irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van...

48
6 Formeel strafrecht Formeelstrafrecht is, het is de procedure die gevolgd moet worden als iemand een regel van materieel strafrecht heeft overtreden. Andere benamingen zijn strafvordering of strafprocesrecht Strafvordering omvat de gehele procedure in strafzaken, vanaf het moment dat het vermoeden bestaat dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit tot het moment dat die persoon zijn straf heeft ondergaan. Artikel 1 WvSv. Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien Formeel strafrecht is alleen geregeld in een wet in formele zin, is gemaakt door de regering en de Staten Generaal. Procedures kunnen dus nooit geregeld zijn in een wet in materiële zin , dit zijn algemene maatregel van bestuur, een provinciale of een gemeentelijke verordening. Wel in bijzondere wetten zoals de wet op de rechtelijke organisatie, wet op economische delicten, opium wet, Wet op wapens en munitie, visserijwet 1963, flora en faunawet. Verdachte Artikel 27 WvSv Verdachte is, voordat de vervolging is begonnen aangemerkt, degene te wiens aanzien uit Feiten of Omstandigheden een REDELIJK VERMOEDEN van SCHULD aan enig STRAFBAARFEIT voortvloeit. verdach te Voordat de vervolging is aangevangen Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit Nadat de vervolging is begonnen Degene tegen wie de vervolging is gericht Voorwaarden voor de verdenking concrete factor feiten of omstandigheden objectieve factor, redelijk vermoeden van schuld specifieke factor enig strafbaar feit Gradaties van verdenking Voordat de vervolging is aangevangen Voorwaarde voor de verdenking: 1. concrete feiten of omstandig heden 2. redelijke vermoeden van schuld 1 H eterdaad Ernstige bezw aren V erdenking G een verdenking

Transcript of irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van...

Page 1: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

6 Formeel strafrechtFormeelstrafrecht is, het is de procedure die gevolgd moet worden als iemand een regel van materieel strafrecht heeft overtreden. Andere benamingen zijn strafvordering of strafprocesrecht

Strafvordering omvat de gehele procedure in strafzaken, vanaf het moment dat het vermoeden bestaat dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit tot het moment dat die persoon zijn straf heeft ondergaan.

Artikel 1 WvSv. Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien Formeel strafrecht is alleen geregeld in een wet in formele zin, is gemaakt door de regering en de Staten Generaal.Procedures kunnen dus nooit geregeld zijn in een wet in materiële zin , dit zijn algemene maatregel van bestuur, een provinciale of een gemeentelijke verordening.Wel in bijzondere wetten zoals de wet op de rechtelijke organisatie, wet op economische delicten, opium wet, Wet op wapens en munitie, visserijwet 1963, flora en faunawet.

VerdachteArtikel 27 WvSvVerdachte is, voordat de vervolging is begonnen aangemerkt, degene te wiens aanzien uit Feiten of Omstandigheden een REDELIJK VERMOEDEN van SCHULD aan enig STRAFBAARFEIT voortvloeit.

verdachte

Voordat de vervolging is aangevangen

Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit

Nadat de vervolging is begonnen

Degene tegen wie de vervolging is gericht

Voorwaarden voor de verdenking

concrete factor feiten of omstandigheden

objectieve factor, redelijk vermoeden van schuld

specifieke factor enig strafbaar feit

Gradaties van verdenking

Voordat de vervolging is aangevangenVoorwaarde voor de verdenking:

1. concrete feiten of omstandig heden2. redelijke vermoeden van schuld3. strafbaarfeit

Rechtmatig toepassen van de opsporingsbevoegdheidOpsporingsbevoegdheden zijn bevoegdheden die gebruikt mogen worden indien een verdenking bestaat, zoals bedoeld in artikel 27 WvSv met als doel de waarheidvinding in een strafzaak Bevoegdheden zijn:

Staande houden Aanhouden op heterdaad Aanhouden buiten heterdaad op bevel van de (h)OvJ Inbeslagneming Binnen treden ter aanhouding Doorzoeken ter aanhouding.

Toezichtbevoegdheden zij de bevoegdheden die gebruikt mogen worden om te controleren of een wettelijk.

1

Heterdaad

Ernstige bezwaren

Verdenking

Geen verdenking

Page 2: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Toezichtbevoegdheden (Algemene wet bestuursrecht en bijz. wetten) dit zijn alle bevoegdheden van iemand die als toezichthouder voor een bepaalde wet is aangewezen, de betrokkenen moet wel meewerken.Dit is nog de fase waarin nog niets aan de hand is. (geen verdenking). Er word gecontroleerd of een wet op de juiste manier word nageleefd. voorschrift op de juiste wijze wordt nageleefd.

Wetmatigheid houdt in dat de opsporingsambtenaar zich bij zijn optreden moet houden aan de (exacte) regels van de wet.

Rechtmatigheid (het ruimere begrip)houdt in dat de opsporingsambtenaar zich bij zijn optreden, naast de regels van de wet, ook moet houden aan de zogenaamde beginselen van een procesorde, zoals het fairplay beginsel en de beginselen proportionaliteit en subsidiariteit.

Subsidiariteitbeginsel de voor de verdachte het minst ingrijpende wijze zijn doel bereiken.

Proportionaliteitsbeginsel /evenredigheidbeginsel Het gekozen middel moet in verhouding staat tot de aanranding, en de mate waarin het wordt aangewend, dit moet in verhouding staan met het doel wat hij wil bereiken.

Fair Play het optreden moet eerlijk zijn. geen list en trucks

Détournement de pouvoir: wordt gebruikt om het misbruik maken van de bevoegdheden aan te duiden. Misbruik van bevoegdheden. De overheid mag een wettelijke bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel, waarvoor die bevoegdheid gegeven is (art. 3:3 Awb).Onrechtmatig verkregen bewijs is het bewijs wat de opsporingsambtenaar niet volgens de regels van het recht heeft verkregen.

Artikel 359a WvSv

Opsporingsbevoegdheden bij vrijwillige en niet vrijwillige medewerkingMedewerking door verdachte De verdachte moet toelaten dat de opsporingsambtenaar zijn bevoegdheden uitoefent. Hij mag de ambtenaar niet beletten, belemmeren of verijdelen in de uitoefening van zijn handelingen.

Gedoogplicht De verdachte moet dulden dat hij bijvoorbeeld aan de kleding wordt onderzocht.Verzet hij zich hierbij met geweld dan zal hij zich schuldig maken aan het misdrijf wederspannigheid. Meewerken hoeft hij niet de verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling hij mag zwijgen, wat de naam betreft mag hij ook zwijgen en als hij deze wel zegt, moet het wel de juiste gegevens zijn.

Vrijwilligheid Eisen voor de vrijwillige medewerking zijn: • De toestemming moet blijken. • De betrokkene moet zich bewust zijn van het feit dat hij van bepaalde rechten afziet. • De toestemming moet in vrijheid zijn gegeven.

Bevoegdheden ten aanzien van jeugdige personen Jeugdige personen0 tot en met 11 jaar 12 tot en met 17 jaar jeugdstrafrecht

Deze groep kan niet strafrechtelijk worden vervolgd, wel kan volgens burgerrecht maatregelen worden getroffen. Het instellen van een opsporingsonderzoek tegen deze groep is wel mogelijk. Ook proces verbaal maken.

zijn strafrechtelijk meerderjarig. Deze groep valt onder het jeugdstrafrecht, ook al zijn ze getrouwd.

2

Page 3: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Herhaalde en voortgezette toepassing van bevoegdhedenHerhaalde toepassing van eenzelfde bevoegdheid houdt in dat een bevoegdheid die al eerder binnen een zaak is toegepast, opnieuw mag worden toegepast maar alleen als zich nieuwe of andre omstandigheden hebben voor gedaan.

Voortgezette toepassing van bevoegdheden houdt in dat , indien een opsporingsambenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van een bevoegdheid stuit op een ander strafbaar feit, hij de bevoegdheid mag uitoefenen die hem in het kader van de opsporing van dat (nieuwe feit) zijn toegekend.

Dwangmiddelen ten aanzien van de persoonlijke vrijheidArtikel 15 Grondwet VoornaamArtikel 1:4 Burgerlijk WetboekZoals vermeld in de geboorte akteGeslachtsnaamArtikel 1:5 Burgerlijk WetboekArtikel 1:6 Burgerlijk WetboekZoals vermeld in de geboorte akteGeslachtsnaam gehuwde man/vrouw Artikel 1:9 Burgerlijk WetboekIeder die getrouwd is mag een keuze maken in de geslachtsnaam, dit kan de naam van de man /vouw zijn of beide.

Artikel 15 Grondwet Dwangmiddelen mag je alleen toepassen als er in beginsel sprake moet zijn van een verdachte of verdenking.

Staande houdingArtikel 52 wetboek van Strafvordering Artikel 27a wetboek van Strafvordering Staande houden is een opsporingsbevoegdheid, op grond waarvan de verdachte kort ter plaatse mag worden gehouden met als enige doel de vaststelling van zijn identiteit. Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd om een verdachte staande te houden. Staande houden wil zeggen kort ter plaatse houden, wanneer de verdachte zich tracht te verwijderen kan de opsporingsambtenaar hem tot staande blijven dwingen met gepast geweld. Een verdachte die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst mag zich bij laten staan door een tolk. De verdachte is niet verplicht om op de gestelde identiteitsvragen antwoord te geven, de ambtenaar kan die niet vorderen, wel kan hij een identiteitskaart van de verdachte vorderen. De ambtenaar mag geen plaatsen betreden tot staande houding (men moet toestemming vragen.) Als de verdachte wel de naam door geeft dient dit de juiste te zijn, zo ook de postcode geboorte datum ed.

Onder een aantal voorwaarden mag de opsporingsambtenaar de verdachte aan de kleding onderzoeken en ook zijn bagage om zijn identiteit vast te stellen. Als dat geen succes oplevert kan hij de verdachte aanhouden en voorgeleiden aan de (hulp)officier van justitie, mits de verdachte op heterdaad is betrapt, of wordt verdacht van een feit waarop voorlopige hechtenis is toegelaten. weigering is niet strafbaar.

Het opgeven van verkeerde identiteitsgegevens is wel strafbaar artikel 435 WvSrlid 4. In officiële stukken, zoals het proces-verbaal van een buitengewoon opsporingsambtenaar. Een minderjarige moet v.w.b. de woonplaats de wettelijke vertegenwoordiger volgen.

Een getuige mag niet worden staande gehouden.

Toonplicht identiteitsbewijs.De vordering tot inzage mag aan iedereen worden gedaan, ongeacht de leeftijd.

3

Page 4: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Artikel 2 van de Wet op de identiteitsplichtArtikel 2 Paspoortwetartikel 92 Wet Personenvervoer 2000

Een geldig nationaal paspoort Een geldige Nederlands Identiteitskaart en een identiteitskaart uit de Europese

economische ruimte Een Nederlands vreemdelingen document Een geldige Rijbewijs

Inzage vorderen van identiteitsbewijs kunnen alleen ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politie taak en buitengewoon opsporingsambtenaren, als redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak.

Identificatiefouillering is toegekend aan die buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikken over de zogenaamde politiebevoegdheden art.7 lid 1 en 3 van de politiewet 2013. Indien het gaat om een strafbaar feit waar geen hechtenis op staat is het nemen van vingerafdrukken en foto's maken toegestaan op bevel van de OvJ.

Heterdaad en buiten heterdaad Heterdaad houdt in dat een strafbaar feit ontdekt wordt, p het moment dat het begaan wordt of direct nadat het begaan is.

Buiten heterdaad houdt in dat een strafbaar feit ontdekt wordt, nadat het al begaan is, maar pas in een later stadium dan direct nadat het begaan is.

Aanhouden van de verdachteAanhouden Is iemand zijn vrijheid ontnemen met het doel hem te geleiden voor de organen van justitie en politie.

Aanhouden bij ontdekking op heterdaad Een ieder die een strafbaar feit op heterdaad ontdekt, heeft de bevoegdheid om de verdachte aan te houden. Dit geldt zowel voor ontdekking op heterdaad van een misdrijf als van een overtreding. Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat heterdaad zich uitstrekt over een periode van bijna 30 uren.

Onverwijld over dragen Burgers kunnen de verdachte overdragen aan een opsporingsambtenaar met evt. inbeslag genomen voorwerpen, de opsporingsambtenaar zorgt dat de verdachte ten spoedigste voorgeleid wordt bij de (h)Ovj. Een (h)Ovj die zelf aanhoudt hoeft niet voor te geleiden aan een (h)Ovj, Dan kan de verdachte overgebracht worden naar plaats van verhoor.

Het kan dan alleen voor strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (dit is in ieder geval toegelaten voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld, bijvoorbeeld verduistering, oplichting, flessentrekkerij e.d.).

Als eerste bevoegd is de OvJ hij kan ook diens aanhouding of voorgeleiding bevelen, als tweede de hOvJ) en als laatste de opsporingsambtenaar(getrapte bevoegdheid) de Opsporingsambtenaren die geen OvJ is heeft geen zelfstandige bevoegdheid om een verdachte buiten heterdaad aan te houden, tenzij het optreden van de (h)OvJ niet kan worden afgewacht.

Kan optreden OvJ worden afgewacht

ja Aanhouden en overbrengen naar plaats van verhoor door OvJ

OvJ mag ook aanhouding of voor geleiden bevelen

Nee

4

Page 5: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Kan optreden hOvJ worden afgewacht

ja

Aanhouden en overbrengen naar plaats van verhoor door hOvJ

hOvJ mag ook aanhouding of voor geleiden bevelen

Nee

Aanhouden en onverwijlde geleiding voor OvJ of hOvJ door de opsporingsambtenaar

Getuigen mag niet worden staande gehouden volgens het WvSv wel mag volgens de wet op identificatieplicht inzage gevorderd worden van een identiteitsbewijs.

Voorlopige hechtenis is vrijheidsbeneming ingevolge enig bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.

Plaatsen ter aanhouding betredenEr zijn drie mogelijkheden met betrekking tot de binnentreding bevoegdheid ter aanhouding van de verdachte:

1. Burgers bij ontdekking op heterdaad van een misdrijf, alle plaatsen met uitzondering van een woning zonder toestemming en de 3 beschermde plaatsen.

2. Opsporingsambtenaren bij ontdekking op heterdaad van misdrijven en overtredingen, alle plaatsen. Bij het binnentreden van de woning zonder toestemming, is wel een schriftelijke machtiging nodig van de hulp OvJ dit staat in de Algemene wet op binnen treden

3. Opsporingsambtenaren in geval van aanhouding buiten heterdaad. alle plaatsen met uitzondering van een woning zonder toestemming en de 3 beschermde plaatsen. zie voor de voorwaarden Algemene wet op binnen treden

Doorzoeken van plaatsen ter aanhouding van de verdachte Bij ontdekking op heterdaad, zowel misdrijven als overtredingen. Bij verdenking (buiten het geval van heterdaad) van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is

toegestaan.in principe alleen met voorafgaande machtiging van de OvJ, zowel schriftelijk als mondeling.

Artikel 55 WvSv Artikel 55 WvSv

Dwangmiddel Betreden van plaatsen ter aanhouding van de verdachte

Doorzoeken van plaatsen ter aanhouding van de verdachte

verdachte Heterdaad van elk strafbaar feit Buiten heterdaad misdrijven waarvoor

voorlopige hechtenis is toegestaan

Heterdaad van elk strafbaar feit Buiten heterdaad: bij concrete

verdenking van misdrijvenBevoegd zijn 1. Opsporingsambtenaren

2. Burgers bij ontdekking op heterdaad van een misdrijf, alle plaatsen met uitzondering van een woning zonder toestemming en de 3 beschermde plaatsen.

Opsporingsambtenaren

uitsluitend met voorafgaande machtiging van de OvJ, zowel schriftelijk als mondeling. bij dringende noodzakelijkheid moet de OvJ onverwijld op de hoogte worden gesteld.

5

Page 6: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Voorgeleiding Artikel 53WvSvArtikel 56a WvSv Artikel 57 WvSvde (h)Ovj moet toetsen of de aanhouding rechtmatig is(dus ook wetsmatig), de opsporingsambtenaar en de verdachte word gehoord. Zowel bij misdrijf als bij overtreding.

Aanhouding

Op heterdaad Buiten heterdaad

Ten spoedigste overdragen (h)OvJ Onverwijld overdragen (h)OvJ

Voorgeleiding voor (h)OvJ

In vrijheid stellen Ophouden voor onderzoek

Direct in verzekering stellen

in verzekering stellen Geleiden voor de Officier van Justitie

Geleiden voor de rechter commissaris

Is het onrechtmatig moet de verdachte onmiddellijk in vrijheid worden gesteld, in het andere geval zal de verdachte op bevel worden opgehouden voor onderzoek.

Ophouden en verlengd ophouden voor onderzoek

Ophouden voor onderzoekOphouden voor onderzoek houdt in dat de verdachte, die na de voorgeleiding aan de (h)ovj niet onmiddellijk in vrijheid is gesteld en die evenmin direct na de voorgeleiding in verzekering wordt gesteld of aan de ovj wordt voorgeleid, voor nader onderzoek wordt opgehouden.Nu begint de termijn van 6 uur, 1ste termijn van ophouden.

Ophouden voor onderzoek het onderzoeken van de verdachte van zijn betrokkenheid bij het Strafbare feit, en evt. vaststellen van zijn identiteit. Het bevel tot ophouden voor verhoor wordt gegeven door (h)Ovj. De verdachte wordt gehoord en er worden evt. foto cq video, lichaamsmaten en handpalm-, voet-, teen-, oor- en schoenzoolafdruk genomen. Geen vingerafdrukken. De duur is Max. 6 uur de uren van 0:00 – 9:00 tellen niet mee, tenzij deze daadwerkelijk wordt gebruikt om de verdachte te horen.

Na de termijn voor onderzoekDe verdachte word:

1. in verzekering gesteld2. voor de rechter commissaris geleid in verband met bevel tot bewaring3. in vrijheid gesteld.

een andere mogelijkheid is nog dat de verdachte wordt opgehouden ter identificatie dit is dan het 2de termijn van ophouden.

6

Page 7: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Verlengd ophouden voor onderzoekOphouden ter identificatie het bevel voor verlenging wordt gegeven door (h)Ovj en gebeurt alleen als de identiteit niet bekend is van de verdachte van strafbaar feit, waarvoor geen voorlopige hechtenis op staat. De duur is Max. 6 uur de uren van 0:00 – 9:00 tellen niet mee. En zeker geen verhoor meer. er worden evt. foto cq video, vingerafdrukken en lichaamsmaten genomen ter identificatie.

Identiteitvaststelling verdachte, als de identiteit is vastgesteld kent de minister van veiligheid en justitie aan de verdachte een strafketennummer toe, tenzij de verdachte al een strafketennummer heeft. Onder dit nummer vindt je onder andere foto’s, vingerafdrukken, personalia bsn enz.

De opsporingsambtenaar en toezichthouder, mag de identiteit vaststellen voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak.

Identiteitvaststelling bij een verdachte ter zake een ernstig misdrijf, Artikel 67, lid 1 WvSr moeten er

een of meer foto’s van de verdachte genomen worden een of meer vingerafdrukken van de verdachte genomen worden

identiteitvaststelling bij twijfel over identiteit, bij andere verdachte dan voor art.67, lid 1, over wiens identiteit twijfel bestaat, beveelt de (h)OvJ dat:

een of meer foto’s van de verdachte genomen worden een of meer vingerafdrukken van de verdachte genomen worden

als het een verdachte betreft die door een BOA is aangehouden voor art 67.lid 1 dan moet hij een of meer foto’s van de verdachte laten nemen een of meer vingerafdrukken van de verdachte laten nemen Voor twijfel draagt hij zorg voor dat door de Ovj wordt bevolen om een of meer foto’s van de verdachte genomen worden een of meer vingerafdrukken van de verdachte genomen worden.

Verhoor van de verdachteHet verhoor = het stellen van vragen door een opsporingsambtenaar aan de verdachte over diens betrokkenheid bij het strafbare feit, de identiteit vragen vallen hier niet onder. Voor de aanvang van het verhoor moet de cautie gegeven worden, ook moet er gezegd worden dat de verdachte recht heeft op een raadsman, met vermelding in het proces verbaal.

Verplichtingen verhorende ambtenaar. Diegene die het verhoor afneemt, moet zich onthouden van alles waarvan achteraf gezegd kan worden, dat het ervoor heeft gezorgd dat de verdachte zijn verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd. De verdachte hoeft geen verklaring af te leggen, dit is hem voor het verhoor doormiddel van de cautie medegedeeld, en moet vermeld worden in het proces verbaal. De verklaring van de verdachte moet zoveel mogelijk in zijn bewoordingen in het proces verbaal komen.

Artikel 27d WvSvArtikel 29 WvSv

Rechten verdachte bij het verhoor Niet tot antwoorden verplicht/zwijgrecht/cautie. Bijstand van een raadsman. Onder de 18 jaar heet dit verhoorbijstand boven de 18 jaar

consultatiebijstand. Indien de verdachte niet de Nederlands taal beheerst heeft hij recht op een tolk. Kennisneming van bepaalde processtukken.

RechtbijstandBijstand van een raadsman

7

Page 8: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Voor de aanvang van het verhoor moet de verdachte in kennis gesteld worden dat hij recht heeft op een raadsman. Hij kan er ook van af zien dit moet bij de vermeld worden in het proces verbaal.

Catagorien strafbare feiten

A. Behelst onder andere strafbare feiten: een strafbaar feit waarop straf gesteld op 12 jaar gevangenis straf of meer grote mate van maatschappelijke impact wordt verwacht gevoelige zaken te denken hierbij aan betrokkene geniet landelijke bekendheid of de ernst van het

strafbare feit brengt grote commotie teweeg voorlopige hechtenis is toegelaten en gepleegd door verdachten in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar misdrijven gepleegd door 16 en 17 jarigen, verstandelijk - of cognitieve beperkte personen zeden misdrijven

De verdachte kan geen afstand doen van het recht op een raadsman.B. Behelst de andere strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan.

heeft recht op een raadsman voorafgaande het eerste verhoor en kan afstand doen van dit recht. betreft het 12 tot en met 17 jarige heeft deze recht op een raadsman of wettelijk vertegenwoordiger voorafgaande van het eerste verhoor, doet deze personen afstand van dit recht doet hij ook afstand van verhoor bijstand.

C. Behelst de andere strafbare feiten waarvoor géén voorlopige hechtenis is toegestaan en overtredingen. heeft recht op een raadsman voorafgaande het eerste verhoor en kan afstand doen van dit recht. betreft

het 12 tot en met 17 jarige heeft deze recht op een raadsman of wettelijk vertegenwooriger voorafgaande van het eerste verhoor, doet deze personen afstand van dit recht doet hij ook afstand van verhoor bijstand.

Verkeer tussen de raadsman en de verdachteIngevolge de bepaling van artikel 50 WvS heeft de raadsman:

A) vrije toegang tot de verdachte, die rechtens zijn vrijheid is ontnomen (ook de verdachte die is aangehouden en voorgeleid maar nog niet in verzekering is gesteld of in het geheel niet in verzekering gesteld zal worden); B) het recht hem alleen te spreken; C) het recht brieven met hem te wisselen, zonder dat van de inhoud daarvan door anderen wordt kennis genomen (vrij mondeling en schriftelijk verkeer).

Dit verkeer is aan drie beperkingen onderworpen: 1. het geschiedt onder het vereiste toezicht; 2. het vindt plaats met inachtneming van de huishoudelijke reglementen van de betrokken

bewaarinstelling;3. het onderzoek mag daardoor niet worden opgehouden.

Inbreuk op het recht van vrije verkeerBeperking verhoor zal gebeuren als er uit bepaalde omstandigheden een ernstig vermoeden voortvloeit dat het vrije verkeer misbruikt zal worden, of dat er een poging is om de opsporing van de waarheid te belemmeren. Deze beperking kan voor Max 6 dagen en moet bij de rechtbank worden voor gelegd, deze moet dan een vervangende raadsman toevoegen omdat de verdachte recht heeft op een raadsman.

De processtukkenArtikel 149 WvSvArtikel 30 WvSvArtikel 31 WvSvArtikel 48 WvSvArtikel 137WvSvTot de processtukken behoren alle stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beslissingen die de rechter tijdens de terechtzitting neemt.

8

Page 9: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Kennisneming processtukken is een recht aan de advocaat en de verdachte. Toch kan in het belang van het onderzoek er bepaalde stukken worden onthouden dit moet schriftelijk worden medegedeeld. Processtukken die nooit mogen onthouden zijn:

Proces verbalen van verhoor van de verdachte De proces verbalen van verhoren, waarvan de inhoud aan de verdachte mondeling volledig is

medegedeeld. Inverzekeringstelling van een verdachte

Een bevel tot inverzekeringstelling is een bevel van de (h)ovj, dat een aan hem voorgeleide of door hem zelf aangehouden verdachte van een strafbaar feit, waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, die door hem is verhoord, aansluitend aan de voorgeleiding of aan de termijn van ophouden voor onderzoek, in het belang van het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats ter hoogste drie dagen 3 x 24 uur in verzekering zal worden gesteld. De duur is maximaal 3 dagen en kan nog eens 3 dagen worden verlengd.

Voorgeleiding rechter commissarisVoordat na de aanhouding van de verdachte 3 dagen en 18 uur zijn verstreken, dit is bij elkaar de maximale termijn van ophouden voor onderzoek plus die van in verzekeringstelling, moet de verdachte worden geleid voor de rechter commissaris, teneinde door hem te worden verhoord.

Voorlopige hechtenisArtikel 133 WvSvVoorlopige hechtenis : de vrijheidsbeneming ingevolge enig bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.Artikel 67 WvSvArtikel 63 WvSvArtikel 64 WvSvInbewaringstelling is een vorm van voorlopige hechtenis die maximaal 14 dagen kan duren en die wordt opgelegd door de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.Bevelen tot voorlopige hechtenis ( Inbewaringstelling ) indien op bepaalde gronden noodzakelijk blijkt dat de verdachte niet in vrijheid wordt gesteld, de rechter-commissaris op vordering van de Ovj, de Max. Duur is 14 dagen.

Termijnen van ophouden in nummers 6 uur(ophouden onder zoek) 6 uur(identiteitsvaststelling) 3 (inverzekering) dagen 3 dagen (verlenging inverzekering) 14 dagen( in bewaring)

Gevangenhouding en gevangenneming Artikel 65 WvSv De gevangenhouding is een dwangmiddel, dat volgt na de inbewaringstelling. Door toepassing van dit dwangmiddel kan de verdachte nog langer worden vastgehouden ten behoeve van het onderzoek.Artikel 66 WvSv

Dagvaarding van een verdachteArtikel 258 WvSv Een dagvaarding is een officieel stuk waarin de officier van justitie de verdachte oproept om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen. In de dagvaarding staat o.a. waar de officier de verdachte van beschuldigd.Vervolging van de verdachte begint op het moment waarop een rechter in de zaak wordt betrokken. ( dagvaarding)

Artikel 261 WvSv De afvaardiging moet de volgende gegevens bevatten

Het feit waarvan men beschuldigd wordt De datum, tijd en plaats waar het gepleegd is De wettelijk voorschrift waarbij het feit strafbaar is gesteld De omschrijving waaronder het feit begaan zou zijn.

9

Page 10: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Pro formatzittingArtikel 262 WvSv Een pro formatzitting is een zitting waarop een zaak niet inhoudelijk word behandeld. Een Pro formatzitting is nodig als een zaak binnen een bepaalde termijn op een zitting moet zijn geweest, maar het nog te vroeg is om deze inhoudelijk te behandelen.De wet schrijft voor dat binnen een termijn van 104 dagen een openbare zitting moet plaatsvinden.

Toepassen van dwangmiddelen ten aanzien van de integriteitArtikel 11 grondwetVolgens artikel 56 WvSv kunnen drie bevoegdheden worden gebruikt, om de waarheidsvinding aan de dag te brengen, om voorwerpen in beslag te nemen of op te sporen.

Onderzoek aan de kleding is het aftasten van de kleding en als dat voor het onderzoek noodzakelijk is ook een onderzoek in en van kleding.Twee voorwaarden zijn :De aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan.Doel is het aantreffen van voor inbeslagneming van voorwerpen cq van sporen die de waarheidsvinding aan de dag kunnen brengen .Onderzoek aan het lichaam is niet alleen bekijken of betasten van de buitenzijde van het lichaam, maar ook uitwendig schouwen van de openingen en holten van het bovenlichaam.Voorwaarden in opdracht van de (h)ovj, op een besloten plaats en voor zover het mogelijk is personen van hetzelfde geslacht.Onderzoek in het lichaam het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam, röntgen onderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het gehele lichaam.Voorwaarden in opdracht van de ovj, op een besloten plaats en voor zover het mogelijk is personen van hetzelfde geslacht.

bevoegdheid doel voorwaarden Door wie

1. onderzoek aan kleding

aantreffen van voor Inbeslagneming vatbare voorwerpen

Waarheidsvinding

Aangehouden verdachte Ernstige bezwaren

opsporingsambtenaar

2. onderzoek aan het lichaam

Ovj of hOvJ

3. onderzoek in het lichaam

Ovj uitgevoerd door een arts.

Fouillering t.b.v. strafvordering

Staat in het WvSvAan het lichaam: OvJ of hOvj bepaaltIn het lichaam: OvJ bepaaltKleding door: bevoegde opsporingsambtenaarDoel: bewijsmateriaal verzamelenToegestaan bij: aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan.

Inbeslagneming van voorwerpen

Inbeslagneming is het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp ten behoeve van de strafvordering, is een dwangmiddel dat gericht is tegen goederen en niet tegen de persoon.het onder zich nemen wil zeggen dat de vrije beschikking over het voorwerp voor hem, onder wie het in beslag word genomen, wordt opgeheven en het voorwerp onder de macht van de beslagleggende ambtenaar is gekomen.het onder zich houden wil zeggen dat de ambtenaar het voorwerp uit andere hoofde al onder zich heeft. bijv. een gevonden portemonnee dat later blijkt uit diefstal afkomstig te zijn.

10

Page 11: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

In de praktijk worden zaken vaak veilig gesteld in belang van het onderzoek, dat is hetzelfde als in beslag nemen in belang van het onderzoek.

Bezit is een feitelijke toestand, het omschrijft geen recht. het zegt wie het goed in zijn macht heeft en als eigenaar gedraagt. meestal is dit ook de eigenaar maar dat hoeft niet. is de eigenaar ook bezitter is dit onmiddellijk bezit. een dief is bezitter en de benadeelde de eigenaar dan heeft de dief het middellijk bezit.

Houderschap de houder heeft het goed onder zich maar is niet eigenaar. hij erkent wel dat de ander de eigenaar is. Ik ben houder van het rijbewijs die eigendom blijft van de staat

Inbeslagneming mogelijk?

Voorwerp vatbaar? nee Geen inbeslagneming

ja

Is betrokkene bevoegd? nee Geen inbeslagneming

ja

In beslag nemen.

VatbaarheidArtikel 94 WvSvVatbaarheid zijn die voorwerpen die: De waarheid aan de dag kunnen brengen Wederrechtelijk verkregen voordeel aan kunnen tonen Verbeurd (de verdachte krijgt het voorwerp niet meer terug) kunnen worden verklaard of Ontrokken (het voorwerp is in strijd met de wet of het algemene belang) kunnen worden aan het verkeer.

Opsporingsambtenaren kunnen voorwerpen in beslag nemen die: de waarheid aan het licht kunnen brengen in het onderzoek; Wapen kruitsporen het wederrechtelijk verkregen voordeel kan aantonen; (geld , heling) de rechter verbeurd kan verklaren of aan het verkeer kan onttrekken (dit zijn sancties v.d. strafrechter).

Verbeurdverklaring is een bijkomende straf, die wordt opgelegd om de dader wegens zijn vergrijp pijnlijk te treffen. Het goed wordt verkocht

Onttrekking is een maatregel die de strafrechter oplegt teneinde de samenleving te beveiligen of de toegebrachte schade weg te nemen. Wordt vernietigd.

Bevoegdheid Artikel 95 WvSv

Inbeslagneming bij aan en staande houding

Inbeslagneming op heterdaad en buiten heterdaad

Wie degene die de verdachte aanhoudt of staande houdt,

Opsporingsambtenaren

Wat Vatbare voorwerpen Vatbare voorwerpen

Voorwaarden alleen de voorwerpen die de verdachte Awob in acht nemen

11

Page 12: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

met zich voert.

Wanneer Ontdekking strafbare feit op heterdaad

Of verdenking misdrijf art.67, lid 1 WvSv

Inbeslagneming op en buiten hetendaadArtikel 96 WvSvArtikel 67 WvSvBij inbeslagneming bij ontdekking op heterdaad kunnen opsporingsambtenaren en burgers voor inbeslagneming vatbare voorwerpen die de verdachte met zich voert op elke plaats (dit zijn alle besloten plaatsen, waaronder ook, onder bepaalde voorwaarden, de woning) in beslag nemen. Een burger is niet bevoegd om ter inbeslagneming bij ontdekking op heterdaad een woning te betreden.

Bij buiten heterdaad kan alleen inbeslagneming plaatsvinden bij een misdrijf als omschreven in artikel lid 1 WvSv dit betreft misdrijven waar voorlopige hechtenis is toegestaan

Inbeslagneming mogelijk?

Voorwerp vatbaar? nee Geen inbeslagneming

ja

Is betrokkene bevoegd? nee Geen inbeslagneming

ja

In beslag nemen.

BevriezingsmaatregelBevoegdheid bevriezingsmaatregel en doorzoeken vervoermiddelEen vervoermiddel is elk middel dat bestemd is om goederen en of personen te vervoeren. Dat vervoer kan plaatsvinden over land, water of door de lucht.

Bevriezingsmaatregel nemen Artikel 96 WvSv

Doorzoeken vervoer middelArtikel 96b WvSv

Wat Als redelijkerwijs nodig is om weg maken, onbruikbaar maken, onklaar maken of beschadiging van de voor inbeslagneming vatbaar voorwerpen te voorkomen.

Doorzoeken van een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner.

Wie Opsporingsambtenaar Opsporingsambtenaar

Wanneer In afwachting van rechter of ambtenaar, die bevoegd is de plaats te doorzoeken

Ontdekking strafbare feit op heterdaadOf verdenking misdrijf art.67, lid 1 WvSv

Doel Inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen

Inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen

12

Page 13: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Bijzonder-heid

Vrijheid van personen die ter plaatse zijn kunnen worden beperkt.

Extra bevoegdheid

Toegang voertuig verschaffen Vorderen van bestuurder om het

voertuig tot stilstand te brengen Voertuig naar aangewezen plaats

overbrengen

De uitleving bevelen.Artikel 96a WvSvWat Uitlevering bevelen ter inbeslagneming van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp

Bij wie Een persoon die redelijkerwijs moet worden vermoed houder van dat voorwerp te zijn.

Door wie Opsporingsambtenaar

Wanneer Verdenking art 67, lid 1 WvSv Op en buiten heterdaad

Doel Inbeslagneming van het betreffende voorwerpen

Beperking Bevel mag niet gegeven worden aan verdachte

Afhandeling in beslag genomen voorwerpenArtikel 94 WvSvArtikel 116 WvSvVan de inbeslagneming moet proces verbaal worden opgemaakt en de persoon bij wie een voorwerp in beslag is genomen moet een bewijs van ontvangst worden uit gereikt. Verder moet het voorwerp als het niet meer nodig is en de verwachting is niet dat het ontrokken aan het verkeer of verbeurt verklaart wordt moet het om het voorwerp terug geven aan degene waar het in beslag is genomen, of aan een ander als degene waar het in beslag is genomen schriftelijk afstand doet.

De voorwerpen die niet terug gegeven worden en die kunnen worden opgeslagen worden onder gebracht bij een aangewezen bewaarder. Deze zijn:

De griffier in eerste aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd of vermoedelijk zal worden vervolgd.

gedrukte stukken, edele metalen, verdovende middelen

dienst regelingen levende en dode dieren

hoofd van de divisie logistiek van het KLPD

wapens en munitie

De Nederlandse munt munten die vermoedt worden vals, vervalst of geschonden te zijn.

De Nederlandse bank bankbiljetten die vermoedt worden vals, vervalst te zijn.

Hoofd domeinen roerende zaken

voor alles waar geen andere bewaarder is aangewezen.

13

Page 14: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Binnentreden in woningen en betreden van andere plaatsen

Binnentrede algemeenBinnentreden is het betreden van een gebouw,voertuig of andere plaatsen door een opsporingsambtenaar ter uitvoering van een van zijn bevoegdheden.Plaats is elke plaats die kan worden betreden, ook bospercelen, tuin of weiland.

De opsporingsambtenaar moet voordat hij iets betreed een duidelijk antwoordt kunnen geven op de volgende vragen:

1. Waar ga ik binnen treden(welke plaats ga ik betreden)2. Met welk Doel ga ik de plaats betreden3. Ben ik bevoegd om voor dat oe die plaats te betreden, en zo ja, waar vind ik dan die bevoegdheid

Binnentreden in woningDe woning valt hier niet onder deze is beschermd in de grondwet (art 12) valt onder het HUISRECHT.

Artikel 12 GrondwetBegrip woning een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand zijn privaat huiselijke leven leidt of pleegt te leiden, alsmede aller ter beschikking en ten gebruiken van de bewoner staande besloten ruimten die binnenhuis gemeenschap hebben met de woning, zonder dat daarvoor andermans gebied behoeft te worden betreden. Zijn er ruimtes, die wel open zijn met de woning maar hebben die een deur die voor het publiek open is gesteld, bijv. praktijkruimte, hoort deze op tijden dat deze open is voor publiek niet bij de woning.

Bewoner is degene die de woning als zodanig gebruikt en kan elke persoon jong of oud de toestemming geven of weigeren

Elk lid van een gezin wordt als bewoner gezien. Een toestemming van een ouder gaat boven de weigering van een kind, een ambtenaar die binnen treed met toestemming van een kleuter of geestelijk gestoord persoon mag niet aannemen dat hij toestemming heeft. Het verbod van een oudere tot binnentreden gaat voor toestemming van een oudere.

Toestemming is goedkeuring of inwilliging van een verzoek of wens.

In beginsel is ieder lid van de huishouding gerechtigd de toegang tot de woning aan derden te ontzeggen. Daarbij is het niet van belang of deze bewoner meerderjarig of minderjarig is. Het verbod prevaleert boven de toestemming om een woning te betreden. Een opsporingsambtenaar heeft volgens art 55a WvSv de bevoegdheid om ter aanhouding van een verdachte plaatsen te doorzoeken. Alleen;

- Bij ontdekking van een SF op Heterdaad- Buiten heterdaad voor misdrijven waar voorlopige hechtenis op staat.

legitimatie ,mededeling en blijk van toestemmingArtikel 1 Algemene wet op het binnentredenDegene die bij of krachtens de wet belast is met:

de opsporing van strafbare feiten enig ander onderzoek; de uitvoering van een wettelijk voorschrift het toezicht en naleven van een wettelijk voorschrift met een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming, en vanuit die functie een woning betreed.

Is verplicht van te voren te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. bij meerdere personen is de leider verplicht te legitimeren.

Binnentreden zonder toestemming van de bewonerArtikel 2 Algemene wet op binnentreden

14

Page 15: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

mag alleen in gevallen bij of krachtens de wet geregeld. Hij die binnentreedt moet in het bezit zijn van een schriftelijke machtiging

1. binnen treden in een woning zonder toestemming van die bewoner mag alleen door personen door de wet aangewezen

2. Aan de bewoner wordt een schriftelijk verslag van binnen treden verstrekt.3. De Algemene Wet op binnentreden (Awob) regelt dit.

Binnen treden zonder machtiging of toestemming in noodsituaties

In noodsituaties is het de opsporingsambtenaar toegestaan een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner en zonder schriftelijke machtiging. Zijn binnentreden is dan geoorloofd, op grond van een beroep op overmacht en / of noodweer.

Bevoegd om zonder toestemming van de bewoner, binnen te treden. Zonder machtiging in een woning, zijn Rechters, Personen die deel uitmaken van rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie en Burgemeesters Gerechtsdeurwaarder Belastingdeurwaarders.

Pas op : De bevoegdheid om woningen te betreden zonder toestemming van de bewoner is niet te vinden in de Algemene wet op het binnentreden , maar WvSv. Als in een andere wet deze bevoegdheid wordt verleend, dan geeft de Algemene wet op het binnentreden de voorwaarden aan waaraan voldaan moet worden .

Beperking binnentredenBij afwezigheid van de bewoner of tussen middennacht en 6 uur kan slechts zonder toestemming van de bewoners worden binnengetreden als:

het dringend noodzakelijk is de machtiging dit uitdrukkelijk bepaald

In de machtiging is ruimte gelaten ter motivatie van: dringende noodzaak binnentreden bij afwezigheid

Artikel 3 Algemene wet op binnentredenPersonen die bevoegd zijn om een machtiging af te geven Degenen die bevoegd zijn om een machtiging af te geven zijn de:

• advocaat-generaal bij het ressort parket; • officier van justitie; • hulpofficier van justitie.

De burgemeester van een gemeente is bevoegd voor niet-strafrechtelijke doeleinden een machtiging af te geven, bijvoorbeeld in het geval een psychiatrische patiënt in een ziekenhuis moet worden opgenomen. Hij kan geen schriftelijke machtiging verlenen om een strafvorderlijk doel verwezenlijken.Machtiging is geldig voor:

maximaal 3 woningen tot en met drie dagen nadat de machtiging is afgeschreven. Vergezelling mag en moet voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs nodig zijn en dat in de

schriftelijke machtiging moet de vergezelling uitdrukkelijk toegestaan worden.

VergezelligArtikel 8 Algemene wet op binnentreden Voorwaarde dat deze vergezelling redelijke wijs nodig is, en dat in de schriftelijke machtiging de vergezelling uitdrukkelijk toestaat.Artikel 9 Algemene wet op binnentreden

15

Page 16: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

VerslagArtikel 10 Algemene wet op binnentredenArtikel 11 Algemene wet op binnentredenNa binnen treden is men altijd verplicht ( zonder toestemming van de bewoner dus);

- een schriftelijk verslag maken op ambtseed of gelofte .Uiterlijk op de 4 de dag na de dag van binnen treden moet het verslag aan de

- verlener van de machtiging en de bewoner worden toe gezonden.Heeft de hOvJ een machtiging af gegeven dan moet hij:

Verslag sturen naar;- de bewoner- de hOvJ - de Ovj

Betreden beschermde plaatsenArtikel 12 Algemene wet op binnentreden In de gevallen waarin het binnentreden van plaatsen krachtens een wettelijke voorschrift is toegelaten, geschiedt dit buiten het geval van ontdekking op heterdaad niet: a. in de vergaderruimten van de Staten-Generaal, van de staten van een provincie, van de raad van een gemeente of van enig ander algemeen vertegenwoordigend orgaan, gedurende de vergadering; b. in de ruimte bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst; c. in de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting.

Deze plaatsen kunnen op het moment dat ze voor hun doel worden gebruikt, alleen worden betreden bij de ontdekking van een SF op heterdaad.

Binnen van beschermende plaatsen

In gebruik Niet in gebruik

Opsp. ambt burger

Op heterdaad ja nee ja ja

Buiten heterdaad

nee nee ja nee

Binnentreden plaatsen voor specifiek doelArtikel 55WvSvBij ontdekking van een misdrijf op heterdaad is een ieder bevoegd ter aanhouding van de verdachte elke plaats te betreden.

De ambtenaar mag bij heterdaad en buiten heterdaad elke plaats betreden, dit geld zowel bij overtredingen als misdrijven, hij dient zich wel te houden aan de voorwaarden genoemd in de Algemene wet op binnentreden.

Binnentreden voor het doorzoeken ter aanhoudingArtikel 55aDe ambtenaar heeft een voorafgaande machtiging nodig van de ovj behalve bij dringende noodzaakDringende noodzaak houdt in dat het doorzoeken van een plaats ter aanhoouding van een verdachte door een opsporingsambtenaar geen uitstel kan lijden, waardoor voorafgaand aan het doorzoeken niet kan worden gewacht op een door de ovj verstrekte machtiging.

Bevoegd Een ieder Opsporings OvJ Doorzoeken plaatsen ter

16

Page 17: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

persoon ambtenaar hulp Ovj andere

opsporings-ambtenaren

aanhouding door opsporingsambtenaren

Strafbaar feit misdrijven Misdrijven en overredingen

Strafbare feiten waar voorlopige hechtenis is toegelaten

Heterdaad misdrijven en overtredingen

misdrijven waar voorlopige hechtenis is toegelaten

Ondekking strafbaar feit

heterdaad heterdaad Buiten heterdaad Heterdaad strafbare feiten Buiten heterdaad misdrijven

waar voorlopige hechtenis is toegelaten

Voorwaarden geen geen geen Machtiging OvJ behoudens bij dringende noodzakelijkheid

Woning zonder toestemming

neen Ja mits in bezit van machtiging art.2 Awob

Ja mits in bezit van machtiging art.2 Awob

Ja machtiging art.2 Awob niet vereist, indien OvJ machtiging heeft verleend mondeling of schriftelijk

Plaats art. 12 Awob 'in gebruik'

neen ja neen Alleen bij ontdekking op heterdaad

Overige plaatsen ja ja ja ja

Binnentreden ter inbeslagneming van voorwerpenArtikel 96 wetboek van strafvorderingIs de ambtenaar bevoegd om voorwerpen in beslag te nemen dan is hij ook bevoegd om elke plaats te betreden

Woning Neem altijd de voorwaarde van de AwobWaar Beschermde plaatsen Pas buiten heterdaad artikel 12 Awob toe!

Elke andere plaats Er gelden geen specifieke voorwaarden m.b.t. de plaats

Doel Aanhouden Doorzoeken ter aanhouding Inbeslagnemen van voorwerpen

Bevoegd

Artikel 55 lid 1 WvSvEen ieder bij ontdekking op heterdaad van een misdrijf ELKE plaats m.u.v

Woning zondertoestemming bewoner

Beschermde plaatsen

Artikel 55a lid WvSvAlleen opsporingsambtenaren bevoegd.Bij heterdaad strafbaar feit of een misdrijf artikel 67 WvSv lid 1

Artikel 96 lid1 WvSvAlleen opsporingsambtenaren bevoegd.Bij heterdaad strafbaar feit of een misdrijf artikel 67 WvSv lid 1

Artikel 55 lid 2 WvSvDe opsporingsambtenaar ELKE plaats op en buiten heterdaad strafbaar feit

Elke plaats doorzoeken, met machtiging ovj tenzij dringende noodzakelijkheid

Elke plaats in beslagneming

Indien machtiging door de ovj is afgegeven geen extra machtiging Awob vereist

Zoekend rondkijken. Geen bevoegdheid tot doorzoeken!

Denk om artikel 12 Awobbevoegd zijn tijdstip op welke plaatsen voor welke feiten

17

Page 18: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Opsporingsambtenaren aanhouding op heterdaad

alle plaatsen (ook een woning zonder toestemming van de bewoner* Onder de voorwaarden van de Alg. wet op het binnentreden, legitimeren + doel binnentreden mededelen)

alle misdrijven en overtredingen

Opsporingsambtenaren

Pas op !! alleen als het optreden van de (h)Ovj niet kan worden afgewacht.

aanhouding buiten heterdaad

alle plaatsen, uitgezonderd de drie plaatsen uit art 12 AWBi*** (ook een woning zonder toestemming van de bewoner* Onder de voorwaarden van de Alg. wet op het binnentreden, legitimeren + doel binnentreden mededelen)

feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en het opgeven van valse identiteitsgegevens

Burgers aanhouding op heterdaad

alle plaatsen uitgezonderd woningen zonder toestemming van de bewoner en de drie plaatsen uit art 12 AWBI

Uitsluitend voor misdrijven

Jeugdige personenArtikel 486 WvSvArtikel 487 WvSvArtikel 77a WvSr WvSvStrafrechtelijke minderjarigheid maakt naar leeftijd een onderverdeling met betrakking tot de minderjarige dader. De dader tot 12 jaar kan niet strafrechtelijk vervolgt worden terwijl voor de daders tussen de 12 en 18 jaar een speciale procedure geldt.

Geen strafvervolging voor personen tot 12 jaarEr kan wel een opsporingsonderzoek ingesteld worden en dwangmiddelen worden toegepast.De bevoegdheden die toegepast kunnen worden zij:Staande houden aanhouden op heterdaadaanhouden buiten heterdaad met een bevel van de (h)ovjinbeslagnemingbinnentreden ter aanhoudingdoorzoeken ter aanhouding

De jeugd tot 12 jaar kunnen maximaal 6 uur opgehouden voor onderzoek Mag niet opgehouden ter vaststelling van de identiteit en in verzekeringstelling

Personen tussen de 12 en 18 jaarAlle bevoegdheden kunnen worden uitgeoefend.

Identificatieplicht vanaf 14 jaarArtikel 2 Wet op identificatie Het risico van verlies of diefstal kan geen reden zijn om niet aan de toonplicht te voldoen. Toonplicht is dus automatisch een draagplicht.

Er zijn enkele uitzonderingen waaronder artikel 92 wet personenvervoer 2000, hierin staat dat een reiziger zonder geldig vervoersbewijs vanaf 12 jaar dient een identificatie te tonen.

18

Page 19: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Wetsartikelen bij dit hoofdstuk

Wet boek van strafrechtArtikel 77a WvSr

Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf jaren doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, zijn de artikelen 9, 10, 12 tot en met 31, 35 tot en met 38u, 43a tot en met 44 en 57 tot en met 62 niet van toepassing. In de plaats daarvan treden de bijzondere bepalingen vervat in de artikelen 77d tot en met 77hh.

Artikel 231 WvSr1: Hij die een reisdocument, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of

een ander identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, valselijk opmaakt of vervalst, of een zodanig geschrift op grond van valse persoonsgegevens doet verstrekken dan wel een zodanig geschrift dat aan hem of een ander verstrekt is, ter beschikking stelt van een derde met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2: Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een reisdocument of een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid aflevert of voorhanden heeft waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, dan wel opzettelijk gebruik maakt van een vals of vervalst reisdocument of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maakt van een bij het bevoegd gezag als vermist opgegeven of een niet op zijn naam gesteld reisdocument of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid.

3: Artikel 225, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.Artikel 435 WvSr

Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:4. hij die, door het bevoegd gezag naar zijn identificerende persoonsgegevens gevraagd, een valse naam,

voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de basisregistratie personen als ingezetene staat ingeschreven of woon- of verblijfplaats opgeeft.

Artikel 447e WvSrHij die niet voldoet aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden of medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht , het Wetboek van Strafvordering , het Wetboek van Strafrecht, de Overleveringswet , de Uitleveringswet , de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen , de Penitentiaire beginselenwet , de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen , wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Wetboek van strafvorderingArtikel 1 WvSv.

1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor de verdachte

gunstigste bepalingen toegepast.Artikel 27 WvSv

1. Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.

2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.3. De aan de verdachte toekomende rechten komen tevens toe aan de veroordeelde tegen wie een

strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld of te wiens aanzien op een vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht niet onherroepelijk is beslist.

4. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, is bevoegd zich te laten bijstaan door een tolk.

Artikel 27a WvSv1. De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen,

geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en

19

Page 20: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede en derde lid, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van een of meer foto’s en vingerafdrukken.

2. In de gevallen waarin van de verdachte overeenkomstig dit wetboek vingerafdrukken zijn genomen en verwerkt, omvat het vaststellen van zijn identiteit ter verificatie het nemen van zijn vingerafdrukken en het vergelijken van die vingerafdrukken met de van hem verwerkte vingerafdrukken. In de andere gevallen omvat het vaststellen van zijn identiteit een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 27c WvSv 1. Aan de verdachte wordt bij zijn staande houding of aanhouding medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit

hij als verdachte is aangemerkt. Buiten gevallen van staande houding of aanhouding wordt de verdachte deze mededeling uiterlijk voorafgaand aan het eerste verhoor gedaan.

2. Aan de verdachte die niet is aangehouden, wordt voorafgaand aan zijn eerste verhoor, onverminderd artikel 29, tweede lid, mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand, bedoeld in artikel 28, eerste lid, en, indien van toepassing, het recht op vertolking en vertaling, bedoeld in artikel 27, vierde lid.

3. Aan de aangehouden verdachte wordt onverwijld na zijn aanhouding en in ieder geval voorafgaand aan zijn eerste verhoor schriftelijk mededeling gedaan van:a) het recht om de in het eerste lid bedoelde informatie te ontvangen;b) de in het tweede lid bedoelde rechten;c) het bepaalde in artikel 29, tweede lid;d) het recht op kennisneming van de processtukken op de wijze bepaald in de artikelen 30 tot en met 34;e) de termijn waarbinnen de verdachte, voor zover hij niet in vrijheid is gesteld, krachtens dit wetboek voor

de rechter-commissaris wordt geleid;f) de mogelijkheden om krachtens dit wetboek om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis te

verzoeken;g) de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechten.

4. Aan een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de mededeling van rechten in een voor hem begrijpelijke taal gedaan.

5. In het proces-verbaal wordt melding gemaakt van de mededeling van rechten.Artikel 27d WvSv

1. De opsporingsambtenaar die een persoon uitnodigt om een verklaring af te leggen, deelt daarbij mee of deze als getuige of als verdachte wordt gehoord.

2. Indien ten aanzien van een als getuige gehoorde persoon gedurende het verhoor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat als bedoeld in artikel 27, eerste lid, doet de verhorende opsporingsambtenaar, indien deze het verhoor wil voortzetten, aan deze persoon de in artikel 27c, eerste en tweede lid, genoemde mededelingen.

Artikel 27e WvSv1. Op verzoek van de aangehouden verdachte geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt

dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan ten minste een door de verdachte aangeduide persoon.

2. Op verzoek van de aangehouden verdachte die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beslist om de verdachte op te houden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan de consulaire post van de staat waarvan de verdachte de nationaliteit heeft.

3. De hulpofficier van justitie kan de in het eerste lid bedoelde kennisgeving uitstellen voor zover en voor zolang als dit wordt gerechtvaardigd door een dringende noodzaak om:a) ernstige negatieve gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te

voorkomen ofb) te voorkomen dat aanzienlijke schade aan het onderzoek kan worden toegebracht.

4. De in het derde lid bedoelde beslissing en de gronden waarop deze berust, worden in het proces-verbaal vermeld.

Artikel 28 WvSv

20

Page 21: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

1. De verdachte is bevoegd zich, overeenkomstig de bepalingen van de Derde Titel van dit Boek, door een of meer gekozen of toegevoegde raadslieden te doen bijstaan.

2. Hem wordt daartoe, telkens wanneer hij dit verzoekt, zoveel mogelijk de gelegenheid verschaft om zich met zijn raadsman in verbinding te stellen.

3. Indien voor het overleg tussen de verdachte en zijn raadman de bijstand van een tolk nodig is, is de raadsman verantwoordelijk voor het oproepen van een tolk.

Artikel 28a WvSv1. De verdachte kan vrijwillig en ondubbelzinnig afstand doen van het recht op rechtsbijstand, bedoeld

in artikel 28, eerste lid, tenzij in dit wetboek anders is bepaald.2. Wanneer de rechter of opsporingsambtenaar blijkt dat de verdachte de in het eerste lid bedoelde afstand

van recht wil doen, licht deze hem in over de gevolgen daarvan en deelt deze hem mee dat hij van zijn beslissing kan terugkomen. Hiervan wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 28c WvSv1. De aangehouden verdachte voor wie ingevolge artikel 28b een raadsman beschikbaar is, wordt de

gelegenheid verschaft om voorafgaand aan het eerste verhoor gedurende een termijn van ten hoogste een half uur met hem een onderhoud te hebben. De hulpofficier van justitie kan deze termijn, indien deze ontoereikend blijkt, op verzoek van de verdachte of zijn raadsman met ten hoogste een half uur verlengen, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet. Het onderhoud kan ook door middel van telecommunicatie plaatsvinden.

2. De verdachte, bedoeld in artikel 28b, eerste lid, kan slechts afstand doen van het in het eerste lid bedoelde onderhoud, nadat hij door een raadsman over de gevolgen daarvan is ingelicht.

Artikel 28d WvSv1. Op verzoek van de aangehouden verdachte en de verdachte die is uitgenodigd om op een plaats van verhoor

te verschijnen om te worden verhoord, kan de raadsman het verhoor bijwonen en daaraan deelnemen. Het verzoek wordt gericht aan de verhorende ambtenaar of de hulpofficier van justitie. De verhorende ambtenaar kan een verzoek van de verdachte of diens raadsman tot onderbreking van het verhoor voor onderling overleg afwijzen, indien door het voldoen aan herhaalde verzoeken de orde of de voortgang van het verhoor zou worden verstoord.

2. De verdachte kan tijdens het verhoor dat niet door een raadsman wordt bijgewoond, verzoeken dat het wordt onderbroken voor overleg met een raadsman. De verhorende ambtenaar stelt hem daartoe zo veel mogelijk in de gelegenheid, tenzij door het voldoen aan herhaalde verzoeken de orde of de voortgang van het verhoor zou worden verstoord.

3. De beslissing tot afwijzing van het in het eerste of tweede lid bedoelde verzoek geldt voor de duur van het desbetreffende verhoor en wordt onder opgave van de gronden waarop deze berust vermeld in het proces-verbaal van verhoor.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inrichting van en de orde tijdens het verhoor waaraan ook de raadsman deelneemt.

Artikel 29 WvSv1. In alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord, onthoudt de verhorende rechter of ambtenaar

zich van alles wat de strekking heeft ene verklaring te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid is afgelegd. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht.

2. Voor het verhoor wordt de verdachte medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.3. De verklaringen van den verdachte, bepaaldelijk die welke ene bekentenis van schuld inhouden, worden in

het proces-verbaal van het verhoor zooveel mogelijk in zijne eigen woorden opgenomen. De mededeling bedoeld in het tweede lid wordt in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel 29b WvSv1. In alle gevallen waarin de verdachte wordt gehoord of een verhoor bijwoont, stelt de rechterlijk ambtenaar

de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De rechterlijk ambtenaar is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit twijfel bestaat.

2. De verdachte is verplicht op bevel van een rechterlijk ambtenaar een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en zijn medewerking te verlenen aan het nemen van zijn vingerafdrukken.

Artikel 30 WvSv

21

Page 22: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

1. De kennisneming van de processtukken wordt de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek verleend door de officier van justitie. De kennisneming wordt de verdachte in elk geval toegestaan vanaf het eerste verhoor na aanhouding.

2. Indien de officier van justitie in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, kan hem op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld binnen welke de kennisneming van processtukken wordt verleend. Alvorens op het verzoek te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.

3. Niettemin kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit vordert, de verdachte de kennisneming van bepaalde processtukken onthouden.

4. De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het derde lid, schriftelijk medegedeeld dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in de vorige volzin, en daarna telkens na periodes van dertig dagen, een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en stelt hij de verdachte in de gelegenheid om opmerkingen te maken.

Artikel 31 WvSvAan de verdachte mag niet worden onthouden de volledige kennisneming van:

a) de processen-verbaal van zijn verhoren;b) de processen-verbaal betreffende verhoren of handelingen van onderzoek, waarbij hij of zijn raadsman de

bevoegdheid heeft gehad tegenwoordig te zijn, tenzij en voor zover uit een proces-verbaal blijkt van een omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, en in verband daarmee een bevel als bedoeld in artikel 50, tweede lid, is gegeven;

c) de processen-verbaal van verhoren, waarvan hem de volledige inhoud mondeling is medegedeeld.Artikel 45 WvSv

De raadsman heeft vrije toegang tot de verdachte die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, kan hem alleen spreken en met hem brieven wisselen zonder dat van de inhoud door anderen wordt kennis genomen, een en ander onder het vereiste toezicht, met inachtneming van de huishoudelijke reglementen, en zonder dat het onderzoek daardoor mag worden opgehouden.

Artikel 46 WvSv1. Indien uit bepaalde omstandigheden een ernstig vermoeden voortvloeit dat het vrije verkeer tussen

raadsman en verdachte hetzij zal strekken om de verdachte bekend te maken met enige omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, hetzij wordt misbruikt voor pogingen om de opsporing der waarheid te belemmeren, kan tijdens het voorbereidend onderzoek de officier van justitie, telkens bevelen dat de raadsman geen toegang tot de verdachte zal hebben of deze niet alleen zal mogen spreken en dat brieven of andere stukken, tussen raadsman en verdachte gewisseld, niet zullen worden uitgereikt.

2. Het bevel omschrijft de bepaalde omstandigheden bedoeld in het eerste lid; het beperkt de vrijheid van verkeer tussen raadsman en verdachte niet meer en wordt voor niet langer gegeven, dan door die omstandigheden wordt gevorderd, en is in elk geval slechts gedurende ten hoogste zes dagen van kracht. Van het bevel geschiedt schriftelijke mededeling aan de raadsman en aan de verdachte.

3. De officier van justitie onderwerpt het bevel onverwijld aan het oordeel van de rechtbank, in het arrondissement waarin hij is aangesteld. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk na de raadsman te hebben gehoord, althans schriftelijk opgeroepen. De rechtbank kan bij haar beslissing het bevel opheffen, wijzigen of aanvullen.

4. Alle belemmeringen van het vrij verkeer tussen raadsman en verdachte, die op grond van het tweede en derde lid zijn bevolen, nemen een einde zodra de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg aan de verdachte is betekend.

Artikel 47 WvSv1. Ingeval een bevel als bedoeld in artikel 46 is gegeven, brengt de officier van justitie dit onverwijld ter kennis

van de voorzitter van de rechtbank. Deze wijst onverwijld een raadsman aan.2. De krachtens het eerste lid aangewezen raadsman treedt, zolang het bevel van kracht is en voor zover het

vrije verkeer tussen raadsman en verdachte daardoor wordt beperkt, als zodanig op.Artikel 48 WvSv

Ten aanzien van de bevoegdheid van de raadsman tot de kennisneming van processtukken en het verkrijgen van afschrift daarvan vinden de artikelen 30 tot en met 34 overeenkomstige toepassing. Van alle stukken die

22

Page 23: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

ingevolge dit wetboek ter kennis van de verdachte worden gebracht, ontvangt de raadsman, behoudens het bepaalde in artikel 32, tweede lid, onverwijld afschrift.

Artikel 52 WvSvIedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

Artikel 53 WvSv1: In geval van ontdekking op heter daad is ieder bevoegd den verdachte aan te houden.2: In zoodanig geval is de officier van justitie of de hulpofficier bevoegd den verdachte, na aanhouding, naar

ene plaats van verhoor te geleiden; hij kan ook diens aanhouding of voorgeleiding bevelen.3: Geschiedt de aanhouding door een anderen opsporingsambtenaar, dan draagt deze zorg dat de

aangehoudene ten spoedigste voor den officier van justitie of een van diens hulpofficieren wordt geleid.4: Geschiedt de aanhouding door een ander, dan levert deze den aangehoudene onverwijld aan een

opsporingsambtenaar over, onder afgifte aan deze van mogelijk in beslag genomen voorwerpen, die dan handelt overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid en, zo nodig, artikel 156.

Artikel 54 WvSv1: Ook buiten het geval van ontdekking op heter daad is de officier van justitie bevoegd den verdachte van enig

strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, aan te houden en naar ene plaats van verhoor te geleiden; hij kan ook diens aanhouding of voorgeleiding bevelen.

2: Kan het optreden van den officier van justitie niet worden afgewacht, dan komt gelijke bevoegdheid toe aan ieder zijner hulpofficieren. De hulpofficier geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan den officier van justitie.

3: Kan ook het optreden van een dier hulpofficieren niet worden afgewacht, dan is elke opsporingsambtenaar bevoegd den verdachte aan te houden, onder verplichting zorg te dragen dat hij onverwijld voor den officier van justitie of een van diens hulpofficieren wordt geleid. Op den hulpofficier voor wien de verdachte wordt geleid, is de tweede zin van het voorgaande lid van toepassing.

4: Een bevoegdheid tot aanhouding buiten het geval van ontdekking op heterdaad komt toe aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die op door het volkenrecht toegelaten wijze grensoverschrijdend het achtervolgingsrecht in Nederland uitoefent, onder de verplichting ten aanzien van de aangehoudene te handelen als in het derde lid omschreven.

Artikel 55 WvSv 1: In geval van ontdekking op heeter daad van een misdrijf kan ieder, ter aanhouding van den verdachte, elke

plaats betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner en van de plaatsen, genoemd in artikel 12 van de Algemene wet op het binnentreden (Stb. 1994, 572).

2: Zoowel in geval van ontdekking op heeter daad als buiten dat geval kan iedere opsporingsambtenaar, ter aanhouding van den verdachte, elke plaats betreden.

Artikel 55a1: In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als

omschreven in artikel 67, eerste lid, kan iedere opsporingsambtenaar ter aanhouding van de verdachte elke plaats doorzoeken. Hij behoeft daartoe de machtiging van de officier van justitie, behoudens het geval van dringende noodzakelijkheid. In het laatste geval wordt de officier van justitie onverwijld van de doorzoeking op de hoogte gesteld.

2: Indien de officier van justitie aan een opsporingsambtenaar een machtiging heeft verleend ter aanhouding van de verdachte een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, is voor het binnentreden in die woning door de betrokken opsporingsambtenaar geen machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden vereist.

Artikel 55b1: De bij of krachtens artikel 141 aangewezen ambtenaren alsmede bepaalde door Onze Minister van Veiligheid

en Justitie aangewezen categorieën van andere personen, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn bevoegd een staande gehouden of aangehouden verdachte aan zijn kleding te onderzoeken, alsmede voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert te onderzoeken, een en ander voor zover zulks noodzakelijk is voor de vaststelling van zijn identiteit.

2: De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, oefenen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, alleen dan in het openbaar uit, indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is om wegmaking of beschadiging van voorwerpen waaruit de identiteit van die verdachte zou kunnen blijken,te voorkomen.

23

Page 24: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

3: Van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, maken zij proces-verbaal op, dat aan de officier van justitie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 55c WvSv1: De ambtenaren, bedoeld in artikel 141, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de

Politiewet 2012, die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142 zijn, stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin.

2: De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, nemen met het oog op het vaststellen van de identiteit van een verdachte die is aangehouden wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, of die wordt verhoord wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, zonder dat hij is aangehouden, een of meer foto’s en vingerafdrukken. De vingerafdrukken worden vergeleken met de van verdachten overeenkomstig dit wetboek verwerkte vingerafdrukken en, indien vermoed wordt dat de verdachte een vreemdeling is, met de overeenkomstig de Vreemdelingenwet 2000 verwerkte vingerafdrukken.

3: De officier van justitie of de hulpofficier beveelt dat van iedere andere verdachte dan de verdachte, bedoeld in het tweede lid, over wiens identiteit twijfel bestaat, een of meer foto’s en vingerafdrukken worden genomen. Het tweede lid, laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

4: De foto’s en vingerafdrukken, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen ook worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk.

5: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van het nemen van de foto’s en vingerafdrukken, bedoeld in het tweede en derde lid, en voor het verwerken van de resultaten daarvan.

Artikel 56a WvSv 1: De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft

aangehouden, kan, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht.

2: De officier van justitie kan bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen de verdachte, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze in zijn lichaam wordt onderzocht. Onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan: het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam, röntgenonderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts. Het onderzoek wordt niet ten uitvoer gelegd indien zulks om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.

3: De in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoeken worden op een besloten plaats en voor zover mogelijk door personen van hetzelfde geslacht als de verdachte verricht.

4: De overige opsporingsambtenaren zijn bevoegd den aangehoudene tegen wie ernstige bezwaren bestaan, aan zijne kleding te onderzoeken.

Artikel 56b WvSv 1. Indien de identificatie van de aangehouden verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis

niet is toegelaten, niet binnen de in artikel 56a, tweede lid, bedoelde termijn kan worden afgerond, kan die termijn op bevel van de hulpofficier van justitie of de officier van justitie voor wie de verdachte is geleid eenmaal met ten hoogste zes uur worden verlengd.

2. Het bevel tot verlenging op grond van het eerste lid is gedagtekend en ondertekend. Het bevat een korte omschrijving van het strafbare feit ten aanzien waarvan een verdenking bestaat en de feiten of omstandigheden waarop de verdenking is gegrond.

3. De verdachte wordt in het bevel met name of, wanneer zijn naam onbekend is, zo duidelijk mogelijk aangewezen. Een afschrift van het bevel wordt hem onverwijld uitgereikt. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem de inhoud van het bevel mondeling in een voor hem begrijpelijke taal medegedeeld.

Artikel 57 WvSv1: De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid, of die zelf de verdachte heeft

aangehouden, kan, na hem verhoord te hebben, bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld. Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek, waaronder mede wordt verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak.

24

Page 25: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

2: De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

3: Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt door de officier of de hulpofficier die het bevel verleent. Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.

4: De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.5: Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de officier van justitie de invrijheidstelling van de

verdachte. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld.

Artikel 58 WvSv1. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval van een strafbaar feit waarvoor voorlopige

hechtenis is toegelaten.2. Het bevel tot inverzekeringstelling is slechts gedurende ten hoogste drie dagen van kracht. Bij dringende

noodzakelijkheid kan het bevel door de officier van justitie eenmaal voor ten hoogste drie dagen worden verlengd.

3. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de hulpofficier de invrijheidstelling van de verdachte. In het andere geval stelt hij de officier van justitie voor de inverzekeringstelling te verlengen. De officier van justitie kan bevelen dat de verdachte ten einde te worden gehoord voor hem wordt geleid.

Artikel 59a WvSv1. Uiterlijk binnen drie dagen en vijftien uur, te rekenen vanaf het tijdstip van de aanhouding, wordt de

verdachte ten einde te worden gehoord voor de rechter-commissaris geleid.2. De rechter-commissaris bepaalt, na daartoe van de officier van justitie een verzoek te hebben ontvangen,

onverwijld tijd en plaats van het verhoor en geeft hiervan kennis aan de officier van justitie, de verdachte en de raadsman.

3. De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie is bevoegd het verhoor bij te wonen en daarbij de nodige opmerkingen te maken.

4. De verdachte kan bij zijn verhoor de rechter-commissaris zijn invrijheidstelling verzoeken.5. Indien de rechter-commissaris de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelt, beveelt hij de onmiddellijke

invrijheidstelling van de verdachte. In het andere geval tekent de rechter-commissaris zijn beslissing in het proces-verbaal van het verhoor aan of, ingeval de verdachte een verzoek tot invrijheidstelling heeft gedaan, wijst de rechter-commissaris het verzoek af. De aantekening wordt door de rechter-commissaris gewaarmerkt.

6. De beschikking is gedagtekend, ondertekend en met redenen omkleed. De rechter-commissaris doet deze onverwijld toekomen aan de officier van justitie en de verdachte.

Artikel 60 WvSvDe officier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf den verdachte heeft aangehouden, doet hem, ingeval hij diens bewaring nodig oordeelt, onverwijld geleiden voor den rechter-commissaris.

Artikel 63 WvSv1: De rechter-commissaris kan, op de vordering van den officier van justitie, een bevel tot bewaring van den

verdachte verlenen. De officier van justitie geeft van de vordering onverwijld mondeling of schriftelijk kennis aan de raadsman.

2: Indien de rechter-commissaris reeds aanstonds van oordeel is dat voor het verlenen van zoodanig bevel geen grond bestaat, wijst hij de vordering af.

3: In het andere geval hoort hij, tenzij het voorafgaand verhoor van den verdachte niet kan worden afgewacht, alvorens te beslissen, dezen omtrent de vordering van den officier van justitie en kan hij te dien einde, zoo nodig onder bijvoeging van een bevel tot mede brenging, diens dagvaarding gelasten.

4: De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan. De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

5: Wanneer de verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht de leeftijd van achttien wel maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan de officier van justitie in zijn vordering aangeven of hij voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 493 is van overeenkomstige toepassing.

25

Page 26: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

6: De officier van justitie vraagt de directeur van de reclassering hierover van advies te dienen. De reclassering kan ten behoeve van het advies inlichtingen inwinnen bij de raad voor de kinderbescherming.

Artikel 64 WvSv1: Het bevel tot bewaring is van kracht gedurende een door de rechter-commissaris te bepalen termijn van ten

hoogste veertien dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.2: Zodra de rechter-commissaris of de officier van justitie van oordeel is, dat de gronden zijn vervallen waarop

het bevel tot bewaring is verleend, gelast hij de invrijheidstelling van de verdachte.3: Tegen een beschikking van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling van de verdachte op de voet van het

tweede lid, staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna bij de rechtbank hoger beroep open.

Artikel 65 WvSv 1: De rechtbank kan, op de vordering van de officier van justitie, de gevangenhouding bevelen van de verdachte

die zich in bewaring bevindt. De verdachte wordt voorafgaand aan het bevel gehoord, tenzij hij schriftelijk heeft verklaard afstand te doen van het recht te worden gehoord. De rechtbank of de voorzitter kan, niettegenstaande een dergelijke verklaring, de medebrenging van de verdachte bevelen.

2: Behoudens het geval van artikel 66a, eerste lid, kan de rechtbank, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, na de aanvang van het onderzoek ter zitting de gevangenneming van de verdachte bevelen. Desgeraden hoort de rechtbank deze vooraf; zij is bevoegd te dien einde zijn dagvaarding te gelasten, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.

3: De rechtbank kan eveneens een bevel tot gevangenneming geven, indien dit nodig is om de uitlevering van de verdachte te verkrijgen.

Artikel 66 WvSv 1: Het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding is van kracht gedurende een door de rechtbank te

bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen, welke ingaat op het ogenblik der tenuitvoerlegging.2: Wanneer het bevel is gegeven op de terechtzitting, dan wel binnen de krachtens het eerste lid bepaalde

termijn het onderzoek is aangevangen, blijft het bevel van kracht totdat zestig dagen na de dag van de einduitspraak zijn verstreken.

3: De termijn gedurende welke het bevel van kracht is, kan door de rechtbank, op de vordering van de officier van justitie, vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting ten hoogste tweemaal worden verlengd, met dien verstande dat de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding en de verlengingen daarvan tezamen een periode van negentig dagen niet te boven gaan. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering te worden gehoord. In het geval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft kan de duur van het bevel tot gevangenneming of gevangenhouding na negentig dagen gedurende ten hoogste twee jaren worden verlengd met periodes die een termijn van negentig dagen niet te boven gaan. De behandeling van een vordering tot verlenging vindt in dat geval in het openbaar plaats.

4: Op bevelen tot verlenging, overeenkomstig het voorgaande lid, zijn de eerste drie leden van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 67 WvSv1: Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van:

a) een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;

2: Het bevel kan voorts worden gegeven indien geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan worden vastgesteld en hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennis nemen en waarop, naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld.

3: De voorgaande leden van dit artikel vinden alleen toepassing wanneer uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte.

4: In afwijking van het derde lid zijn ernstige bezwaren niet vereist voor een bevel tot bewaring bij verdenking van een terroristisch misdrijf.

Artikel 94 WvSv1. Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen

of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, aan te tonen.

2. Voorts zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen welker verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.

26

Page 27: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

3. Van de inbeslagneming van een voorwerp wordt, ook in geval de bevoegdheid tot inbeslagneming toekomt aan de rechter-commissaris of de officier van justitie, door de opsporingsambtenaar een kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt. Zoveel mogelijk wordt aan degene bij wie een voorwerp is inbeslaggenomen, een bewijs van ontvangst afgegeven. De opsporingsambtenaar stelt de kennisgeving zo spoedig mogelijk in handen van de hulpofficier van justitie teneinde te doen beoordelen of het beslag moet worden gehandhaafd.

Artikel 95 WvSv1. Hij die den verdachte aanhoudt of staande houdt, kan voor inbeslagneming vatbare voorwerpen, door dezen

met zich gevoerd, in beslag nemen.2. Met betrekking tot het onderzoek aan of in het lichaam of het onderzoek aan de kleding van de

aangehouden verdachte geldt artikel 56.Artikel 96 WvSv

1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.

2. De opsporingsambtenaar kan, in afwachting van de komst van de rechter of ambtenaar die bevoegd is ter inbeslagneming de plaats te doorzoeken, de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om weg making, onbruikbaar making, onklaar making of beschadiging van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen te voorkomen. Deze maatregelen kunnen de vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken.

Artikel 96a WvSv1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de

opsporingsambtenaar een persoon die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp bevelen dat hij dit ter inbeslagneming zal uitleveren.

2. Het bevel wordt niet gegeven aan de verdachte.3. Op grond van hun bevoegdheid tot verschoning zijn niet verplicht aan het bevel te voldoen:a) de personen bedoeld bij artikel 217;b) de personen bedoeld bij artikel 218, voor zover de uitlevering met hun plicht tot geheimhouding in strijd zou

zijn;c) de personen bedoeld bij artikel 219, voor zover de uitlevering hen of een hunner daarin genoemde

betrekkingen aan het gevaar van een strafrechtelijke vervolging zou blootstellen.4. Ten aanzien van brieven kan het bevel alleen worden gegeven, indien deze van de verdachte afkomstig zijn,

voor hem bestemd zijn of op hem betrekking hebben, of wel indien zij het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben.

5. Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan een postvervoerbedrijf als bedoeld in de Postwet 2009 of een geregistreerde ingevolge artikel 2.1, vierde lid, van de Telecommunicatiewet dan wel aan een andere instelling van vervoer zijn toevertrouwd.

Artikel 96b WvSv 1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als

omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd ter inbeslagneming een vervoermiddel, met uitzondering van het woongedeelte zonder toestemming van de bewoner, te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen.

2. Indien zulks met het oog op de uitoefening van de in het eerste lid verleende bevoegdheid noodzakelijk is, kan de opsporingsambtenaar:

a) van de bestuurder van het vervoermiddel vorderen dat hij het vervoermiddel tot stilstand brengt, enb) het vervoermiddel vervolgens naar een daartoe door hem aangewezen plaats overbrengen of door de

bestuurder laten overbrengen.Artikel 97 WvSv

1. In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie, bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht, ter inbeslagneming de volgende plaatsen doorzoeken:a) een woning zonder toestemming van de bewoner, enb) een kantoor van een persoon met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218.

27

Page 28: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

2. Voor een doorzoeking als bedoeld in het eerste lid behoeft de officier van justitie de machtiging van de rechter-commissaris. Deze machtiging is met redenen omkleed.

3. Kan ook het optreden van de officier van justitie niet worden afgewacht, dan komt de bevoegdheid tot doorzoeking toe aan de hulpofficier. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing. De machtiging van de rechter-commissaris wordt zo mogelijk door tussenkomst van de officier van justitie gevraagd.

4. Indien de rechter-commissaris aan een hulpofficier van justitie machtiging heeft verleend ter inbeslagneming een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, is voor het binnentreden in die woning door de betrokken hulpofficier van justitie geen machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden vereist.

5. Artikel 96, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.Artikel 486 WvSv

Niemand kan strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit, begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.

Artikel 487 WvSv1. In gevallen waarin uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat iemand beneden de

leeftijd van twaalf jaren een strafbaar feit heeft begaan, zijn uitsluitend de artikelen 52 tot en met 55b, 56, 61, eerste en derde lid, 95 tot en met 102, 118, 119, 552a en 552d tot en met 552g van toepassing. De artikelen 116 tot en met 117a zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Het afleggen van een verklaring als bedoeld in artikel 116, tweede lid, en het doen van beklag als bedoeld in artikel 552a geschiedt voor de minderjarige, bedoeld in het eerste lid, door zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.

Artikel 116 WvSv1. De hulpofficier van justitie of de officier van justitie die op grond van artikel 94, derde lid, in kennis is gesteld

van de kennisgeving van inbeslagneming, beslist over het voortduren van het beslag in het belang van de strafvordering. Indien dit belang niet of niet meer aanwezig is, beëindigt hij het beslag en doet hij het voorwerp teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen. De hulpofficier van justitie pleegt desgeraden overleg met de officier van justitie voordat hij de beslissing neemt.

2. Indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar schriftelijk verklaart afstand te doen van het voorwerp, kan de hulpofficier van justitie of het openbaar ministerie:a) het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden

aangemerkt;b) gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, indien teruggave

aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is;c) in geval degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten

dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.3. Wordt een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet afgelegd, dan kan het openbaar ministerie de

beslissing onder a of b alsnog nemen, indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, zich niet binnen veertien dagen nadat het openbaar ministerie hem schriftelijk kennis heeft gegeven van het voornemen tot zodanige beslissing, daarover heeft beklaagd of het door hem ingestelde beklag ongegrond is verklaard. Op het beklag is titel IX van het Vierde Boek van overeenkomstige toepassing.

4. Indien een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet wordt afgelegd en het openbaar ministerie voornemens is het voorwerp terug te geven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, is het bevoegd het voorwerp reeds aanstonds, in afwachting van de mogelijkheid tot teruggave, aan deze in bewaring te geven, indien degene bij wie het voorwerp is inbeslag genomen, dit kennelijk door middel van een strafbaar feit aan die rechthebbende heeft onttrokken of onttrokken hield. Degene aan wie het voorwerp is afgegeven, is in dat geval bevoegd het voorwerp te gebruiken.

5. Indien het openbaar ministerie overeenkomstig het tweede of vierde lid of de rechtbank overeenkomstig artikel 353, tweede lid, de bewaring van het voorwerp heeft gelast, doet het openbaar ministerie dit voorwerp na het bekend worden van de rechthebbende aan deze teruggeven.

6. De in dit artikel bedoelde beslissingen laten ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.Artikel 118 WvSv

28

Page 29: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

1. Bij toepassing van artikel 116, tweede lid, onder b, of indien het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave en geen machtiging als bedoeld in artikel 117, eerste lid, is verleend, worden de inbeslag genomen voorwerpen, zodra het belang van het onderzoek het toelaat, in opdracht van het openbaar ministerie, gesteld onder de hoede van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bewaarder. De artikelen 116 en 117 zijn toepassing.

2. Inbeslag genomen voorwerpen kunnen ook aan een andere door het openbaar ministerie aangewezen bewaarder in gerechtelijke bewaring worden gegeven, indien dit voor het behoud, de bestemming of de beveiliging van deze voorwerpen redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 128 WvSv1: Ontdekking op heterdaad heeft plaats, wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of

terstond nadat het begaan is.2: Het geval van ontdekking op heterdaad wordt niet langer aanwezig geacht dan kort na het feit dier

ontdekking.Artikel 134 WvSv

1: Onder inbeslagneming van enig voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering.

2: Het beslag wordt beëindigd doordat hetzija) het inbeslag genomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;b) het openbaar ministerie de last geeft als bedoeld in artikel 116, tweede lid, onder c;c) de machtiging als bedoeld in artikel 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;d) de bewaring ingevolge artikel 118, derde lid, door tijdsverloop is beëindigd en het voorwerp niet om baat

is vervreemd.3: Onder teruggave van inbeslag genomen voorwerpen wordt begrepen het verrichten van de in verband met

de beëindiging van het beslag vereiste formaliteiten.Artikel 137WvSv

Onder de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken wordt begrepen die tot kennisneming van stukken die op gegevensdragers zijn opgenomen en vastgelegd.

Artikel 149a WvSv1. De officier van justitie is tijdens het opsporingsonderzoek verantwoordelijk voor de samenstelling van de

processtukken.2. Tot de processtukken behoren alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen

beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn, behoudens het bepaalde in artikel 149b.3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gesteld over de wijze waarop de

processtukken worden samengesteld en ingericht.Artikel 258 WvSv

1: De zaak wordt ter terechtzitting aanhangig gemaakt door ene dagvaarding vanwege den officier van justitie aan den verdachte betekend; het rechtsgeding neemt hierdoor een aanvang.

2: De voorzitter der rechtbank bepaalt, op het verzoek en de voordracht van den officier van justitie, den dag der terechtzitting. Hij kan, bij het bepalen van de dag der terechtzitting of nadien, bevelen dat de verdachte in persoon zal verschijnen; hij kan daartoe tevens zijn mede brenging gelasten. De voorzitter kan ook de mede brenging gelasten van de getuige van wie op grond van feiten en omstandigheden aannemelijk is dat hij niet voornemens is gevolg te geven aan een oproep om ter terechtzitting te verschijnen. Voorts kan de voorzitter van de rechtbank de officier van justitie bevelen, nader omschreven onderzoek te verrichten of doen verrichten, alsmede gegevensdragers en stukken bij de processtukken te voegen dan wel stukken van overtuiging over te leggen.

3: De personen, bedoeld in artikel 51e, tweede lid, eerste volzin, derde, vijfde of zesde lid, kunnen de voorzitter verzoeken of het hen toegekende spreekrecht mag worden uitgeoefend door hun raadsman of een daartoe bijzondere gemachtigde. Indien meer dan drie nabestaanden bedoeld onder 51e, vierde lid, onder b, hebben meegedeeld dat zij van hun spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht gebruik kunnen maken.

Artikel 261 WvSv

29

Page 30: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

1: De dagvaarding behelst een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn; verder vermeldt zij de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld.

2: Zij behelst tevens de vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.3: Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of

gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur niet meer kan worden verlengd op grond van artikel 66, derde lid, kan voor de opgave van het feit worden volstaan met de omschrijving die in dat bevel is gegeven.

Artikel 282 WvSv 1: Bevindt de verdachte zich in voorlopige hechtenis, dan zijn de volgende leden van dit artikel van toepassing.2: Indien de rechtbank het onderzoek op de terechtzitting voor een bepaalde tijd schorst, stelt zij de termijn

van de schorsing in de regel op niet meer dan een maand. Om klemmende redenen kan zij echter een langere termijn stellen, doch in geen geval langer dan drie maanden.

3: Schorst de rechtbank het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd, dan stelt zij met overeenkomstige toepassing van het tweede lid, een uiterste termijn, waarbinnen het onderzoek moet worden hervat.

4: Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur niet meer kan worden verlengd op grond van artikel 66, derde lid, kan de officier van justitie schorsing van het onderzoek op de terechtzitting vorderen, mits hij het voornemen daartoe aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt bij de dagvaarding.

Artikel 359a WvSv 1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer

kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:a) de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door

het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;b) de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het

bewijs van het te laste gelegde feit;c) het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een

behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden

voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.

GrondwetArtikel 11 grondwet

Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

Artikel 12 Grondwet 1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij

of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het

doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het

binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

Artikel 15 Grondwet 1. Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen.2. Hij aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidstelling

verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. De rechter gelast de onmiddellijke invrijheidstelling, indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt.

3. De berechting van hem aan wie met het oog daarop zijn vrijheid is ontnomen, vindt binnen een redelijke termijn plaats.

30

Page 31: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

4. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.

Artikel 18 Grondwet 1. Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan.2. De wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder draag krachtigen.

Burgerlijk wetboekArtikel 1:4 Burgerlijk Wetboek

1. Een ieder heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven.2. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert in de geboorteakte voornamen op te nemen die ongepast

zijn, of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn.3. Geeft de aangever geen voornamen op, of worden deze alle geweigerd zonder dat de aangever ze door een

of meer andere vervangt, dan geeft de ambtenaar ambtshalve het kind een of meer voornamen, en vermeldt hij uitdrukkelijk in de akte dat die voornamen ambtshalve zijn gegeven.

4. Wijziging van de voornamen kan op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 20a, eerste lid. In geval van wijziging van de voornamen van een buiten Nederland geboren persoon geeft de rechtbank die de beschikking geeft, voor zoveel nodig ambtshalve hetzij een last tot inschrijving van de akte van geboorte dan wel van de akte of de uitspraak, bedoeld in artikel 25g, eerste lid, hetzij de in artikel 25c bedoelde beschikking.

Artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek4. Indien een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide ouders komt te staan, verklaren de

ouders gezamenlijk voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte welke van hun beider geslachtsnamen het kind zal hebben. Van de verklaring van de ouders die voor de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt een akte van naamskeuze opgemaakt. Van de verklaring van de ouders die ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, wordt melding gemaakt in de akte van geboorte. De eerste drie volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing indien een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253saover het kind zullen uitoefenen of uitoefenen. De verklaring die niet ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, kan ten overstaan van iedere ambtenaar van de burgerlijke stand worden afgelegd.

5. Wordt een verklaring houdende naamskeuze, bedoeld in het vierde lid, voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte afgelegd, dan heeft het kind de gekozen naam vanaf de geboorte. Geschiedt de naamskeuze niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand als geslachtsnaam van het kind in de geboorteakte op:a) de geslachtsnaam van de vader in geval het kind door geboorte in familierechtelijke betrekking tot beide

ouders komt te staan;b) de geslachtsnaam van de moeder in geval een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die

niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag als bedoeld in artikel 253sa over het kind uitoefenen.

Artikel 1:6 Burgerlijk WetboekDe geslachtsnaam wordt ten aanzien van een ieder dwingend bewezen door de akte van geboorte.

Artikel 1:9 Burgerlijk Wetboek1. Een vrouw die gehuwd is of die gehuwd is geweest dan wel wier partnerschap geregistreerd is of is geweest

en die niet is getrouwd na beëindiging van de registratie of is hertrouwd dan wel niet een geregistreerd partnerschap is aangegaan na beëindiging van het huwelijk of opnieuw is aangegaan, is steeds bevoegd de geslachtsnaam van haar echtgenoot of van haar geregistreerde partner te voeren of aan de hare te doen voorafgaan dan wel die te doen volgen op haar eigen geslachtsnaam.

2. Indien het huwelijk door echtscheiding is ontbonden en daaruit geen afstammelingen in leven zijn dan wel indien het geregistreerd partnerschap op de wijze bedoeld in artikel 80c, onder c of d, is beëindigd, kan de rechtbank, wanneer daartoe gegronde redenen bestaan, op verzoek van de gewezen echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner aan de vrouw de haar in het eerste lid toegekende bevoegdheid ontnemen.

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de man die gehuwd is of gehuwd is geweest dan wel wiens partnerschap geregistreerd is of is geweest en die niet is getrouwd na

31

Page 32: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

beëindiging van de registratie of is hertrouwd dan wel niet een geregistreerd partnerschap is aangegaan na beëindiging van het huwelijk of opnieuw is aangegaan.

Artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.2. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet

strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.

3. De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten.

Artikel 3:107 Burgerlijk WetboekBezit is het houden van een goed voor zichzelf.

Wet op de identificatieArtikel 1 van de Wet op de identiteitsplicht

1. Als documenten waarmee in bij de wet aangewezen gevallen de identiteit van personen kan worden vastgesteld, worden aangewezen:

1: een geldig reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, c, d, e en g, of een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

2: de documenten waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie;

3: een geldig nationaal, diplomatiek of dienstpaspoort dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover de houder de nationaliteit van die andere lidstaat bezit;

4: een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 of een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is, zolang de bij de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland niet is verstreken, aan de houder geen administratieve maatregel bedoeld in paragraaf 9 van hoofdstuk VI van de Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd of aan hem niet de bijkomende straf bedoeld in artikel 179 van die wet is opgelegd en mits het rijbewijs is voorzien van een pasfoto van de houder.

2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan, al dan niet voor een bepaald tijdvak, andere dan de in het eerste lid bedoelde documenten aanwijzen ter vaststelling van de identiteit van personen.

Artikel 2 van de Wet op de identiteitsplicht, Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8 van de Politiewet 2012 of artikel 6a van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 ter inzage aan te bieden. Deze verplichting geldt ook indien de vordering wordt gedaan door een toezichthouder.

Politiewet 2012Artikel 8 Politiewet 2012

1: Een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van personen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak.

2: Gelijke bevoegdheid komt toe aan een buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak.

3: Gelijke bevoegdheid komt toe aan de militair van de Koninklijke marechaussee, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn politietaak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en aan de militair van de Koninklijke marechaussee of van enig ander onderdeel van de krijgsmacht die op grond van deze wet bijstand verleent aan de politie.

32

Page 33: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

Algemene wet bestuursrechtArtikel 5:16 Algemene wet bestuursrechtEen toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

PaspoortwetArtikel 2 Paspoortwet

1. Reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden zijn:a) a. nationaal paspoort;b) b. diplomatiek paspoort;c) c. dienstpaspoort;d) d. reisdocument voor vluchtelingen;e) e. reisdocument voor vreemdelingen;f) f. nooddocument;g) g. andere reisdocumenten, door Onze Minister vast te stellen.

2. Identiteitskaart van het Europese deel van Nederland is de Nederlandse identiteitskaart. Hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald ten aanzien van reisdocumenten is van overeenkomstige toepassing op de Nederlandse identiteitskaart, tenzij anders is bepaald.

3. Onze Minister stelt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde de geldigheidsduur en het model van de in het eerste en tweede lid bedoelde documenten vast, draagt zorg voor de vervaardiging van die documenten en stelt van de in het eerste lid bedoelde reisdocumenten tevens de territoriale geldigheid vast.

Algemene wet op het binnentreden Artikel 1 Algemene wet op binnentreden

1. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft.

2. Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd.

3. Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld.

4. De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden.

Artikel 2 Algemene wet op binnentreden1. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging

vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.

2. Onze Minister van Justitie stelt het model van deze machtiging vast.3. Een schriftelijke machtiging als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding

van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.

Artikel 3 Algemene wet op binnentreden

33

Page 34: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

1. Bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn:a) de advocaat-generaal bij het ressortsparket;b) de officier van justitie;c) de hulpofficier van justitie.

2. Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de burgemeester bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering.

3. Degene die bevoegd is een machtiging te geven, gaat daartoe slechts over, indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist.

Artikel 8 Algemene wet op binnentreden 1. Degene die de machtiging heeft gegeven, kan degene die bevoegd is binnen te treden, vergezellen.2. Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich door anderen doen

vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.

Artikel 9 Algemene wet op binnentredenDegene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich de toegang tot of de doorgang in de woning verschaffen, voor zover het doel van het binnentreden dit redelijkerwijs vereist. Hij kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen.

Artikel 10 Algemene wet op binnentreden1. Degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, maakt op zijn ambtseed

of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent het binnentreden.2. In het verslag vermeldt hij:

a) zijn naam of nummer en hoedanigheid;b) de dagtekening van de machtiging en de naam en hoedanigheid van degene die de machtiging tot

binnentreden heeft gegeven:c) de wettelijke bepalingen waarop het binnentreden berust en het doel waartoe is binnengetreden;d) de plaats van de woning en de naam van de bewoner;e) de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop in de woning is binnengetreden en waarop deze is

verlaten;f) hetgeen in de woning is verricht of overigens is voorgevallen, het aantal en de hoedanigheid van

degenen die hem hebben vergezeld, de namen van de personen aan wie in de woning hun vrijheid is benomen en de voorwerpen die in de woning in beslag zijn genomen;

g) voor zover van toepassing: de redenen waarom en de wijze waarop het bepaalde in artikel 1, tweede lid, dan wel artikel 2, derde lid, toepassing heeft gevonden.

Artikel 11 Algemene wet op binnentreden1. Indien krachtens een machtiging is binnengetreden, wordt het verslag uiterlijk op de vierde dag na die

waarop in de woning is binnengetreden, toegezonden aan degene die de machtiging heeft gegeven. Is de machtiging gegeven door een hulpofficier van justitie, dan wordt het verslag ook aan de officier van justitie toegezonden. Indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, zonder machtiging is binnengetreden, wordt het verslag toegezonden aan de officier van justitie dan wel, voor zover is binnengetreden voor andere doeleinden dan strafvordering, aan de burgemeester.

2. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, aan de bewoner uitgereikt of toegezonden. Indien het doel waartoe wordt binnengetreden daartoe noodzaakt, kan de uitreiking of de toezending aan de bewoner worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van dit doel dit toelaat. Indien het niet mogelijk is dit afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt degene aan wie overeenkomstig het eerste lid het verslag is toegezonden dan wel degene die zijn bevoegdheid zonder machtiging binnen te treden heeft uitgeoefend, het afschrift gedurende zes maanden voor de bewoner beschikbaar.

Artikel 12 Algemene wet op binnentreden In de gevallen waarin het binnentreden van plaatsen krachtens een wettelijke voorschrift is toegelaten, geschiedt dit buiten het geval van ontdekking op heterdaad niet:

a) in de vergaderruimten van de Staten-Generaal, van de staten van een provincie, van de raad van een gemeente of van enig ander algemeen vertegenwoordigend orgaan, gedurende de vergadering;

b) in de ruimte bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst;

34

Page 35: irp-cdn.multiscreensite.com Form…  · Web vieween identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede

c) in de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting.

35