter mag komen aan wie of wat die droom 'verschijnt'. Zeven jaar lang vraagt Odysseus

zich af waarom hij nier naar huis kan gaan, ondanks dar hij zo

zijn best doet. Hij heeft niet door dat her onderzoek en de reizen volgens zijn beleving zijn uitgevoerd met her denken dar zelf nog niet is onderzocht. Dar denken blijkt zelf ook maar een waarneming binnen de waaktOestand, dus een ob­ject vanuit her perspectief van de vijgenboom.

Dan vair Odysseus plotseling de lang verbeide genade ren deel en mag hij van Zeus weg van Kalypso, weg uit het be­staan van afgescheidenbeid op weg naar het licht, zijn ware thuis. Hij hangt nu nier meer moeizaam aan de vijgenboom, de eeuwigheid, her absolute: daar waar lichaam noch denken is. Die blijken objecten van her kennen en horen bij Kalypso.

Nu is er bijna niets meer over van zijn rugzak vol ideeën waarmee hij de thuisreis begon. Al wat hij dacht ce zijn, blijkt object van Kalypso. Hij ziet dar hijzelf los moer zijn van alle gekende waarnemingen, maar beseft dat er nog één ding niet helemaal duidelijk is.

Wie ben ik? Hij staat met deze vraag op de drempel van het echte thuis­

komen. Alle reizen rot nu toe waren nodig om tot deze funda­mentele vraag te komen en die re onderzoeken. Om een dui­delijk anrwoord re krijgen, maakt hij een vlot om zijn reis over zee naar huis te vervolgen.

67

Page 36: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

13 Ino's hoofddoek - D e overgave

Achttien dagen nadat Odysseus de kust van Ogygia achter zich heeft zien verdwijnen, ontdekt de rancuneuze Poseidon hem als het land der Phaiaken al in zicht is. Poseidon veroorzaakt weer een storm waardoor het vlot zijn zeil en roer verliest, en opnieuw is Odysseus stuurloos aan de elementen overgeleverd. Zonder nog iets te kunnen uitrichten, laat hij zich voortdrij­ven op de woeste golven. Odysseus denkt een jammerlijke dood te zullen sterven. Vlak voor hij ten onder dreigt te gaan, duikt naast hem uit zee de waternimf lno Leukothea op, beroemd om haar mooie enkels. lno zegt hem dat Poseidon hem niet kan doden, hoe graag hij dat ook zou willen. Vervolgens draagt ze hem op vlug haar hoofddoek- een magische sluier die de macht heeft vrees voor onheil of dood weg te nemen- om zijn borst te binden en naakt van het vlot in het water te springen. Zwemmend moet hij de kust der Phaiaken bereiken waar red­ding hem wacht, maar hij moet niet vergeten haar hoofddoek met afgewend gezicht aan de zee terug te geven.

Odysseus raakt in tweestrijd. Hij vertrouwt haar maar half en blijft zich aan zijn zwaar beschadigde vlot vastklampen. Maar Poseidon vernietigt het laatste restje vlot. Op het nip­pertje kan Odysseus een balk vastgrijpen. Hij trekt zijn kle­ren uit, bindt de doek om zijn borst, duikt in het kolkende water en zwemt in de richting van de kust.

Athene brengt de storm tot bedaren en laat een gunstige wind opsteken. Nog twee volle dagen en nachten drijft Odysseus in het water alvorens hij de kust nadert. Nergens is een baai of inham te bekennen en hij ziet de golven te pletter slaan op scherpe rotsen. Hij durft niet ver buiten de klippen langs de kust te zwemmen uit angst weer naar open zee terug te zullen drijven.

Plotseling tilt een golf hem op en draagt hem naar de scherpe rotsen, waar de dood hem wacht. Op het nippertje

68

kan Qdysseus zich aan een puntige rots vastklampen voordat

hï door de terugkerende golf weer naar open zee wordt ge­sl�urd. De godin Athene geeft hem helderheid van geest om door te zwemmen op zoek naar een plek om aan land te gaan. Dan ziet hij een riviermond en roept de god van de stroom aan. Direct wordt het water rustig en kan hij naar de kust zwemmen. Als hij weer een beetje op adem is, werpt hij met afgewend hoofd de reddende hoofddoek van lno in de gol­ven. Geheel naakt kust hij de aarde en zoekt, kwetsbaar als hij is, dekking in het struikgewas onder een berg bladeren.

Jno is een nimf, die vroeger mens is geweest en 'tot het water' is gekomen, ofwel: een gerealiseerde. Vlak voordar je i

.n her

grote ongekende water verdwijnt - in �et niets -.heb Je het

idee dat je doodgaat of dood moet, want Je verkeert m de waan dar jij een lichaam bent. Oftewel de golf denkt dar hij moer sterven om water te worden, maar dat is nier w.

Je beseft niet dat je het lichaam al elke nacht kwijtraakt als je gaar slapen. lno symboliseert de hulp die nog nodig is, zij is de geruststelling dat je niet dood kunt gaan. Je blijft, alleen zon­der lichaam. Het lijkt steeds alsof er hulp van buiten, van een ander komt, maar er is in laatste instantie geen buiten. De essemie is allesomvanend. Het wordt je geleidelijk steeds dui­delijker dat de hulp van buiten altijd al binnen je eigen be­wustzijn is geweest. Zo ontdek je gaandeweg dar je altijd zelf je eigen leermeester bent geweest.

Oe hardnekkigste herovering is her doenerschap. Om dar re ontmantelen, is de hele reis nodig. Waarom zit Poseidon Odysseus zo achter zijn vodden? Hij helpt hem! Poseidon pro­beere alles van hem af te pakken, elke illusie iets of iemand re zijn. Het blind maken van zijn zoon Polyphemos is als de zon­deval van Adam en Eva. Odysseus maakt de waarheid blind.

69

Page 37: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De zondeval is dat Adam en Eva uit het paradijs gedreven worden, waardoor ze in de wereld van de dualiteit belanden. Poseidon jaagt Odysseus op en het lijkt alsof hij dat doet om hem te straffen, maar eigenlijk is het genade, want hij helpt: hij pakt alles van hem af wat af te pakken is. Daarom zegt Ino Leuktothea als hij in de zee van het al ronddobbert: 'Hij kan je niet doden.' Wat blijvend is, kan niet gedood noch ooit afge­pakt worden.

Wat niet afgepakt kan worden, ben jij echt. Wie dat beseft is thuis.

Poseidon breekt dus de illusie van het doenerschap af Hij zegt tegen Odysseus: 'Heb jlj die list van her paard van Troje soms bedacht? Helemaal niet, dat heb ik gedaan. Ik heb het monster uit zee laten komen om de ziener Laokoön van het strand weg te rukken en ervoor gezorgd dat het paard binnen­kwam.'

Telkens als Odysseus iets doet, wordt her afgebroken. Net zolang tot hij helemaal uit het denken wordt bevrijd en ziet dat alles vanzelf gebeurt. Maar dan moet hij eerst inzien dat die hele golfwereld niet bestaat, dat er alleen maar water is dat met zichzelf speelt. Wie dat niet durft re zien, zit ernaast en kan het verhaal niet in zijn hele context begrijpen. Begin maar vraagtekens te zetten bij het feit dat 'je' vanavond gaat slapen. Durf maar eens te denken: ik ga vanavond dood. Bárn. Om vijf voor tien. Deze wereld met alles erop en eraan verdwijnt en komt nooit meer terug. Ik vertrek zonder iets mee te ne­men.

Het is een oefening. Er verandert niets aan je leven. Je wordt 's morgens weer geboren met het idee dat je er gisteren ook was, maar daar is geen enkel bewijs voor. Het enige waar dat kijken toe dient, is de echtheid van deze eoestand re doorbreken. Hij kan niet echt zijn, hij bestaat uit bewustzijn, niet uit materie, jij bent geen zak met bloed en bonen en een zootje ikjes.

Als je wilt zien dat dit waar is, zul je ervan overtuigd moe­ten raken dat alles bewustzijn is en dat bewustzijn het enige

70

. ed'tënt is dat er is. Daar moet je volledig van doordron-mgr .. .

raken en het in de prakttjk gaan leven. Als Je met de gen theorie blijft goochelen, word je een salongeleerde. De moei-

Iïkheid is dat velen om de bron staan maar weinigen erin

�an. Het enige dat je kunt doen, is proberen je aandacht er

;reeds op re houden, maar uiteindelijk is het genade of het

gebeurt of niet. .

Het is moeilijk je de woede voor te stellen waarmee Posetdon

het vlot vernielt, wanneer de redding nabij is. Maar er is geen

andere manier om thuis te komen. Zijn schip (het lichaam)

met zijn bemanning (ego en afweer) was Odysseus al kwijt. Maar het idee een voertuig (de kiel en de mast) nodig te heb­

ben om te bestaan, wordt hem hier ook radicaal afgepakt. Nu hij onder dwang zonder voertuig, zonder zich ergens

aan vast te kunnen houden in her grote water dreigt te ver­dwijnen, schiet plotseling lno te hulp met haar reddende hoofd­doek. De hoofddoek symboliseert het ontbreken van gedach­ten over dood en doodsangst - zonder jezelf te verliezen en toch bewust te blijven.

Twee volle dagen en nachten is hij - zonder iets te kunnen of te moeten - getuige geweest van het al-zijn, wanneer hij plotseling weer 'land' ziet. Als er opnieuw een waaktoestand, een wereld, verschijnt, duiken er weer vormen op en verwondt hij zich aan de rotsen. In dat grote water is de wereld afwezig. Land in zicht betekent dat de waakroesrand eraan komt. Zijn gedachten komen weer op gang. Dat zijn de rotsen waaraan hij zich verwondt. Hij trapt er bijna in - hij verwondt zijn handen nog wel- maar wordt weer uit het denken terug in zee gesleurd. Vervolgens laat Zeus hem de riviermonding zien, waardoor hij veilig aan land mag gaan.

Het duurt nog even voordat hij zichzelf weer in de hand heeft en het nieuwe standpunt en her nieuwe zijn op juiste waarde weet re schatten. Ineens herinnert hij zich weer hoe de truc ging. Het oude automatisme komt weer op. Hij is in het heerlijke 'niets' geweest en dreigt vervolgens opnieuw - als er

71

Page 38: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

weer vorm komt- in zijn oude ideeën te vervallen; omdat her auramarisme een hoofdrolspeler te zijn met het geloof in ver­leden en roekomst nog functioneert.

De golf werpt hem terug. De mondjog van de rivier is rust, die is zijn eigen water. Hij hoeft het denken niet te gebruiken wam rivier en zee zijn één. Daar kan hij gemakkelijk aan wal.

De terugkerende vormen brengen her denken dus weer op gang. Je blikt vanuit her beperkte mens-zijn met je denken terug op de ervaring van het grote alles-zijn. Je moer leren om her denken los te laten en het niets-zijn te omarmen om zo niet meer de vorm, de hoofdrolspeler te hoeven zijn. Als het laatste restje van de waan dat je iets kunt doen of begrijpen wordt weggenomen, duikt er uit het niets een riviermond op en beland je veilig en wel aan land.

Met de hoofddoek werpt hij de helderheid, van het moei­teloos vormloos aanwezig-zijn terug in zee. Hij wordt weer mens. Die hoofddoek heeft hij eenslorre maar re leen gehad van lno.

Odysseus ontbreekt het nog aan kracht. De helderheid waarin hij heeft vertoefd gedurende zijn al-zijn heeft hij zich nog nier helemaal eigen gemaakt en daarom aan Ino teruggegeven. Direct duikt zijn kwetsbaarheid op en zoekt hij vlug - om zich een houding re geven- iets om zijn naaktheid re bedek­ken.

Her is een normale reactie. Hij is in een goddelijke, vorm­loze toestand geweest en nu komen de vormen weer terug en moet hij weer gewoon 'de hoofdrolspeler van de waaktoestand' zijn. Althans, dar denke hij. Voor zijn naaktheid - die geen afweer heeft - zoekt hij dekking.

Her is heel gewoon dar je her vormloos aanwezig-zijn, on­danks de ervaringen en inzichten van je onderzoek, nier zon­der slag of sroor kunt bevatten.

Als je ruer blijvend gelukkig bent bij Kalypso, met de wereld van objecten, hoe mooi die ook zijn, en je regelijkertijd nog niet echt rijp bent om jezelf onder ogen te komen zoals je in

72

wezen bene, maak je een overgangsperiode door. Het kennen en gekende moeren dan eerst helemaal kunstmatig gescheiden

worden om de schijnbaar valse verwevenheid van her kennen

met de hoofdrolspeler in de waakroesrand te doorgronden en

doorbreken. Die kunstmatige opsplitsing is maar een handig­heidje om je ego te overstijgen. De waarheid, het absolute, kan niet uit rwee van elkaar gescheiden delen bestaan.

Als jij in de situatie van Odysseus had verkeerd, had je Ino waarschijnlijk ook niet geloofd. Weliswaar zegt ze: 'Hij kan je niet doden', maar dat maakt geen indruk op de bange, wan­trouwende Odysseus, midden in rue hel van wat je nog denkt

re zijn. Het echte vertrouwen verschijnt niet meteen, dat komt pas in beeld als er geen vlot meer is. Pas als er geen enkele uitweg meer over is, pakt hij de laatste strohalm, hij bindt de doek om zijn borst en duikt in her grote water. Je hoeft je nier over re geven, of lef re hebben, of er iets aan re doen. Wacht rustig af, het momene van het gebeuren zelf brengt altijd de oplossing.

Ik had door een speling van het lor mijn voorbereider, de yoga­leraar Hans Meijer ontmoet. Hij gaf me de basiscursus voor de weg naar huis. Vervolgens ontmoette ik door genade Wol­eer, die mij koesterde als een Athene, lno en Circe tegelijk. Hij hielp me van het idee af een golfje (een Jantje) te zijn. Voorbereiders kunnen je wel naar de bron loodsen, maar je niet dwingen erin re springen en er je dorst te lessen.

Dar laatste gebeurt alleen als Zeus her wil, in jouw eigen tempo en op jouw manier. De steun van Wolter bij dit sterven van Jan-zijn, is niet in woorden uit te drukken. De tranen komen nog steeds moeiteloos op bij her kijken naar dat won­der en toch kan een leraar nier voor jou sterven. Hij heeft me de truc geleerd mezelf aan de mast vast re binden om zo langs de waarom-valkuil van de Sirenen te komen. Hij liet me voor het eerst de stilte ontdekken en me de rust van de essentie proeven.

73

Page 39: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Wolter steunde mij als ik huilend van verlangen -wals Odys­seus bij Kalypso - naar zee keek en ook, bij het laatste restje vlot, ofwel het laatste restje ideeën waaraan ik vasthield, om­dat ik gewoon bang was en niet kon zien wat er moest of ging gebeuren en dood dacht re gaan. Dat sterven terwijl je leeft is een hel, maar het lichtpuntje heenc in mijn geval Wolter.

Wolter wees mij er steeds weer op dat je in de waaktoe­stand niet kijkt vanuit Jantje, maar vanuit de positie van de vijgenboom, de onveranderlijke getuige van al het komen en gaan, van het aan- en afwezig-zijn van het waargenomene. Maar dat verschil in standpunt is niet iets wat gedaan kan worden door een Jan of een Wolter, het wordt je altijd on­verwacht gegeven.

Als ik in die periode maar dicht bij Woleer bleef, was er geen angst of paniek om te sterven. Toch was het thuiskomen nog ver weg ondanks Woltees woorden, die me nog niet echt her vertrouwen gaven dat ik veilig thuis kon komen. Ik dacht dat het nooit zou lukken. Ik zag aan de ene kam de vrijheid, maar dacht nog een lichaam zijn. Een lichaam in een boze, bedrei­gende wereld waarin je leven niets waard is en de mensheid zelf alle ellende veroorzaakt. Ik zat dus vast aan her oude idee: ik ben maar een schoenwinkeltje in een grote multinational. Ik ben altijd de klos en als ik sterf, gaat de multinational wo­der mij gewoon door.

Dat idee is zo levensecht, dar de kleine en tijdelijke ervarin­gen dat je geen schoenwinkeltje maar een multinational bene nog ondermijnd worden. Toen ik dankzij Wolrees steun door kon gaan om met vallen en opstaan de kust van de Phaiaken te bereiken, deed ik plotseling iets wat ik voorheen voor on­mogelijk had gehouden: ik vroeg Zeus om hulp.

Door genade die ik ook niet kan verklaren, kwam er langza­merhand vanzelf meer rust en een groeiend vertrouwen waar­door ik mijn aandacht meer vanuit de vijgenboompositie kon richten in plaats vanuit een Jantje.

74

14

Nausikaä- Het lichaam voorbij

Terwijl Odysseus door uitputting overmand onder een dek

van bladeren ligt te slapen, spoedt de godin Pallas Athene

zich naar het land en de stad der Phaiaken. Zij bewonen het

eiland Scheria waar Odysseus is gestrand. De Phaiaken zijn

directe afstammelingen van Poseidon via zijn won Nausi­

thoös, de vader van Alkinoös. Ze wonen daar sinds ze uit het

Bovenland (Hypereia) zijn gevlucht voor de Cyclopen die hun

het leven zuur maakten.

Nausi.kaä is de dochter van koning Alkinoös en zijn vrouw

Arete. Alkinoös is beroemd om zijn rechtvaardigheid. Hun

eiland Scheria is een waar sprookjesland, onmetelijk rijk en

gezegend met alles wat de mens maar kan verlangen.

De Phaiaken doen alles in naam van hun god Poseidon. Zeus is hun te abstract. Zeus is voor hen de beschermer van drenke­lingen en die kom je in hun geschiedenis niet tegen. Zij kun­nen als volk van roeiers, symbool van het doenerschap, niet begrijpen dat hun schepen vanzelf varen. Er gaan dus altijd roeiers mee.

Het kost wat moeite om de rol van Nausikaä in de reis van de held te zien. Zij is dochter van de koning van een land dat 'het onechte' verzorgt en in stand houdt. Daarom zijn ze ook door de Cyclopen- die de waarheid vertegenwoordigen - uit het Bovenland verdreven; de waarheid verdraagt her onwaar­achtige niet.

Vermomd als de liefste vriendin van de prinses geeft Pallas Athene in een droom de beeldschone Nausikaä opdracht

75

Page 40: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

om haar kleding en die van het koninklijke gezin te gaan wassen. Haar huwelijk zal namelijk niet lang meer op zich laten wachten en dan moet ze, net als alle bruiloftsgasten, schoon gekleed gaan. Dat geeft haar een goede naam bij het volk en haar vader en moeder zullen trots zijn op hun dochter. De volgende ochtend vraagt Nausikaä haar vader beschroomd de wagen in te laten spannen om de was naar de rivier te brengen, zonder iets over haar huwbare leeftijd te zeggen.

Haar vader doorziet haar plotselinge ijver, maar laat niets blijken en stemt in met haar verzoek. Haar moeder geeft haar etenswaren en kostbare olijfolie in een gouden flacon mee.

Bekwaam stuurt Nausikaä de wagen met de muilezels door de stad terwijl haar dienaressen haar te voet volgen. Bij de wasplaats aan het strand doen ze eerst de was, daarna eten en drinken ze en spelen met de bal. Door ingrijpen van Pallas Athene gooit Nausikaä mis en belandt de bal in het water. Het gejoel van de meisjes wekt Odysseus. Hij bedekt zijn naaktheid met een tak met bladeren en komt te voorschijn, besmeurd en verschrikkelijk om aan te zien. De dienaressen vluchten, alleen Nausikaä blijft staan dankzij de moed die Athene haar geeft.

Odysseus is getroffen door haar uitzonderlijke schoonheid, die hij met verbazing en bewondering beziet. Die schoon­heidsbeleving heeft hij één keer eerder in zijn leven gehad, toen hij een jonge palmboom bij het altaar van Apollo uit de aarde zag ontspruiten. Beschroomd blijft hij op gepaste af­stand staan. Hij smeekt Nausikaä met de blanke armen om medelijden met hem te hebben en vraagt haar een doek die hij kan omslaan en ook om hem de weg naar de stad te wij­zen. Nausikaä draagt haar dienaressen op hem te baden en te zalven, maar Odysseus schaamt zich en wil liever zichzelf wassen en kleden. Athene verleent hem een bekoorlijke ge­stalte en als hij zich weer vertoont, is Nausikaä getroffen door zijn verschijning en wenst ze zich hem heimelijk tot echtge-

76

noot. De prinses legt Odysseus uit hoe hij de stad kan vin­den. Om praatjes te voorkomen, vraagt ze hem haar niet di­rect te volgen, maar te wachten totdat zij al thuis is. Ook vertelt ze hem hoe hij moet handelen om zijn terugkeer naar huis mogelijk te maken. Hij moet naar het paleis van haar vader gaan en daar eerst haar moeder begroeten door zijn armen om haar knieën te slaan. Als Nausikaä is vertrokken, smeekt Odysseus Athene om hem te helpen opdat de Phaia­ken hem gastvrij zullen ontvangen.

Dankzij prinses Nausikaä ziet Odysseus dar hij nog leeft en wat hij is. Athene, godin van de wijsheid, heeft haar met een droom over haar huwelijk naar het strand gelokt, maar eigen­lijk gaat het erom 'het kleed' naar Odysseus te brengen. Dank­baar slaat hij het om zodat hij weer een vorm, een lichaam krijgt, maar nu in het besef dat hij er ook zonder die vorm gewoon is! In de oceaan van het absolute heeft hij ontdekt dat hij vormloos is en nu ziet hij dat hij toch ook weer een lichaam kan hebben. Hij is een poosje roestandloos geweest en vervol­gens wordt de waaktoestand weer geboren en komt er weer een hoofdrolspeler te voorschijn.

Jij (de zon) word je met behulp van de ander (de maan) bewust van je seralende zelf. Nausikaä schenkt Odysseus een 'kleed', een lichaam, maar hij weet nu dat het lichaam nier wezenlijk van hem is, want hij herinnert zich dat hij zonder lichaam volledig heeft bestaan. Het is geleend, zoals dat bij ieder van ons het geval is. Het is, net als zijn persoonlijkheid, niet van hem.

Hij was in het Al opgelost en elk spoor van er-zijn kwijt omdat er geen objecten waren om zich aan te spiegelen, totdat de prachtige maan (Nausikaä} hem, de zon, ervan bewust maakte dat hij er nog is. Hij wordt zich bewust dat hij dankzij de maan zijn eigen licht en schoonheid waarneemt.

77

Page 41: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De zon (her kennen) zier dar hij zonder de maan (het gekende) ook volledig aanwezig is geweest. Her lichaam komt echter vanzelf met her wakker worden weer op en er lijkt niets veran­derd. Als je weer dat je her kennen bent, hoef je als je kleed doodgaar niet bang re zijn: jij, de zon, her kennen, verdwijnt niet. Odysseus hoeft nier meer in de gekende wereld re dui­ken, want hij weer sinds Kalypso dar niets van blijvende waarde is, net als het van de zon geleende lichr. Er is dus wel iets heel wezenlijks veranderd. Hij kan nu de schoonheid van Nausikaä zien, maar raakt er niet meer door betoverd.

Her standpunt van waaruit hij kijkt is, zonder dat hij er iets voor gedaan of gelaren heeft, vanzelf honderdtachtig graden gedraaid. Zijn leven heeft ren langen leste een wending geno­men. Niet een zekere Odysseus is zich bewust geworden, maar het al, de zon, is zich dankzij Nausikaä van zijn eigen aanwe­zigheid bewust geworden. Het is zoals de zon die zich er niet van bewust is dat hij het is die alles verlicht en denkt de maan te zijn. Nu komt de zon er plotseling achter dar hij al die rijd onbewust verliefd was op de weerspiegeling van zijn eigen licht.

Dat betekent niet dat de maan (Nausikaä) nu een dood ding is. Integendeel: Odysseus eert haar, want dankzij haar is hij zich ervan bewust geworden dar hij zelf alles verlicht en niet een lichaam is.

15

I n het paleis van Alkinoös De illusie van deugd en rechtvaardigheid

Athene verhoort Odysseus' gebed en hult hem in een dichte nevel, zodat hij ongezien de stad bereikt. In de gedaante van

een jong meisje wijst Athene hem de weg en draagt hem op niemand aan te kijken en niets te vragen, omdat de zeevarende Phaiaken niet van vreemdelingen houden.

78

Odysseus mag van Athene niet omkijken of prat�n om�at h�� dan weer in de ban kan komen van het sprookje waann hiJ zelf zo lang heeft geloofd en geleefd. Hij wordt dus nog met een methode, een rruc, in het 'nu' gehouden en moet zijn aan­dacht op Arete, de moeder van Nausikaä, richten om een kans re maken thuis re komen. Het richten van je aandacht op no­bele dingen is een concentratieoefening, die nodig is zolang je nog niet rijp bent voor de grenzeloze, niets onderscheidende

liefde. Odysseus wordt door Athene geholpen om in het nu re blij-

ven door niet te spreken, zodat hij niet in dialoog kan gaan met de onechte wereld van de Phaiaken. Zo ziet hij dat de 'gewone wereld' er nu heel anders uitziet. Het is wat j� � gebeuren als je mediteert, of als je op een andere manter Je gedachten en gevoelens passeert; je ervaart

.� met

. �en �rede

en dus neutrale aandacht. Odysseus heeft tiJdens ZIJD re1s ge­noeg geleerd om dat re kunnen volhouden.

Odysseus kijkt met grote ogen naar de stad met haar prach­tige havens en de goed gebouwde schepen. Mijmerend be­wonden hij het paleis met zijn bronzen muren, zilveren deur­posten en gouden deuren. Voor de poort staan gouden en zilveren honden op wacht. De ontvangstzalen zijn al even kostbaar ingericht en behangen met kunstig tapijtwerk, ge­maakt door vrouwen, beroemd om hun wee8runst.

Overal staan gouden standbeelden met fakkels die de nach­telijke feesten overvloedig verlichten. Achter het paleis zijn boom- en wijngaarden en wordt een groentetuin besproeid door het water van een heldere bron. Een tweede bron bor­relt op de binnenplaats van het paleis, waar de inwoners van de stad hun kruiken vullen. Onder het rechtschapen bestuur van koning Alkinoös en koningin Arete heersen vrede en har-monie.

79

Page 42: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Het land van de Phaiaken wordt bestuurd door Alkinoös -wiens naam rechtvaardigheid betekent- en Arete. Haar naam betekent deugd en hun heerschappij symboliseert die waar­den. Het is in wezen een land waarin alles volgens regels en plichten verloopt, in naam van de heersende normen en waar­den, dus volgens de wereld die wij kennen, de waan van alle­dag. Geen mens is goed genoeg om aan al die regels en plich­ten te kunnen voldoen en dus maakt elke vreemdeling, ook de schrandere Odysseus, geen schijn van kans. Nog nooit heeft wie dan ook eraan kunnen voldoen. Hoe onzelfzuchtig en nobel je inspanningen ook zijn, altijd is er wel een element in je dat niet geheel voldoet aan de geldende regels. Daarom moet ook Odysseus zich, gehuld in mist, onzichtbaar voortbewegen en leren zien dat de meeste mensen hun geloof en ideeën over hoe het moet en hoort niet kunnen opgeven.

Dit volk gelooft heilig in her sturen van de dingen, in hun doenerschap, in 'arbeid adelt'. Zij hebben daar serenge maar rechtvaardige richdijnen voor die nier overereden mogen wor­den. Bij hen zijn waarheid en geluk groots verbeeld door gou­den en zilveren standbeelden, maar het volk mist wel de spon­taniteit en het geluk dat aan die regels voorbijgaat. Daarom ook is hun harmonie een gevolg van logica en handelen. Ge­luk vinden zij iets dat verbeeld en vereerd moet worden als een belofte voor morgen. Ze zijn beleefd tegen je als je alles vol­gens de regels doet.

De twee bronnen symboliseren de dualiteit in het land der Phaiaken, alsof je met twee kapiteins een schip kunt besturen en gelukkig kunt worden als je ze allebei maar op één lijn kunt krijgen.

Als je de wereld ziet zonder geheugen en zonder beeld, dus neutraal, zie je vanzelf hoe deze dualistische wereld een leugen is, onbewust door iedereen in stand gehouden, in de volle over-

80

ruiging dat je later, als je er goed genoeg voor bent, wel in de

hemel zult komen. Maar dar is nep, want het gaat hier slechts om gouden en zilveren symbolen van de waarheid. De zalen voor de nachtelijke feesten is het geloof, dat als we gaan slapen de Phaiaken de lichamen van de mensen gedurende de slaap bezighouden mee dans en ander vermaak. Ze brengen de men­sen 's morgens weer naar de waaktoestand terug en zorgen er zo voor dat het verhaal dat je er gisteren ook was levend en geloofwaardig blijft. In die waakeoestand heerst- onafhanke­lijk van cultuur en geloof- het waanidee dar je alleen waar­heid en geluk kunt vinden als je je aan de regels van goed en kwaad houdt.

Dat sprookjesland symboliseert her idee dat Jan, zijn lichaam en de wereld worden onderhouden door de Phaiaken als ik droom. Het is een waanidee dat de waakeoestand tijdens mijn droom gewoon doorgaat en dat de droom zich in mijn sla­pende hoofd in bed afspeelc. Daar is geen bewijs voor, en dus is het slechts een 'geloof'. Maar dat is zo ongehoord, dat zelfs de serengste atheïst het gelooft. Noch in de droom, noch in de waaktoestand, noch in de droomloze slaap, is ruimte voor i ers anders dan jouw onafgebroken aanwezigheid, waarin zich maar één eoestand tegelijk kan afspelen.

Dat kunnen maar weinig mensen behappen. Je gelooft klakkeloos dat een droom zich tijdens je slaap in je hoofd af­speelt. Maar de waakroestand is rotaal gescheiden van de droom. Als zich een droom afspeelt in jou, bestaat de waak­toestand er voor jou niet. Het hele idee dat de Phaiaken op­roepen, is dat de drie eoestanden regelijkertijd bestaan. Alsof er een wereld is die altijd maar doorgaat, of je nu droomt of in de droomloze slaap verkeert. Maar als je durft te kijken, zie je de wereld 's morgens geboren worden en als je in slaap vale, gaat hij uit met alles erop en eraan.

Ook al denken de Phaiaken de waarheid van die leugen in pacht re hebben, toch is een verblijf bij hen voor velen van ons

81

Page 43: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

nodig om het laacste spoortje van het geloof in het onechte te verliezen en het ongedefinieerd aanwezig-zijn te kunnen be­vatten alvorens erin op te gaan. Kent niet iedere zoeker het gevoel dat hij niet voldoet?

De namen van koning Rechtvaardigheid en zijn vrouw Deugd suggerere�

. ?at de r�i�iger een soort examen moet afleggen;

voordat htj naar hUis mag moet hij eerst aan de maatstaven van rechtvaardigheid en deugd voldoen. Alsof er een soort des­kundige jury bestaat, die beoordeelt of je wel genoeg puntjes hebt �ehaald om naar huis te mogen. Maar dat is onzin. Als je met dte maatstaf meet, gaat liefde, essentie, de achterdeur uit.

Toch huist die waan ook nog in Odysseus. Hij weet niet of hij wel echt 'voldoet' en dat is de reden dat hij op zijn thuisreis de knieën van koningin Arete moer omhelzen. Dezelfde waan

vind je bij vele zoekers. Dat er gestreden, gewerkt en gevoch­ten moet worden en er uiteindelijk ook een soort externe macht zou zijn die beoordeelt of je er wel goed genoeg voor bent.

Maar zelfrealisatie is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Het is de realisatie van wat altijd al is geweest en zal blijven, en dat er niet zoiets als een 'jij' bestaat. Zeus trekt aan alle touw­tjes en kijkt door jouw ogen naar zijn eigen wereld. Voor zelf­realisatie valt niets te doen of te laten.

Als de vermomde Athene en Odysseus samen bij het paleis aankomen, zegt de godin dat hij alleen een kans heeft om naar huis gebracht te worden aJs Arete hem haar gunst s�h�nkt. Hierop laat Athene hem alleen. Odysseus blijft een tiJdJe staan om alle pracht en praal in zich op te nemen en stapt vervolgens vastberaden over de bronzen drempel van het paleis.

Nog steeds onzichtbaar loopt hij direct op koningin Arete af en werpt zich aan haar voeten. Wanneer hij haar knieën omhelst, wijkt de nevel van hem en alle aanwezige vorsten en

82

raadslieden der Phaiaken verstommen als ze de vreemdeling ineens uit het niets zien opduiken.

Odysseus is op weg naar de hoogste rechter die Alkinoös heet, war betekent 'ergens aan moeten voldoen'. Hij is onzichtbaar omdat hij eigenlijk al vormloos en natuurlijk is na zijn verblijf

in de zee van het al en dankzij de wetenschap dat hij 'de zon' is

en zonder lichaam ook nog bestaat. Toch rest er nog dat spoortje van 'iets te moeten doen' om van het idee golf te zijn af te komen om water te kunnen zijn. Maar het probleem is dat er in het dagelijkse leven geen koning Alkinoös, koningin Arete en geen Phaiaken zijn. Het zijn waanideeën, maar toch gaan we er voor het gemak even van uit dat ze bestaan.

De Phaiaken schrikken als er zomaar een man verschijnt die de knieën van de koningin van de deugd omarmt. Waarom het nu de knieën vanArete en niet die van Alkinoös zijn, is omdat deugd net iets dichter bij de waarheid staat dan recht­vaardigheid. Deugd gaat via het hart en kan in principe twee kamen zien, terwijl rechtvaardigheid alles zwart-wit ziet, al­tijd maar één kam kiest en daardoor heel bot kan zijn. Recht­vaardigheid gaat daarom ook uit van een god die het beste uitkomt, en dat is Poseidon, die altijd alleen zijn eigen kam als het goede ziet en de andere kant wil vernietigen.

Odysseus smeekt koningin Arete om hem naar huis te laten brengen. De Phaiaken bieden hem een ereplaats, wijn en brood aan en zeggen zijn verzoek in te zullen willigen. De Phaiaken vermoeden met een god te maken te hebben, on­danks het feit dat goden altijd openlijk aan hen verschijnen. Odysseus verzekert hun dat hij geen god, maar een sterve­ling is en dat hij zich tot de ongelukkigste mensen op aarde

83

Page 44: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

rekent. Hij zou hu.n van al zijn eUende kunnen vertellen maar zijn honger staat dat in de weg. Want niets is zo onbeschaamd als die vervloekte maag, die altijd maar weer gevuld wil wor­den. Ook kan Odysseus het niet nalaten te herhalen dat hij naar huis wil en alle aanwezigen verzekeren hem dat zij daar­voor zullen zorgen.

We doen dus maar even alsof die rechters in ons er echt zijn en alsof geen mens op aarde aan hun strenge terechtwijzingen omkomt, al heeft niemand ze ooit gezien. We geloven dat we gestraft worden voor slechte daden en beloond worden voor goede. Hier graaft dan ook het geloof in het 'doenerschap' naar zijn eigen wortels, maar kan ze niet vinden omdat ze niet be­staan. Want wat kun je anders vinden dan water als je de ecu­wig falende golven echt gaat onderzoeken? Het doet misschien pijn als je leert zien dat alles door het water wordt gedaan of gelaten. Wat moet je dan mee al die verhalen dar je een golf bent die door te reizen tot zijn warer-zijn is gekomen?

Nee, ik kan nog geen water zijn, want kijk maar ... Mijn golf eer nog en heeft nog verlangens enzovoort. Korrom, Odysseus kan de twee kanren van zijn warer-zijn nog niet aan en wil iets doen om zijn golfkant kwijt te raken, maar die kleding (zijn lichaam) heeft hij nota bene nog maar net van Nausikaä ge­kregen! Zo snel is hij weer in de rol van een lichaam terugge­vallen. Oir jojoën, zo als ik het noem, is in deze fase onvermij­delijk en gaat vanzelf over.

Koningin Arere heeft direct zijn kleding herkend, die zij zelf met haar dienaressen heeft geweven. Zij richt zich tot Odysseus en vraagt hem wie hij is en hoe hij aan die prach­tige kleren is gekomen.

84

Zo helpt Arete Odysseus zich weer te herinneren dat hij dat lichaam pas op het strand heeft gekregen en dat hij er daarvóór, zonder lichaam, ook was. Hij ziet nu dat hij zich op de een of andere manier bewust moet blijven van het feit dat hij niet dat lichaam is. Maar ook dat hij vanzelf wel weer op de goede weg wordt gezet als hij dat vergeet. Niet omdat hij zo'n slim Jantje heeft die dat moet of kan doen, maar omdat hij steeds meer gaat zien dat dit vanzelf geregeld wordt. Tegelijkertijd moet hij

leren op te houden zichzelf te straffen als hij het vergeten is. Dat is geen taak van een Jantje, dat doet het bewustzijn wel.

Odysseus verzwijgt zijn naam, maar vertelt wel over zijn ver­blijf en gevangenschap bij Kalypso en hoe hij na zeven jaar op een vlot is vertrokken en als drenkeling op het eiland der Phaiaken is aangespoeld. Ook vertelt hij over zijn ontmoe­ting met Nausikaä, van wie hij die mooie kleding kreeg.

Plotseling heeft hij de truc door: je moet voor de buieenwereld gewoon blijven doen alsof je het lichaam bent en niet probe­ren hun te vertellen dat je eigenlijk water bent. Je moet de golvenwereld en het water gewoon tegelijkertijd laten bestaan en je aandacht bij dat water-zijn proberen re houden, anders verval je zo weer in de waan de hoofdrolspeler re zijn. Zo kan hij ook beter inspelen op wat de wereld van hem verwacht zonder zich aangesproken of schuldig te voelen als hij hun niet alles vertelt. Dat maakt het leven al een stuk makkelijker omdat de bocsingen met je omgeving en jezelf afnemen.

85

Page 45: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Koning Alkinoös antwoordt dat zijn dochter tekortgeschoten is door Odysseus niet zelf naar het paleis te brengen. Maar de held verdedigt haar en zegt dat hij zelf haar uitnodiging heeft afgeslagen, uit vrees dat hij de koning zo voor het hoofd zou stoten.

Die nieuwe kijk lost de situatie direct op. Hij weet de hoogste rechter die zijn dochter een tekortkoming verwijt duidelijk te maken dat hij de zaak van twee kanten kan zien. Dus zonder te vervallen in: 'Zeus doet dat allemaal en niet je dochter of de een of andere ik'. Dat komt toch niet over. Odysseus wijst geen schuldige aan, maar weet dat handig te omzeilen door een persoonlijke reden re geven die voor de koning aanvaard­baar is, waardoor hij de schuldvraag kan loslaten.

Alkinoös antwoordt dat het niet in zijn aard ligt om zonder reden boos te worden, want hij heeft kalmte hoog in het vaan­del. Vervolgens bekent Alkinoös, dat hij graag een man als Odysseus als schoonzoon zou wensen, maar alleen als de held uit vrije wil zou blijven. Immers, de Phaiaken zijn zich ervan bewust dat Zeus hen verbiedt iemand tegen zijn wil bij zich te houden. Bovendien verzekert Alkinoös hem dat de Phaiaken hem met hun snelvarende schepen thuis zullen brengen, zodra Odysseus dat verkiest. Dat verheugt Odysseus en hij bidt tot Zeus dat Alkinoös woord houdt en hij zijn vaderland zal terugzien.

Zo, daar komt Odysseus mooi van af! Hij heeft het hoogste gezag een koekje van eigen deeg gegeven, door erop te wijzen

86

dat niemand en dus ook niet Alkinoös zelf perfect is. Dat heeft naruurlijk tot gevolg dat Alkinoös zich aangesproken voelt. De koning verdedigt zich zonder te zien dat hij niet wil be­kennen dar hij zelf ook niet perfect is.

Odysseus heeft dat gedaan zonder zijn eigen 'standpunt ' ter discussie te sreUen, dat in de schijnbare tweeheid van water en golf het water natuurlijk voor alles verantwoordelijk is en nooit de een of andere golf. Beweren dat er geen vrije wil bestaat regen mensen die hun eigen onvolkomenheid niet durven re zien, is zinloos. Je weet van tevoren dat Alkinoös dar toch nog niet kan behappen.

Nu kan de held pas inzien wat het schip van de vrijheid dat klaar ligt echt inhoudt. Hij hoeft niet langer zichzelf, noch andere golven te overtuigen van de waarheid van het water­zijn en zo laat hij Alkinoös vrij in zijn geloof dat hij een golf is met een vrije wil en dat hij een eigen keuze kan maken. Odysseus ziet zelf dat Zeus in werkelijkheid alles doet. Het lijkt in het dagelijkse leven moeilijk om door te gaan met te zeggen dat jij alles doet en keuzes maakt, terwijl je tegelijk weet dat er niet een jij is die beslist maar altijd Zeus, het water zelf. Maar ook zonder de hele waarheid re vertellen, hoef je nog niet re liegen. Dar doet Odysseus dan ook niet; hij past het verhaal alleen aan het niveau van de ander aan.

Dat lijkt makkelijk, maar is extreem moeilijk omdat we ge­wend zijn alles wat we meemaken meteen rond te bazuinen. Of het nu iets is om over op te scheppen of meelij te wekken; belangrijke dingen kun je nooit voor jezelf houden en het ge­woon laten zijn zoals het is. Dat is vrijwel onmogelijk. Neem je maar eens voor niet te vertellen dat je slecht geslapen hebt en kijk hoe vaak je daar aandacht voor had willen krijgen. Het gewoon maar er-zijn zonder aandacht te vragen kun je pas moeiteloos aan als je helemaal ziet dat alles in het leven draait om aandacht krijgen en jij geen aandacht meer van de bulten­wereld nodig hebt.

87

Page 46: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

16

De spelen bij de Phaiaken - De valkuil van de trots

Vermomd als heraut van de koning roept Athene de volgende dag alle leiders en raadslieden der Phaiaken op om over de terugreis van Odysseus te vergaderen. Odysseus heeft ze om­getoverd in een bekoorlijke, sterke man zodat hij bemind wordt en met ontzag bejegend door alle Phaiaken. Die be­sluiten voor zijn terugreis een schip in zee te trekken en het te bemannen met de beste roeiers van het land.

Alles gaar nu van een leien dakje. Athene regelt alles, want Odysseus heeft gezien wat er gezien moet worden, de waan dat je om thuis te komen iets zou kunnen doen of laten, of dat je aan iets zou moeren voldoen. Dat geeft opluchting en maakt het leven meteen een stuk makkelijker.

Vervolgens wordt er een feest voor Odysseus gehouden. De goddelijke zanger Demodokos, bezingt een twist tussen Odysseus en Achilles, de inmiddels legendarische helden van

de Trojaanse oorlog. Het lied ontroert Odysseus, maar hij weet dat voor de aanwezigen te verbergen.

T ja, als er een feest is, loopt het wel eens uit de hand en jawel hoor, Odysseus wordt weer uit zijn basis van water-zijn ge­trokken wanneer men zijn daden aJs 'golf ' gaat ophemelen. Ieder van ons die dit doormaakt zal her duidelijk worden dat je steeds een stap vooruit mag en vervolgens weer twee stap­pen terugzet wordt.

88

Her 'doenerschap' is zo'n hardnekkig virus, dar je er niet één­twee-drie van af kunt zijn. Her is onzin dat je in één klap blijvend met de nu-stroom mee kunt gaan, zonder door de inhoud van her verhaal - dat meesral verleden rijd is- geraakt re worden. Je kum jezelf nooit rijp máken, wam dar gebeurt natuurlijk vanzelf.

Alleen Alkinoös, die naast hem zit, ziet zijn ontroering en stelt voor om naar de sportwedstrijden te gaan, waarvoor het volk aJ te hoop is gelopen. Prins Laodamas daagt Odysseus uit om aan de wedstrijden mee te doen, maar die weigert aanvankelijk omdat zijn hoofd er niet naar staat- vol als hij is van zijn ellende en zijn verlangen naar huis te gaan. Maar wanneer zijn trots wordt gekrenkt door een smalende op­merking van worstelkampioen EuryaJos, laat Odysseus zich verleiden om toch mee te doen. Hij zal hun wel even laten zien wat een acleet hij is.

Odysseus overtreft met zijn discusworp alle tegenstanders. Ook kan hij het niet nalaten op te scheppen over zijn vaar­digheid in het boogschieten en speerwerpen. Alleen met hard­lopen vreest hij verslagen te worden, verzwakt aJs hij is door zijn avonturen. Koning Alkinoös toont begrip voor de ge­krenkte Odysseus en begrijpt dat hij wil laten zien waarin hij uitblinkt. Van zijn kant vertelt hij Odysseus waarin de Phaiaken uitzonderlijk bedreven zijn: hardlopen, zeevaart, dans en gezang.

Odysseus valt nog gemakkelijk van her ene gevoel in her an­dere en kan zijn aandacht niet lang op her thuiskomen hou­den. 'Trots is her laatste dat wegvalt,' heeft mijn leermeester ooit gezegd en dat was ook bij Odysseus het geval. Je omge-

89

Page 47: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

ving kan het meescal aan je merken, maar zelf zie je je eigen trots en opschepperij niet zo makkelijk. Dat komt pas later aan de orde, ook voor Odysseus als hij de vrijers, dus al zijn neigingen, als wezensvreemd gaat zien en herkennen en ze zo kan passeren. Nu, bij de Phaiaken is hij nog trots op wat hij kan en hij plaatst daarmee de eer en aandacht van het hande­len in de golf en niet in her water.

Om hun bedrevenheid te tonen, zingt Demodokos een lied, terwijl enkele jonge P ha.iaken om de zanger heen dansen. Odysseus kijkt gefascineerd toe. Het lied gaat over het over­spel tussen de liefdesgodin Aphrodite en Ares, de oorlogs­god. De bedrogen echtgenoot Hepha.istos vangt hen door een list in een web en roept de goden bijeen om hun het schandelijke schouwspel te tonen. De goden vermaken zich kostelijk bij het zien van het overspelige steL Alleen Poseidon kan er niet om lachen. Hij smeekt Hepha.istos om Ares vrij te laten. Hepha.istos stemt ermee in, mits Poseidon borg staat voor het gevalAces zijn boete niet betaalt. Zowel de Pha.iaken als Odysseus genieten opgetogen van het verhaal.

Hier zien we het verschil in trots russen Odysseus en de Phaiaken. Beiden zijn opgetogen over hetzelfde verhaal. Alleen voor de Phaiaken gaar het om de bestraffing van het bedrog van

Aphrodite en Ares, en om het feit dat het gezag wordt hersteld zoals het volgens hen hoon. Maar Odysseus begrijpt nu voor het eerst de ware aard van Poseidon. De god van de zee kan niet om het overspel lachen, bloedserieus als hij is in zijn eeuwige strijd tegen het geloof in onwaarachtige verhalen, want alles wat komt en gaat hoort niet binnen de waarheid van het onveran­derlijk absolute wat-is. De goden maken er een vertoning van;

90

zij hechten geloof aan het verhaal van het overspel. Poseidon doet dan ook van alles om het verhaal en alle ideeën erover zo snel mogelijk te laten beëindigen, om het terug te brengen naar hoe het is, was en zal zijn - net zoals we her leven tijdens de eerste drie levensjaren hebben ervaren. Daarom ziet Odysseus

dat Poseidon als bestrijder van het onechte van de gekende kant al die cijd zijn grote hulp is geweest om alles los te laten wat niet van hem is, zoals de list van het paard van Troje. Nu kan Odysseus ook zijn inzicht voor zich houden; hij vraagt geen aandacht meer voor zijn verhalen, omdat ze niets te maken hebben met hoe het leven zich voltrekt.

Om een ander staaltje van hun danskunsten te tonen, laat Alkinoös de dans met de purperen bal uitvoeren. Odysseus is verrukt door het kunstige spektakel en complimenteert Alkinoös dat zijn dansers de besten zijn. Alkinoös is gevleid en stelt voor Odysseus gastgeschenken te geven.

De cirkel is rond. Hij is klaar met het doenerschap en de waan over een vrije wil te beschikken. Hij ziet nu in dat alle ellende begonnen leek te zijn met de gouden bal van Eris, de godin van het conflict, maar dat in wezen Zeus er zelf acheer zat. Zeus doet alles, dus ook oorlogen ontketenen en eigenlijk al­les wat door mensen en goden wordt gedaan. Hier maakt Odysseus goden en mensen één: ze zijn niet meer of minder dan Zeus zelf.

Als het je toch niets meer uitmaakt, kun je ook de mensen helpen die het nog niet bevatten, door de daden die ze denken zelf te doen ook gewoon als van hen persoonlijk te blijven benoemen. Dat noem ik 'positief slijmen'. Zo kan ik gewoon de anderen die ergens trots op zijn, trots laren zijn en compli-

91

Page 48: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

menten geven. Eigenlijk is het zelfs geen slijmen. Het is ge­woon alles in zijn waarde laten en zien dar het fijn is om gol­ven die golven denken en willen zijn, te belonen met war hun een goed gevoel geeft. Die overgang valt niet mee; enerzijds zit o

_�ze held nog gevangen in het golfje-zijn, inclusief de trots op

ZIJn �-erle��n, anderzijds zier hij in dat hij water is en laat hij rege!.JkernJd de andere golven in hun waarde. Hij heeft hier nog nier door dar water niet naar golven kijkt en daar dus niet trots over kan zijn. Kortom, hij maakt hier nog een object van her water. Die trots op wat je bereikt denke re hebben is altijd van een golf en nooit van het water.

Maar die valkuil is meestal onvermijdelijk. Ik was er ook in gevangen en voelde mij een ti jdje meer dan de anderen. Vroeg aflaat stoot je wel je hoofd en komt de genade je weer verlos­sen, als dat voor je is weggelegd. De verrukking van kijken naar her dansen van de Phaiaken kwam nier van de dansers, maar van her zien dat Zeus danst. Dat is de beloning, de schoonheidervaring die we zoeken.

Odysseus wordt gebaad en gezalfd. Gehuld in een mooie man­rel komt hij Nausikaä tegen, die hem bewonderend aankijkt. Ze neemt afscheid en spreekt de wens uit dat hij in zijn va­derland nog eens aan haar zal denken. Heeft hij immers zijn leven niet aan haar te danken? Odysseus belooft na thuis­komst haar uit dank als een godin te vereren.

Her zich laren zalven en baden is her verankeren van war hij nu nee begrepen heeft. Prompt komt hij Nausikaä regen en nu kan hij haar wel ontmoeten en van haar schoonheid genieten, zonder dar hij iets van haar wil. Hij laar haar als eerste zien dar hij zich volledig heeft overgegeven aan her besef: her is nier

92

mijn wil maar de wil van Zeus die alles- dus ook mijn thuis­

reis - regelt en die mij via jou bewust laar worden dar ik her water ben en nier dat tijdelijke golfje. Daarmee heeft Odysseus her golf-zijn oversregen en heeft hij de schoonheid van het onsterfelijke water herkend.

Na het feestmaal vraagt Odysseus aan Demodokos of hij over het paard van Troje wiJ zingen. Bij het aanhoren van het lied begint Odysseus bitter te wenen. Alklnoös laat de zanger zijn lied staken en vraagt Odysseus om zijn naam niet langer ge­heim te houden en zijn vaderland bekend te maken, zodat zijn schepen hem daarheen lewmen brengen. Want eenmaal be­kend met de bestemming bepalen de snelvarende schepen der Phaiaken vanzelf de juiste koers; stuurlui of roer hebben zij niet nodig. Nu kan de held er niet meer onderuit en antwoordt dat hij Odysseus is, won van Laërtes en beroemd om zijn lis­ten. Alklnoös vraagt Odysseus zijn lorgevallen te vertellen. Tot diep in de nachtverhaalt hij van zijn avonturen. KoninginArete onderbreekt hem om de Phaiaken hun oordeel over deze even­wichtige man te vragen. De Phaiaken zijn het erover eens dat het een eer is om Odysseus in hun midden te hebben en be­sluiten om hem nog meer geschenken mee naar huis te geven. Odysseus betuigt zijn dankbaarheid, want niets is beter dan met volle handen in zijn vaderland terug te keren.

Hij vervolgt zijn relaas en pas nadat hij alles verteld heeft, gaan zij allen slapen.

Nu maakt het ook niet meer uit dat hij de naam Odysseus gebruikt en kan hij zich bekend maken zonder gevaar te lopen voor de gevolgen. Hij weer nu zeker dar hij nier Odysseus is noch aan iemand of iers verantwoording schuldig is, behalve

93

Page 49: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

aan het water zelf. De vijgenboompositie is zijn natuurlijke perspectief en hij kan als Odysseus de mast weer omhelzen, die niets met hem te maken heeft. Hij kan Odysseus zijn ver­haal laten verrellen zonder het zelf nog als iets van hem te vol­gen of te geloven. Hij vervalt daardoor vanzelf niet meer in de emoties en gevoelens die horen bij: het is mij overkomen. Dat hij rot tranen roe geroerd wordt door het verhaal van het paard van Troje komt niet door een gevoel of een emotie. Het is het besef dat Poseidon hem al die tijd heeft geholpen om hem elke waan dat hij iets of iemand is af te nemen. Een diep gevoel van dankbaarheid, doet hem de tranen in de ogen lopen.

Als hij het gekende en het mens-zijn verlaat en de drempel overgaat naar het kennen, komt uit wat er is voorspeld: dat hij op een vreemd schip naar huis zal gaan. Hij wordt op ander­mans schip naar huis gebracht, maar het vreemde schip staat ook symbool voor het lichaam. Odysseus kan, zonder dat er iets met hem gebeurt, zijn lichaam loslaten en gelooft niet meer dat je toch een lichaam hebt, al ervaar je het niet; hij is nu gewoon wat hij is: ongedefinieerd bewustzijn.

De volgende dag brengen de P haiaken het schip in gereed­heid voor zijn vertrek. N a eerst nog offers te hebben gebracht en een uitgebreid maal genoten te hebben, neemt Odysseus afscheid van de Phaiaken en prijst hen uitbundig. Vervolgens stapt Odysseus over de bronzen drempel van het paleis en wordt hij met al zijn geschenken naar het snelle schip ge­bracht.

Aan boord is voor Odysseus een bed gemaakt, waarop hij zich ten ruste legt. Nog voor het schip vertrekt, valt hij in een wete, diepe, op de dood gelijkende slaap.

De volgende dag nadert het schip het eiland lthaka. Odysseus wordt - nog steeds slapend - in een baai aan land

94

gebracht en voordat hij wakker wordt is het schip weer ver­

trokken.

Nu hij de vruchten van goed en kwaad van de Phaiakcn niet meer nodig heeft, kan hij hun gastvrijheid en verzorging waar­deren, hoe tijdelijk en betrekkelijk die ook geweest mogen zijn. De maaltijd smaakt niet minder lekker als je weet dat het maar een droom is. Het loslaren van de persoonlijkheid gaat net zo moeiteloos als het loslaten van de waakroestand als je gaat slapen.

Je kunt vol venrouwen de hoofdrolspeler en zijn hele wereld loslaten, want zijn show is afgelopen, maar jijzelf niet, want jij kunt niet komen en gaan maar draagt moeiteloos elke nieuwe show die wordt opgevoerd.

Nog voor het schip de thuishaven der Phaiaken bereikt, krijgt

Poseidon het in de gaten en wü hij de P haiaken straffen. Zijn eigen volk is tegen zijn wil ingegaan. Zij hebben hem, hun god Poseidon, de kans ontnomen om Odysseus ook op het laatste deel van zijn thuisreis met rampspoed te treffen, nu hij sla­pend en beladen met geschenken Ithaka reeds heeft bereikt.

Poseidon wil hun stad door een bergketen voor altijd van

de zee scheiden, zodat ze nooit meer mensen een geleide naar huis kunnen geven en hij wil het schip vernietigen. Maar Zeus vindt dat te ver gaan. In het zicht van de haven veran­dert Poseidon het schip dan maar in een rots.

Dan herinnert Alkinoös zich een oud orakel dat hem deze rampspoed ooit heeft voorspeld. Hij besluit mensen voortaan niet meer te helpen en met de hulpvaardigheid der P haiaken is het voor altijd gedaan.

9S

Page 50: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De Phaiaken geloven nog steeds heilig in deugd en rechtvaar­digheid, in het doenerschap en de inspanningen die ze den­ken te ondernemen voor her welzijn van de mensheid. Maar na de waarschuwing van Poseidon kennen ze hun plaats en zullen ze nooit meer reizigers naar huis brengen. Hoe zou dar ook kunnen, als iedere zoeker naar de waarheid, evenals de golf die het water zoekt, in diepste zin al thuis is?

Opvallend is dar Poseidon hier weer miskleunt. Hij is kwaad omdat de Phaiaken hem geen roesremming hebben gevraagd om Odysseus naar huis te mogen brengen. Dus wil hij ze straf­fen door een berg russen hen en de zee te maken - russen her gekende en het kennen - zodat ze nooit meer conrace met elkaar kunnen hebben, alsof je een dikke muur in de dualiteit zou kunnen bouwen.

Om die laatste dialoog russen Poseidon en zijn broer Zeus re begrijpen, moer je het verschil russen het ware en het valse kennen. Poseidon wil binnen het kader van de dualiteit her valse gekende definitief mee een bergketen van de waarheid afsluiten. Immers, als het roch vals is, waarom het dan niet isoleren? Zeus geeft Poseidon gelijk maar weer hem toch zover re krijgen dar uiteindelijk alleen het ene schip waarop Odysseus naar huis is gebracht versteent. Daaruit blijkt dat Poseidon niet doorheeft dat Odysseus hem nu als zijn leermeester ziet en hem dankbaar is voor war hij voor hem heeft gedaan, en dat Zeus de feitelijke veranrwoordelijkheid draagt, alle macht in handen heeft en dat ook 'echt en onecht' daarom deel uit­maken van Zeus: her grote geheel. Zelfs Poseidon is maar een dienaar, een verschijningsvorm.

Ook al staar Poseidon binnen de drie roestanden aan de blij­vende, de kennende kam, hij belichaamt wel het kennen dat nog in oorlog is met het gekende en heeft zelf nier door dat het hele spel van goed en kwaad, zware en wit, yin en yang zich eigenlijk in Zeus afspeelt. Maar die laar zich nier door de serieuze Poseidon, die niet de ware aard van her gekende kent, zijn eigen spel afpak­ken en speelt het zo dat Poseidon dar nier doorheeft.

96

De kracht en macht van Poseidon zijn lastig te begrijpen ver­geleken mee de rol van Pallas Athene, �am zij is eigenlijk

. Zeus­

in-uirvoering. Zij kan elke rol, van wte ook, spelen. Strikt ge­nomen speelt ze ook de rol van Zeus. Als ze de rol van Poseidon speelt, is ze de gevaarlijke en dreigende kracht die alles wat niet kennendbeid is, probeert te vernietigen. Als ze Athene zelf is, doet ze alleen het lieve werk.

Poseidon vertegenwoordigt kennendbeid binnen de ruimte waarin waak- en droomroesrand hun spelletje spelen. Hij ver­tegenwoordigt daar her uitvoerende en hoogste gezag, maar het laatste staartje van her hele spel ziet hij zelf niet. Hij heeft coch nog iets dualistisch in zich. Hij is zelf een stukje van het gekende in het schouwspel van Zeus. De opperg�� kan �el zonder hem, maar hij niet zonder Zeus. Daarom WIJSt men m

sommige godsdiensren afgoden af. Elke afgod is een idee en alle ideeën moeten eruit, voordar je rot her ene kunt komen. Poseidon is de essentie, maar zonder dat hij beseft hoe de vork precies in de steel zit.

In de droomloze slaap heerst alleen Poseidon. Het zuivere al-zijn. Omdat de droomloze slaap de schijn heeft onderbro­ken te worden door de droom of de waaktoestand, moet er iets zijn wat de afwezigheid van aanwezigheid kent. De droom­loze slaap is in al zijn perfectie van vrede en geluk toch nog een object. Alleen Zeus kent die aan- en afwezigheid vanuit de vijgenboompositie. Daar is geen sprake meer van beide roe­scanden, maar alleen van kennendheid.

De dialoog russen Zeus en zijn broer zou eigenlijk pas later moeten komen, als de scheiding van het kennen en het ge­kende, waarvoor zoveel reizen nodig zijn, herkend en erkend wordt. Want uiteindelijk moet ook die scheiding weer onge­daan gemaakt worden om het geheel in her juiste licht te plaat­sen. Niet alleen het absolute, het water, is waarheid, maar ook her betrekkelijke en tijdelijke golvenspel dat her absolute van momene tot moment in zichzelf speelt. In die eenheid bestaar

97

Page 51: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

geen waarachtig regenover een onwaarachtig meer. Zeus weer dar, maar Poseidon nier.

Odysseus heeft her kennen rot dan roe als iets van hemzelf beleefd en nog nier begrepen dat hijzelf ook een object van het kennen is. Daarom voelde hij zich gevangen bij Kalypso. Hij was daar gevangene van die mooie vrouw en haar illusoire wereld, gevangen door het gekende. Hij besefte nog niet dat hij daar in feite- en altijd al - los van was. Dat inzicht werd pas een feit toen Poseidon zijn vlot stuksloeg en hem in het al lier opgaan, waar hij zijn ware aard realiseerde en één werd. Hij zag dar hij zelf is war hij altijd had gezocht: her vormloze, onvoorstelbare zelf.

Het enige waarop hij nog geen zicht had, was de waan dat hij de reis en zijn heldendaden zelf verricht en beleefd had. Daarom zat Poseidon hem achter de vodden. Odysseus hinkte nog op twee gedachten en kon geen keuze maken, geen één­beid worden.

Pas als de boor in een klomp steen is omgetoverd, is de te­rugweg naar de dualiteit voorgoed afgesneden. Her idee dar her gekende iets voor het kennen kan doen sneuvelt en de rol van de Phaiaken als thuisbrengers is uitgespeeld. Nu Odysseus door de boor is thuisgebracht en daarmee naar de kennende kam is verhuisd, is de rol van Poseidon als bestrijder van her gekende voor Odysseus uitgespeeld.

98

Deel 11

Het doden van de vrijers

Eenmaal thuisgekomen begint voor Odysseus de moeilijkste fase van de zoektocht: het thuisblijven. Odysseus ziet zich voor de raak geplaatst om de honderdacht vrijers, die zijn huis be­zetten en zijn vrouw willen trouwen, uit re schakelen. Deze srrijd tegen de vrijers gebruik ik als metafoor voor alle per­soonlijke neigingen die ons leven zuur maken of veraangena­men als het zo uit komt.

Nu gaat het er echt om spannen voor Odysseus en ook voor de zoeker, wam het is niet eenvoudig, zo niet onmogelijk, om je vrijers uit te schakelen. Dit tweede gedeelte 'Het doden van de vrijers' is dan ook gedetailleerder en uitvoeriger dan het eerste.

17 Terug op Ithaka- De thuiskomst

Als Odysseus uit zijn diepe slaap ontwaakt, herkent hij zijn vaderland niet. Pallas Achene heeft de omgeving in nevelen gehuld. Jammerend loopt hij rond. Hebben de Phaiaken hem dan toch bedrogen en op een vreemd eiland achtergelaten? Wat heeft hij nu aan zijn rijkdommen of hebben ze een deel daarvan misschien weer meegenomen?

Nauwkeurig telt Odysseus de schatten, maar er ontbreekt niets. Wenend dwaalt hij langs het strand. Pallas Athene na­dert hem in de vermomming van een jonge schaapherder met

99

Page 52: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

een edel voorkomen. Op zijn vraag waar hij is, antwoordt Athene dat hij zich op het vermaarde Ithaka bevindt. Grote vreugde maakt zich van hem meester, maar hij durft het niet te laten blijken. Hij durft zich niet voor zichzelf uit te geven en verzint een listig verhaal over wie hij is en hoe hij daar is beland. Athene neemt haar eigen schone gedaante aan en verzekert Odysseus dat zij hem nog steeds bij zal staan, al heeft ze hem niet voor de woede van Poseidon kun­nen vrijwaren. Om hem te overtuigen jaagt Athene de nevel uiteen en herkent hij zijn land. Vol vreugde kust hij zijn geboortegrond. Odysseus herkent nu ook de baai waarin de Phaiaken hem aan land hebben gebracht. Zijn schatren lig­gen vlak bij de olijfboom die voor de grot der Naiaden staat. De grot heeft twee ingangen, één voor de mensen en één voor de onsterfelijken. Daarin verbergt Pallas Athene de schatten die Odysseus haar aanreikt, waarna ze de grot met een steen afsluit.

Aan de voet van de heilige olijfboom gezeten, verteltAtbene dat zijn huis wordt bevolkt door onbeschaamde vrijers, die naar de hand van zijn vrouw Penelope dingen en de baas in zijn paleis spelen. Odysseus beseft dat het maar goed is, dat hij niet meteen naar zijn vrouw is gesneld. Dan zou hem ze­ker een zelfde lot hebben getroffen als Agamemnon, die bij thuiskomst vermoord werd door de vrijer van zijn vrouw.

Athene vermomt Odysseus als een oude bedelaar en stuurt hem naar Eumaios, de trouwe zwijnenhoeder.

Zelf reist ze af naar Sparta om zijn zoon Teleroaehos terug te roepen, die daar koning Menelaos bezoekt om hem te vra­gen naar het lot van zijn vader.

Verbaasd vraagt Odysseus Athene waarom ze Teleroaehos op reis heeft gestuurd, terwijl ze de waarheid over hem wist. Zij antwoordt dat Teleroaehos met deze reis eer en roem ver­werft en dat hij veilig is, ondanks de boten van de vrijers die in een hinderlaag liggen om hem op zijn terugreis te vermoor­den.

100

In het begin zijn we niet in staat het zelf als ons eigenlijke huis re herkennen. De helderheid van er-zijn met of zonder vorm is nog niet verankerd en we ontwaken nog met het oude sys­teem en al zijn twijfels. Iemand anders moet je vertellen dat je er bent. Als je door het een of ander in die natuurlijke staat terechtkomt, zou je het anders niet eens doorhebben.

Odysseus moet net als ik en de meesten van ons verteld wor­den dat hij 'er' is. De oude automatismen om via bordjes de richcing naar Den Haag te zoeken als je daar al bent, zitten de uiteindelijke vrijheid nog in de weg. Zoeken naar die richting­aanwijzers als je er al bene, is natuurlijk zinloos, maar als je on­verwacht thuiskomt, is het onvermijdelijk dat je het een poosje zult doen. Maar zoals altijd is hulp aanwezig. Als het je lotsbe­stemming is, zal de regisseuse van het spel Pallas Athene je weer op de juiste weg krijgen en je geruststellen dat dit is wat je wekt. Het duurt een tijdje voordat je beseft wat het inhoudt, in Den Haag te zijn ronder overal bordjes met Den Haag tegen te ko­men. Maar na verloop van tijd wordt het je vanzelf eigen.

Pas na de ontmoeting met Pallas Athene durft Odysseus zich over te geven aan de gelukservaring van de thuiskomst. Die gdukservaring heeft niets met het wezenlijke gelukkig-zijn te maken, maar is nog het geluk van een iemand die zichzelf, zijn thuis, heeft gevonden. Hoe mooi die ervaring ook kan zijn, het is en blijft iets wat komt en gaat en is daarom onecht.

Bovendien leert hij dat er nog één groot gevaar loert. Aga­memnon, een van de grootste Griekse vorsten, is na zijn thuis­komt uit de Trojaanse oorlog lafhartig door een vrijer van zijn vrouw vermoord. Odysseus is dat al in het dodenrijk verteld, maar Athene zegt - om hem ervan te doordringen - dat zijn leven aan een zijden draadje hangt, want al die vrijers bezetten zijn paleis. Hij kan er w geweest zijn en dan is hij nog niets opgeschoren; dat heeft hij in her Dodenrijk wel geleerd.

101

Page 53: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Hij bedankt Athene voor haar uitleg, maar kan niet nalaten toch wat kritische kamtekeningen te maken: waarom is ze pas weer bij de Phaiaken verschenen om hem te helpen, zoals ze hem ook hielp tijdens de strijd om Troje, maar niet op de lange moeizame reis na zijn vertrek uit Troje? De godin geeft met haar glanzende ogen een antwoord waar hij niets mee kan: 'Het is jouw gave dat je niets en niemand vertrouwt. Door dát wamrouwen ga je nu niet direct naar vrouw en kind, maar kijk je eerst de kat uit de boom en stel je je vrouw op de proef Ook in regenspoed heb ik je nooit in de steek gelaten. Poseidon liet je jouw makkers verliezen en ik wist het wel, maar kon er niets tegen doen. Tegenover mijn vaders broeder Poseidon, die boos was over her blind maken van zijn zoon ben ik mach­teloos,' liegt ze schaamteloos.

Dat gedraai met de feiten is nodig omdat Odysseus nog niet rijp is om de hele waarheid onder ogen te komen. Om hem niet te ontmoedigen, verdraait ze her verhaal zo dat hij het wel kan slikken. Dat is weer zoiets wat we op elk niveau meema­ken: zolang je nog aan een bepaald idee hangt, heeft het geen zin iets van de waarheid opgedrongen te krijgen, omdat je dat toch nog niet kunt begrijpen.

Rijpheid laat je inzien dat je nooit iets zelf hoeft door te drukken, omdat je beseft dat er voor alles een juiste tijd is en dat het dan vanzelf gebeurt. Het is zinloos iemand te dwingen in de bron te springen, want hij moet het zelf doen. Dus is het duidelijk dat Athene nog nier de waarheid over Poseidon wil verrellen en in het midden laat waarom ze hem tijdens de reis niet heeft geholpen. Pas bij her echte thuis-zijn wordt de ware aard van de dingen vanzelf duidelijk, maar eerst moet er orde op zaken worden gesteld en het contact met Teleroaehos een feit zijn, zodat ze samen de vrijers te lijf kunnen. Om dat re kunnen bewerkstelligen, moet Odysseus eerst naar Eumaios, de zwijnenhoeder.

Eumaios heeft tijdens de afwezigheid van zijn meester diens bezittingen op lthaka verzorgd en is trouw aan Penelope en

102

Telemachos. 'Eu' betekent goed of edel; 'maios' is oproepen­

rot, of verlossen. Dus: hij die het goede en edele naar boven

haalt.

Het is in deze fase van belang je aandacht te richten op het feit

dat alles voor je geregeld is, wordt en zal worden omdat je hier

op eigen gebied, dus thuis bent. Leer te omspannen en het

thuis-zijn op je te laten inwerken. Odysseus vraagt Athene

waarom ze zijn zoon Teleroaehos niet heeft verteld dar hij nog

i.n leven is? Dat gebeurt de meesten van ons ook: we maken als golf-op-

weg-naar-huis een grote omweg tot we plotseling inzien water

te zfjn. Kon dat nier anders, had je dar niet eerder kunnen

vertellen? Maar helaas, zo zit het niet in elkaar. We zouden het

zelfs niet verstaan, al zou iemand het ons de hele dag vertellen.

We hebben een idee over wat we zijn en dat klopt niet met het

simpele water-zijn, dat totaal over het hoofd wordt gezien zo­

lang je er niet rijp voor bent. En om hem het thuis-zijn r� leren

begrijpen, moet Odysseus van Athene eerst naar Euma1os.

18

Bij Eumaios - De mantel van de macht

Odysseus komt als bedelaar met wandelstok en haveloze rug­zak bij Eumaios, de zwijnenhoeder. Waakse honden stormen luid grommend op hem af. Odysseus laat zijn stok vallen en gaat snel op de grond zitten. De zwijnenhoeder komt net op tijd om hem te redden en verjaagt de honden. Eurnaios ont­haalt de bedelaar gastvrij en vertelt hem over het leed in het huis van zijn meester, die sinds de strijd om Troje wordt ver­mist. Hij klaagt dat hij steeds het beste zwijn naar het paleis moet brengen, dat bezet wordt door jonge vrijers die zijn mees­ter dood wanen. De vrijers spelen de baas in diens huis en eten en drinken alles op. Het is dat zijn meester zo rijk is, zodat ondanks hun vraatzucht er toch nog driehonderdzestig

103

Page 54: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

zwijnen over zijn. 's Nachts worden ze bewaakt door woeste maar trouwe honden.

Odysseus vraagt Eumaios wie zijn meester is. Odysseus, antwoordt Eumaios. Odysseus zegt deze man te kennen en te weten dat hij terugkomt en niet dood is, maar Eumaios wil er niets van horen. Odysseus vertelt hem een verzonnen verhaal over zijn reizen na zijn aandeel in de Trojaanse oor­log als een van de krijgsheren van Kreta. Zo hoorde hij van de T hesproten dat Odysseus naar de hoge eik bij Dodona was vertrokken. Hij wilde daar aan het suizen van de boom de wil van Zeus beluisteren, om te weten of zijn thuiskomst openlijk of heimelijk moest plaatsvinden. Eumaios kan dat niet geloven en i s ervan overtuigd dat zwervers dergelijke verhalen over Odysseus verzinnen om eten en onderdak te krijgen.

Eumaios maakt zich zorgen over Telemachos, Odysseus' zoon die Ithaka heeft verlaten op zoek naar zijn vader, omdat de vrijers met een schip op zee in een hinderlaag liggen om Teleroaehos voor zijn thuiskomst te doden.

De andere knechten komen terug met hun kudden en ze scharen zich om de maaltijd. Als de nacht valt, stelt Odysseus Eumaios met een verhaal op de proef om te zien of zijn gast­heer hem uit bezorgdheid een mantel voor de nacht zal ge­ven. Eumaios stelt Odysseus niet teleur, maakt een bed bij het vuur en werpt hem een grote dikke mantel over de schou­ders. Allen gaan rond het vuur slapen, behalve de trouwe Eumaios die 's nachts bij de varkens waakt. Nooit heeft de zwijnenhoeder de dieren van zijn me�ter één nacht onbe­waakt gelaten.

Odysseus wordt door de honden aangevallen. Dar wil zeggen dar hij nog besmet ruikt en een spoor van de waan een mens te zijn met zich meedraagt. Her is zoals je aan de verkleuring

104

op de muur kunc zien dat er een schilderij heeft gehangen als het al een poosje weg is. Dat verdwijnen van een mens te zijn, is bij Odysseus een feit, maar de lege plek is voor de honden nog te zien en daar reageren ze op. De waakhonden van de kudde zijn er om de waarheid te bewaken en Odysseus doet het enige dat hij kan doen: hij gooit zijn stok neer en gaat zitten. Dat wil zeggen dar hij elk idee iets te zijn laat vallen.

Niet meer domweg alles geloven, maar in plaats daarvan een grondig onderzoek naar de waarheid instellen, kun je niet zomaar doen. Het overkomt je en áls het gebeurt, is het de wil van Zeus en niemand of niets anders. Odysseus heeft bij de runderen van Helios zijn manschappen verloren, die de run­deren (de tijd) voor echt hadden gehouden en her leven had­den verloren door de waan dar de rijd doorgaar als je slaapt. Ook dacht hij toen nog zelf deel uit te rnaken van de beman­ning en begreep hij nier waarom hij wel van de runderen af kon blijven, maar zij nlet en dat zij 'de zevende dag' als de dood zagen.

Nu hij bij dePhalaken over de drempel van het gekende is gestapt om als kennendbeid thuis te komen, komt hlj zonder oordeel, zonder nog iets te zijn, te geloven of nodig te hebben, met een lege rugzak bij Eurnaios, de kracht die alles bewaakt zoals het is.

Eumaios bewaakt met de driehonderdzestig zwijnen de onver­gankelijkheid 'van de nacht' en zorgt ervoor dar de waan van her bestaan en het doorgaan van de tijd weer afgebroken wor­den. Er kan net als bij de runderen van Helios, niet tijdens de dag een geloof blijven bestaan dat tijd echt verbruikt kan wor­den. Daarom waakt Helios over zijn kudde. De zwijnenhoeder brengr 's ochtends zijn zwijnen wel naar her paleis, maar ook hij waakt er 's nachts voor dat de waan weer wordt afgebroken dar er van de zwijnen gegeten is en hij houdt hun oorspronke­lijke aancal onaangetast. De ingrediënten van de ruimte kun­nen niet echt verbruikt worden. Dar lijkt maar zo.

105

Page 55: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Oe wereld en de tijd gaan vannacht niet door, zoals de Phaiaken ons willen doen geloven. Ten onrechte denken we dar een morgen en een gisteren de ruimte aan het nu geven en dar het nu hierdoor een morgen en gisteren nodig heeft. Door de vijgenboompositie én het inzicht bij Nausikaä dat hijzelf het onveranderlijke vormloze licht is waarin waakroes rand, droom en droomloze slaap gezien worden, weet Odysseus: ik kan nooit weg zijn, want als de maan schijnt, moet er een zon zijn die haar belicht.

Hij dacht thuisgekomen re zijn dankzij Nausikaä (de maan), die hem zijn zon had doen herkennen. Nu staat plotseling het idee over de maan in een rotaal ander licht dan op her mo­ment dat hij nog aan de andere kant van de drempel dacht te staan. Hij kan nog nier echt de gevolgen van het zon-zijn be­vatten. Als de honden hem bijna te pakken hebben, laat hij elk willen-begrijpen los en zo treedt her zon-zijn vanzelf weer naar voren.

Hij mag nu naar binnen bij de zwijnenhoeder, die zijn mees­ter nog niet herkent. Als je je7.elf aan de zonkant herkend hebt, ziet niemand iets aan je. Ook zijn koeherder zal Odysseus niet direct herkennen. Dus zelfs de twee hoeders, de krachten, die zoals later blijkt binnen de waak- en droomtoestand alles schep­pen en weer vernietigen, zijn niet van jouw zon-zijn op de hoogte. Je moet dat leren herkennen en je erbij neerleggen. Het is her laatste spoortje van de verwachting dat thuiskomen je iets zal

brengen, zoals geluk. Her is vooral in het begin teleurstellend dat niemand iets bijzonders aan je kan zien, terwijl jij weet wat je bent. Dat spoortje zal slijten naarmate het zon-zijn rijpt en duidelijker wordt wat het je echt wil vertellen.

Het heeft mij ook heel wat tijd gekost die andere kant, waar ik vroeger dacht te zijn, te kunnen behappen. Terwijl ik wist het allerhoogste zelf te zijn, wilde een Jantje toch nog zijn bonus­punten ('Kijk eens hoe goed ik ben!') uitbetaald krijgen. Dat jojoën gaat vaak gepaard mer verlies van overzicht. Aan de ene

106

kant zie je dar je eigenlijk de zon bent, maar regelijk��tij_d �n

het maanstukje in je nog zijn zin doordrijven en begnJp Je met

waarom die maanwaan nog doorgaat. Bovendien had je ver­

wacht dat het met de maan (met Jantje) nu beter zou gaan

omdat jijzelf de zon bent. Oe periode bij Eumaios is nodig om her thuiskomen en de

gevolgen ervan re integreren. Je leert �nzien w_�arom de wegge­

vallen manschappen nooit je echte vnenden ZIJn geweest, maar

je altijd juist weg hebben gehouden van wat je_ het liefste �il�e.

Nu je je manschappen vanbinnen, alle Janqes (zoals gtenge

Jantje, geile Jantje, lieve Jantje, stoute Jantje e�zovoorr) ook

als manschappen - dus als iets gekends - gaat zten, openbaart

zich het inzicht dat je nier iets gekends kunt zijn en je dat dus

ook niet als zodanig kunt ervaren. Maar regelijk blijft her le­

ven gewoon doorgaan en vraagt een stemmetje in je zich af:

wat heb ik nu eigenlijk bereikt? Ik zit nog steeds met het ge­

zeik in mijn hoofd dat mij steeds maar weer laat jojoën en

twijfelen. Hoe kom ik van hun eisen aP. Hoe weet ik re voorkomen dar

de Jantjes mijn aandacht stelen? Omdat Od�sseus geen a�r­

woord heeft, probeert hij de mantel met een ltst van Eumatos

te pakken re krijgen. Met die manrel wordt het gezag verbeeld

waarmee de zwijnenhoeder zijn taak uitoefent. Zo probeert

Odysseus macht en controle over zijn kudde re krijgen. Oo�

wil hij zien of Eumaios wel re vererauwen is. Dan mag htj

inzien dat hij als meester, de zon, niets hoeft re doen om de

varkenshoeder re laren werken; die werkt geheel uit zichzelf

Hij kan nu duidelijk zien waarom de greep naar de macht

van de ikjes (de persoonlijkheid, de vrijers) een aanval op _het

ware is; de waarheid van het er-zijn heeft geen macht nodtg.

Eumaios en zijn honden beschermen aan de ene kant de be­

langen van Odysseus, maar aan de andere kam moer de zwijnen­

hoeder ook de vrijers van voedsel voorzien. Hij dient beiden

zonder ziel, wat berekent dat de kracht zelf niet meer gelooft

dat zijn meester nog leeft, maar het uitvoeren van zijn taken

107

Page 56: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

nog wel uit diens naam doet. Her thuis-zijn kan daardoor nier direct het thuisgevoel geven. De kracht van de zwijnenhoeder heefi: zijn meester nog nier herkend en mag nog nier weren dat Odysseus terug is, voordat Odysscus klaar is om zijn echec vijanden, de vrijers, te bestrijden. Vroeger zagen we die kracht aan de gekende kanc van de drempel werkzaam als Poseidon, als een bedreigende macht, die ons schijnbaar willekeurig din­gen afpakte, war we ervoeren als noodlot en pech. Nu we door genade vriendschap met die bedreigende macht hebben geslo­ten en hem als hulp zijn gaan zien, kunnen we eindelijk onze echte vijanden herkennen; dar waren toen de manschappen en zijn nu de vrijers.

Inzien dat de vrijers alle gekende, zowel goede als slechte ikjes zijn, is niet eenvoudig. Daarvoor moer Odysseus eerst zijn zoon weer leren kennen. Zijn zoon staar voor datgene in ons wat altijd zuiver en puur is gebleven en nooit weg is geweest.

19 D e reis van Teleroaehos - De ontwaakte onschuld

Homerus begint in boek I van de Odyssee met her reisverhaal van Telemachos. Je kunt alleen maar op zoek gaan naar iets, in dit geval je thuis, als je weer wat je zoekt. Je kunt onmogelijk iets zoeken wat je niet al kent. Voordat je de zoektocht naar huis kunt beginnen, is her nodig dat eerst de herinnering aan de bron bovenkomt om her werkelijke zoeken in je wakker re maken.

Teleroaehos vertegenwoordigt de spontane herinnering aan her zoekgeraakte weren van de essentie, waardoor de zoeker in ons ontwaakt en de speurrochr naar die essentie begint. Zijn naam berekent lenerlijk vertaald 'in de vene strijdend'.

Dar ik de reis van Teleroaehos nu pas belicht is zinvol voor mijn verklaring van de gebeurtenissen, omdat in dit hoofdstuk veel aan bod komt war bij aanvang onbegrijpelijk dreigt re zijn en

108

pas in de loop van her verhaal duidelijk kan worden. Dar heefi: met onze westerse cultuur re maken. In regenstelling tor de oos­terse cultuur, kennen wij her beeld nier meer van het spontaan opkomende verlangen om de waarheid over ons ware zelf te leren kennen. Zo blijft het een raadsel waarom ik dat verlangen om re zoeken wel had en mijn vrienden en familie nier. In de prakrijk is her veeleer zo, dat je door een bepaalde gebeurtenis de vraag in je voelt oprijzen: is er meer tussen hemel en aarde? Wie ben ik eigenlijk?

En zo begint her zoeken. Misschien was de ziel in de westerse cultuur het symbool

van dat verlangen naar je oorsprong, maar de ziel is door her chrisrendom rot een concept gemaakt en zo aan alle kanren beperkt, en besmet door de vele interpretaties die de gods­dienst ervan heefi: gegeven.

Nadat Athene met Zeus is overeengekomen dat Odysseus bij Kalypso weg mag, is zij direct naar Ithaka gegaan om Tele­roaehos te bewegen zijn vader te gaan zoeken. Athene, ver­momd als de koopman Mentes, komt bij het paleis om Teleroaehos op te roepen op reis te gaan om informatie over het lot van zijn vader in te winnen en ook om bekendheid te verwerven. Ze raadt hem aan Nestor en Menelaos te bezoe­ken, die samen met Odysseus in Troje hebben gevochten en al zijn thuisgekomen. Als Teleroaehos van hen hoort dat Odysseus nog leeft en op weg naar huis is, zal hij volgens haar nog een jaar de kweUingen van de vrijers in zijn huis moeten verdragen. Als hij daarentegen hoort dat zijn vader dood is, moet hij naar huis terugkeren, zijn moeder uithu­welijken en bij zichzelf te rade gaan hoe hij die vrijers met geweld of list moet verslaan om baas in eigen huis te worden; net zoals Orestes, de zoon van Agamemnon, die zijn vader wreekte door de vrijer Aigisthos te doden.

109

Page 57: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Mentes verdwijnt daarna in de gedaante van een vogel en Telemachos weet dat hij door een godheid is bezocht. Weer terug bij de vrijers stuurt hij rijn moeder naar haar kamer en geeft de vrijers te kennen dat hij de baas in huis is en dat ze moeten vertrekken. Dat leidt tot heftige discussies, totdat vrijer Eurymachos de oplossing brengt door te zeggen dat de goden maar uit moeten maken wie koning van lthaka wordt, ondanks het geboorterecht van Telemachos. Wel komt hem het paleis toe.

Her is allemaal al bekokstoofd, maar voor her verhaal is het nodig dat de zoon, die tot dan toe bij Pendope is gebleven, van Athene op reis moet om zijn vader te zoeken. Hij heeft zijn vader nodig om hem te helpen zich re ontdoen van die vrijersplaag.

Teleroaehos staat voor ons ongeschonden kind-zijn, zoals we de eerste drie levensjaren allemaal waren. Her kind is sinds zijn vaders veerrek nooit de wereld in gegaan en heeft als kleine jongen een situatie zonder vrijers gekend. Hij weet hoe zijn eigen huis geteisterd wordt door twee partijen: de goede en de slechte vrijers, die vergeefs bJijven proberen elkaar te verslaan in hun eeuwige Ajax-Feyenoord-strijd om de hand van Pene­lope.

Odysseus heeft de hereniging met Teleroaehos nodig om van hem te horen hoe de toestand vóór de vrijers was, waardoor hij bij zijn thuiskomst weer zicht op ze kan krijgen en hen leert herkennen.

Daarop belegt Teleroaehos een raadsvergadering van de mannen van lthaka om medewerking te krijgen voor rijn reis. De vrijers stribbelen tegen, maar uiteindelijk weet Te-

IlO

lemachos met de hulp van Mentor, een jeugdvriend van zijn vader, het voor elkaar te krijgen dat er toch een schip wordt uitgerust.

Zonder iets tegen zijn moeder te zeggen gaat Telemachos op weg, begeleid door Athene in de gedaante van Mentor. Als ze in Pylos bij Nestor aankomen, durft Telemachos niet naar hem toe. Hij voelt zich nog te jong en onervaren. Men­tor zegt dat hij het op de man af moet vragen en komt hij er niet uit, dan zal een godheid hem de juiste woorden influis­teren. Mentor verzekert Telemachos dat Nestor hem zeker geen leugens zal vertellen, daarvoor is hij veel te verstandig.

Als het zoeken in jou zo rijp is dat je een mentor nodig hebt, vindt die mentor jou, weet hij precies wat er moet gebeuren en kun je zijn raad ook aanvaarden, hoe'wereldvreemd' die ook voor jouw oude vertrouwde logica mag klinken. Het is dit ver­trouwen dar je volgt, zelfs al gaat het in tegen het gezag dat je is bijgebracht.

Als je voor het eerst bij jouw Nestor, die wegwijzer, komt en je leert wat thuis-zijn betekent, voel je je meestal re dom en niet goed genoeg om hem te oormoeren en te begrijpen. Je mentor kan je leren het vertrouwen te vinden om je over te geven aan die wegwijzer en ontdaan van ideeën en vooroordelen te luis­teren en te zien wat die wegwijzer te vertellen heeft. Het spreekt vanzelf dat je mentor je steeds achter de vodden zit met: 'Kijk wel goed naar die wegwijzer!'

Je moet hem nier zomaar geloven, maar overtuigd worden door de feiten. Dus: pik niets totdat je geheel overtuigd bent!

Het vinden van een leermeester en het via hem verkregen ver­trouwen dat thuiskomen wel degelijk mogelijk is, is een groot wonder.

lil

Page 58: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Ikzelf had destijds geen enkel godsbeeld, noch enig geloof dat er ietS anders bestond dan wat ik zag: een wereld vol ellende, list en bedrog en dat elke godsdienst slechts een groep hypo­criete gluiperds verborg, die onder het morto: Geloof in God! hun zakken vulden of er hun macht aan ontleenden.

Het is dan ook een wonder geweest dat er plotseling een totale omwenteling kwam en ik een 'voorbereider' mocht om­moeten die mij leerde inzien dat er wel degelijk een nooduit­gang is uit het gekkenhuis waarin ik mij dacht te bevinden. Dat die voorbereider en later mijn leermeester eigenlijk een marionet is van Athene, de essentie, kunnen de meesten van ons niet onmiddellijk zien en zo gaat her proces dus meestal eerst via iemand die je een spiegel voorhoudt om her echte standpunt re leren herkennen en je dit eigen re maken. Het is puur genade als het bij jou via een 'voorbereider' - in mijn geval yogaleraar Hans Meijer- plotseling duidelijk wordt dat het echt mogelijk is om van de neigingen van al je persoonlijk­heden en beperkingen af te komen en de essentie, het bewust­zijn re vinden. Met die overruiging ga je pas echt bewust op zoek. Die rijpheid van de zoon en dar natuurlijke verlangen om de essentie re vinden, zorgen ook voor de kracht om dat goddelijke te kunnen herkennen.

Je bewust worden dat je zonder die vrijers kunt, heeft direct tot gevolg dat de vrijers zich bedreigd voelen en je her leven moeilijk gaan maken. Ze gaan niet zomaar akkoord. Dat is niet ietS dat je licht moet opvatten, want de vrijers maken uiteindelijk liever een eind aan jouw leven dan zich gewonnen te geven. Ze kunnen de waarheid niet onder ogen komen. Daarom stribbelen ze zo tegen en geloven ze dat als ze Tele­machos en Odysseus kwijt zijn dar zij dan een huwelijk mee Pendope kunnen afdwingen.

Zolang je niet weer hoe die vrijers, alle neigingen van de persoonlijkheid, er allemaal 'uitzien' om ze vervolgens re kun­nen passeren, is her belangrijk dat je snel leert nier openlijk

112

regen ze in te gaan maar op zoek gaat hoe je ze op een veilige manier kunt kwijtraken.

Teleroaehos en Mentor worden hartelijk door Nestor ont­vangen. Onbevreesd vertelt Teleroaehos de oude koning de reden van zijn bezoek. Nestor vertelt hem maar al te graag alles wat hij weet.

Typerend voor een ontmoeting met een leermeester die jou de waarheid mag spiegelen is, dat hij vertrouwen wekt en over het algemeen niet bevoogdend is maar intiem, vriendelijk en vertrouwd. Net zoals je dat als kind in je ouderlijk huis hebt ervaren. Het is ook zijn bereidheid om alles aan je te geven war je vraagt, zonder dat je daar iets voor moet doen of laten. Jij moet alleen de rijpheid hebben om het te kunnen ontvan­gen en begrijpen.

Nestor vertelt hoe Zeus na de overwinning op Troje onheil en tweedracht op de terugreis zaaide. Agamemnon en Menelaos, de twee zonen van Atreus, zijn verdeeld over de thuisreis door een twist die Athene tussen hen veroorzaakt. Menelaos wil dat de manschappen hun aandacht helemaal op het naar huis gaan richten, terwijl zijn broer zijn man­schappen wil terughouden om offers aan Athene te brengen in de hoop haar gunstig te stemmen.

Zo gaan de broers uiteen met in hun kielzog de wapen­broeders die partij voor hen kiezen.

113

Page 59: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Nestor legt uit dat nier iedereen die op reis gaat even wijs en rijp is, en dat ieder zijn eigen weg moet vinden. Je mentor speldt je geen mooie verhalen op de mouw, maar wijst je op de vervelende en moeilijke drempels die je kunt regenkomen op weg naar huis. Het zal duidelijk zijn dat elke zoeker zijn eigen niveau van rijpheid heeft. Grofweg zijn er twee groepen. Zij die net als Agamemnon de vrijers nog niet kennen en her be­langrijk vinden om aan zichzelf re werken en sleutelen. Ze ho­pen dar her verbereren van de onderlinge relaties van de man­schappen de beste kans geeft om de genade van de goden af re smeken en zo naar huis te mogen.

Mendaas behoort tot de tweede groep, die rechtstreeks op de thuisreis gericht is. Hij weet dat de vrijers bestaan en een valkuil van jewelsre zijn. Hij probeert niet eerst al die neigin­gen in evenwicht re krijgen. Hij gaar direct voor de essentie.

Onderweg zijn deze twee niet echt met elkaar te rijmen en zullen ze, met elkaar geconfronteerd, twee extremen vertegen­woordigen die elkaar bestrijden en ontkennen, wat je kunt vergelijken met Confucius, de 'doener' tegenover Lao Tse, de 'later'.

In Europa is het onderscheid russen beide wegen niet zo dui­delijk meer te vinden, omdat her christendom in het verleden de gnostiek- de rechtstreekse weg naar God - heeft onderdrukt en alleen roestond dat je door een beter mens re worden (tegen­woordig heer dat 'door aan jezelf re werken') de hemel verdiende. Ik spreek liever van een dualistisch geloof in een golvenwereld aan de ene kant waarin 'je best doen' beloond zal worden door een soort supergolfgod, en van het directe pad van her non­dualisme aan de andere kant waarin de golf zijn essentie, het water-zijn direct herkent zonder de omweg over zee.

Nestor vertelt Telemachos dat Odysseus en hij Menelaos volg­den. De reis verliep voor de wind en spoedig kwamen ze bij

114

Tenedos aan waar ze offers voor de thuisreis brachten. De hardvochtige Zeus zaaide nog meer tweedracht door een deel van hen onder aanvoering van Odysseus alsnog de route van Agamemnon te laten kiezen. Nestor zag dat de boze goden weer eens bezig waren en vluchtte met Menelaos in zijn kiel­zog naar Lesbos, waar ze de goden vroegen welke van de twee wegen ze het beste konden nemen. De god gafhun een teken en een suizende wind bracht hen vervolgens naar Geraistos, waar ze aan Poseidon offerden. Daarna bereikte Nestor met de wind vol in de zeilen binnen de kortste keren Pylos, zijn thuis.

Menelaos echter werd opgehouden omdat bij Sunion zijn stuurman een dodelijke pijl van Apollo door zijn hart kreeg en met de verplichte offerande begraven moest worden. Toen Menelaos zijn reis vervolgde ondervond hij veel tegenslag.

Nestor is al zo rijp dat hij heeft ingezien dat de goden alle rouwtjes in handen hebben, en dat je in de greep komt van de vrijers als je een persoonlijke keuze denkt te kunnen maken. Die vrijers doen namelijk alsof zij weten hoe alles in zijn werk gaar. Nestor doorziet hun verhalen en kiest de enige weg die het leven in wezen gaar, die van Zeus.

Met andere woorden, let goed op hoe het leven verloopt en nier op hoe her zóu moeren of kunnen gaan. Dar is her spel van de vrijers. Nestor beseft, als Zeus hem nier thuisbrengt, zal niemand het voor elkaar krijgen. En dat werkt! Hij krijgt de wind van Aiolos en geen van de manschappen, goden noch vrijers krijgt de kans om de zak open te maken. Zo komt hij thuis via de Plankrai. Vlugger kan her nier. Hier is gewoon sprake van rijpheid die wc zelf niet in de hand hebben, want ook die wordt door Zeus bepaald.

Nergens in de hele Odyssee wordt afgegeven op zoekers die wel geloof hechten aan individualiteit. Daaruit blijkt dat

115

Page 60: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Homerus ook de minder rijpe weker steeds in het juiste per­spectief ziet. Niemand wordt iets kwalijk genomen, want Zeus zit achter alles. Aan het einde van de reis is dat Odysseus ook duidelijk.

DarMenelaos zijn stuurman verliest is het moment waarop ruj het 'doenerschap' ontmaskert en alles aan Zeus begint roe te schrijven. Zonder stuurman bepaalt Zeus de koers. Menelaos laat de roeispaan symbolisch op het graf van de stuurman ach­ter en vervolgt zijn weg naar huis. Maar dan ondervindt hij regenslag en duurt her een tijdje voordat hij zich dit inzicht helemaal eigen mag maken.

Pas later verneemt Nestor van de thuiskomst van de ande­ren. Hij raadt Teleroaehos aan ruet lang weg te blijven om­dar zijn huis onbeschermd is tegen de hebzucht van de vrijers die het op zijn bezit en zijn moeder gemunt hebben. Wel geeft Nestor hem het advies eerst naar Menelaos te gaan, die de laatste was rue thuiskwam wt een land dat w ver weg is, dat zelfs de vogels die er jaarlijks heen trekken verdwalen.

Mentor bedankt Nestor voor zijn raad en vervolgens neemt de als Mentor vermomde Athene de gedaante aan van een zeearend en vliegt weg. Het gezelschap beseft door Athene bewcht re zijn en direct geeft Nestor opdracht om aan haar re offeren.

Nestor kwam en blijft thuis dankzij de genade dar hij in alle doen en laren Zeus mocht herkennen. Omdat Nestor de weg zelf is gegaan en ook anderen kent rue de reis hebben gemaakt, weer hij dar de bewustwording van je vrijers de moeilijkste drempel is. Telemachos, de zoeker in ons die wordt gedreven door de herinnering aan her intimireirsgevoel toen je nog nier

116

werd geplaagd door ikjes of vrijers, moer je niet te lang weg­drukken. Anders loop je het risico door de vrijers re worden geleefd in plaats van door het zelf. De vrijers liggen namelijk

altijd op de loer om de herinnering aan de eerste drie jaar, toen essentie nog je thuis was, bij Teleroaehos en dus ook bij ons

kapot te maken. Het kan geen kwaad ook andere thuisgekomen 'wegwijzers'

re raadplegen om erachter re komen hoe je het kunt klaren. Vooral wegwijzers rue een lange moeilijke weg zijn gegaan, kunnen meer uitleg geven over de drempels dan wie alles in één klap mocht zien. Daarom stuurt Nestor hem naar Mene­laos, die als laatste terugkwam en dus her beste kan verrellen over wat je allemaal fout kunt doen.

Ikzelf was na een paar jaar hulp van mijn voorbereider Hans Meijer, rijp genoeg om Wolter Keers re ontmoeten. Voor mij was dar genoeg en ik had geen andere wegwijzer nodig, maar laar dat jou nier in de weg staan om wie dan ook re raadplegen. Net zolang rot je vindt wat je wekt. Her maakt nier uit van

hoe ver je komt. Aan het einde van elke lange of korre reis vind je herzelfde huis, net als elke golf uit elke oceaan thuiskomt in dat ene, allesomvattende water.

Nestor geeft zijn zoon de opdracht Teleroaehos met paard en wagen naar Menelaos te brengen. In het paleis van Menelaos en zijn vrouw Helena worden ze vorstelijk ontvangen. Hele na ziet meteen dat Teleroaehos sprekend op Odysseus lijkt. Op Telemachos' vraag naar het lot van zijn vader vertelt Menelaos over zijn eigen terugreis die acht jaar duurde. Menelaos kwam onder andere in Egypte vanwaar hij naar het eiland Pharos bij de monding van de Nijl voer, waar de goden hem door een ongunstige wind twintig dagen gekluisterd hielden en hun proviand opraakte. Eidothea, de dochter van Proteus, de oude god van de zee en dienaar van Poseidon, kwam Menelaos

117

Page 61: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

te hulp. Zij maakte Menelaos duidelijk hoe ze met een list van het eiland konden komen.

Menelaos moest met drie manschappen, als zeerobben ver­kleed, haar vader vastpakken en niet meer loslaten - hoe Proteus zich ook verzet en wat voor gedaanten hij ook aan­neemt. Het zou niet makkelijk zijn om hem gedurende die voortdurende gedaanteverwisselingen vast te houden, maar alleen zo zal hij zich uiteindelijk gewonnen geven en zijn oorspronkelijke gedaante aannemen. Pas wanneer hij gaat praten, kunnen zij hun omklemming loslaten en dan moe­ten zij hem vragen welke god hun de weg naar huis verspert en hoe zij dan thuis kunnen komen.

Zo gebeurt het en Menelaos en zijn drie manschappen hou­den Proteus vast tot hi j zijn gedaanteverwisselingen staakt en hen vertelt wat er in de weg staat om thuis te komen. Proteus vertelt hun dat ze eerst terug moeten naar Egypte om daar te offeren aan de onsterfelijke goden voor ze hun reis naar huis kunnen hervatten.

Menelaos kon door de dood van zijn stuurman Nestor niet vol­gen. Hij moest stoppen om de stuurman te begraven, wat bete­kent dat hij nog niet rijp genoeg was om het doenerschap direct geheel aan Zeus toe te schrijven. Hij moest eerst nog een robbertje vechten met Proteus, de grote baas van de zee, alvorens die zich gewonnen gaf en Menelaos de genade bood van het zien van zijn essentie. Na dit gedwongen verblijf op het eiland Pharos had hij al snel de truc geleerd om bij elke betovering die de essentie oproept her besef vast te houden dat Zeus het ene is. Her is zoiets als weten dat het altijd om H20 gaat, of het nu damp, water of ijs is. Die weg vereist heel wat vasthoudendheid en krachtsinspanning voordat Proteus zijn natuurlijke gedaante - Zeus -laat zien en Menelaos vervolgens nee als Nestor, in alles wat er gebeurt alleen nog maar de hand van Zeus ziet.

118

Menelaos had Proteus ook gevraagd of de Grieken, die Nes­tor en hij hadden achtergelaten, met hun schepen waren thuis­gekomen. De oude waarzegger Proteus antwoordde dat er maar twee van de aanvoerders op de terugreis waren gedood en dat een derde nog niet thuis was. Aias, die overmoedig bleef verkondigen dat hij zelf zijn ongeluk op zee had be­dwongen, was door Poseidon gedood en door een rotsblok meegesleurd in de diepte van de zee. Agamemnon was bij thuiskomst lafhartig vermoord door Aigisthos, de vrijer van zijn vrouw. Odysseus was de enige aanvoerder die nog niet thuis was, maar werd zonder schepen en manschappen vast­gehouden op het eiland van de nimf Kalypso.

Na dat verhaal vraagt Menelaos Teleroaehos nog enkele da­gen te blijven, maar die wil liever terugkeren naar Pylos waar zijn vrienden bij zijn schip op hem wachten. 's Nachts be­zoekt Athene Teleroaehos die de slaap niet kan vatten, be­zorgd als hij is om zijn vader. Zij zegt hem snel naar huis terug te keren en vlak voor Ithaka op zijn tellen te passen voor de vrijers, die in de nauwe zeestraat in hinderlaag op hem liggen te wachten.

Teleroaehos vertrekt met vele geschenken van Menelaos te­rug naar I thaka.

Voor Teleroaehos is het niet alleen belangrijk om te horen dat het mogelijk is om zijn huis weer ce bevrijden van de vrijers ,

nog belangrijker is het om te weten wat er allemaal fout kan gaan. Van andermans fouten kun je leren door ze bij jezelf te onderkennen.

Aias mocht van Zeus niet zien dat alles gebeurt door de wil van Zeus en haalde zich door zijn hoogmoed de toorn van

119

Page 62: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Poseidon op zijn haJs en verdronk in her water dar hij niet mocht herkennen.

Agamemnon mocht de vrijers in zichzelf en in anderen niet herkennen en dacht nog steeds in termen van manschappen, familie, vrienden of gewoon alle mensen die in een wereld leven om samen gelukkig te kunnen worden. Hij werd in ei­gen huis gedood toen hij het begin van de waarheid dat hij her water was en niet de golf begon re zien, maar geen rekening hield met 'de vrijers'.

Het zijn de rwee meest voorkomende hindernissen: de één kan niet zien dar er een allesomvattend huis is en de ander kan, als hij thuis is, dat huis niet leegmaken, omdat hij de vrijers en de neigingen van zijn ikjes nier als indringers her­kent. Agamemnon ontving niet de genade dat hij voordat hij thuiskwam zijn zoon mocht ontmoeten; die mag zich pas na­dar zijn vader is gedood op de vrijer wreken.

Nu is het Telemachos helder. Hij weer dat zijn vader nog leeft en war hij moet doen, of zijn vader nu terugkomt of nier. Hij kan zijn vader helpen met her herkennen van de vrijers en hem helpen herinneren hoe het was vóórdar de vrijers over de vloer kwamen.

Genade valt hem ren deel als hij hoort en kan geloven dar zijn vader nog leeft en dar zijn huis weer bevrijd kan worden van die vrijersplaag. Her weren dat die mogelijk is, geeft hem een heerlijk gevoel. Her doet hem geloven dat het niet lang meer zal duren voor het huis weer 'leeg' is. Maar dan wordt hij toch weer onzeker en door twijfel overmand omdat hij de te­rugkeer van Odysseus niet in de hand heeft. Dar heerlijke ge­voel raakt hij bovendien weer kwijt omdat hij weet dat de vrijers met hun schepen klaar liggen om hem af te maken. Zo gaat Telemachos op weg naar huis.

120

20 Odysseus ontmoet zijn zoon - De herkenning

Intussen zitten Odysseus en Eumaios in de hut van de zwijnen­hoeder. Odysseus stelt Eumaios opnieuw op de proef door hem voor te stellen de volgende dag zijn diensten bij de vrijers aan

te bieden. Eumaios wordt boos en zegt dat dit veel te gevaar­

lijk is. Het is beter als Odysseus bij hem blijft en dat niemand last van hem heeft zolang Teleroaehos nog niet terug is. De zoon van zijn meester zal hem ongetwijfeld gastvrij ontvangen en hem een mantel schenken. Gerustgesteld vraagt Odysseus Eumaios hem zijn levensverhaal te vertellen.

Eumaios blijkt evenals Odysseus van edele geboorte, maar door een ontvoering is hij als kind van dat geboorterecht be­roofd. Ooit werd hij door Laërtes, de vader van Odysseus, als slaaf gekocht.

Het thema van het sprookje van het 'lelijke eendje' keert regel­matig terug in de verhalen van Homerus. Odysseus en Eurnaios

zijn beiden van koninklijke bloede en hebben elkaar nodig om zich hun thuis-zijn weer eigen te maken. Ze vullen elkaar aan. Eumaios is de werkzame, dienende kracht die een meester no­dig heeft om gelukkig re worden, terwijl Odysseus om dezelfde reden de beheerder van de waarheid nodig heeft om weer de macht over zijn eigen huis te krijgen. Daarvoor moet hij wel precies weten wat er aan de hand is en of hij Eumaios wel echt kan vertrouwen. Dat laatste is lastig als je hebt gezien dar niets en niemand echt te vertrouwen is, inclusief jezelf Toch is her nodig dat je, terwijl zich de dingen afspelen, vertrouwen in her bewustzijn krijgt. Je weer wel dat de andere golven ook uit wa­ter moeten bestaan, maar hoe weer je dat het element waarvan je hulp nodig hebt wel echt voor her water gaat en niet voor 'alleen mijn golfje telt' wat normaal is in de golvenwereld?

121

Page 63: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Teleroaehos is veilig teruggekeerd op Ithaka, nadat hij be­schermd door de goden de hinderlaag van de vrijers heeft weten te ontwijken. Op advies van Athene heeft hij zijn schip met bemanning doorgestuurd naar de stad en gaat hij zelf naar Eumaios. De altijd waakz.arne honden blaffen niet, maar lopen kwispelend op hem af. Opgelucht dat hij weer thuis is, stormt Eumaios ontroerd op Teleroaehos af om hem te ver­welkomen.

Teleroaehos symboliseert het nooit-van-huis-weggeweest-zijn, de ondefinieerbare essentie in ons en daarom zijn de honden die de waarheid bewaken hem goedgezind. Zo vaak ziet Euma.ios Teleroaehos niet: 'Want,' zegt hij vol zelfmedelijden, 'meestal ben je in de stad en zoek je plezier bij die afschuwe­lijke vrijersbende!'

Eumaios is evenals Poseidon niet echt in staat te begrijpen waarom de waarheid, het kennen, contact moet hebben met het valse, het gekende. Hij kan slechts één kant begrijpen, ter­wijl beide kanten eigenlijk hetzelfde zijn. Het laat zien dat voor Euma.ios het paleis met de vrijers buiren de essentie lijkt re vallen. Het is zoiets als geloven dat er een hel kan zijn los van het allesomvattende bewustzijn.

Binnen de ene ondefinieerbare essentie, de lege ruimte, ver­schijnt de waaktoestand met al her gekende. De vrijers doen direct alsof ze daar de baas zijn, net zoals een bromvlieg je de indruk kan geven dat hij de ruimte vult met zijn gebrom. Ter­wijl de vrijers er zijn met hun gebrom weet Telemachos nog hoe die ruimte was en voelde voordar de vrijers kwamen. Eumaios die aan de kennende kant van de drempel staat kan die ruimte niet als alomvattend zien zoals Telemachos. Hij ziet alleen maar het valse gekende inclusief vrijers en begrijpt niet

122

dat Teleroaehos bij de vrijers blijft in plaats van aan zijn kant te komen wonen bij het ongerepte kennen.

Telemachos vraagt Eumaios of er nieuws is over de toestand in het paleis en of zijn moeder inmiddels al is gecrouwd. Ewnaios stelt hem gerust; Pendope is Odysseus trouw gebleven. Wan­neer hij over de drempel naar binnen stapt, neemt Eumaios zijn bronzen speer, die hij van Athene gekregen heeft, over.

Als Teleroaehos over de drempel stapt om de hut van de zwijnenhoeder te betreden, wil dat zeggen dat hij van het ge­kende weer in het kennen treedt. Hij wordt niet door de twee kaneen beperkt en is in zijn oorspronkelijke heelheid aan beide kanren aanwezig. Alleen beseft hij dat zelf niet. Hij kan nier in zijn eentje baas worden over de door de vrijers bezette gekende ruimte, die daarmee de schijn van dualiteit ophouden. Daar­voor denkt hij zijn vader hard nodig re hebben.

Bij terugkomst heeft Teleroaehos een speer bij zich die hij van Athene heeft gekregen. Die is het symbool van de kennis die hij op zijn reis heeft opgedaan. Hij weet nu hoe hij dat wapen als middel kan gebruiken om het vraagstuk hoe hij van de vrijers af moet komen op te lossen. Zodra hij in de hut van de zwijnenhoeder aan de kennende kant staat, vraagt hij Eumaios of zijn moeder die kant niet bezoedeld heeft met een vrijer. Dat blijkt gelukkig niet her geval te zijn.

Odysseus staat op om zijn plaats aan Teleroaehos af te staan, maar Teleroaehos zegt hem te blijven zitten. Eumaios zal hem wel een andere zitplaats geven.

123

Page 64: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Hier is de wisselwerking russen de twee katalysatoren prachtig uitgebeeld! Odysseus zier voor het eerst rechtstreeks de pracht van de stralende Telerna eh os en plaatst hem mereen boven zich omdat hij, net als de zon, zijn eigen licht niet rechtstreeks kan zien maar wel via de ander.

Hij wil zijn plaats afstaan aan zijn zoon, maar Teleroaehos vertelt hem dat er thuis plaats genoeg is voor iedereen en dar Eumaios daar wel voor zorgt. Voor her kennen is alles kennen en is er geen gekende, daarom is alles war erin verschijnt het kennen zelf. Odysseus vergeet dar hij water is als hij Teleroaehos ziet en denkt eventjes weer golf te zijn die ruimte moet maken voor her water. Maar dan verrelt Teleroaehos hem dar er in de alomvattende ruimte altijd moeiteloos plaats is voor al her water en zo is Odysseus weer terug bij zijn warerzijn.

Teleroaehos stuurt Eumaios naar Penelope om haar te be­richten dat haar zoon weer terug is, maar hij drukt hem op het hart dat zij dat niet aan anderen mag vertellen.

Het moment is bijna gekomen dat vader en zoon herenigd kunnen worden. Maar Eumaios mag nog niet weren dat zijn meester Odysseus terug is. Daarom wordt hij alvast naar Pendope gestuurd, om haar te berichten dat Teleroaehos weer thuis is en ervoor re waken dat de vrijers dar nier te horen krijgen.

Eumaios ziet het gekende nog als een bedreiging, hij kan nog niet begrijpen dat de twee kanten eigenlijk één zijn. Odysseus en Teleroaehos moeten eerst bij elkaar komen en duidelijk hebben hoe ze her probleem van de vrijers moeten

124

oplossen. Pas dan kan de kracht van de zwijnenhoeder in het spel gebracht worden. Wil je die kracht re vroeg gebruiken, dan denk je nog dar je hem kunt sturen en zie je nier dar die kracht geheel uit zichzelf werkt.

Als Eumaios weg is, verschijnt Athene in de gedaante van

een mooie vrouw. Ze is alleen zichtbaar voor Odysseus en de honden, die jankend voor haar wegkruipen. Athene wenkt Odysseus naar buiten. Ze geeft hem zijn gewone gedaante weer terug met de opdracht zich aan Teleroaehos bekend te maken en samen met hem naar de stad te gaan om de dood van de vrijers voor te bereiden.

Het wordt Odysseus duidelijk dat Athene echt aan alle rouw­tjes trekt en haar eigen verhaal afdraait. Hij kan haar hand nu in alles zien en krijgt door dat ze de ceremoniemeester van het water, van het bewustzijn is.

Athene vindt het moment aangebroken om Odysseus en Teleroaehos weer één te maken. De honden, waakzaam als al­tijd dat er nier iets gekends, iets vals, in hun domein binnen­komt, kruipen angstig voor haar weg. Bij hun baas, de zwijnen­hoeder, is het duidelijk wat wel en niet mag, maar bij Athene merken ze iets dat boven hun per gaat. Ze kunnen haar niet bevatten, omdat ze voorbijgaat aan de dualiteit. De honden van Eumaios geloven nog in goed en kwaad en zijn bang het in de ogen van Athene niet goed genoeg te doen en straf van haar te krijgen.

Het laat zien dat de één van Athene meer mag zien dan de ander en dat ze ondanks haar macht daar niets aan verandert en onverschillig is voor wat het denken daarvan wil maken, namelijk dat genade oneerlijk verdeeld is.

125

Page 65: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Teleroaehos herkent zijn vader niet en wendt zijn ogen af, bang dat hi j met een godheid te maken heeft. Odysseus zegt dat hij geen god is, maar zijn vader en dat Athene hem ver­schillende gedaanten laat aannemen.

--

Nee zoals Odysseus eerder in zijn won her seralende licht zag, ziet Telemachos her nu bij zijn vader. Dat is een belangrijk mo­ment, omdat dit het einde van 'de ander', de dualiteit, inluidt. Als twee golven elkaar oormoeren en plotseling her seralende water in elkaar zien, komt in die schijnbare dualiteit het ene, war aan de dualiteit voorbijgaat, naar boven. Odysseus vereelt zijn zoon dat Athene hierachter zit en dat her door haar uitvoe­rende macht van het water zelf komt dat een golf zich van her ene op her andere momene realiseert water re zijn. Het is in her begin veel makkelijker de schoonheid van her warer-zijn van de andere golf re zien dan van je eigen golf en re geloven dat het bij jou ook w is en dat je daar nier iets speciaals voor hoeft te zijn, maar dar dit gewoon de naruur van elke golf is.

Telemachos vraagt Odysseus met wat voor schip hij Ithaka uiteindelijk heeft bereikt en waar de bemanning is gebleven. Odysseus legt hem uit dat de Phaiaken hem in zijn slaap thuis hebben gebracht en dat hij nu hier is om de vrijers te bestrijden.

Telemachos kan de transformatie van bedelaar rot zijn vader niet één-twee-drie behappen. Water en golf, wár is nu wat? En

126

hoe kan dat mijn vader zijn? En hoe is hij hier gekomen? Odys­seus vertelt zijn verhaal, maar kan zelf nog niet de essemie van

het verhaal pakken dat je als bewustzijn, her onverplaatsbare water, nooit weg bent geweesr. Daarom vereelt hij zijn zoon een golvenverhaal om hem voor re bereiden op her begrijpen van deze schijnbare tegenstrijdigheid: dat water en golf in wer­kelijkheid één zijn.

Odysseus wil eerst van Telemachos weten hoeveel vrijers er in het paleis zijn en wie het zijn, zodat hij kan inschatten of ze er samen of met hulp van anderen op af moeten gaan. Teleroaehos vertelt hem dat het er veel te veel zijn om samen aan te kunnen en rekent hem voor dat er in totaal honderd­acht vrijers zijn.

Telemachos was zojuist nier in staat de gedaantewisseling van Odysseus helemaal te volgen, maar nu wordt Odysseus zich bewust van zijn eigen onwetendheid over wie precies die vrijers zijn. Teleroaehos vertelt hem dat het er heel veel zijn, veel meer dan ze samen aankunnen. Het is lastig voor Odys­seus om dar echt re weren, wam tor nu roe zijn al zijn man­schappen hem door genade en de hulp van Poseidon afge­pakt. Maar nu moet hij het zelf gaan doen. Met behulp van zijn zoon kan hij de vrijers eerst leren herkennen. De vrijers heten bij Homerus ook wel de Kephalleniërs, waarmee ener­zijds de onderdanen van Odysseus worden aangeduid, maar waarin ook her Griekse woord voor 'hoofd' zie, zodat je in hun naam kunt zien dat de vrijers de hoofdmensen, de ikjes zijn.

De makkelijkste manier om re zien war vrijers zijn, is dat alles wat aandacht (van de kennende kant) vraagt vrijers zijn.

127

Page 66: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Ook Odysseus heeft, als hij eerlijk is regenover zichzelf, nog aandacht nodig. Dit is een moeilijk punt. Aan de ene kant zie je dar alles wat aandacht vraagt vrijers moeten zijn, maar tege­lijk zie je dar je zelf ook nog aandacht nodig denke te hebben om gelukkig te zijn en waardering te krijgen.

Als Teleroaehos hem voorstelt om hulp in te roepen, vraagt Odysseus of ze niet genoeg hebben aan de steun van Athene en Zeus. Onmiddellijk ziet Telemachos in dat Odysseus ge­lijk heeft.

Hier kan Odysseus zijn vers verkregen wijsheden aan Tele­roaehos kwijt door te zeggen dat her geen zin heeft ook maar iecs re beginnen zonder re zien dar Zeus en Athene hun bij­staan. Odysseus heeft er lang over gedaan zich dat eigen te maken maar nu is her zijn uitgangspunt. Als Zeus de vrijers niet verslaat, vergeefs probeert wie dan ook dat. Dat is de enige echte bevrijding van last, verantwoordelijkheid, 'doenerschap' én schuldgevoel. Telemachos hoeft er zelfs niet over na te den­ken en pikt her direct op; her wederzijds aan elkaar zichtbaar maken heeft zich voltrokken en nu zijn ze samen gereed om de klus te klaren.

Odysseus draagt Telemachos op zich de volgende ochtend onder de vrijers te begeven. Later zal hijzelf ook, vermomd als oude bedelaar, met de zwijnenhoeder naar de stad komen. Odysseus drukt hem op het hart niemand te vertellen dat hij er is en dat hij niet te hulp mag komen als de vrijers hem schofferen.

128

Telemachos mag hem niet helpen, ongeacht war de vrijers uit­spoken. Odysseus weet dat hij her helemaal zelf moet doen.

Hij moet eerst zelf zien en volledig meemaken hoe de vrijers

lijn, zonder crukendoos te gebruiken. Zelfs Teleroaehos mag hem niet te hulp schieten, want dan zou hij weer in de dialoog gaan en als bedelaar moer hij buieen de dialoog blijven. Dat heeft hij inmiddels wel geleerd.

Het berekent dat je in die fase van her thuiskomen zo min mogelijk mee je omgeving over je ervaringen moet praten. Doe je dat toch, dan leidt dat vaak rot vermindering van je venrou­wen dat Zeus alles regelt. Je vervalt snel in verhalen en ideeën waar je zelf intrapt, want zolang je de vrijers voor jezelf niet zichtbaar hebt gemaakt, weet je niet wie je wel of niet kunt vertrouwen. Dat gelde zowel voor de vrijers in je als buiten je, dus zowel voor je eigen innerlijke dialoog als voor de dialoog mee de buitenwereld.

Inmiddels komt het schip van de vrijers terug van hun door de goden getorpedeerde aanslag op Telemachos. Antinoös stelt een sluipmoord voor, want hij voelt op zijn klompen aan dat Telemachos hun snode plannen aan het volk bekend zal maken. Amphinomos pleit ervoor de goden te raadple­gen en dat voorstel vindt algemene bijval.

Penelope, die inmiddels weet dat haar zoon veûig terug is, hoort van de heraut Medon die de vrijers heeft afgeluisterd, over hun plannen. Op de drempel van de paleiszaal waar de vrijers bijeen zijn, vaart Penelope uit tegen Antinoös. Eury­machos probeert haar te sussen en belooft dat niemand Telemachos iets zal doen zolang hij er is.

129

Page 67: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Hoe dichter je bij de waarheid en die helderheid komt, des re meer verzenen zich de vrijers in je en kun je her vaak voelen alsof je er geen bal van begrepen hebt. Her is heel normaal dar er juist in deze fase van je zoektocht van alles naar boven komc �aarvan je dacht dar je her al acheer de rug had, ofwel zie je meuwe dingen in jezelf opkomen die je nier voor mogelijk had gehouden. Dar kunnen angsten, verlangens en ziekres van war voor aard dan ook zijn. Probeer je aandacht steeds op her kennen re richten. Vecht niet regen die neigingen die je ern­sr

.ig onde� de gordel kunnen raken. Ontwijk ze, maar ga er

n1et mee m gevecht. Pendope helpt je dan en zet de vrijers onder druk door ze her gevoel re geven dat ze haar hand wel kunnen vergeren als ze zo doorgaan. Daardoor wordt her zelfs voor de vrijers steeds duidelijker dat de bezetring van het pa­leis en de eisen die ze stellen niet deugen. Ze weten nier hoe ze ermee om moeren gaan.

Eurymachos kiest ervoor om Telemachos, het geluk van de eerste drie jaar waar de vrijers nier van willen en kunnen we­ten, nier re vermoorden maar buirenspel re zetten. Eurymachos' naam berekent: hij die voor her goede suijdt. Hij is de goed­zak onder de vrijers en geefi: regengas aan de slechterik, maar wat kan dar ooit opleveren als je mee twee kanren van jezelf re maken hebt? Her wordt steeds duidelijker dar de tweeheid nooit tot éénheid kan komen.

Dat kan tor gevolg hebben dar regengesrelde vrijers, bijvoor­beeldjantje-goedzak regenover Janrje-slechrerik, elkaar het licht n�er meer in d� ogen gunnen waardoor de persoonlijkheid geen Uitweg meer z1er. Als je steeds meer gaar inzien dar yin of yang, goed of slecht nooit van elkaar kunnen winnen door te probe­ren als ene kant de andere kant uit te schakelen, kun je daar wanhopig van worden.

Nu zegt de goedzak regen Penelope, het kennen: 'Zolang ik er ben, zal de alomvarrende ruimte van het kennen en her gekende van je zoon blijven.' Het geefi: aan dat de vrijers blij­ven doorgaan te geloven dat ze de ruimee waarin zich de waak-

130

roesrand afspeelt nier als belangrijk zien, maar er wel alle zeg­enschap over denken re hebben. Alleen war in de waakroe­;cand verschijnt, is voor hen belangrijk.

21 Terug in eigen paleis - De ontmoeting met je ikjes

Vlak voordat de zwijnenhoeder Eumaios terugkeert naar zijn hut, roverr Athene Odysseus weer om tot de oude, schamel geklede bedelaar. De volgende ochtend vertrekt Telemac�os a1 vroeg naar het paleis om zijn moeder te begroeten. Eum;uos geeft hij de opdracht om de bedelaar naar de stad te begelei­den.

Op weg naar het paleis komen Eumaios en Odysseus bij een heldere bron waar de bevolking water haalt, de geiten­hoeder Melanthios tegen, die met zijn mooiste geiten op weg is naar het banket van de vrijers in het paleis. Melanthios begint hen uit te schelden en geeft Odysseus in het voorbij­gaan een schop tegen zijn heup om hem van her pad af te gooien. Odysseus verliest zijn evenwicht echter niet, maar kan zich met moeite beheersen erop te slaan. Eumaios heft zijn handen ten hemel en smeekt de nimfen van de bron dat zijn meester Odysseus maar gauw terug mag komen om Melanthios zijn verdiende loon te geven.

Dar beeld drukt uit dar velen rond de bron staan, maar weini­gen erin springen. De macht die van het gekende uitgaat be­lemmert ons de bron, het kennen, in te gaan. De geitenhoeder is her symbool van die macht. Hij dient met zijn kracht en hulpvaardigheid de wereld van de vrijers. Hij houdt her ver­haal in stand dar de waaktoestand echt is en nooit onderbro­ken wordt, en zal er alles aan doen om je van her pad naar huis af te brengen. Dat kun je in je leven soms flink voelen door

131

Page 68: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

allerlei tegenslagen, variërend van depressies tot lichamelijke klachten, van verlangens of jaloezie tot het verlies van een dier­bare. Maar het inzicht dar de vrijers er onderling toch nooit uitkomen en zijn herinnering aan de vijgenboompositie ge­ven Odysseus de kracht om door te gaan. Hij aanvaardt de tegenslagen onderweg zonder erop in te gaan en passeert daar­door voor het eerst de lastige, schijnbaar onneembare drempel van de Ajax-Feyenoord-dualiteit. Nu is hij klaar om naast de betrekkelijk makkelijk zichtbare neigingen van anderen, ook zijn eigen neigingen, de vrijers in zijn paleis, ziehebaar te krij­gen.

Voor de poort van her paleis ligt Odysseus' oude en verwaar­loosde hond Argos op de mestvaalt re slapen. Hij heeft twin­tig jaar op zijn baas gewacht en als Odysseus als bedelaar vermomd aan de poort komt, is hij de enige die hem her­kent. Hij kwispelt maar i s niet meer in staat om naar zijn baas te lopen en sterft ter plekke.

Voor de vrijers heeft de hond Argos, de zoeker in ons, geen enkele waarde en daarom leeft hij op een mestvaalt. Daar is hij van een snelle hond tot een vermoeid beest geworden, dat niet eens meer de fut heeft om op Odysseus toe te lopen als zijn baas eindelijk weer verschijnt. Prompt sterft de hond. Na twin­tig jaar het spoor en de geur van het thuis voor zijn baas be­waard te hebben, hervindt Odysseus bij thuiskomst dat spoor van helderheid en ziet hij dat hij altijd al vanuit die ongedefinieerde helderheid schouwde en niet vanuit de rwee gaten in zijn hoofd. Het is inzien dat we de ander weliswaar met hoofd en ogen zien, maar daar niet de verkeerde conclusie uit mogen trekken dat wijzelf uit twee gaten kijken en een

132

hoofd hebben, want in onze waarneming is er slechts één beeld

en we nemen vanuit ons standpunt geen hoofd waar. Nu Odysseus niet meer vanuit zijn hoofd, een lichaamsdeel, kijkt maar vanuit die eeuwige vijgenboomposicie, is de eenoog -het alziend oog- weer thuis van nooit weggeweest en brandt zijn licht helder zonder iets nodig re hebben.

Als we het zelf weer mogen herkennen, heeft de trouwe speur­hond die je naar huis heeft gebracht geen functie meer en sterft. Dat kwijtraken van het vertrouwde zoeken doet wel pijn, want we hebben zo lang aan het zoeken vastgehouden. Als de zoek­tocht de laatste adem uitblaast, verandere vaak je manier van leven en valt de sociale structuur weg die door het zoeken was

bepaald. In het begin blijf je je daar nog wel aan vasthouden, maar op een gegeven moment transformeert her zich toch. Je gaar zien dat het thuis-zijn niets met ideeën te maken heeft. Je gaar niet meer op je opinies en meningen in. Maar het zal tijd vergen om met het niets dat overblijft vertrouwd te raken, zeker nu je huis nog besmet is door de vrijers.

De mestvaalt waarop Argos leeft, maakt ook duidelijk dat de thuisgekomen zoeker en de mentor geen enkele status hebben in een wereld waarin 'hebben' het wint van 'zijn'. De wegwij­zer is maatschappelijk gezien maar een dorpsgek, een schooier. Wat heb je eraan? Niets! Waar her om gaat, zie je over her hoofd.

Bij de Phaiaken worden de honden in standbeelden van goud en zilver vereerd. Ze weten dat de hond Argos hen op het spoor van helderheid kan brengen, maar ze gebruiken de richtingaanwijzer om zichzelf te verbeteren in plaats van thuis te komen. Het symbool van de hond wordt gebruikt voor hun persoonlijke sprookjeswereld, om de ik jes te verbeteren in plaats van waar het eigenlijk om gaat: het kwijtraken van je ikjes.

133

Page 69: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Odysseus stapt achter Eumaios het paleis binnen. Teleroa­ehos wenkt Eumaios direct, geeft hem een brood en een stuk vlees voor Odysseus en zegt dat die zwerver langs de vrijers moet gaan, want bescheidenheid past niet bij een bedelaar. Vervolgens verschijnt Athene aan Odysseus en spoort hem ook aan bij de vrijers te gaan bedelen, om zo de goede van de slechte vrijers te leren onderscheiden - ook al zal geen der vrijers, voegt zij eraan toe, aan zijn spoedige dood ontko­men.

Niet alleen de slechte vrijers moeten in hun volle naaktheid worden gezien, maar ook de goede, dus ook je 'goede' eigen­schappen. Ze hebben geen van alle iets met jou te maken. Als je ze niet allemaal duidelijk onder de aandacht brengt, kom je misschien wel thuis, maar word je daar alsnog afgemaakt zoals Agamemnon. Blijven er facetten van je persoonlijkheid onge­zien en herken je ze niet als niet van jou, dan geef je ze onbe­wust her heft in handen en verandert er ondanks je nieuwe inzicht niets wezenlijks in je leven. Ongeziene vrijers blijven een bron van onrust en verdeeldheid en kunnen pas gepas­seerd worden door eerst te zijn gezien en vervolgens geaccep­teerd te worden.

Telemachos had zijn vader al verteld dat er honderdacht vrij­ers in zijn paleis waren. Dat geldt niet alleen voor Odysseus maar voor ieder van ons. Je kunt de vrijers zien als bouwsteen­tjes van je persoonlijkheid, als honderdacht neigingen die in ieder mens zitten en daar samengeklonterd het DNA van je ego bepalen. Bij ieder van ons zorgt hun unieke verdeling en com­binatie ervoor dat we allemaal verschillend lijken. De een heeft de goede vrijers meer op de voorgrond, de ander de slechtere. Maar ook onder de goede vrijers zitten de slechte verstopt.

134

De schamel geklede Odysseus gaat bij elke vrijer langs om eten te vragen en hij speelt zijn rol zo overtuigend dat het lijkt alsof het zijn beroep is.

Odysseus neemt de noodzaak de vrijers zichtbaar te krijgen

heel serieus en doet dat met zijn hele inzet en vol overgave. Het is heel belangrijk dat ook in je eigen leven te doen. Ik noem dat 'slijmen', of zoete broodjes bakken, wat ik vroeger niet kon. Het helpt je je oude basis van 'ik ben zus of zo' te Ieren verlaten en niet meer vanuit een iets of iemand te leven. Zo kun je het stellen zonder de nep en de versieringen die je vroeger nog nodig had om jezelf zeker te voelen. Door dat loslaten zie je makkelijker hoe anderen zich in hun rol vast­bijten en op die manier herken je je eigen onbewuste, nog stugge patronen die je belemmeren te zijn wie je werkelijk bent.

Melanthios de geitenhoeder stookt vrijer Antinoös tegen Eumaios op omdat hij een bedelaar naar binnen heeft dur­ven brengen. Eumaios antwoordt dat het vreemd is dat ze wel van overal vreemdelingen uitnodigen die beroemd zijn, zoals zieners en zangers, heelmeesters en bouwmeesters, maar dat ze bedelaars liever buiten de poort houden.

Het is een poging van de varkenshoeder om de vrijers iets te leren over hun eigen blinde vlek dat ze alleen de honger van de geest willen stillen en daar onverzadigbaar in zijn, maar niet de honger van het lichaam waar de bedelaar hen mee confronteert.

De vrijers willen alleen iets geven voor gekende, objectieve dingen, als die iets interessants of nieuws te bieden hebben.

135

Page 70: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Die honger bevredigen is nobel en sociaal geaccepteerd, heb­ben we geleerd. Maar honger en het bedelen om eten voor een lege maag worden niet sociaal aanvaardbaar geacht.

Om de neigingen in ons te vertellen dat ze verkeerd bezig zijn is onbegonnen werk. Wie gelooft die onzin nu? Ik moet toegeven dat ik binnen mijn werk en privé-leven dat toch een tijd heb geprobeerd, maar ik kwam er vanzelf achter dat het zo niet werkt. De Jamjes in ons blijven altijd onbevredigd, willen altijd meer en beter en zijn niet in staat daar iets verkeerds in te zien. Het is hetzelfde als Ajax-fans die Feyenoord-fans pro­beren om te turnen tot Ajax-fans om zo voor altijd te kunnen winnen en niet meer die pijnlijke verlieservaring te hoeven meemaken.

Teleroaehos zegt tegen Eumaios geen woorden aan Antinoös te verspUlen; het is nu eenmaal zijn gewoonte om mensen te krenken. Telemachos bijt Antinoös toe dat hij zeker liever alles zelf opeet dan een ander iets te geven.

Daarom heeft het geen zin te proberen onze vrijers te verande­ren. Het is zinloos om te denken dat je de gierigaard door de filantroop in ons zou kunnen laten veranderen, of andersom. Het moet volstrekt duidelijk zijn dat al die cursussen om al die neigingen in ons te veranderen niets opleveren. Als dat duide­lijk wordt, komt vanzelf het moment dat je inziet dat het nutte­loos is om iets aan de wereld of jezelf te willen veranderen. Dat wil niet zeggen dat het niet mag, maar je ziet in dat het geen zin heeft en dat die pogingen je nooit dichter brengen naar wat je echt bent. De golf kan en hoeft niets te doen om water te zijn.

136

Vervolgens dreigt Antinoös kwaad met zijn voetenbankje te gooien en dan leest ook Odysseus hem de les door te zeggen dat een voornaam man als Antinoös ook iets hoort te geven. Ooit was hijzelf een gelukkig en rijk man, maar de goden heb­ben hem alles afgenomen en sindsdien is hij gedwongen te bedelen. Hij hangt het gezelschap een verhaal op dat gelijke­nis vertoont met zijn ervaring bij de Kikoniërs. De plunde­raars zagen in hun overmoed de wraak van de bevolking niet aankomen en sneuvelden allemaal, behalve hijzelf die zo, na veel leed en omzwervingen, berooid op Ithaka terechtkwam.

Ja, het proberen om toch de innerlijke neigingen van de ander te spiegelen met het excuus de ander te willen helpen, kan hardnekkig zijn. Ik heb als idealistisch welzijnswerkertje een eeuwigheid geprobeerd om al mijn eigen blinde vlekken aan mijn omgeving te slijten in de waan dat ze daardoor op een andere manier naar hun eigen standpunt zouden gaan kijken. Het helpt niets, het wordt alleen maar erger. Zo leer je wat parels voor de zwijnen gooien betekent. Het is natuurlijk niet slecht om anderen iets voor te houden maar te verwachten dat het resultaat oplevert, is de waan die je verstrikt en is een te­ken van gebrek aan vertrouwen dat Zeus alle touwtjes in han­den heeft.

Antinoös wordt nog bozer en valt tegen die brutale bedelaar uit, dat hij zijn weldoeners in een kwaad daglicht probeert te stellen. Odysseus kaatst terug dat zijn aard weinig met zijn uiterlijk overeenkomt, omdat hij niets wil geven van de rijk beladen tafel van zijn gastheer. Dan wordt Antinoös echt ra­zend, gooit het voetenbankje naar Odysseus en raakt hem aan de rechterschouder. Zonder uit evenwicht te raken blijft

137

Page 71: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Odysseus zwijgend staan. Daarna keert hij terug naar de drem­pel en roept dat hij niet is getroffen in een gevecht om zijn eigen bezit, maar louter en alleen omdat hij probeert zijn lege maag te vullen.

Wat heeft het voor zin om in een dialoog te proberen de ander te overtuigen, als die ander niet in staat is te begrijpen waar je het over hebt en waar je naar verwijst? In onze samenleving heeft het geen zin iemand die met hard werken huis en haard heeft verdiend uit te leggen dat hij dar niet door zijn werk maar van Zeus gekregen heeft en dat hij best iets af kan staan aan minder bedeelden.

Om te zien dat alles door Zeus wordt gedaan en gegeven, is niet interessant en geloofwaardig voor de vrijers, omdat ze zich niet bewust zijn van hun echte gastheer, de onzichtbare niet te objectiveren kennende kant die onveranderlijk hun bestaan draagt. Zij kunnen er zich geen voorsteHing van maken dat de rijkdom hun ook maar gegeven is. Toch moet dat eerst worden ingezien door jou om alle problemen uit huis te krijgen.

Langzaam en heel subtiel werkt Homerus de dialoog met de vrijers uit en worden ze uit hun tent gelokt. Ze zijn onverza­digbaar en ondankbaar in hun eigen verlangens en hebben bij de bedelaar geen oog voor een lege maag, een toch legitiem verlangen van het lichaam.

Als Antinoös daar weer op reageert en dreigt Odysseus door de zaal te sleuren, wordt hij teruggefloten door de andere vrijers die bang zijn dat een van de goden zich als bedelaar heeft verkleed om hen op de proef te stellen.

138

De vrijers geloven weliswaar niet echt in de goden, maar hou­den toch nog iets bijgelovigs: je weet maar nooit. Daarom zijn ze bang voor een bestraffend element, zoals een strenge god

_of

zoals de rechtvaardigheid bij de Phaiaken. Als rechtvaardig­heid en deugd het huis binnenkomen, glipt de liefde de ach­terdeur uit. En daardoor lopen de vrijers altijd de alles­omvattende essentie mis, de liefde die ze zoeken in Penelope.

Het komt Penelope ter ore dat er een bedelaar mishandeld is in het paleis. Ze is kwaad en wenst dat Apollo Antinoös met een van zijn pijlen treft. Troostend zegt haar dienares, dat als alles zou verlopen zoals we wensen, geen der vrijers het licht van een nieuwe dag zal aanschouwen.

Het leven is zoals het gaat en niet zoals we willen dar het ge­beurt en iedereen, zelfs Penelope, moet zich daarbij neerleg­gen. Het laat zien dat ze alleen getuige kan zijn van wat zich aan de andere kant van de drempel in het gekende afspeelt. Het laat ook zien dat ze nog een mening heeft over wat er gebeurt. Ze mist het vermogen om de dingen te laten geb�u­ren. Dat wil zeggen dat ze in de dualiteit vastzit, met enerziJds haar mening en anderzijds de in haar ogen ordeverstoorders van de rust, die heerste toen Odysseus er nog was. Ze smacht naar het moment waarop ze weer vrij is van die vrijersplaag en weer die zoete vrede van vóór de vrijers mag proeven.

Penelope ontbiedt Eumaios om hem te vragen wie die bede­laar is en of hij op zijn reizen soms iets over Odysseus heeft gehoord. Eumaios antwoordt dat de vreemdeling inderdaad

139

Page 72: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

een vriend van hem zegt te zijn. Penelope nodigt hem direct uit, maar Odysseus geeft Eumaios de boodschap dat een on­derhoud op dat moment door de bende brutale vrijers te ris­kant is en dat hij haar na zonsondergang zal bezoeken. Penelope is verbaasd en nieuwsgierig naar de man, die zo wijs is rekening met de vrijers te houden.

Door re zien hoe de dingen gebeuren en re begrijpen dat alles zijn tijd heeft, is het verstandig om de vrijers goed in de garen re houden. Je moet hen nier onderscharren omdat je toevallig aan de goede kant van de drempel denkt te staan. Odysseus is welis­waar thuis, maar de 'huurders' zegt dat niets, en zolang zij de baas denken re zijn moet je hen serieus nemen en begrijpen dat jij hen niet zomaar de deur uit kunt zetten. Odysseus kan nog niet onbelemmerd van zijn eigen thuis-zijn genieten. Verkleed als bedelaar mag zijn aandacht niet verslappen; zijn aandacht moet juist groeien, waardoor hij steeds beter zicht op die hele bende vrijers krijgt. Ook aanvaardt hij nu meer de regels van her spel. Hij rent nier gelijk bij de eerste de beste gelegenheid naar Penelope, zoals hij vroeger wel gedaan zou hebben.

Her geeft ook aan dar je dit onderzoek naar jezelf óók in dit stadium beter voor je kunt houden en er niet mee naar buiten treden. Her is nog steeds beter de uiterste zorgvuldigheid in acht re blijven nemen; de vrijers bewonen ook nu nog de we­reld en houden er nier van als hun leugens in de schijnwerpers komen te staan.

22 Het gevecht met Iros - De breuk met het lichaam

Er verschijnt nog een andere bedelaar in het paleis, Arnaios. Hij beschouwt Odysseus als een concurrent van zijn onver­zadigbare vraat- en drankzucht en komt meteen in opstand.

140

Hij is weliswaar groot, maar heeft niet de kracht die men van zo'n figuur zou verwachten. Hij wordt door de vrijers be­loond voor het doorgeven van hun boodschappen. Zijn bij­naam lros verwijst naar de goddelijke Iris, die gaat waarheen

de goden haar sturen. Voor de deur op de glimmende drempel probeert lros

Odysseus het paleis uit te werken door hem rechtstreeks te intimideren. Hij geeft toe liever zijn fatsoen te houden, maar dat de vrijers hem nu eenmaal opjutten. Als Odysseus niet uit zichzelf vertrekt, moet hij wel ingrijpen.

Her gewone leven gaat door, ook als je in je eigen paleis aan­komt. Je zult de betrekkelijkheid van her 'thuiskomen' moe­een leren inzien. Hoewel jij weer dar jouw golf uit water be­staat, zul je ook moeren aanvaarden dat je hoofdrolspelergolf reacties uitlokt bij de andere golven, die nier weten dar jij én zij uit dar ene water bestaan, wat je ook doet of laat.

De vrijers kun je nooit zichtbaar krijgen en leren kennen, als je zonder te reageren op de drempel van een afstandje blijft toekijken, buiten schot blijft en je handen nier vuil hoeft te maken aan de tweeslachtigheid van de dualiteit.

Hier is de 'jojo' in ons nog bezig en zul je moeren kiezen. Je kunt nier beide kanten - het kennen en het gekende- de baas laren spelen. Eentje moer eruit. De vrijers zullen niet nalaten re proberen je uit het thuis-zijn re werken en gebruiken daar vaak jouw lichaam voor. Vroeg of laat zul je dus wel tegen je lichaam moeren optreden, of je wilt of niet. lros is boodschap­penjongen en hofbedelaar van de vrijers. Hij verbeeldt hier­mee ons lichaam en denkt helemaal vast re zitten aan de heer­schappij van de vrijers, die als wederdienst zijn drank- en vraatzucht en seksuele behoefren bevredigen. Zo werkt het nu eenmaal in de vrijerswereld, daar ontkomt niemand aan. Ook Odysseus nier.

141

Page 73: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Maar lros, ons lichaam, is geen echte vrijer. Hij vraagt geen aandacht, maar alleen eren om zijn honger re stillen. Hij weet niet dat Odysseus door zijn ontmoeting met Nausikaä en Teleroaehos in staat is zonder een lichaam re zijn. Het is niet verwerpelijk dat hij iets nodig heeft en zeker niet omdat hij beseft dat hij daarvoor gebruikt wordt door de vrijers. Alleen kan hij dar niet op eigen kracht veranderen.

Ook bij jou moet de gedachte dat je vastzit aan een lichaam met behoeftes en objecten een optater krijgen.

Odysseus probeert eronderuit te komen door te zeggen dat er op die ene drempel genoeg plaats is voor twee. Hij zegt Iros niets te misgunnen, de goden zullen allebei wel hun deel geven. Hebben de goden hen immers niet zelf tot bedelaar gemaakt? Odysseus waarschuwt lros hem niet uit te dagen, anders zal hij hem eruit gooien, al is hij oud. Dan zal lros niet terug durven komen en heeft Odysseus morgen als be­delaar het rijk voor zich alleen.

We kunnen de neigingen om onze lichamelijke behoeften te bevredigen niet zelf stoppen, dus probeer het ook maar niet. Je overwint je lichaarnsbehoeften toch niet. Een beetje discipline kan geen kwaad, maar je kunt ze nier zelf overwinnen, dat moet vanzelf gebeuren. Je kunt wel willen stoppen met roken, maar je doet her niet en als her je plotseling wel lukt, zul je meteen zien dar een ikje er met die prestatie vandoor wil.

Lichamelijke neigingen op zich zijn niet het probleem, maar wel de greep die de vrijers op ons lichaam hebben. Ze geven met hun verhalen de indruk dar de bevrediging van de objec­ten komt en doen alsof zij dar aan het lichaam kunnen geven of weigeren, al naar gelang het lichaam doet wat ze zeggen. Zo

142

komt her lichaam in hun wereld terecht en wordt het door de

vrijers geleefd. De vrijers hebben zelf geen li�aam of v�edsel

nodig. Ze gebruiken het lichaam alleen om Zichzelf t.e �1ene

.n

n hun verhaal in stand te houden. Maar de bevred1gmg d1e

�et lichaam daarvoor terugkrijgt duurt nooit lang, want in die

rijd zijn de vrijers even afwezig doordat ze geen aandacht krij­

gen. En dar is het ergste wat hun kan overkomen. Op een

ziekelijke manier vragen de vrijers alleen maar aandacht. Daar

leven ze voor. Zodra ze de kans krijgen, zullen ze het lichaam

met hun verhaaltjes om een nieuwe kick vragen, als altijd on­

tevreden over de bevrediging die de vorige kick hun heeft ge­

bracht. Ze vinden nooit blijvende bevrediging.

Vroeg of laar zul je dat evenals Odysseus, onder ogen moeten komen. Ook moet je beseffen dat lros, her lichaam, geen aan­dacht vraagt en daarom geen echte bedreiging is. In de ruimte van het eeuwige nu is immers ook plaats voor hem. Door het besef geen lichaam te zijn, hoeft hij [ros eigenlijk niet te do­den zoals hij wel van plan is mee de vrijers. Zeus wil het echter anders, en zo gebeurt het dat ze coch gaan vechten.

I ros ontsteekt in woede en bijt hem toe, waar hij het lef van­daan haalt om de strijd aan te gaan met iemand die veel jon­ger is. Antinoös volgt de kibbelpartij die rich op de drempel afspeelt en vindt het voor hem en zijn medevrijers een v�r­makelijk schouwspel. Hij stelt een gevecht voor tussen betde bedelaars en belooft de winnaar het recht om als enige bij hen te mogen bedelen. Dat vindt algemene bijval.

Zolang er vrijers de baas zijn, is her vrijwel onmogelijk om zelf in het reine te komen met de neigingen van je lichaam. Ook al

143

Page 74: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

zit je braaf te mediteren, doe je niet aan seks en wat al niet. Vroeg of laat komen de vrijers erachter dat er iets mis is en komen ze met hun Ajax-Feyenoord-oplossing: tweestrijd, de drijvende kracht van her dualisme.

In dar geval kan die strijd Odysseus van pas komen door zich geliefd te maken bij de vrijers om zo in hun wereld re komen en ze zodoende van binnen uit re kunnen observeren. Zo kun jij ook de Iros, het lichaam, in jezelf losmaken uit de greep van de vrijers. Zij kennen en waarderen her lichaam roch nier. Kijk maar hoe je zelf met dar lichaam omgaat. Ik heb jarenlang mijn lichaam misbruikt en geminacht en ja, na veel drank voelt her de volgende dag nooit echt lekker.

Odysseus heeft wel zin in de vechtpartij, maar doet het voor­komen alsof hij door de honger gedwongen wordt om als oude man met een jonge vent te vechten. Hij stelt als voor­waarde dat de vrijers moeten zweren niet te zullen ingrijpen. Dat beloven ze. Teleroaehos doet er nog een schepje bovenop door te zeggen dat wie zich daar niet aan houdt het met hem aan de stok zal krijgen, evenals met Antinoös en Eurymachos die verstandig als ze zijn het zeker met hem eens zullen zijn.

Odysseus is her idee een lichaam te zijn al kwijt. Nu gaat hij Iros, het lichaam waarin nog her verleden met al zijn verhalen en zijn verslaving aan de vrijers vastzit, eruit gooien. Dat kan alleen maar als de vrijers beloven niet in te grijpen. Zo kunnen ze nier terugkrabbelen en werken ze mee aan her loskomen van het lichaam en -zonder her zelf door ce hebben - aan hun eigen ondergang.

Telemachos loopt een beetje op her randje door de aanvoer­ders van Ajax-Feyenoord een compliment te maken. Hij heeft

144

Odysseus immers beloofd niet in te grijpen. Maar de slijm­cursus werkt echt en is de beste manier om de vrijers uit hun rent ce lokken en naar je hand te zenen, zeker als je - zonder dat ze her doorhebben - met beide kanten speelt en in staat bent zowel de Ajax- als de Feyenoord-fans in ons het gevoel re geven dat ze oké zijn en het goed doen.

De vrijers hebben zonder het te weren aandacht nodig. Odys­seus niet meer. Hij kan geheel onbevangen de strijd aangaan, omdat hij weer dat niet hij, maar het bewustzijn srrijdt.

Dat moer je overigens niet overdrijven en vooral in her begin moer je nagaan of alles wel klopt. Als je meent dat her bewust­zijn alles doet, loop je her gevaar naast je schoenen te gaan lopen, waardoor je her overzicht en de helderheid verliest. Dan is er nog een 'iemand' die her bewustzijn denkt re gebruiken en zit er weer een vrijer op de plaats waar her vormloze, onge­definieerde bewustzijn hoort ce zitten. Die waakzaamheid moer je net zo lang in stand houden roe alle vrijers zichtbaar zijn en vervolgens gepasseerd kunnen worden.

Als de beide bedelaars omringd door de vrijers tegenover el­kaar staan en de lompen worden uitgetrokken, wordt de spier­kracht van Odysseus duidelijk zichtbaar. Vooral omdatAtbene hem een forsere gestalte geeft. Iros wiJ er meteen vandoor en de vrijers beseffen dat lros weldra zijn rol als boodschapper kwijt zal zijn. De vrijers dreigen hem met het spookverhaal dat ze hem naar koning Echetos, de verminket der mensen, zullen sturen als hij niet vecht. Nu wordt lros nog banger, maar hij slaagt er toch in om de rechterschouder van Odysseus te raken alvorens die hem met een vuistslag tegen de grond slaat en hem vervolgens aan één been naar buiten sleurt. Odysseus draagt hem op daar de varkens en honden te verja­gen en geen koning over bedelaars meer te spelen. De vrijers

145

Page 75: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gaan lachend weer naar binnen, feliciteren Odysseus en ge­ven hem als beloning een geitenpens.

AJs je gewoon de dingen doet die je moet doen in de weeen­schap dat jij her in beginsel nier doet maar het bewustzijn, zul­len je regensranders die kracht opmerken. Je doet de dingen niet vanuit een reden of een idee, maar handelt spontaan en zonder voorbedachte rade in her nu. War er vervolgens gebeurt is 'bijwerking' en geen doel op zich. De uitSlag is duidelijk: het valse, op angst gebaseerde idee dat jij denkt her te doen, verliest her van het spontane 'doen'. Her gebeurt altijd zoals het gebeun en in dat gebeuren is geen ruimte voor het denken.

Hier slaagt Odysseus er voor het eerst bewust in niet re han­delen vanuit de wetenschap iets te zijn, maar te zien dat alles spomaan en vanzelf gebeurt en is hij getuige van de kracht die daarvan uitgaat. Het zien van die kracht en zijn werking geeft je geleidelijk het vertrouwen voor honderd procent te staan voor wat je werkelijk bent.

Door lros het huis uit te gooien, maakt Odysseus tegelijker­tijd een eind aan de door de vrijers niet erkende noch gewaar­deerde kracht en functie van het lichaam, Iros, die tenslotte her bindmiddel en de schakel tussen de vrijers was.

De vrijers worden nu ieder op zich zichtbaar en kunnen zich niet meer achter een persoonlijkheid met een lichaam ver­schuilen. De honderdacht vrijers zijn in feite verdeeld in twee elkaar bestrijdende, regengesrelde partijen, zoals de gierigaard en zijn tegenpool de filantroop. Ze kunnen nu niet meer doen alsof ze een ikje zijn die in staat is eenheid te bereiken. Nu komen ook- door her wegvallen van lros - hun aanwezigheid en positie binnen het paleis op losse schroeven te staan. Zo komt via deze overwinning van Odysseus op dar armoedige lichaam, her geluk - dat nietS van de vrijers nodig heeft en niet naar hun pijpen hoeft re dansen- vermomd naar binnen.

146

Zo kunnen de vrijers vanbinnen uit worden ontdaan van de waan dat ze ooit eigenaar van het huis kunnen worden.

Bovendien is I ros weer vrij en heeft daarmee ook zijn lichaam en de dwang tot bevredigen losgemaakt uit de greep van het goed-en-kwaadsysteem van de vrijers. Je vrijmaken van het lichaam, waarin je zolang dacht gewoond te hebben, gaat niet zonder slag of stoot. Je kunt nog flinke tegenwerking onder­vinden, die je zult moeeen aanvaarden. Is dat geloof eenmaal definitief gesneuveld, dan merk je dat je lichaam ophoudt aan­dacht te vragen en meer voor een natuurlijke weg kiest. Het zal steeds meer zijn eigen plek gaan vinden.

lros kan nu bevrijd van de chantage van de vrijers doen en laten wat de goden willen en weer de varkens en honden ver­jagen zoals Odysseus hem opdraagt, zonder angst voor straf maar gewoon als spel. Daarmee komt het goddelijke spelen weer als vorm vrij.

Her is het begin van het einde van de angst dat er ietS fout is aan het doen en laten van het lichaam en zet een streep onder al jouw eindeloze pogingen je lichaam te willen beheersen en bedwingen. Toch is het nog niet helemaal rond en moet je nog voorzichtig zijn. Dit spel moet je niet probéren re spelen, want opzettelijk spelen is maar een idee. Her is tragikomisch om te zien dat we juist dat goddelijke spelen met heel ons hart wen­sen, maar het niet kunnen bereiken, omdat de greep van de vrijers in ons met hun complexe veelheid aan regenstellingen de spontaniteit ervan juist in de weg staar.

Amphinomos biedt Odysseus brood aan en brengt met zijn gouden beker een heildronk op hem uit. Hij spreekt de wens uit dat Odysseus in de toekomst het geluk deelachtig zal wor­den, dat hij nu ontbeert. Odysseus antwoordt, dat een mens die in voorspoed leeft niet aan tegenspoed denkt, maar als de goden hem ongeluk brengen, zal hij dat met volharding dra-

147

Page 76: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gen. Immers, je neemt het leven in overeenstemming met het lot dat de goden je dagelijks toebedelen.

We kunnen nooit meer zien dan wat Zeus je van moment tot moment voorzet. Je kunt in jezelf zien dat de vrijers zeer re spreken en trots zijn als je erin slaagt je lichaam op zijn plaats te zetten. De vrijers bieden Odysseus zelfs een heildronk aan. Hij ziet het als een compliment en gaat de dialoog met hen aan. Daardoor laat hij zien nog een beetje re jojoën en z.ijn idee van doenerschap niet helemaal kwijt re zijn. Zo vlak na her gevecht met Iros wil hij in het vuur van de overwinning nog wel opscheppen. Odysseus ziet niet dat hij eigenlijk trots is op zijn overwinning en hij wil de vrijers tegelijk ook nog laten zien hoe slap ze zijn.

Ook ik heb in onwetendheid en overmoed geleefd en ge­dacht re handelen in naam van Zeus. Nog onbewust, door het standpunt van Jan daarvoor te gebruiken. Uiteindelijk mocht ik dat gesmokkel zien en vervolgens ook dar alles, inclusiefhet vrijmaken van je lichaam, het werk is van Zeus. Wel mag je natuurlijk het Jantje dat daar trots op is gewoon in zijn waarde laten, terwijl jij weet dat het eigenlijk Zeus is die het doet. Het feit dat je je beter voelt dan de vrijers komt nog door je eigen blinde vlekken, en die worden vanzelf, als de rijd er rijp voor is, zichtbaar. Zolang dat niet het geval is, ga je nog- net als de vrijers- in een dip als die dip langskomt of ben je gelukkig als geluk langskomt. In geen van beide gevalJen kun je die Jantjes passeren.

Odysseus ook nog niet, al schept hij er wel over op, omdat hij denkt ook de vrijers de baas re zulJen worden nu hij het lichaam eruit heeft gegooid. Hij weer dar het kan, maar nog niet hoe. Tor die rijd is her idee dat hij zich beter voelt dan de vrijers iets wat Odysseus nog niet onder zijn aandacht heeft mogen krijgen.

148

Odysseus waarschuwt Amphinomos voor de terugkomst van zijn vorst en hoopt dat een van de goden hem veilig naar huis

brengt voordar de koning terug is in zijn paleis, want anders z.a1 het zeker tot een gevecht komen. Hij drinkt van de ho­ningzoete wijn en geeft Amphinomos zijn beker terug.

Amphinomos loopt bezorgd en hoofdschuddend naar zijn plaats, alsof hij weet wat er gaat gebeuren. Athene heeft hem al voorbestemd gedood te worden door de speer van Telema­chos.

Amphinomos berekent zoiets als 'rondom wonend'. Deze vrijer heeft al iets van het 'brede kijken' in zich. Hij kan de andere vrijers makkelijker in hun rol zien en relativeren, maar durft nog niet het kijken zelf re zien in plaats van de inhoud ervan. Hij kijkt weliswaar vanuit een neutraal perspectief, maar is nog niet bereid dat zelf re onderzoeken. Hij is de enige vrijer die Pendope bevalt. Maar hoe aardig hij ook is, hij is roch iets war komt en gaat en aandacht eist. Eigenlijk wil niemand een 'goeie' vrijer zoals de nobele Amphinomos kwijt, maar wel die vervelende Anrinoös en zijn vriendjes. Die vlieger gaat helaas nier op, hoe graag je het ook zou willen. Alle vrijers, goede en slechte, zijn uiteindelijk één por nar door alleen maar aan­dacht te vragen en respectloos eisen re stellen, zonder te besef­fen van wie of wat ze die aandacht eisen.

Odysseus doet nog een laatste poging om de vrijers te hel­pen zien dat niet hun beker de dingen doet komen en gaan, maar Zeus. Door de bewuste beker terug te geven aan de vrijers geeft hij ' iets anders willen dan wat er gebeurt' weer uit han­den. Het is niet aan jou. Hier is her spreekwoord: 'Je kunt een paard wel naar de bron brengen, maar hem nier dwingen re drinken' op zijn plaats. Her is nu eindelijk afgelopen met het

149

Page 77: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

geloof dat vrijers de dingen kunnen doen aflaten, want Odys­seus is zich er weer van bewust dat Zeus alles regelt. Als je je ervan bewust bent geworden, dat alles war komt en gaat en aandacht afdwingt weg moet om je paleis en die vrede weer helemaal voor jezelf re hebben, heb je her kennen en het ge­kende figuurlijk van elkaar gescheiden. Dan lijkt het doden van de vrijers, het gekende, de enige oplossing om tot eenheid te komen.

Het wachten op het juiste moment is nu aangebroken. Odysseus houdt de lijn tussen het kennen en het gekende scherp in de garen en voelt voor her eerst weer de heerlijke, zoete vrede met Penelope, her kennen. Her thuis-zijn zonder meer.

Door een ingeving van Athene toont Penelope zich aan de vrijers, al verafschuwt ze hen. Uit schroom laat ze zich wel door twee dienaressen vergezellen. Haar schoonheid is door Athene nog indrukwekkender gemaakt dan die al was. De vrijers raken op slag betoverd. Eurymachos zegt zelfs dat ze alle vrouwen in schoonheid overtreft. Penelope antwoordt dat ze binnenkort zal moeten huwen, omdat ze Odysseus heeft beloofd dat ze een nieuwe man moet kiezen als hij nog niet thuis is wanneer hun zoon volwassen wordt. Bovendien grieft het haar dat de vrijers - in tegenstelling tot wat gebrui­kelijk is - geen geschenken meebrengen, maar daarentegen het bezit van Odysseus straffeloos verteren. De vrijers sturen er meteen bodes op uit om geschenken voor Penelope te gaan halen.

Om de vrijers een beetje te betoveren met de heerlijke extase die ze krijgen als Penelope zich laat zien, bezorgt ze in op­dracht van Athene de vrijers een gelukservaring. Door die er-

150

varing, die ze in het oosten samadhi noemen, worden de vrijers minder waakzaam en voelen ze zich uitverkoren en voldaan. Die toestand wordt vaak aangezien voor een teken dat je al

thuis benr. Maar niets is minder waar! Her is alleen om je vrijers even plat te krijgen en even niet op voer van oorlog te hoeven leven. Zo bereidt Athene de ontmoeting van Penelope met Odysseus voor zonder dat de vrijers dat doorhebben.

23 De ontmoeting met Penelope De voorbode van het kennen

Nadat de vrijers vertrokken zijn om in hun eigen huis te gaan slapen, blijven Odysseus en Teleroaehos alleen in het paleis en beramen ze geïnspireerd door Athene een manier om van de vrijers af te komen. Ze besluiten alle wapens uit de zaal te halen en in de wapenkamer van het huis op te bergen. Odys­seus geeft Telemachos de raad een leugen te verzinnen als de vrijers vragen waar ze gebleven zijn.

Nu her Odysseus duidelijk is, dat het gekende eruit moet om de eenwording mee het kennen plaats te laten vinden, is het eerste dat ze moeeen doen de wapens, het symbool van de dialoog met de vrijers, weghalen. Als je niet meer ingaat op de gevoelens, gedachten of emoties die zich de hele dag aan je opdringen en die zowel vanbinnen als buiten je de aandacht afdwingen en ze aldus passeert, gaat je omgeving zich pas echt zorgen over je maken. Dan zul je een smoes moeren verzinnen die de vrijers niet de schuld geeft, maar toch goed genoeg is om niet opnieuw een dialoog met hen te hoeven aangaan. Ik noem dat de ontvangen e-mails niet openen. Je kent her on­derwerp en de afz.ender en je weet waar het over gaat, maar je gaat niet echt op de inhoud, het verhaal, in. Het vereist enige

151

Page 78: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

oefening om her zo te doen dar de vrijers, je omgeving, het nier doorhebben. Her is zoiets als de truc waarmee de Sirenen worden gepasseerd en geleidelijk zul je zien dar het eigenlijk best fijn en makkelijk is om nier echt op al dar 'aandacht vra­gen' in re gaan.

De schuldgevoelens die kunnen opkomen als je de e-mail niet opent maar gewoon wist, zijn ook 'wapens' van de vrijers. De gedachte dar je je schuldig voelt komt langs en daar ga je niet op in, want die gedachte komt en gaat en is daardoor niet van jou, maar van een vrijer.

Bij het verwijderen van de wapens worden vader en zoon be­geleid door een onzichtbare Athene, die hun voorop gaat met een gouden lamp. Teleroaehos raakt in vervoering omdat de ruimte hem van alle kanten toe straalt, en hij ziet er het werk van een godheid in. Odysseus vraagt zijn zoon stil re zijn en zijn gedachten voor zich re houden; zo doen de goden dat immers. Odysseus zegt hem te gaan slapen, maar zelf blijft hij achter om met Penelope te praten.

Slaag je erin om niet op je gedachten en gevoelens in re gaan, dan komt het 'lege huis', of de ruimtelijkheid van het bewust­zijn vanzelf naar boven en kun je, nee als de vrijers, in vervoe­ring raken. Door die begeestering kun je, als je nier oplet, zo weer die zojuist gepasseerde gevoelens alsnog 'openen' en dus is her zaak nier in die vervoering te blijven hangen. Wanneer de vrijers monddood zijn gemaakt door de verschijning van Pendope en je nier meer ingaat op de verhalen die ze gewoon­lijk afsteken, komt de ruimtelijkheid van de Teleroaehos in ons in een nieuw licht te staan en dar maakt hem dronken van verbazing. Dar kind in ons heeft rijd nodig om de verbazing

152

over zijn eigen onvoorstelbaarheid te behappen. Dan moet je hem symbolisch even naar bed sturen en zelf alleen en onge­sroord als helderheid aanwezig blijven.

Nauwelijks is Odysseus alleen in de paleiszaal, of Penelope komt binnen. De dienstmaagden zetten twee stoelen bij het vuur. Penelope vraagt de vreemdeling naar zijn naam en af­komst, maar hij zegt dat hij haar alles wil vertellen behalve dat; wat heeft het voor zin te Idagen in andermans huis?

Als de alomvattende stilte ongestoord in je ongedefinieerd­zijn, in je helderheid, gaat branden, denk je: die is het! Maar ja, zo zit het niet, want die stilte komt en gaar nog, en al zijn de vrijers er nu even niet, lang zal dat niet duren. In deze fase komt ook de neiging op om het aan anderen re willen vertel­len, maar dar werpt je zo weer uit die heldere roes tand. Daarom houdt Odysseus zijn naam verborgen, verzint een kulverhaal en leert zo berer zijn aandacht op haar te houden in plaats van op de verhalen.

Penelope stort haar hart uit bij de vreemdeling en vertelt hem van haar list om de vrijers van zich af te houden. Ze heeft na­melijk beloofd pas één van hen tot man te kiezen als de lijk­wade, die zij voor haar schoonvader Laërtes weeft, voltooid is. Door het weefwerk van overdag 's avonds weer uit te halen, heeft ze die gedwongen keuze drie jaar lang uit kunnen stel­len. Maar toen werd ze door de vrijers betrapt en moest ze tegen haar wil het werk afmaken. Nu het kleed af is, kan ze niet langer onder een huwelijk met één van de vrijers uit.

153

Page 79: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Als je zier dat de ene draad die overdag de waakroestand weeft bij her slapengaan weer kan worden uitgehaald - en dus weer die ene draad van her begin wordt - begrijp je dat die draad altijd één is. Maar de vrijers kunnen dat nier aan, omdat her hun be­staan en zekerheid dermate schokt dar ze door het lint gaan.

Odysseus begint hier in te zien wat Pendope bedoelt met het verhaal dar de eerste drie jaar het weefsel wordt uitgehaald en dar ze in her vierde jaar gedwongen wordt door de vrijers her verhaal, de lijkwade, af re maken.

In de eerste drie jaar van ons leven zijn we zonder 'ik' en vrij van de vrijers. Aan die roesrand herinnert Teleroaehos zijn va­der. Van jou uit gezien ben 'jij' er de eerste drie jaar gewoon niet geweest, maar voor je ouders leek je er wel re zijn. Tegen je derde word je door je ouders geleerd een 'ik' met een lichaam re zijn en raak je gevangen in het ik-verhaal, dar met de blijde boodschap van je geboorte begint en met het droeve nieuws van je dood eindigt.

In de ongedefinieerdbeid van je bestaan zie je in alle helder­heid dat her leven van de hele waak- en droomtoestand echt een droom is en niet uit materie bestaat, en dat jij aan alles voorbijgaar en alleen maar bewustzijn bene.

Nu kun je begrijpen war er wordt bedoeld als ik zeg dat je noch de hoofdrolspeler van de droom, noch die van de waak­roesrand bene, maar datgene waarin elke roesrand verschijnt. Vanuit her standpunt van her bewustzijn is het altijd al zo ge­weest. Maar door de waan dat je een belichaamde hoofdrolspe­ler bene, dat je sterfelijk bene en dar je van gisteren naar morgen gaar, ben je het zicht op de werkelijkheid kwijtgeraakt.

Pendope vraagt Odysseus opnieuw naar zijn afkomst. Odys­seus vertelt haar min of meer het verhaal dat hij Eumaios, de

154

varkenshoeder ook heeft opgehangen; dat hij van goede af­

komst is en op Kreta geboren is. Odysseus heeft hij gastvrij

ontvangen toen die op weg naar Troje door een storm op Kreta strandde.

Penelope vraagt hem hoe Odysseus gekleed was en ze her­

kent uit zijn beschrijving de kleren en de gouden gesp met jachthond erop die zij Odysseus voor zijn reis heeft meege­geven. Ze treurt dat ze haar man nooit meer zal terugzien. Odysseus troost haar met het bericht dat hij heeft gehoord dat Odysseus beladen met geschenken onderweg is naar huis.

Van koning Pheidon heeft hij vernomen, dat Odysseus naar Dodona is gegaan om aan het suizen van de heilige eik van Zeus te horen, of hij openlijk ofin het geheim naar huis moet

gaan.

Pendope heeft Odysseus door over haar list met het weefkleed re vertellen, bewezen dar ze alles nog weet, dar ze de roestand van de eerste drie jaar nier vergeren is. Nu vertelt Odysseus haar dat hij ook nog leeft. Hij kan het nog niet direct zeggen, maar vertelt het haar door een verhaal. Pendope herkent uit zijn beschrijving direct de gouden gesp met Argos de jacht­hond, het kenmerk van de helderheid. Zo krijgt ze hoop dat haar man nog leeft.

Odysseus laat haar ook merken dar hij steeds beter in staat is om de helderheid re gebruiken. Bij de Sirenen heeft hij nog een methode van Circe gebruikt om langs die nimfen des doods met hun eeuwige 'waarom' re komen. Die methode was jezelf figuurlijk vastbinden om zo, zonder te reageren of ermee in dialoog te gaan, te kijken en te luisteren naar wat er in de objectieve wereld gebeurt.

Het luisteren naar her suizen van de eik van Zeus gaar een stap verder. Her suizen is het geluid van de stilte in ons en staat voor het verleggen van de aandacht van het object naar

155

Page 80: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

het subject. Aandacht leggen op het suizen is voor mij een goede manier geweest om zo de smaak van de stilte te leren proeven en te ervaren dat het, net zoals het nu en her kennen, bij het onveranderlijke hoort. Zo wen je aan het ongedefmi­eerde zijn en aan de smaak van het kennen en-niet te verge­ten - aan het verplaatsen van de aandacht naar her subject.

Penelope zegt te hopen dat zijn woorden waarheid worden en ze laat zijn voeten wassen door Eurykleia, de oude verzorgster van Odysseus. Eurykleia herkent Odysseus aan een groot lit­teken op zijn dijbeen. Odysseus is bang dat Eurykleia iets laat blijken, maar Penelope heeft niets in de gaten. Hij fluistert de oude voedster toe te zwijgen en het aan niemand te vertellen. Ze stelt hem gerust; hij weet toch hoe trouw ze is.

Een van de kenmerken van her verwijlen in het zelf- wat door het luisteren naar het suizen bewust wordt opgeroepen - is dat het iets herkenbaars omhoog brengt, wat we als kind hebben meegemaakt. Vroeger dachten we misschien dat het van het ver­trouwde gevoel van geborgenheid binnen het gezin kwam. Dat gevoel had echter niets te maken met de gezinssituatie, maar verscheen gewoon omdat het kind in een veilige situatie niet in het denken of gevoel vertoeft, maar in dezelfde toestand die Odysseus nu weer herkem als van de eerste drie jaar.

Zelf kende ik dat gevoel dat soms verscheen na seks, maar pas veel later ontdekte ik bij Wolter dat het zonder seks ook spontaan op kan komen. Toen bleek dat het niets met seks, maar alles met leven zonder gedachten, verlangens en gevoe­lens te maken had. Het laat zien dat het niets buitengewoons en spectaculairs is, maar een gewone, simpele, allesbehalve bij­zondere ervaring. Je kunt die het beste vergelijken met het

156

gevoel van intimiteit als je even niets nodig hebt uit de bui­

tenwereld. Doordat Odysseus die toestand kan oproepen en vasthou­

den, herkent Eurykleia hem. Zij is zijn voedster die hem nog van zijn eerste drie levensjaren kent en weet dat het litteken is ontstaan toen hij uit die toestand ging. Dat kan hier nog niet helemaal uitgelegd worden, maar het litteken staat symbool voor de wond die ontstaat bij het naar buiten treden, als het lcind zich in feite verwondt aan de tijd en in een ik-verhaal gaat geloven. Vandaar dat hij zich nog niet bekend mag ma­ken voordat de vrijers gedood zijn. Als Pendope het te weten komt, is her te laat, gaat de list niet door en daarom moet over �at litteken gezwegen worden. Het verzwijgen, zijn identiteit niet naar buiren brengen, is nog steeds van groot belang en het wachten is op het teken dat de tijd rijp is.

Penelope vertelt hem vervolgens over een droom die voor­spelt dat Odysseus terugkomt om de vrijers te doden. Zij twijfelt aan de juistheid van haar droom. Odysseus zegt dat haar droom zal uitkomen. Pendope vertelt hem haar plan om een schietwedstrijd onder de vrijers te houden. De vrijer die de boog van Odysseus kan spannen en een pijl door de ogen van twaalf op een rij staande bijlen kan schieten, zal haar tot vrouw krijgen. Odysseus overtuigt haar ervan de wedstrijd niet langer uit te stellen.

Nu Odysseus bij Pendope ervaart dat de aandacht voor haar herzelfde fijne gevoel oproept als de aandacht voor het stille, suizende branden van het heldere aanwezig-zijn bij de eik van Dodona, is hij klaar om dat verworven inzicht op de vrijers uit te proberen. Alle elementen komen bij elkaar. Pendope

157

Page 81: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

weet nog van de toestand van de eerste drie jaar en Eurykleia herkent hem aan zijn teken van helderheid. Odysseus ziet dat het verplaatsen van aandacht het enige is waar her op aan komt en dat dit her wapen is dar hij zoekt.

Omdat Pendope Odysseus niet kan herkennen en zij nier meer gelooft dar hij nog leeft, prikkelt hij haar om de boog­wedstrijd morgen re houden. Hij wil haar indirect laten zien dat hij klaar is voor her echte grote werk: het doden van de vrijers.

Daarna nemen ze afscheid. Odysseus kan de slaap niet vatten en hoort de dienstmeiden wegsluipen om zoals gewoonlijk met de vrijers te slapen. Hij overweegt hen tegen te houden, maar laat ze met tegenzin gaan. Hij piekert over het doden van de vrijers en is bezorgd dat hij te maken krijgt met de wraak van

de familieleden als hij in zijn opzet slaagt. Athene stelt hem gerust en brengt hem eindelijk in een zorgeloze slaap.

Als Pendope weer weggaat, daarmee het intimiteitgevoel ge­weken is en Odysseus wakker ligt, klinken de oude venrouwde stemmetjes weer volop en heeft hij moeite om nier zoals vroe­ger op de wereld van objecten, op de dienstmeiden van de vrijers te reageren, in plaats van her passeren van de vrijers in de praktijk te brengen. Dat automarisme is niet zomaar een halt toe te roepen, net zoals je steeds geneigd bent om de tele­foon op te nemen als er gebeld wordt.

Dat is meesral een periode van vallen en opstaan, die kort of lang kan duren; er zijn geen regels voor. Vooral ook omdat je hoofd niet ophoudt met het denken dar nu eenmaal in zijn eigen logica gelooft. Zelfs als je erin slaagt je aandacht op het suizen te houden om zo je binnenvrijers, die hele kudde stem-

158

rnerjes, te passeren en aldus te doden, war doe je dan met al

die vrijers buiten je, zoals je buren, je baas, je kinderen, je part­ner enzovoort?

Het uiteindelijke bevrijd-zijn is nog steeds niet bereikt en ondanks je thuis-zijn en her vermogen niet in dialoog met de vrijers re gaan, weer je in de verste verre nog niet waar het echt om gaat en heb je je nog niet her onveranderlijke geluk eigen gemaakt. Ondanks de talrijke inzieheen en de vele malen dar

het duidelijk wordt dat de film van regisseur Zeus zich altijd afrolt en dar regelijkerrijd genade steeds vaker zichtbaar is, kunnen die inzichten nog steeds bij de geringste twijfel onder druk komen re staan en raak je van slag. Al die inzichten moe­ren nog in de praktijk worden toegepast. Dan zie je dat je in een hele wankele positie verkeert. Alle elementen zijn tech­nisch wel gezien, maar ze zijn nog niet op één lijn gebracht en herkend als een en hetzelfde, waardoor het inzicht nog geen blijvende kracht heeft. Odysseus denkt nog steeds vanuit de golf die naar het water gaat en die een waterervaring heeft. Hij gaat nog slapen en verliest daardoor weer de vijgenboom positie.

Het vertrouwen dat die onveranderlijke vrede jouw essemie is, krijg je door elke dialoog en reactie op de vrijers te vermijden. In deze fase voel je je soms wanhopig omdat je niets meer kunt bedenken dat helpt, dus god zegene de greep. Je bent gedeso­riënteerd, je weet niet wat je moet doen want je kunt niets doen, tot de tijd vanzelf rijp is om de vrijers re lijf re gaan.

24 Het spannen van de boog

het richten van de aandacht

ln de vroege ochtend vraagt Odysseus Zeus om hem zowel >innen- als buitenshuis een gunstig teken te geven. Direct dinkt hoog uit de hemel een donderslag. In het huis hoort 1ij dat Zeus aangeroepen wordt door een slavin, die al de 1ele nacht bezig is met het malen van graan voor de maaltij-

159

Page 82: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

den van de vrijers. Zij ziet in de donder een gunstig teken en smeekt Zeus daarin ook te mogen delen. Ze wenst dat de vrijers vandaag voor de laatste keer in Odysseus' paleis van de maaltijd mogen genieten en ze niet langer voor hun braspartijen hoeft te zwoegen.

Als je echt ziet dat alles genade is en door Zeus wordt gedaan of gelaten, zul je nooit meer beweren zelf ergens de hand in te hebben. Net als de slavin, die de hele nacht bezig is met de maaltijd voor de vrijers, ben je zo moe van het gezeur van al die innerlijke stemmetjes met hun loze beloftes, angsten en verlangens, dat je er niets meer mee te maken wilt hebben. Laat staan dat je de vrijers nog op hun wenken wilt bedienen. Het is toch nooit goed genoeg- wat je ook doet of laat- en je ziet geen mogelijkheid meer om met die brulapen verder sa­men te leven en altijd maar hun adviezen op te moeten vol­gen. Door die houding van 'nu is het genoeg' komt het verlan­gen om een einde aan dat verhaal van de vrijers te maken tot een hoogtepunt. Je smeekt Zeus om die ellende te stoppen en alsjeblieft een teken te geven dat de genade op handen is. Maar als het je tijd is, komt die bliksemflits je wel vertellen dat het moment is aangebroken waarop het mag gebeuren.

Teleroaehos is inmiddels ook opgestaan en vraagt Euryldeia of de bedelaar goed is verwrgd, of dat hij aan zijn lot is over­gelaten.

Je wordt niet zozeer moe van de dingen die gewoon gebeuren, al naar gelang je ze moet doen of laten, maar wel van het eeu-

160

wige innerlijke commentaar dat je van de vrijers steeds weer over je heen krijgt. Vaak heb je niet door dat je nog altijd door

de vrijers wordt beïnvloed en altijd al je energie aan hen hebt weggegeven en dat je daardoor de bedelaar, de waarheid dat het gebeurt zoals het gebeurt, hebt verwaarloosd. Maar eigen­lijk hoeft Teleroaehos dat niet te vragen. Want de verzorgende kracht van de voedster is er altijd voor iedereen, inclusief de bedelaar in ons.

Eumaios komt met de beste zwijnen naar het paleis en ver­welkomt Odysseus nogmaals als vriend. De geitenhoeder Melanthios echter begint Odysseus te treiteren zodra hij hem ziet. Odysseus gaat er niet op in. Ook de koeienhoeder Philoitios verwelkomt Odysseus en laat hem meteen blijken hoe rampzalig het leven met al die vrijers is en dat dit alle­maal de schuld van Zeus is.

In de waaktoestand zijn drie krachten werkzaam, die in het verhaal gesymboliseerd worden door de drie herders. De koe­herder Philoitios vertegenwoordige de kracht die alles creëert. Hij ziet in Zeus de wrede god, die steeds vernietigt wat hij net heeft gemaakt, zonder door te hebben dat het eigenlijk Zeus is die via hem alles ook doet ontstaan. Eumaios, de varkens­hoeder die 's nachts bij de zwijnen waakt, is de vernietiger. Hij breekt elke nacht weer alle verhalen af die overdag door Melanthios in stand gehouden zijn en zo tot leugens zijn ge­worden. Melanthios, de geitenhoeder, is namelijk altijd bij de vrijers in het paleis om de waan van het doorgaan van de tijd in stand te houden. Hij ontneemt de andere twee herders hun rol door hun werk van scheppen en vernietigen zo te verbloe­men dat er nu al een volgende morgen lijkt te bestaan waarin

161

Page 83: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de verhalen gewoon weer verder leven met een herinnering dat alles gisteren ook al zo was. Her hoeden van de kudden door Philoitios en Eumaios berekent eigenlijk dar ze ervoor waken dar overdag en 's nachts niets van de oorspronkelijke essentie verloren gaat of opgegeten wordt door de rijd, zodat de essentie onaangetast blijft en nier beïnvloed wordt door de verhalen die zich overdag ontspinnen. Kortom, alles ontstaat uit essentie en valt terug in essentie. Binnen het verhaal van de waakroesrand lijken die drie krachren her voor her zeggen re hebben en ieder hun eigen rol te spelen, maar uiteindelijk gaat alles zoals Zeus her wil en is die de enige die de rouwejes in handen heeft en de lol van dit drama kent.

Eumaios� de zwijnenhoeder, deelt bekers aan de vrijers uit, Melant.h.ios schenkt de wijn en Philoitios deelt het brood rond. Telemachos geeft Odysseus een stoel bij de drempel van de deur en voorziet hem van vlees en wijn. Ook waar­schuwt hij de vrijers dat ze van nu af aan zijn huis niet meer als een herberg mogen beschouwen en dat hij en niemand anders er de baas is. Antinoös zegt dat zij Teleroaehos alleen door de wil van Zeus nog niet het zwijgen hebben kunnen opleggen. Maar Teleroaehos doet alsof hij hem niet gehoord heeft.

Ns je steeds meer gaat zien dat deze waakroestand mer alles erop �n eraan,

_zich in jouw aanwezigheid en binnen jouw onge­

definieerde ru1mre afspeelt, ga je vanzelf begrijpen dar de drie �erkzame krach ren de hoofdrolspeler van jouw verhaal als ge­lijke van de rest van de spelers in jouw verdroming beschouwen en er van hun kant geen sprake van voor- of afkeur is. Ze voeren domweg uit war ze kracheens hun aard moeren doen.

162

De vrijers zijn nier echt geïnteresseerd in her dienende werk van de herders. Ze zien her hoogsrens als iets vanzelfsprekends,

war er nu eenmaal bij hoort. Maar wat beueft hun eigen feestje

in het leven hechten ze veel meer geloof aan her idee dar ze

juist alles zelf bedenken en doen. Ze genieren ervan om op re scheppen of re kJagen over de dingen die gebeuren, om maar re zwijgen van al die andere cruejes om hun gelijk re halen en aandacht re krijgen.

Als je inziet dat het voor hen toch nooit goed is, neem je ze ook niet meer serieus. Luister je gewoon nier meer naar hun geklets, dan gebeurt er niets engs met je. Integendeel, je er­vaart het wonder dat alles vanzelf gebeurt - zonder dat de vrijers met hun storevloed van verhalen enige inbreng hebben.

De slaven geven Odysseus in opdracht van Teleroaehos een zelfde portie vlees en spijzen als de vrijers. Dat wordt de vrijer Ktesippos te machtig en hij gooit uit jaloezie een koeienbout naar Odysseus die hem grijnzend en zonder een krimp te geven, ontwijkt. Teleroaehos zet Ktesippos op zijn nummer en die wordt er zowaar stil van.

Wanneer jou een zelfde portie wordt voorgeschoteld van her maal dat de vrijers krijgen, zullen die zich gepasseerd voelen. Ze worden jaloers en proberen er mereen een zooitje van re maken. Nier meer reageren op wat de vrijers roepen, wil nier zeggen dar je voortaan alles maar van ze moer pikken. Gaan ze re ver, dan merk je dat je hun, zonder in discussie re gaan, toch duidelijk kunt maken wat je niet zint en dat de vrijers dan zowaar rustiger worden.

163

Page 84: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Op een vraag van een van de vrijers wanneer Teleroaehos nu eindelijk zijn moeder aanspooer te trouwen, antwoordt hï d�t hij haar huwelijk niet vertraagt, maar dat hij Penelop� met tegen haar wil het huis uit wil zenen. Athene laat de vrijers onbedaarlijk lachen.

Dan schetst de ziener T heoklymenos, we met Teleroaehos uit P ylos was meegekomen, een beeld van rampspoed die de vrijers te wachten staat. Op het gespot van de vrijers vertrekt de ziener.

De vrijers beginnen Teleroaehos te sarren met zijn onge­lukkige keuze van de gasten we hij in huis haalt. Telemachos reageert niet, maar houdt Odysseus constant in het oog om te zien of het teken voor het eindspel al wordt gegeven.

Als je het doel van eenwording steeds voor ogen houdt en niet meer op de vrijers ingaat, ontstaat de neiging om ze duidelijk te maken dar je hen negeert - war op zich nog een inspanning is. Je hoopt toch nog dat ze daardoor ophouden met hun ge­klets en dwingelandij en tor inkeer komen. Dat heeft tot ge­volg dat de spanning te snijden is en de vrijers toch nog indi­rect je aandacht afdwingen. Het wachten is op de echte doorbraak in dit dilemma. Het laat zien dat her botweg nege­ren van de vrijers niet de echte oplossing is.

lk heb zelf door schade en schande moeeen leren dar de rust die ontstaat door deze negeertruc niet de echte vrede is die we zoeken. Bovendien maakt hij je tot een buirenstaander die niet meer normaal in de maatschappij kan functioneren en heb je ook nog het gevoel dar je beter bent dan her klootjesvolk. Kortom, je bent nier echt gelukkig en nog een en al afgcschei­denheid.

164

Dan verscrujnt Pendope in de deuropening van de palei�al

ehuld in sluiers en met aan weerszijden een trouwe wena­

g Ze heeft de boog van koning Odysseus in haar hand. De ces.

· d bo we hiJ' uit eerbied voor de gever, zijn dierbare vnen og all .

Iphltos, thuis had gelaten. Odysseus droeg de boog een tn

eigen land.

Oe boog, het wapen van de aandacht, is altijd thuisgebleven

en kan nooit weg. Je hebt er gewoon nog nooit zo naar geke­

ken, omdat je dacht dat de aandacht afkomstig was van de

seemmetjes in je. Maar heb je je ooit wel eens afgevraagd of

aandacht op zichzelf zou kunnen bestaan en nooit komt of

gaat?

Penelope daagt de vrijers uit om, net als Odysseus dat kon,

met de boog een pijl door twaalf bijlogen te schieten en het

doel te treffen. Wie dat voor elkaar krijgt, mag aan haar zijde

het huis verlaten en met haar trouwen.

De aandacht te richten en hanteren is iets waarover die kudde

vrijers nooit heeft nagedacht. Ze gaan er als vanzelfsprekend

van uit, dat aandacht gewoon bij hen hoort en dat het nu

sleehes zaak is om te zien wie van hen het beste schiet.

Penelope verwekt Eumaios de boog naar de vrijers te bren­

gen en we begint, net als Philoitios, te huilen als hij de boog

van Odysseus ziet. Antinoös steekt de draak met hun tranen

165

Page 85: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

en roept dat het niet makkeüjk zal zijn de boog te spannen en Odysseus te evenaren.

Het bewust zien van die boog, de aandacht, geeft je kracht om dat wat je niet kunt omschrijven weer te herkennen. Het in vervoering raken van iets wat niet te zien is, vinden de vrijers maar niks, wam wat moet je nou met wat je niet kunt zien of voelen? 'Hé, doe effe normaal!'

Aandacht voor de aandacht zelf is voor de vrijers zo abstract dat ze nooit aan dat idee kunnen wennen. Eumaios en Philoitios, de vernietigende en de scheppende kracht, herken­nen net als Odysseus wel direct de schoonheid van dat mach­tige wapen.

Teleroaehos eist het recht op om als eerste een poging te wa­gen. Hij probeert de boog drie keer te spannen, maar wan­neer het hem de vierde keer bijna lukt, stopt hij op een teken van Odysseus.

Het is belangrijk dat de vrijers zelf ondervinden dat ze de boog niet kunnen spannen en dat die nier van hen is. Je moer hun de kans geven en er nier gelijk overheen walsen met: 'Ik doe het wel even', want er is geen 'ik' die de boog kan spannen. Teleroaehos komt er al na drie keer proberen achter, dat je het niet met de 'ik wil'-kracht moet doen maar met aandacht. En dan krijgr hij het teken dat hij dat nog nier aan de vrijers moer laten merken.

166

Teleroaehos zet de boog neer en zegt dat het nu aan de vrijers · om de boog te spannen. Als eerste probeert Leodes, die de lS An. .. offerdiensten leidt, vergeefs de boog te spannen. onoos roept dat het wapen te stug is geworden en geeft geitenhoeder Melanthios opdracht om hem eerst soepel te maken.

Naruurlijk kan een goed, zorgzaam en dienstbaar Jantje, zoals Leodes, de gewenste aandacht niet opbrengen, laat staan rich­ten. Maar dat willen de vrijers niet echt zien en erkennen, dus krijgt de geieenhoeder opdracht er war aan te doen, zo�ar h�t wel zal lukken. Welke smoes er wordt verzonnen maakt met u1t, offeren of bidden tot God lijkt ineens een goed alternatief. Die kracht wordt nu aangesproken en is meestal de pineut als iets de vrijers niet lukt. Wat ook volgens de vrijers v� '�elpt' is een of andere therapie, of eerst tien kilometer mediranef lopen. Dar soort dingen. In ieder geval allesbehalve toegeven en accepteren dat het niet kan, omdat her gewoon niet gaat.

Oe wereld van de vrijers ziet er niet slecht uit met een die­naar als Melanrhios, die goed voor ze zorgt en hen helpt hun sprookjes in stand te houden door de werkelijke aard van de andere twee krachten te verdoezelen. Natuurlijk is zijn kracht wel door de vrijers teruggebracht tor die van loopjongen. Hij doet het, maar krijgt er van de vrijers, lros inbegrepen, geen enkele waardering voor. Toch blijft de onderhoudende kracht ze zonder mokken of tegenspraak trouw.

Oe andere twee herders helpen de vrijers met tegenzin. Ze doen het omdat het zo nu eenmaal hoort en hun meester er niet meer is. Maar eigenlijk willen ze niets liever dan meegaan in het spel van Penelope, die het gesponnen weefsel dat ze overdag heeft gemaakt 's avonds weer uithaalt om de volgende dag weer opnieuw te kunnen beginnen. Maar de vrijers heb­ben Pendope gedwongen door te gaan met het weven en zo het kleed af te maken. Her verhaal van Melanthios, dat er een

167

Page 86: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gisteren was en dar er weer een morgen zal zijn, moer koste wat kost in stand worden gehouden.

Eumaios en Philoitios gaan naar buiten en Odysseus volgt hen. Hij maakt zich, na zich van de ware gevoelens voor hun meester te hebben vergewist, aan hen bekend en toont hun als bewijs zijn litteken. Ontroerd omhelzen ze hun koning. Odysseus vraagt hun of zij, als de enige twee echte vertrou­welingen, hem wUien helpen de vrijers te verslaan. Uiteraard stemmen ze daarmee in en Odysseus zet hun de taken uiteen. Na die afspraak gaan ze gescheiden naar binnen, zodat hun onderonsje niet in de gaten loopt.

Nu de twee hoeders de boog weer hebben herkend, laat Odys­seus hun zijn lireeken zien en toont hun daarmee de toestand van de eerste drie levensjaren voordar de vrijers aan de macht komen. Zo zien ze dat hij hun meester is en zijn er verder weinig woorden nodig om hun duidelijk re maken, dar het oude vertrouwde uithalen van die ene draad weer mogelijk is­als we de vrijers hun macht en kracht ontnemen. Dat geeft Odysseus de energie om door re zetren en re zien dat nu het enige juiste momene is om de vrijers eruit te gooien. AJs ze naar de vrijers teruggaan, laten ze het onweerlegbare van het ondeelbare nu - die ene onveranderlijke aandacht - weer los en gaan schijnbaar verdeeld elk hun weg zodat de vrijers nog g��n nattigheid voelen. AJs de golf zijn water-zijn beseft, kan hiJ elk momene risicoloos zijn golfvorm aannemen, zonder uit her oog te verliezen dat water de essentie is van de golf en dat die golf uit water besraat en weer terugvalt in dat water.

168

Nadat de boog soepeler gemaakt is, probeert Eurymachos die tevergeefs te spannen en hij voorziet de schande dat het geen van de vrijers zal lukken. Antinoös neemt het niet zo

zwaar op en zegt dat niemand zich vandaag op de feestdag van Apollo, de god van het boogschieten, moet bezighouden met boogschieten. Hij stelt voor dat ze het morgen, na een offer aan Apollo, nog maar eens op hun gemak proberen.

Als de eerlijke en goede Jantjes in ons echt gaan kijken en proberen of zij de aandacht kunnen richten, zien ze tot hun eigen verbazing meteen: verrek, her gaat nier! Dar is werkelijk een echt groots moment, wanneer je zoiets eenvoudigs - dat de vrijers de aandacht niet kunnen richten - in jezelf mag zien,

Onmiddellijk komt dan bij de vrijers de mist weer opzet­ren en gaan ze dwarsliggen, door her niet te willen, of te durven, of ze hebben een andere smoes. Het nier kunnen richten van de aandacht is een belangrijk inzicht, ondanks her feit dat de vrijers door hun eeuwige bril met eegenge­stelde glazen kijken: het willen begrijpen én her nooit zullen begrijpen. Het licht schijnt in de duisternis maar de duister­nis heeft het nier begrepen.

Odysseus vraagt de vrijers vervolgens om een gunst, of hij zijn kracht op de boog mag beproeven. De vrijers voelen hier echter niets voor, maar Penelope neemt het voor hem op en zegt dat het geen kwaad kan. Al zou het de bedelaar lukken, dan nog zal zij niet met hem trouwen, maar hem alleen met geschenken belonen.

169

Page 87: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

�ie geeft er nu eigenlijk aandacht aan de vrijers? Dat doe je niet, want aandacht blijkt geen onderdeel van iets of iemand en het komt en gaat ook niet. Aandacht is als het kennen, het nu en de stilte ... altijd moeiteloos aanwezig. Zelfs het kennen - Pendope - ziet aandacht nog als iets wat niet van haar is. Zij kan als water nooit met een golf trouwen maar die hoogstens met geluk belonen. De vrijers zijn golven voor haar, evenals de bedelaar. Want voor Pendope is Odysseus nog steeds in de gekende kant verdwenen, zolang ze hem nog niet heeft terug­gezien. Natuurlijk heeft de boog al die tijd al bij haar thuis in de kast gestaan, maar ze kon hem niet gebruiken. Daar heeft ze Odysseus voor nodig.

Dan zegt Telemachos tegen zijn moeder dat zij beter in haar vertrekken de dienstmaagden aan het werk kan gaan hou­den, want boogschieten is een mannenaangelegenheid. Hij zal als meester van het huis wel uitmaken of de bedelaar al dan niet de boog mag spannen. Verbaasd gaat Penelope naar haar vertrekken en neemt zijn wijze woorden ter harte.

Pendope is wel verschenen, maar kan niet over de drempel naar het gekende omdat ze aan de kennende kant staat. Van­daar dat Teleroaehos roept dat het boogschieten een aangele­genheid is van de ruimte waarin al het gekende verschijnt. Die ruimte van de gekende kant zegt nu tegen de ruimte van de kennende kant: 'Ga eens even weg, mens! Ik ben hier de baas. De aandacht is van mij, van deze ruimte waarin alles zich af­speelt.' De ruimte van de kennende kant heeft daar nog geen antwoord op, doet een stapje opzij en geeft de aandacht met enige verbazing aan de ruimte van het gekende in plaats van aan zichzelf. Hier heerst nog verwarring omdat de ruimte van

170

de kennende kant en de ruimte van het gekende nog als ge­

scheiden worden gezien en niet als één en hetzelfde. W ie zou

dat uouwens kunnen doen?

Volgens plan grijpt Eumaios de boog om aan Odysseus te ge-

maar de vrij" ers laten luidkeels blijken dat ze het er abso­ven,

luut niet mee eens zijn dat de bedelaar de boog krijgt. Ver-

schrikt legt de zwijnenhoeder de boog neer, maar dreigend

beveelt Teleroaehos Eumaios de boog aan Odysseus te geven.

Eumaios brengt hem de boog en gaat dan snel en ongemerkt

naar Eurykleia. Hij beveelt haar de vrouwenvertre�en af te

sluiten en zegt dat de dienstmeisjes niet te v�o�s�Jn �ogen

komen, al horen zij gekerm en gekreun. P htl01uos. ghpt on­

dertussen het huis uit en sluit de poort van het palets af.

Als je heellang hebt gedacht dat de vrijers het �oor he� zegge�

hebben, kun je niet zomaar de knop omdraaien en Je op Je

nieuwe baas richten. Het duurt meestal een tijdje voordat het

automatisme van het aandacht geven aan de objecten zich ver­

plaatst naar de aandacht zelf, naar de aan�acht voor �e. aan­

dacht. Na verloop van tijd gaat dat makkeliJker. Dan zte Je dat

de rwee krachten in hun oorspronkelijke macht hersteld wor­

den. Ze kunnen nu die macht weer gebruiken om de aan­

dacht rechtstreeks te dienen en zo de ruimte helpen bevrijden

van de vrijersplaag.

Aandachtig bekijkt Odysseus de boog en dat wekt grote hila­

riteit bij de vrijers. Een zwerver die zich voordoet als een des-

kundig schutter!

171

Page 88: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

A!s je aandacht aan de aandacht geeft, begrijpen de vrijers er met� �an,, want voor hen betekent het letterlijk en figuurlijk ook mets . Je kunt het niet zien en begrijpen, dus wat heb je er dan aan?

. Het is in het begin voor je vrijers en je omgeving echt een beeqe maf, omdat je misschien urenlang maar wat in het niets voor je uit zit te staren. Hier overschrijd je voor hen de grens van het begrijpelijke en krijgen ze als het meezit met je te �oen, maar gebruikelijker is dat je als een dorpsgek wordt gez1en. Voor jou is het echter het mooiste dat er bestaat. Het is zo simpel en gaat je moeiteloos af; het geeft je zicht op wat aandacht voor de aandacht inhoudt.

Midden in het gebrul en gegier wordt het plotseling stil en verschieten de vrijers van kleur als ze zien met hoeveel ge­mak Odysseus de boog spant. Zeus laat een donderslag ho­ren. Op dat teken legt Odysseus een snelle pijl op de brug van de boog, haalt de pees aan en jaagt zijn pijl door alle twaalf bijl-ogen. Hij zegt tegen Telemachos dat hij zich niet voor deze bedelaar hoeft te schamen, die het doel heeft ge­troffen na de boog moeiteloos te hebben gespannen. Zijn kracht is na al die jaren ongebroken en onveranderd geble­ven. Odysseus zegt dat het nu tijd is de avondmaaltijd voor de heren vrijers te bereiden en fronst ten teken zijn wenk­brauwen. Telemachos pakt zijn speer en zwaard en voegt zich aan de zijde van Odysseus.

Dan wordt het je in een flits helemaal duidelijk dat je zelf die aandacht bent en wat je met die aandacht kunt doen. De kracht van de aandacht is je hele leven ongebroken geweest, maar wacht

172

rustig het moment af dat Zeus zijn teken geeft, dat genad� heet. De vrijers voelen nattigheid en protesteren wel, maar het 1s al te laat. De pijl heeft doel getroffen en ze kunnen nooit meer de baas zijn en afdwingen wat ze nodig hebben om te bestaan. Van nu af aan is het de aandacht die het weer voor het zeggen heeft.

Er zit hier nog wel een dubbele kant aan het verhaal. Je ziet duidelijk dat Zeus alles doet en in de hand heeft, maar vreemd genoeg moet je nog wel zelf inspanning verrichten om je ��n­dacht te verplaatsen van object naar subject, van de vnJers naar Penelope. De aandacht van golf op water richten lijkt een inspanning van de golf, maar dat komt omdat je nog niet helemaal doorhebt dat het eigenlijk water is dat naar zichzelf kijkt en dat kan nooit een inspanning zijn. Dat stuk is in d�t stadium meestal nog niet echt te behappen en daarom moet Je je er nu ook niet je hoofd over breken. Laat die vraag maar even open en ga gewoon verder zonder je om het 'wa�rom' �e bekommeren. Anders ga je terug naar de Sirenen en d1e had Je toch al gepasseerd?

25

Het doden van de vrijers je persoonlijkheid doorzien

Odysseus werpt zijn lompen af en springt op de drempel met zijn boog en de koker vol pijlen in de hand. Hij roept de vrijers toe dat hij een nieuw doel kiest om zich op te richten, nu de wedstrijd is beslist. Een doel dat niet eerder door ie­mand werd geraakt en dat hij nu wil proheren te treffen. Moge Apollo hem bijstaan!

Odysseus heeft de wedstrijd met de boog gewonnen. Het. is

hem helemaal duidelijk geworden dat hij de aandacht zelf 1s. Hij heeft zijn aandacht immers zelfstandig weg kunnen draaien

173

Page 89: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

van de vrijers, dwars door de twaalf bijlogen heen, en zich helemaal kunnen richten op Penelope, her kennen. De vrij­heid die dat geeft is niet te beschrijven. Nu kun je elk moment de hele gekende kant passeren. Je hoeft nu niet meer te wach­ten tot de vrijers, jouw huis vol gillende keukenmeiden, even stil zijn, of tot Pendope zich spontaan en onaangekondigd laat zien. Hiermee ben je klaar voor de volgende strijd, voor de grote afrekening. Odysseus heeft zijn aandacht als wapen herwonnen en kan een voor een de vrijers gaan ontmaskeren met de pijlen van de aandacht. Doelgericht en trefZeker, want de aandacht is van het kennen en kan niet meer door de we­reld van het gekende afgepakt worden.

De eerste pijl treft Antinoös in de keel en hij is gelijk mors­dood. Grote verwarring slaat toe onder de vrijers. Ze denken eerst dat hun leider per ongeluk is getroffen en willen zich al op de schuldige, de stomme bedelaar wreken. Ze hebben nog steeds niet door dat ze allemaal doelwit zijn. Ze zoeken ver­geefs langs de wanden naar de wapens die door Odysseus en zijn zoon zijn verstopt.

Het doodschieten van de vrijers berekent her weghalen van de aandacht bij de vrijers waardoor ze schimmen worden. Het is duidelijk dat je begint met geen aandacht meer geven aan die dwarse Jantjes die eeuwig onbevredigd blijven, altijd wat op of aan te merken hebben en voor wie niets in het leven echt goed genoeg is. Daarom zoeken ze altijd de confrontatie om die 'stom­me ander' terecht te wijzen. Als je die vervelende vrijer geen aandacht meer geeft, is het logisch dat de andere Jantjes dat niet op zichzelf betrekken. Eigenlijk zijn de meeste andere Jantjes in ons wel blij dat ze van die druktemaker af zijn. Des te meer

174

d k .. Maar het vodt wel wat vreemd,

aandacht voor hen, e_n en ZIJ.

er zeggen want ze zijn hun k en er mets meer ov '

d want ze unn ·at kw" Ze hebben nog niet door dat e

s - de d1 oog - 1 J t. . ..

wapen h h rz.elfde voorheeft als met Antmoos.

aandacht met en e

d .. beLend en zegt dat hun

· e vn ers Kc Odysseus maakt ztch aan

h )b t de schuld van al hun ld

. E ryrnac os pro eer lot bezege ts.

� .. af h . n die net ziJ. n verdiende

d Antmoos te se U1Ve , wanda en op

H'. eekt Odysseus de rest te sparen

loon heeft gekreghen

d. 1) sm

l ' t'n ruime mate te vergoeden b l ft all se a e en ver tes .. .

en e oo e .. aard wordt. Waren Zl) tm-

als de rest van de vrt)ers maar gesp i'

roers niet gedwongen mee te doen.

d .

. b 'nt door te krijgen afhan-

Nu het geklets in ons, e vnJer�, :g: die ontdekking zo vlug kelijk te zijn van aandach� wü

te

het gemakkelijkst met de mogeüjk wegmoffelen

. en

ftat gaa

n de ander de schuld en d. al "d kt· Je gee gewoo

truc te tlJ wer . 1 . aan het commen-

b" h de De vers avmg hup, alles is weer 1) et ou

. .

. om het gebeuren zelf onder d · · de wetgenng

raar van e vnJers en d b . de eeuwig klassieke reactie

k en staan aan e asts van ogen te om ,

.. om de ander als schuldige aan te WlJz�n.

dat Zeus niet alleen Wie durft in te zien en te aanvaar en

ak n alle proble-k de veroorz er va

probleemoplosser, maardoo

el warm voor te krijgen! . N d ar is 0 ysseus nu w

.. men ts? au, a d de vrijers onderuit en ztJ

Maar dat haalt de bestaansgron van

willen natuurlijk niet verdwijnen.

LL ' d d h" allemaal zal paKKen, meman

Odysseus schreeuwt at �e= hun hele vaderlijke erfdeel. Ze uitgezonderd, al geven ze

175

Page 90: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

hebben maar één keus: vechten! Eurymachos roept de vrijers op te strijden en stormt met getrokken zwaard op Odysseus af. Op danelfde ogenblik treft de tweede pijl van Odysseus hem dodelijk in de borst en vindt hij, ondanks zijn schUd, de dood.

De opportunist in ons is gewend met alle winden mee te waaien en vooral te geloven dat hij her goede mee alles en iedereen voorheeft. Maar hij handelt alleen uit eigenbelang en verstopt zich altijd handig achter een schild van woorden. Die vrijer is nu aan de beurt om ontmaskerd te worden. Hij wordt door­zien en over de kling gejaagd. Het is in de prakrijk moeilijk zicht te krijgen op deze gladde vrijer in jezelf. Vaak gaat dat het makkelijkst door eerst elk opportunistisch gedrag in de ander te herkennen. Als je je daaraan ergert, kun je ervan uit gaan dat die vrijer in jezelf nog achter de schermen zit re sto­ken. Meestal moet je je eerst bewust worden van die vrijer om echt te kunnen zien dat alle verhalen die hij paraat heeft, ram­melen en niet waar zijn. Er is gewoon geen vrijer in ons die niet uit eigenbelang aandacht probeen te krijgen, zelfs al be­weert hij bij hoog en laag aandacht te kunnen geven.

Amphinomos trekt zijn zwaard en wil de verheven Odysseus van de drempel stoten, maar Teleroaehos treft hem met zijn lans in de rug. Uit lijfsbehoud laat hij zijn speer in het lichaam achter, bang dat hij getroffen wordt als hij zijn wapen los rou rukken. Hij fluistert zijn vader toe dat hij voor hen en de twee herders andere wapens uit de wapenkamer gaat halen. Odysseus zegt hem zich te haasten, want alleen wlang hij genoeg pijlen heeft, kan hij niet van de drempel gestoten worden.

176

Tweeslachtige Jantje, die nooit weet voor welke kam hij moer lcie2en en alöjd cwijfelt, gaat hier mooi dood. Maar dan komt er voor de strijders een onverwacht probleem. Ze hebben hun wapens verbruikt tegen de makkelijk aanwijsbare schuldigen. Als je de vervelende Jantjes eronder hebt gekregen, komt er een Jantje langs die nog niet zo duidelijk als vrijer herkend wordt, en waar haal je de kracht vandaan om de nier-verve­

lende Jantjes re doden of te passeren? Maar dat is nog niet alles: Odysseus staat op de drempel - de scheidslijn tussen object en subject, het gekende en her kennen -en is nog nier honderd procent zeker van zijn onsterfelijke, subjectieve ken­nende basis. Hij voelt zich kwetsbaar zonder zijn woede en is bang dat objecten hem nog van de drempel weg kunnen krij­gen nu hij niet meer beschikt over kwaadheid als geschikt wa­pen om de nog overgebleven 'goede' vrijers te bestrijden.

Telemachos komt terug met wapens en ook de beide herders bewapenen zich. Als de pijlen van Odysseus op zijn en de lijken zich opstapelen, trekt hij zijn wapenuitrusting aan. De geitenhoeder Melanthios glipt echter stiekem weg en slaagt erin bij de wapenkamer te komen en wapens aan de vrijers uit te delen. Het vertrouwen van Odysseus wordt op de proef gesteld. Hij zegt tegen Telemachos dat óf een van de diena­ressen zich tegen hen heeft gekeerd óf dat het Melanthios de schuldige is. Teleroaehos roept dat het zijn schuld is omdat hij de wapenkamer niet heeft afgesloten.

Odysseus vraagt en krijgt meer wapens en bescherming, maar is desondanks zijn vertrouwen in Athene of Zeus even hele-

177

Page 91: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

maal kwijt. Hij denkt dat zij misschien weer regen hem zijn. Dan blijkt de leerling in ons, de zoon, eerlijk zijn schuld re be­kennen. Hij was nog niet echt doordrongen van de macht van de vrijers die, zodra ze de kans krijgen, zich verweren door weer in discussie re gaan. Ook al heb je her vermogen om je aandacht te richten op de aandacht zelf, om de klus echt te klaren, moet je de absolute noodzaak inzien dat je alle vrijers mee worcel en tak uitroeit. Kortom, als we in het leven die vervelende seemmeejes kunnen passeren, er stilte, rust en vrede voor terugkrijgen en daardoor lekkerder in ons vel komen re zitten, treedt er verslap­ping op. Je vale geleidelijk terug in je oude gewoome om toch weer een beetje met ze te marchanderen, het oude jojo-effect. Tja, we moeten tenslotte ook gewoon leven nietwaar? Doe niet zo moeilijk! Her belangrijkste is nu toch bereikt? Wat moet je nu zonder een beetje spanning in je leven? Enzovoort, enzo­voort, net zo lang tot je mag zien dat het zo nier werkt en je niet echt in dar lekkere gevoel kunt blijven zolang je nog in dialoog gaar met de goede vrijers. Het is alles of niets.

Eumaios ziet de geitenhoeder naar de wapenkamer sluipen en vraagt Odysseus wat hij moet doen. Odysseus zegt dat hij met Teleroaehos de vrijers in de paleiszaal wel aankan. Euma­ios en de koeienhoeder Philoitios stuurt hij erop uit om Me­lanthios te pakken en niet te doden, maar met handen en voeten gebonden in de wapenkamer aan een balk te hangen. Na Melanthios aldus opgehangen te hebben, keren de beide herders terug naar de paleiszaal.

Die niveau is nier gemakkelijk te begrijpen en moet je maar gewoon negeren als het je moeite kost. Her is nier echt van belang of je her begrijpt, als je maar ziet en je ervan bewust

178

bent, dat de kracht van die stemmetjes en hun wereld heel sterk is en spanning in ons teweeg brengt. Die onderhoudende kracht van Meiancbios is verancwoordelijk voor de uitdruk­king: 'Het vlees is zwak' en houdt de betovering, het conti­nuïteitgevoel van deze wereld in stand. Je hebt tot nu toe blind op die betavering vertrouwd maar nu je ziet dat scheppen en vernietigen de enige echte kracheen zijn en dat de onderhou­dende kracht zonder de leugen en de dialoog geen bestaan heeft, is het ook nier nodig die kracht re doden. Je moet de geitenhoeder voorlopig alleen maar de mogelijkheid ontne­men om mee de vrijers te heulen. Pas aan her einde van de strijd kan hij helemaal doorzien worden. Nu is het nog zaak om je aandacht op de aandacht zelf gericht te houden en nier te verslappen tot de laatste vrijer gepasseerd is.

Gevieren vechten ze naast elkaar op de drempel. Dan ver­schijnt Athene in de gedaante van Mentor ten tonele. Blij verrast roept Odysseus zijn oude vriend te hulp en vermoedt dat de godin in het spel is. De vrijers dreigen Mentor om geen partij te kiezen voor Odysseus, maar Mentor gaat naast Odysseus staan en berispt hem dat hij zijn moed die in Troje zo onwankelbaar was, nu niet moet laten zakken en niet moet versagen. Dan neemt Athene de gedaante van een zwaluw aan en strijkt neer op een dakspant, om de strijd van een afstand te volgen. Eerst moeten vader en zoon door beproe­vingen meer kracht en zelfvertrouwen krijgen, alvorens hun de beslissende zege te geven.

Mee zijn vieren- de ruimte, de aandacht, de scheppende en de vernietigende kracht - staan ze op de drempel. Die is de scheidingslijn tussen alles wat komt en gaar en alles war blij-

179

Page 92: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

vend is. Telemachos is de alomvattende, ongedefinieerde ruimte die deze ruimte kent, zowel met als zonder het komen en gaan van objecten. Odysseus is de aandacht die binnen de ruimte blijvend aanwezig is. Philoitios waakt er met zijn scheppende kracht voor dat de tijd overdag niet kan bestaan. Eumaios waakt er met zijn vernietigende kracht voor dat de tijd 's nachts niet kan bestaan. Als die vier op één lijn staan, heeft de tijd geen kans en valt alles terug in essentie, het nu. In het nu is geen afgescheidenheid en dus zie je dat dit geen vier verschillende dingen in jou zijn, maar dat jij het zelf bent.

Wanneer de scheppende en vernietigende macht samen met de ongedefinieerde ruimte en de aandacht op één lijn aan de kennende kant staan, wordt de betoverende kracht die altijd de aandacht aan de objecten geeft en je zo in hun verhalen laat geloven, herkend als datgene wat nooit brengt wat je echt zoekt. En dan komt door de hulp van Athene vanzelf het weten weer omhoog hoe je het met Pendope had. Je moet echter wel alert blijven voor de aantrekkingskracht die objecten op je kunnen uitoefenen. Het is zaak onder alle omstandigheden je aandacht gericht te houden op één van de kenmerken van de essentie: het kennen, de stilte, het nu of het geluk van Penelope. Totdat dit echt helemaal helder is, blijft Athene de strijd van een af­standje volgen en moet je doorvechten.

De vrijers doen een gemeenschappelijke aanval. De dapper­sten onder hen: Agelaos, Eurynomos, Amphimedon, Demo­ptolemos, Peisander en Polybos, gaan voorop. Maar Athene werpt de speren uit hun baan. Odysseus en de zijnen doen een tegenaanval, waarbij ze alle vier doel treffen. Zo gaat de strijd voort. In een aanval van de vrijers wordt Teleroaehos licht gewond aan zijn pols. De koeienhoeder wreekt zich op Ktesippos die met een koeienpoot heeft gegooid.

180

Nu het dankzij de genade van Athene steeds duidelijker mag worden waarom alle vrijers weg moeten, lukt het stukje bij beetje om ook de goede, de fijne, de bevredigende en de dap­pere Jantjes geen aandacht meer te geven en als bijverschijn­sel gaan daarmee vanzelf de jaloerse en hypocriete Jamjes ook weg. Toch gaat het niet altijd van een leien dakje. De leerling in ons loopt hier en daar wel degelijk deuken op door de aandacht af en toe toch per ongeluk bij een vrijer te leggen en ermee in discussie te willen. Het verhaal van de vrijers, zeker van de goede, is ook zo logisch en vertrouwd dat we er veel moeite, geduld en concentratie voor moeten opbrengen om niet toch per ongeluk met ze te heulen. Vooral ook omdat ons dagelijks leventje ons nu veel beter af gaat, waardoor het eigenlijk al mooi genoeg lijkt. We hebben niet meer dat gezanik van de vervelende Jamjes en het leven met de fijne Jantjes is zo slecht nog niet, al geeft het niet meer de herinnering aan het geluk van het samenzijn met Pendope­de natuurlijke staat - die we geproefd hebben. Dat laatste echt voor elkaar krijgen, is iets war helemaal buiten onze wil ligt. Dat is weer afhankelijk van de genade van Athene en dar element wordt in dit stadium voortdurend, bijna over­dreven duidelijk gemaakt.

Vanaf haar positie boven het strijdgewoel heft Athene haar schild en schrik bevangt de vrijers. Ze kunnen hun lot niet meer ontlopen en stuk voor stuk sneuvelen ze. Leodes, de priester onder de vrijers, omarmt in wanhoop de knieën van Odysseus, smeekt om genade en zweert nooit een van de vrou­wen in het paleis te hebben aangeraakt en alles te hebben gedaan om de vrijers op het goede pad te krijgen. Als dank voor zijn inspanning zal hem toch niet hetzelfde lot als dat

181

Page 93: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

der vrijers treffen? Maar Odysseus spaart Leodes niet en door­klieft zijn nek met het zwaard.

Langzaam maar zeker gaat het herkennen en passeren van alle vrijers vanzelf omdat je hen steeds meer bewust ziet als niet van jou, vanuit her stille, vredige er-zijn van de kennende kant dat nu steeds meer op de voorgrond komt. De vrijers hebben jou nodig en jij staat dus los van hen. Het lekkere vredige ge­voel dat dit geeft, motiveert je om door te gaan. Dan komt de laatste vrijer priester Leodes- heilige Jantje- in zicht en jeetje, hoe leg je dit uit aan jezelf en je omgeving zonder de halve wereld en zeker de heiligen onder onze zoekers te choqueren? Hoeveel jaren heb ik zelf niet in het heil van onthouding en de heilige in mijzelf geloofd en braaf nooit gedaan wat ik eigen­lijk zo graag wilde, en heb ik bijvoorbeeld mijn Jantje-wil-nu­seks afgeknepen en mijn sociale Jantje alle aandacht en ont­wikkeling gegeven? Het idee van goed doen, zoals in alle geloofssystemen en religies wordt bedoeld met 'voor je goede daden zul je worden beloond', is de moeilijkste en hardnek­kigste vrijer. Het is moeilijk om te durven zien dat grootse en helpende krachten van mensen zoals moeder Theresa en Florence Nightingale goed bekeken, écht goed bekeken, hun goede daden niet voor de ander doen, maar enkel en alleen om zelf aandacht te krijgen. 'Kijk eens hoe goed ik ben! Ik verdien de hemel!' Zelfs de grootste opoffering leeft bij de gratie van de aandacht die hiermee verkregen wordt, maar kan zelf geen aandacht schenken.

Ook ik vocht als een Don Quichotte tegen de windmolens van een altijd om hulp schreeuwende wereld. Ook ik zag zo­veel leed en ellende en deed wat ik kon. Ik deed dat vanuit het idee: dit hoor ik te doen, wie doet het anders? Eigenlijk is het een minachting van Zeus want je hebt er kennelijk geen ver­crouwen in dat hij het alleen af kan. Ik geloofde heilig dat ik

182

een goede en gelukkige wereld kon creëren als ik eerst het on­gelukkige en her slechte in en buiren mezelf eruit gooide, maar

juist dat is een grote valkuil en houd je af van her echte, van­zelfsprekende, onveranderlijke geluk. Plotseling werd deze ver­nauwing door genade opgeheven en sloeg het inzicht dat Zeus alles doet hard toe. Ik zag toen ineens de kapsones van een Jantje, die alle ellende en fouten van Zeus' wereld wel even zou veranderen en beter dan Zeus zelf dacht te zijn. Het is her geloofin de verhalen en her eeuwige commentaar van de vrijers die wat er ook gebeurt als slecht en niet goed genoeg bestem­pelen. Her moet altijd anders volgens hen. Daarmee ontken je dat alles war er nu gebeurt al 'de zevende dag' is waarin God zag dat het goed was. En toen boog het heilige Jantje zijn hoofd en gaf zich over. Dat doet pijn, veel pijn, maar de beloning is onvoorstelbaar, zowel letterlijk als figuurlijk. Als je het denken hierover echter weer zou aanspreken, laat die er niets van heel. Daarom is dit de laatste vrijer die pas sterft als je elke moge­lijkheid tot dialoog met de vrijers hebt uitgeroeid. Ook is het dan duidelijk waarom je hierover beter niet met anderen kunt praten.

Alleen de minstreel Phemios en de heraut Medon worden op voorspraak van Telemachos gespaard. Nadat Odysseus zich ervan heeft vergewist dat alle vrijers dood zijn, laat hij Teleroa­ehos de oude voedster Eurykleia halen en vraagt haar de over­spelige dienstmeiden bijeen te brengen. De twaalf schaamte­loze vrouwen draagt hij op de lijken naar buiten te slepen en de zaal te reinigen. Als ze klaar zijn, worden ze door Te1ema­chos buiten opgehangen en sterven een oneervolle dood. Melanthios wordt ook naar buiten gesleept en daar snijden ze hem neus, oren, handen, voeten en schaamdelen af.

183

Page 94: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De minstreel in ons mag om aandacht blijven vragen. Hij is de bezinger van de schoonheid van het zien dat alles vanzelf gaat, met andere woorden van Zeus is. Het is zowel her genieten van houthakken, het maken van muziek of kunst, als afwassen en alle andere dingen die je doet, wanneer die zijn bevrijd van het commentaar van de vrijers. Het is het wonder wanneer de kunstenaar of musicus kan zien dat alles gebeurt en dar er nier iemand is die het doet of gedaan heeft. Dan is er geen reden meer voor rrots dat jij het gedaan zou hebben. Her fijne van her gewone er-zijn is her verdwijnen en oplossen in war er ge­beurt. Dar geldt net zozeer voor de afwas als voor de meest verheven kunst, dus voor de aandacht doet her er niet roe wat erin verschijnt. Er is geen onderscheid, want de ervaringen zijn nooit van war er in die aandacht verschijm maar altijd van de aandacht- het kennen- zelf.

Medon, de heraut is de altijd behulpzame, leergierige leer­ling die zijn plaats kent. Ook hij blijft natuurlijk gespaard en mag met zijn kinderlijke onschuld graag onze aandacht stelen.

Maar met de betoverende kracht van Melanthios die de vrijers en het gekende diende en hun leugens in stand hield, moer nu bewust afgerekend worden. Hem worden lenerlijk de zinrui­gen afgesneden. Figuurlijk doe je dar door te zien dar de zin­ruigen eigenlijk nier bestaan. Ga onderzoeken of her echt waar is dat er binnen jezelf zinruigen zijn die een object buiten jou kunnen waarnemen. Je zult dan ontdekken dar het bestaan van de zinruigen strikt genomen alleen maar binnen het ken­nen van objecten is re bewijzen en dar er geen 'buiten' is waar zich een object bevindt. Waar hoor je de regen als die op her dak tikt? Buiten je of binnen je? Je hoort dat geluid binnen jezelf en hebt geen oor dar naar buiren kan gaan en daar, bij het dak een geluid gaat halen. Hetzelfde geldt voor alle zintui­gen. Als je die lijn doortrekt, zie je dat alles al binnen je ken­nen is en dat her bestaan van een object een geloof is dat je net zo goed kunt weglaren of als onwaar passeren als je het coch nier kunt bewijzen. Dan ga je steeds meer zien dar wat buiren

184

leek binnen is en dar dit 'binnen' nier komt en gaat zoals het gekende.

Als de 'verhaaltjes' van een afgescheiden wereld buiren je

doorzien zijn, worden de honderdacht banden waarmee de

illusie van het ego in stand wordt gehouden, doorbroken en voor altijd afgesneden. Jij bent de ongedefinieerde aandacht

en niet de honderdacht ikjes, die zich om beurren voordoen alsof ze de baas kunnen spelen over de aandacht. Nu moet je leren voor honderd procent in re zien dar je niet iets gekends bent en dat het hele gekende niet kan bestaan, besrond en zal bestaan. Dan word je rijp om Pendope te roepen en weer één re worden met haar.

Vervolgens wassen de mannen hun handen en voeten en gaan weer naar binnen, waar Odysseus Eurykleia vraagt om het vuur aan te maken en zwavel te halen. Eurykleia wil Odys­seus echter eerst een mantel en chiton geven, maar voor alles wil hij de ruimte zuiveren door zwavel op her vuur te gooien. Daarna vraagt hij Eurykleia om alle dienaressen naar bene­den te roepen. Met fakkels in hun handen komen de diena­ressen aangesneld en in dat licht herkent hij hen en wordt ontroerd.

Als het karwei is geklaard, valt alle aandacht vanzelf op de rust van her er-zijn en heb je absoluut geen belangstelling meer voor en behoefte meer aan de manrel van de macht, zoals Eumaios die eerder droeg. Je hebt alleen nog oog voor her licht van de aandacht dat in deze wonderlijke waarneming van her hele gebeuren wordt gebracht. Je zuivere de ruimte van elke verscoring van dat licht, van elk spoor van de vrijers. Dan weer je dat voelen en her gevoelde, horen en geluid, waar-

185

Page 95: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

nemen en de waarneming een onafgescheiden ervaren is. Dat 'brede kijken' zoals ik het noem, betekent dat je de hele waar­neming schouwt, zonder het ikke-en-de-rest-kan-stikken-ge­zwets van de van afscheiding levende vrijers nog te geloven. Het is verwonderlijk eenvoudig maar voorheen werd het ver­troebeld door de vele ideeën en stemmetjes die door deze stille heelheid raasden en aandacht stalen die nu geheel op de lich­tende, herkenbare waarneming zelf gericht is in plaats van op een onderdeel, waardoor alles werd verdeeld in plaats van ge­heeld. De schoonheid van het schouwen zelf geeft de herken­ning van de eerste drie jaar en maakt deze ruimte weer heel, zodat Pendope niet anders kan dan te voorschijn komen. Dit 'verwijlen in het zelf', zoals mijn leermeester het noemde, is een wonder waaraan je je een tijdje moet overgeven voordat je het gevolg ervan, de echte clou van het thuis-zijn kunt behap­pen. Was die heelheid er eerst maar af en toe en zonder dat je het kon hanteren, nu is ze altijd beschikbaar, ga je er totaal in op en verblijf je er zonder daar wat dan ook voor te hoeven doen of te laten. Wie of wat kan er weg als de grootsheid van het gehele gewaarzijn belicht wordt en er niets meer stoort of afgescheiden is? Als er alleen maar sprake is van dar lekkere, vredige, zoete onveranderlijke er-zijn is het water in het golf­zijn klaar om op te lossen in het allesomvattende water-zijn.

26 De eenwording van Penelope en Odysseus

de dualiteit voorbij

Eurykleia maakt Penelope wakker en vertelt haar opgewon­den dat Odysseus terug is en dat hij de vrijers heeft gedood. Penelope denkt dat de oude voedster gek is geworden en ge­looft haar niet. Wel merkt Penelope dat ze sinds het vertrek van Odysseus niet meer zo heerlijk heeft geslapen. Eurykleia laat zich niet van de wijs brengen door het ongeloof van Penelope en vertelt dat Odysseus de bedelaar van gisteren is

186

en dat Telemachos dat ook weet, maar dat hij dat net als de voedster zelf niet mocht vertellen totdat de vrijers gestraft zouden zijn. Penelope kan het maar niet geloven en denkt dat een godheid de vrijers heeft gedood. Eurykleia verzekert haar dat het echt Odysseus is en dat ze hem herkend heeft aan het litteken op zijn been. Dan gaat Penelope naar bene­den en twijfelt of ze op een afstand moet blijven of direct naar hem toe zal gaan.

Omdat we nog in de dualiteit verkeren, zijn er twee verschil­lende standpunten mogelijk: het kennen, oftewel de ken­nende kant en de gekende kant. Dat kan heel verwarrend zijn waardoor je steeds goed moet opletten vanuit welk spe­cifieke standpunt er wordt gepraat en gekeken. Penelope, her kennen, kijkt vanuit het standpunt van de kennende kam. Ze heeft haar geliefde Odysseus verloren aan de gekende kant en kan daar zelf niet naar toe. Ze komt hoogseens tot aan de drempel van de kennende kam, om van daaruit naar het ge­kende te kijken. Ze denkt dat Odysseus in die gekende we­reld, die ze wel kan zien maar waar ze niet kan komen, ver­dwenen is. Pendope ziet aan de gekende kant alleen maar vrijers die haar zoon - de eigenaar van die ruimte - wiUen doden om her geheel van de kennende en gekende kant op te eisen door haar tot een huwelijk te dwingen. Ze gelooft niet dat Odysseus nog leeft. Voor haar is alles wat er is ge­beurd in scène gezet, gedaan en gelaten door Zeus en zijn handlangers. Haar trouwste dienstmaagd, de voedster van Odysseus die hem aan zijn litteken op het been heeft her­kend, krijgt haar tegen al haar logica en bevattingsvermogen in toch zover en zege: 'Kom maar mee. Het is echt waar! Kijk zelf maar!' en dan gebeurt wat eigenlijk nier mogelijk is: Penelope, het kennen, gaat zelf naar Odysseus, de aandacht, roe om hem te bekijken. Dar is het grote wonder, wam ze

187

Page 96: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gaat erheen op vertrouwen van haar trouwe dienstmaagd om het geluk te ervaren dat ze zo lang gemist heeft. Ze kon aan haar goede nachtrust al merken dat er iets bijzonders aan de hand is.

Penelope gaat bij de haard zitten en bij het licht van het vuur bekijkt ze hem van top tot teen. Gehuld in zijn lompen wacht Odysseus met neergeslagen blik tot zijn vrouw het woord tot hem richt. De immense stilte wordt Telemachos te machtig en hij dringt bij zijn moeder aan om iets tegen zijn vader te zeggen.

Als het kennen naar de vreedzame totale aandacht - die aan de gekende kanr de ruimte leeg heeft gemaakt- is gegaan om hem te bekijken, wordt de stilte in alle helderheid ingebrand en dat veroorzaakt een storm die gepaard kan gaan met grote hitte. Die zwelt aan tot een orkaan van stilte en dat beangstigt de leerling in ons die de taal van de stilte nog niet kan bevat­ten. Net zoals Odysseus het niets van Aiolos niet meteen kon bevatten, moet de Telemachos in ons wennen en rijp worden om zonder dialoog het antwoord van de stilte te zien en toe te staan. Hij wil wat er is nog onder woorden brengen en kan nog niet zonder verhaal. Daarom ook veroorzaakt die eerste ontmoeting storm en hitte. Zijn verslaving aan een verklaring voor alles roept hier nog weerstand op. Al die tijd was hij wel­iswaar op zoek naar zijn vader om de vrijers kwijt te raken, maar hij heeft zich daarbij niet gerealiseerd dat er zonder de dialoog met de vrijers geen noodzaak meer is voor woorden over het gebeuren zelf

188

Penelope antwoordt dat ze hem niets kan vragen, noch hem recht in de ogen kan zien. Maar, voegt ze eraan toe, als hij werkelijk Odysseus is, zullen ze elkaar zeker herkennen aan tekens die geen woorden nodig hebben en voor anderen ver­borgen zijn. De geduldige Odysseus glimlacht en zegt tegen Telemachos dat zijn moeder hem op de proef wil stellen. Vuil

en haveloos gekleed als hij is, wil ze vast nog niets van hem weten. Hij zal zich meteen gaan wassen en omkleden.

Als de aandacht, Odysseus, ziet dat de leerling in ons nog niet het stille antwoord van de ontmoeting met het kennen kan bevatten en bang wordt, moet je hem niet uitdagen en door­gaan met uitleggen. Je moet hem juist proberen een beetje te lijmen en te laten ontspannen door het leven war eenvoudiger en van de vrolijke kant te laten zien. Oe leerling in ons raakt er zo vanzelf klaar voor. Die terughoudendheid bij het naderen van de eindstreep die zo dichtbij lijkt, is van belang om de leerling in ons de kans te geven en het geduld dat hij nodig heeft om de ontmoeting zelf te kunnen bevatten.

De heerlijke en feestelijke roesrand die de eerste ontmoeting is russen het kennen en de aandacht is maar tijdelijk en dient om je kennis te laren maken met de minder spectaculaire er­varing waar het werkelijk om gaat: het stille, vredige er-zijn. De gewoonheid van dat stille vredige er-zijn, dat opkomt als het kennen naar de aandacht schouwt, kun je in het begin niet lang ondergaan zonder dat de leerling in ons begint te roepen: 'Zeg dan iets!' En dan realiseer je je waarom je nog niet lang in die stilte kunt blijven. Zo ziet het moment er uit, vlak voordat de schijnbaar onoverbrugbare drempel- de grens russen ken­nen en aandacht - vanzelf oplost en de dualiteit het loodje lege.

189

Page 97: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Odysseus overlegt eerst met Teleroaehos hoe ze de wraak van de f.unilieleden van de vrijers voorlopig voor kunnen zijn. Hij stelt voor dat de zanger Phemios een Lied aanheft en in rondedans voorgaat, zodat de mensen buiten het paleis den­ken dat er een bruiloft gevierd wordt. Het feestgedruis mist zijn uitwerking niet op de bevolking. Menigeen is teleurge­steld dat de vrouw des huizes zich blijkbaar heeft laten strik­ken door een vrijer en niet op haar man heeft gewacht.

Odysseus is nog bang voor de vrijers in anderen. Ondanks de overwinning op zijn eigen vrijers is het zien van al die vrijers bij de ander nog een probleem waar hij niet echt raad mee weet. Je omgeving begrijpt tegelijkertijd niet wat er met je aan

de hand is en hoe het komt dat je ogenschijnlijk redeloos blij en vrolijk bent. Om geen heibel met je omgeving te krijgen, kun je maar beter een smoes veninnen. Haal het nier in je hoofd er met anderen over te praten. Hoe zouden ze het kun­nen begrijpen? Daarbij komt dar je dan mereen weer, net als met je eigen vrijers, in eeuwige discussies eerecht komt die alleen tot welles-nietesoorlogjes leiden. Daar heb je al dat werk niet voor gedaan, of beter gezegd: voor gelaten. Het is een absoluut vereiste dat de 'buitenwacht' hoe celeurgesreld, lief en aardig ook, net zo lang 'buiten' blijft tot het verhaal in jou helemaal rond en één is.

Odysseus is gewassen en gekleed door een van de dienares­sen. Athene heeft hem een bekoorlijke gestalte gegeven. Te­ruggekeerd bij Pendope is zij nog steeds afstandelijk. Hij vraagt Euryldeia een bed voor hem te spreiden, omdat hij maar beter kan gaan slapen nu Penelope w onverbiddelijk lijkt. Pendope geeft haar opdracht om het stevige bed dat

190

Odysseus zelfheeft gemaakt voor hem buiten te zetten en op

te maken.

Het jezelf ontdoen van de kenmerken van je oude standpunt en het vermogen je aandacht op het doel gericht te houden dwingt Pendope om wel naar jou te moeten kijken, maar dat wil nog niet zeggen dar jij daarmee de eenwording naar je hand kunt zetten. Je mag wel hopen dat het zo werkt, als je maar niet gelooft dat je het ook voor elkaar krijgt, want als jij 'vindt' dat je her zelf kunt, betekent het dat er nog sprake is van dualiteit, waarin er een 'ik' zou zijn die dat voor elkaar zou kunnen krijgen. De genadeklap voor de dualiteit is de plotse­linge inslag van het 'mogen' zien dat de eerste oorzaak, de es­sentie zich nooit in iets anders kan bevinden en nooit iets an­ders kan kennen dan die ene essemie zelf en dar daarom de dualiteit gewoonweg niet kan bestaan.

Diep geraakt springt Odysseus op en roept dat dit bed niet te verplaatsen is. Hij heeft het zelf gemaakt door op zijn va­ders grondgebied rondom de eeuwige olijfboom een slaap­kamer te bouwen. Van de boom hakte hij de takken af en vanaf de wortel bewerkte hij de stam tot een sierlijke bed­stijl, waaraan hij de rest van het bed bevestigde. Het bed is alleen te verplaatsen door de olijfboom bij de voet om te kap­pen. Dat is het bewijs waarop Penelope heeft gewacht. Nu vliegt ze hem bedwelmd van geluk in de armen.

Met andere woorden, het absolute is niet te verplaatsen, is nooit verplaatst en zal nooit verplaatst kunnen worden. Voor het

191

Page 98: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

eerst begint Odysseus in re zien war zelfrealisatie werkelijk be­rekent. Hij heeft zelfher huwelijksbed met zijn schijnbare twee­heid uit zijn vaders grondgebied geschapen. Als bouwmare­riaal heeft daarvoor niets anders gediend dan zijn vaders grondgebied. De essentie die hij in werkelijkheid is, is nooit op reis geweest, net zomin als water reist in kolkende golven. Zo heeft hij nooit zijn bed, zijn thuis, kunnen verlaten. Pas dan komt Pendope naar voren en weet ze dar dit haar verloren gewaande man is en zie je dar het kennen en de aandacht nier gescheiden, maar één en dezelfde zijn.

Her ene, ondeelbare bewustzijn is zowel kennen als aandacht. Die paradox kan her denken nooit bevatten. Maar her is een feit, net zoals een golf het water in zichzelf als één water her­kent, net zoals natheid en water één en hetzelfde zijn, net zoals horen en geluid, vormen en zien één zijn. Her kennen kan geen op zichzelf staand object bevatren omdat een object zon­der het kennen geen bestaansrecht heeft. Als dat waar is, wat zien we dan? We zien geen object maar her kennen zelf Nu her kennen dar zogenaamde object als zichzelf heeft herkend en zier dat dit aanwezig-zijn onbelichaamd, vormloos en zon­der handelen is, wordt wat voorheen her gekende was in het zuivere, rotale bewustzijn opgenomen. Precies zoals het de eer­ste drie jaar al was.

Zo moesren het kennen en her gekende eerst kunstmatig gescheiden worden om de misleiding van het bestaan van een afgescheiden ik via een lange reis in te leren zien en te passe­ren. Vervolgens kun je begrijpen dar noch het kennen noch de aandacht in een lichaam woont, maar datgene is wat moeite­loos, onveranderlijk en tijdloos alles in zich draagt, zowel het lichaam en de waaktoestand als de droom en de droomloze slaap.

De vrijers hebben het huis van Telemachos en Pendope nooit kunnen bezitten, net zoals de golven ooit de ruimte waarin ze verschijnen en het water dat ze zijn kunnen bezitten. Net zo­min als bromvliegen met hun gebrom de lege ruimte ooit kun-

192

nen vullen. Je zou ook kunnen zeggen dat Pendope niet in jou

kán verschijnen omdat jij dar zelf bént!

Bij Pendope is sprake van net zo'n dubbelrol als bij Poseidon. Het kennen en gekende worden door Homerus verbeeld door mannen en vrouwen. Pendope vertolkt de ultieme waarheid,

het water, maar wel binnen een kader van de dualiteit waarin

nog de schijn van golven heerst. Zolang Odysseus nog meent

dar hij een belichaamd verschijnsel, een golf in een 'golven­wereld' is en niet helemaal doorheeft dat hij de aandacht van het water zelf is, is er nog sprake van dualiteit en kan Penelope, het water, nier anders dan als dat kennende deel van die dualiteit optreden: als ultieme waarheid. Mee zijn tweeën dar ene water zijn is onmogelijk en als je dat begrijpt, is er ook geen Pendope meer. Dan heeft zij geen functie meer en verdwijnt haar schijn­bare dubbelrol.

Het probleem van Odysseus toen hij voor het eerst, moei­zaam aan de vijgenboom hing en de drie roesranden onder zich door zag gaan, was dat hij niet helemaal begreep dat je de aandacht van het water zelf bene. Hij was er nog niet aan toe om her getuige-zijn zelf onder de loep te nemen en in te zien dar wat her komen en gaan van de drie roesranden gadeslaat, nooit zelf belichaamd kan zijn. Van meet af aan is het water er zelf getuige van, dar her als damp, als ijs of in vloeibare toe­stand hetzelfde water is. Rustig stromend of in een storm, het maakt nier uit in welke toestand, water verliest nooit zijn on­veranderlijke getuige-zijn van zichzelf, hoe het dat water ook veroorzaakt of vorm geeft.

Je zou met de eenwording van Odysseus en Pendope nog kunnen geloven dat er daarvoor een tweedeling moet zijn ge­weest. Maar als bewustzijn één is en alles van 'de vader' af­komstig is, kan dat niet! Die zogenaamde scheiding ontstaat omdat het kennen in het gekende 'hoofdpersoonlichaam' ge­vangen lijkt en zo wordt de indruk gewekt dar her kennen en de aandacht ook zullen sterven als her lichaam sterft.

193

Page 99: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Nu hij inziet dat hij ongedefinieerde aandacht is en nier de hoofdrolspeler Odysseus zelf, en dat hij die ook nooit geweest kan zijn, heeft ook zijn reis naar huis nooit echt plaatsgevon­den. Het huwelijksbed, de dualiteit waarin Odysseus en Pendope met elkaar hebben geslapen, is namelijk uit her ene, uit de 'vader', ontstaan en dan kan het ook alleen maar uit dat ene bestaan.

Alleen als je het ene- het water in de golf- uit het oog hebt verloren, zie je de andere golf als iets wat van jouw golf ge­scheiden is. Als de herinnering aan die heelheid plotseling weer naar voren komt, ga je op zoek naar war je nier kunt objective­ren noch onder woorden kunt brengen, maar wat je wel dege­lijk kent uit je eerste drie levensjaren. Voordat je 'ik ben her golfje Odysseus' zei, was je al dat ene, het water. Al die jaren was je aan het zoeken in een oceaan van golven, terwijl je al die tijd zelf al wás wat je zocht, maar dar niet mocht zien om­dat je zelf het subject bent en nier het object, waarvoor je je­zelf voortdurend aanzag. Dit is het moment waarop de zon plotseling herkent dat het licht dat door de maan wordt weer­kaatst zijn eigen licht is, en niet zoals hij eerst dacht afkomstig is van het object, de maan.

Odysseus begrijpt nu ook de bijzondere schoonheidserva­ringen die Nausikaä en de palmspruit nabij het Apollo altaar hem hebben verschaft. Toen mocht hij al in een ervaring heel even het licht van de allesomvattende eerste oorzaak zien, ron­der het te kunnen bevatten. Als Odysseus één wordt met Penelope, herinnert hij zich weer dar alles uit de vader, de eer­ste oorzaak, is ontstaan en dar daarom alles uit dezelfde essen­tie moer bestaan.

Je zult misschien vragen: 'Hoe weer hij dat dit het is wat hij al die jaren heeft gezocht?' Het antwoord is simpelweg dar hij dar zo zeker weet omdat dit het enige is dat nier bereikt kan worden. Dit weten kan nier geobjectiveerd worden. De alles­omvarrende eerste oorzaak kan niet even buiten zichzelf krui­pen om van een afstandje naar zichzelf te kijken en re zien war

194

het zelf al is. Het komt en gaat niet en draagt alles wat het in zichzelf uitbeeldt zonder daarbij afgescheidenheid re creëren. Het kenr alles, zonder daarbij het gekende als iets losstaancis buiren dar kennen te laren bestaan. Die torale vernietiging van het gekende is het einde van de materie, van de wereld van dromen en waken, van de drie roesranden en van welke moge­lijkheid tot opsplitsen dan ook en is daardoor niet te begrij­pen, maar alleen te volgen. Je kunt je alleen maar realiseren dat je zelf al bent wat je al die tijd hebt gezocht.

Hun omhelzing duurt lang. Odysseus laat zich ontvallen dat hem nog één laatste beproeving wacht en Penelope wil dat hij haar direct alles hierover vertelt. Met zwaar gemoed zegt hij dat de blinde ziener Teiresias hem bij zijn bezoek aan de onderwereld heeft opgedragen om na zijn thuiskomst nog een moeilijke reis te maken. Hij moet met een roeispaan over zijn schouder langs vele steden trekken, totdat hij komt in een land waar men zee noch zout kent en geen schepen heeft. Zodra iemand hem daar zegt dat hij een dorsvlegel over de schouder draagt, is dat het teken dat hij de roeispaan in de aarde dient te steken en een royaal offer aan Poseidon moet brengen. Als hij weer thuis is, moet hij alle goden eren. Op hoge leeftijd wacht hem, omringd door zijn welvarende volk, een zachte dood vanuit zee.

Pendope is blij met dat antwoord, immers als de goden hem een gelukkige ouderdom schenken, is er hoop dat er aan zijn leed een einde komt. Zij gaan naar het grote huwelijks­bed en geven zich over aan het spel van de liefde. Dan vertelt Odysseus haar over al zijn avonturen totdat een wete slaap hem overvalt.

Wanneer Athene ziet dat Odysseus voldoende uitgerust is, fluistert ze hem een nieuw plan in. Odysseus zegt Pendope dat hij naar de boomgaard gaat om zijn goede vader op te

195

Page 100: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

weken. Hij geeft haar de raad in haar vertrekken te blijven en als het nieuws van de dood der vrijers bekend wordt, mag ze zich niet laten zien en met niemand praten.

Samen met Teleroaehos en de twee hoeders Eumaios en Philoitios trekt Odysseus zijn wapenrusting aan en gevieren gaan ze op weg naar het land van zijn vader Laërtes buiten de stad. Athene hult de mannen in een nachtelijk duister zodat niemand hen kan zien.

Ondanks her feit dat kennen en aandacht één en hetzelfde bewustzijn zijn en alles wat hierin verschijnt her bestaansrecht aan het bewustzijn ontleent, is de cirkel nog niet rond. Om het geluk en het inzicht geen golf maar het ene water zelf te zijn ook ror iets blijvends in het leven van alledag te maken, moet Odysseus Penelope en her huwelijksbed weer verlaten om het doenerschap nog kwijt te raken. Hij heeft namelijk nog geen oplossing gevonden voor de dreigende wraak van de familieleden van de vrijers, die ik 'de buirenvrijers' noem.

Wel weer hij dat hij eerst naar zijn vaders land moer vluch­ten om zich daar te bezinnen op war hem te doen staat om dat ogenschijnlijk onoplosbare 'wraakprobleem' op re lossen. Hij kan onmogelijk alle buirenvrijers doden, zoals hij met de binnenvrijers heeft gedaan. Hij weer ook dat de roeispaan het symbool van het 'doenerschap' is, het ik-doe-hergevoel en nauw met het probleem verbonden is. De roeispaan moet immers over zijn schouder meegenomen worden.

Oe betekenis van de gang naar her land waar niemand weet war een roeispaan is, wordt hem nu duidelijk. Hij kan niet in de onveranderlijke toestand van her huwelijksbed blijven, van her heerlijke vredige nier-weren en het gewone er-zijn, dat hij door zijn eenwording met Pendope - het kennen - en het oplossen van het gekende heeft gerealiseerd. Want hoe houd je dar inzicht en die roesrand vast als straks de familieleden

196

van de vrijers, die hele buitenwacht en hun wereld, zich weer

beginnen op te dringen en om aandacht komen vragen? Hoe passeer je dan die 'oceaan van golven' en het doenerschap?

Maar voordat je uit het huwelijksbed vlucht, moet je eerst helemaal aan de smaak van het water verslaafd zijn geraakt. Vlucht pas als her echt nodig is. Laat Odysseus en Penelope genieten van hun één-zijn van water en golf, van die voorals­

nog tijdelijke, maar wel goddelijke staar die veel van verliefd­zijn weg heeft, maar zich hier openbaart zonder dat er gevoe­lens of emoties, een lichaam of een ik voor nodig zijn. Hou -zolang als nodig is- je aandacht bij her kennen en her kennen bij de aandacht, waardoor je niets anders meer nodig hebt en w 'zelfverlichtend' en zuiver geluk bene geworden. Want op dat punt aangekomen is her moeilijk om niet mereen dat ge­luk met anderen te willen delen en te roepen: 'Jullie zijn geen golven maar water!' Doe je dat wel, dan word je meteen door de buitenvrijers met je neus op de feiten gedrukt, omdat nie­mand gelooft dat hij geen golf maar water is, en als gevolg van die discussie word je uit dat heerlijke geluksgevoel geworpen. Je hebt immers nog niet afgerekend met de vrijers van de an­der. Nu ben je in feite weer bijna net zo ver als je was voordat je de binnenvrijers passeerde.

Het grote wonder kan zich uiteindelijk alleen blijvend vol­trekken als je vlucht naar het grondgebied van de vader waar je anders nooit naar toe zou zijn gegaan omdat er 'niets' te halen valt. Je vlucht omdat je ten einde raad bent over het gezanik van de buirenvrijers die al je aandacht opeisen en je aanspreken en beoordelen op je golf-zijn in plaats van her water­zijn, zodra je je neus buiren laat zien. Of je wilt of niet, je kunt na her huwelijksbed, waar je van tweeheid weer het ene maakte, nergens anders meer heen dan naar de essentie.

Het loslaten van het geloof in het hele vcrhaal over eenwor­ding is 'naar de vader gaan'. Her is wat in her Thomas-evange­lie wordt bedoeld met 'twee zullen rusren op een bed, de één zal sterven, de ander zal leven'. Het is het weefsel van Pendope

197

Page 101: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

weer uittrekken tot die ene draad. Het is als Menelaos die mee zijn drie manschappen de oude man van de zee door al zijn betoveringen heen nee zo lang vasthoudt tot de oorspronke­lijke eerste oorzaak weer zichtbaar wordt. Her is als Nestor die de zak met wind niet opende en zo thuiskwam.

Uit hec verhaal over wat Odysseus heeft meegemaakt, zou je kunnen afleiden dar hij veel langer over zijn thuisreis heeft gedaan dan de andere Troje-gangers. Maar aan die geschiede­nis besreed je geen aandacht meer omdat je dan weer gaat ver­gelijken, alsof de ene golf die water heeft herkend beter zou zijn dan een andere golf. Het vinden van het ene, alles­omvattende water is per definitie het vinden van wat er altijd al was en dat kan nooit meer of minder zijn.

Het vluchten naar de vader wil zeggen van het water in de golf naar het alomvareende water gaan. Odysseus houdt zijn aandacht nu niet meer op Pendope gericht, maar op de essen­tie, zijn vader. Zijn vlucht voor die bedreigende buitenvrijers herbergt ook weer genade. Want hoe was hij anders verder ge­komen, dieheer bij de 'plek' waar hij niet meer vandaan hoeft en niet meer bedreigd kan worden? Daar, in dat eeuwige nu mag hij de roeispaan in de grond steken en het doenerschap defini­tief acheer zich laren om vrede re sluiten met Poseidon. Want zolang er nog sporen van doenerschap in de golf Odysseus zit­ten en hij nog vlucht voor de ruzie met de buicenvrijers, blijft Poseidon hem achtervolgen mee zijn alles afpakkende kracht.

Ze vluchten met zijn vieren als dieven in de nacht. Odysseus, de aandacht die één is geworden met het kennen. Telemachos, de lege ruimee en het besef van de toestand van de eerste drie levensjaren. De koeherder, de scheppende kracht en het vermo­gen om de ruimte te vullen. En de zwijnenhoeder, de alles ver­nietigende kracht met het vermogen om de ruimte weer leeg te maken. Alleen die vier kunnen naar de vader gaan om daar uit­eindelijk weer helemaal één te zijn en het 'golvenverhaal' een zachte dood re laren sterven in de allesomvattende zee van vrede.

198

Deel 111

Er Zijn

Na het doden van de vrijers lijkt de zoektocht van Odysseus definitief een einde, maar nu moet hij nog elk idee en ieder spoor van de reis en zijn thuiskomst weer kwijtraken. Oir is het derde deel, het 'er-zijn'. Je kunt het vergelijken met een schilderij dat je na jaren van de muur haalt. De verkleuring van het behang 'vertelt' nog het 'verhaal' van het schilderij. In dit laatste deel wordt beschreven hoe de muur weer ongerept wordt. Voor de zoeker betekent dat niets meer, maar ook niets minder dan het loslaten van de Odyssee zelf.

Homerus zet hier abrupt een punt achter zijn verhaal. Hij heeft groot gelijk, want er kan niets meer gezegd worden. Er is alleen maar er-zijn.

27 De ontmoeting van vader en zoon

het heilige verbond

De god Hermes brengt de schimmen van de gedode vrijers naar het dodenrijk, de Hades. Daar ontmoeten ze de schim­men van Achilles en Agamernnon die met elkaar over de oor­log van Troje praten. Verrast zien zij de schare jongelingen naderen. Agamemnon herkent Amphimedon, zoon van Melaneus, en vraagt hem welke rampspoed hen getroffen heeft. Amphimedon vertelt over de wraak van Odysseus. Agamernnon prijst Penelope die, in tegenstelling tot zijn ei-

199

Page 102: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gen vrouw, niet zwichtte voor de vrijers. Ook spreken ze nog over de moeite die her Agamemnon had gekost toen hij op lthaka te gast was bij Melaneus, om Odysseus over te halen mee te doen aan de strijd om Troje.

Nu Odysseus door zijn aandacht op het kennen te richten, de vrijers heeft gedood en ze zo van hun zelfstandig bestaan heeft beroofd, blijken ze zonder hun echtheid toch nog als schim­men door te blijven kleppen in de Hades. Je bent nu wel af van rue echtheidsbeleving van de objecten en de claim van een ikje dat voortdurend 'ik ben van jou' zegt, maar het geklets van die ikjes gaat in het Schimmenrijk gewoon door, ook als je je aan­dacht er niet meer aan verliest. Her geklets van de vrijers is gewoon een stuk van het allesomvattende decor geworden, een verhaal binnen her rotaal van het kennen.

Ze zijn nu wel op hun plaats gezet en ontdaan van materie en vorm, maar gaan gewoon door met het weven van hun schimverhalen. Ik noem dat 'de loodsvisjes die de haai volgen'. Ze denken dat ze de baas zijn en de koers van de haai, de es­semie, met hun verhalen kunnen regelen. Maar nu geloof je niet meer dat de loodsvisjes jou, de haai, kunnen beïnvloeden.

Het is misschien een teleurstelling dat je na zoveel moeite om je vrijers te doden nog niet echt van ze af bene. In de Hades gelooft Agamemnon nog steeds dat hij, en niet Zeus, Odys­seus heeft overgehaald om naar Troje te gaan.

De vrijers blijven eeuwig tasten in het duister van het do­denrijk. Her maakt niet uit of her licht van her kennen volop schijnt in hun duisternis, ze blijven in hun 'doenerschap' gelo­ven. Zij bepalen toch de richting van de haai? Ze zien de hand van Zeus, her licht van de essemie niet in alles. Alleen als hun leven aan een zijden draadje hangt, wordt de naam van God nogal eens gebruikt om de angst voor her verdwijnen re ver­zachten in de hoop dat hij bestaat en hun goedgezind zal zijn.

200

Maar ja, zo staan de zaken nu eenmaal voor vrijers. Voor jou is dar hele gebeuren gewoon een leuke 'ruimtevuller'

geworden. De vrijers lossen op tot een onafgescheiden deel van die ene ervaring, rot een onafgebroken stuk binnen het hele decor van het kennen.

In veel tradities heerst daarover verwarring. Als je eenmaal op dat punt bent aangekomen, zou het denken met alle ver­halen stoppen en verdampen. Dat heb ik ook geloofd en ik heb een paar jaar naarstig naar de definitieve verdwijning van die schimmen moeren zoeken. Net zo lang tot ik eraan toe was om re mogen zien wat dat verdwijnen echt betekent, in

plaats van de interpretaties van een ikje over die conclusie te geloven. Dat echt helemaal zien bepaalt het verschil tussen her heerlijke maar beperkte één-worden met Penelope, van het golfje met zijn water, én de eenwording met de vader, van water met water. In het eerste geval is er de ervaring van vrede en verwijlen, terwijl in het tweede geval de ervaring zo groot is als het ervaren zelf en ruimte biedt aan het hele decor, inclu­sief de binnen- en buitenvrijers.

Het klopt wel als de tradities zeggen dat er geen denken en geen wereld meer voor jou bestaan, maar dat slaat op her weg­vallen van de echtheidsbeleving van de objecten. Het wil niet zeggen dat je dan geen getuige meer van het schimmenspel van de vrijers hoeft te zijn. Die blijven in de Hades gewoon hun golvenspel opvoeren. De stemmen, de loodsvisjes in het verhaal, volgen de haai wel, maar kunnen zijn koers onmoge­lijk beïnvloeden of verstoren. Jij kum de aandacht nooit weg­geven aan iets buiten jouw er-zijn. Zo is elk spoor van afge­scheidenheid verdwenen en elke mogelijkheid rot doenerschap uitgesloten. Het is als het 'zijn' in je eerste drie levensjaren waarin alles verschijm zoals her verschijnt, zonder dat er iets of iemand in wordt betrokken die het als iets van jou ervaart. Wat ervaren wordt, is het geheel van die onbenoemde erva­ring - het ervaren zelf Toch moer je in de praktijk meesral

201

Page 103: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

nog lang met dat aspect stoeien voordat elk spoor van geloof in je afgescheidenbeid verdwijnt.

Intussen komen Odysseus, Teleroaehos en de beide herders, Eumaios en Philoitios, bij het grondgebied van Laërtes aan.

Odysseus stuurt hen vast vooruit naar het huis om de maal­tijd te bereiden. Zelf gaat hij op zoek naar zijn vader, be­nieuwd of die hem zal herkennen.

Odysseus treft Laërtes werkend in zijn tuin aan. Eigenlijk wil hij hem direct omhelzen, maar het lijkt hem toch beter de oude man eerst uit te horen. Hij vraagt hem verwonderd waarom zijn tuin zo mooi verzorgd is, terwijl hij zelf ver­vuild in haveloze kleren rondloopt.

Nu de vrijers en de rest van het decor niet uit een zelfstandig brok materie maar uit her kennen zelf, her onverdeelde be­wustzijn, blijken te bestaan, was het enige motief voor Odys­seus om hen te doden de bewustwording dar hijzelf ongedefi­nieerde aandacht is. Hij ziet in dat de ene essentie zichzelf naar zijn vader brengt. Water naar water. Daar doelt Homerus op als hij zijn boek aanhefr met het aanroepen van de muze en haar vraagt om 'maar ergens' te beginnen. Het betekent dat je op elk deel van de reis hoe dan ook al uit essentie zelf bestaat en dar er geen regels zijn hoe lang of kort de reis moer duren en wat je wel of niet moet doormaken.

Odysseus mag zien dat er geen 'doener' is geweest en dat er zelfs nooit een reis is geweest. Daarmee komt hij thuis in het domein van zijn vader Laërtes. En wat ziet hij daar? In dat mooie landschap, het hele decor, ziet hij een armzalig, in lom­pen gehuld mannetje, terwijl hij eigenlijk iets geweldigs heefr verwacht. Hij begrijpt ineens dat alles heel eenvoudig is.

202

Zo'n ontmoeting is en blijfraltijd onbeschrijfelijk. Jij als aan­dacht en de vader worden één. Dit één-worden is hetzelfde als bij zijn ontmoeting met Penelope, maar is nu ontdaan van elke vorm van afgescheidenheid die toen nog zorgde voor mist en begrenzing.

Elke verwachting die we van de vader hebben, blijkt van geen kant te kloppen. Juist de eenvoud van de vader heb je altijd over het hoofd gezien omdat je door je blinde geloof in de verhalen naar een objectieve 'supergolf' zocht en je je nu pas echt kunt verbazen over de schoonheid en de eenvoud van de essentie, her water dat er altijd al was, is en zal zijn, zonder een ander moment dan her 'nu' te kennen.

Die eenvoud heefr nooit iets nodig, noch van de drie roestan­den van waken, dromen en droomloze slaap, met hun golven­spel, noch van Hera, Hades of Poseidon met hun godenspeL Onafhankelijk van welk spel dan ook kleedt Odysseus zich als vanzelfsprekend met de mantel van 'het water-zijn'. De aan­dacht van de zoon wordt weer bewust op de vader alleen ge­richt, waardoor het geluk van dat één-zijn blijvend naar voren komt.

Als het geloof 'ik ben een golf' uit je aandacht verdwijnt en je aandacht van elk spoortje activiteit is ontdaan en niet meer komt of gaat, moet het geluk wel terugkomen. Zo laat de es­sentie vanzelf zien dat aandacht, kennendheid, stilte, het nu én dar geluk allemaal één-en-hetzelfde zijn. Eerst leek dat on­gedefinieerde geluk nog een tijdelijk product dat van de ob­jecten kwam, gemanipuleerd door het geloof dar de aandacht aan de vrijers gekoppeld zat en in een tijdelijk lichaam woonde. Maar het geluk komt nooit van twee golven die met elkaar spelen. Het is het water zelf en dat verschilt niet van golf tot go!( Geluk blijkt van niemand te zijn. Her is niet meer iets wat komt of gaat. Dan stopt het richten van de aandacht en zie je dat aandacht nooit iets anders kent dan de aandacht zelf en wordt elk doen of laten spontaan.

203

Page 104: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Odysseus vraagt wiens slaaf hij is, hoewel hij hem meer een koninklijk voorkomen vindt hebben. Ook vraagt hij Laërtes of dit werkelijk lthaka is, van welk eiland hij ooit iemand te gast heeft gehad die trots was op zijn Land en op zijn vader Laërtes. Laërtes begint te huilen en stamelt dat die gast zijn verloren zoon Odysseus moet zijn geweest. Hij wil weten wie hij voor zich heeft en wanneer die zijn zoon gastvrij heeft ontvangen. Odysseus geeft zich uit voor Eperitos en zegt dat het inmiddels meer dan vier jaar geleden is dat Odysseus bij hem was.

Laërtes begint smartelijk te huilen en strooit met beide handen het grauwe stof van de aarde over zijn hoofd. Odys­seus wordt het nu ook te machtig en stopt met zijn plage­rijen. Hij omhelst zijn vader en zegt dat hij Odysseus is en dat hij de vrijers in zijn paleis heeft gedood.

'Wiens slaaf ben je? ' is naruurlijk een belachelijke vraag als alles essemie is. Vader Laërtes, het allesomvattende water, kan in zijn zoon zijn eigen natheid niet herkennen. Water zier al­leen maar water, zelfs wanneer een golf als water voor hem staar.

Maar zolang beide kanten, vader en zoon, water en natheid, niet weren dat ze één zijn, moet je her water dar zijn natheid, zijn zoon, denkt kwijt re zijn nier plagen met opmerkingen als: 'Ben je iets kwijt? en 'Ik heb laatst natheid nog gesproken'.

Het 'kwijt-zijn' van het weten dar water en natheid één zijn is niets om mee te sporten. Je moer dat serieus nemen, anders doet het je vroeg oflaar pijn. Dus in tegenstelling rot je omge­ving aan wie je zo min mogelijk room waarmee je bezig bent om geen parels voor de zwijnen re gooien, moer je naar 'de vader' gewoon open kaart spelen, ophouden met verhalen re

204

vercellen en zonder omwegen zeggen: 'Pa, ik ben het, Odys­

seus! Ik heb alle vrijers gedood en heb nu alleen maar aan-

dacht voor u!'

Laërtes gelooft hem niet en vraagt om een bewijs. Odysseus

laat hem zijn litteken zien, dat hem als jongeling door een

everzwijn werd toegebracht tijdens de jacht toen hij door

zijn ouders voor een bewek naar zijn grootvader was gestuurd.

Ook herinnert hij zijn vader aan de tijd dat hij zijn kleine

zoon alle namen van de bomen en planten in de ruin leerde.

Laërtes weet nu zeker Odysseus voor zich te hebben en sluit

zijn zoon in zijn armen. Vader en zoon voegen zich bij de

anderen, die inmiddels de maaltijd hebben bereid. Na zich

gewassen te hebben, krijgt Laërtes van Athene een konink-

lijke gestalte.

Net als bij de ontmoeting met Penelope, moet er een bewijs geleverd worden of je wel echt bent war je voorgeeft te zijn en je niet zoals bij de Cycloop roept dar je 'niemand' bent, terwijl je toch nog iemand denkt re zijn. Het litteken dat Od!sseus zijn vader laat zien symboliseert dat je uit her ongedefimeerde allesomvatrende er-zijn van de vader bent gestuurd en bent gaan geloven dar je een zoon, een sterfelijk en kwetsbaar mens van vlees en bloed bent. Dar hij het litteken buiten zijn eigen huis tijdens de jacht door een everz.wijn heeft opgelopen, be­nadrukt die symboliek. Het is een verwonding aan de wereld van de vrijers, net zoals zijn manschappen bij Circe in zwijnen werden omgetoverd.

Dat trauma heeft zich bij ons allemaal rond het derde le-vensjaar voltrokken en er zijn er maar weinig die dat als de bron van alle ellende herkennen.

205

Page 105: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

In dat verband zegt Jezus in het Thomas-evangelie: 'Wie zijn vader en moeder niet haar, kan voor mij geen discipel zijn.' Je vader en moeder zijn her symbool van het aangeleerde geloof dat je uit hen, uit de tweeheid geboren bent, in plaats van uit de ene vader. Daarom kun je je vader nooit als gelijke zien als je je ouders nier symbolisch vetwerpt.

Laërtes en Penelope zijn nooit naar buiten getreden en heb­ben het ene nooit verlaten en bij hen kan Odysseus zijn één­zijn dan ook uiteindelijk weer herkennen.

Maar ben je eenmaal van een ongedefinieerd 'Janrje honger' naar een belichaamd 'ik heb honger' verhuisd, dan begin je zo rond je derde jaar met dat eeuwige gevraag van: 'Wat is dat?' en dan geeft de essentie eigenlijk het antwoord, hoewel de geschiedenis je doet geloven dat je ouders je antwoord geven.

Zo is het litteken van Odysseus ontstaan en is Telemachos het symbool voor het thuis achtergebleven, onschuldige kind uit zijn eerste drie jaar. In de mythe van Zeus en Semele is dar her kind dar nier werd gedood bij het zien van de oorspronkelijke vorm van Zeus. Semele is een minnares van Zeus die door een jaloerse Hera wordt opgestookt om haar zijn oorspronkelijke gedaante te tonen. Semele zeurt net zo lang totdat hij toe­geeft. Maar als hij haar zijn essemie toont, kan ze nier vetwer­ken dat in de natuurlijke roesrand geen ruimte is voor een afgescheiden lichaam en sterft ze. Zeus redt hun kind Dionysus (de latere wijngod Bacchus) uit haar baarmoeder en plaatst het zo lang in zijn dijbeen tot het uit de vader geboren wordt en verschijnt.

Het litteken van die wond is het bewijs waar Laërtes om vraagt; we zijn niet uit een vader en een moeder geboren maar uit de essentie zelf. Odysseus ziet zijn vader weer als allesom­vattend. Dat is ook het momene waarop her onveranderlijke geluk van hun één-zijn, het vruchtgebruik van de essentie door zichzelf, weer vrijkomt en is elk spoor uitgewist dat de essentie hiervoor iets anders dan zichzelf nodig heeft gehad.

206

In alle verhalen van de Griekse mythologie kun je dat beeld terugvinden: alles is Zeus, alles is essentie. Uit Zeus komt een binnen en een buiten re voorschijn. Zeus gaat buiten zichzelf spelen met al zijn liefjes. Dan zie je dat dit niet waar kan zijn, en dat alles binnen Zeus gebeurt en dat de vreugde van het spel, het geluk, van Zeus zelf komt. Het is net als met de spin die een web weeft, her web los gaat zien van zichzelf en zo een afgescheidenheid creëert, een speeltuin buiten zichzelf. Maar uiteindelijk eet de spin het hele web weer op en is er nooit een web buiten de spin geweest. Maar vanuit het standpunt van her web, van de dualiteit met een binnen en buiten Zeus, kun je het onveranderlijke geluk niet als één en van Zeus zelf zien. Daarom geloven de vrijers in het verhaal van Bacchus en wordt deze god, geboren uit het dijbeen van Zeus, symbool voor de wijn: de goddelijke nectar waarin men zich tijdelijk kan ver­liezen. De vrijers vereren Bacchus omdat ze geloven dat hij hun geluk kan schenken door de wijn, of welk ander genot­smiddel ook, zoals seks, drugs en rock 'n roll.

Voor de vrijers gaat dat geloof in het tijdelijke geluk dat Bac­chus hun met objecten kan verschaffen samen met hun geloof dat het weefsel dat overdag door Penelope is gemaakt moet worden afgemaakt. Ns zij na de eerste drie jaar 's avonds het geweven verhaal niet meer kan uithalen omdat de vrijers het ontdekt hebben, wordt het doodskleed van Laërtes werkelijk­heid. Dan ben je echt geboren en ga je dood.

Maar door het weren dat in 'den beginne' alles één draad, essentie is, wordt her geloof in het sprookje van het geweven doodskleed weer ontrafeld en zie je voortaan altijd die ene draad. Daarmee 'voor de draad komen' is voor de vader, Laërces, hét bewijs en zo herkennen water en natheid zichzelf als een en hetzelfde en is de heelheid - die toestand van je eerste drie jaar - weer terug. 's Morgens wordt het golvenleven geboren. Overdag wordt het doodskleed nog wel geweven, maar 's avonds wordt her hele kleed weer uitgehaald tot de ene draad.

207

Page 106: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Dan is het eeuwige spel van het water - dat nergens vandaan komt en nergens heen gaat- gerealiseerd.

Doordat de symboliek van het litteken verbonden is met de onsterfelijkheid van het kind, met het onschuJdige bestaan tij­dens de eerste drie jaar, kan nu ook de rol van Telemachos duidelijker gezien worden.

In het eeuwige spel van het water komt namelijk Athene ronder reden uit het hoofd van Zeus te voorschijn en wordt Telemachos, het nog ongeboren kind, door haar uit de dijbeen­wond van Zeus getrokken om hem vervolgens in de ruimte die buiten vader Zeus lijkt re bestaan naar zijn vader te laren zoeken. Met behulp van Athene vindt Telemachos Odysseus terug en gaan ze samen de ruimte buiten Zeus heroveren op de beurters ervan, de vrijers die Pendope het hof maken Na het doden van de vrijers is die ruimte weer vrij en leeg en moet Pendope wel te voorschijn komen. De ruimte buiten Zeus wordt tot een huwelijksbed, waarin Odysseus weer één met zijn vrouw wordt. Dan lost Pendope op en moet Odysseus vluchten naar ûjn vaders land om het verhaal echt helemaal rond te krijgen. Daar ontmoet Odysseus zijn vader Laërtes en herkent het water in hem het water zelf. Dan is er geen ruimte buiten Zeus meer en wordt binnen en buiten weer als één en ondeelbaar gezien. Als Zeus zelf.

Die prachtige metafoor laat zien dat eeuwig geluk nooit iets is wat bereikt kan worden maar wat je je alleen maar kunt realiseren als zijnde van jou zelf. Leer vervolgens om je daar helemaal in te ontspannen.

Terwijl zij in het huis van Laërtes van de maaltijd genieten, heeft zich in de stad het gerucht verspreid dat de vrijers zijn gedood. De familieleden dragen de lijken naar buiten om hen te begraven. Daarna verzamelen ze zich op de markt. Eupeithes, de vader van Antinoös, roept de aanwezigen op

208

om snel wraak te nemen. Medon, de heraut van Odysseus,

brengt ertegenin dat het doden van de vrijers niet zonder hulp van de goden is gebeurd. Een oude ziener raadt hen af ten strijde te trekken, want hadden de vrijers niet immers zelf die rampspoed over zich afgeroepen? Meer dan de helft van de aanwezigen loopt weg en ziet af van wraak. De ove­rige aanwezigen gaan onder aanvoering van Eupeithes in volle wapenrusting op weg naar Laërtes.

Als je helemaal thuis bij de vader bent en je mag zien dat je nooit weg bent geweest, kun je je gedachten, de vrijers, passe­ren. Maar al heb je in het huwelijksbed met Pendope gezien dat je het kennen, de aandacht zelf bent en dat het gekende niet buiten jouw kennen bestaat, dan nóg kunnen er zich 'oor­logjes' afspelen. De oordelen, de opinies, de hele mikmak gaat namelijk gewoon door.

Dus zelfs 'thuis' blijven die schreeuwlelijken van de persoon­lijkheid nog doorgaan, al heb je ze bij jezelf doorzien. Het zijn de familieleden van de vrijers die zelfs 'bij de vader' nog ruzie komen zoeken. Als het nog niet helemaal helder is, krijg je toch weer strijd. Je kunt dus thuis zijn, één zijn geworden, aJles begrepen hebben en toch nog in de ellende zitten omdat je doorgaat met je te bemoeien en je te mengen in de oorlogjes die er zogenaamd nog heersen.

Uiteindelijk breekt definitief door dat het gekende als zelf­standige materie niet bestaat. Dat is eerder al gezien, maar nu kan het in alle facetten duidelijk worden. Daarna is er alleen maar het kennen van een oorlog en het kennen van de ander, en zal elk gevoel van afgescheidenbeid een keer ophouden. Dat kan echter alleen Zeus doen, dus kan het je alleen door genade overkomen.

Als de vader (het water) en de won (het water in de golf) weer één worden in jou, brengt dat de herkenning van het

209

Page 107: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gevoel heel te zijn en wordt dat natuurlijk gevierd. In het ver­haal is dat symbolisch aangegeven door het gezamenlijk ge­bruiken van de maaltijd in het huis van de vader. Maar dat wil niet zeggen dat het verhaal van het leven van alledag niet ge­woon doorgaat. De andere 'golven' gaan rustig door met 'golf­zijn' en hun Aja:x-Feyenoord-strijd. Die zijn zich nog niet be­wust van hun water-zijn. Jouw golf kan het water nu wel hebben herkend, maar voor hen zit je als golf nog altijd aan een van de twee kanten, Aja:x of Feyenoord, en z.al de andere kant je blijven bestrijden. Ze gaan dus gewoon door met her trekken van je aandacht en blijven je onder en boven de gor­del schoppen. Daarmee is het betrekkelijke van de eenwor­ding weer vlug in beeld, tot het moment dat die zich mag transformeren. Er staat geen tijd voor dat proces. Je weet niet hoe lang het duurt en hoe het zich bij jou afrolt. Alle e-mails over wat je denkt te doen of nog te kunnen of te willen, moe­ten als volstrekte onzin door jouw onveranderlijke zijn reizen zonder dat je die e-mails nog opent.

Als Athene de familieleden van de vrijers ten strijde ziet trek­ken, roept ze Zeus aan en vraagt hem of hij de strijd wil voort­zetten of dat hij vrede tussen de beide partijen gaat brengen. Zeus werpt haar voor de voeten dat zij toch degene was die het plan beraamde dat Odysseus thuis zou komen en de vrijers zou straffen? Zij mag doen wat ze wil, maar hij, Zeus, zal haar zeggen wat er nu moet gebeuren. Nu de nobele Odysseus wraak heeft genomen, moet er een verhond worden gesloten opdat hij tot in lengte van dagen koning z.al zijn over Ithaka, waar iedereen in overvloed en vrede zal samenleven. Laten wij van onze kant, aldus Zeus, hij de familieleden de herinnering aan de moord op hun zonen en broers uitwissen.

210

Er kunnen geen twee in her ene bestaan. Er is geen dialoog russen golven en ook geen dialoog russen water. Het water heeft niemand in zich! Maar wat is dan die dialoog? Niets an­ders dan een spel van het water zelf Het voltrekt zich gewoon. Nu is het moment gekomen om te laten bezinken dat alles alleen maar bewustzijn is. Dus zit er geen ander tegen mij te 7..eiken, dus moet ik ophouden die ander nog als ander te zien. Het 'heb je vijand lief als jezelf ' is nu een feit en je vernietigt elk geloof in dualiteit en afgescheidenbeid met her dodelijke wapen dar alles één is. Uiteindelijk zie je dat jij zelfZeus, dus het absolute bent. Er is nooit iets of iemand anders geweest. Er zijn geen drie toestanden. Er is alleen maar kennen, dus uiteindelijk houdt het ook op om nog ergens onbewust oor­logjes re voeren en heeft het je van alles bewust zijn geen func­tie meer. Bewustzijn is geen activiteit meer, maar is vanzelf­sprekend geworden.

Als de oorlogen tussen de golven niets anders blijken te zijn dan water dat met zijn eigen water speelt, zijn de golven nooit golf geweest, maar zijn ze altijd al water geweest en hebben dat nooit kunnen verlaren om een afgescheiden golf re zijn. Elk onderscheid wordt hier opgeheven. Ook Achene en Zeus zijn dar ene water dat met zichzelf speelt en zelfs ieder vrou­welijk of mannelijk element verliest zich in dat ene water. Het geweven schimmenspel van de vrijers dat 's morgens geboren is, wordt met alles erop en eraan bij het slapengaan voor eeu­wig uitgewist en tot één draad uitgetrokken. Zo eindigt het spel van beweging en rust met vorm, in de ene draad van rust zonder vorm.

Op het landgoed van Laërtes staat een slaaf op de uitkijk die ziet dat de bewapende familieleden van de vrijers in aantocht zijn. V1ug steken de mannen zich in hun wapenrusting en rennen naar buiten. Op dat moment komt Athene naderbij

211

Page 108: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

in de gedaante van Mentor. Odysseus is verheugd hem te zien, hoewel hij weet dat het Athene is, die hem weer te hulp komt. Tegen zijn zoon Telemachos roept hij om uit te blinken in kracht en moed zodat het geslacht van zijn vaderen niet be­schaamd wordt. Bezield door Athene slingert Laërtes zijn lange speer naar Eupeithes en treft hem dodelijk in het wang­stuk van zijn helm.

Als de zoon de vrede van de vader herkend heeft en die herken­ning met een maaltijd is gevierd, is meestal de vrede tussen die ene golf en alle andere golven, die ook uit hetzelfde water moe­ten bestaan, nog niet echt gerealiseerd. In het dagelijks leven gaat her 'golvenspel' gewoon door. Er zijn leuke en vervelende golven en de neiging om met vervelende golven re gaan bakke­leien blijft zeer groot, waardoor je er geheid weer in trapt om de strijdbijl op te graven. Als het om je heen rustig is, is het besef dat alle andere golven ook uit water bestaan niet zo moeilijk vast te houden, maar als het gaat stormen en je door andere golven belaagd wordt, is het andere koek. Zeker als je daarbij ook uit het oog verliest wie in feite het scenario van de strijd schrijft. Want altijd is het Athene die de strijd begint, gaande houdt én zegt dat het genoeg is als de tijd rijp is. Odysseus zier nu wel moeiteloos dat Athene onafgebroken in alles de hand heeft. Maar in de prakrijk berekent dar nier dar je al rijd alles als tof ervaart, al

zie je constant dat alles door Athene gedaan en gelaten wordt. Odysseus moet de bittere beker van teleurstelling eerst nog hele­maal tot op de bodem leegdrinken: hij moet nemen wat er komt en krijgt de dingen niet zoals hij ze zou willen.

Het is lastig om het beeld van Zeus helemaal door te trekken, tot aan Laënes toe. Er is alleen maar Zeus en hij regelt alles. Maar tegelijkertijd zit Zeus op alle niveaus verstopt. Dus heeft hij zich ook in het vaderschap verstopt, want als Odysseus bij

212

Laërces komt, gaat die hem helpen om zich te verweren tegen de familieleden van de vrijers. Dar slaat nergens op: Zeus weer zelf niet meer dat hij Zeus is! Dus zie je die verdroming op alle niveaus. Er is daarom nooit een Laërres, Odysseus of wie dan ook geweest die al die mensen heeft gedood. Er is altijd alleen maar de eerste oorzaak geweest die ze heeft gedood. Maar war doodt en wie wordt er gedood? Er is alleen maar het ene. Er is helemaal niemand daar, alleen maar het zelf.

Odysseus en Teleroaehos stormen op de anderen af, om hen te doden en hun zo de pas naar huis af te snijden. Athene komt tijdig tussenbeide en beveelt ze met luide stem de strijd te sta­ken. Angstig laten de familieleden hun wapens vallen en slaan op de vlucht, achtervolgd door een onverschrokken Odysseus.

Dan werpt Zeus Athene een bliksemflits voor de voeten. Direct roept zij Odysseus een halt toe, omdat hij zich anders de toom van Zeus op de hals haalt. Maar al te graag geeft Odysseus daaraan gehoor en zo sticht Athene in de gedaante van Mentor vrede tussen beide partijen.

Dan wordt eindelijk de genade van het water aan het water gegeven en staakt Athene de strijd. Odysseus kan nu door het verhaal van de golven heen kijken en overal het water blijven zien, ondanks de schimmenstrijd die zich nog lijkt af re spe­len. Het is alsof je als golf onder water duikt en vanuit her allesomvatrende water naar boven kijkt. Dan ziet het golven­spel er hoogstens uit als het bewegen van water. Maar als je weer naar boven gaar om in de 'hoofdrolspelergolf' te duiken kun je moeiteloos blijven zien dar al die andere golven ook dat ene water zijn, hoe hard ze ook op jou als 'hoofdrolspelergolf' inbeuken of je strelen.

213

Page 109: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De genade overal het water te zien, maakt her verschil uit tus­sen de beleving van een steeds wisselende hemel-en-helsituatie en de beleving van her onveranderlijke en blijvende geluk van 'de zevende dag'. De genade heeft er geen moeite mee om 's morgens als een 52 jarige te worden geboren en 's avonds als deze waakroestand met alles erop en eraan weer compleet op re lossen en zo plaats te maken om vervolgens als een geheel nieuwe show in de droomroesrand weer te verschijnen. Die 'getuige' van welke show dan ook, ben jijzelf en die komt en gaar nier. Dar is het eeuwige leven dat we dachten kwijt re zijn. Vanuit die vijgenboompositie, het ongedefinieerd getuige­zijn, zie je dat er geen drie eoestanden kunnen bestaan. Door de eenwording van Odysseus en Laërtes is alles wat buiten het kennen leek te bestaan weer helemaal binnen de eenheid van het kennen gekomen. Alles bestaat uit het kennen zelf. Alles wat we als inhoud van het kennen, als show of toestand zien, is niets anders dan een 'verbeelding' en 'verdroming' van het bewustzijn zelf.

Als verlichting een feit is en je inziet dat je zuiver bewustzijn bent, kun je door de schok van dat ii12Îcht een poos in de natuurlijke staat belanden, waarin alles zoals het is goed en perfect lijkt, inclusief de minder goede dingen. Maar geleide­lijk dringt de schaduwkant zich weer op en schijnt niet overal de zon meer. Dat is moeilijk. Je denkt dar je de vrijers hebt gedood. Onzin. Hun schimmenspel in de Hades gaat gewoon door en hun familieleden blijven je achtervolgen. Je opinies komen terug. Maar nu nier meer als gekende dingen, maar als het kennen van opinies. Je bent onder water, kijkt naar boven, zier her gelazer van die golfjes en je beseft: hé verrek, het is allemaal water. Dan ga je weer naar boven en denk je: dat kan ik nooit meer niet zien. Maar je bent nog geen rwee seconden terug in je golf en je buurman geeft je een trap tegen je ballen. Dán moet je in die strijd herkennen dat die buurman geen buurman is, maar water, en dar is verdomd moeilijk. Je zult

214

moeiteloos moeren weten dat alle schoppen die je krijgt nier komen van een golf - van een buurman of een belasring­inspecteur - maar van her water. Dar is het moeilijkst. Dat is de praktijk. Dar is her echte werk.

Wanneer komt de ware vrede dan? Die komt als Odysseus uiteindelijk naar her land gaar waar de mensen zee noch zout kennen en waar hij zijn roeispaan begraaft. Zeus heeft hem via Teiresias daartoe uitgenodigd. In jou is er dan vanzelf een de­finitieve afbraak van het geloof dat jij een onderdeel van dit hele gebeuren bent. Dan is jouw verhaal, jouw golfje, een uit­beelding van het ene, maar je bemoeit je er niet meer mee, net zo min als je je met je haar groeien, slokdarm, maag of lever bemoeit.

Her moeilijkste is om te accepteren dat de wereld gewoon doorgaat, ook al heb je 'her' gezien. Beter gezegd, nier de we­reld, maar het kénnen van die wereld gaar door. Als Zeus me mijn geld niet afpakt, vergeefs probeert de dief het. Je gaar steeds meer in alles Zeus herkennen.

Ook al heb je alles gezien, dan nog zal her je geen millimeter helpen als je nier leert om niet meer in een van die lullige verhalen re trappen. Je raakt er zo vanzelf wel van doordron­gen dar alles war er nu gebeurt het bewustzijn zelf is. Dan begrijp je dat als Athene jouw pad heeft uitgezet ze dat ook met dar van de vrijers heeft gedaan en dat die ook net als Odysseus thuis kunnen komen. Tenminste ... als Athene her wil. Eigenlijk zijn er geen vrijers en is her allemaal Athene, Zeus in uitvoering, die het bekokscooft.

Het wordt je duidelijk dat er helemaal niets anders is dan Zeus. Zeus grijpt vanzelfsprekend overal in. Alle irritaties die nog aan je vast lijken te kleven bij je poging om met het uittrekken van her weefsel tor de ene draad re ontkomen, lossen elke keer weer helemaal op. Je laat geen sporen meer na. Als je eindelijk in het land van je vader bent, zie je dar alles uit je vader be­staat. Elke discussie in jezelf bloedt aucomatisch dood. Want

215

Page 110: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

wie is er nog om ergens de schuld aan te geven? Wat heeft her nog voor zin om ergens kwaad over te worden als alles uit jezelf bestaat? Wat valt er dan in godsnaam nog te doen of te laren? Moer ik dan nog bewust worden? Nee, dat heeft geen enkele zin want ik bén her gewoon. Niets heeft mij ooit be­wust gemaakt, ik bén bewustzijn. Of er nu wel of geen show binnen het kennen plaatsvindt, het maakt mij geen donder uit. Ik kan niet komen of gaan. Ik kan nergens heen, ik hoef niets te onthouden, ik hoef geen oefeningen re doen, ik hoef niet bewt!sr bewust ce worden.

Jarenlang heb ik geprobeerd om bewt!st bewust te worden. Dat is klinkklare onzin. Hoe zou dat moeten? Ik bén toch bewustzijn? Er kan niets gebeuren zonder mij. Bewustzijn is dus nooit iets bewust doen. Bewustzijn is moeiteloos bewust alleen maar zijn. Bewust zijn. Het niet-weren van dat bewuste zijn is her allerhoogste inzicht; her niet-weeen is het echte van­zelf gaande alles-weten.

Dat is de meest ultieme ontspanning die er te bereiken is: het besef dat er nooit werkelijk iets te doen of te laten vale. Dat alles zich vanzelf voltrekt. Dan kan er bijvoorbeeld nog steeds het kennen van een nerveus mannetje zijn. Daarom staat in die laatste regels dat als Odysseus en zijn zoon nog door willen vechten, Zeus ze terugfluit. Er valt volstrekt niets meer ce doen, ook niet aan dat nerveuze mannetje. Waar moet ik heen? Alles wat hier gebeurt is oké. Of ze Jantje nu vieren­delen of doodzoenen, her maakt voor het er-zijn niets uit; het verhaal en zijn gebeuren heeft niets meer met jou als er-zijn te maken, want het is honderd procent water.

Dat zie je. De dualistische wereld van de vrijers, wat ik 'de twee-keer-twee-is-driewereld' noem, is er nog wel want hun schimmenspel gaat gewoon door. Dus die zogenaamde 'echt­heid' van Jan gaar gewoon door. Jantje heeft honger, Jantje is chagrijnig, onredelijk. moe ... Tegelijkertijd zie je dat het niet waar is. Dat noem ik de twee-keer-twee-is-vierwereld en dat is hoe alles gebeurt, zoals tijdens de eerste drie levensjaren, zon-

216

der al die verhalen te volgen. Als ik niet meer hoef in te gaan op de aandachcvragerij van de schimmen en de familieleden van de vrijers en nu mijn aandacht als onveranderlijk zie, kan ik hun hele opiniewereld zien passeren; dus weg goed en kwaad. Maar die zak van een buurman en die lieve buurvrouw lossen niet op. Binnen het kennen zullen ze blijven.

Nu kan Odysseus ook helemaal begrijpen hoe de Cycloop hem zo makkelijk kon vergeven voor her blind maken en dat hij vertelde dat zijn vader hem wel weer ziende zou maken als die dar zou willen. Al her lijden bestaat uit her geloof dat het le­ven anders zou moeeen gaan dan het gaat. Maar nu is alleen Zeus overgebleven en daarbinnen past geen ander meer. Er is geen ruimte meer voor anders-willen of niet-accepteren. Alles is één bewustzijn. Daar gebeurt niets mee.

De spin gooit zijn web eruit en dat web is niets anders dan spin, maar in het verhaal lijken we het te beleven als iets wat buieen de spin is. 's Avonds eet de spin het web weer op en wordt het weer één mee de spin. Jij moer leren roestaan dat her web gewoon de spin is. Het drama dat zich in het web afspeelt is van de spin zelf. Dar is de grote omslag.

Odysseus wordt nederig. Dus de Jan in mij wordt nederig omdat hij ziet dat er niets van hem bij is en dat alles bewust­zijn is. Alles war er gebeurt, gebeurt door dat ene en niet om­dat er een persoon in zou zitten. Dan is er nog wel leven, maar er zit niemand in. Niemand is echt niemand geworden. Nie­mand wordt zich ergens van bewust, 'ik ben wie ik ben, be­wustzijn'.

Her er-zijn zonder dat de allesomvattende ruimte van dit er-zijn kan worden verdeeld, maakt dat je je realiseert dat die 'heelheid' onze ware naruur is. Je hoeft die ook niet in stand te houden, noch te voeden of er wat dan ook aan te doen of re laten.

Nu komt in de meeste gevallen langzaam en heel geleidelijk maar moeiteloos jouw natuurlijke zelf naar boven en is het

217

Page 111: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

land waar geen weten nodig is om re zijn 'bereikt'. In het 'be­reiken' schuilt nog de angel van het 'op reis gaan' om 'thuis' te komen. Maar de reizen van Odysseus bleken nooit te hebben plaatsgevonden toen hij zich dat weer mocht realiseren.

Die paradox bevat het mysterie dat alles één heilig verbond was, is en zal blijven. Het is het mysterie van de schoonheid en onvoorstelbaarheid van ons wezen, maar woorden schieten altijd tekort in de eenvoud van het er-zijn.

218

Nawoord

Woorden schieten te kort, maar ...

In den beginne was het beeld ...

Homerus heeft als geen ander ingezien dat het gebruik van beeldende taal de enige sleutel is om het alomvattende en on­gedefinieerde zijn te verwoorden. Zijn Odyssee wordt gedra­gen door één enkel toeaalbeeld dat als een rode draad door het hele reisverhaal is geweven: het beeld van Zeus die met zich­zelf speelt. Om dat verloren beeld weer op te roepen gebruik ik de metafoor van het water dat met zichzelf speelt en een golvenspel schept, dat de schijnbare dualiteit oproept waarin golven een eigen identiteit lijken re hebben. De golf Odysseus mag op zijn reis herkennen dat hij uiteindelijk water is, was en altijd zal zijn.

Oorspronkelijk werd de Odyssee mondeling doorgegeven, in een beeldentaal waarin elk woord een beeld opriep en elke naam een betekenis had. Door het schrift is het beeld onder­geschikt geraakt aan het woord en zijn woorden abstracties geworden, waardoor iedereen zijn eigen beelden schept en dan komt onmiddellijk de verdeling, de dualiteit, omhoog. Voor­dat je het weet, verlaat je het paradijs van het totaalbeeld en ontstaat er een afgescheiden wereld, met een ik hier en een god daar. Woorden zijn dan als golven waarin je heel gemak­kelijk de weg naar het water-zijn kwijtraakt. Een voor ieder-

219

Page 112: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

een herkenbaar beeld is daarom veel eenvoudiger en krachti­ger dan woorden.

In de Odyssee zien we, met het beeld als sleutel, her ongede­finieerde water-zijn op een prachtige manier verbeeld in de verschillende facetren die warer-zijn kan hebben om zich in een golvenwereld re 'verdromen' en om zichzelf vervolgens opnieuw als water te herkennen.

Heb je eenmaal her totaalbeeld van die alomvarrende waar­heid te pakken, dan kun je daaraan steeds toetsen of jouw ervaring van her heel-zijn nog wel klopt. Met woorden moet je eerst een zin maken ('ik ben bewustzijn ... blablabla') en dar kost tijd, terwijl het volgen van her totaalbeeld juist tijdloos is. Dar is her kijken zelf en hoeft daarom niet begrepen of geïn­terpreteerd re worden.

Als jij de zoektocht naar jezelf begint, moet je het water al kennen, want je kunt alleen maar zoeken naar iets war je kent. Dar beeld verwijst rechtstreeks naar de Telemachos-staat van je eerste drie levensjaren, dar je kwijt denkt te zijn doordat je de woorden van het ik-verhaal onvermijdelijk bent ingegaan. De aandacht op de smaak van het water houden, is hetzelfde als de ongedefinieerde heelheid van je eerste drie jaar steeds weer voor ogen hebben.

Zeus verdroomt zich op een oneindig aantal manieren, ver­sropt zich in alle rollen en speelt zo in zijn eigen verdroming met zichzelf en maakt zichzelf als hoofdrolspeler soms ook weer wakker uit die verdroming. Zo speelt water met zichzelf, ver­liest zichzelf in her golf-zijn en gaat weer op zoek naar het water-zijn, door het golf-zijn re om-golven en dus als golf weer te ver-wateren.

Maar hoe mooi de verwoording van het beeld van Zeus en het water ook mag klinken, in de praktijk gaat het er uiteinde­lijk om de geloofwaardigheid van her leven als golf juist af re breken. Het geloof in jouw verhaal van oude identificaties met een golf moet je doorzien als vals om zo alles weer terug te

220

brengen naar her ene, alomvattende beeld: her water-zijn. Hoe meer je dar beeld van heelheid in je aandacht mag houden, des te meer komt her onverstoorbare water-zijn midden in her golvenleven naar voren.

Dar constant in de aandacht houden van her ene beeld is het 'wersen aan her beeld van her ene'. Maar dar moet nier ge­bruikt worden om de heelheid van Zeus, het water, re bewij­zen of te willen bereiken, maar juist om de schijnbare echt­heid van de dualiteit re ontmaskeren. Met de aandacht op het beeld van de heelheid breek je her geloof af in de betovering van de onderhoudende kracht, die met alle ingrediënten van gevoel, emotie, denken, lichaam en zintuigen jouw aandacht in zijn greep probeert te houden.

Het mooie van de weg van Odysseus is dat je daarin zoveel kanten van dar hele proces belicht krijgt, dat je het hele beeld naar voren ziet komen. Vanuit het perspectief van de zoeker of de golf kan her lijken alsof er een zekere opbouw en dus een groeiproces in de zoektocht naar het water schuilt. Dus begin maar ergens, dan zie je onderweg wel dat de onderdelen van de hele reis alleen maar een middel zijn om voorgoed het ge­loof te ontmaskeren, dat het leven zoals je denkt het nu te beleven niet heel kan zijn. Je hoeft jezelf dan niet meer in re dekken of voor re bereiden om in her nu re zijn, want je bent altijd al in her nu.

Her is ook heel normaal dat je niet alles in één keer kunt be­grijpen, maar wees er wel steeds op bedacht om elk inzicht van een deel van de reis nier als waarheid re verkondigen aan jezelf of een ander. Daarmee voorkom je dat je langer dan nodig is in een idee van de waarheid blijft vastzitten.

Zolang jij gelooft dar je nog ergens oorlog maakt, opinies h.ebr, of disciplines gebruikt, is er nog iets nier begrepen en verdeel je jezelf alleen maar. Pas op dar je her spel nier kwijt­raakt en in de 'valstrik' van Zeus trapt en dar is ... het woord.

221

Page 113: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

De Odyssee als beeld van het water dat met zichzelf speelt

In de Odyssee heb ik her toraalbeeld van her water en de gol­ven mogen herkennen waardoor ik het verhaal in een meer hedendaagse, voor ons herkenbare symboliek heb kunnen be­schrijven. Zo wordt elk woord weer gevleugeld en een meea­foor voor het ene dat vanzelfsprekend naar her water-zijn ver­wijst.

Zeus is het symbool van her water dat voortdurend met zich­zeif in alle golven speelt. Als het war er van Zeus door de schep­pende kracht binnen her water de vorm van golven aanneemt, verschijnen de golven en als her golvenspel door de vernieti­gende kracht binnen her water weer ophoudt, vallen ze terug in het ene onveranderlijke water. Odysseus vertegenwoordige een golf in dat spel van Zeus en Pendope staat voor het water in die golf

Op een dag komen andere golven Odysseus halen voor een oorlog russen golven. Maar Odysseus heeft geen zin; waarom oorlog voeren als je weet dar alles water is? Hij doet alsof hij gek is. Maar die andere golven doen iets waar Odysseus geen antwoord op heeft. Ze leggen zijn zoon voor zijn ploeg en zo

wordt hij gevangen in her geloof dat de wereld van de golven, de gekende objecten, echt is en dat hij zijn zoon voor eeuwig kan verliezen in de dood. Daarmee splitst hij her huwelijks­bed en de eenheid mee Pendope op en ontstaat er een drem­pel russen het kennende subjectieve deel en een gekend objec­tief deel in de golf. Odysseus raakt hierdoor in het objectieve deel het weren, dat de golf uit het alomvattende subjectieve water bestaat, kwijt.

Maar Pendope kan als subjectief warer-zijn niet naar de ge­kende objectieve kant van de golf Door de vrijers in her pa­leis, die de schijnbaar afgesplitste objectieve kant bezet heb­ben, wordt Pendope verhinderd haar weefsel uit re halen en

222

moet ze doorgaan mee het weven van her verhaal, waarmee her doodskleed van Laërces, de ene vader, wordt uitgebeeld. Zo omstaat de beleving van tijd met leven en dood en laijgen de vrijers ogenschijnlijk alle macht in handen. De onderhoudende kracht dient de vrijers en houdt het verhaal van hun gekende bestaan in stand. Zo wordt de echtheid van her eeuwig onver­anderlijke nu omgetoverd tot de schijnbare echtheid van een dag en een nacht, van een gisteren en een morgen.

In de jaren van mijd om Troje, symbool voor her dagelijkse leven dat je na je derde jaar in moet gaan, wordt bij Odysseus geleidelijk elk spoor van water-zijn uitgewist. Maar nadat Odysseus alles in de golvenwereld heeft bereikt wat er te berei­ken vale, komt spontaan het verlangen weer op om het blij­vende geluk van het water-zijn te proeven dat hij samen met Pendope gekend heeft.

Hij gaat als een golfobject op zoek naar huis zonder dat hij nog weet hoe dat subjectieve warer-zijn eruitziet. Hij heeft in­middels tijdens de oorlog om Troje zoveel objectieve ideeën over het water-zijn opgelopen dat hij door de golvenverhalen heen het ene water niet meer kan zien. Daardoor blijft het bestaan van een subjectieve kam voorlopig voor hem onzicht­baar.

In zijn poging thuis re komen om blijvend geluk re vinden, moet hij al zijn aangeleerde golvenverhalen weer kwijt zien te raken. Maar eerst probeert hij zijn eigen golf-zijn en zijn man­schappen te verbereren in de hoop via de interactie met andere golven het geluk re vinden en naar huis te komen. Ook pro­beere hij met het denken het probleem van de verleidingen en de eeuwige waaromvragen re kraken en zo her water-zijn re forceren.

Met die theoretische kennis ontmoet Odysseus op een gege­ven momene de cycloop die al thuis is in het ene water. Maar de kennismaking mee de waarheid dat al zijn golfideeën niet

223

Page 114: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

echt zijn, schrikt hem enorm af als hij ziet welke gevolgen dat heeft voor zijn eigen golf-zijn en voor zijn manschappen, waar­van er een aantal hardhandig worden afgepakt. Dat kan hij nier aan en hij maakt die confrontatie met de waarheid gauw weer blind.

Na verloop van tijd komt hij bij een andere thuisgekomen zoeker, .Aiolos, en weer krijgt hij de waarheid van de weg naar huis op een presenteerblaadje aangeboden. Maar als hij dicht bij huis zijn aandacht even verliest, blijken zijn manschappen het subjectieve niets van her water-zijn niet te kunnen begrij­pen en moer hij weer terug naar af. omdat hij nog steeds denkt niet zonder hen naar huis te kunnen. Pas nadat hij heeft inge­zien dat het denken en alle theoretische golfideeën hem nooit thuis kunnen brengen, komt de genade op zijn pad en krijgt hij een derde ontmoeting met de waarheid in de gedaante van Circe.

Bij haar lukt het hem door een list van Hermes om zijn manschappen, die door het zien van de schoonheid van Circe tot varkens waren omgetoverd, weer terug te krijgen. Hij moet daarvoor echter wel één mee haar worden en zo mag hij de smaak van geluk van het water-zijn weer proeven. Maar hij mag het heerlijke gevoel van her subjectieve warer-zijn nog niet als van zichzelf herkennen en denkt daarom nog dat hij het door de objectieve ontmoeting mee haar heeft ervaren. Na een tijdje zo met Circe re hebben verwijld, gaan de manschap­pen zich vervelen en dwingen ze Odysseus om zijn thuisreis met hen voort te zetten. Zo raakt hij het heerlijke water-zijn bij Circe kwijt en moet hij met zijn manschappen weer verder op zoek naar huis, waar het geluk wel blijvend is.

Eerst moet hij naar het Schimmenrijk om re zien dat er aan een leven als held geen eer te behalen valt, want alle golven die stierven voordar ze thuis zijn gekomen, hebben geen geluk gevonden - hoezeer hun heldendaden ook door andere gol­ven worden bezongen. Daardoor wordt hij zich volledig be­wust dat alleen het thuiskomen hem het geluk kan bieden dar

224

hij zoekt, neemt hij de raadgevingen van Circe en Teiresias pas echt serieus en sterft de niivireic van zijn onwetendheid om thuis re komen.

Zijn weg voert langs de Sirenen die beweren alles re weren over oorzaak en gevolg in het golvenbestaan en ze doen je bovendien nog geloven dar je seksueel goddelijk bevredigd zou kunnen worden. Als hij dankzij trucs die hij van Circe heeft geleerd hun eeuwige waaromvragen kan passeren terwijl hij hun verleidelijke gezang toch kan aanhoren, komt hij bij Skylla, het noodlot. Daar leert hij dat elk verzet tegen het noodlor geen zin heeft en weer sneuvelen er een paar golfideeën over hoe hij hoopte thuis re komen.

Dan ziet hij als hij zijn aandacht even op Zeus richt, dat zijn manschappen niet herzelfde verlangen naar huis blijken te hebben als hij en dat zij ondanks de tekenen van de wegkrui­pende koeienhuiden blijven geloven in de tijd, in leven en dood en in het putten van geluk uit objecten. Zij mogen hun onveranderlijke water-zijn niet los zien van het golfje-zijn.

Zeus pakt hem zijn manschappen en zijn golflichaam af. maar desondanks blijft Odysseus zich midden in het warer-zijn nog vasthouden aan her idee een golf te zijn. Drijvend op een laatste restje nog-iees-objectiefs-te-zijn komt hij bij Charybdis, her hoogste inzicht. Daar mag hij voor het eerst echt inzien hoe het is om vormloos subjectief getuige re zijn van de objectieve golven­werelden die keer op keer in het water verdwijnen en weer re voorschijn komen. Maar hij mag ook hier nog nier echt de vruch­ten van dar inzicht plukken en zo gauw zijn idee een golf re zijn weer verschijnt, laat hij dat moeizame vasthouden aan het on­veranderlijke subjectieve standpunt van de vijgenboom los en grijpt met beide handen het standpunt de hoofdrolspeler te zijn in het golvenspel weer aan.

Zo komt hij bij Kalypso, her symbool van de rotale objec­tieve kam, die hem tegen zijn wil zeven jaar vasthoudt. On­danks al zijn inzichten en ervaringen geen golf te zijn, blijkt

225

Page 115: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

hij toch niet in staat het idee en gevoel een golf te zijn op te laren lossen en blijft hij gevangen in her web van Kalypso.

Eindelijk krijgen de goden medelijden en mag hij weer op reis om het laatste stukje illusie, toch nog een golfgevoel re heb­ben, kwijt te raken. Als Poseidon hem dar wil afpakken, denke hij voor eeuwig te verdwijnen en durft hij zich niet over te geven aan wat hij niet kan zien maar war er wel alomvattend moet zijn. Dan verschijm Ino, de reddende engel, en lukt her hem om gewikkeld in haar doek zonder houvast in her alom­vattende water te vallen.

Als hij vervolgens bij het volk der moralisten aan land komt, krijgt hij daar van de stralende maan Nausikaä een nieuw golf­kleed en zier hij voor her eerst duidelijk dat golven niets an­ders zijn dan een tijdelijk object. Wel moet hij bij die volk nog bij de hoogste reeheer in ons, onze aangeleerde moraal over goed en kwaad, op het strafbankje komen om re zien dar elke moraal bedrog is en uit niets anders dan objectieve, gekende ideeën bestaat, die geen enkele relatie hebben met hoe en wat er in her subjectieve kennen nu gebeurt.

Pas als hij daarvan doordrongen is, staar hem niets meer in de weg om thuis te komen en her water te omarmen als zijn ingrond. Eenmaal over de drempel thuis gebracht, hoort hij dat hij niet reehesereeks naar zijn vrouw kan gaan, omdat zijn huis bezet is door honderdacht golfldeerjes, die via een huwe­lijk met Pendope de macht over het warer proberen te krijgen en zo denken gelukkig re worden.

Als Odysseus zijn zoon Telemachos ontmoet, wanneer die weer is thuisgekomen nadat hij er door de goden op uit gestuurd was om in het objectieve deel zijn vader te zoeken, ziet hij dat zij beiden uit het ene water bestaan. Zijn zoon is het symbool van de ruimte die zowel de objectieve als subjectieve kant in de golf herbergt en die nog weet heeft van de ervaring van het ongestoord één-zijn van Odysseus en Pendope voordat de

226

drempel ontstond en de vrijers de macht kregen. Dankzij het inzicht in de onsterfelijkheid van het water-zijn van vader en zoon is Odysseus niet meer chameerbaar, zoals toen zijn zoon voor de ploeg werd gelegd.

Vanuit dat nieuwe standpunt van het water-zijn beraamt hij samen met zijn zoon hoe ze van de vrijers af kunnen komen, door de vrijers met hun honderdacht ik-ben-een-golfldeeën eerst allemaal te leren kennen en elke dialoog met hen te stoppen. Vervolgens krijgt hij van Pendope her inzicht van de boog van de aandacht aangereikt en kan hij samen met Teleroaehos en de scheppende en vernietigende kracht de vrijers en hun dienaar, de onderhoudende kracht, uitschake­len en passeren door het vermogen de aandacht te richten op het subjectieve water in plaats van op de objectieve golven­wereld. Door de onderhoudende kracht zijn zintuigen re ontnemen met het inzicht dar alles binnen het kennen alleen uit het kennen zelf bestaat, is de hele gekende ruimte leegge­maakt en elk spoor van dualiteit binnen de golf getransfor­meerd door de drempel russen de gekende en de kennende kant weer te verwijderen.

Als aandacht kan Odysseus van nu af aan de rol van hoofdrol­speler van zijn golf-zijn in zich zien afspelen, in plaats van de hoofdrolspeler als zichzelf te ervaren. Nu de drempel uit zijn eigen golf-zijn is opgelost, komt het water Pendope vanzelf in hem naar voren en realiseen hij zich weer dat hun huwelijks­bed gemaakt is uit het ene, allesomvattende water van zijn 'vader', de essentie. Daarmee is de radicale ommekeer een feit: hij kan nooit een gekend golfobject geweest zijn omdat het water-zijn nooit de golf heeft kunnen verlaten.

Toch is dat inzicht maar betrekkelijk, omdat de andere gol­ven in de golvenwereld gewoon doorgaan hem als objectieve golf te zien. Wat hun betreft is er niets veranderd en zo gauw er golven zijn, wordt hij nog steeds door de andere golven

227

Page 116: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

gedwongen zijn aandacht aan hen te geven en kan hij niet de rust en vrede van her zuivere water-zijn vasthouden.

Daarom vlucht hij mee zijn zoon en de twee krachten naar zijn vader en daar mag her hem eindelijk duidelijk worden dar her water in zijn golf-zijn herzelfde water is als waaruit alle andere golven bestaan en dar er vanuit her water geen golven kunnen zijn, maar alleen het ene, alomvattende water zelf, zijn vader.

Als na de herkenning van her ene, allesomvattende water-zijn de golvenwereld toch nog op lijkt te komen zetten, gaan opa, vader en zoon als één blok water-zijn, aangespoord door Athene toch weer spelen alsof ze alle golven kunnen doden en hun zo in het schijnbare verhaal van de golvenwereld de mogelijkheid om thuiskomen bij het water-zijn te ontnemen. Maar als de aanvoerder van de familieleden van de vrijers is gedood, vindt Athene het welletjes en stopt het gevecht voor de familieleden, maar laat Odysseus stiekem toch nog doorvechten. Dan laar Zeus zien dat hij de enige is die her spel echt in handen heeft en roept Athene tot de orde om de schijnbaar onoplosbare strijd met de vrijers definitief te stoppen en weer binnen het ene warer-zijn te halen. Her ene water is nooit een golf ge­weest, want de beleving van de golvenwereld besrond altijd al uit water.

Daarmee realiseert Odysseus zich dat er alleen maar water is dat met zichzelf speelt, trapt hij nier meer in de echtheid van welk verhaal dan ook en is hij er getuige van dat her gewoon heerlijk is om er te zijn, met of zonder verhaal. En zo wordt aan het einde van het dagverhaal de echtheid van het geweven golvenspel weer uitgehaald en tot de ene draad gemaakt. Er is geen komen of gaan, geen geboorte of sterven; er is nier iets war ooit plaatsvindt, -vond of zal-vinden. De roeispaan, sym­bool van het doenerschap. is begraven en nu is de vrede be­reikt. Je bent terug van nooit weggeweest.

228

Heb dat e ne lief en doe wat er gebeurt

Homerus heeft een verhaal geschreven dat zijn weerga niet kent. Her slaat alles war uit materie lijkt re bestaan stuk met bewijzen die geen wetenschapper kan tegenspreken, als die renminste zijn onderzoekssrandpunt durft te herzien. Het geeft 'blijvend geluk' als antwoord en dar gaar veel verder dan de objectieve, tijdelijke kennis en ervaringen die geloof en den­ken kunnen bieden.

Het geeft ieder van ons die, met of zonder een geloof, de wereld van de begrippen durft re onderzoeken de mogelijk­heid om een onvoorstelbare nieuwe kijk op onszelf te krijgen. Het geeft zelfs de grootste twijfelaar de kans om zijn twijfel re betwijfelen en zo los re komen van her idee dar her denken en de gevoelens van hem zijn. Het laat zien dat je kunt ophouden om de oorlogjes, die je met jezelf en je omgeving hebt, als van jou te zien en zo kun je vanzelf moeiteloos in vrede en geluk van her er-zijn komen en blijven.

De Odyssee weerlegt elk idee over hoe jij naar huis wilt gaan - zonder dat overigens re bekritiseren - met her doorzien dar jij uiteindelijk nooit weggeweest bent. Eén van de venaJingen van Odysseus is: hodos Zeus, ofwel 'de weg naar Zeus'. Zeus verdroomt zich op een oneindig aancal manieren en daarom is er geen weg naar huis die nier de weg is. Maar jij hebt het niet voor her zeggen hoe en of jouw thuisreis zich wil af spelen. Dar is aan Zeus.

Alleen als Zeus het wil, komt er een verlangen op om weer naar huis te gaan. En als Telemachos niet naar jou mag komen om je re venellen hoe de roestand van geluk was voordar de vrijers de macht over je kregen, blijf je onwetend van wat je wezenlijke zelf is - ook al leef je je leven lang bij Zeus in huis. Alleen als je de zoekmachine naar huis in je voelt draaien, be­tekent dar abstracte thuiskomen iets voor je en mag je het denken en zijn verhalen zien langstrekken zonder dar her er­zijn er iets meer of minder van wordr.

229

Page 117: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Je bent meesral alleen om je weg re vinden regen de stroom in van de logica van de wereld. Tegenwoordig word je in de wes­terse wereld niet meer lichamelijk vervolgd als je her realisatie­proces benoemt of beschrijft, zoals Socrares, Jezus of Meester Eckhart. Hoe eerder je echter weet dat je beter je mond kunt houden, des re meer mag je zien dar her zijn war je bent geen functie noch raak heeft, omdat er niets en niemand anders is dan her allesomvatrende er-zijn.

Heb je dat virus, dat verlangen naar huis, dan is de grootste drempel leren inzien dat er geen persoonlijkheid is, geen vrije wil, geen lichaam en geen vrijerswereld, terwijl de verhalen van hun bestaan in de waaktoestand wel blijven doorgaan. Mag je dar allemaal zien, dan vindt er een ommekeer plaats van 'ik ben dar kleine hoofdrolspelerfje in een wereld die echt is en steeds maar doorgaat' naar het ongedefinieerde, allesomvat­tende er-zijn. Dar proces van het doenerschap ('ik ben de bedenker van her paard van Troje') naar 'als Zeus mij niet thuis brengt, vergeefs probeer ik het' is in de prakrijk her grootste obstakel. Er is eerst een afbraak, een rotaal faillissement van het ego-idee voor nodig om die hindernis re kunnen nemen. Ik bedoel natuurlijk dat het genade is als je moeiteloos getuige van dat gebeuren bent.

Het onder ogen komen van her faillissement van her ego bete­kent het einde van het gisteren-en-morgenverhaal inclusief de binnen- en buirenvrijers en het lichaam én je zier dat alles van Zeus, het ongedefinieerde alomvaerende is. Maar omdat er nier iemand in Zeus is, wil dar zeggen dat er noch enig doel, noch enig bereiken is in her realiseren van wat we al zijn. Zodra we dar beginnen re zien, zal er een sterke tegenactie komen, om­dar de vrijers en hun vasthoudende kracht, die de voedingsbo­dem is van her doenerschapgevoel, bedreigd worden en zij er alles aan zullen doen om het Jamjes-verhaal in stand te hou­den.

230

Voor velen van ons is- net als voor Odysseus- de neiging dan groot om weer helemaal op re gaan in dat schimmenverhaal. Dan doe je net alsof jij naar huis wilt, maar dan wel op een veilige manier door de waarheid rot een object re maken. Zo

verlies je je in her doenerschap van het eeuwige takenpakker van her ego en zijn vrijers. Net zo lang rotdar je her wel mag zien ... en dat ligr niet aan jou maar aan Zeus zelf

De weg uit de dualiteit is voor de meesren van ons zo abstract dat we liever niet willen horen dar je er bij thuiskomst nog nier bent. Toen ik mijn mentor vroeg waarom hij mij wel en een ander nier waarschuwde voor wat er allemaal nog gedaan en gelaren moet worden na thuiskomst, antwoordde hij sim­pel: 'Dan beginnen ze er helemaal nier meer aan!' Ik heb me toen voorgenomen dar anders re doen, waarmee ik mijn onverteerde werendheid over het niet-bestaan van het doener­schap nog liet blijken. Maar toen ook her laatste spoortje doe­nerschap mocht oplossen, kreeg ik ongevraagd de code voor het begrijpen van de Odyssee op een presenteerblaadje.

Her unieke van de Odyssee is dat her dar proces van een leven in eenheid naar dualiteit en weer rerug naar die eenheid in zijn geheel verbeeldt. Bovendien is her in al die eeuwen onveranderd bewaard gebleven, zonder dar 'vrijerssysremen' eraan hebben gesleuteld om her aan te passen aan de heer­sende moraal. Her laat ook zien dar de oude Grieken zeer role­rant en hoogbeschaafd waren door de manier waarop ze ver­heven zaken relativeren en met humor blootleggen. Geen andere mij bekende cultuur geeft voor de uitleg van het be­langrijke inzicht- water speelt met water- een beeld van hun hoogste god die als een overspelige dwaas zijn vrouw zo vaak bedriegr.

Voor mij is de episode bij Cha.rybdis her belangrijkste inzicht van de reis van Odysseus. Daar leer je dat je voorbijgaar aan de drie toestanden, terwijl je ze moeiteloos blijft volgen. Zo raak

231

Page 118: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

je doordrongen van her feit dar je dus nier in een van cüe roe­standen kunt vastzitren noch wonen. Ja, dat brengt je denken behoorlijk in paniek, want dan moet ik dus iets anders zijn dan ik altijd dacht dat ik was! Dat proces is vaak moeilijk, zo nier dramatisch en kan heel lang duren. Vrouwen denken dan meestal dar ze gek worden en mannen dat ze doodgaan. Maar na die woestijnperiode ga je steeds meer en duidelijker zien dar je nier dit lichaam in de waakroestand kunt zijn. Dus zie je her lichaam steeds meer als object en komen de vrijers, je honderdacht ikjes met al hun verschillende neigingen, los van hun ene ik-zijn.

Als je her lichaam er figuurlijk uitgegooid hebt als zijnde nier van jou, is het fijne dat je gaat zien dat het lichaam een goed­zak is die geen aandacht vraagt zoals de vrijers, maar alleen bevrediging zoekt door eten, drinken en seks. Zolang de vrijers - je lastigste regensranders - zich nier met die bevrediging kunnen bemoeien is er niets aan de hand, gaar die heel na­tuurlijk en zo word je getuige van het oplossen van her lichaam. Het is namelijk altijd al zo geweest dat het lichaam zoekt naar bevrediging omdat her daarmee het lichaamsgevoel kwijtraakt en we zijn maar al te gelukkig als we het lichaam niet voelen.

Maar met de vrijers ligt het totaal anders. Zij worden nooit bevredigd en blijven maar doorgaan met aandacht vragen. Alleen als ze verliefd zijn, worden ze even varkens en houden ze zich rustig. Maar zodra ze weer uit die betovering raken, bedelen ze weer om je aandacht. Die eeuwige ontevredenheid van de vrijers moet je eerst leren herkennen.

Het zichtbaar krijgen van alle vrijers is in de prakrijk nier zoals bij Odysseus iets wat je in een dag kunr zien gebeuren. Je hebt jarenlang naar hun pijpen gedanst en her is moeilijk om ze allemaal onder ogen re komen en hun vervolgens geen aan­dacht meer re geven. Als ik het op mijzelf betrek, heb ik er na thuiskomst nog tien jaar over gedaan om hun automatisme definitief kwijt te mogen raken. Of iemand je dan de hemel in

232

prijst of de hel toewenst, her is voor jou één por nat water en je laar je niet meer onwijs maken dar er iets anders is dan water­ook nier als her golfje, dat je ooit als van jou alleen had gezien, een pak op zijn donder krijgt of erger.

Als alles water is en de golven nooit iets anders kunnen zijn dan water, waren alle hindernissen en alle hulp niets anders dan water in vermomming. Het onder ogen komen van de gevolgen van dat inzicht ren opzichte van onze ideeën over goed en kwaad, dood en leven en het morele beleven van war er in deze wereld gebeurt, is een standpuntverandering van honderdtachtig graden. Want er is geen schuld, noch van da­der noch van slachtoffer.

Maar hoe zit her dan als ze jouw kind, net als bij Odysseus voor hij ren strijde trok regen Troje, voor de ploeg leggen? Het rotaal overtuigd zijn dat alles bewustzijn is, berekent alles aan­vaarden zoals het is en geen enkele reactie meer te bespeuren van een 'ik' in jou. Het is altijd water dat met water speelt. Je zult er misschien nog wel getuige van zijn dat Jan zijn zoon voor de ploeg weghaalt en nier ren strijde wil trekken, maar als dat niet mogelijk is, zal Jan gewoon strijden. Maar je weigert het vechten te zien als iets van jou tegenover anderen, zoals de jou omringende 'golven' her wel ervaren, en je blijft moeiteloos in alles het water herkennen. In jouw beleving dood je niet, doe je niets en laar je niets; alleen Zeus regelt alles. Geef alle verant­woordelijkheid aan Zeus en de zevende dag is een feit, ondanks de oorlog of war dan ook. Het is uiteindelijk niet wat er gebeurt dat ons gevangen houdt, maar onze beleving ervan.

De dankbaarheid van het zien dat er niets te bereiken valt, dar alles war er lijkt re worden bereikt ons eoevalt en dat we nooit iets doen noch gedaan hebben, maakt dat we er conscant be­wust van zijn dat we alles krijgen. Dat is een groot verschil met vroeger, toen Jantje nog kankerde op alles en vooral op anderen. Het is dankbaarheid naar alles en iedereen, inclusief

233

Page 119: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de vrijers die mij hielpen duidelijk te krijgen hoe de vork in de steel steekt.

Hoewel ik nu zie dat mijn mentor nooit Woleer is geweest, omdat er niets anders is, was en zal zijn dan het kennen, Zeus zelf dus, blijf ik toch gewoon Woleer zien als mijn groce hulp in de nooit bestaande gekende kant van de drempel. Laat die schijnbare tweeheid mee zijn schimmenspel maar gewoon be­staan. Heb dat ene Hef en doe wat er gebeurt. Wat maakt her u ie als je zeker weet dat her golvenspel niet uit golven maar uit water bestaat? Dan kun je nog steeds rustig de golfWoleer op een voetstukje zetten mee aan zijn voeten een erende Janneman­golf. En dat doet geen ikje trouwens, maar zie je vanzelf ge­beuren!

Dat alles zien gebeuren is de oceaan van vrede die nergens heen hoeft en alles als zichzelf proeft zonder verzadigd te ra­ken, noch te veranderen. Vanuit die plek beschouwd zijn dood en geboorte niet meer dan verhalen. Het is de vijgenboom­positie die je niet meer kunt verlaten om in een van de verha­len re verdwijnen. Dan vale ook al je interesse weg in antwoor­den op nieuwsgierige vragen van hoe het nu toch allemaal zit. Al die dingen zijn eigenlijk onzin want je ziet vanzelf dar er maar één waarheid is, want alles is Zeus zelf. Je houdt dan vanzelf op om nog in wat voor verhaal dan ook te geloven en dan wordt het leven vanzelf een spel.

Zo komt de onveranderlijke vrede, die altijd al de vanzelf­sprekende ingrond van ons bestaan was, bovendrijven om met zijn zoete zijnsmacht alles aan te steken en tot stilte en helder­heid te transformeren. Net zo lang tot de scheppende en de vcrnietigende kracheen én de heldere aandacht één worden met de allesomvattende, ongedefinieerde er-zijnruimte om dan als één ervaring te zijn, het nu.

Laat de Odyssee een hulp zijn om in jouw tempo gaatjes te prikken in de illusies van je golf-zijn, waardoor je vanzelf steeds

234

meer van het geheel gaat zien - nee zo lang cocdat het beeld van Zeus, de ene draad, het water weer helemaal rond is en Achene in haar spel jouw hoofdrol speelt. Dan komt pas de schoonheid van Zeus naar boven en transformeert het hele proces zich tot 'de lol van Zeus'.

235

Page 120: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Verantwoording

De Odyssee is een epos van ruim drieduizend jaar oud dat eeuwenlang mondeling werd overgedragen, voordat het rond 800 voor onze jaarcelling in het Ionisch Grieks werd opge­schreven. Algemeen wordt aangenomen dat het van oorsprong een Grieks verhaal is, hoewel dat door verschillende bronnen, waaronder Griekse schrijvers uit de oudheid, wordt tegenge­sproken. Bij Homerus komt het woord Hellenen, zoals de oude Grieken zich noemden, helemaal niet voor. Het volk dat regen de Trojanen ten strijde trekt noemt zich de Achaeërs. In het kader van die boek is deze controverse niet van belang en is vanwege de algemene bekendheid voor de Grieken gekozen.

In de spelling van de eigennamen is zo veel mogelijk voor de Griekse in plaats van de Latijnse spelwijze gekozen, bijvoor­beeld Aiolos en niet Aeolus, of Aminoös en niet Aminous, behalve in de gevallen waarin een Latijnse spelling in onze taal is ingeburgerd, zoals Homerus en Achilles.

Wat betreft de namen van de goden is consequent de Griekse naam aangehouden: Zeus Oupiter), Achene {Minerva), Posei­don (Neptunus), Hermes (Mercurius). De enige uitzondering is Apollo, die in het Grieks ApoHoon heet.

De Odyssee is altijd een dankbaar object voor vertalers ge­weest. Sommigen hebben de poëzie en het oorspronkelijke rijm­schema van Homerus geprobeerd over te zetten in hun taal.

237

Page 121: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Anderen hebben er proza van gemaakt om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke betekenis te blijven. Uit die laatste cate­gorie zijn voornamelijk de volgende vertalingen gebruikt:

- Homerul Odyssee, vertaald door M.A. Schwartz, 1956. Uit­geverij Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2002 (14e druk).

- Homeros, Ilias en Odyssea, vertaald door Frans van Olden­burg Ermke, 1959. Uitgegeven door de Kempische Boek­handel, Retie, België.

- Homer Odyssey, vertaald door A.T. Murray, 1919. The Loeb Classica! Library, Harvard University Press. (1998 - ge­heel herziene herdruk met correcties door G.E. Dimock).

Voor de achtergrond van de verhalen is onder andere gebruik gemaakt van:

- Mythologie der Grieken, Dr. H.H. Diephuis, z.j. Uitgege­ven door Universiteit voor zelfstudie, 's Gravenhage.

- Woordenboek op de gedichten van Homeros, Dr.]. Mehler, 1937 (zesde druk) Uitgeverij Nijgh en van Ditmar, Rot­terdam.

238

Woordentolk

aandacht- het vormloze onveranderlijke getuige-zijn van zich­zelf; het onpersoonlijke breed kijken

afgescheidenheid - illusie van de verdeeldheid, illusie van in­dividualiteit; zie ook: dualiteit

Ajax-Feyenoord - de constante oorlogjes binnen en buiten je­zelf, zolang je jezelf als ik ervaart

bagage - alles wat je aangeleerd hebt na je derde jaar en wat tijdelijk is, zoals een ik, lichaam, ideeën, materie etc.

behappen- het leren dat wat nu gebeurt te volgen zonder het te moeten begrijpen of te veranderen

bemanning- alle bewuste en onbewuste innerlijke neigingen, nog niet herkend als vrijers

bhakta - (Sanskriet) hartzoekers; zij die door overgave aan hun beeld van de waarheid blijvend geluk vertrouwen te krijgen

binnenvrijers - innerlijke neigingen, de ikjes, de vrijers van de hoofdfiguur in de waaktoestand

boog- symbool voor het richten van de aandacht, weg van de objecten naar het subject

breed kijken - het kijken vanuit de onpersoonlijke aandacht bron- essentie, bewustzijn, Zeus, God, water buitenvrijers - innerlijke neigingen, de ikjes, de vrijers van de

bijrolspelers van de waakeoestand doenerschap - veronderstelling dat er een ik is die de touwtjes

van het leven als de hoofdrolspeler in handen heeft; illusie van een vrije wil

239

Page 122: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

drempel - illusoire opsplitsing russen de gekende en de ken­nende kant van het er-zijn

droomloze slaap - een toestand van het kennen waarin alleen 'niers' te kennen valt

droomtoestand - toestand van kennen waarin een droom­hoofdrolspeler en zijn droomwereld gekend wordt

dualiteit - de illusoire opsplitsing van object en subject in de schijnbare wereld van tegenstellingen

eerste drie jaar - leven in eenheid voordat we ons als een ik ervaren en er afgescheidenbeid lijkt te ontstaan; Telerna­ehos-toestand waarin vrijers nog niet de baas zijn

eeuwige nu - tijdloosheid; de onveranderlijke essentie waarin alles zich afspeelt zonder zich te verplaatsten

ego - golf, persoonlijkheid; het ik-gevoel dat verdeelt en opi­nies heeft over zichzelf en afgescheidenheid ervaart

e-mail niet openen - niet ingaan op of geloven in de ik-ge­dachten en -gevoelens die in ons verschijnen

ene draad- symbool voor het ene, de non-dualistische essen­tie van alles

essentie - bewustzijn, Zeus, bron, water, de ene draad faillissement van het denken - de genade het ik-gebonden den­

ken te zien wegvallen als zijnde van jou gekende kant- de inhoud van het kennen, de illusionaire staat

van het komen en gaan van objecten genade - alles wat zich afspeelt en wat je lijkt toe ce vallen gnostiek - de directe weg tot God binnen het christendom golf- persoonlijkheid, ego, individu, ikjes in een lichaam haai - symbool voor het absolute in dat wat er nu gebeurt hartzoeker - bhakca, iemand die door vertrouwen zich over-

geeft aan een beeld van de waarheid om zo blijvend geluk ce verkrijgen

heilig verbond - bewustwording dat alles uit Zeus bestaat; het één zijn van alles binnen het kennen

hoofdzoeker - jnani, iemand die door alles te beredeneren en ce onderzoeken verwacht blijvend geluk ce vinden

240

huwelijksbed - symbool voor de eenheid waarbinnen zich een object-subjectwereld lijkt af te spelen

ik-gebonden denken - het geloof in het doenerschap of de vrije wil van een zelfstandig en afgescheiden ik; niet te ver­warren mee het functionele denken

ikjes - alle bewuste en onbewuste innerlijke neigingen; de vrijers intimiteitsgevoel- verwijlen, in een er-zijn staat zijn, zoals het

nu is, zonder door gedachten, gevoelens, verlangens of wat dan ook verstoord ce worden

Jantjes - vrijers, de ikjes, de innerlijke neigingen zoals Jantje filantroop of Jantje gierigaard

jnani - {Sanskriet) hoofdzoeker; iemand die via zelfonderzoek het blijvend geluk denkt te kunnen vinden

jojoën- het afwisselend ervaren van dualiteit en eenheid; heen en weer schommelen tussen wat je wezenlijk bent en wat je denkt te zijn

Keers, Wolter - mentor en leermeester van Jan het kennen - de essentie, het alomvattende; het absolute on­

veranderlijke getuige-zijn van het zelf leermeester - gerealiseerde die uitdraagt dat wij geen golf zijn

maar water lichaam - golf, voertuig, schijnbare woonplaats van de vrijers liefde - inhoud van de essentie litteken - symbool voor de verwonding ontstaan door het ver­

laten van de ongedefinieerde eoestand van de eerste drie jaar

loodsvisjes - de ikjes, de vrijers, met hun voorrdurende com­mentaar op wat er nu gebeurt en denken de haai ce besturen

maan - de reflectie van de zon, dat wat je denkt te zijn maar niet bent; symbool voor het objectieve, tijdelijke aandacht nodig hebbende

manschappen - zie: bemanning Meijer, Hans - voorbereider van Jan object - het gekende, tijdelijke, illusoire bestaan van iets afge­

scheiden buieen ons

241

Page 123: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

ondefinieerbare - het alomvattende er-zijn dat niet te objecti­veren valt

onderzoek naar jezelf - onderzoek naar je wezenlijke onveran­derlijke essemie

oordelen - projecties van je eigen binnenvrijers op wat er nu gebeurt

oorlogjes in jezelf- de innerlijke neigingen (binnenvrijers) die met elkaar als Ajax-Feyenoord strijden en de eenheid pro­beren af te dwingen, alsof goed van kwaad kan winnen of vice versa

overgave - her vermogen om altijd in vol vertrouwen ja te zeg­gen tegen wat er nu gebeurt

paard van Troje - het idee dat je het zelf gedaan hebt; de waan van het doenerschap

realisatie- het herkennen van je we-u:nlijke natuur; water her­kem zijn nooit-golf-geweest-zijn

reizen - verliezen van alle overbodige ideeën (bagage) over hoe het thuis-zijn moet zijn

roeispaan - symbool van het doenerschap rook - ondoordacht afgaan op de rook, denkend dat het je

thuis, de bron, is samadhi - (Sanskriet) gelukzalige roestand (omdat de vrijers

even in vrede zijn) die komt en gaat schimmen- gedode vrijers schimmenspel - het voortdurende commentaar van de vrijers

over war er gebeurt in het nu en hoe het volgens hen zou moeten zijn; zie ook: loodsvisjes

schip - symbool van het lichaam schoonheidservaring - het ervaren van de werkelijkheid als

ongedeeld geheel; verwijlen slijmen - her leren omgaan met de vrijers door niet met hen in

dialoog te gaan zonder dar zij dit door hebben subject - water in de golf; het onveranderlijke deel van de

dualiteit

242

suizen - het geluid van de stilte; een van Jans methoden om de aandacht re richten op her subject in plaats van - zoals gebruikelijk- op het object

Telemachos - symbool voor her weten van de roestand van de eerste drie jaar

thuis - het eeuwig onveranderlijke; de bron thuis zijn - het onveranderlijke allesomvattende hier en nu

zijn tijdelijke - het veranderlijke, het objectieve, het gekende verdroming- illusie van het bestaan als ik in de golvenwereld verwijlen - eenheidservaring; zie: intimiteirsgevoel vijgenboompositie - her onveranderlijke moeiteloos volgen van

het komen en gaan van de drie roesranden (waken, dro­men en droomloos slapen)

voorbereider- de persoon die jou erop voorbereidt om de waar­heid via je mentor te herkennen en re begrijpen

vrije wil- illusie van het doenerschap, de veronderstelling dat er een ik is die de touwtjes van het leven in handen heeft

vrijers - de honderdacht innerlijke neigingen of ikjes waaktoestand - toestand waarin je dit leest waarheid - het absolute onveranderlijke ongedefinieerde er-

zijn water - her alomvattende nu; essentie; bron; Zeus zelf- essentie, bewustzijn, Zeus, God, water zevende dag - het inzicht dat alles Zeus is en dat alles goed is

zoals her is zoeker - iemand op zoek naar blijvend geluk, Odysseus; de

golf op zoek naar de essemie zon- subject, her werkelijke licht dat je bent binnen de dualiteit

243

Page 124: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Wie en wat in de Odyssee

Achilles - medestrijder van Odysseus in Troje, een van de hoofdpersonen in de Ilias

Agamemnon - aanvoerder der Grieken in hun scrijd tegen Troje; broer van Menelaos

Agelaos - een van de honderdachc vrijers Aiaia - het eiland van Circe Aias - een van de aanvoerders der Grieken, die gelovend in

zijn doenerschap door Poseidon in zee de dood vindt Aigisthos -vrijer van Klytaimnestra die Agamemnon bij chuis­

komst doodc Aiolos - god van de wind, 2• leermeeseer van Odysseus Alkinoös - koning der Phaiaken; symbool voor rechtvaardig­

heid Amphimedon - een van de honderdachc vrijers Amphinomos - een van de honderdacht vrijers, een van de

'goede' vrijers Antikleia - moeder van Odysseus Antinoös - een van de honderdacht vrijers; slechcerik, 'hij die

alcijd anci is'; zoon van Eupeithes Aphrodite -godin der liefde Apollo - god van hec boogschiecen, ook wel Phoibos Apollo

genoemd Ares - oorlogsgod Arete - koningin der Phaiaken, symbool voor de 'deugd'

245

Page 125: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Argos - hond van Odysseus, symbool voor de zoeker in ons en het spoor van helderheid

Arnaios - zie: I ros, bedelaar aan het hof van Odysseus Athene - ook: Pallas Athene, godin van de wijsheid; uitvoe­

rende kracht van Zeus; geboren uit zijn hoofd Atreus - vader van Agamemnon en Menelaos Charybdis - tweelingmonster (met Skylla) dar driemaal daags

her water opslokt en weer uitspuwt; symbool voor de weg van kennis en inzicht

Circe - godin van de betovering, verpersoonlijking van alles wat jou kan betoveren; 3• leermeester van Odysseus

Cyclopen - eenogige reuzenkinderen van Poseidon Demodokos - goddelijke zanger aan het hof der Phaiaken Demoptolemos- een van de honderdacht vrijers Delphi - plaats van het beroemde orakel der oude Grieken Dodo na - plek waar de heilige eik van Zeus staat dat als orakel

werd geraadpleegd Echetos - de verminker der mensen Egypte - vergelegen land, bezocht door Menelaos op zijn te­

rugreis uit Troje Eidothea - dochter van Proteus Elpenor - een van Odysseus' bemanningsleden; symbool voor

de 'naïeve of onnozele' die sterft bij Circe Eperitos - persoon waarvoor Odysseus zich uitgeeft regenover

zijn vader Eris - godin van de twist Eumaios - de zwijnenhoeder van Odysseus; symbool voor de

vernietigende kracht Eupeithes - vader van vrijer Aminoös Eurykleia - de oude voedster van Odysseus Euryalos - worstelkampioen der Phaiaken Eurylochos - een van de bemanningsleden van Odysseus Eurymachos - een van de honderdacht vrijers; letterlijk: hij

die voor her goede strijd Eurynomos - een van de honderdacht vrijers; de dappere

246

Geraistos - plek waar Nestor en zijn manschappen offeren aan Poseidon

Hades - god van her Schimmenrijk of Dodenrijk; broer van Zeus; symbool voor de Droomtoestand

Helena - vrouw van Menelaos, geschaakt door prins Paris, een van de motieven voor de Trojaanse oorlog

Helios - zonnegod, die op het eiland Thrinakia hoeder is van de 350 runderen die symbool staan voor de tijd

Hephaistos - smidsgod, echtgenoot van Aphrodite Hera - vrouw van Zeus; symbool voor de waakroesrand Hermes - gevleugelde boodschapper van Zeus Homerus - schrijver van de Odyssee Hypereia - land van de waarheid, letterlijk: bovenland; op de

vlucht voor de Cyclopen verlaten de Phaiaken dit land lno Leukothea - waternimf, symbool voor iemand die 'thuis'

is en niets dan 'water' Iphitos - jeugdvriend van Odysseus, schenker van zijn be­

roemde boog lros- bijnaam van Arnaios; boodschapper der vrijers genoemd

naar Iris; staar symbool voor het lichaam lsmaros - kustplaarsje in her land van de Kikoniërs lthaka - vaderland van Odysseus Kalypso - eeuwig jonge, als de maan stralende, godin; sym­

bool van al het tijdelijke en gekende Kephalleniërs - onderdanen van koning Odysseus, de vrijers Klytaimnesrra - vrouw van Agamemnon die hem bij zijn af­

wezigheid ontrouw is met vrijer Aigisthos Ktesippos- een van de honderdacht vrijers Kikoniërs - volk levend aan een kust waar Odysseus en zijn

manschappen roven, moorden en verkrachten Laërtes - vader van Odysseus; symbool voor de essentie, het

thuis-zijn Laisrrygonen - reuzen die symbool staan voor (her reusach­

tige van} het denken Laodamas - zoon van Alkinoös en Arere

247

Page 126: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Laokoön - oude ziener der Trojanen Leodes - priester en een van de honderdacht vrijers Lesbos - eiland waar de goden door Nestor en Menelaos wor­

den geraadpleegd op de terugreis Lotophagen - vriendelijk volk verslaafd aan de Lotos-vrucht,

ook wel Locoseters genoemd Maron - priester van Apollo bij de Kikoniërs Medon - heraut aan het hof van Odysseus Melaneus - vader van vrijer Amphimedon Melanthios - de geitenhoeder van Odysseus; symbool voor de

in stand houdende kracht van de waaktoestand, het geloof in de tijd

Menelaos - koning van Sparta, echtgenoot van Helena om wiens ontvoering de Trojaanse oorlog uitbreekt; samen met zijn broer Agamemnon hoofdaanvoerder der Grieken

Mences - koopman, vermomming van Athene als zij Telema-chos oproept informatie over zijn vader in te winnen

Mentor- jeugdvriend van Odysseus; vermomming van Athene Naiaden - beschermgodinnen van bronnen, waternimfen Nausikaä - dochter van Alkinoös en Arete, heersers der

Phaiaken Nausithoös - zoon van Poseidon, vader van Alkinoös Nestor - koning van Pylos, Griekse strijder in Trojaanse oor­

log; leermeester van Teleroaehos Nijl - rivier in Egypte, waar Menelaos langs komt op zijn te­

rugreis uit Troje Odysseus - koning van lthaka; held in Trojaanse oorlog; sym­

bool voor de zoeker in ons die af wil van de innerlijke strijd Ogygia - het bosrijke eiland van KaJypso Orestes - zoon van Agamemnon, die zijn vader wreekt door

diens moordenaar Aigisthos te doden Paris - prins van Troje, zoon van Priamos; ontvoerder van

Helena Pallas Athene - Zie: Athene Peisander - een van de honderdacht vrijers

248

Penelope - vrouw van Odysseus; symbool voor de kennende kant van de drempel

Phaiaken - volk dat afstamt van Poseidon; symbool voor het in stand houden van het onechte, het tijdelijke, het gekende

Pharos - eiland voor de monding van de Nijl, waar Menelaos de essentie leert ontmaskeren

Pheidon - koning der Thesproten Phemios - de zanger aan het hof van Odysseus Philoitios - de koeienhoeder van Odysseus; symbool voor de

scheppende kracht P lanktai - letterlijk: alles stukslaande rotsen; zij verpletteren

alles wat zich ertussen waagt; symbool voor het directe pad Polybos - een van de honderdacht vrijers Polyphemos - de cycloop, zoon van Poseidon, die door Odys­

seus verblind wordt; symbool voor de waarheid, het eeuwige Poseidon - god van de zee, ook Aardschokker genoemd; broer

van Zeus; symbool voor de droomloze slaap Priamos - koning van Troje, vader van Paris Proteus - oude god van de zee, dienaar van Poseidon; symbool

voor de essentie Pylos - plaats waar Nestor woont Scheria - eiland der Phaiaken; onmetelijk rijk sprookjesland

waar het onechte in stand wordt gehouden Skylla - rweelingmonster (met Charybdis); symbool voor de

weg van de overgave en het onafwendbare noodlot Sirenen- rwee halfvrouwelijke wezens met vogelachtig lichaam

en meisjeshoofd, berucht om hun verleidelijk gezang; sym­bool voor de eeuwige waaromvragen, kennis die nooit bevredigt

Sparta - koninkrijk van Menelaos Sunion - plek waar de stuurman van Menelaos dodelijk wordt

getroffen; symbool voor de ontmaskering van het doener­schap

Teiresias - de blinde ziener en profeet uit T hebe

249

Page 127: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Telemachos -zoon van Odysseus; symbool voor het egoloze kind in de eerste drie levensjaren; het spontaan herinneren van de essentie waardoor je op zoek gaat

Tenedos - plek waar Odysseus op de terugweg van Troje kiest om Agamemnon weer te volgen

Theoklymenos - ziener uit Pylos, die met Telemachos meer-eist naar lthaka

Thesproten - volk van koning Pheidon Thrinakia - eiland van Helios waar zijn runderen grazen Troje - welvarende stad, zetel van koning Priamos en inzet van

de oorlog tussen Grieken en Trojanen T yndareos - vader van Hele na Zeus - oppergod; symbool voor het eeuwige in jezelf, de es­

sentie, bron, bewustzijn, water

250

Woord van dank

Een boek over de Odyssee schrijven? Ik? Een woordblinde die Circe niet kan uitspreken en her dan maar over Zierikzee heeft? Onbegonnen werk dacht ik, maar Zeus had het anders met me voor en stuurde een stel uitslovers op mijn pad die mijn beeldtaal om hebben kunnen zetten in leesbare zinnen en er net zo lang aan gebeeldhouwd hebben tot er een boek uit te voorschijn kwam.

Allereerst dank ik Bob Snoijink die de kar getrokken heeft door de basis te leggen. Vervolgens hebben anderen geholpen om mijn natuurlijke aanleg mij in beelden uit te drukken in begrijpelijke woorden te vatten, die wel weer het beeld oproe­pen dat ik voor ogen had. Andrea Grevengoed, Hugo van der Meer, Albenine van Peursen, Peter van Steenwijk en Abram Werner wil ik danken voor hun vragen, liefde en geduld in dit proces.

Dat zijn er maar een paar, maar ik ben ervan overtuigd dat indirect de schare helpers vele malen groter is dan ik hier kan noemen.

En Zeus natuurlijk, want uiteindelijk hebben we er allemaal niets voor gedaan en gelaten.

Jan

251

Page 128: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Over de Auteur

Hagenaar Jan van Delden (1951) was de rechterhand van de Nederlandse leraar Wolter Keers. Die was op zijn beurt een leerling van Ramana Maharshi en Krishna Menon, twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van advaita-vedanta - de leer van her non-dualisme - in het India van de eerste helft van de vorige eeuw. Van Delden groeide op als een woord­blind bleekneusje in een bloemistengezin in de Haagse Spoor­buurt, die in de jaren zeventig een van de misdadigste wijken van Nederland was. Verbijsterd dat hij in zijn omgeving alleen maar het regendeel zag van de liefde waarvan in sprookjes­bocken sprake was, mat hij zich als kind her ideaal aan om als Zorro de wereld te verbeteren. Datzelfde idealisme deed hem uiteindelijk als maatschappelijk werker belanden in her open jongerenwerk voor de jeugd waartussen hij was opgegroeid. Die bestond voor een deel uit dieven, messentrekkers, agres­sieve junkies en alcoholisten. Hij dronk, rookte en werkte zich lenerlijk bijna dood, tot hij aan het eind van de jaren zeventig op een lezing van Keers belandde. 'Hoe komt her dat ik niet weer wat liefde is?' vroeg hij de gepensioneerde topambtenaar van de EEG, die in zijn vrije tijd advaira-onderricht gaf. 'Om­dat liefde het enige in de wereld is dat je nooit kunt vinden. Dar ben je,' antwoordde Keers. Vraag en antwoord smeedden een onvoorwaardelijke vriendschap tussen de gelikte Keers en de ongelikte Hagenees, die al gauw zijn duvelsroejager werd. In de aanloop van de jaren tachtig realiseerde Van Delden zelf

253

Page 129: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

de eenvoud van zijn ware natuur. Na de dood van Keers in 1985 dacht diens omgeving dat Jan zijn werk voort zou zet­ten, maar hij trok zich terug in wat nu advaira-centrum La

Rousselie is. Tegen het eind van het millennium stelde hij zich beschikbaar om aan zoekers door te geven wat hij zelf 'gratis en voor niets' had gekregen. Hij kroop uit zijn heremietschelp met de 'Stoelendans', een beeldende methode aan de hand van vier plastic ruinstoelen waarmee hij zoekers laar zien dat de stoelen van waaktoestand, droom en droomloze slaap stuk voor stuk illusoir zijn, want ze zijn afhankelijk van die ene, belangrijkste stoel: die van de eerste oorzaak, het bewustzijn, het zelf, het kennen, het absolute, God, Zeus, of hoe je het ook wilt noemen. Die stoel- het symbool van onze ware na­tuur- blijkt leeg te zijn. Er golfde op slag een waar springtij van zoekers naar Frankrijk. De Sroelendans blinkt uit door de humoristische eenvoud die Van Delden eigen is. Hij weet de meeste deelnemers er snel van te overruigen dat zelfrealisatie of verlichting geen ver, intellectueel ideaal voorbij de horizon is, maar dichterbij en nog sneller te bereiken dan je eigen huid. Inmiddels zijn er na de Sroelendans ook vervolgcursussen ont­staan: Het Doden van de Vrijers en Er Zijn.

Jan van Delden houdt lezingen en geeft cursussen in Neder­land, België en Frankrijk.

Zie voor meer informatie de website: www.ods.nl/la-rousselie of stuur een e-mail naar: [email protected]

Schrijven kan ook: Arti et Gaudio La Rousselie 24580 Plazac Frankrijk

254

Kennendheid Het hoofd helder, het hart mild en de handjes laten wapperen

...- Alexander Smit

Alexander Smit, ooit door Jan Foudraine de 'Spion van God' genoemd, woonde en leefde in Amsterdam aan de Prinsengracht.

Hij was een leerling van Nisargadatta Maharaj en heeft de Advaica cradicie van Nisargadatta op geheel eigen wijze voort­gezet. Nee als Nisargadatta was Alexander in zijn omgang met 'leerlingen' niet gemakkelijk.

Op bijeenkomsten eiste hij volledige aandacht bij wat er zich voltrok en nam geen genoegen met halve of onduidelijke ant­woorden op zijn vragen.

Alexander hield ervan om af en toe 'de knuppel in het hoender­hok te gooien' om vervolgens te zien war voor effect dit had!

Dit boek is een bloemlezing uit AJexander's werk.

Het bevat fragmenten uit de nieuwsbrieven van de Advaita Foun­dation, uit het boekje 'Bloesems' dat na zijn overlijden in een be­perkte oplage is uitgegeven, en tevens een selectie uit zijn boeken. In dit boek komt AJexander's compassie, zijn directheid, maar vooral zijn humor duidelijk over in de geselecteerde teksten.

ISBN: 90-77228-04-7

255

Page 130: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest

Voor een overzichc van onze andere ticels kum u kijken op

www.samsarabooks.com

of een folder aanvragen bij:

Samsara Diegeverij bv Herengracht 341

10 16 AZ Amsterdam

Telefoon: 020 - 5550366

Fax: 020- 5550388

E-mail: [email protected]

Page 131: Jan van Delden -  Terug van nooit weggeweest