Jaarverslag 2009 IN 20 MINUTEN - ECN - Your … Petten 12 feb Solland koopt innovatieve...
Transcript of Jaarverslag 2009 IN 20 MINUTEN - ECN - Your … Petten 12 feb Solland koopt innovatieve...
ECN 2009 IN 20+20MINUTEN
Jaar
vers
lag
In hooguit twintig minuten
loodst dit ECN jaarverslag 2009
u soepel door een veelheid aan
kennis- en technologieontwikkeling
voor een duurzame energiehuishouding.
Naast beperkte financiële verantwoording
treft u zeven ECN-pronkstukken die
noodzaak, tempo en richting tonen
voor een wereldwijde energietransitie.
Wie zich langer in dit vraagstuk wil
vastbijten kan voor verdieping terecht op
www.ecn.nl/jaarverslag2009
Prinselijk paar laat zich door ECN bijpraten op energietop Abu Dhabi
19jan
Advies: schoon wegverkeer vraagt krachtig beleid voor elektriciteit en waterstof
22jan
Nieuw softwareprogramma ‘Powermatcher’ legt basis voor slim stroomnet
6feb
Groen sein voor herstart reactor Petten
12feb
Solland koopt innovatieve zonneceltechnologie
apr
Jan Willem Erisman benoemd
tot VU-hoogleraar ‘integrale
stikstofproblematiek’
7mei
Open dag trekt ruim tweeduzend bezoekers
6jun
Frank de Bruijn betreedt nieuwe leerstoel ‘Gas Conversie Technologie’ in Groningen
1sep
Directie geeft startschot voor samen werking met prestigieus Amerikaans onderzoeksinstituut NREL
28mei
Wereldrecord voor het meest efficiënte zonnepaneel
28apr
Aan Jos Beurskens wordt eredoctoraat verleend voor uitzon derlijke bijdrage windonderzoek
18nov
ECN bepleit hoofdrol voor technologie tijdens VN-klimaattop Kopenhagen
1-18dec
Rob Kreiter ontvangt prijs voor baanbrekend onderzoek membraantechnologie
9okt
Balkenende beklimt windturbine tijdens bezoek aan testpark Wieringermeer
10sep
Chinese PV-gigant Yingli in zee met ECN voor nieuwe generatie zonnecellen
4jun
ECN in 2009
© ECN, 2010Overname van gedeelten of gehele teksten uit dit
jaarverslag is mogelijk met bronvermelding, mits
hiervoor schriftelijk of per mail toestemming wordt
gevraagd bij ECN, afdeling Corporate Communications.
In een groene versnelling de recessie uit. Dat was het thema dat
ik vorig jaar aanhaalde in het jaarverslag. Ik sprak mijn hoop uit dat
de verkiezingen van Barack Obama tot president van de Verenigde
Staten (VS) de aanzet zou zijn voor een Green New Deal: een
afspraak die korte metten maakt met zowel economische crisis als
de klimaatcrisis.
In 2009 is er helaas maar een bescheiden tandje bij gezet in de
strijd tegen klimaatverandering. De VN-klimaattop in de Deense
hoofdstad Kopenhagen (december 2009) hield nationale overhe-
den behoorlijk in hun greep. Met spanning werd er uitgekeken naar
de bijdagen van met name de VS en China. Hoewel de tijd nog niet
rijp bleek voor juridisch bindende klimaat afspraken hebben deze
landen gelukkig wel duidelijk gemaakt dezelfde routekaart naar een
duurzame toekomst te willen volgen.
Het is maar zeer de vraag of de 192 VN-lidstaten in Mexico (eind
2010) wel de handen op elkaar krijgen. Dit mag echter geen
beletsel zijn om in eigen land voortvarend door te werken aan de
transitie naar een CO2-arme economie. De recessie heeft het Ne-
derlandse besparingsdoel van 30% minder CO2 in 2020 schijnbaar
dichterbij gebracht, maar als we nu geen harde milieueisen stellen
en vaart maken met technologieontwikkeling, zitten we bij een aan-
trekkende economie zo weer op ons oude groeipad.
De scan die ECN in 2009 samen met het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL) maakte van het Nederlandse klimaatpro-
gramma ‘Schoon en Zuinig’ heeft een zeer heldere boodschap
neergelegd: zonder extra inspanningen worden de Nederlandse
klimaatdoelen (30% CO2-reducties, 20% energiebesparing en
20% duurzame energie in 2020) op de (middel)lange termijn
onmogelijk gehaald.
Deze opdracht moet in 2010 in de praktijk worden vertaald. Wach-
ten op de spelregels van een mondiaal klimaatverdrag levert te
weinig op. Tot die tijd is een stok achter de deur nodig, bijvoorbeeld
in de vorm van efficiëntie-eisen in milieuvergunningen of verplichte
CO2-afvangst en –opslag (ook wel Carbon Capture and Storage,
CCS) voor alle nieuwe kolencentrales en, op termijn, uiteraard ook
voor bestaande, tenzij die sneller gesloten gaan worden.
Als toezichthouder van ECN zie ik een zeer breed scala aan
energie technologieën en kennis tot ontwikkeling komen in de
Noord-Hollandse duinen van Petten en ver daarbuiten. ECN gooide
bijvoorbeeld hoge ogen met een membraan dat zeer energiezui-
nig water uit biobrandstoffen haalt of de sorptiekoeler die warmte
gebruikt om koude te genereren. Lang niet al deze technologieën
zijn voor het publiek even aansprekend, maar wie de tijd neemt zich
er in te verdiepen en de reeks toonaangevende nationale en vooral
ook internationale partners aanschouwt, weet dat er flinke stappen
gezet worden naar een nieuw en schoon energiesysteem.
De Raad van Toezicht vindt dat ECN de rol als gids, zowel in eigen
land als over de grenzen heen, nog duidelijker over het voetlicht
kan brengen. De overheid, het bedrijfsleven en consumenten
moeten in 2010 nog scherper op het netvlies krijgen welke grote
bijdragen zij nu al kunnen leveren en welke technologieën nog een
lange ontwikkelingstijd voor de boeg hebben. De brandstofcel of
elektrische auto met een actieradius van 800 kilometer, de goed-
kope en rendabele zonnecel of de onderhoudsvriendelijke wind-
turbine voor op zee zijn er simpelweg niet van vandaag op morgen.
Technologieontwikkeling vraagt een heldere visie op de toekomst,
geld en geduld.
ECN richt zich in deze globaliserende wereld terecht op samen-
werking met onderzoeksinstituten en inspanningen in andere
landen, zoals de VS en China. Bovendien mag trots melding
gemaakt worden van de Europese energie-alliantie EERA.
De Raad van Toezicht heeft grote waardering voor de inspanningen
en gedrevenheid waarmee de directie en medewerkers in 2009
invulling hebben gegeven aan de steeds belangrijker wordende
missie van ECN.
Prof. dr. Ruud Lubbers
Voorzitter Raad van Toezicht ECN
Stok achter de deur
De innovatiemotor van ECN had een koude start. Het economisch
noodweer eind 2008 trok flinke sporen tot ver in het tweede
kwartaal van 2009. Partnerschappen met bedrijven bijvoorbeeld,
werden plotseling in de ijskast gezet of zelfs volledig geschrapt.
Doorzettingskracht en creativiteit van het ECN-personeel zorgen
er in de tweede helft van het jaar echter voor dat de achterstand
wordt ingelopen. Er worden zelfs meer projecten binnengehaald
dan verwacht. De directie, Ton Hoff, Kees van der Klein en Gerald
Santing, ziet in deze ‘revanche’ de noodzakelijke veerkracht die
het energieonderzoek nodig heeft.
Financieel resulteerde 2009 in een hogere, geconsolideerde
omzet van € 140,7 miljoen ten opzichte van 2008 (€ 132,0 miljoen).
Hierover werd net als in 2008 een nihil resultaat behaald.
De loonkosten stegen licht als gevolg van de algemene indexering.
Aan de pensioenvoorziening werd ruim € 2 miljoen toegevoegd
voor indexatie. Voor elke euro omzet moest wel veel intensiever
acquisitie worden gevoerd met als gevolg extra kosten. Naast een
vaste overheidsbijdrage is meer dan de helft van het ECN-budget
afhankelijk van project financiering uit Den Haag, Brussel en via de
industrie. Door de tijdelijke vraaguitval van de industrie, zag de di-
rectie zich genoodzaakt een stringenter personeels beleid te voeren
en aan te sturen op meer kostenbewustzijn. Toch werd in 2009 de
basis gelegd voor een imposante reeks nationale en internationale
partnerschappen met het bedrijfsleven. Twaalf van deze pronkstuk-
ken zijn bijeengebracht in een speciaal boekwerkje:
De twaalf diamanten van ECN.
In 2009 verstevigt ECN voorts haar onderzoeksnetwerk. Zo klinkt
het officiële startschot van het onderzoeksprogramma Advanced
Dutch Energy Materials (Adem). Met steun van het ministerie van
Economische Zaken (euro 30 mln) gaat ECN samen met de drie
technische universiteiten in Delft, Eindhoven en Twente gedurende
vijf jaar intensief onderzoek doen naar tweede generatie energie-
technologieën. De directie tekent tevens een intentieovereenkomst
met het prestigieuze Amerikaanse onderzoekcentrum NREL (Nati-
onal Renewable Energy Laboratory) in Colorado. De beide institu-
ten zijn van plan intensief samen te gaan werken op beleidsstudies,
biomassa, windenergie en zonne-energie.
Op het eigen continent krijgt de Europese onderzoeksalliantie
EERA (European Energy Research Alliance) in 2009 groen sein om
uit te breiden binnen de zogenaamde Strategic Energy Technology
(SET) agenda. ECN koppelt als EERA-voorzitter de nationale
onderzoeksprogramma’s aan elkaar. (Inter)nationale samenwerking
biedt daarnaast een uitgelezen kans voor de energieonderzoekers
om tijdelijk hun licht elders op te steken. Deze kruisbestuiving
werkt geweldig verbredend. Daarnaast is het een ervaring die
medewerkers een leven lang bijblijft.
De omvangrijke transitie naar een duurzaam energiesysteem kent
geen ‘silver bullet’. Dit dwingt ECN en andere onderzoeksinstel-
lingen om een breed portfolio op te bouwen, hetgeen een sterkte
is, maar ook een zwakte. De vraag ligt voor tot meer focus te
komen en de resultaten sneller naar de markt te brengen.
Het personeelsbestand van ECN en NRG steeg in 2009 licht van
1.021 (2008) naar 1.029 medewerkers. Verreweg het merendeel
van het ECN personeel, ruim 80% is tevreden over zijn werk, zo
blijkt uit een intern onderzoek. In 2009 zijn de nieuwe functie-
profielen en beoordelingssystemen volledig toegepast. Wat rest is
een passend beloningsbeleid.
2009 was wederom een zeer enerverend jaar voor ECN's doch-
terbedrijf NRG (Nuclear Research and consultancy Group). Nadat
in 2008 de Hoge Flux Reactor (HFR) plotseling moest worden
stilgelegd, stond 2009 in het teken van een tijdelijke herstart. In
2010 vindt een grondige reparatie plaats. Deze ingreep moet ervoor
zorgen dat de HFR nog enkele jaren vlekkeloos draait, alvorens de
ultramoderne reactor Pallas in gebruik genomen kan worden. In
2009 startte NRG de voorbereidingen en procedures voor Pallas.
Met kritische blik bekijkt de ECN-top tenslotte de Haagse crisis-
plannen om de uit het lood geslagen overheidsfinanciën op orde te
krijgen. De mogelijke korting van circa 20% op onderzoeksbudget-
ten voor de energietransitie is niet op zijn plaats. Nú bezuinigen
betekent een grote streep door toekomstige besparingen en door
de duurzaamheidsdoelen in en na 2020. Naast deze bezuinigings-
slag wordt de overheidsbijdrage hoe dan ook euro 1,4 mln terugge-
bracht in 2010. In combinatie met de langverwachte aankondiging
het EOS-programma (Energie Onderzoek Subsidie) grondig te her-
zien, zorgt dit voor onzekerheid over prioriteiten. Om de eventuele
beleidsverschuivingen voor te blijven, kijkt de directie daarom met
extra aandacht naar projectwerving en een uitbreiding van de com-
merciële activiteiten. Deze taak zal het driekoppige directieteam
in de loop van 2010 overdragen aan een compleet nieuwe ECN-
directie. Zij kunnen rekenen op een zorgvuldige inwerkperiode
maar mogen daarna zonder bemoeienis van de oude bestuurs leden
de lijnen tekenen. Niet op de laatste plaats bedankt de directie alle
ECN-medewerkers voor hun enthousiasme en inzet in 2009
Ton Hoff, Directievoorzitter
Kees van der Klein, Adjunct-directeur
Gerald Santing, Adjunct-directeur
Behoedzaam en optimistisch
Verplichtend beleid kan de
klimaat ambities van de overheid beter borgen
Beleidsstudies
‘Puzzling for the Powering’ zo vat Remko Ybema de belangrijkste taak van zijn unit Beleidsstudies het liefst samen.
‘Wij zijn onafhankelijke adviseurs voor overheden en bedrijven die hoogwaardige, actuele en geobjectiveerde
inzichten verschaffen voor het beleid. Op deze manier voorzien we de politieke arena van de benodigde munitie
voor beleidsbesluiten. ’Een geslaagd voorbeeld van deze taak is in 2009 de Verkenning van het Nederlandse
klimaatprogramma Schoon en Zuinig. In dit beleidspakket staat dat Nederland in 2020 ten minste 20% hernieuw-
bare energie aanboort, 30% minder CO2 uitstoot en 20% energie bespaart ten opzichte van 1990.
Samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rekende ECN in 2009 een breed scala aan effecten van
Schoon en Zuinig door en kwam tot de ontnuchterende conclusie dat de overheid de energie- en klimaatdoelen
voor 2020 niet haalt. ‘Schoon en Zuinig sorteert substantiële effecten, maar zelfs met de voorgenomen intensi-
vering van het huidige instrumentarium worden de doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing niet
bereikt’, zo stelt het rapport. De onderzoekers wijzen op tal van onzekerheden in het Nederlandse klimaatbeleid.
Zo is er onduidelijkheid over het effect van vrijwillige convenanten met de industrie en energiesector voor ener-
giebesparing, de Europese emissiehandel, de financiering van groene elektriciteit en het beleid in de transport-
sector (kilometerbeprijzing en biobrandstoffen).
ECN en PBL suggereren ten slotte dat de klimaatambities beter geborgd zouden zijn als er meer verplichtend
beleid komt. ECN onderzoekt daarom aanvullende maatregelen. Zo is er bijvoorbeeld een studie gedaan naar de
invloed van zogenaamde ‘Witte Certificaten’. Dit is een systeem van verhandelbare besparingsverplichtingen dat
sinds enkele jaren succes oogst in landen als Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Denemarken. Het moet leve-
ranciers van elektriciteit en gas aanzetten om besparing af te dwingen in een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld
huizenbezitters. 2010 wordt het jaar waarin Nederland tot een wezenlijke verbetering van de beleidsinstrumenten
kan komen, gelooft Ybema. De resultaten van de Verkenning Schoon en Zuinig vormen volgens de unitmanager
de juiste opmaat voor beleid dat ‘echt verschil maakt’.
Ton van Dril, groepsleider Nationale Energie- en Emissiestrategie, werkte in 2009 met ondermeer zijn team aan de totstandkoming van de verkenning van het klimaat programma ‘Schoon & Zuinig’.
Beleidsstudies
Kanteljaar‘Er wordt beter doorgekeken en doorgevraagd’, stelt Ybema. Terugkijkend op 2009 ziet hij een duidelijke
kanteling. ‘Tot eind 2008 werd er nog weinig kritiek geleverd op het Nederlandse klimaat beleid.’ Het afgelo-
pen jaar sloeg de stemming echter om en raakte een steeds bredere groep ervan door drongen dat de klimaat-
doelen voor 2020 met de huidige inzet onhaalbaar is en dat er méér nodig is. Ybema ziet in deze ontwikkeling
een mogelijkheid om nieuwe constructieve stappen te zetten. ‘De euforie is wat geslonken waardoor er is een
beter inzicht is ontstaan in technologieontwikkeling.’Als voorbeeld noemt hij de belofte van de elektrische auto.
‘Mensen weten nu dat deze ontwikkeling niet van vandaag op morgen plaatsvindt.’
Teleurgesteld is hij over de uitkomsten de VN-klimaattop in de Deense hoofdstad Kopenhagen (december
2009). De verwachtingen waren aan het einde van 2009 al behoorlijk getemperd, maar het is echt jammer
dat niet meer is bereikt. De unitmanager zegt zelf steeds meer geïnteresseerd geraakt te zijn in ‘governance’.
‘De vraag hoe overheden, bedrijven en burgers het beste kunnen samenwerken en welke instituties nodig
zijn om de ingrijpende transitie naar een ander energiesysteem te gaan inbedden boeit me. Een land als
Groot-Brittannië, waar een klimaatwet is aangenomen, heeft al een behoorlijke stap gezet.’
Er kan in Nederland een fundamentele discussie gevoerd worden over de noodzaak om scherpere
innovatiekeuzes te maken. ‘We zijn een klein land, we kunnen maar bij een paar innovatieve technieken-
verschil maken.’ Ook volgens Ybema laat de overheid het meer blijken dat het menens is. ‘We moeten niet
blijven steken op subsidies voor de goedwillende voorhoede. De regel is simpel:
de vervuiler betaalt en achterblijvers moeten een duidelijke prikkel voelen.’
In 2009 heeft de unit Beleidsstudies veel gerekend aan scenario’s voor windparken op de Noordzee.
‘Er zijn op dit vlak echt stappen gezet. Een jaar geleden was het beleid versnipperd, nu zijn de plannen veel
beter afgestemd.’ Daarnaast zijn er diverse studies gedaan naar internationale klimaatvraagstukken. Bijvoor-
beeld naar het opzetten van educatie- en trainingsprogramma’s voor energie- en klimaatbeleid in Indonesië
en andere ontwikkelingslanden.
Tweede generatie
biomassa zit voedselp roductie geen haarbreed
in de weg
Biom
assa, Kolen en M
ilieuonderzoek
‘Het jaar dat de discussie over grootschalige inzet van biomassa en de vermeende concurrentie met de
voedselvoorziening eindelijk luwde’, concludeert Jan Willem Erisman, unitmanager Biomassa, Kolen en
Milieu onderzoek, terugkijkend op 2009. Voor hem staat als een paal boven water dat grootschalige inzet van
tweede generatie biomassa voor stroom of brandstof de voedselproductie geen haarbreed in de weg hoeft
te leggen en noodzakelijk is om de klimaatdoelen te halen. ‘Natuurlijk moeten er scherpe criteria worden
gesteld aan de oorsprong en het gebruik van biomassa, maar als dat systeem eenmaal bestaat, moet de inzet
ambitieus zijn.’ Erisman hoopt dan ook dat de Nederlandse overheid de komende jaren minder terughoudend
zal zijn in het uitrollen van beleid, zeker als het gaat om geïmporteerde duurzame biomassa.
In 2009 slaagden de medewerkers van Erisman er in om gedurende tweehonderd uur 'Groen gas' te maken
in de eigen laboratoriuminstallatie. Deze verdienste legt de basis voor een flinke schaal vergroting. Zoals het er
nu naar uitziet gaat ECN in 2010 samen met afvalverwerker HVC en machinebouwer Dahlman uit Maassluis
een demonstratiefabriek (10 megawatt, MW) ontwikkelen voor de productie van stroom, warmte en later
Groen gas uit sloophout. Voor de demo worden er twee ECN-technologieën ingezet: de Milena-vergasser en
de Olga-teerverwijderaar. Deze gecombineerde installatie, die volgens de planning in 2012 klaar is, moet als
ontwikkelingsstap gaan dienen voor een nog veel grotere fabriek (50 MW) die hoogwaardig Groen gas aan
het gasnet of voor transport toepassingen gaat leveren.
De Milena-vergasser is specifiek ontwikkeld voor de omzetting van tweede generatie biomassa (sloophout,
parkafval en landbouwresten). De door ECN ontwikkelde en door Dahlman gebouwde Olga zuivert het gas
uit de Milena door de teer te verwijderen. Omdat biomassavergassing plaatsvindt bij lagere temperaturen dan
bijvoorbeeld kolenvergassing, ontstaat er teer dat zorgt voor verstoppingen in de installatie. Olga voorkomt dit
en zorgt ervoor dat het gas schoon genoeg is voor toepassing in een gasmotor. De overige reinigingsstappen
die nodig zijn om Groen gas te maken worden nu ontwikkeld voor de voorgenomen tweede demo met HVC in
Alkmaar. Hiermee zal maar liefst 70% groen gas worden gemaakt. ‘De Nederlandse markt is bij uitstek geschikt
voor Groen gas’, aldus Erisman. ‘Niet alleen voorziet gas in 46% van de Nederlandse energiebehoefte, we
hebben ook ‘s werelds meest uitgebreide gasnetwerk en liggen strategisch als mainport in een internationaal
logistiek netwerk.’
Groepsleider Syngas & SNG Bram van der Drift ontwikkelt met zijn groep, HVC en Dahlman de eerste Nederlandse demonstratiefabriek voor Groen gas.
Biom
assa, Kolen en M
ilieuonderzoek
Meer impactECN en andere bedrijven gaan in 2010 gezamenlijk optrekken om de mogelijkheden van biomassa in de
schijnwerpers te zetten. Erisman: ‘Slim gebruik van duurzame bio-energie kan een enorme impact hebben
op het systeem. Een koppeling van Groen gas productie en/of groene stroomopwekking met CO2-afvang
en -opslag bijvoorbeeld, levert netto een behoorlijke besparing van het broeikasgas op.’ Om te zorgen dat
voldoende biomassa op een effectieve manier verwerkt kan worden, werkt ECN aan een technologie die
de diverse soorten biomassa opwerkt tot een uiterst brandbaar materiaal: torrefactie. Bij deze methode
wordt (droge) biomassa min of meer geroosterd (circa 300 graden) in een zuurstofloze omgeving. Hierdoor
verandert de vezelstructuur waardoor het zijn mechanische sterkte en veerkracht verliest en verandert in
een soort brandbaar poeder. Het brosse, getorreficeerde materiaal heeft een zeer hoge energie-inhoud, kan
gemakkelijk tot kleine brokjes worden geperst en is ongevoelig voor vocht. In 2009 stond een schaalvergro-
ting van de torrefactie-technologie gepland, maar door het faillissement van industriepartner Econcern uit
Utrecht trad er enige vertraging op. ‘Gelukkig hebben andere concerns ook hun oog laten vallen op deze
technologie en willen ze er in investeren’, zegt Erisman.
De groep Luchtkwaliteit en Klimaatverandering boekte in 2009 vooruitgang met Marga: Monitoring
Instrument for AeRosols and GAses. Marga kan de samenstelling van de atmosfeer meten en wordt nu
geschikt gemaakt voor meting van roetdeeltjes. Roet geldt als toxisch fijnstof met een sterk opwarmend
karakter. Zodra Marga zijn werking heeft bewezen, kunnen de roetmetingen worden gecombineerd met
andere metingen om de effecten van roetdeeltjes te kwantificeren. Een ander wapenfeit van Milieuonder-
zoek in 2009 was de studie naar het gebruik van zogenaamde zandwinputten. Dit zijn kuilen waar vroeger
zand werd afgegraven voor de bouw. Deze onnatuurlijke en veelal diepe putten werden vanwege hun
onvriendelijke karakter dikwijls later weer gevuld met afgedankte bouwgrond. Deze praktijk werd aan een
deskundig panel (met Rob Comans van ECN) voorgelegd dat zich boog over de gevolgen voor de bodem-
kwaliteit. Het panel oordeelde dat deze dumping in uiterwaarden niet zo veel kwaad kan, maar binnendijks
en in kwetsbare gebieden in het vervolg beter niet kan plaatsvinden.
Opmerkelijk was verder de studie die ECN voor Rijkswaterstaat uitvoerden naar het nut van vegetatiestroken
langs de Nederlandse snelwegen. Uit metingen bleek dat een groenstrook langs de snelweg eerder een
negatief dan een positief effect heeft op de luchtkwaliteit dichtbij die wegen. Ten slotte ontwikkelde ECN
samen met MediaMonks een computertool die mensen in staat stelt hun eigen stikstof-voetafdruk te bepalen
op basis van hun consumptiepatroon. ECN slaagt er steeds beter in de schadelijke milieueffecten van een
verstoorde stikstofcyclus, door bijvoorbeeld massaal gebruik van kunstmest en de grootschalige verbranding
van fossiele brandstoffen, bloot te leggen.
maat regelen voor energie
besparing winnen flink aan belang
Efficiency & Infrastructuur
Met een forse groei aan duurzame energie alleen zullen de klimaatdoelen in 2020 niet worden gehaald.
Omdat de energievraag navenant toeneemt, zal er tegelijkertijd veel spaarzamer met energie moeten worden
omgesprongen dan nu het geval is. ‘Deze boodschap is gelukkig geland in 2009’, zegt Martin Scheepers,
unitmanager Efficiency & Infrastructuur (E&I). Hij is blij dat zijn specialisme – energiebesparing en integrale
aanpassing van energiesystemen – het afgelopen jaar daarom flink aan belang gewonnen heeft. De overstap
naar meer energie-efficiëntie vraagt om een volstrekt andere kijk op energiesystemen. Scheepers noemt
het simpele voorbeeld van een energiezuinig huis. ‘Wie achteraf een zonneboiler wil installeren moet er
ontzettend veel tijd en geld in steken. Als dit direct in de bouw wordt meegenomen, valt het plaatje geheel
anders uit.’ Ingrijpende aanpassingen zijn ook nodig bij energie-intensieve industriële processen en voor nog
grotere energiesystemen zoals de elektriciteitsinfrastructuur. Wanneer meer zonnepanelen op de Nederlandse
daken verschijnen, windparken op zee verrijzen en stroomproducerende HRe-ketels worden geïnstalleerd,
moet het elektriciteitsnet ingrijpend worden aangepast.
In 2009 heeft E&I diverse onderzoekspilots afgerond met het eigen software programma dat vooruitloopt op
deze ontwikkeling: de PowerMatcher. Deze technologie brengt intelligente sturing aan in vraag en aanbod
door logische verbindingen te leggen tussen aanbieders en afnemers van zowel groene als grijze stroom.
Zo zorgt de PowerMatcher er bijvoorbeeld voor dat een wasmachine of -droger automatisch inschakelt
wanneer het hard waait. Windturbines produceren op dat moment een enorme hoeveelheid goedkope
elektriciteit. De consument ziet hierdoor zijn energiekosten afnemen en netbedrijven hoeven minder grote
fluctuaties op het netwerk weg te werken.
De PowerMatcher is ook uitermate geschikt voor het slim opladen van de nieuwe elektrische en hybride
‘plug-in’ auto’s. Wanneer een groot deel van de Europese bevolking straks elektrisch rijdt, zorgt dit naar
verwachting rond etenstijd voor een enorme piekbelasting op het stroomnet. Iedereen zal namelijk geneigd
zijn bij thuiskomst zijn auto aan de lader te koppelen. De PowerMatcher kan dit reguleren.
Bart Rossien werkt als wetenschappelijk medewerker mee aan de software voor Powermatcher die energievraag en -aanbod intelligent op elkaar afstemt.
Efficiency & Infrastructuur
Saai maar effectief‘Besparen op verlichting, verwarming en koeling. Dat is een essentiële discussie, maar vanuit beleidsoog-
punt niet erg sexy’, aldus Scheepers. Met veel interesse kijkt hij naar de Haagse plannen voor stimulering
van het energieonderzoek. ‘Durven de beleidsmakers te kiezen voor de ‘saaie’ besparingsmaatregelen en
structurele aanpassingen voor de lange termijn, of worden het toch weer de ‘zichtbare’ en voor de hand
liggende duurzame energieproductietechnologieën die voorrang krijgen?’ vraagt Scheepers zich hardop af.
De afdeling E&I maakt die keuze volgens de unitmanager wel. ‘Wij kijken waar de grootste slag behaald
kan worden. Woningbouw is een goed voorbeeld. Nieuwe of te renoveren huizen staan er over vijftig jaar
nog steeds, dus moet je zorgen dat ze volledig up-to-date zijn. Dat betekent dat ze nu zo energiezuinig
mogelijk, en in de toekomst volledig energieneutraal gemaakt moeten, door toepassing van nieuwe duur-
zame energie- en besparingstechnologieën.
Een goed voorbeeld van een energie-efficiënte technologie is de bij E&I ontwikkelde SoCool. De SoCool is
een zogenaamde sorptiekoeler die op basis van water en silicagel laagwaardige warmte gebruikt om koude
te genereren. Na een uitgebreide testfase in het lab staat het apparaat – een prototype van 2,5 kW (nu nog)
ter grootte van een tafelmodel koelkast – sinds de zomer in een van de testhuizen op het ECN-terrein. Op
dit moment voeren de ontwikkelaars gesprekken met de industrie voor het implementeren en opschalen van
deze toepassing. ‘Naast de gebouwde omgeving zijn er ook enorme besparingen te behalen in de industrie’,
zegt Scheepers. Omdat het in deze sector doorgaans nog kapitaalsintensiever en ingrijpender is om iets aan
de energie-efficiëntie te doen, koerst E&I op een slimme inpassing van de besparende technologie in combi-
natie met een verbetering van het eindproduct.
Zo ontwikkelden de medewerkers van Scheepers een nieuw type hybride membraan waarmee water ge-
makkelijk uit oplosmiddelen en biobrandstoffen gehaald kan worden, zonder dat het al te veel energie kost.
Dit membraan, de Hybsi genaamd, bestaat niet alleen uit silica (keramisch) maar ook uit een organische
deel, waardoor een hybride materiaal overblijft. Hybride en silica, maakt HybSi. Grote chemieconcerns zoals
Sabic, Shell en Akzo Nobel hebben interesse in het nieuwe membraan.
‘Langzaamaan wordt het duidelijk hoe belangrijk energiebesparing is’, aldus Scheepers, ‘de trend gaat de
goede kant op’. Hij vindt wel dat eindgebruikers nog kritischer mogen worden. ‘De maakindustrie vraagt
zich namelijk gewoon af: is er markt voor mijn product en kan ik het tegen een goede prijs verkopen.
Als de eindgebruiker eisen stelt, zal de producent daaraan gaan voldoen.’
MKBbedrijven met innovatie
vouchers weten e&S steeds
beter te vinden
Engineering & Services
De unit Engineering & Services (E&S) is een unieke unit binnen ECN omdat zij voornamelijk ondersteuning
biedt aan andere units of externe partijen, denk aan de bouw van experimentele installaties, gegevensver-
werking of materiaalkarakterisering. Ongeveer eenderde van zijn diensten biedt E&S aan externe partijen,
de rest is intern. ‘Deze verhouding is in 2009 een beetje gaan schuiven, we doen steeds meer voor bedrijven
buiten ECN. Ook MKB-bedrijven die gebruik maken van de innovatievouchers van de overheid weten ons
steeds beter te vinden’, aldus Saurwalt.
Toch heeft Saurwalt nog een specialisme waarmee zijn unit zich onderscheidt: de 14Credits-methode. Dit is
een service die het aandeel jonge (niet fossiele) CO2 kan meten in rookgassen. Bedrijven die meedoen aan
het emissiehandelssysteem zijn enorm gebrand op dergelijke informatie. Als namelijk blijkt dat ze veel 'jonge'
CO2 uitstoten, hoeven ze minder CO2 emissierechten te betalen.Het afgelopen jaar is E&S bezig geweest
om deze gepatenteerde meetmethode te demonstreren in de Benelux, Duitsland en het Verenigd Konink-
rijk. Als alles naar wens verloopt, en de technologie wordt gecertificeerd, kan het bedrijfsleven de 14Credits
methode in 2012 gebruiken bij de emissie handel. De 14Credits-methode steunt op hetzelfde principe als de
traditionele C14-ouderdomsbepaling van schilderijen of archeologische vondsten. Hierbij wordt gezocht naar
aanwezigheid van koolstof-14-isotopen (C14-isotopen). Komen deze niet of nauwelijks voor, dan is er sprake
van een oud object.
Fossiele brandstoffen bevatten ook nagenoeg geen C14-isotopen, in tegenstelling tot biogene brandstoffen
zoals biobrandstoffen en waterzuiveringsslib. Door C14-isotopen te tellen kan daarom nauwkeurig worden
aangetoond welke mix van fossiele en niet-fossiele brandstoffen er bij bedrijven uit de schoorstenen komt.
Bedrijven met interesse voor deze ECN-technologie, krijgen de 14Campler geïnstalleerd. Dit is een apparaat
dat gedurende enkele dagen tot een maand kleine beetjes CO2 opslaat. Deze monsters worden vervolgens
door ECN verwerkt en aan het bedrijf gerapporteerd. Met de 14Credits-methode heeft ECN volgens
Saurwalt een veel nauwkeuriger methode in handen dan het gebruikelijke meetwerk dat (vooralsnog)
tijdens de brandstofaanvoer bij centrales gebeurt.
Frits Bakker en Marco Geusebroek werken als adviseur en medewerker aan de betere meetbaar-heid van CO2 via de 14Credits methode. Tijdelijke installatie van de afgebeelde 14Campler is nodig.
Engineering & Services
Oog voor detailMet een simpel voorbeeld toont Saurwalt aan hoe subjectief er op dit moment wordt bepaald of een
brandstof ‘ groen’ is, of ‘ grijs’, oftewel fossiel. Voor de verbanding van autobanden voor de cementindustrie
worden geen groencertificaten aangevraagd. Strikt genomen zou dit wel moeten, uit C14-metingen blijkt
namelijk dat de banden voor 10%-30% uit jonge C bestaan (natuurrubber) en dus als groene brandstof
zouden moeten worden erkend. Bij biodiesel is het precies andersom. De overheid beschouwt dit als 100%
groene brandstof, terwijl er ongeveer 10% methanol van fossiele oorsprong in zit.
Een ander onderwerp waar de unit E&S in 2009 veel aandacht mee trok is de samenwerking met LED-
producent Alenco uit Heerhugowaard. Samen met dit MKB-bedrijf ontwikkelde ECN eerder al een
vernieuwd armatuur voor LEDs, dat volledig bestand is tegen koude en vocht. In 2009 slaagden de partijen
er vervolgens in de prijs van deze nieuwe technologie aanzienlijk te verlagen. Met dit resultaat hoopt Aleco
nu nieuwe markten aan te boren voor industriële toepassingen. Denk aan koelhuizen die te kampen hebben
met haperende TL-verlichting, buitenverlichting en in de toekomst misschien ook offshore toepassingen.
Een andere belangrijke efficiëntieslag behaalde E&S in 2009 voor Fokker. Gezamenlijk werd een methode
ontwikkeld waarmee sneller en goedkoper de kwaliteit van verlijming van aluminiumdelen bepaald kan
worden. In de vliegtuigindustrie is de controle op de hechting van de ‘lijm’ in de constructie heel belangrijk.
De nieuwe methode is gebaseerd op een weerstandsmeettechniek die normaliter voor corrosiemetingen
gebruikt wordt. Het project is nog volop in ontwikkeling, meer onderzoeksresultaten worden de komende
periode verwacht.
Waterstof en Schoon Fossiel
‘We zijn niet getrouwd met een technologie, maar gericht op oplossingen’, zegt Frank de Bruijn van de unit
Waterstof en Schoon Fossiel. Als geen andere unit binnen ECN heeft hij de afgelopen tijd accentverschuivingen
in zijn onderzoeksgroep meegemaakt. De publieke aandacht voor waterstof en brandstofceltechnologie leek in
2009 bijna van de radar te zijn verdwenen, terwijl de belangstelling voor CO2-afvang en ondergrondse opslag
flink aanwakkerde. De Bruijn: ‘ECN en industrie blijven hard aan beide opties werken, in lange termijn onder-
zoek moet je je niet teveel aantrekken van de publieke ‘hype-cycles’.’
Er werken nu circa dertig ECN-medewerkers aan de ontwikkeling van CO2-afvang technologieën. In 2002
waren dat er vijf. Veel van deze werkzaamheden vinden plaats onder de vlag van Cato-2. Dit is een groot-
schalig Nederlands onderzoeksprogramma naar alle facetten van CO2 afvang, transport en opslag, ook wel
CCS - Carbon Capture and Storage - genoemd. Bijna veertig partners zijn betrokken bij Cato-2, onder hen
grote multinationals zoals Shell, Siemens en RWE maar ook onderzoeks instituten zoals ECN, TNO en TU
Delft. Al deze partijen vinden dat CCS op relatief korte termijn op relevante schaal gedemonstreerd moet
worden. Op deze manier kan ervaring opgedaan worden die nodig is voor de grootschalige toepassing bij
elektriciteitsproductie en in de chemische industrie.
Daarnaast moet nog veel onderzoek worden gedaan naar processen die de vooralsnog dure afvang efficiën-
ter kunnen maken. Een belangrijke specialisatie van ECN ligt bij CO2-afvang voor de verbranding met behulp
van membraanreactoren, een soort scheidingsinstrumenten voor waterstof en CO2. ‘Op basis van systeeme-
valuaties komt de membraantechnologie als zeer aantrekkelijke oplossingsrichting naar voren. Hiermee kan
tijdens de ‘reforming’ van aardgas of tijdens de water-gas–shift-reactie namelijk zuiver waterstof worden
afgescheiden en houdt men ook een CO2-rijk mengsel over’, zegt De Bruijn. Hoewel deze scheidingstechno-
logie materiaaltechnisch een lange adem nodig blijkt te hebben, is er in 2009 toch een belangrijke voortgang
geboekt. In samenwerking met de unit Efficiency & Infrastructuur toonden de medewerkers van De Bruijn
aan dat membraanmodules stabiel bedreven kunnen worden gedurende honderden uren, zonder noemens-
waardig verlies aan scheidingsvermogen. De Bruijn: ‘De complexiteit is zodanig dat men met brede interne
en externe samenwerking pas tot resultaten komt.’
Daan Jansen werkt als programmaleider vanuit ECN aan membraantechnologie onder de vlag van het Nederlandse Cato-2 samenwerkingsverband van ruim veertig partners.
Complexiteit CO2 afvang en opslag noodzaakt brede
samenwerking
Waterstof en Schoon Fossiel
Politiek beladenDe komende jaren gaan de medewerkers van De Bruijn zich nog meer richten op de afvangst van CO2 bij
kolencentrales. ‘Dit is niet alleen een uitdaging omdat het technisch ingewikkeld is en behoorlijk duur, maar ook
omdat het in het centrum van een hevige maatschappelijke discussie staat’, zegt De Bruijn. ‘Wat betekent een
verplichting dat een nieuwe kolencentrale capture ready moet zijn en hoe moet die nieuwe centrale er uit zien?’
ECN heeft een breed onderzoeksportfolio voor CCS. Zowel technologieën waarbij er voor verbranding
(precombustion) als na de verbranding (post combustion) CO2 wordt afgevangen worden bekeken.
Ook is er nog geen technologiekeuze gemaakt tussen scheiding van gassen door membranen of juist
door middel van adsorptie.
De Bruijn hoopt dat in de aandacht voor CO2-afvang en -opslag in 2010 wat meer naar de afvang zal
verplaatsen. ‘Op dit moment is ondergrondse opslag hét heikele punt, terwijl technologisch en financieel
juist de afvang cruciaal is.’ Ook zou hij graag zien dat de inzet van CCS wat minder politiek beladen wordt.
‘Alleen dan is er nog een kans om de klimaatdoelen te halen.’ Binnen het Waterstofprogramma werd in
2009 een diepgravende studie gedaan naar de mogelijkheden voor het uitrollen van een netwerk van
waterstoftankstations in Nederland. Aan dit project, THRIVE (Towards a Hydrogen Refuelling Infrastructure
for Vehicles) nemen naast ECN ook Shell Hydrogen, Linde Gas Benelux en TNO deel.
Ook werkt ECN intensief samen met de Deense waterstofspecialist IRD om op een duurzame manier
waterstof te maken. In Denemarken wint de waterstofproductie razendsnel aan belang omdat het land
steeds regelmatiger te maken heeft met een overschot aan elektriciteit uit wind. Waterstof blijkt een
veel belovende opslagmethode. De aandacht voor CO2-afvang en ondergrondse opslag is de laatste jaren
enorm toegenomen.
internationaal is het
bedrijfsleven de aanjager
voor wind op zee
Windenergie
‘Een kleine revolutie’, noemt unitmanager Theo de Lange van Windenergie de in 2009 beklonkensamenwerking
in het windconsortium FLOW (Far and Large Offshore Wind). ‘Voor het eerst zijn het niet de kennisinstituten
die zich als voortrekker opwerpen in een groot onderzoeksproject, maar het internationale bedrijfsleven.’ Op 2
september 2009 klonk het officiële startschot van FLOW. Hoewel de deelname van de Duitse energiereus RWE
doet vermoeden dat er sprake is van een internationaal project, richt het consortium zich in de eerste plaats
op Nederland. Om precies te zijn de Nederlandse Noordzee, maar liefst 75 km uit de kust bij Callantsoog. Hier
moet tegen 2013 een groot demonstratiepark verrijzen, met circa zestig windturbines die een hoeveelheid elek-
triciteit leveren die gelijk staat aan het verbruik van 100.000 en 300.000 huishoudens.
Nergens op de wereld zijn windparken operationeel die zo ver uit de kust liggen en geïnstalleerd moeten
worden op een diepte van 30-35 meter. Vanaf de Noord-Hollandse kust is het windpark dan ook niet zicht-
baar. FLOW is een breed consortium waaraan naast RWE en ECN ook Darwind (XEMC), 2-B Energy, Eneco,
IHC Merwede, de TU Delft, Ballast Nedam, Van Oord en Tennet deelnemen. Zij hopen allemaal cruciale
kennis op te doen in dit unieke onderzoeksprogramma, om zo toekomstige parken veel goedkoper te
kunnen bouwen. De Nederlandse overheid wil in 2020 de productie capaciteit op zee hebben opgeschroefd
van ruim 200 megawatt (MW) nu naar ten minste 6000 MW.
De industriële partijen bepalen de onderzoeksvragen en betrekken ECN en TU Delft als kennis leveranciers.
RWE is verantwoordelijk voor de opzet van het demonstratiepark en betrekt hierbij de markt en de poli-
tiek. Omdat er wereldwijd nauwelijks kennis en ervaring is met windparken zo ver uit de kust, zal ECN de
komende jaren zijn volledige kennis- en technologieportfolio aanspreken om het onderzoeksprogramma tot
een succes te maken. De Lange: ‘Als het park er staat, gaan wij bijvoorbeeld continu metingen uitvoeren
aan de turbines en de ondersteuningsconstructies. Ook zullen we park aerodynamisch onderzoek doen
en werken aan optimale onderhouds- en bedrijfsvoeringsstrategieën. En niet te vergeten naar de golf- en
windcondities.’ Zodra de politiek groen sein heeft gegeven zal ECN Windenergie alle registers moeten open-
trekken voor dit omvangrijke langetermijn project.
Projectleider Bert Janssen levert met zijn team kennis en doet onderzoek ten behoeve van het windconsortium FLOW dat werkt aan de installatie van een groot offshore windpark.
Windenergie
Blik op zeeHet is niet alleen FLOW dat de aandacht van de unit Windenergie in 2009 meer op zee heeft gericht.
De Lange: ‘Het blikveld verschuift sowieso steeds meer naar zee. De Nederlandse Noordzee is uitermate
geschikt voor grote windparken. De windcondities zijn daar zó veel beter.’ Bij de ontwikkeling voor wind op
land loopt Nederland steeds vaker tegen zijn grenzen aan. Er is simpelweg te weinig ruimte om nog flink uit te
breiden. Dit betekent echter allerminst dat ECN de onshore industrie de rug heeft toegekeerd. ‘Op dit moment
ondersteunen wij de ontwikkeling van drie Nederlandse onshore turbines.’ De bouwers zijn ‘windpioniers’ Cees
Versteegh (ex-Zephyros) en Henk Lagerwey en het bedrijf EWT. Het betreft drie nieuwe modellen van 2-2,5 MW
die louter voor de export naar landen als China en India worden ontwikkeld.
‘De Nederlandse kennispositie is nog steeds extreem goed, dat vergeten mensen nog wel eens. Op dit
moment hebben we geen fabricage, maar wie weet komt er nog eens een grote partij hierheen.’ De Lange
noemt General Electric (GE), dat sinds 2009 zijn mogelijkheden aftast voor een assemblagelijn in Europa.
Nederland is één van de kandidaatslanden. Sinds de overname van de Noorse turbinefabrikant ScanWind
(september 2009) beschikt GE over een offshore turbine die ze zo snel mogelijk in productie willen nemen.
In 2009 heeft de unit Windenergie behoorlijke stappen gezet met diverse reken- en analysemodellen voor
de prestaties van zowel offshore turbines als voor complete offshore parken. Dit cijferwerk is cruciaal in het
terugschroeven van de kostprijs voor stroomopwekking op zee. Het onderhoud bepaalt nu maar liefst een-
derde van de elektriciteitsprijs. Dat percentage moet flink omlaag om windenergie op zee rendabel te maken.
Een van de pronkstukken is de vooruitgang die de afdeling Aerodynamica maakte met zijn berekeningen
voor zogwerking. Het zogeffect (zog is het door de rotor ‘verstoorde” windveld achter de rotor) is de bepa-
lende factor in het ontwerp van windparken. De afdeling Operation and Maintenance (O&M) bereikte een
mijlpaal met de O&M Cost Estimator (OMCE) tool. Dit instrument maakt het mogelijk de onderhoudskosten
van een offshore windpark tot in detail te berekenen. In 2009 werd de licentie van de tool aan maar liefst drie
grote partijen verkocht: Mitsubishi, Eon en RWE.
Ten slotte was er erg veel interesse voor de Flight Leader van O&M. Dit is een methode waarbij de
mechanische belasting van een turbine gemeten wordt bij een beperkt aantal turbines in een windpark.
Hiermee kan vervolgens een uitspraak gedaan worden over de vermoeiingsbelasting van alle andere
turbines in een windpark, zonder deze stuk voor stuk van meetapparatuur te hoeven voorzien. Flight Leader
bewees in 2009 zijn werking in het testpark van ECN in de Wieringermeer.
de unit Zon steunt het zwaarst op
de industrieZonne-energie
‘Het was behoorlijk schrikken toen de markt in het begin van 2009 compleet stilviel’, zegt Paul Wyers,
unitmanager zonne-energie. Van alle ECN-afdelingen steunt Zonne-energie verreweg het zwaarst op de
industrie. ‘Toen de Europese en Amerikaanse bedrijven allemaal op de rem gingen staan, hadden wij het
grootste probleem.’ Door het opvoeren van de aquisitie-inspanningen slaagde de unit er in de loop van
het jaar in de crisisverschijnselen het hoofd te bieden. De opluchting was bijvoorbeeld groot toen in het
voorjaar van 2009 een van ’s werelds grootste PV-producenten, Yingli Green Energy, een nauwe samen-
werking met ECN aanging.
Samen met de Nederlandse machinebouwer Tempress (dochterbedrijf van het Amerikaanse Amtech)
werken Yingli en ECN nu intensief aan industrialisatie van een nieuwe generatie zonnecellen. Het gaat om
het zogenaamd N-type cel, door de consortiumpartners ook wel de Panda-cel genoemd. ECN levert het
celontwerp en de proceskennis, Tempress de oventechnologie en Yingli de opschaling. Het in Baoding
(Noord-Oost China) gevestigde concern is actief in een groot deel van de PV-keten, van waferfabricage tot
de productie van complete zonnepanelen.
Voor de nieuwe cellen is een speciale pilot-productielijn bij Yingli gereedgemaakt. Deze installatie verschilt
nauwelijks van de oude lijn, zodat de investeringen voor aanpassing relatief laag zijn, terwijl het rendement
van de nieuwe N-cel hoger ligt. Voor deze cel wordt een ander type silicium gebruikt dat minder elektrische
verliezen vertoont. Kristallijn silicium zonnecellen worden hoofdzakelijk gemaakt van P-type silicium plakken,
waarin een beetje boor vermengd is. Het N-type silicium, dat ontstaat bij toevoeging van fosfor, kan veel
hogere rendementen bereiken. Zeker sinds ECN in 2008 een doorbraak bereikte met een nieuw, gepaten-
teerd proces, speciaal geschikt voor dit silicium.
Programmamanager Jan Bultman onder het dak met zonnecellen in een van de ECN-gebouwen. De nieuwe generatie (N) zonnecellen heeft al een hoger rendement.
Zonne-energie
Grootschalig en goedkoopHet project met Yingli is een enorme belevenis, aldus Wyers. ‘We kunnen in China veel experimenteren
en alles gebeurt op een verbazingwekkend grote schaal.’ Er zijn vrijwel constant medewerkers van ECN in
Boading aanwezig. ‘Dit is ons eerste project met een grote Chinese producent. Daarom is het belangrijk
dat er zeer regelmatig medewerkers van ons terplekke zijn.’ Als de N-cel een succesnummer blijkt, dan
hebben de Chinezen niet alleen een product in handen dat veel hogere rendementen behaalt, maar ook een
productiemethode die relatief eenvoudig en betaalbaar is. Een ander grootschalig project dat moest leiden tot
een betaalbare en innovatieve fabricagetechnologie voor zonnecellen en -panelen (modules), was het vijfjarige
Europese programma CrystalClear. Maar liefst zestien partijen, waaronder REC, Schott Solar, SolarWorld en de
Universiteit Utrecht, sloten het programma in 2009 af.
De eindsprint van ECN bestond uit het evalueren en integreren van alle bevindingen en om met de beste
silicium wafers topkwaliteit zonnecellen te maken en die met een innovatieve techniek te verwerken tot modules.
Er werden vier panelen gemaakt waarvan de beste maar liefst 16,4% van het zonlicht omzet in elektriciteit; een
wereldrecord voor multikristallijn silicium. Een ander paneel had ultradunne cellen en haalde 16,0%, ook een
wereldrecord. Hiermee overtrof ECN tweemaal het uit 1994 stammende Amerikaanse record van 15,5%.
Wyers: ‘Dat record is prachtig natuurlijk, en inmiddels verbeterd tot 17.0%, maar niet het allerbelangrijkst.
CrystalClear heeft op alle fronten van PV-productie ontzettend veel onderzoekskennis opgeleverd.
Denk aan de resultaten over verontreinigingen in silicium en hoe dit de celprestaties precies beïnvloedt.’
Tot nu toe werd er voor de materiaaleisen voortgeborduurd op bevindingen uit de computerchipindustrie.
Zonnepanelen vergen echter geheel andere materiaalspecificaties. Opvallend is verder de samenwerking
tussen ECN en het Holst Centre uit Eindhoven. Sinds 2008 zijn er behoorlijke stappen gemaakt in het ont-
wikkelen van productieprocessen geschikt voor roll-to-roll fabricage van organische zonnecellen. Hoewel de
prestatie van dit type zonnecellen nog verre van optimaal is, dacht ECN alvast na over het productieproces.
‘Als deze ontwikkeling slaagt, zou dit op termijn zeer grootschalige productie (jaarlijks 1-1,5 gigawatt) van
low cost zonnefolie mogelijk maken.’
Veel van zijn tijd besteedde Wyers ten slotte aan de uitbreidingsplannen van zijn unit naar Eindhoven en
Heerlen. Met een eigen vestiging wil ECN in Eindhoven beter aansluiten bij het bestaande industrie- en
kenniscluster voor dunne film PV. Ook zou Wyers op termijn graag een onderzoekscentrum in Heerlen
vestigen om daar mee te werken aan opschaling en demonstratie van procestechnologie voor kristallijn
silicium zonnecellen ten behoeve van de PV-industrie.
Vertrouwen en maatschappelijk draagvlak. Dat is voor ons de
kernboodschap uit 2009 en daarom ook het thema van het NRG-
jaarverslag. Door de plotselinge sluiting van de Hoge Flux Reactor
(HFR) eind 2008 viel bijna eenderde van de wereldwijde medische
isotopenproductie uit. Zo kwam NRG begin 2009 onverhoeds in
het centrum van de aandacht. De maatschappelijke positie van het
instituut werd toen glashelder: miljoenen patiënten wereldwijd zijn
afhankelijk van nucleaire geneesmiddelen voor diagnostiek,
(kanker)behandeling en pijnbestrijding. De opluchting is groot als
NRG in februari 2009 groen sein krijgt van de politiek om de reactor
te herstarten onder de voorwaarde dat er in 2010 een grootscha-
lige reparatie plaatsvindt.
Deze tegenslagen gaan gelukkig gepaard met steun en waardering
uit de omgeving. Klanten reageerden positief, de politiek steunde
NRG en medewerkers hebben zich enorm ingezet. NRG is vast van
plan het draagvlak te behouden en te versterken. De aanwakkerende
aandacht voor klimaat en energieveiligheid verstevigt het draagvlak
voor kernenergie. Dat is vooral goed merkbaar in de dienstverlenende
R&D en consultancy-tak van NRG, één van de drie belangrijke pijlers
van het concern, naast isotopenproductie en materiaalonderzoek.
Overal ter wereld wordt kernenergie meegewogen in het tot stand
brengen van een evenwichtige energiemix. De vraag naar NRG-
consultants beweegt met deze trend mee, net als de behoefte aan
R&D-capaciteit rond materialen en kennis van nucleaire processen.
In 2009 wordt verder hard gewerkt aan de veelbelovende opvolger
van de HFR: Pallas. De plannen voor deze nieuwe reactor vallen in
goede aarde. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een brief van het kabinet
aan de Tweede Kamer. Daarin spreekt zij zich positief uit over de
vervanging van de HFR door Pallas.
Dit geeft het kersverse Pallas-projectteam eind 2009 het vertrouwen
een startnotitie in te leveren voor de MER-procedure; het begin van
het formele vergunningentraject. De weg is nog lang, maar de reis is
begonnen. Wij zijn blij dat vennoot ECN deze ingeslagen route steunt
en kijken uit naar de talloze samenwerkingsverbanden die we in de
toekomst zullen aangaan en voortzetten.
Maatschappelijk draagvlak en groei
Al deze tekenen dragen bij aan de verwachting dat het bedrijf
fors zal groeien, zowel in omvang als in omzet. De directie ziet met
name mogelijkheden in markten voor levensduurverlenging van
bestaande kerncentrales en nieuwbouwprogramma's.
Trots is NRG op haar Amerikaanse relaties in de markt van splijtstof-
management, op de bijdrage voor kwalificaties van kernbrandstof
voor een Chinese HTR-reactor en op de inbreng in het nieuw-
bouwproces voor de ultramoderne reactor in Finland. Ten slotte
heeft NRG een belangrijke bijdrage geleverd in het verwezenlijken
van de nucleaire ambities van grote Europese energiespelers, zoals
British Energy, Areva, RWE en E.ON
Op de wereldmarkt is NRG vooralsnog een klein, maar sterk merk.
Dit resulteert onder andere in een behoorlijke aantrekkingskracht
op jong talent en stevige samenwerkingsverbanden. Denk aan de
kennisuitwisseling tussen Pallas en de Myrrah-reactor in België en
de nauwe relaties tussen NRG en de TU-Delft.
2010 wordt het jaar waarin er keuzes moeten worden gemaakt: met
welke diensten en producten gaat NRG een leidende positie na-
streven? En op welke markt? Een Europese en Amerikaanse focus ligt
voor de hand, maar Azië heeft ook een enorme aantrekkingskracht.
'Als ik door mijn oogharen kijk en een blik in de toekomst werp, zie
ik NRG als een wereldspeler met hoogwaardige research, diensten
en producten op nucleair gebied. Een bedrijf dat slim samenwerkt,
allianties aangaat en daardoor flink groeit.'
Dit toekomstbeeld vergt een behoorlijke aanpassing van de organisatie.
Vanaf 2010 beoogt de directie een marktgerichte bedrijfsstructuur,
georganiseerd rond product/marktcombinaties en met gedecentrali-
seerde verantwoordelijkheden.
NRG verkent haar mogelijkheden op de buitenlandse markten,
maar vergeet uiteraard ook de thuismarkt niet. 'Nederland is en
blijft een belangrijk afzetgebied die omstreeks 2020 misschien wel
een onmisbare plaats heeft gekregen in de Europese en mondiale
infrastructuur. Ons land zal daardoor toegang hebben tot alle rele-
vante internationale onderzoeksprogramma’s.'
Rob Stol, algemeen directeur NRG
Breed draagvlak
Bijzondere kennis . ECN telt zeven hoogleraren in zijn personeelsbestand, ieder op een eigen deelterrein van (duurzame) energietechnologie. Vlnr.Frank de Bruijn, Technology for the gas transition (Groningen)Wim Sinke, Duurzame Energiesystemen (Utrecht)Herbert Zondag, Heat Storage technology (Eindhoven)Hubert Veringa, Biomassa conversie (Twente / Eindhoven)Rob Comans, Milieu geochemie (Wageningen)Jos Bruggink, Energietransities en duurzame ontwikkeling (VU)Jan Willem Erisman, Integrale stikstofproblematiek (VU)
‘Het is een project van jaren, maar ik ben tevreden over het enthou-
siasme en de discipline waarmee de vernieuwingen op het gebied
van Personeel en Organisatie (P&O) zijn opgepakt.’ Aan het woord
is hoofd P&O Corine van Bussel. Haar afdeling legde begin 2009 de
laatste hand aan een nieuwe functiewaarderingsmethodiek. Samen
met de nieuwe functiebeschrijvingen en competentieprofielen, die
een jaar eerder werden ingevoerd, is een stevige basis gelegd voor
verdere ontwikkeling van mens en organisatie.
In 2009 voerden leidinggevenden met hun medewerkers minimaal
drie gesprekken: een planningsgesprek, een functioneringsgesprek
en een beoordelingsgesprek. Deze driedelige cyclus werd in 2009
voor de tweede keer uitgevoerd, wat heeft geleid tot een verdiepings-
slag en kwaliteitsverbetering ten opzichte van het voorgaande jaar.
‘Ik ben trots op de resultaten. Deze praktijk kost veel tijd, maar levert
ook veel op. Er worden duidelijke afspraken gemaakt met medewer-
kers in lijn met de doelstellingen van het bedrijf. Er is niet alleen aan-
dacht voor wat medewerkers doen, maar ook over de wijze waarop
deze zijn werk verricht en hoe hijj zich verder kan ontwikkelen.
P&O stelde in 2009 een pakket van cursussen en opleidingen samen
dat aansluit bij het recent ingevoerde competentiemanagement en
de wensen en behoeftes binnen het bedrijf. In 2010 wordt dit pakket
verder uitgebreid. Er heeft inmiddels een aantal interne trainingen
plaatsgevonden waarvoor veel animo is geweest, bijvoorbeeld voor
de training ‘competentiegericht leidinggeven’ en de opleiding ‘finan-
cieel management’ voor niet-financiële managers en projectleiders’.
Een andere mijlpaal is de afronding van de CAO-onderhandelingen,
waaraan in het voorjaar van 2010 de laatste hand wordt gelegd. ECN
en dochterbedrijf NRG krijgen na ruim twee jaar onderhandelen een
nieuw arbeidsvoorwaardenpakket. Van Bussel: ‘Het is een combina-
tie van het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket van ECN/NRG en
onderdelen uit de CAO van de Nederlandse Universiteiten.’
In verband met de financiële situatie kunnen twee onderdelen
vooralsnog niet ingevoerd worden: het nieuwe beloningsbeleid
en een verdere groei van de eindejaarsuitkering naar een vol-
ledige dertiende maand. ‘Deze onderwerpen zijn in een bijlage
geparkeerd en worden uitonderhandeld en ingevoerd (eventueel
gefaseerd) zodra er voldoende financiële ruimte is.’
Aandacht voor flexibiliteit
Het economisch noodweer heeft ECN niet onberoerd gelaten.
‘De groei is er uit. Het aantal vacatures is in 2009 drastisch terug-
gelopen. De instroom is grofweg gehalveerd, de uitstroom van per-
soneel is licht afgenomen ten opzichte van 2008,’ zegt Van Bussel.
Het crisisjaar heeft nog eens duidelijk gemaakt hoe belangrijk het
is om de organisatie bestand te maken tegen een dynamische en
onvoorspelbare omgeving. Denk aan bezuinigende overheden,
toenemende concurrentie in energieonderzoek en versterking van
internationale samenwerking.
Volgens Van Bussel kan ECN zich beter wapenen tegen dergelijke
bewegingen door te gaan werken met een kernbezetting met daar-
omheen een flexibele schil. In 2010 zal dan ook aandachtig gekeken
worden naar een herziening van het huidige contractbeleid.
Een belangrijk ijkpunt voor de P&O afdeling is voorts het mede-
werkerstevredenheidsonderzoek. Maar liefst 82% van het ECN-
personeel nam de moeite om de enquête in te vullen.
‘De uitkomsten worden in het eerste kwartaal van 2010 nauwkeurig
doorgesproken om vervolgens de verbeterplannen vast te stellen
en in praktijk te brengen. Dit gebeurt op concern-, unit- en groeps-
niveau.’ Als het aan Van Bussel ligt wordt een dergelijke peiling
eens per twee jaar uitgevoerd.
Ten slotte wordt er scherp gekeken naar de afstemming van de
diensten van de staf- en ondersteunende afdelingen aan de behoefte
vanuit de directie en de units. Van Bussel: ‘Het is enorm belangrijk
dat alle diensten naadloos blijven aansluiten op de corporate doel-
stellingen en de behoefte aan ondersteuning vanuit het primaire
werkproces. Dit vereist een uitstekende feeling met de business.’
Corine van Bussel, hoofd P&O
Kwaliteitsslag
Noodzakelijke veranderingen in het energielandschap komen al-
leen tot stand als alle betrokkenen zich van de urgentie bewust zijn
om zuiniger om te springen met energie en fors te investeren in
energie-innovaties. Met dit motto probeert ECN richting te geven
aan nationaal en internationaal energiebeleid. De boodschap is
echter weinig overtuigend, wanneer de eigen prestaties achter-
blijven. Om te laten zien dat het ECN menens is werden er in 2009
diverse initiatieven uitgerold om het eigen energiegebruik terug te
schroeven. Eén daarvan is de Competition for a New and Urgent
Transition (Coconut).
Coconut steunt op het idee dat het onderzoeksinstituut genoeg men-
sen heeft rondlopen met verstand van energiebesparing en de inzet
van duurzame tech nologieën. Om hen te bewegen hun kennis te ver-
talen in de eigen organisatie, is in 2009 een wedstrijd uitgeschreven
voor het beste energiebesparingsplan. Een ander pronkjuweel dat als
voorbeeld dient in het verbeteren van de energieprestaties van ECN
is ‘gebouw 31’. Dit nieuwe laboratorium voor materiaalkundig, fysisch
en chemisch onderzoek werd in februari 2009 opgeleverd. Het
moderne bouwwerk is uitgerust met een keur aan oplossingen en
technologieën om zo veel mogelijk energie te besparen. Zo heeft het
gebouw onder andere een zonwering van zonnepanelen, intelligente
ventilatie, spaarlampen en bewegingsmelders.
Het ECN-duurzaamheidsbeleid richt zich ook nadrukkelijk op
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO).
De directie staat een strategie voor die is gericht op het behouden
van een goede naam als gerespecteerd onderzoeksinstituut, en die
aanstuurt op een creatieve en succesgerichte organisatie, waarin
werkplezier centraal staat.
Het ideaalbeeld van de organisatie is plat, met korte lijnen.
De cultuur is informeel, met een grote eigen verantwoordelijkheid
van de medewerkers, zo staat in het strategieplan tot 2011. P&O
stelde in 2009 een pakket van cursussen en opleidingen samen
dat medewerkers in staat stelt zich maximaal te ontplooien.
Het komende jaar wordt dit pakket verder uitgebreid.
In 2010 zal veel aandacht uitgaan naar het formuleren van een inte-
graal duurzaamheidsbeleid. Het oogmerk is alle losse initiatieven te
koppelen tot een sterke strategie, zodat ECN zelf ook een verande-
ring in het energielandschap in gang zet en zich tot een duurzaam
onderzoeksinstituut van de toekomst ontwikkelt.
Duurzaamheid/MVO
Practice what you preach
De Raad van Toezicht vergaderde dit jaar vier maal regulier en
drie maal niet- regulier. Bij elke vergadering was de statutaire
directie aanwezig. Door ziekte heeft de heer H.A.D. van den
Boogaard geen vergaderingen kunnen bijwonen. In de regu-
liere vergaderingen kwamen onder meer de volgende onder-
werpen aan de orde:
• Financiële aangelegenheden van ECN en NRG waaronder de
jaarstukken, de periodieke financiële rapportage, het investe-
ringsplan, het operationele plan en de deelnemingen.
• Het R&D plan en de adviezen van de Energiebeleids Commis-
sies (EBC’s) en Energie Advies Commissie (EAC).
• Effecten kredietcrisis.
• Pallas.
• Statusrapport Radioactief Afval.
• Herstart en reparatieplan van de Hoge Flux Reactor (HFR).
• Overige onderwerpen: potentiële activiteiten met betrekking
tot Ecofys, de centrale vestigingen van ECN, treasury statuut
ECN, CAO-overleg, voordrachtsrecht OR, nieuwe
topstructuur van ECN.
Op 21 januari 2009 heeft een extra ingelaste vergadering van
de Raad van Toezicht plaatsgevonden die in zijn geheel gewijd
was aan de financiering en reparatie van de HFR. De heer dr.ir.
A. Veenman was niet bij deze vergadering aanwezig. Daarnaast
heeft op 29 oktober 2009 een extra ingelaste vergadering van
de Raad van Toezicht plaatsgevonden die in zijn geheel was
gewijd aan de ontwikkelingen in het project Pallas.
Bij twee van de vier overlegvergaderingen van de onderne-
mingsraad met de bestuurder was een lid van de Raad van
Toezicht aanwezig.
De Raad van Toezicht heeft twee commissies, de Auditcom-
missie en de Bezoldigings- en benoemingscommissie die beide
speciale onderwerpen voorbereiden ten behoeve van de Raad
van Toezicht. In het kader van de Corporate Governance is
in 2005 voor beide commissies een reglement opgesteld en
goedgekeurd door de Raad van Toezicht.
De auditcommissie, bestaande uit de heren H.A.D. van den
Boogaard (voorzitter tot 1 juni 2009), prof. dr. W.C. Turkenburg,
drs. G.H. Verberg, en mevrouw drs. M.A. Scheltema (voorzitter
per 1-9-2009) is in 2009 drie keer bij elkaar geweest.
Bij de afwezigheid van de heer H.A.D. van den Boogaard was de
heer dr.ir. A. Veenman vervangend voorzitter van de Auditcom-
missie tot de toetreding van mevrouw drs. M.A. Scheltema.
In deze vergaderingen kwamen onder meer aan de orde: de
jaarrekening en management letter, het accountantsverslag, de
financiering van de HFR, en de herstart en reparatie van de HFR.
Op 8 juni 2009 heeft een niet-reguliere vergadering van de Audit-
commissie plaatsgevonden, in de aanwezigheid van de heren prof.
drs. R.F.M. Lubbers en dr.ir. A. Veenman, die in zijn geheel gewijd
was aan de herstart en reparatie van de HFR, en het project Pallas.
De bezoldigings- en benoemingscommissie bestaat uit de
heren: dr.ir. A. Veenman (voorzitter), prof.drs. R.F.M. Lubbers
en dr.ir. C.P. Jongenburger. De commissie heeft in 2009 twee
keer vergaderd. Onderwerpen die hier aan de orde kwamen,
waren onder meer: CAO-overleg ECN/NRG, de samenstelling
van de Raad van Toezicht en voordracht voor de vervulling van
de vacatures in de Raad van Toezicht die in 2010 ontstaan, het
personeelsbeleid, de bezoldiging en de doelstellingen van de
statutair directeur, de topstructuur en opvolging directie ECN.
Op grond van het reglement dient een tegenstrijdig belang van
een lid van de Raad van Toezicht, de directie en de externe
accountant dat van materiële betekenis is voor ECN of de
betrokken persoon, terstond aan de voorzitter van de Raad van
Toezicht te worden gemeld. Een dergelijke melding is in 2009
niet ontvangen. De bepalingen in het reglement die hierop
betrekking hebben zijn nageleefd.
Naar het oordeel van de Raad van Toezicht is voldaan aan de
vereiste dat elk van zijn leden, met uitzondering van maximaal
één persoon, onafhankelijk is. De Raad van Toezicht
beschouwt alle leden als onafhankelijk.
In 2009 is de samenstelling van de raad gewijzigd. De heer
H.A.D. van den Boogaard is per 1 juni 2009 afgetreden. De heren
prof. drs. R.F.M. Lubbers en drs. G.H.B. Verberg zijn per 1 juni
2009 herbenoemd voor een periode van vier jaar. Prof. dr. W.C.
Turkenburg is per 1 september 2009 herbenoemd tot 1 april
2010. Er wordt gezocht naar een vrouwelijke kandidaat om hem
te vervangen. Per 1 september 2009 is mevrouw drs. M.A. Schel-
tema toegetreden voor een eerste benoemingsperiode van vier
jaar. De Raad van Toezicht dankt de directie en de medewerkers
voor hun inzet en behaalde resultaten in 2009 die ertoe geleid
hebben dat het afgelopen jaar voor ECN succesvol is verlopen.
Raad van Toezicht ECN, 31 maart 2010
Verslag Raad van Toezicht
Energie Advies Commissie (EAC)Prof. dr. E.M. Meijer, Unilever
Prof. dr. F.G.H. Berkhout, Vrije Universiteit Amsterdam
Ir. T.P. Bokhoven, ConSolair B.V.
Dr. ir. T. van Herwijnen, ETC Energy Technology
Mw. dr. ir. R. Janssen-van Rosmalen, Energy Plus
Prof. dr. G.J. Kramer, Shell Global Solutions
Prof. dr. dipl. ing. M. Kühn, Universiteit Stuttgart
Mr. dr. P.W. Kwant
Ir. G.J.M. Prieckaerts
Prof. dr. J.H.W. de Wit, Technische Universiteit Delft
Externe beoordelingscommissiesBeleidsstudies
Ir. E.C.R.H. Eijkelberg, Ministerie van Economische Zaken
Ir. F.J. de Groot, VNO-NCW
Ir. E.J. Postmus, Gas Transport Services B.V.
Ir. E. Luken, SenterNovem
Drs. P.J. Aubert, Energieraad (tot 1 okt 2009)
Dr. L.A. Meyer, Planbureau voor de Leefomgeving
Drs. T.E.M. van Leeuwen, Ministerie van VROM
NRG
Ir. J.C.L. van Cappelle, EPZ
T.H.J.J. van der Hagen, TU delft
Ir. G.R. Küpers, Kandt Management
Prof. dr. ir. A.H.M. Verkooijen, RID
Ir. P.J. Buijs, DELTA Technologie & Innovatie
Dr. P.J.W.M. Müskens, Ministerie van VROM
Dr. H.D.K. Codée, COVRA
Mw. mr. A. van Limborgh, Ministerie van VROM
Ir. G.C. van Uitert, Ministerie van Economische Zaken
Drs. H. Rakhorst, URENCO Nederland bv
Efficiency & Infrastructuur,
Programma Energie efficiency in de Industrie
Dr. ir. W.J.W. Bakker, Dutch Separation Technology Institute
Mr. drs. G. Brouwer, Rotterdam Climate Initiative
Dhr. M. Clement, Agentschap NL
Dr. T. Graafland, Shell Nederland BV
Ir. H. Keuken, Process Design Centre
Prof. dr. ir J.T.F. Keurentjes, Akzo Nobel
Ir. G.J. Koopman, Koninklijke Vereniging
van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken (VNP)
Dr. ir. G.J. Kwant, DSM
Ir. A.M.G. Pennartz, KWA Bedrijfsadviseurs
Efficiency & Infrastructuur,
Programma Energie in de Gebouwde Omgeving
W. van den Bogerd, Ihto-Van der Beijl B.V.
Dr. L. van Bree, PBL
Ir. H.M. Croes, RGD Ministerie van VROM
Ir. C.J.G. Hamans, Rockwool
Ir. P. Hameetman, AM Duurzaam
Ir. J.J. Overdiep, Gasterra
T.H. Reijenga, KOW
R. van der Meer, UNETO-VNI
J. Verlinden, Ministerie van VROM-WWI
H. Westra, TU-Delft, Fac. Bouwkunde
G.J. Zijlstra, Zijlstra Management & Advies
Prof. dr. ir. R. van Zolingen, Shell Solar Energy Systems B.V.
P. Heijnen, Agentschap NL
KlankbordgroepenBiomassa, Kolen & Milieuonderzoek
Ir. M. van Berlo, Afval Energie Bedrijf
E. Goudappel, Jacobs Nederland B.V.
Ir. H. Klein Teeselink, HoSt
R. de Kler, Nuon
Ir. G.R. Küpers, KandT Management B.V.
Ir. K.W. Kwant, SenterNovem
W. Schonewille, Havenbedrijf Rotterdam N.V.
E. van Seventer, Agrotechnology & Food Innovations
Dr. ir. W. Willeboer, Essent Energie Productie
Efficiency & Infrastructuur,
Programma intelligente energienetten
Dr. Ir. H. Slootweg, Enexis
Dhr. R. Schaacke, Betronic Nederland B.V.
Dhr. M. van der Meijden, TenneT
Ing. J.P. Hodemaekers, Stedin
Dhr. F. Verheij, KEMA
Ir. E. Raaijen, Exendis B.V.
Dhr J. Thomassen, Nedap
Dhr. M. Eijgelaar, Essent New Energy
Ir. M.A Bongaerts, Alliander
Dhr W. Altena, Logica
Waterstof & Schoon Fossiel
Ir. E.H. Lysen, Universiteit Utrecht
Ir. F. Denys, SenterNovem
Dr. I.S. Williamson, Air Products
Drs. J.J.P. Huijsmans, Shell Global Solutions
Dr. M. Steen, JRC-IE
Ir. R.C.F. de Kler, MBA, NUON
Dr. E.K. Erdle, Efceco
Windenergie
Ir. G.F. Bakema, Essent
Ir. van de Brug, Ballast Nedam
Prof. ir. W.L. Kling, TenneT
Prof. dr. ir. G.A.M. van Kuik, TU Delft
J.T. Olesen, VESTAS Wind Systems
A/S, Denemarken
Dr. D. Quarton, Garrad Hassen & Partners, Engeland
M. Sc. F. Rasmussen, Risø National Laboratory, Denemarken
Ir. H.P.G.M. den Rooijen, Shell Wind Energy B.V.
Ir. dipl. V. Schellings, GE Wind Energy, Duitsland
D.P. Molenaar, Siemens Nederland B.V.
Zonne-energie
Prof. dr. C. Ballif, University of Neuchatel
Prof. dr. P. Blom, Universiteit Groningen en TNO
Dr. M. Fleuster, Solland Solar Energy BV
Dr. Ing. M. Bauer, Q-Cells
Mr. F. van den Heuvel, Scheuten Solar
Dr. L. Podlowski, Solon AG
Prof. dr. R. van Zolingen, Shell Solar
en Technische Universiteit Eindhoven
Dr. F. Witte, SenterNovem
Geconsolideerde omzet ontwikkeling
jaar Omzet ECN en NRG
2000 88.1232001 93.5452002 100.3392003 96.5622004 102.2722005 106.8682006 121.8352007 131.9832008 132.0412009 140.681
Publicaties 2009
BS E&I BKM H2SF WIND ZON E&S Totaal
ECN rapporten* 32 39 10 15 63 14 31 204
Peer reviewed 14 4 35 26 1 14 94artikelen in weten-schappelijke tijdschriften
Peer reviewed 13 12 10 1 4 40artikelen in vakbladen
Conferentiebijdragen 13 49 50 33 16 40 201
Boeken en 11 1 4 4 1 21boekhoofdstukken
* ECN rapporten: openbaar en vertrouwelijk
Overzicht octrooi kosten en licentie opbrengsten
2009 2008 2007 2006 2005 2004
Licentie overeenkomsten 1,660 1,102 0.742 0,603 0,367 0,137
Octrooi kosten 0,718 0,546 0.473 0,393 0,637 0,464
Bedragen in M f
Geconsolideerde omzetverdeling 2009
De totale omzet 2009 bestaat uit: Subsidie staat der Nederlanden 44.734Opdrachten derden 85.217(opdrachten derden + toe- afname onderhanden werk)Geactiveerde productie 2.401Overige bedrijfs opbrengsten 8.329Totaal 140.681
Alle bedragen x € 1.000,00
ECN at glance
Aantal medewerkers ECN per 31 december 2009
Leiding 60 8,75%Onderzoek 240 36,44%Onderzoekondersteuning en Technologische Ontwikkeling 113 16,47%Technische Realisatie en Beheer 102 14,87%Beleidsadvies 37 5,39%Kwaliteit, veiligheid en overige staf 124 18,07%Totaal 686
Totaal aantal buitenlandse medewerkers: 61
Aantal medewerkers NRG per 31 december 2009
Kwaliteit en veiligheid 68 19,65%Research development & consultancy 136 39,31%Techniek 104 30,06%Staf en overige staff 38 10,98%Totaal 346
Totaal aantal buitenlandse medewerkers: 24
Geconsolideerde winst- en verliesrekening (x € 1.000)
2009 2008
Bedrijfsopbrengsten
Opbrengsten• Subsidie door Staat der Nederlanden 44.734 44.943
• Opdrachten en overige financiering 81.595 75.646• Toe- / afname onderhanden werk 3.622 -773 85.217 74.873
Geactiveerde productie voor eigen bedrijf 2.401 4.239Overige bedrijfsopbrengsten 8.329 7.986Som der bedrijfsopbrengsten 140.681 132.041
BedrijfslastenLonen en salarissen 61.576 58.250Sociale lasten 3.670 3.305Pensioenen 8.381 7.294Afschrijvingen op immateriële vaste activa 91 155Afschrijvingen op materiële vaste activa 6.026 5.160Bijzondere waardevermindering immateriële vaste activa 1.221 0Overige bedrijfskosten 58.068 53.645Som der bedrijfslasten 139.033 127.809
Bedrijfsresultaat 1.648 4.232
Financiële baten en lasten -1.191 -3.012
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting 457 1.220
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening -290 -661
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belasting 167 559
Aandeel in resultaat deelnemingen -167 -559
Netto resultaat na belasting 0 0
Geconsolideerde balans (x € 1.000)(voor resutaatbestemming) 31-12-09 31-12-08
Passiva
Groepsvermogen Eigen vermogen 11.326 11.326Aandeel van derden in groepsvermogen 41 41 11.367 11.367VoorzieningenVoorzieningen 97.334 93.659
Kortlopende SchuldenVooruitontvangen van derden 34.273 36.013Crediteuren 10.572 12.613Belastingen en sociale lasten 3.884 3.013Schulden terzake van overige personeelskosten 8.554 8.543Schulden terzake van pensioenen 4.092 4.905Overige schulden en overlopende passiva 12.059 5.490 73.470 70.577
Totaal 182.171 175.603
Geconsolideerde balans (x € 1.000)(voor resutaatbestemming) 31-12-09 31-12-08
Activa
Vaste Activa Immateriële vaste activa 1.565 1.626Materiële vaste activa 37.779 37.768Financiële vaste activa:• Deelnemingen kennisondernemingen 26 56 en overige deelnemingen • Effecten 5.050 12.453• Overige vorderingen 4.142 4.860Totaal financiële vaste activa 9.218 17.369Totaal vaste activa 48.562 56.763
Vlottende ActivaOnderhanden werk 19.954 16.332Vorderingen en overlopende activa 21.135 25.262Voorraden 2.994 5.907 44.083 47.501
Liquide middelen 89.526 71.339
Totaal 182.171 175.603
Verkorte jaarrekening
ColofonUitgave: Energieonderzoek Centrum NederlandTekst: Jorinde Schrijver, ECNFotografie: Vesna Zuuring portrettenHans Haenen Dutch PhotoworksHollands Hoogte GammaConcept & Vormgeving: Made in Haarlem
© ECN 2010 | www.ecn.nl