Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

28
acta groeninge • 1 actagroeninge actagroeninge Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese juni 2012 nummer 16

Transcript of Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

Page 1: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 1

actagroeningeactagroeninge

InsulinepomptherapieOnychologiePlasmaferese

juni 2012 nummer 16

Page 2: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 2

colofonRedactiecomité

dr. Kathleen Croes, dr. Marc Decupere,

Guido Demaiter, Veerle De Wispelaere,

Lore Ketelaars, dr. Dirk Peeters, dr. Guy Putzeys

Dit tijdschrift is ook te raadplegen via

www.azgroeninge.be

Redactieadres

dr. Dirk Peeters

Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk

t. 056 63 34 20 - f. 056 63 34 29

[email protected]

Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk

comité az groeninge door uitgeverij Groeninghe

Kortrijk, isbn 978-90-77723-84-5

Dit tijdschrift verschijnt tweemaal per jaar en wil

een overzicht geven van de medische, zorgver-

strekkende en organisatorische activiteiten binnen

az groeninge.

vu: Jan Deleu, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk

voorwoord

dr. Serge Vanderschuerenmedisch directeur

Geachte lezer

In De Standaard van 9 februari stond te lezen dat het aantal klachten van patiënten bij de ombudsdiensten de afgelo-pen vijf jaar verdubbeld is. Het ligt voor de hand dat dit niet een gevolg is van een snelle achteruitgang van de kwaliteit in de ziekenhuizen, maar veeleer van een veranderende at-titude van het publiek. Patiënten staan steeds meer op hun rechten, eisen kwaliteit.

De media spelen in op deze trend. Eind mei publiceerde een krant extracten van de auditrapporten van de visita-tie. Deze rapporten zijn publiek en kunnen op eenvoudig verzoek opgevraagd worden door iedere geïnteresseerde. Test Aankoop is al eerder trendsetter geweest door (me-thodologisch soms wat ongelukkige) vergelijkende tests te publiceren.

Ook de overheid, die voor de uitdaging staat een antwoord te vinden op de steeds hogere maatschappelijke kost van de gezondheidszorg, neemt hierin initiatief. Samen met de ziekenhuiskoepels, de ziekenfondsen, de vereniging van hoofdartsen en het patiëntenplatform wordt de laatste hand gelegd aan een set kwaliteitsindicatoren, die – zoals in het buitenland al jaren gebeurt – gepubliceerd zullen worden met het oog op maatschappelijke verantwoording.

Deze trends vormen een nieuwe uitdaging, maar ze zullen ongetwijfeld ook leiden tot een bijsturing van het beleid in de ziekenhuizen en een permanent streven naar verdere verbetering van de kwaliteit van de zorg.

Veel leesgenot

dr. Serge Vanderschuerenmedisch directeur

Maatschappelijke verantwoording

Page 3: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 3

inhoud

16 Onychologie4 Insulinepomptherapie en continue glucosemonitoring

Unrésumédesarticlesenfrançaisestdisponiblesursimpledemande.

Insulinepomptherapie en continue glucosemonitoring 4

Plasmaferese 8

Onychologie 16

Het “moederhuis Maria’s bezoeking” te Zwevegem (1942 - 1977) 22

Wetenschappelijke publicaties en actieve deelname aan internationale congressen 26

Nieuwe artsen sinds januari 2012 27

Wetenschappelijke kalender voor de regio Kortrijk 28

Page 4: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 4

Insulinepomptherapie en continue glucosemonitoring dr. Gerd Vanhaverbeke, dienst endocrinologie/diabetologie, diabetescentrum az groeninge

In de medische literatuur, maar zeker in de gewone pers, zien we dagelijks berichten over de pandemie diabetes. Op dat moment heeft men het over “de welvaartsziekte van de 21e eeuw bij uitstek”: diabetes type 2. Men zou bijna het stiefbroer-tje diabetes type 1 vergeten. Deze ziekte is het gevolg van een auto-immune aandoening waarbij niet alleen de betacellen maar ook de alfacellen van de pancreas worden aangevallen. Op die manier ontstaat er plots een absoluut tekort aan insu-lineproductie waardoor insulinetherapie onmiddellijk nodig is. Alhoewel deze ziekte ook bij ouderen kan optreden, komt deze voornamelijk op jonge leeftijd voor. Meer nog dan bij diabetes type 2 is de glycemieregeling afhankelijk van heel wat factoren (activiteit, voeding, stress …). Meten en getitreerde insulinebehandeling zijn dan ook de sleutelelementen om een aanvaardbare waarde van het HbA1c te krijgen en de kans op laattijdige complicaties te verkleinen.

Gelukkig staat de techniek niet stil. Zo gebruiken we meer en meer subcutane insulinepompen die constant accurater en gebruiksvriendelijker worden. Naar analogie met de Holtermonitoring in de cardiologie gebruiken we nu ook continue glucosemeters. Ook in het diabetescentrum van az groeninge zien we een stijging van het aantal patiënten behandeld met een insulinepomp en groeit de expertise met de continue glucosemonitoring.

Situering Quasi alle patiënten met diabetes type 1 behandelen we nu met een intensief insulineschema volgens het basaal bolus-regime. Dit betekent dat de patiënt een langwerkend pre-paraat (analoog of humaan) krijgt dat zorgt voor de basale insuline. Bij de maaltijden krijgt de patiënt snelwerkende insulines (analoog of humaan). Dit betekent minimaal vier maal per dag injecteren en dus ook minimaal vier maal de glycemie meten (minimaal preprandiaal daar de patiënten ook een aanpassingsschema gebruiken). Een alternatief is een subcutane insulinepomp, wat theoretisch nog fysiologi-scher zou moeten werken.

Hoe werkt het?Met een insulinepomp wordt de insuline via een continu subcutaan infuus (E/uur) toegediend. Men gebruikt hiervoor de snelwerkende humane of insuline-analogen. Een studie kon aantonen dat de analogen een grotere HbA1c-daling geven in vergelijking met de humane insulines (1). Boven-dien zijn er minder hypo’s en is er minder gewichtstoe-name. Meestal worden er ongeveer 0.01 tot 0.015 units per kg insuline per uur toegediend. Naast deze basale insuline moet de patiënt ook een bolus toedienen op het moment van de maaltijd. De totale toegediende insuline is ongeveer 10 tot 20 % minder dan de totale dagdosis met een klassiek subcutaan systeem. Empirisch, op basis van de metingen, wordt de dosis daarna aangepast.

Voordelen

1. Variabiliteit in toegediende insuline

De basale hoeveelheid toegediende insuline kan verdeeld worden over de dag. Zo kan men ervoor zorgen dat er gedurende de nacht minder insuline wordt toegediend maar tegen de morgen (bij een hogere insulinenood) net meer. Ook kan bijvoorbeeld de toegediende dosis per uur verminderd worden bij fysieke activiteit.

2. Extra bolussen kunnen vlotter worden toegediend

Een pomp laat ook toe om de therapie meer te titreren op basis van de gemeten glycemies. Patiënten met type 1 krij-gen het advies om te meten en op basis van die metingen eventueel kleine extra hoeveelheden insuline toe te dienen. De bijkomende injecties vormen hier echter een rem. Door een simpele knop op de pomp kan de patiënt makkelijk extra insuline toedienen.

3. Geen nood aan langwerkende insulines

De meest gebruikte langwerkende insulineanalogen (Lantus en Levemir) waren tot voor kort gecontra-indiceerd tijdens de zwangerschap, waardoor er tijdens de zwanger-schap bijna altijd overgeschakeld werd op een subcutane insulinepomp. Sinds kort is Levemir echter wel toegelaten tijdens de zwangerschap. Toch zullen de meeste vrouwen nog steeds met een pomp worden behandeld gezien de andere voordelen net op een moment dat een perfecte regeling wenselijk is.

1. Subcutane insulinepomptherapie

Page 5: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 5

Insulinepomptherapie en continue glucosemonitoring dr. Gerd Vanhaverbeke, dienst endocrinologie/diabetologie, diabetescentrum az groeninge

4. Effect op hypo’s en HbA1c

In verschillende meta-analyses waarbij pomptherapie vergeleken wordt met MDI-systemen zag men een da-ling van het HbA1c. In die studies was het effect op hypo’s minder duidelijk (2). In een prospectieve vergelijkende studie bij kinderen en adolescenten verkreeg men een betere glycemiecontrole met een pomp (3). Bij kleine kinderen met nachtelijke hypo’s ziet men via het uitsluitend nachtelijke gebruik van een pomp een verbetering van de regeling en zijn er ook minder hypo’s.

Nadelen Er zijn natuurlijk ook nadelen aan de pomptherapie. We vermelden oppervlakkige infecties ter hoogte van de infuusplaats, systeemfalen (bijvoorbeeld blokkering van de katheter) wat als gevolg van het kleine subcutane insu-linedepot vlug kan leiden tot een ketoacidose, de kostprijs en de ongemakken van een toestel dat aan het lichaam vastzit (slapen, zwemmen, seksuele activiteit ...). Toch is het opvallend dat veel vrouwen die een insulinepomp gebrui-ken tijdens de zwangerschap deze behouden ook na de zwangerschap. Een belangrijke voorwaarde is dat de patiënt minimaal vier à vijf maal per dag zijn glycemie meet om een eventueel falen van de pomp tijdig op te merken.

Situering Daar het meten van de glycemie één van de belangrijkste (zoniet de belangrijkste) pijler is voor een adequate glyce-miecontrole is de ontwikkeling van accurate, betrouwbare en gebruiksvriendelijke continue glucosemonitoringtoestel-len een mijlpaal in de behandeling van diabetes. Onvol-doende metingen zijn vaak de belangrijkste rem op een goede regeling. Bij diabetes type 1-patiënten treedt immers vaak een meetmoeheid op. Bovendien is het zo dat de pa-tiënten, met de huidige glucometers, tussen de 3 en 7 maal daags meten. Dit geeft een goed beeld maar is natuurlijk onvoldoende als we rekening houden met de variabiliteit van de glycemies gedurende een dag.

Hoe werkt het?Door middel van een sensor en een zender wordt de gluco-se in het interstitiële vocht de hele dag door gemeten. Een sensor heeft een levensduur van 5 à 6 dagen. De gegevens van de sensor kunnen op elk moment van de dag afgelezen worden op een insulinepomp.

Wat is de meerwaarde van continue glucosemeting? (CGM)

• Door het gebruik van CGM krijgen we een totaalbeeld van de glucosewaarden gedurende de dag en de nacht. We hebben ook een beter zicht op de schommelingen van de glycemie.

• Via CGM kunnen we hypoglycemieën opsporen. Vooral bij nachtelijke hypo’s en hypoglycemie “unawareness“ kan dit heel nuttig zijn.

• CGM geeft een trend van de glycemie aan. Op deze manier kunnen we preventief te werk gaan. Bij een drei-gend hypo kan de patiënt koolhydraten innemen.

• We kunnen de glycemieprofielen van verschillende dagen met elkaar vergelijken. Hieruit kunnen we be-langrijke informatie voor de behandeling en de educatie halen.

M.a.w. de metingen kunnen nuttig zijn als real time-bevin-dingen (denk aan kinderen die hypo’s niet goed voelen) maar ook retrospectief. Zo kunnen we de impact zien van voeding of lichaamsbeweging, wat voor de educatie van de patiënt heel nuttig kan zijn. Praktisch combineren we in het diabetescentrum de CGM altijd met een zo volledig mogelijke notitie van het dieet

2. Continue glucosemeter (CGM)

Page 6: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 6

en de bewegingsactiviteit. Onze diëtisten maken dan een berekening van de exacte koolhydraatinname per etmaal. De correlatie tussen deze gegevens en de glycemiewaar-den kunnen we dan achteraf gebruiken om de patiënt te onderwijzen. Zo is reeds menig patiënt na dit onderzoek overgeschakeld van een traditionele opvolging met equi-valente hoeveelheden koolhydraten per etmaal naar een opvolging op basis van de koolhydraat/insuline-verhou-ding. Dit betekent dat de patiënt niet meer werkt met vaste hoeveelheden aan te passen insuline maar ingeeft in zijn meter of pomp hoeveel koolhydraten hij eet. Via een door ons geprogrammeerd algoritme berekent het toestel dan de hoeveelheid te spuiten insuline, rekening houdend met glycemiemeting, actieve insuline en hoeveelheid koolhydra-ten (carb counting).

Wat zijn de beperkingen van continue bloedglu-cosemeting?

• De lag time of de vertraging tussen het meten van de glucose in het interstitiële vocht en de meting in het capillaire bloed bedraagt 10 tot 20 minuten. De waarde via de CGM loopt achter op de vingerprik. Wanneer de patiënt een hypo vermoedt, moet hij dan ook altijd controleren met de vingerprik.

• De CGM moet goed gekalibreerd worden. D.w.z. men moet kalibreren bij een stabiele glycemie, en niet bij een snel stijgende of snel dalende glycemie.

• In België is er nog geen terugbetaling voor CGM. • De patiënt heeft continu een toestelletje op zijn buik

(gebruiksgemak). • De beperkte functionele werking (5 tot 6 dagen).

Studies Vooraleer de overheid terugbetaling voor deze toestellen regelt, zal de klinische meerwaarde eerst grondig moeten worden aangetoond. Het is duidelijk dat patiëntenselectie hierbij heel belangrijk is. Uit de verschillende reeds verrich-te studies blijkt dat deze toestellen enkel zinvol zijn bij ge-motiveerde en geëduceerde patiënten. Real time-metingen hebben aangetoond dat het HbA1c verbetert, dat er minder glycemieschommelingen zijn en dat er minder hypo’s zijn (5,6). Bij zwangere vrouwen kon er zelfs aangetoond worden dat er een daling is van de diabetesgerelateerde morbidi-teit (7).

Figuur2:continueglucosemeter

Figuur3:voorbeeldvanprintvanglycemiegegevensviaCGM.

Page 7: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 7

Men spreekt graag over de artificiële pancreas maar waarschijnlijk is dit nog verre toekomstmuziek gezien de beperkingen hierboven vermeld. Het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam kreeg in 2010 een subsidie van de Europese Unie om een dergelijke kunstmatige alvleesklier te ontwikkelen.

Wel zijn er verschillende studies gepubliceerd die het nut van sensor-augmented pump therapy aantonen. Hierbij wordt de combinatie van beide (pomp en continue meter) gebruikt. Een significante verbetering van het HbA1c in vergelijking met basaal bolus-insulinetherapie kon worden aangetoond. (8)

3. Als we die twee nu samenbrengen, dan hebben we toch een artificiële pancreas? De droom?

Besluit

Insulinepomptherapie en continue glucosemonitoring zijn middelen waarover we reeds langer beschikken. De toestellen worden echter altijd beter en ook pati-entvriendelijker. Op deze manier slagen we erin om de glycemieregeling van onze patiënten te optimaliseren en hopen we om hen ook een ‘normaler’ leven te laten leiden. Zodra men beide op elkaar kan afstemmen (arti-ficiële pancreas), zal dit een revolutie in de therapie van type 1 diabetes teweegbrengen.

Dr. Gerd VanhaverbekeGwijde VanCoillie (diabeteseducator)Veerle Vervaecke (diabeteseducator)diabetescentrum az groeninge

ADDENDUM

Hoe verloopt de opstart van een insulinepomp in ons diabetescentrum? Veerle Vervaecke, diabeteseducator

Een goede screening van een mogelijke pompkandidaat is zeer belangrijk en gaat de eigenlijke educatie vooraf. Insulinepomptherapie is niet zomaar een wondermiddel of een leuk nieuwigheidje. De patiënt moet voldoende gemotiveerd zijn, verantwoordelijkheidszin hebben en vooral compliance vertonen. Zoals hoger vermeld, is een minimum van 4 à 5 glycemiemetingen per dag noodzakelijk om eventueel pompfalen vroegtijdig op te merken. Daarom kiezen we in ons diabetescentrum voor een stapsgewijze aanpak en educatie van de patiënt door het volledige team. De insulinepomp wordt opgestart tijdens een ziekenhuis-opname van een drietal dagen. De educatie start echter 2 weken vroeger bij de diëtist en de diabetesverpleegkun-dige, steeds in samenspraak met de arts. De educatie wordt aangepast aan het type pomptherapie waarvoor wordt gekozen: bolus-wizard met koolhydraattellen of niet.

LITERATUURLijST

1. Bode B, Weinstein R, Bell D et al. Comparison of insulin aspart with buffered regular human insulin and insulin lispro in continuous subcutaneous insulin infusion : a randomized study in type 1 diabetes. Diabetes Care 2002; 25 : 439.

2. Pickup J, Mattock M, Kerry S. Glycaemic control with continuous subcutaneous insulin infusion compared with intensive insulin injections in patients with type diabetes : a meta anlaysis of randomised controlled trials. BMJ 2002; 324 : 705

3. Doyle EA, Weinzimer SA, Steffen AT, et al. A randomized, prospective trial comparing the efficacy of continuous in-sulin infusion with multiple daily injections using insulin glargine. Diabetes Care 2004; 27 : 1554.

4. Kaufman FR, Halvorson M, Kim C, Pitukcheewanont P. Use of insulin pump therapy at nighttime only for child-ren 7-10 years of age with type 1 diabetes. Diabetes Care 2000; 23 : 579.

5. Tamborlane W, Beck R, Bode B et al. The Juvenile Diabe-tes Research Foundation Continuous Glucose Monito-ring Study Group : Continuous glucose monitoring and Intensive Treatment of Type 1 Diabetes. N Engl J Med 2008; 359 : 1464-76.

6. Deiss D, Bolinder J, Riveline JP, et al. Improved glycae-mic control in poorly controlled patients with type 1 diabetes using real-time continuous glucose monitoring. Diab Care 2006; 29: 2730-2.

7. Murphy HR, Rayman G, Duffield K, et al. Effectiveness of continuous glucose monitoring in pregnant women with diabetes : randomised clinical trial. BMJ 2008; 337:a 1680

8. Bergenstal RM, Tamborlane WV, Ahmann A, et al. for the STAR 3 Study Group. Effectiveness of sensor-augmented insulin-pump therapy in type 1 diabetes. N Engl J Med 2010; 363:311-20.

Page 8: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 8

Plasmaferese of therapeutische plasma-uitwisseling (The-rapeutic Plasma Exchange - TPE) is een extracorporele bloedpurificatie-techniek ontwikkeld ter verwijdering van grote moleculen uit het plasma (1). Voorbeelden van derge-lijke moleculen zijn pathogene auto-antistoffen, immuun-complexen, cryoglobulines, lichte ketens, endotoxines en cholesterol bevattende lipoproteines. In het verleden werd plasmaferese ook occasioneel gebruikt bij intoxicaties (2).

In het algemeen equilibreren grote moleculen traag tussen interstitium en plasma. Uitwisseling van één plasmavolume zal ongeveer 60 % van de plasma-macromoleculen verwij-deren. Bij uitwisseling van 1,4 maal het plasmavolume stijgt dit percentage naar 75 %.

Het plasmavolume berekenen wij als volgt: geschat plasmavolume = 0,07 x gewicht (kg) x (1 – Hct). Wij proberen per plasmaferese-sessie 1,5 x het plasmavolume uit te wisselen, overeenkomstig internationale standaar-den. De frequentie van en het aantal plasmaferese-sessies verschilt van indicatie tot indicatie (8).

Techniek

De wereldwijd meest toegepaste techniek maakt gebruik van apparatuur bedoeld voor celseparatie (cytaferese). Een alternatieve methode genaamd ‘membraan plasma sepa-ratie’ (MPS) wint echter aan populariteit, enerzijds omdat gebruik gemaakt kan worden van standaardhemodialyse-apparatuur, anderzijds omdat het vaak efficiënter is (3).

De dienst nefrologie van az groeninge maakt gebruik van MPS. Een speciale plasmafilter wordt gemonteerd op een standaardhemodialysetoestel in ultrafiltratie-modus. Deze filter is, in tegenstelling tot een klassieke kunstnier, permea-bel voor plasma-eiwitten.

Als toegangsweg tot de bloedbaan wordt meestal gebruik gemaakt van een diepe veneuze katheter geschikt voor he-modialyse. Bij de MPS-techniek kan geen gebruik gemaakt worden van een perifere vene. Een arterioveneuze fistel, zoals aanwezig bij hemodialysepatiënten, kan wel gebruikt worden. De techniek vereist ultrafiltratie met een lage transmem-braandruk (< 75 mmHg) en een trage bloedflow van 50 tot 150 ml per minuut (snelheid waarmee het bloed doorheen de plasmafilter geleid wordt). Het gefilterde plasma wordt verwijderd waarbij deze verwijderingssnelheid identiek is aan de infusiesnelheid van een substitutievloeistof.

Dit laatste is uiterst belangrijk want in tegenstelling tot standaardhemodialyse, wordt hier een vloeistof (plasma) verwijderd die volumeveranderingen induceert, beperkt tot het intravasculaire compartiment. Zelfs het kleinste verschil tussen verwijderings- en infusiesnelheid kan een zeer groot effect sorteren op de hemodynamische stabiliteit van de patiënt (4).

Uiteraard behandelen wij alle patiënten met een nefrologi-sche indicatie tot plasmaferese op deze manier. We staan echter ook ter beschikking van andere medische diensten (neurologie, hematologie …) voor niet-nefrologische indi-caties.

Gezien we gebruik maken van een extracorporeel circuit moeten we, net zoals bij hemodialyse, voorzien in een of andere vorm van anticoagulatie. Meestal maken we gebruik van heparine in continu infuus maar bij verhoogd bloe-dingsrisico kan ook regionale citraat-anticoagulatie gebruikt worden. Verder dient men in ieder geval op te passen voor citraat-intoxicatie wanneer Fresh Frozen Plasma gebruikt wordt als substitutievloeistof (FFP bevat 14 volume% ci-traat). Het risico op citraat-intoxicatie is het grootst wanneer de klaring van citraat gedaald is door lever- of nierlijden.

Het type substitutievloeistof hangt af van de indicatie. Meestal kunnen we albumine 5% gebruiken. Er kan hier-bij geen sprake zijn van virale tansmissie en het risico op anafylactoïde reacties is minimaal. Als belangrijkste nade-len vermelden we depletie aan coagulatiefactoren en een verlies aan immunoglobulines (hetgeen soms de bedoeling is, cfr. tabel 1). Crystalloïden in combinatie met albumine 5% worden gebruikt bij hyperviscositeit en de belangrijk-ste indicatie voor Fresh Frozen Plasma is Trombotische Trombocytopenische Purpura (TTP). In zeldzame gevallen van therapieresistente TTP moeten we gebruik maken van cryoprecipitaat-arm plasma. Het betreft plasma waarvan de eiwitten die bij koude precipiteren bij koude temperatuur uitgecentrifugeerd werden. Het gaat dan voornamelijk om von Willebrand Factor, Factor VIII, Factor XIII, fibronectine en fibrinogeen. De bedoeling is om plasma te kunnen toedie-nen voornamelijk arm aan von Willebrand-factor. Het zijn namelijk de grote von Willebrand-factor-multimeren die, in afwezigheid van het klievend enzyme ADAMTS13, verant-woordelijk zijn voor ongecontroleerde plaatjesaggregatie, trombopenie en mechanische hemolytische anemie (5). De rationale voor plasmaferese bij TTP ligt bij de hypothese dat ADAMTS13-protease activiteit hersteld wordt en eventu-ele anti-ADAMTS13-antistoffen verwijderd worden. Drie gerandomiseerde gecontroleerde studies met in totaal 237

Plasmaferese

dr. Marc Decuperedienst nefrologie az groeninge

Page 9: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 9

patiënten konden onder andere de superioriteit aantonen van plasmaferese ten opzichte van plas-matoediening alleen (6).

Indicaties voor plasmaferese

Het uitgangspunt moet zijn dat het verwijderen uit de circulatie van de veronderstelde schadelijke substanties verdere schade kan voorkomen en eventueel zelfs toelaat het pathologische proces om te keren. Andere mogelijke voordelen omvat-ten het ontladen van het reticulo-endotheliaal systeem (verbetering van endogene verwijdering van circulerende toxines), de mogelijkheid om grote hoeveelheden plasma te kunnen toedienen zonder vrees voor intravasculaire volume overvul-ling en toelevering via substitutievloeistof van een (mogelijk) ontbrekende plasmafactor.

Aan op zijn minst één van de volgende voorwaar-den moet voldaan zijn om het gebruik van TPE te overwegen:• De substantie moet voldoende groot (molecu-

lair gewicht > 15.000 dalton) zijn zodat het niet gemakkelijker zou zijn om een goedkopere verwijderingstechniek (hemodiafiltratie of high-flux hemodialyse) te gebruiken.

• De substantie moet een voldoende lange half-waardetijd hebben zodat de extracorporele techniek een veel snellere verwijdering toelaat dan de endogene verwijderingsmethoden.

• De substantie is acuut toxisch en weerstandig aan conventionele behandeling zodat snelle eliminatie uit het extracellulaire compartiment geïndiceerd is.

Referenties1. Kaplan AA, Fridey JL. Therapeutic Plasma Exchange. Uptodate Online version 19.2

2. Davison AM, Cameron JS, Grünfeld JP. Oxford Textbook of Clinical Nephrology, 3rd edition

3. Gerhardt RE, Ntoso KA, Koethe JD et al. Acute plasma separation with hemodialysis equip-ment. J Am Soc Nephrol 1992; 2: 1455-1458

4. Mokrzycky MH, Kaplan AA. Therapeutic plasma exchange: complications and management. Am J Kidney Dis 1994; 23: 817-827

5. Obrador GT, Zeigler ZR, Shadduck RK et al. Effectiveness of cryosupernatant therapy in refrac-tory and chronic replapsing thrombotic thrombocytopenic purpura. Am J Hematol 1993; 42: 217-220

6. Rock GA, Shumak KH, Buskard NA et al. Comparison of plasma exchange with plasma infusion in the treatment of thrombotic thrombocytopenic purpura. Canadian Apheresis Study Group. N Engl J Med 1991; 325: 393-397

Fig.1:Schematischevoorstellingvanplasmaseparatiedoorheeneenplasma-filter.Hetcelrijkebloedwordtterugnaardepatiëntgeleid,natoevoegingvaneensubstitutievloeistof.

Fig.2:Detailvandeplasmafilter.

Fig.3:Detailvandesubstitutievloeistof,inditgevalalbumine5%.

figuur2 figuur3

Page 10: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 10

Een mooi voorbeeld vormt de verwijdering van pathogene auto-antistoffen. IgG heeft een moleculair gewicht van meer dan 150.000 dalton en een gemiddeld biologisch halfleven van 21 dagen. Dus, zelfs indien immunosuppressieve thera-pie de productie van antistoffen onmiddellijk zou stilleggen, daalt de antistofconcentratie maar met 50 % tegen dag 21. Zo’n trage daling van de antistoftiter kan niet getolereerd worden bij agressieve aandoeningen zoals het syndroom van Goodpasture, waarbij men weet dat de antistof zelf een pathogenetische rol speelt.

De meest voorkomende indicaties voor plasmaferese we-reldwijd zijn TTP, Myasthenia Gravis, Chronische Inflamma-toire Demyeliniserende Polyneuropathie, Macroglobuline-mie van Waldenström en het syndroom van Guillain-Barré (7).

Vroeger werd plasmaferese toegepast ter behandeling van zeer veel aandoeningen waarvan er op basis van literatuur-gegevens nauwelijks evidentie was voor de efficiëntie van deze dure en complexe behandeling. Onder andere om deze reden bestaan er sinds 1985 aanbevelingen die om de 2 tot 3 jaar geactualiseerd worden.

De meest recente aanbevelingen van de ‘American Society

for Apheresis’ (ASFA) dateren van 2010 en omvatten alle 54 indicaties, die op basis van evidentie voor klinische efficiën-tie en het al dan niet voorhanden zijn van alternatieve be-handelingen worden ingedeeld in 4 categorieën (8) (Tabel1):• Categorie I: Aandoeningen waarvoor plasmaferese

aanvaard wordt als eerstelijnsbehandeling, hetzij als primaire enkelvoudige therapie, hetzij in combinatie met andere behandelingsvormen.

• Categorie II: Aandoeningen waarvoor plasmaferese aan-vaard wordt als tweedelijnstherapie, hetzij als primaire enkelvoudige therapie, hetzij in combinatie met andere behandelingsvormen.

• Categorie III: De optimale rol van plasmaferese is nog niet vastgesteld. Behandelingsbeslissingen moeten op individuele basis gebeuren.

• Categorie IV: Aandoeningen waarbij gepubliceerde evidentie aantoont of suggereert dat plasmaferese hetzij niet werkt, hetzij schadelijk is.

Aan elk van de indicaties werd in 2010 ook voor het eerst een aanbevelingsgradatie gekoppeld, gestoeld op gepubli-ceerde bewijslast (8) (Tabel1):• Graad 1A: Sterke aanbeveling, evidentie van hoge kwaliteit.• Graad 1B: Sterke aanbeveling, evidentie van matige kwali-

teit.• Graad 1C: Sterke aanbeveling, evidentie van lage tot zeer

lage kwaliteit.• Graad 2A: Zwakke aanbeveling, evidentie van hoge kwali-

teit.• Graad 2B: Zwakke aanbeveling, evidentie van matige kwa-

liteit.• Graad 2C: Zwakke aanbeveling, evidentie van lage tot zeer

lage kwaliteit.

Complicaties

Een review uit 1994 toonde aan dat complicaties significant meer voorkomen bij gebruik van FFP dan wanneer albu-mine als substitutievloeistof gebruikt wordt (20 % versus 1,4 %) (4). We hebben het dan vooral over citraatgeïnduceerde paresthesieën, spierkrampen, urticariële reacties en oc-casioneel ernstiger aandoeningen zoals transfusiegerela-teerde longaandoening (TRALI) en anafylactoïde reacties met hypotensie, dyspnee als gevolg van bronchospasmen en thoracale pijn. Anafylactoïde reacties op FFP behoren tot de ernstigste neveneffecten van plasmaferese en verklaren voor een groot deel de globale therapiegerelateerde mor-taliteitsincidentie van 0,03 tot 0,05 % per jaar (4,9).

Anafylactoïde reacties kunnen ook het gevolg zijn van (complementfactor-gemedieerde) bio-incompatibiliteit van het plasmafiltermembraan of van membraansterilisatie met ethyleenoxide (Deze techniek wordt echter bijna niet meer toegepast). Hierin verschilt plasmaferese niet van conven-tionele hemodialyse. Hetgeen men wél meer vaststelt bij plasmaferese, is anafylaxie in associatie met inname van ACE-inhibitoren (10). Er wordt dan ook aangeraden deze behandeling stop te zetten tijdens de periode van plasma-ferese.

Globaleopstelling

Page 11: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 11

Afhankelijk van de ernst van de symptomen wordt een vermoeden van anafylaxie bestreden met antihistaminica, corticosteroïden en/of adrenaline. Soms is voorafbehande-ling noodzakelijk.

Hypotensie tijdens de sessie kan verder het gevolg zijn van een abrupte daling van het intravasculaire volume. Een deel van het effectief circulerende volume (300-400 ml) bevindt zich immers arbitrair extracorporeel. Dit kan vaak gemakke-lijk opgevangen worden door extra vloeistof toe te dienen. Een vasovagale reactie is eveneens mogelijk en gaat ge-paard met zweten en een daling van de polsfrequentie. In sommige gevallen moet de behandeling tijdelijk stopgezet worden.

Los van secundair aan een anafylactoïde reactie kan dys-pnee nog het gevolg zijn van longoedeem (cardiogeen of niet-cardiogeen) en/of longembolisatie tijdens de sessie, ten gevolge van toediening van onvoldoende geanticoagu-leerde bloedproducten. Dit laatste is met moderne appara-tuur een uiterst zeldzame complicatie geworden.

Hypocalcemie is vrijwel altijd het gevolg van citraatintoxica-tie en kan paresthesieën, tetanie, convulsies en in het ergste geval ook levensbedreigende aritmieën veroorzaken. Wan-neer FFP wordt toegediend of citraat-anticoagulatie wordt toegepast, moet dan ook steeds calciumchloride bijkomend geïnfundeerd worden. Een andere complicatie van citraat-gebruik is metabole alkalose bij nierinsufficiëntie aangezien het gegenereerde bicarbonaat onvoldoende snel geklaard kan worden (11). Bij chronisch leverlijden (cirrose) bestaat er theoretisch een risico op inadequate citraatmetabolisatie en ontwikkeling van metabole acidose, maar dit blijkt in de praktijk nogal mee te vallen (12).

Wanneer albumine gebruikt wordt als substitutievloeistof bestaat er na enige tijd een verhoogd bloedingsrisico door een voorspelbare daling van coagulatiefactoren. (De INR kan na één plasmaferese-sessie met meer dan 30% toene-men en de partiële tromboplastinetijd (aptt) kan verdub-belen). Bij patiënten met een verhoogd risico op bloedings-complicaties (Syndroom van Goodpasture, vlak na een nierbiopsie) moet dan ook overwogen worden intermittent toch FFP als substitutievloeistof te gebruiken, ter repletie van stollingsfactoren.

Plasmaferese brengt de patiënt in een immunodepressieve status door verwijdering van immunoglobulines en comple-mentfactoren. Er is dus een verhoogd infectierisico, zeker in-dien de behandeling gecombineerd wordt met inname van immunosuppressiva zoals steroïden en/of cyclofosfamide. Om deze reden wordt steeds de serum IgG-concentratie gecontroleerd en zo nodig kunnen, bij infectieuze compli-caties en een laag IgG-gehalte, immunoglobulines intrave-neus worden toegediend.

Overige complicaties omvatten de mogelijkheid op virale transmissie, hypokaliëmie, onbedoelde verwijdering van medicatie door de plasmaferesetechniek en catheterproble-men (infectie; trombose).

Samenvattend blijft het, mits juiste indicatiestelling en inschatting van mogelijke complicaties, een potentieel le-vensreddende behandeling die met standaardhemodialyse-apparatuur op een elegante manier in de praktijk gebracht kan worden.

Referenties7. Clark WF, Rock GA, Buskard N et al. Therapeutic Plasma Exchange: an update from the Canadian Apheresis Group. Ann Intern Med 1999; 131: 453-462

8. Szczepiorkowski ZM, Winters JL, Bandarenko N et al. Guidelines on the use of therapeutic apheresis in clinical practice-evidence based approach from the Aphere-sis Applications Committee of the American Society for Apheresis. J Clin Apher 2010; 25: 83-177

9. Huestis DW. Mortality in therapeutic haemapheresis. Lancet 1983; 1:1043

10. Owen HG, Brecher ME. Atypical reactions associated with use of angiotensin-converting enzyme inhibitors and apheresis. Transfusion 1994; 34:891-894

11. Pearl RG, Rosenthal MH. Metabolic alkalosis due to plasmapheresis. Am J Med 1985; 79:391-393

12. Kramer L, Bauer E, Joukhadar C et al. Citrate pharmacokinetics and metabolism in cirrhotic and noncirrhotic critically ill patients. Crit Care Med 2003; 31: 2450-2455

13. Levy JB, Turner AN, Rees AJ et al. Long-term outcome of anti-glomerular basement membrane antibody disease treated with plasma exchange and immunosup-pression. Ann Intern Med 2001; 134: 1033-1042

14. Leung N, Gertz MA, Zeldenrust SR, et al. Improvement of cast nephropathy with plasma exchange depends on the diagnosis and on reduction of serum free light chains. Kidney Int 2008; 73: 1282-1288

15. Dyck PJ, Low PA, Windebank AJ et al. Plasma exchange in polyneuropathy associated with monoclonal gammopathy of undetermined significance. N Engl J Med 1991; 325: 1482-1486

RealTimeDisplayvanhethemodialystoesteltijdensplasmaferese.Qb:Bloedflowdoorheendefilterinml/minuutTMP:TransmembraandrukinmmHg.

Page 12: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 12

Zie

kte

Cat

ego

rie

Aan

bev

elin

gsg

raad

Sub

stit

utie

vlo

eist

of

Rat

iona

le/O

pm

erki

ngen

AB

O-in

com

pat

ibel

e st

amce

ltran

spla

ntat

ieII

1B (B

eenm

erg

); 2

B

(Afe

rese

)A

lbum

ine;

pla

sma

Red

uctie

van

AB

O-a

ntis

toffe

n ve

rant

wo

ord

elijk

vo

or

hem

oly

se e

n Pu

re R

ed C

ell

Ap

lasi

a (P

RC

A).

AB

O-in

com

pat

ibel

e o

rgaa

ntra

nsp

lant

atie

II (N

ier,

Kin

der

hart

);

III (L

ever

)1B

(Nie

r); 1

C

(Kin

der

hart

);

2C (L

ever

)

Alb

umin

e; p

lasm

aRe

duc

tie v

an A

BO

-ant

isto

ffen

vera

ntw

oo

rdel

ijk v

oo

r hu

mo

rale

reje

ctie

. Ste

eds

com

bin

eren

met

imm

uno

sup

pre

ssie

en/

of i

mm

uno

glo

bul

inet

hera

pie

.

Acu

te g

edis

sem

inee

rde

ence

falo

mye

litis

III2C

Alb

umin

eSt

ero

ïden

blij

ven

de

hoek

stee

n va

n d

e b

ehan

del

ing

.

Acu

ut le

verf

alen

III2B

Plas

ma;

pla

sma

en

alb

umin

eVe

rwijd

erin

g v

an a

lbum

ine-

geb

ond

en to

xine

s in

clus

ief a

rom

atis

che

amin

ozu

ren,

am

mo

niak

, end

oto

xine

s, m

erca

pta

nen.

H

erst

el v

an h

emo

stas

e. M

og

elijk

e b

rug

naa

r le

vert

rans

pla

ntat

ie.

Synd

roo

m v

an G

uilla

in-

Bar

I1A

Alb

umin

eVe

rmin

der

ing

van

ant

isto

f-g

emed

ieer

de

mye

lines

chad

e (p

erife

re z

enuw

en).

AN

CA

-gea

sso

ciee

rde

RPG

N*

I (D

ialy

se-

dep

end

ent)

; I

(DA

B*)

; III

(Dia

lyse

-in

dep

end

ent)

1A (D

ialy

se-d

epen

den

t);

1C (D

AB

); 2

C (D

ialy

se-

ind

epen

den

t)

Alb

umin

e; p

lasm

a b

ij D

AB

Voo

rdee

l is

het g

roo

tst w

anne

er d

ialy

sed

epen

den

tie b

ij p

rese

ntat

ie. R

PGN

: Ra

pid

ly P

rog

ress

ive

Glo

mer

ulo

nep

hriti

s.

DA

B: D

iffus

e A

lveo

laire

Blo

edin

g.

Ant

i-GB

M*-

ziek

te

(Syn

dro

om

van

G

oo

dp

astu

re)

I (D

ialy

se-

ind

epen

den

t); I

(D

AB

);

IV (D

ialy

se-

dep

end

ent)

1A (D

ialy

se-

ind

epen

den

t);

1B (D

AB

);

1A (D

ialy

se-d

epen

den

t)

Alb

umin

e; p

lasm

aSa

men

met

cyc

lop

hosp

ham

ide

en s

tero

ïden

. 1A

aan

bev

elin

g o

p b

asis

van

1

RC

T* m

et 1

7 p

atië

nten

, 17

case

ser

ies

(4

30 p

atië

nten

) en

17 c

ase

rep

ort

s (1

3). G

BM

: G

lom

erul

aire

Bas

ale

Mem

bra

an.

RC

T: R

and

om

ised

Co

ntro

lled

Tri

al.

Ap

last

isch

e an

emie

(AA

);

Pure

Red

Cel

l Ap

lasi

a (P

RC

A)

II (P

RC

A);

III (

AA

)2C

Alb

umin

e; p

lasm

aA

anva

ard

bar

e o

verw

egin

g w

anne

er e

erst

elijn

sbeh

and

elin

g

(sta

mce

ltran

spla

ntat

ie; i

mm

uno

glo

bul

ines

) nie

t kan

toeg

epas

t wo

rden

of n

iet o

f o

nvo

ldo

end

e w

erkt

.A

uto

-imm

uun

Hem

oly

tisch

e an

emie

III (W

AIH

A*)

; II

(CA

D*,

le

vens

bed

reig

end

)

2CA

lbum

ine

Mo

gel

ijk re

duc

tie in

pat

hog

ene

imm

uunc

om

ple

xen,

gea

ctiv

eerd

e co

mp

lem

ento

nder

del

en e

n au

to-a

ntis

toffe

n.

WA

IHA

: War

m A

uto

imm

une

Hem

oly

tic A

nem

ia. C

AD

: Co

ld A

gg

lutin

in D

isea

se.

Cat

astr

ofa

al

antif

osf

olip

iden

synd

roo

mII

2CPl

asm

aO

ptim

ale

beh

and

elin

gss

trat

egie

sta

at n

og

ter

dis

cuss

ie g

ezie

n ze

ldza

amhe

id.

TPE

die

nt te

r ve

rwijd

erin

g v

an a

ntifo

sfo

lipid

en-a

ntis

toffe

n, c

yto

kine

s, T

NF-α,

co

mp

lem

entf

acto

ren

en te

r tr

ansf

usie

van

nat

uurl

ijke

antic

oag

ulan

tia (P

rote

ïne

C, P

rote

ïne

S, A

ntitr

om

bin

e III

).C

hro

nisc

he In

flam

mat

oire

D

emye

linis

eren

de

Poly

neur

op

athi

e (C

IDP)

I1B

Alb

umin

eVe

rwijd

erin

g v

an Ig

G-a

ntis

toffe

n ve

rant

wo

ord

elijk

vo

or

dem

yelin

isat

ie

van

per

ifere

zen

uwen

. Ste

roïd

en e

n im

mun

og

lob

ulin

es z

ijn e

vene

ens

eers

telij

nsb

ehan

del

ing

en.

Aan

wez

ighe

id v

an

coag

ulat

iefa

cto

r-in

hib

itore

n (c

ong

enita

al

of v

erw

orv

en)

IV1B

Plas

ma

Er is

gee

n d

ata

die

de

mee

rwaa

rde

van

TPE

kan

aant

one

n.

Eers

telij

nsb

ehan

del

ing

bij

blo

edin

g o

f pre

op

erat

ief i

s d

e af

wez

ige

o

f nie

t-w

erke

nde

coag

ulat

iefa

cto

r to

e te

die

nen

of t

e b

ypas

sen.

Cry

og

lob

ulin

emie

I (Er

nstig

, sy

mp

tom

atis

ch)

1BA

lbum

ine

80 %

van

de

pat

iënt

en h

eeft

Hep

atiti

s C

. TPE

ver

wijd

ert c

ryo

glo

bul

ines

effi

ciën

t. G

een

RC

T b

esch

ikb

aar,

enke

l cas

e se

ries

en

case

rep

ort

s.Fa

mili

ale

hyp

erch

ole

ster

ole

mie

(a

po

-B-r

ecep

tor

mut

atie

)

II1C

Alb

umin

eSe

lect

ieve

ver

wijd

erin

g v

an L

DL

en L

P(a)

, bijv

oo

rbee

ld v

ia im

mun

o-a

dso

rptie

, w

erkt

bet

er. M

edic

amen

teuz

e th

erap

ie b

lijft

ho

ekst

een.

TPE

is in

gee

n g

eval

ee

rste

lijns

beh

and

elin

g. I

mm

uno

-ad

sorp

tie k

an d

it w

el z

ijn b

ij ho

mo

zyg

otie

..

Tab

el1

Page 13: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 13

Zie

kte

Cat

ego

rie

Aan

bev

elin

gsg

raad

Sub

stit

utie

vlo

eist

of:

Rat

iona

le/O

pm

erki

ngen

Foca

alsc

lero

se, r

ecid

ief

na n

iert

rans

pla

ntat

ieI

1CA

lbum

ine

Te o

verw

egen

1e l

ijnsb

ehan

del

ing

bij

reci

die

f na

nier

tran

spla

ntat

ie. R

atio

nale

is

verw

ijder

ing

van

een

tot o

p h

eden

ong

eken

de

‘per

mea

bili

teits

fact

or’

waa

rvan

g

eken

d is

dat

dal

ing

van

de

seru

mco

ncen

trat

ie le

idt t

ot a

fnam

e va

n p

rote

ïnur

ie.

Reje

ctie

van

ha

rttr

ansp

lant

III (H

umo

rale

re

ject

ie)

2CA

lbum

ine;

pla

sma

Kan

ove

rwo

gen

wo

rden

wan

neer

hum

ora

le re

ject

ie v

erm

oed

wo

rdt.

Hem

oly

tisch

Ure

mis

ch

Synd

roo

m (H

US)

I (aH

US*

op

bas

is

van

auto

-ant

isto

ffen

teg

en fa

cto

r H

);

II (a

HU

S o

p b

asis

va

n m

utat

ies

in

com

ple

men

tgen

-en

) IV

(d+

HU

S*)

2C (a

HU

S); 1

C (d

+H

US)

Plas

ma;

alb

umin

eTP

E w

erkt

NIE

T b

ij d

iarr

ee-g

eass

oci

eerd

e H

US

in k

ind

eren

. Vo

or

alle

and

ere

ind

icat

ies

is e

r ee

n m

og

elijk

e ro

l als

sup

po

rtie

ve b

ehan

del

ing

, oo

k g

ezie

n d

e va

ak s

lech

te p

rog

nose

. Ind

ien

twijf

el tu

ssen

HU

S en

TTP

, die

nt p

lasm

afer

ese

ZEK

ER te

wo

rden

ove

rwo

gen

. aH

US:

Aty

pis

che

HU

S. d

+H

US:

Dia

rree

-g

eass

oci

eerd

e H

US.

Hyp

ertr

igly

ceri

dem

isch

e p

ancr

eatit

isIII

2CA

lbum

ine;

pla

sma

Red

uctie

in tr

igly

ceri

den

zek

er m

og

elijk

maa

r sl

echt

s 1

gec

ont

role

erd

e tr

ial b

esch

ikb

aar

waa

rbij

gee

n ve

rsch

il in

mo

rtal

iteit,

sys

tem

isch

e en

loka

le

com

plic

atie

s ve

rsus

sta

ndaa

rd th

erap

ie.

Hyp

ervi

sco

site

it b

ij m

ono

clo

nale

g

amm

op

athi

eën

I1B

(Sym

pto

om

-b

estr

ijdin

g);

1C

(P

rofy

lact

isch

ór

Ritu

xim

ab)

Alb

umin

e; a

lbum

ine

+ fy

sio

log

isch

e o

plo

ssin

g

TPE

wer

kt s

nel e

n ef

ficië

nt o

m d

e hy

per

visc

osi

teits

sym

pto

men

(m

uco

sab

loed

ing

en, n

euro

log

isch

e af

wijk

ing

en, r

etin

op

athi

e) te

do

en a

fnem

en.

Idio

pat

hisc

he

Tro

mb

ocy

to-p

enis

che

Purp

ura

(ITP)

IV1C

Nie

t aan

geg

even

Gee

n vo

ord

eel a

ang

eto

ond

in v

erg

elijk

ing

met

enk

el s

tero

ïdth

erap

ie.

Lam

ber

t-Ea

ton

Mya

sthe

nies

ynd

roo

mII

2CA

lbum

ine

Kan

een

nut

tige

aanv

ullin

g z

ijn o

p s

tand

aard

ther

apie

bij

pat

iënt

en m

et s

nel

evo

lutie

ve z

iekt

e.M

ultip

le S

cler

ose

(MS)

II (A

cute

CN

S*

infla

mm

ato

ry

dem

yelin

atin

g

dis

ease

, nie

t b

eant

wo

ord

end

aa

n st

ero

ïden

);

III (C

hro

nisc

he

pro

gre

ssie

ve M

S)

1B (A

cute

CN

S in

flam

mat

ory

d

emye

linat

ing

dis

ease

, ni

et b

eant

wo

ord

end

aan

st

ero

ïden

); 2

B (C

hro

nisc

h p

rog

ress

ieve

MS)

Alb

umin

eB

ij ac

ute,

ern

stig

e aa

nval

len

bij

pat

iënt

en d

ie n

iet b

eant

wo

ord

en a

an

initi

ële

beh

and

elin

g m

et h

og

e d

osi

ssen

ste

roïd

en k

an T

PE n

uttig

zijn

. Vo

or

de

ove

rig

e vo

rmen

van

MS

wo

rdt n

og

ged

ebat

teer

d o

ver

de

op

timal

e b

ehan

del

ing

sstr

ateg

ie. C

NS:

Cen

tral

Ner

vous

Sys

tem

Mya

sthe

nia

Gra

vis

I1A

(Mat

ig e

rnst

ige

vorm

);

1C (P

re-t

hym

ecto

mie

)

Alb

umin

eC

ircul

eren

de

antis

toffe

n w

ord

en v

erw

ijder

d d

oo

r TPE

. Sta

ndaa

rdth

erap

ie n

aast

g

ebru

ik v

an c

holin

este

rase

-inhi

bito

ren,

imm

uno

glo

bul

ines

, im

mun

osu

pp

ress

ie

en th

ymec

tom

ie.

Mye

lom

a m

et a

cuut

ni

erfa

len

(Cas

t ne

fro

pat

hie)

II2B

Alb

umin

e; a

lbum

ine

+ fy

sio

log

isch

e o

plo

ssin

g

In 2

007

nog

cat

ego

rie

III. E

en re

cent

e, n

iet-

gec

ont

role

erd

e st

udie

too

nt d

at

TPE

de

rena

le o

utco

me

kan

verb

eter

en in

die

n he

t gaa

t om

bio

ptis

ch b

ewez

en

cast

nef

rop

athi

e w

aarb

ij m

inst

ens

50 %

red

uctie

kan

aan

get

oo

nd w

ord

en in

d

e se

rum

Fre

e Li

ght

Cha

in-c

onc

entr

atie

na

TPE

(14)

. Bij

dia

lyse

dep

end

entie

ka

n o

ok

geb

ruik

gem

aakt

wo

rden

van

een

kun

stni

er m

et e

en H

igh

Cut

Off-

mem

bra

an. D

eze

ther

apie

bev

ind

t zic

h vo

ora

lsno

g in

een

exp

erim

ente

el

stad

ium

(EuL

ITE-

tria

l).

Page 14: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 14

Zie

kte

Cat

ego

rie

Aan

bev

elin

gsg

raad

Sub

stit

utie

vlo

eist

of

Rat

iona

le/O

pm

erki

ngen

Ove

rdo

sis

en v

erg

iftig

ing

II (A

man

ita

Phal

loid

es-

verg

iftig

ing

);

III (A

nder

e su

bst

antie

s)

2CA

lbum

ine;

pla

sma

TPE

is e

en a

ltern

atie

ve te

chni

ek v

oo

r he

t ver

wijd

eren

van

pro

teïn

egeb

ond

en

toxi

nes

die

nie

t onm

idd

ellij

k ku

nnen

ver

wijd

erd

wo

rden

met

hem

od

ialy

se o

f he

mo

per

fusi

e. V

oo

r ve

rgift

igin

g m

et G

roen

e K

nola

man

iet (

Am

anita

Pha

lloid

es)

is d

it ze

ker

een

te o

verw

egen

ther

apeu

tisch

e o

ptie

.

Para

neo

pla

stis

che

Neu

rolo

gis

che

Synd

rom

en

III2C

Alb

umin

eD

e ve

rond

erst

eld

aut

o-im

mun

e o

rig

ine

van

aand

oen

ing

en z

oal

s Pa

rane

op

last

isch

e C

ereb

ella

ire d

egen

erat

ie e

n Pa

rane

op

last

isch

e En

cep

halo

mye

litis

en

hun

asso

ciat

ie m

et s

pec

ifiek

e an

tisto

ffen

in

cere

bro

spin

aal v

och

t en

seru

m (a

nti-Y

o- e

n an

ti-H

u-an

tisto

ffen

resp

ectie

velij

k)

heb

ben

gel

eid

tot h

et g

ebru

ik v

an im

mun

osu

pp

ress

ie, i

nclu

sief

TPE

. Het

is

gee

n st

and

aard

ther

apie

. PA

ND

AS*

; Cho

rea

van

Synd

enha

mI

1BA

lbum

ine

TPE

is e

en v

alab

ele

beh

and

elin

g b

ij er

nstig

e ex

acer

bat

ies

van

dez

e p

ost

-in

fect

ieuz

e ne

uro

psy

chia

tris

che

aand

oen

ing

en. P

AN

DA

S: P

edia

tric

Aut

oim

mun

e N

euro

psy

chia

tric

Dis

ord

ers

Ass

oci

ated

with

Str

epto

cocc

al In

fect

ions

.Pe

mp

hig

us V

ulg

aris

III2C

Alb

umin

e; p

lasm

aVe

rwijd

erin

g v

an d

e ci

rcul

eren

de

pat

hog

ene

antis

toffe

n.Zi

ekte

van

Ref

sum

II2C

Alb

umin

eVe

rwijd

erin

g v

an fy

taan

zuur

uit

de

circ

ulat

ie, n

uttig

bij

exac

erb

atie

s o

f als

o

nder

houd

sbeh

and

elin

g. D

ieet

arm

aan

fyta

anzu

ur is

de

hoek

stee

n va

n b

ehan

del

ing

.Po

lyne

uro

pat

hie

tgv

par

apro

teïn

emie

(PP)

I (M

GU

S*-P

P Ig

G/

IgA

);

I (M

GU

S-PP

IgM

);

III (M

M*-

PP)

1B (M

GU

S-PP

IgG

/Ig

A);

1C

(MG

US-

PP Ig

M);

2C

(MM

-PP)

Alb

umin

e; p

lasm

aQ

uasi

alle

evi

den

tie o

mtr

ent T

PE b

ij d

eze

aand

oen

ing

ber

ust o

p 1

RC

T m

et

39 M

GU

S-p

atië

nten

(15)

. MG

US:

Mo

nocl

ona

l Gam

mo

pat

hy o

f Und

eter

min

ed

Sig

nific

ance

. MM

: Mul

tiple

Mye

lom

a

Post

tran

sfus

ie P

urp

ura

III2C

Alb

umin

e; p

lasm

aVe

rwijd

erin

g v

an v

oo

rgev

orm

de

HPA

-1a-

antis

toffe

n. T

PE e

nkel

geï

ndic

eerd

in

die

n im

mun

og

lob

ulin

ethe

rap

ie in

effe

ctie

f blij

kt

bij

per

sist

eren

de

erns

tige

tro

mb

op

enie

met

blo

edin

g.

Imm

uunc

om

ple

x g

emed

ieer

de

RPG

NIII

2BA

lbum

ine

Er z

ijn r

app

ort

en d

ie n

ut a

anto

nen

bij

RPG

N te

n g

evo

lge

van

IgA

-nef

rop

athi

e.

Des

te e

rnst

iger

de

pre

sent

atie

, des

te m

eer T

PE o

verw

egin

g v

erd

ient

. TPE

w

erkt

nie

t bij

Lup

us N

efri

tis.

Ence

falit

is v

an R

asm

usse

nII

2CA

lbum

ine

Zeld

zam

e ch

roni

sche

enc

efal

itis

waa

rbij

antis

toffe

n aa

ngem

aakt

wo

rden

teg

en

vers

chill

end

e ne

uro

nale

mo

lecu

len.

Rod

e B

loed

cel-

allo

-imm

unis

atie

in

zwan

ger

scha

p

II2C

Alb

umin

eVe

rwijd

erin

g v

an d

e m

ater

nele

ant

isto

ffen

die

foet

ale

en n

eona

tale

hem

oly

se

vero

orz

aken

.

Nie

rtra

nsp

lant

atie

: H

umo

rale

reje

ctie

(AM

R*)

en

HLA

-des

ensi

tisat

ie

I (A

MR

); II

(D

esen

sitis

atie

bij

krui

spro

ef p

osi

tieve

le

vend

e d

ona

tie);

III

ho

og

geï

mm

uni-

seer

d, l

ijken

nier

- tr

ansp

lant

atie

)

1B (A

MR

en

des

ensi

tisat

ie b

ij le

vend

e d

ona

tie);

2C

(H

oo

gg

eïm

mun

isee

rd,

lijke

nnie

rtra

nsp

lant

atie

)

Alb

umin

eVe

rwijd

erin

g v

an d

ono

r-sp

ecifi

eke

antil

icha

men

, het

zij b

ij hu

mo

rale

reje

ctie

, he

tzij

pre

-op

erat

ief (

leve

nde

do

natie

), b

ij kr

uisp

roef

-po

sitie

ve n

iert

rans

pla

ntat

ie.

AM

R: A

ntib

od

y M

edia

ted

Rej

ectio

n

Scle

rod

erm

ie

(Pro

gre

ssie

ve

syst

emis

che

scle

rose

)

III2C

Alb

umin

ePa

tho

fysi

olo

gis

che

bas

is w

aaro

p g

ebru

ik v

an T

PE k

an g

esto

eld

wo

rden

o

ntb

reek

t. A

ntin

ucle

aire

ant

isto

ffen

wel

aan

wez

ig in

95

% v

an p

atië

nten

maa

r ro

l in

pat

hog

enes

e o

ndui

del

ijk. E

r is

gee

n b

ewijs

dat

het

nie

t wer

kt, w

el e

nkel

e ca

se-s

erie

s en

cas

e-re

po

rts

die

gun

stig

e ev

olu

tie m

eld

en.

Page 15: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 15

Zie

kte

Cat

ego

rie

Aan

bev

elin

gsg

raad

Sub

stit

utie

vlo

eist

of:

Rat

iona

le/O

pm

erki

ngen

Sep

sis

met

mul

tipel

o

rgaa

nfal

enIII

2BA

lbum

ine;

pla

sma

TPE

kan

po

tent

ieel

mee

rder

e to

xisc

he m

edia

tore

n va

n he

t syn

dro

om

ve

rwijd

eren

. 2 R

CT’

s m

et w

isse

lend

resu

ltaat

.St

iff P

erso

n Sy

ndro

me

IV2C

Alb

umin

eG

een

mee

rwaa

rde

aang

eto

ond

.Sy

stem

isch

e Lu

pus

Er

ythe

mat

osu

sII

(Ern

stig

); IV

(N

efri

tis)

2C (E

rnst

ig);

1B

(Nef

ritis

)A

lbum

ine;

pla

sma

Pote

ntie

el n

ut b

ij re

frac

taire

of k

ritis

che

ziek

te (b

ijv. C

ereb

ritis

of D

AB

). W

erkt

ni

et b

ij Lu

pus

Nef

ritis

.Tr

om

bo

tisch

e Tr

om

bo

cyto

pen

isch

e Pu

rpur

a (T

TP)

I1A

Plas

ma;

cr

yop

reci

pita

at-a

rm

pla

sma

TPE

is le

vens

red

den

d b

ij d

eze

aand

oen

ing

. Ver

wijd

erin

g v

an a

nti-

AD

AM

TS-1

3-an

tisto

ffen

en h

erst

el v

an A

DA

MTS

-13-

pro

teas

e-ac

tivite

it. B

ij co

ngen

itale

TTP

vo

lsta

at to

edie

ning

van

pla

sma

of c

ryo

pre

cip

itaat

(dat

AD

AM

TS-1

3 b

evat

).Th

yro

toxi

cosi

sIII

2CA

lbum

ine;

pla

sma

Theo

retis

ch g

oed

e m

etho

de

om

T3

en T

4 te

ver

wijd

eren

. T3

heef

t ech

ter

een

kort

hal

fleve

n. B

ij C

ord

aro

ne-g

eïnd

ucee

rde

ziek

te k

an T

PE o

ok

de

dru

g-

pla

smac

onc

entr

atie

ver

lag

en.

Ziek

te v

an W

ilso

n,

fulm

inan

tI

1CPl

asm

aSn

elle

dal

ing

van

ser

um k

op

ersp

ieg

els.

Tro

mb

otis

che

mic

roan

gio

pat

hie,

m

edic

atie

ger

elat

eerd

I (Ti

clo

pid

ine;

C

lop

ido

gre

l); II

I (C

iclo

spo

rine

; Ta

cro

-lim

us);

IV

(Gem

cita

bin

e;

Qui

nine

)

2B (T

iclo

pid

ine;

C

lop

ido

gre

l; Q

uini

ne);

2C

(Cic

losp

ori

ne; T

acro

-lim

us; G

emci

tab

ine

)

Plas

ma;

cr

yop

reci

pita

at-a

rm

pla

sma

Gee

n R

CT’

s b

esch

ikb

aar,

extr

apo

latie

van

effe

ctiv

iteit

bij

idio

pat

hisc

he T

TP.

Tro

mb

otis

che

mic

roan

gio

pat

hie,

st

amce

l-tra

nsp

lant

atie

g

erel

atee

rd

III1B

Plas

ma;

cr

yop

reci

pita

at-a

rm

pla

sma

Gee

n R

CT’

s b

esch

ikb

aar,

extr

apo

latie

van

effe

ctiv

iteit

bij

idio

pat

hisc

he T

TP.

Der

mat

om

yosi

tis/

Poly

myo

sitis

IV1B

Nie

t aan

geg

even

Gee

n kl

inis

che

mee

rwaa

rde.

Incl

usio

n B

od

y M

yosi

tisIV

2BN

iet a

ang

egev

enEn

kele

cas

e re

po

rts

mel

den

gun

stig

e ev

olu

tie. E

chte

r in

conc

lusi

eve

dat

a.PO

EMS*

-syn

dro

om

IV2B

Nie

t aan

geg

even

Gee

n m

eerw

aard

e aa

ngto

ond

. PO

EMS:

Po

lyne

uro

pat

hy, O

rgan

om

egal

y,

End

ocr

ino

pat

hy, M

-pro

tein

, Ski

n ch

ang

esPs

ori

asis

IV1B

Nie

t aan

geg

even

Gee

n m

eerw

aard

e aa

nget

oo

nd.

Rhe

umat

oïd

e A

rthr

itis,

re

frac

tair

IV1B

Nie

t aan

geg

even

Gee

n m

eerw

aard

e aa

nget

oo

nd.

Schi

zofr

enie

IV1A

Nie

t aan

geg

even

Gee

n m

eerw

aard

e aa

nget

oo

nd.

Sho

ck b

ij b

rand

wo

nden

IV2B

Plas

ma

Verw

ijder

ing

van

circ

uler

end

e in

flam

mat

oire

med

iato

ren.

Gee

n m

eerw

aard

e aa

nget

oo

nd.

Ged

ilate

erd

e ca

rdio

myo

pat

hie

III (N

YH

A 2

-4)

2CA

lbum

ine

Verw

ijder

ing

van

ant

isto

ffen

ger

icht

teg

en m

yoca

rdia

le a

ntig

enen

.

Nef

rog

ene

Syst

emis

che

Fib

rose

(NSF

)III

2CA

lbum

ine

Do

or

afw

ezig

heid

van

effe

ctie

ve th

erap

ie w

erd

TPE

met

eni

g s

ucce

s o

verw

og

en. D

ata

echt

er z

eer

scha

ars.

Neu

rom

yelit

is O

ptic

aII

1CA

lbum

ine

TPE

wo

rdt g

ebru

ikt b

ij st

ero

ïdre

sist

entie

. Kan

beh

ulp

zaam

zijn

in d

e he

rste

lfase

na

acu

te e

pis

od

e m

aar

voo

rko

mt g

een

reci

die

ven.

Page 16: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 16

1. Onychomycose?

Witte nagelplaatverkleuring (leukonychie), losliggende nagel (onycho-lyse), brokkelige eerste teennagels, wat na eerdere behandeling met terbinafine gedurende 4 maand aansleept. De andere teennagels verbe-terden wel met deze therapie.

De klinische diagnose van persisterende distale laterale subunguale onychomycose wordt bevestigd door rechtstreeks onderzoek (filamen-ten in nagelplaat) en door cultuur (Trichophyton rubrum) met uiteindelijk progressieve genezing na een nieuwe kuur orale anti-mycotica en vooral debridement van het losliggende nagelplaatweefsel.Net zoals bij een huidabces wordt bij nagelmycose best ook het zieke nagelplaatgedeelte verwijderd om kans op genezing te verhogen.

Vóór start therapie en na ± 6 weken debridement ziek nageldeel, hier net tegen eponychium.

Uitgroei gezonde nagel na 5 maanden

Onychomycose kan een zwarte pigmentatie van de nagelplaat geven door productie van melaninegerelateerde pigmenten (bv. Trichophyton rubrum var. Nigricans zoals hier).

OnychologieDr. Erwin Suys dienst dermatologie az groeninge

Nagelafwijkingen vormen een subspeciali-teit van de in de algemene opleiding kleine specialiteit, dermato-venereologie. Net zoals huidafwijkingen zijn nagelafwijkingen een frequent voorkomend probleem.

De interesse in deze pathologie neemt de laatste decennia ook toe, wat zich uit in een gestegen aantal publicaties, congressen en verenigingen over dit onderwerp.

Onychologie is een bijzonder klinische specialisatie. Voor de aanpak ervan kan geen hoog-technologische apparatuur worden gebruikt.

Het diagnosticeren en zo mogelijk behan-delen van zeldzame pathologieën blijft een uitdaging en daarvoor kunnen we de hulp inroepen van slechts enkele nagelspecia-listen in Europa. Een goede aanpak van de meest voorkomende afwijkingen zullen vele patiënten dagelijks tevreden stellen.

De frequentst gestelde diagnose bij nagel-afwijkingen lijkt onychomycose. Maar is dit wel zo? Kennis van de anatomie en speci-fieke symptomen lijken de voornaamste ‘technische tools’ om tot een diagnose te komen, samen met correct aangevraagd en uitgevoerd microbiologisch, histologisch of beeldvormingsonderzoek.

Aan de hand van de 3 frequentste vragen van patiënten en/of eerstelijnsverwijzers (onychomycose, verkleuring, al dan niet pijnlijke zwelling) maken we een vooral fotografisch overzichtje van deze boeiende pathologie.

Page 17: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 17

Superficiële witte onychomycose door Trichophyton menta-grophytes, rechterteen na wegfreezen van aangetaste deel plaat.

Proximale witte subunguale onychomycose.Van proximaal uitbreidende witte vlek en distaal spreidend onder de nagelplaat.Mycologisch onderzoek negatief maar schimmeldraden mooi zichtbaar op histologie nagelplaat. Oraal terbinafine 6 weken of 2 pulsen itraconazole voor vingers en respectie-velijk 14 weken of 3 (4) pulsen voor tenen met debridement wordt aanbevolen.

Vóór en na partiële proximale nagelplaatavulsie.

Ruwe nagels met longitudinale streepvorming: trachyony-chia. Meestal zijn alle nagels aangetast: “twenty-nail dys-trophy”. In tegenstelling tot kinderen is het bij volwassenen vaak een chronische aandoening die voorkomt idiopathisch of in het kader van alopecia areata, lichen planus of meer zeldzame ziekten. De behandeling is moeilijk en tijdelijk. Met steroïdinjecties kan er beterschap optreden. Vóór en na steroïdinjecties

Transverse groeven, vooral mediaal aan de nagelplaat in as-sociatie met aantasting van de cuticula zijn mechanisch ge-induceerd, meestal door overdreven manicure of reinigen.

Transverse leukonychie door excessieve pedicurezorg maar ook lineaire nagelplaatmycose rechts lateraal (Scopulariop-sis brevicaulis uit kweek).

Prutsen kan verschillende afwijkingen van de nagels uitlokken, de distale halve-maanvormige onycholyse komt vermoedelijk het meest voor.

Onycholyse aan de teennagels,vaak door “overrijdend” teen- en statiekprobleem wordt al te vaak als schimmel bestempeld. Het maakt de nagelplaat vatbaarder bij aanwe-zige tinea van de huid.

Page 18: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 18

Hypertrofie van de nagelplaat geassocieerd aan horizontale breuklijntjes, hier distaal zelfs met subunguale hemorragi-sche veranderingen, zonder peri-unguale afwijkingen, zijn het gevolg van onvoldoende pedicurezorg.Voor en na trimmen van de nagels

Gelige verdikte nagelplaat met verdwijnen van de lunula, overcurvatuur met geribd aspect, splinter-hemorragieën en normale perifere huid: onychomatricoma. Dit is een be-nigne filamenteuze nagelmatrixtumor die in de plaat gaatjes achterlaat. Na nagelplaatavulsie: filamenteuze aanhangels proximaal in nagelmatrix

Pijnlijke subunguale hyperkeratose bij fors rokende der-tiger in kader van trombo-angiitis obliterans van Buerger. Subunguale epidermale hyperplasie is meestal het gevolg van exsudatieve huidziekten maar hier veroorzaakt door chronische wondjes op ischemische basis. De angiografie toont “kurkentrekker”-aspect en afwezige flow in enkele digitale arteriën.

Herstel na 3 maanden tabakstop.

Peri- (en ook) subunguale roodheid en schilfering: contacteczeem voor acrylaten aanwezig in kunstnagels. Voor sommige patiënten zijn ook positieve epicutane tes-ten nog niet overtuigend van oorzakelijk verband …

Page 19: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 19

2. Nagelplaatverkleuring

Chromonychie of nagelkleurveranderingen zijn meestal het gevolg van wijziging in de transparantie van de nagelplaat, de aanhechting met, of afwijking van het nagelbed.Exogene (kleurstoffen maar ook medicaties) of endogene oorzaken moeten bekeken worden. Het meest beducht moet elke zorgverstrekker zijn voor een verworven (bruin-zwarte) melanonychie om melanoom van de nagelmatrix tijdig te herkennen.

Groenzwarte verkleuring, in associatie met een chronische perionyxis, is klinisch zeer suggestief voor een pseudo-monas aeroginosa subunguale infectie en perionyxis. Bijkomend nazicht wees hier ook op de aanwezigheid van candida parapsilosis, zowel in de nagelplaat als in het verwijderde nagelwalgedeelte. Bij chronische perionyxis zal een louter medische aanpak vaak mislukken en moet een tangentiële verwijdering van de nagelriem plaatsvinden.

3 weken post-op en na antibiotica, antimycotica verder

Stabiele longitudinale melanonychie waarvoor louter klinische opvolging.Bij een naevus of lentigo is de band-vormige verkleuring meestal egaal, stabiel, relatief bleek en zonder sprei-ding naar omgevende huid. Bij de minste twijfel zal histologie gebeuren ter hoogte van de juiste zone (proxi-maal of distaal nagelmatrix deel).

Kind met congenitale naevus

Voorbeelden van matrixmelanomen: rechts progressief bre-der en donker wordende donkere band, links onregelmati-ge zwarte melanonychie en verkleuring cuticula (Hutchinson teken, dit is zeer suggestief voor melanoom).

Visualisatie naevus ter hoogte van distaal deel matrix en na shave-excisie ervan met uitgroei resterende melanine in na-gelplaat. Indien de matrix ruimer moet worden verwijderd, ontstaat er dystrofie.

Page 20: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 20

3. (Pijnlijke) zwelling

Ingroeiende eerste teennagels bilateraal en aan beide zij-kanten met granulatieweefselvorming. Conservatie-aanpak door verwijderen van distale scherpe nagelrand gevolgd door het plaatsen van met collodion geïmpregneerd katoen kan helpen. Bij vor-ming van granulatieweefsel of recidief stellen we partiële nagelplaatresectie voor en fenolisatie van dit deel van de matrix.

Overcurvatuur van het laterale deel van de nagelplaatindex, wat leidt tot repetitieve kwetsuur van de nagelwal en pijn. Vóór en na fenolisatie.

Pincet (of trompetnagel) door transverse overcurvatuur van de nagelplaat die toeneemt over de longitudinale as waar-door het nagelbed distaal geklemd raakt. De oorzaak ligt bij arthrotische veranderingen aan de distale falanx die op de matrix drukt. Bij volledig opgekrulde nagel en blijvende pijn kan fenolisatie van de gehele matrix, met definitief verlies als gevolg, soelaas brengen.

Retronychie: proximaal ingroeiende nagelplaat. Door dis-tale traumata ontstaat een breuk en verlies van continuïteit van de matrix. De nieuwe plaat groeit onder de oude maar raakt geblokkeerd in het nagelbed. Soms zijn er meerdere ingesloten nagelplaten zoals hier. Er ontstaat een gelige nagelkleur en chronische perionyxis, soms ook proximaal granulatieweefsel.In tegenstelling tot de gewone ingroeiende nagel is nagel-plaatavulsie (van de oude nagels) hier curatief.

Mucoïdcysten ontstaan door laxiteit van het articulaire kap-sel en herniatie van het gewrichtsvocht. Het is een frequente tumor, vaak asymptomatisch, waarbij het klinische beeld afhangt van de plaats waar het kapsel ontstaat. Therapie, indien nodig, dient fibrose uit te lokken van de cyste en van de verbinding met het gewricht. Mogelijkheden zijn repe-titieve puncties en drainage, scleroserende injectie, agres-sieve cryotherapie etc. Een ideale oplossing bestaat niet en recidieven zijn frequent. Heelkunde blijkt de beste kans op succes te geven. Indien mogelijk, afbinden van de verbin-ding, al dan niet met verwijderen van de cyste en primaire hechting of flapje.Mucoïdcysten gelegen op, en deels in de matrix (eerste 2). Tweede patiënt met zichtbare lekkage intra-articulair geïnjecteerd methyleenblauw en na afbinden verbinding gewricht. Derde patiënt longitudinale depressie lateraal deel nagelplaat en doorschijnen methyleenblauw voor en bij (uiterst rechts) ligatuur.

Page 21: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 21

Pijnlijke subunguale zwelling waardoor onycholyse en gepolierde nagel: subunguale exostose. Deze bottumor komt vooral voor bij tieners en treft vaak de eerste teen. De oorzaak is nog onduidelijk maar heden is er suggestie van eerdere calcificatie dermaal, mogelijk op basis traumata, en pas secundair vastzetten aan distale tuft.

Aanslepende “wrat”-ringvinger: eigenlijk exofytische tumor van het nagelbed die deels pigmenteert. Histologisch gelukkig geen melanoom maar Morbus Bowen, een in situ plaveiselcel carcinoom. Rechts recidief 2 jaar post-op na klinische en histologische volledige excisie. Daarom het belang van driedimensionaal histologisch gecontroleerde heelkunde.

REfERENTIEs• Diseases of the Nails and their Management.

R.Baran, R.P.R.Dawber; Blackwell Scientific Publi-cations

• A Text Atlas of Nail Disorders. R.Baran, R.P.R.Dawber, A.Tosti, E.Haneke; Martin Dunitz publications 1997.

• Onychomycosis. R.Baran, R.Hay, E. Haneke, A.Tosti; Informa healthcare 2010.

• Nail Surgery: A Text and Atlas. E.A.Krull, E.G.Zook, R.Baran, E.Haneke; Lippincott Williams&Wilkins 2001

• Cursussen OnychologieULB (Prof. B.Richert, J.André)

• ENS (European Nail Society forum)

• Onychomatricoma.E. Suys – M. Dedeurwaerder; Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie, Vol. 12, 2002 p 361-2.

• Digitale Ischemie E.Suys: Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie – Vol 16, 2006 p 339-40.

• Screening for contact allergy to artificial nails.Con-standt L., Van Hecke E., Naeyaert J.M., Goossens A. Contact dermatitis 52, 2005 p;73-7.

• New tools in nail disorders. Riview. Richert B., Lateur N., Theunis A., André J.

• Semin Cutan Med.Surg. 28, 2009 p44-8.

• Surgical treatment of ingrowing toenails. Haneke E. Cutis 1986 p.251-6.

• Interventions for ingrowing toenails and review. Eekhof JA, Van Wijk B, Knuistingh Neven A, van der Wouden JC. Cochrane Database Syst Rev. 2012 Apr. 18;4:CDOO1541.

• Retronychie. Bonny M, Suys E.. Nederlands Tijd-schrift v oor Dermatologie en Venereologie; 2010 20:556-7.

• Ganglion of the distal interphalangeal joint (myxoid cyst): therapy by identification and repair of the leak of joint fluid. de Berker D, Lawrence C, Arch. Dermatol. 2001 607-10.

• Treatment of subungual exostoses by elective day case surgery. de Berker D, Langtry J., B.J. Derma-tol. 1999, 915-18.

• A confusing World: what to call histology of three-dimensional tumor margins? Review Moerhle M, Breuniger H. Röcken M. J. Eur. Acad. Dermatol. Venereol. 2007, p 591-5.

Nabeschouwing

Nog veel andere symptomen en klachten worden ons voorgelegd. Het aantal diagnosen is haast eindeloos. Laat ons hopen dat men nog meer fundamentele kennis ontwikkelt en dat vorsers ook hiervoor de nodige fondsen bij elkaar krijgen. Ik zou graag mee-maken dat een vernietigde matrix en/of nagelbed hersteld kan worden.

Page 22: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 22

dr. Johan J. Mattelaer uroloog in Kortrijk, member of History Office, European Association of Uro-logy

Voorgeschiedenis

In 1838 bestond er in Zwevegem al een gesticht voor ou-derlingen, dicht bij de kerk, waar vroeger de herberg Sint- Sebastiaan gelegen was. De gebouwen waren een geschenk van juffrouw Hasaert-Myle aan de gemeente.In 1873 schonk de familie Vande Venne 50 aren en 50 centi-aren grond aan de gemeente en op 9 september 1874 kon toenmalig burgemeester K. F. Vande Venne, op initiatief van het Armbestuur (Bureau de Bienfaisance) in Zwevegem, hier het Ouderlings-Godshuis van Sweveghem inhuldigen. Dit Godshuis, dat in de volksmond manshuis werd genoemd, was van 1874 tot 1931 in handen van de zusters van de Barmhartigheid van Jezus van Sint-Michiels bij Brugge.Er waren twee grote zalen, één voor de mannen en één voor de vrouwen. Elk had zijn bed in de rij, met een zetel ernaast.Twee jaar nadien, in 1876, liet kanunnik P. J. Maes, Zweve-gemnaar van geboorte, er een kapel bij bouwen waarvan de plannen getekend werden door Baron de Bethune.In 1880 verbleven er in het gesticht St-Amand 103 perso-nen, waaronder 50 tot 60 zieken. Velen lijden aan epilepsie, anderen aan tuberculose, anderen aan lamheid, anderen zijn ziek door de hoge jaren.In het verslag van de zitting van het Armbestuur der Gemeente Sweveghem, van 5 maart 1900 lezen we: Gemercktdatd’HeerAlidoorSchacht,dokterinme-decynen,welkendendienstdeedalsgeneesheerderbehoeftigenopdeWesthelftdergemeente,gaanwoo-nenisnaarSt.-KruisbijBrugge,benoemdeenpariglijkdervijfleden,omhemtevervangen,denheerGentilReyntjes,geneesheerindezegemeente.Zijnejaar-weddeisbepaaldopdrijhonderdfrancsenzalaanvangnemenmet1februari1900,sedertwelkedatehijdenheerSchachtinvoormeldendienstvervangenheeft.HijzalgehoudenzijnaandeverplichtingenvastgesteldbijdeberaadslagingvanhetArmbestuurvan22april1878. We noteren hierbij dat het in die tijd wel nog om goudfranken ging!

De wet van 10 maart 1925 schaft de Godshuizen en

Burelen van Weldadigheid af en vervangt ze door de Com-missie van Openbare Onderstand (C.O.O.), gekozen voor 6 jaar en verkozen door de gemeenteraad. Alleen de secreta-ris, Jules Claeys en de ontvanger, Floris Sabbe, werden voor het leven aangesteld.In 1931 verliet de kloostergemeenschap van Sint-Michiels het rusthuis. Ze werden vervangen door de Zusters van Ma-ria van Pittem. Deze zusters waren goed gekend in Zweve-gem omdat ze al lang instonden voor de wijkscholen van de wijk Knokke en de wijk Kreupel.Datzelfde jaar werd ook beslist in het rusthuis een centrale verwarming te laten plaatsen door de firma Debuck uit de Sint-Amandslaan in Kortrijk voor de prijs van 146.465 fran-ken, en nieuwe vloeren te leggen.

De materniteit

In maart 1940 nam de C.O.O. een principebeslissing. De plannen voor het bouwen van een kraamkliniek, die recht-streeks zou aanleunen aan het rusthuis, werden goedge-keurd. Zodra deze beslissing genomen was, richtten de zusters, in het rusthuis zelf, links op de verdieping, enkele kamers als materniteit in. In 1940 werden er 7, in 1941 39 en in 1942 85 kinderen geboren.De oorlogsjaren brachten wat vertraging maar de nieuwe materniteit was klaar op 1 juni 1943 en werd ingewijd op 2 juli 1943, de feestdag van Maria’s Bezoeking. Vandaar haar officiële naam: Kraamkliniek Maria’s Bezoeking. De eerste vroedvrouwen waren de zusters Olga (Hubertine Meuwis), Marcella (Maria Steenhuyse), Rosalia (Clementine Acke) en Marie Gerard (Madeleine Vandevoorde). Later was vooral zuster Arsenia best bekend.Vanaf 1950 blijken zowel het bejaardenhuis als de mater-

Het“moederhuis Maria’s bezoeking” teZwevegem(1942-1977)

DematerniteitvanZwevegemin1960

Page 23: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 23

niteit verouderd. Op 20 oktober 1952 werd een principiële beslissing genomen voor het verbouwen van het rusthuis en het vergroten van de materniteit. De uitbouw van de materniteit in 1953 werd toevertrouwd aan de aannemers André Vandorpe en Robert Moreau voor de prijs van 1.705.708 franken.Vanaf 1954 werden opnieuw grote verbouwingswerken aan het rusthuis aangebracht die in september 1956 feestelijk werden ingewijd.

In mei 1968 waren er in het rusthuis 12 zusters werkzaam, waarvan 3 voor de zorg en 9 voor het huishouden. Daarbij waren er ook 10 leken, onder wie 1 sanitaire helpster, 8 voltijdse krachten en 1 halftijdse voor het huishouden.In de materniteit werkten 5 zusters, onder wie 4 vroedvrou-wen en 1 verpleegassistente, samen met 7 leken, onder wie 1 kinderverzorgster en 6 personen voor het huishouden.De geneesheren René Van Sande, Benoît Deroulez, Verven-ne en De Coninck deden er de meeste bevallingen. Vanaf 1973 werden benoemingen en betalingen niet langer door de zusters gedaan maar rechtstreeks door de C.O.O.

Vanaf 1974 kwamen de moeilijkheden opzetten: de nata-liteit daalde, veel jonge moeders raadpleegden prenataal een gynaecoloog in Kortrijk en bevielen dan ook in een van de Kortrijkse klinieken en ten slotte was de materniteit te Zwevegem ook niet ingericht om heelkundige ingrepen zoals keizersnede uit te voeren.

Eind 1977 werd de materniteit definitief opgeheven. De zusters Christophila (Rachel Bruyneel), Carolina (Margaretha Colman) en Damienne (Marie Verfaillie)) gingen op rust maar bleven in de communauteit wonen.

DezustersArseniaenCarolineindematerniteittijdensdejarennadeTweedeWereldoorlog

Page 24: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 24

sTATIsTIEK VAN DE GEBOORTEN IN DE MATERNITEIT TE ZWEVEGEM

Jaar Aantal geboorten

Jaar Aantal geboorten

1940 7 1952 325

1941 39 1953 285

1942 81 1954 317

1943 121 1955 337

1944 201 1956 335

1945 191 1957 301

1946 227 1958 372

1947 261 1959 349

1948 254 1960 381

1949 303 1961 327

1950 317 1962 332

1951 286

Totaal aantal geboorten in de materniteit van Zwevegem (1940-1962): 5949

De materniteit van Zwevegem bestond officieel 34 jaar (1943-1977).

Andere taken

Het prenataal onderzoek werd in Zwevegem opgericht in 1958 en waargenomen door de Kortrijkse gynaecoloog dr. Octave Vandemeulebroucke. In 1960 waren al bijna 1000 patiënten langsgekomen. De prenatale consultatie was gevestigd in het rustoord.

Het nationaal werk voor kinderwelzijn werd door mevrouw Bekaert-Velge en mevrouw Reyntjes-Vandemaele opgericht in 1928. De artsen René Van Sande en Gentiel Reyntjes deden de raadplegingen eerst in een zaaltje afhangend van het klooster van de zusters van Sint-Niklaas op de hoek van de Deerlijk- en de Bekaertstraat. Later verhuisden ze naar het ‘Centraalke’, een zaal boven de garage van mevrouw L.A. Bekaert-Velge, om ten slotte in het rusthuis Sint-Amand te belanden.In 1956 werd dr. René Van Sande voor zijn 25-jarige werk-

zaamheid in de raadpleging gevierd en vervangen door dr. Emile Duyck, kinderarts in Kortrijk.Vanaf 1942 verzekerden de zusters van het rustoord ook de Wit-GeleKruiswerking in Zwevegem. Op 31 december 1942 telde de afdeling al 950 aan-gesloten gezinnen! In 1966 bedienden de zusters naast Zwevegem ook de omringende dorpen Moen, Heestert en Sint-Denijs. Er waren dan 2647 gezinnen aangesloten!

Dematerniteitendekapelvóórdeafbraakop17augustus1992

ZusterDamiennein1967

Page 25: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 25

REfERENTIEs

Baert Marcel, Uit de Oude Doos – Feiten en anecdotes over het rusthuis St.-Amand te Zwevegem, in eigen beheer

Ovaere Alberik, Zwevegem vroeger en nu, Desclée De Brouwer, Brugge, 1963

Zwevegem 107 jaar – 1904-2011, Zending van de Zusters van Maria van Pittem te Zwevegem, Zusters van Maria, Pittem, 2011

Gesprek met Zuster Marie José Herpoelaert (Zr. José)

Met dank aan Mevrouw Mia Allaert, dienst-hoofd bibliotheek, Zwevegem

ZusterArseniabijdedoopvanHenkBatailliein1965

DeplaatselijkekloostergemeenschapmetbisschopEmilius-JosephusDeSmedtenburgemeesterBekaertbijdeinwijdingvandenieuwegebouwenin1956

Page 26: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 26

Wetenschappelijke publicaties en actieve deelname aan internationale congressen

Publicaties

• Michels F., Guillo S. and GRECMIP. Tailor’sBunionectomy,BookchapterinInternationalAdvancesinFootandAnkleSurgery 2012 , 99-106.

• Pottel L., Pottel H., Viaene L., Debels M., Debruyne Ph. Sunitinibreducesphysicalactivity(assessedwithapedometer)inapatientwithmetastatickidneycancer:acasestudy.Belg J Med Oncol 2012; 6(1):22-25

• Pottel L., Boterberg T., Pottel H., Goethals L., Van Den Noortgate N., Duprez F., De Neve W., Rottey S., Geldhof K., Van Eygen K., Kargar-Samani K., Ghekiere V., Cornelis F., Mohile S., Debruyne Ph. Determinationofanadequatescreeningtoolforidentificationofvulnerableelderlyheadandneckcancerpatientstreatedwithradio(chemo)therapy.J Geriatr Oncol 2012;3(1):24-32

• Pottel L., Lycke M., Boterberg T., Ketelaars L., Pottel H., Goethals L., Van den Noortgate N., Duprez F., De Neve W., Rottey S., Geld-hof K., Van Eygen K., Kargar-Samani K., Ghekiere V., Verhaeghe A. and Debruyne Ph. ExperiencewithLexicomp®onlinedrugdatabaseformedicationreviewanddrug-druginteractionanaly-siswithinacomprehensivegeriatricassessmentinelderlycancerpatients.J Analy Oncol 2012 [in press]

• Lemmens R., Ceuppens J., Wilms G. Depreitere B. Transienthemiparesiscausedbyspontaneouscervicalepiduralhematoma.Acta Neurol Belg. 2012 May 8.

• Deylgat B., D’Hondt M., Pottel H., Vansteenkiste F., Van Rooy F., Devriendt D. Indications,safety,andfeasibilityofconversionoffailedbariatricsurgerytoRoux-en-Ygastricbypass:aretro-spectivecomparativestudywithprimarylaparoscopicRoux-en-Ygastricbypass.Surg Endosc. 2012 Jan 19. [Epub ahead of print]

• D’Hondt M., Vandenbroucke-Menu F., Préville-Ratelle S., Turcotte S., Chagnon M., Plasse M., Létourneau R., Dagenais M., Roy A., Lapointe R. Isintra-operativeultrasoundstillusefulforthedetectionofahepatictumourintheeraofmodernpre-operativeimaging?HPB (Oxford). 2011 Sep;13(9):665-9.

• D’Haeninck A., Wolthuis AM., Penninckx F., D’Hondt M., D’Hoore A. Morbidityafterclosureofadefunctioningloopileostomy.Acta Chir Belg. 2011 May-Jun;111(3):136-41.

• D’Hondt M., Sergeant G., Deylgat B., Devriendt D., Van Rooy F., Vansteenkiste F. Prophylacticcholecystectomy,amandatorystepinmorbidlyobesepatientsundergoinglaparoscopicRoux-en-Ygastricbypass?J Gastrointest Surg. 2011 Sep;15(9):1532-6.

• D’Hondt M., Devriendt D., Van Rooy F., Vansteenkiste F., D’Hoore A., Penninckx F., Miserez M. Treatmentofsmall-bowelfistulaeintheopenabdomenwithtopicalnegative-pressuretherapy. Am J Surg. 2011 Aug;202(2):e20-4.

• Vermander E., Suys E. Idiopatischeeruptievemaculairehyper-pigmentatie.Eenzeldzameoorzaakvanhypergepigmenteerdemaculae.Nederlands tijdschrift voor Dermatologie en Venereo-logie Vol. 21, p 428-31; 2011.

• Suys E. Hoofdhuidtumoren. Nederlands Tijdschrift voor Dermato-logie en Venereologie – Vol. 21, p 495-8; 2011.

• Hillary T., Suys E., Vanneste A. ExtramammairePaget:kliniekversushistologie. Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie – Vol. 21, p 507-8; 2011.

• Vermander E., Suys E., Lambert J. ExtramammaireziektevanPaget;driecasussenenreviewvandeliteratuur. Tijdschrift voor geneeskunde – Vol. 67, nr 22, p1077-82, november 2011.

• Suys E. Randomizedstudyoftopicaltacrolimusointmentaspos-sibletreatmentforresistantidiopathicpruritusani. J Am Acad Dermatol. 2012 Feb;66(2):327-8.

• Bonny M., Buyse V., Suys E. Rapidlyprogressivemalignantmela-nomainapatienttreatedwithtocilizumab. J Am Acad Dermatol. 2011;ePub.

• Hoste L., Martens F., Cooreman S., Doubel P. and Pottel H. Assay-dependencyofcreatinineclearanceandcomparisonwithckd-epiestimatedglomerularfiltrationrateformula. Congress Internatio-nal Federation Clinical Chemistry , May 2011, Berlin.

• Hoste EAJ, De Corte W. Clinicalconsequencesofacutekidneyinjury. Contrib Nephrol. Basel, Karger, 2011, vol 174, pp 1–9.

• Hoste EAJ, De Corte W. Acutenierinsufficiëntieengevolgen. Hoofdstuk in “Handboek Multiorgaanfalen”. Uitgeverij De Tijd-stroom, ISBN 9789058981912.

• Deiteren K., Callewaert N., Hoste L., Pottel H. and Martens F. Routineserumcreatininemeasurementsanno2010:howwelldoweperform?Congress International Federation of Clinical Chemistry, May 2011, Berlin.

• Geens T., Samoy G., Michiels J., De Cooman G., Boel A., Lepla B. en Martens F. Beroepsmatigeblootstellingaansevofluraan.Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap (2011) nr 2.

• Pottel H., Hoste L. and Martens F. ChronicKidneyDiseaseClassification–ASimpleProposal.European Nephrology, 2011;5(1):10–4.

• Pottel H., Hoste L., Martens F. NewinsightsineGFR-formulasandCKDclassification. Journal of the American Society of nephro-logy.

• Pottel H., Hoste L., Martens F. Asimpleheight-independentequa-tionforestimatingglomerularfiltrationrateinchildren. Pediatr Nephrol DOI 10.1007/s00467-011-2081-9.

• Pottel H., Mottaghy F., Zaman Z., Martens F. Ontherelationshipbetweenglomerularfiltrationrateandserumcreatinineinchild-ren.Pediatr Nephrol DOI 10.1007/s00467-009-1389-1.

Voordrachten en congressen

• Michels F. Tailor’sdeformity,4thInternationalFoot&AnkleMiniInvasiveSurgeryCourse, Barcelona, 2012

• Michels F., Van Der Bauwhede J., Oosterlinck D., Jambou S. Arthroscopictreatmentoftheiliotibialbandsyndrome:astudyof40patients, eposter, Orthopaedica Belgica 2012.

• Debruyne Ph., Boterberg T., Pottel H., Goethals L., Van Den Noortgate N., Duprez F., De Neve W., Rottey S., Geldhof K., Van Eygen K., Kargar-Samani K., Ghekiere V., Cornelis F., Mohile S., Pottel L. Canthevulnerableelderssurvey-13and/ortheG8ade-quatelyidentifyelderlyheadandneckcancerpatientsinneedofacomprehensivegeriatricassessment? J Clin Oncol 29: 2011 (suppl; abstr e19670; ASCO Annual Meeting 2011; http://www.ASCO.org)

• Pottel L.*, Boterberg T., Pottel H., Goethals L., Van Den Noortgate N., Duprez F., De Neve W., Rottey S., Geldhof K., Van Eygen K., Kargar-Samani K., Ghekiere V., Cornelis F., Mohile S., Debruyne Ph. Couldthecombinedtest“VES-13+(max-G8)”representaninterestingalternativescreeningtoolforidentificationofpotentialvulnerableelderlyheadandneckcancerpatients?JGO 2: 2011 (suppl 1: O4) [abstract - oral presentation – SIOG 2011]

• Ketelaars L.*, Pottel L., Ghekiere V., Goethals L., Boterberg T., Van Den Noortgate N., Pottel H., Debruyne Ph. UseoftheClockDrawingTest,scoredbythemethodofFreund,asapre-screeningtoolforcognitiveimpairmentinbothelderlycancerpatientsundergoingComprehensiveGeriatricAssessment(CGA)andinageneralgeriatricpopulation.JGO 2: 2011 (suppl 1: P125) [abstract – poster presentation – SIOG 2011]

• Debruyne Ph.*, Boterberg T., Pottel H., Goethals L., Van Den Noortgate N., Duprez F., De Neve W., Rottey S., Geldhof K., Van Eygen K., Kargar-Samani K., Ghekiere V., Mohile S., Pottel L. Serialcomprehensivegeriatricevaluationinelderlyheadandneckcancerpatientsundergoingradiotherapy. [abstract – oral presentation – THNO 2011]

• Op 13 januari 2012 organiseerde dr. Frederick Michels een cur-sus percutane voetchirurgie aan de Kulak in samenwerking met het IORT en de Belgian Foot & Ankle Society.

• D’Hondt M. Isintra-operativeultrasoundstillusefulforthedetectionofahepatictumourintheeraofmodernpre-operativeimaging? Presented at Americas Hepato-Pancreato-Biliary associ-ation Meeting 2011, Oral session - Biliary & Liver. Miami, Florida, USA.

• D’Hondt M. Gallbladdercarcinoma:LiverInvolvementisamajorprognosticfactor. To be presented at 10th World Congress of International Hepato-Pancreato-Biliary Association, IHPBA 2012, Paris, France.

Page 27: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 27

Nieuwe artsen sinds januari 2012

orthopedie

dr. Luk Verhelst

Op 1 januari 2012 startte orthopedist dr. Luk Verhelst zij n ac-tiviteiten binnen az groeninge. Hij versterkt de dienst ortho-pedie met een speciale interesse voor en bekwaamheid in de heup- en schouderchirurgie. Tevens legt hij zich specifi ek toe op de heuppathologie bij jongere mensen. Dr. Verhelst is 33 en afkomstig uit Izegem. Hij keert hiermee dan ook terug naar zij n geboortestreek. Dr. Verhelst promoveerde als arts in 2004 aan de KULeuven. Daarna bekwaamde hij zich tot orthopedisch chirurg aan diezelfde universiteit. Hij studeerde af in 2010. Hij werkte ge-durende een jaar aan het University College London Hospi-tal op de dienst van prof. Fares Haddad. Daar concentreerde hij zich op de complexe heupchirurgie, bekkenosteotomie en heuparthroscopie. Sinds september 2011 was hij actief in het AZ Nikolaas te Sint-Niklaas op de dienst van dr. Jo De Schepper en dr. Johan Hens. Daar legde hij zich verder toe op heuparthroscopie en schouderchirurgie.

Tij dens zij n opleiding publiceerde hij meerdere internationa-le artikels betreffende schouderchirurgie, heuparthroscopie en kniechirurgie.

cardiologie

dr. Michiel Dumoulein

Op 1 april 2012 vervoegde dr. Michiel Dumoulein de dienst cardiologie. Dr. Dumoulein werd geboren op 20 september 1979 in Kortrij k. Hij studeerde geneeskunde aan de KU Leuven campus Kortrij k en campus Leuven en promoveerde als arts in 2004. Hij startte zij n specialisatie inwendige geneeskunde in UZ Gasthuisberg en liep stage in AZ St.-Jan in Brugge, Heilig Hartziekenhuis Roeselare en UZ Gasthuisberg. Hij voltooide zij n specialisatie cardiologie in 2010. Nadien volgde hij een extra opleiding in de dienst intensieve zorg in AZ St.-Jan in Brugge.

Hij heeft een speciale interesse voor de echocardiografi e en publiceerde verschillende posterpresentaties over dit onderwerp. Hij slaagde voor het examen van de European Association of Echocardiography en zal zich toeleggen op de stress-echocardiografi e en 3D-echocardiografi e in samenwerking met prof. dr. Johan De Sutter van AZ Maria Middelares Gent. Hij zal zich ook toeleggen op de acute cardiale zorg op de Coronary Care Unit.

longziekten

dr. Mathias Leys

Op 1 mei startte dr. Mathias Leys op de dienst longziekten/allergieën. Dr. Leys promoveerde tot arts aan de KU Leuven in 2005. Hij specialiseerde zich verder in de pneumologie aan de KU Leuven en studeerde er af in 2011 als pneumo-loog. Tij dens zij n opleiding assisteerde hij onder meer 2 jaar op de dienst interne geneeskunde in az groeninge. Na zij n basisopleiding volgde dr. Leys een extra specialisa-tiejaar interventionele pneumologie (in CHRU Rij sel bij dr. Ramon) en immuundefi ciëntie/allergie (aan de ULB Brus-sel). Daarnaast werkte hij een jaar als consulent pulmonale vaatziekten in UZ Gasthuisberg Leuven (prof. Delcroix). Dr. Leys zal zich naast de algemene pneumologie ook op deze domeinen toeleggen. Tij dens zij n opleiding behaalde dr. Leys ook het diploma ‘management en beleid van de gezondheidzorg’ aan de KU Leuven.

laboratorium

dr. An Nij s

Op 1 mei 2012 startte dr. An Nij s in het laboratorium van az groeninge. Dr. Nij s promoveerde als arts in 1998 aan de KU Leuven. Tij dens haar specialisatie-opleiding in de klinische biologie werkte zij in het Virga Jesseziekenhuis in Hasselt, het Imeldaziekenhuis in Bonheiden en het UZ Gasthuisberg in Leuven.

Ze volgde een bij komende opleiding in het Centrum voor Moleculaire en Vasculaire Biologie en het Centrum voor Menselij ke Erfelij kheid in het UZ Gasthuisberg Leuven. Dr. Nij s behaalde ook een diploma geaggregeerde voor het secundair onderwij s (1999), een diploma ziekenhuishygi-ene (2002) en een diploma ziekenhuismanagement en –beleid (2003). Sinds 2005 werkte ze in het laboratorium van het H.-Hart ziekenhuis Roeselare-Menen.

Dr. Nij s heeft een speciale interesse in de hematologie, bloedbank en hemostase. Ze zal zich tevens toeleggen op de informatisering binnen het laboratorium.

Page 28: Insulinepomptherapie Onychologie Plasmaferese

acta groeninge • 28

Wetenschappelijke kalender voor de regio Kortrijk

Datum Onderwerp Locatie Organisator

20 september 2012Flowcharts bij het GMD+spreker: dr. Luc Dekervel, huisarts

HZW

2 oktober 2012Voeding in balanspanel diëtisten

HZW

12 oktober 2012 Cardiosymposium Maelstededienst cardiologie az groeninge

18 oktober 2012Huid en allergiespreker: prof. dr. Olivier Aerts, UZA

Conference Theater Barco, Kuurne

HZW

6 november 2012Ambulante psychiatrische zorgpanel van CGG - Kortrijk en Vesta

Cortina Wevelgem HZW

15 november 2012De huisarts op forensisch paddr. Bolt Jan, gerechtsgeneesheer

OLV van Lourdes Zie-kenhuis Waregem

HZW

22 november 2012 Symposium neurologie Maelstededienst neurologie az groeninge

20 december 2012Vallen, een valkuil?prof. dr. Nele Van Den Noortgate, UG

Meeting Center Xpo Kortrijk

HZW