Instructieboekje Daf A 40 50 60 benzinemotor - amoko.free.framoko.free.fr/Documentations/Daf...

41

Transcript of Instructieboekje Daf A 40 50 60 benzinemotor - amoko.free.framoko.free.fr/Documentations/Daf...

HANDLEIDINGVOOR DE

EIGENAARS

VAN

DAFVRACHTAUTOCHASSIS

BENZINE.MOTOREN VAN CHASSISSERIE 40, 50 en ó0

TWEEDE DRUK

VAN DOORNE'S AUTOMOBIELFABRIEK N.V. EINDHOVEN

NB 77I

Rechterzijde motor Serie 40

Plaats motornummer. Hetcylinderblok geslage D, aanachterste uitlaatpoort.

motornummer is in hetde rechterzijde boven de

VOORWOORD

In deze handleiding vinden de eigenaren van DAF-chassisserie 44, 50 en 60 met benzinemotor waardevolle inlich-tingen betreffende de behandeling en het onderhoud vanhun motorelr.Ten einde een goed rendement en een lange levensduurvan de motor te verzekeren is het gewenst deze raad-gevingen nauwkeurig te bestuderen en op te volgen.Deze handleiding behandelt alleen die werkzaamheden,die tot de normale taak van de chauffeur behoren envermeldt de gegevens, die nodig zijn om een technischecontróle naar behoren te kunnen verrichten. Voor verdereafstellingen en reparaties raadplege men de dichtstbij-zijnde DAF-agent.Uw wagen is te waardevol om in onbevoegde handengegeven te worden. Goed vakmanschap is voor serviceevenzeer nodig als voor de fabrikatie. Wanneer U overqen goede werkplaats en deskundig personeel beschikt,stelt U zich dan met ons in verbinding betreffende enzespeciale werkplaatsinstructies.Zorgt echter voor alles, dat het normale onderhoud, zoalsdit in dit boekje is aangegeven, aan de hieraan te stelleneisen voldoet.

VAN DOORNE'S AUTOMOBIEL FABRIEK N.V.

N.B. Raadpleegt voor behandeling en onderhoud vanhet chassis de desbetreffende speciale handeiding. Dezeis voor U onmisbaar.

De in voor December 1952 verschenen uitgaven opge-nomen technische gegevens ztjn hiermede vervallen.

GARANTIE

Van Doorne's Automobiel Fabriek N.V. gareÌndeert, datde door haar nieuw afgeleverde automobielchassis geenfouten bezitt€r, welke een gevolg zljn van ondeugdelijkeconstructie, verkeerd materiaal of ondeugdelijke be-werking.Op grond hiervan verplicht zLJ zich, met uitsluitÍng vaniedere andere aansprahelijkheid, aIIe onderdelen, waarvannaar haar mening een der bovengenoemde fouten isgebleken alvorens met het chassis een afstand van 15.000kilometer is afgelegd, respectievelijk binnen zes maandenna de eerste aflevering door een harer agenterr, kostelooste vervangen of te herstellen. Levering van vervangings-onderdelen geschiedt af fabriek.Onderdelen, waarvoor aanspraak wordt gemaakt opgarantie, moeten franco aan de fabriek te Eindhovenworden opgezonden door tussenkomst van de agent, diehet betreffende chassis heeft geleverd. Deze agent zorgtvoor demontage en montage zonder enige kosten voor deeigenaar. De aansprakelijkheid voor deze werkzaamhedenberust uitsluitend bij de agent en niet bij de fabriek.Op de beslissing van de fabriek inzake garantie is geenberoep mogelijk. Door het accepteren van het chassisverklaart de koper hiermede accoord te gaan.Uitgesloten van de door de automobielfabriek verleendegarantie zijn de banden en de accumulatorenbatterij. Voordeze onderdelen geldt alleen de garantie, die door debetreffende fabrikanten verleend wordt, met uitsluitingvan iedere andere aansprakelijkheid.Iedere garantie-aanspraak vervalt wanneer zonder schrif-telijke toestemming van de automobielfabriek aan hetchassis wijzigingen worden aangebracht, die naar demening van de fabriek de normale werking of de betrouw-baarheid van het chassis kunnen beinvloeden. Hetzelfdegeldt, wanneer binnen de garantie-termijn andere dandoor Van Doorne's Automobiel Fabriek geleverde onder-delen zijn gemonteerd.Van Doorne's Automobiel Fabriek aanvaardt geen aan-sprakelijkheid voor buiten het bestek van bovenstaand.ebepalingen door haar agenten mondeling of schriftelijkaangegane garantie-verplichtingen.

SERVICE

Voor het behoud van iedere automobiel is regelmatig engoed onderhoud een absoluut vereiste.Alleen daardoor voorkomt U onverwachte bedrijfsstagna-ties en verlengt U de levensduur van Uw wagen.Reeds gedurende de eerste levensperiode kunt U Uwchassis grondig vernielen door de instructies betreffendeinrijden en smeren niet na te komen.De DAF-organisatie verleent voor een goed onderhoud despeciale service, bestaande uit het gratis verrichten vande werkzaamheden voor het doorsmeren en verversenvan de olie van de motor na het afleggen van in totaal600 km,

1400 km en2500 km.Voor deze drie smeerbeurten behoeven alleen de gebruik-te smeermiddelen te worden betaald. Tevens wordt bijdeze gelegenheden een gratis technische contróle van Uwmotor en chassis uitgevoerd.

WENDT U HIERTOE TOT DE DAF-AGENT, DIE UWWAGEN HEEFT GEIEVERD.

Wij verzoeken U alleen de door de agent aan ons op _tezenden verklaring, dat deze werkzaamheden ziin verricht,te willen ondertekenen.Een goede verzorging alleen gedurende de inrijperiode isechter niet voldoènde, Ook daarna moet U niet alleenzorgen voor een reqelmatig doorsmeren en olie-verversen,zoals in deze handleiding staat aangegeven, maar boven-dien steeds in het oog houden, dat voorkomen beter isdan genezen.Laat daarom uw wagen periodiek controleren door onzeDAF-agent, die IJ deze heeft geleverd. U voorkomt daar-mee UàOriifsstagnaties, die anders de hoogste post opUwonkostenrekening kunnen uitmaken.Nadere bizonderheden omtrent deze periodieke contròlevindt U op pagina g4 van deze handleiding. De hieraanverbonden kosten zljn speciaal voor DAF-bezitters zeergering.

ALGEMENE GEGEVENST'ype motor.De benzinemotoren van de DAF-chassis serie 40, 50 en 60zlin zescylinder viertact-motoren met L-vormige cylinder-kop. Het belangrijkste verschil tussen de beide typen is,dat de serie 40 een kleinere boring heeft dan de motorvan de series 50 en 60; de overige verschillen zijn nietvan dírect belang voor de bestuurder.TECFINISCHE SPECIFICATIECylinderboring....(3%"\

Slag.,,...,.(41A")Aantalcylinders. . . , . . . .

Slagvolume.........Compressieverhouding,...,Ontstekingsvolgorde......Max. aantal o/m. . . . . . . .

Max. vermogen bij 3200 o/m . . .

Max. koppel bij 1400 o/m . . . .

Krukas...r...o...Benzinepomp met membraan . . .

Carburator. . . . . . , . . ,

Droog luchtfilterGecombineerde druk- en spatsmeringSmeeroliedruk

BB,B9 mm voor de40, 33À" (95 , 25mm voor de 50en 60107,95 mm64,014 en 4,62 liter6,56 : 1

1-5-3-6-2 -4320091 pk voor de 40en 102 pk voor cie50 en 6025,8 kgm voor de40 en 28,5 kgmvoor de 50 en 607 x gelagerdmechanischvalstroom

2,5 kg/cmz bij eensnelheid van circa40 km en een be-drij f stemperatuurvan B0o C.

volgorde van het aantrekken der kopbouten

Waterpomp-typeo,o..Inhoudkoelsysteem . . , .

Temperatuurregeling..,.AFSTETGEGEVENS

Klepspeling inlaatklep (warm)Klepspeling uitlaatklep (warm)

Opening onderbrekerpunten . . . . . .0,4-0,5 mmBougietype Bosch W 17 5 T 4, electrodenafstand 0,7 mm

Momenten voor het aandraaien van cylinderkopboutenen bougÍes.

Aflezingen oo de contròl esleutel (torsiesleutel) .

Cylinderkopbouten gemerkt 1041 X00 ftlbs, 13,8 kgmAndere cylinderkopbouten:Aan de uitlaatzijde 75 ftlbs, 10,35 kgm

85 ftlbs , lI ,7 5 kgm28 ftlbs, 3,85 kgm

centrifugaal22 literthermostatisch

0,008"0,010"

OverigeBougies

Draai de kopbouten getijkmatig vast. Begin hiermede inhet midden van de kop en werk vervolgens naar de uit-einden van de kop toe, hierbij de juiste volgorde in achtnemend (zre afb.). Dit aandraaien herhaalt men, totdat allemoeren goed vastzitten.

IIT BEDRIJF STELLEIT VAIT DE TIOTORT{ET INRIJDENEen nieuwe motor mag niet direct tot het maximum belastworden, daar de onderdelen eerst de tijd moeten hebbengoed in te lopen.Het is daarom dringend gewenst, de volgende raad-gevingen op te volgen:1. Gebruik zo mogelijk niet direct een aanhangwagenachter uw nieuwe vrachtauto. Belaad in geen geval eenaanhangwagen of opleqqer tot het toelaatbare maximumgedurende de eerste inrij -periode van 2000 km.2. Rijd gedurende deze eerste inrij-periode niet langachtereen met een constante snelheid, doch varieer desnelheid binnen de grenzeo, aangegeven op de waar-schuwing op uw chassis.Overschriid nooit het op de waarschuwing aangegevenmaximum.

3. Gebruik uw versnellingen! Wurg niet te lang in eenhoge versnelling, maar schakel tijdig terug.Een te laag toerental is nog slechter voor uw motor daneen te hoog.4. Houd uw oliedrukmeter en uw watertemperatuurmeterin het oog. Tracht met uw rolhoes de temperatuur op circa80" C. te houden, niet hoger, maar ook niet meer dan eenpaar graden lager.

Voor het goed inrijden van de motor is het aantal toeren(dat gedurende deze periode niet lang achtereen constantmoet worden gehouden) zeer belangrijk. Bij dezelfde snel-heid van de wagen is dit aantal toeren voor chassis meteen verschillende overbrengingsverhouding of met ver-schillende maat van de achterbanden niet gelijk. Bij eenonderlinge vergelijking van bussen, vrachtauto's en trek-kers kunnen deze verschillen vrij belangrijk zijn.Om deze reden hebben wij het raadzaam geacht, te brekenmet de algemene gewoonte om voor de inrij-periode vooralle chassis van een bepaalde serie inrijsnelheden op tegeven. fn de plaats hiervan wordt op ieder chassis eenwaarschuwing aangebracht, waarop de in verband metoverbrengingsverhouding en bandenmaat van het betref-fende chassis bepaalde toelaatbare maximum snelheidvoor de inrij-periode is aangegeven.De in vorige instructieboekjes aangegeven inrijsnelhedenkunnen beschouwd worden als een gemiddelde, doch wijadviseren, zich te houden aan de waarsehuwing op iederchassis.Gedurende het inrijden moet betreffende de smering vande motor het speciale voorschrift in acht worden geno-men, dat de olie moet worden ververst, nadat de wagenin totaal heeft afgelegd 600 km

- 1400 km - 2'500 km -4000 km. Daarna moet het verversen na iedere 2000 kmplaats hebben.

ATGEMENE RAADGEVINGENDoor onderstaande voorzorgsmaatregelen zo veel moge-lijk op te volgen, zal men 6ij het eèbruik van de moforveel moeilijkheden en abnormale slijtage voorkomerÌ.1. FÍlters. Houd deze vooral goed schoon; het zijn de

beschermers van uw motor. Vervuilde filters veroor-zaken snelle slijtage en een laag motorverrnogen.

2.

3.

Brandstof. Gebruik geen vuile bussen voor het ver-voer. Betrek alleen brandstof van bekende maat-schappijen.Houd alle brandstoffilters schoon en kijk hen regel-matig rla.Smeerolie. Tap het carter tijdig af. Gebruik de bestemerken olie. Vervang het smeeroliefilterelement optijd. (zre,,FIet oliefilter" in het gedeelte onder,,Smering").Laat het oliepeil niet te ver beneden het merkteken,,Full" of 41 4 op de oliepeilstok zakken. Immers, hoegroter de olievoorraad is, des te beter zal de olie instaat zrjn de wrijvingswarmte op te nemen en te ver-spreiderÌ. Vul echter geen otie bij tot boven het ,,FuIl"of 4/ 4 merkteken.Laat de motor in geen geval lopen zonder smeerolieof zonder koelwater.Gebruik geen olie, dieselolie of petroleum in het koel-middel, aangezien deze stoffen een schadelijke in-vloed hebben op de rubberkeerring van de water-pomp.Laat de motor nooit draaien, wanrì.eer het koelwaterof het anti-vriesmiddel kookt. Flierdoor gaat de sme-ring falen en de motor kan ernstig vervuilen.Giet geen koud water in een overhitte motor. Dit kande cylinderkop, het blok e.d. doen scheuren.Laat het luchtfilter niet verstopt raken en let er op,dat alle verbindingen goed aangehaald zijn. Slechtsdoor het filter goed te onderhouden, behoedt men demotor reeds voor onnodige slijtage.Start de motor nooit, voordat men de olie, het wateren de brandstof heeft gecontroleerd en voordat demotor in gereedheid gebracht is.Laat de motor niet onbelast op hoge snelheid draaien.Dit veroorzaakt onnodige slijtage, verkort de levens-duur en kost onnodig brandstof.Laat de motor niet onnodig stationnair draaien. Hetheeft niet alleen een nadelige invloed op de motor,het verhoogt bovendien de bedrijfskoster].Maak in de lagere versnellingen een verstandig ge-bruik van de motor als rem; draag zorg, dat de motor

4.

5.

6.

7.

B.

9.

ol,L,

10.

T2,

L3.

t4.

niet over zljn toeren wordt gejaagd. De motorsnel-heden, welke mogetijk zrjn, wanneer men in een vande lagere versnellingen een steile helling afdaalt,kunnen hoger zrjn dan die, waarvoor de motor be-rekend is. Het rem.men op de motor zal schade ver-oorzaken, tenzij de wagensnèlheid in een bepaaldeversnelling niet groter wordt dan de snelheid in die-zelfde versnelling op de vlakke weg.

Laat de motor nooit draaien zonder oliedrukaanwij-zing op de meter, anders zaI beschadiging van demotor het gevolg zijn.Laat de brandstoftank niet geheel leeg raken, daar erdan lucht in de brandstofleiding stroomt, waardoorde motor afslaat en veel tijd verloren gaat met hetweer op gang brengelt.Gering vermog€D, onregelmatig lopen en een slechteconditie van de motor zijn vaak het gevolg van luchtin het brandstofsysteem of van dampbelvorming. Leter op, dat geen lekken in de brandstofleiding of inde filters zijn, waardoor deze toestand kan ontstaarr.Vuil, gruis, vezels of andere ongerechtigheden in debrandstof of in de smeerolie zijn nadelig voor demotor; als gebruiker is het uw plicht er op te letten,dat geen ongerechtigheden in de motor geraken.Start de motor niet bij koud weer, zonder dat menop de hoogte is met het gedeelte:,,FIet starten bijkoud 'weer".

Enige uitwendige verwarming van de motor zal hetstarten bij koud weer vergemakkelijken en de bat-terij sparen.

Gebruik de startmotor niet langer dan 10 sec. achterelkaar. Wacht daarna minstens 20 seconden, voordatmen weer tracht te starten. Wanneer men ztch hier-aan niet houdt, kan een verbrande startmotor hetgevolg zijn.Let er op, dat de radiateur niet verstopt is tussen deribben of buizen, daar anders de luchtstroom belem-merd wordt en het koelvermogen vermindert.Start of gebruik de motor niet, voordat men de in-structies zorgvuldig doorgelezen of bestudeerd heeft;als gebruiker bent U dit aan Uzelf verplicht.

16.

1.5.

17.

20.

21,

18.

19.

22.

10

BEDRIJFSTEMPERATUUR

Het is voor iedere motor van groot belang, dat de normalebedrijfstemperatuur goed in het oog wordt gehouden. Demotor mag niet te warm worden, maar evenmin te koudblijven, du1 niet onder 70" C. De normale bedrijfstempera-tuur van de benzinemotor van uw DAF is B0o C.

Ge hebt een koelwatertemperatuurmeter op uw instru-mentenbord; het is van belang, deze geregeld in het oogte houden.Bij een te lage temperatuur is niet alleen de smeringonvoldoende, maar is ook de verbranding onvolledig.Het gevolg hiervan is verhoogde cylinderslijtage.Wanneer een motor koud gestart is, moet men dus trach-ten de koelwatertemperatuur en dientengevolge ook desmering zo snel mogelijk op een normaal peil te brengel].Het is hiertoe het beste, de motor, zodra deze behoorlijkblijft doorlopetr, op een gemiddeld toerental onder enigebelasting te laten lopen. Men kan dit bereiken door opeen lage versnelling voorzichtig weg te rijden, totdat eentemperatuur van ongeveer 50' C. bereikt is; daarna kanmen tot de normale belasting overgaal].Voor een snel bereiken van de vereiste bedrijfstempera-tuur is een goede werking van de hieronder nog naderte bespreken thermostaat in het koelsysteem van grootbelang.Bij koud weder is het noodzakelijk de radiatorhoes tegebruiken. Deze is een zeer belangrijk hulpmiddel om dejuiste bedrijfstemperatuur te handhaven.

STARTEN EN STOPPEN VAN DE MOTOR

Het starten van de motor.EERSTE MAAI STARTEN1. VuI de brandstoftank met goede brandstof en con-

troleer of de brandstoftoevoer goed is. (De toevoerkan gecontroleerd worden door de moer, die debrandstofleiding met de carburateur verbindt, Ios tedraaien. Komt er een flinke hoeveelheid brandstofuit de leiding, dan is dit een aanwijzing, dat voldoen-de brandstof naar de pomp gevoerd wordt.) Indienvoldoende brandstof in de tank aanweng is, con-trolere men de leiding van de tank naar de pomp oplekken, die het gevolg kunnen zijn van losse verbin-

11

2,

3.

Linkerzij de motor Series 50 en 60

dingen, gebroken moeren of gescheurde leidingen.Ga ook Dd, of de leidingen niet verstopt, dan welgeheel of gedeeltelijk dichtgeknepen ztjn.VuI de radiateur met schoon water of, indien de tem-peratuur beneden het vriespunt tigt, met een anti-vries mengsel.Vul het carter met olie tot aan het merkteken ,,FLLL"of 41 4 op de oliepeilstok . ZLe hiervoor verder hetgedeelte onder,,Smering".Het verdient aanbeveling, vóórdat men van de start-motor gebruik maakt, de motor drie- of viermaal metde handslinger te tornen, teneinde het motordrijfwerkreeds enigszins ,,los" te maken.Behalve het hierboven genoemde is het noodzakelijkde smering te controleren van de dynamo, starter,ventilateur, waterpomp en andere onderdelen. Con-troleer of het luchtfilter niet verstopt, goed gemon-teerd en schoon is.Controleer de spanning en zo nodig het soortelijkgewicht van het electrolyt van de accu.

4.

5.

6.

L2

7. Controleer de gehele electrische installatie op losseverbindingen en tet er op, dat alle componenten goedmet elkaar aangesloten zijn.

B. Zorg er voor, dat geen losse onderdelen, gereedschap-pen e.d. op de motor liggen, daar deze ernstige schadekunnen veroorzaken of omstanders ernstig lichame-tijk letsel kunnen toebrengen.

9. Zet het contact aan en start de motor op de wijze,zoals hieronder is aangegeven. Als alle voorgaandeinstructies goed opgevolgd ziin en er wordt gebruikgemaakt van de juiste brandstof, zal de motor onmid-detlijk aanslaan.

10. Laat de motor met matige snelheid lopen tot hij goedwarm is en de smering goed functionneert. Zte hier-boven ,,Bedrijfstemperatuur" en de raadgevingel, diené het starten opgevolgd moeten worden.

NORMAAT STARTENAls de motor kort geleden nog gelopen heeft en er issindsdien niets aan veranderd of gerepareerd, wordt opde volgende wij ze gestart:L Controleer de brandstoftoevoer.2, Controleer het peil van de olie met behulp van de

peilstok, (Stand van de olie ,,FtfLL" of 41 4.)3. Controleer het koelwater.4. Start, hd het contact aangezet te hebben, de motor

met behulp van de starter op de wijze zoals hieronderis aangegeven (zre pag. 26),

5. Control eer de motor zoals hieronder aangegeven inhet gedeelte: ,,Né het starten op te volgen raad-gevingen".

STARTEN BIJ KOUD WEERBij lage temperaturen kunnen zich moeilijkheden voor-doen bij het starten van de motor, hetgeen te wijten kanztjn aan te lage spanning van de batterij, veroorzaakt doorde temperatuur, òf aan voldoende verstuiving en ver-damping van de benzine.Laat na het starten de motor, in het bijzonder een koudemotor, nooit direct op de maximum snelheid draaien. Demotor mag stationnair niet veel meer dan 800 à 1000 o/mmaken, vóórdat de olie warm genoeg is om te kunnencirculeren en voordat de motor enigermate op tempera-tuur gekomen is; het duurt gewoonlijk 4 à 5 minut€r, demotor is nl. uitgerust met een thermostaat.

13

4,

5.

Dit is wel een van de belangrijkste punten betreffendehet bedienen van de motor.Wanneer men de motor reeds direct op volle kracht laatwerken, terwijl de smering niet voldoende functionneerten de verschillende onderdelen nog niet op de juistetemperatuur zijn, kan hiervan reeds in de eerste secondengrote schade het gevolg zijn. Zie ,,Bedrijfstemperatullr",pag. tt,Als de ontsteking en carburatie in orde zijn, kan het star-ten bij koud weer aanmerketijk vereenvoudigd wordendoor het opvolgen van onderstaande raadgevingen:1. Probeer nooit te starten met geopende smoorklep.

Zie pag. 25,2. Zet het contact aan, trek de bistarterknop geheel uit

en zet de motor op dezelfde manier aan als dit bijnormale temperatuur geschiedt.

3. Als de motor aanslaat, houd dan de bistarter nog hatfgeslot€r, tot de motor voldoende warm is om normaalte kunnen draaien.Door de radiateur te vullen met heet water zal hetstarten vergemakkelijkt worden.Let er op, dat de benzine naar en door de carburateurstroomt. Het is mogelijk, dat de benzineleiding dooriis verstopt, hetgeen te wijten is aan water daf in debenzine is geraakt.

NA HET STARTEN OP TE VOTGEN RAADGEVINGENNé het starten dient men de motor zorgvuldig te inspec-teren om zeker te zijn, dat alle onderdelen goed func-tionneren.1. Controleer de oliedruk. Indien de meter geen druk

aanwijst na 10 à 12 seconden, zet dan de motor af enga na wat de oorzaak kan zijn. Indien de lagers ingoede conditie zijn en de juiste soort olie gebruiktwordt, moet de oliedruk, als de motor op 1600 toerendraait, 2 kg/cmz bedragen; zre, ook pag. 19. Indien deolie zeer koud of dik is, zal de druk hoger zijn, wanneerde olie warmer wordt, zal de druk vanzelf afnemen.

2. Controleer de watercirculatie en temperatuur. Indiengeen circulatie plaats heeft, zet dan de motor af en gard, wat hiervan de oorzaak kan zijn. Laat de motorniet draaien, indien het water kooki. De hitte van decylinderwanden verbreekt nl. de otiefilm en veroor-zaakt bovendien aanzienlijk waterverlies als gevolgvan snelle verdamping.

T4

3. Let er op, dat de motor soepel en rustig loopt. Het ismogelijk, dat de motor toch onregelmatig loopt, door-dat één of twee cylinders nog te koud zijn Wanneerde motor warm wordt, zullen alle cylinders goed wer-ken. Mocht dit echter niet het geval zijn, zoek dan deoorzaak op.

4, Ga na of nergens olie of water lekt.5. Controleer de ventilateur-aandrijving. Slappe V-rie-

men veroorzaken slippen, waardoor een goede wer-king van de ventilateur belemmerd wordt en de riemensnel slijten. Laat de ventilateur nooit zonder smeer-middel lopen, maar smeer ook niet bovenmatig, daarhet teveel op de er omheen liggende delen geslingerdwordt.

6. Controleer op de ampèremeter of de dynamo voldoen-de bijlaadt.

STOPPEN

l. Men stopt de motor door het contact af te zetten.2. Als de temperatuur beneden het vriespunt ligt en er

wordt geen antivries-mengsel gebruikt, moet het ge-hele koelsysteem afgetapt worden, (Zie pag. 19) .

3. Als een antivries-mengsel gebruikt wordt, moet ditgecontroleerd worden, om zeker te zijn, dat het nietzal bevriezen Het is het beste een mengsel te gebrui-ken, dat nog niet zal bevriezen bii een temperatuur,die ver beneden die temperaturen tigt, die gewoontijkvoorkomen.

4. Vul de batterij niet, wanneer men de motor juist heeftafgezet en de wagen niet direct weer gebruikt wordt.Dit verhoogt nl . de kans op bevriezen. Vul de batterij,vóórdat de wagen voor de dagrit in gebruik genomenwordt.

OpmerkÍng:Indien de wagen in een verwarmde ruimte wordt gestald,waar bevriezen dus niet mogelijk is, kunnen de punten2, 3 en 4 buiten beschouwing gelaten worden.

DE SMERIITG YAIT DE MOTORDe eerste zorg voor een goed onderhoud van de motoris het nauwkeurig opvolgen van de instructies betreffendede smering.

1s

BESCHRIJVING SMEERSYSTEEMDe smering van de motor geschiedt onder druk naar allekrukas- en drijfstanglagers door middel van een tandrad-pomp. De oliepomp wordt door de nokkenas aangedreven.De pomp zuigt uit het middengedeelte van het carter enperst de olie door een kanaal in het blok. Dan vloeit deolie door een verdeler en door verschillende leidingennaar de krukaslagers. Van de krukaslagers loopt de oliedoor speciaal voor dit doel geboorde gaten in de krukasnaar de drijfstanglagers. Het omlooptype drukregelaar,bestaande uit een zuiger met drukveer, bevindt zich in hetoliepomphuis. De tussenas en de hulpaandrijfas wordenonder druk gesmeerd. De nokkenaslagers, klepstoters,klepstelen en cylinders worden gesmeerd door de olie,die van de krukas- en drijfstanglagers wordt afgeslingerd.

SMEERINSTRUCTIESOliepeil en hoeveelheid olÍe.FIet peil van de olie in het carter wordt afgelezen op deoliepeilstok. Om dit nauwkeurig ie kunnen- doen, màaktmen de uitgenomen peilstok eerst schoon en steekt hemweer in het carter. De stand van de olie moet gehandhaafdblijven tot aan of op het merk ,,FLJLL" of 414 op depeilstok.

De oliepeilstok

L6

Zorg er voor, dat het peil nooit beneden het merkteken,,DANGER" staat. Controleer het peil steeds, wanneeralle olie uit de motor in het carter terug is gedropen; datis minstens 20 minuten nadat de motor gedraaid heeft.Het oliepeil kan dus het beste 's morgens voor het beginvan de eerste rit gecontroleerd worden. Wanneer hetfilterelement gereinigd of vernieuwd is, moet men demotor een ogenblik laten draaien, waardoor het fittergevuld wordt; controleer daarna het otiepeit nogmaelsen vul de olievoorraad zo nodig aan.

VERVERSEN VAN DE OIIEOndanks de goede werking van olie- en luchtfilters is niette vermijden, dat stof in de motor doordringt. Bovendienverzamelen zich in het motorcarter condenswater enkooldeeltjes, die zich tezamen met het stof vermengenmet de smeerolie. Bij een slechte afstelling van de motor,bij het draaien van de koude motor en bij het chokenwordt de smeerolie bovendien verdund. Niet tijdig ver-versen van de smeerolie kan daarom zeer ernstige gevol-gen hebben. In de eerste plaats krij gt men hierdoor slechtsluitende zuigerveren, kleppen en klepgeleiders. Door deslecht sluitende zuigerveren komt de olie gemakkelijkerIangs de zuigers in de verbrandingsruimte, waardoor nietalleen het olieverbruik toeneemt, maar ook de motorverder vervuilt. Gedeeltelijk verbrande smeerolie enbrandstof geven tezamen een dun vloeibaar product, datde smeerolie dusdanig verdunt, dat geen voldoende sme-ring meer kan plaats hebben.

INTOOPPERIODE EN OTIEVERVERSENDe volgende perioden moeten in het oog worden ge-houden:Gedurende het inlopen na een totaal afgelegde afstandvan 600 km - 1400 km -

2500 km -

4000 km verversen.Nadat een afstand van 4000 km is afgelegd moet de oliena iedere 2000 km worden afgetapt en ververst.OLIEDIKTEAIIeen op tijd verversen is echter niet voldoende. Het isook strikt noodzakelijk U te houden aan de volgendevoorschriften betreffende de oliedikte:Bij een buitentemperatuur van 24" C.enhoger..........Bij een buitentemperatuur van 0-24"

Motorolie SAE 40.Motorolie SAE 30

L7

C.

Bij een buitentemperatuur beneden0o C. . . . . . . . . . . . . MotorolieSAE20.De voorschriften voor de inloopperiode van de motorgelden ook na een revisie. Gedurende de inloopperiodedient een dunnere olie gebruikt te worden. Voór de in-loopperiode raden wij SAE 20 aan onder normale tem-peratuursomstandigheden en een nog dunnere olie bijkoud weer.

GEBRUIK GOEDE OLIE

Het betalen van het verschil in prijs tussen goedkope olieen olie van goede kwaliteit is zeker geen weggegooidgeld, daar reparaties, die het gevolg zijn van het gebruikvan een goedkope olie, veel kostbaarder zrjn. Sommigeolièn bevatten zwaveldeeltjes, die zelf. weliswaar geennadelige uitwerking hebben, maar tezamen met bepaaldeverbrandingsproducten zuren vormen, die de metaal-oppervlakken aantasten. Behalve door gebruikmaking vanuitgebreide hulpmiddelen en door langdurige onderzoe-kingen is het overigens zeer moeilijk te beoordelen ofeen bepaalde smeerolie al dan niet van goede kwaliteitis. In de practijk is het daarom het beste, olie te kopenvan een bekend en betrouwbaar merk. Het gebruik vaneen gedoopte olie wordt aanbevolen.

OLIESOORT

Om vast te stellen welke olie het best gebruikt kan wor-den, doet men het beste zich te houden aan het advies vande oliemaatschappij van welke men de olie betrekt. Hetis nI. heel goed mogelijk, dat twee schijnbaar gelijke oliénvan verschillende merken voor geheel uiteenlopendedoeleinden gebruikt moeten worden.

OTIEVUTPIJP

De vulpijp d"ient tevens voor ventilatie van het carter.Daarom is de pijp van een filter voorzien, dat voorkomt,dat stof of vuil in het carter geraken. Van een verstoptfilter kan druk op de olie en olieverlies het gevolg zijn.Het onderhoud is zeer eenvoudig en het verdient aan-beveling het filter te reinigen wanneer de olie ververstwordt.Het reinigen:1. Verwijder het opeengehoopte vuil van de buitenkant

van de ontluchtingspijp.

t8

2, Verwijder het deksel van de ontluchtingspijp.3. Doop het deksel in de smeerolie.

OLIEFITTER

Aan het oliefilter dient regelmatig aandacht geschonkente worden. De conditie van het filterelement kan menvaststellen aan de hand van de conditie van de blie.Indien, ondanks inachtname van de voorgeschreven ver-versingsperioden, de olie zwart begint te worden, moethet element vernieuwd worden.

OTIEDRUK

Het is noodzakelijk, de oliedruk geregeld te controlerenop de daartoe op het instrumentenbord aanwezige mano-meter. De normale druk bedraagt bij de norm als bedrijfs-temperatuur van B0o en een snelheid van circa 40 tcmper uur ongeveer 2,5 kg/cm2. Bij snelheden, die hogerliggen zal de oliedruk hoger zrjn. De manometer wijsteveneens een hogere druk aan wanneer de olie koud is.Wanneer de lagers versleten raken, zaI langs deze wegolie ontwijken en dientengevolge zal de oliedruk enigs-zins dalen. FIet is niet raadzaam, in dit geval de oliedrukte verhogeo, aangezien de extra hoeveelheid olie, die viade lagers weggeslingerd wordt, de cylinderwanden reedsovermatig smeert.De oliedruk zal eveneens enigszins varièren bij verschil-lende merken en soorten olie.De beoordeling, of de oliedruk gewijzigd moet worden,kan om deze redenen het beste worden overgelaten aaneen deskundige, terwijl men ook voor het verstellen goeddoet, door zich tot de dichtstbijzijnde dealer te wenden.Men verzuime echter niet, indien de oliedrukaanwijzÍngniet normaal is, hieromtrent direct advies in te winnen!

KOETSYSTEEMDE WATERPOMPDe waterpomp van de motor van de series 50 en 60 wordtgesmeerd door middel van een vetpot, die iedere dag eenkwart slag moet worden aangedraaid. De waterpornp vande motor van de serie 40 behoeft geen smering.Ten behoeve van het aftappen van het koelsysteem be-vindt zic}:- op het cylinderblok aan de linkerzijde bij hetvliegwielhuis en onder aan de inlaatzijde van de water-pomp een aftapkraantje.

T9

De thermostaat

THERMOSTAAT EN ROTHOES

De motor is uitgerust met een thermostaat, welke ver-hindert, dat het water uit de motor naar de radiateurstroomt, voordat het op temperatuur gekomen is. De ther-mostaat voert een bepaalde hoeveelheid water uit hetcylinderblok via de omloopleiding naar de inlaatzijde vande pomp, van waaruit het opnieuw door de motor circu-leert. Dit gaat door, tot het water in de motor op dietemperatuur is gekom€o, waarbij de thermostaat begintte openen en het water uit de motor nu in de radiateur kanstromerÌ. Dit water wordt door de pompt direct weer uitde radiateur naar de motor teruggevoerd. Een defectethermostaat kan niet gerepareerd worden, zodat men dezemoet vervangen. De thermostaat begint te openen bijcirca 65" C. en moet bij circa B0o C. volledig open zijn,Door de juiste instelling van de rolhoes kan men degewenste invloed uitoefenen op de bedrijfstemperatuur(zie pag. 1 1).

20

ANTIVRIESZodra de kans bestaat, dat de buitentemperatuur benedenhet vriespunt daalt, moet men in het koelwater antivriesgebruiken. Hoewel de antivriesmiddelen op alcoholbasisspoedig verdampen, dus geregeld moeten worden gecon-troleerd en bijgevuld, terwijl deze bovendien bij morsenoorzaak kunnen ztjn van beschadiging van de lak, ver-clienen zú toch de voorkeurr daar zLJ geen aanleidinggeven tot verstoppen van het koelsysteem en aantastenvan het materiaal.

BRANDSTOFSYSTEEM

BRANDSTOFPOMP

De brandstofpomp is van het membraan-type en wordtdoor een excentriek op de nokkenas bediend. De pomp isgemonteerd aan de linkerzij de op het achtergedeelte vanhet cylinderblok.Aangezien storingen, die men in de brandstofpomp meentte moeten zoeken, gewoonlijk veroorzaakt worden doordefecten in een ander gedeelte van het brandstofsysteem,is het raadzaam, alvorens tot demontage van de pompover te gaan, zich er goed van te overtuigen, dat de storinginderdaad in de brandstofpomp gezocht moet worden.Wanneer bijvoorbeeld de motor niet genoeg benzinekrij gt, controlere men eerst het brandstofpeil in de tanken men gaat na of een leiding gebroken, Iek of verstoptis. Ook dient men aan de pomp te controleren, of depakking van het benzineglaasje niet lekt, of het membraanen de bovenste afdichtschroeven niet los zitten en of dekleppen en veren nog in goede staat verkeren.Indien de motor te veel brandstof krij gt, is dit doorgaanshet gevolg van een onvolkomen luchtklep-afstelling, eenlekkè vlotter, een defecte vlotternaald of een verkeerdafgestelde carburateur; deze fout wordt gewoonlijk nietdoor de brandstofpomp veroorzaakt.

DE CARBURATEUR

Type.

De carburateur is een Solex valstroom (type 40 AIP) metbistarter, aceleratiepomp en extra correctie van de samen-stelling van het gasmengsel.

2t

De Solexcarburateur.

,c7'ic3

F.Go.

Luchtc orrectiespro eierPompkogeltjeStarterkogettjeVlotterLuchtsproeier voorstarten

M. Pompmembraanr. Pompveer,1. Veer van het

bedieningsstangetj es. Mengbuis hoofdsproeieru. Luchtregeling nullast

(stationnair draaien)W Regeling samenstelling

gasmengsel nullast(stationnair draaien)

x. Veitigheidskogely. Sproeierhouderz. Bedieningsstangetje

Gg HoofdsproeierGp. PompsproeierOr. StartsproeierGu. Correctiesproeier

g. NullastsproeierH. Pompktepje

InjecteurÉ. Verstuiver

TUCHTINLAATDe carburateur heeft slechts een luchtinlaat, zodat allelucht, die in de carburateur komt, het luchtfilter moetpasserel]. Dit heeft niet alleen het voordeel, dat alle luchtgereinigd wordt, maar ook, dat de samenstelling van hetgasmengsel minder beinvloed wordt door de toestandvan het luchtfilter.De vervanging van het luchtfilter door een ander typeheeft hierdoor geen invloed op de afstelling van decarburateur.

22

BISTARTER

De carburateur heeft een zgn ,,bistarter", die het aanslaanen lopen van de koude motor vergemakkelijkt. De bijandere carburateurs gebruikelijke choke komt hierdoor tevervallen.De beide hoofdstanden van de bistarter zrjn:a. Geheel geopend (startstand) . Hét mengsel is zeer rijk,

hetgeen aanslaan van de koude motor mogelijk maakt.b. Half geopend. In deze stand, die wordt ingeschakeld,

zolang de motor nog te koud is om normaal te func-tionneren, is het mengsel iets armer dan in stand a.

Zodra de motor warm genoeg is om normaal te function-neren moet de bistarter worden uitgeschakeld.

ACCETERATIEPOMP

De acceleratiepomp spuit bij het accelereren op de vol-gende wijze een hoeveelheid extra benzine in:Wanneer de smoorklep geSloten is, verplaatst het mem-braan M van de pomp zich tengevolge van de sterkeonderdruk in de inlaatleiding; hierdoor wordt de ruimtelinks van het membraan volgezogen met benzine. Druktmen nu op het gaspedaal, dan wordt de smoorklep ge-opend, waardoor de onderdruk in de inlaatleiding ver-mindert. Dientengevolge drukt de veer r het membraan Mterug, dat hierdoor de benzine via het klepje H en depompsproeier Gp perst in de inspuitleiding i, die uitkomtin verstuiver k. De hoeveelheid ingespoten brandstofwordt geregeld door de stand van het klepje H en desnelheid van inspuiting door de diameter van desproeier Gp.

VEILIGHEIDZodra de motor stopt wordt de onderdruk, die op hetmembraan M werkt gelijk nul. Dientengevolge zou onderdruk van de veer r de benzine, die zich bevindt in deruimte links van het membraan M, teruggeperst kunnenworden in de toevoerleiding.Teneinde dit te voorkomen is er een directe verbindingtussen de benzineruimte van de pomp en de vlotterkamervan de carburateur, waardoor de benzine direct in devlotterkamer teruggeperst kan worden. Deze verbindingis bij geopende smoorklep afgesloten door een kogeltje x,

23

dat op zijn zetel gehouden wordt door de veer rI. Evenvoor de smoorklep de gesloten stand bereikt wordt echterdoor een hefboompje op het smoorklepasje het stangetjez zodanig bewogen, dat de druk van de veer rl wordtopgeheven en het kogeltje x wordt vrijgegeven.Het gevolg hiervan is, dat bij gesloten smoorklep, dus bijstationnair draaien, de benzine vanuit de pomp geperstwordt in de vlotterkamer van de carburateur.

CORRECTIE SAMENTELTING VAN HET GASMENGSETWanneer de motor een kleiner vermogen ontwikkelt danhet maximum, kan deze zonder bezwaar een arm gas-mengsel verdragen. Deze verarming van het gasmengsel,die mogelijk maakt het brandstofverbruik belangrijk teverminderen, wordt automatisch bereikt op de volgendewijze:Wanneer de motor ztjn maximum vermogen ontwikkelt,is de smoorklep geopend en de onderdruk in de inlaat-leiding is gering. De veer r van de pomp houdt de klep Hgeopend en bij de benzine van de hoofdsproeier Gg komtdie van de pompsproeier Gp, waarvan de afmetirg zo-danig bepaald is, dat de gunstigste acceleratie wordtbereikt.Wordt de doorlaat van de smoorklep verminderd, ten-einde de motor minder kracht te laten ontwikkelen, danneemt de onderdruk in de leiding toe. Deze werkt op hetmembraan M van de pomp tegen de werking van de veerr, waardoor dus de klep H gesloten wordt en de pomp-sproeier Gp geen benzine meer geeft. Het gasmengselwordt hierdoor armer; de verhouding tussen de samen-stelling_ van het mengsel bij vol gas (geheet geopendesmoo_rklep) en bij kleinere krachtsontwikkeling -hangt

afvan de diameter van de opening van de pompsproeiei Gp.De aan de acceleratie te stellen eisen kunnen zodanigztjn, dat een vrij grote pompsproeier Gp vereist wordiPit brengt met zrch, dat bij het sluiten van het ktepje Hlut gasmengsel veel armer wordt, waardoor de motor opde lagere toerentallen minder goed zov kunnen lopen.Teneinde aan dit bezwaar tegemoet te komen, is eencorrectie-sproeier Gu aangebracht, die, wanneer ktep Hgesloten is, de pompsproeier Gp de juiste hoeveetheidbrandstof blijft toevoeren, die noodzakelijk is voor de

24

samenstelling van het gasmengsel, die het gunstigste isvoor goed functionneren van de motor en een minimumbrandstofverbruik.

Waarschuwing.

Zoals uit de beschrijving blijkt, bevat de acceleratiepompgeen mechanische delen, doch wordt deze geheel auto-matisch geregeld onder invloed van de onderdruk. Deiuiste afmetingen van de sproeiers, die in een bepaaldeverhouding tot elkaar moeten staan, zijn door de fabriekvastgesteld.

Hierin mag geen verandering worden gebracht.

ONDERHOUD

Het normale onderhoud blijft beperkt tot nu en dan rei-nigen van de carburateur. Wat de sproeiers en de kanalenbetreft, kan dit het beste geschieden met behulp vansamengeperste lucht. Men moet voor dit doel nooltnretaaldraad gebruiken.Bij de periodieke contróle moet worden nagegaan, of hetasie van de smoorklep geen zijdelingse speling heeft enof het klepje van de bistarter gemakkelijk draait en geheelterugkomt wanneer men de knop op het instrumenten-bord indrukt.

Gs startsproerer

Luchtsproeiervoor starten

Afstelling koud starten.

25

1.

KOUD STARTEN

Trek de knop voor de bistarter geheel uit. Zet hetcontact aan en druk op de starterknop, zonder hetgaspedaal aan te raken.Druk, zodra de motor aanslaat, de bistarter terug in demiddenstand.Druk de bistarter geheel in, zodra de motor warmgenoeg is om stationnair te draaien zonder af te slaan.

NORMAAL STARTEN

Trek, wanneer de motor niet te koud is, de bistarter halfuit. Is de motor niet ver onder de normale bedrijfstem-peratuur, raak dan de bistarter in het geheel niet aan,maar druk licht op het gaspedaal.

Injecteur v. d. pomp

I Luchtcorrectiesproeier

k verstuiver(regeling inlaat

hoofdlucht)

Gp Pompsproeier

Gu Correctiesproeier(Corrigeert de samen-stelling van het gas-mengsel onder hetlopen)

Afstelling normaal draaien.

AFSTETTING STATIONNAIR DRAAIEN (NUIIAST)

7. Wacht met het afstellen tot de motor warm is.2. Draai schroef Z voor de regeling van het stationnair

toerental iets aan, om de motor iets sneller te latendraaien.

2.

3.

26

g Nullastsproeier

z Aanslagschroefvoor nullast

w Regelschroefsamenstelling

gasmengsel nullast(door aanschroevenwordt het gasmeng-

sel armer e.o.)

Afstelling nullast (stationnair draaien) .

3. Draai schroef \M voor de regeling van de samenstellingvan het gasmengsel voorzichtig terug, totdat de motorbegint te ,,gdlopperer]". Zet dan deze schroef geleide-lijk aan, totdat de motor regelmatig loopt.

4. Draai schroef Z langzaam terug om het stationnairetoerental van de motor op ongeveer 500 te brengen.

5. Mocht de motor nu weer iets galopperen, draai danvoorzichtig schroef W iets verder in.Deze schroef moet nooit geheel ingedraaid worden.

OPMERKINGAlvorens de carburateur af te stellen voor het stationnairdraaien, moet men de staat van de bougies controlerenen zorgdragen, dat de electroden op de voorgeschrevenafstand staan.

lic)

.Fl

Èr q)OO

r7t tJXo.=bvF{

r-a r-rbP

.Fl Yosot. ..{

Es

27

I.UCHTFITTER

Het luchtfilter dient om te voorkomen, dat met de luchtstof- en vuildeeltjes in de motor gezogen worden. Hetstofgehalte van de lucht wordt op normele wegen begrootop 0, L milIigram per liter lucht. Dit wil zeggen dat op10 liter benzine niet minder dan 1,2 gram stof wordtopgezogen.

Wordt het filter niet op tijd gereinigd, dan komen stof- envuildeeltjes in de motor, die ztchr met de motorolie ver-mengen tot een slijpmiddel, dat de levensduur van demotor verkort. Bovendien verhindert het door stof ver-stopte luchtfilter het gemakkelijk doorstromen van deIucht, hetgeen dezelfde gevolgen heeft als een geheel ofgedeeltelijk gesloten choke. Het gasmengsel wordt te rijk;het brandstofverbruik stijgt, de motor vervuilt en hetvermogen daalt.

De DAF motoren zijn uitgerust met een oliebadluchtfilter,waarin de door openingen in het filterlichaam aangezogenlucht door olie en door een metaalzeef wordt geleid. Voorhet vullen van het luchtfilter kan men motorolie gebrui-ken van dezelfde dikte als in het motorcarter.

Het is niet mogelijk, een definitieve periode op te gevenvoor de noodzakelijke inspecties van het luchtfilter. Zoalsduidelijk is hangt de graad van de vervuiling geheel afvan de omgeving waarin de wagen gebruikt wordt.

Het is in ieder geval gewenst, de olie van het luchtfilterte verversen wanneer de motorolie ververst wordt; opstoffige wegen vaker. Vul bij tot het juiste niveau.

2B

DE OIITSTEI(IITGONTSTEKINGSTIJDSTIPIndien de verdeler om een bepaalde reden afgenomen is,is het nodig het ontstekingstij dstip te controleren enopnieuw in te stellen.Men gaat als volgt te werk:In het vliegwielhuis bevindt zich een contròle-opening.

Wanneer het merkteken ,,DC" op het vliegwiel getijkstaat met de wij zer over het midden van de opening inhet vliegwielhuis, staan de zuigers no. I en 6 in hunbovenste dode punt. Het eerste wat men daarom bij hetcontroleren of afstellen van de ontsteking te doen heeft,is het DC-merkteken op het vliegwiel op te zoeken engetijk te zetten met de wij zeÍ. Om vast te stellen of cylin-der 1 of 6 in ontstekingspositie staat, draait men de motorlangzaam rond (met uitgenomen bougies) om de com-pressieslag van deze cylinder te bepalel]. Men kan ookhet kleppendeksel afnemen en de stand van de kleppennagaan. Als beide kleppen van cylinder r1o. I gesloten zijnen de uitlaatklep van cylinder no. 6 is nog niet geheelgeslot€h, dan staat cylinder no. 1 in de ontstekingsstand.

CONTACTPUNTEN

De schone en goed vlakke contactpunten (opening 0,4 tot0,5 mm) moeten - op né-ontsteking

- juist in het boven-

ste dode punt beginnen te openen. Het automatische voór-ontstekingsmechanisme zal de vonk vervroegen in dejuiste verhouding tot het motortoerental.Ingebrande contactpunten moeten vervangen worden ofopgezuiverd met een zeer fijne vijl. Gebruik deze vijl nooitvoor andere metalen.. Gebruik nooit schuurlinnen ofschuurpapier.Te nauw gestelde punten zullen snel inbranden; te ruimgestelde punten veroorzaken een zwakke vonk bij hogemotorsnelheid.De contactpunten-afstand kan bij nieuwe contactpuntenmet een voelermaat gecontroleerd worden. Gebruik eenindicateur of een contacthoekmeter bij reeds gebruiktecontactpunten; de contacthoek bedraagt 35". Indien menbij nieuwe contactpunten ook een contacthoekmeter toe-past, mag de afstand zodanig ingesteld worden, dat decontacthoek 32" bedraagt.

Teneinde het ontstekingstijdstip in te stellen, moet menhet borgboutje losmaken en de ontstekingscontróle-armverstellen, tot de juiste afstelling verkregen is. Daarnadraait men de bout weer aan.

Een andere methode is, het onderbrekerhuis ten opzichtevan de contróle-arm en tegen de draairichting van deonderbreker te verdraaien, tot de contactpunten juistgelicht zijn. Dit laatste kan vergemakkelijkt worden doortevoren een zeer dun stukje vloeipapier tussen de con-tactpunten te klemm€h; zodra dit vrij komt, is de juistestand bereikt.De draairichting van de onderbrekeras wordt vastgestelddoor te trachten de as te verdraaien. De as kan naar eenrichting een weinig verdraaid worden doordat de verenvan de centrifugaalregelaar (voor de automatische voór-ontsteking) gespannen worden; zodra de as losgelatenwordt, veert deze onmiddellijk terug.De richting waarin de onderbrekeras een weinig verdraaidkan worden (rechts) is tevens zijn draairichting wanneerde motor loopt.

30

Als de verdeler afgesteld is nadat hij gedemonteerd isgeweest, is het nodig er op te letten, dat de rotor wijstnaar het punt in de verdelerkap, dat verbonden is metcylinder no. 1, en dat de overigen verbonden zrjn in decylinder-volgorde 1 -5-3-6-2-4.BOUGIESDe 14 mm bougies zrjn van het fabrikaat Bosch, typeW LT 5 T 4, Zfj kunnen slechts grondig gereinigd wordenmet een zandstraal apparaat.De nauwkeurige electroden-afstand bedraagt 0,7 mm.Buig nooit aan de centrale electrode.Houdt de buitenkant van het porseleintje schoon, ten-einde overslag van vonken bij vochtig weder te voor-komen.Gebruik, indien tot een ander fabrikaat overgegaan wordt,een type met een warmtegraad als van het bovenge-noemde tYPe'

BATTERIJZte voor de batterij het chassis-instructieboekje.

DYNAMO EN STARTMOTORDYNAMOHet laadsysteem van de dynamo dient bij de technischecontrole regelmatig geinspecteerd te worden.DYNAMO S PANNING SREG ETAARDe spanningsregelaar, welke door de fabriek op de juistewaarde is afgesteld, regelt de spanning en bevat een auto-matisch werkende stroornonderbreker (automaat).l . Spanningregelend gedeelte. Dit houdt de spanning van

de door de dynamo opgewekte stroom op een vrijwelconstant niveau; kleine variaties zijn mogelijk, in ver-band met de toestafrd, waarin de batterij zich bevindt.

2. Automaat. Deze voorkomt, dat de batterij via dedynamo ontladen zout worden, als de motor stilstaatof wanneer de spanning van de dynamo lager is dandie van de batterij.

STARTMOTORAIs de startmotor lange tijd dienst heeft gedaan moet hijafgenomen, gedemonteerd en gereinigd worden. Reinigde Bendix-aandrijving grondig en smeer deze spaarzaammet dunne olie. Inspecteer de wikkelingen op losse ofgeoxideerde verbindingen en op gebroken leidingen. Let erop, dat de isolatie van de wikkelingen niet versleten is.

31

DE V-RIEMEN

Ventilateur en dynamo worden bij de motor van de serie40 aangedreven door een V-riem, bij de motor van deseries 50 en 60 door twee riemen, die van tijd tot tijdmoeten worden gespannen.

Spannen van de V-riem bij serie 40Bij de serie 40 geschiedt dit op de volgende wijze:t, Draai de contramoer A geheel los.2, Draai de borgmoer C aan de achterzijde van de veII-

tilateursteun los.3. Door het aandraaien van de bout B spant men de riem,

tot deze aan de langste zijde nog 20 à 25 mm ingedruktkan worden.

4, Draai de borgmoer C vast.5. Draai de contramoer A vast; licht vastdraaien is vol-

doende.Door het spannen van de ventilateurriem van de motorvan series 50 en 60 wordt tevens de spanning van dedynamoriem gewijzigd. Men dient echter na te gaan, ofde spanning van de dynamoriem nog juist is. Spannen

32

V-riemen van de serie 50 en 60.van de dynamoriem beinvloedt de ventilateurriem niet.a. Spannen van de ventilateurriem.

Draai de contramoer A geheel los.Draai de borgmoer aan de achterzijde van de ven-tilateursteun los.Draai de borgmoer aan de achterzijde van de venti-lateursteun los.Door het aandraaien van de bout B spant men de riemtot deze aan een zijde nog 15 à 20 mm ingedrukt kanworden.Draai de borgmoer aan de achterzijde van de ventila-teursteun vast.Draai de contramoer A vast; licht vastdraaien is vol-doende.

b. Spannen van de dynamoriem.Maak de bout C los.Draai de moeren D van de dynamosteun zover los datde dynamo buitenwaarts versteld kan worden.Na het verstellen van de dynamo moet de riem aaneen zijde nog 10 à 15 mm ingedrukt kunnen worden.Draai de moeren D en de bout C weer vast.

SMEERPUNTENSmeerpunten.

De motor heeft de volgende smeerpunten:

Smeerplaats Smeermiddel Smeerperiode

Waterpomp serie 50 en Hogedruk vet Dagelijks rlslag60, 1 vetpotDynamo, 2 smeerdopjesVerdeleras, 1 smeerdopjeStarter, 1 smeerdopje

Olie S,A.E. 20 Iedere 2'.000 kmOlie S.A.E. 20 ,, 2.000 kmOlie S.A.E. 20 ,, 10.000 km

PERIODIEKE CONTROLE EN RUILONDERDETEN

Zelfs het meest zorgvuldige onderhoud en de beste rij-methode kunnen niet voorkomen, dat ook een automobiel,die aan de hoogste eisen voldoet, op de duur slijtage-verschijnselen gaat vertonell..Deze slijtage treedt bij bepaalde onderdelen vroeger opdan bij andere en ontstaat bovendien zeeÍ geleidelijk,zodat wie hier niet speciaal acht op slaat, dit ontstaannauwelijks merkt, totdat het te laat is. Dan heeft de slijtagezo'n" vorm aangenomen, dat een somtijds belangrijkereparatie onvermijdelijk is. Een reparatie, die niet alleenkosten met zich brengt voor de herstelling zelf, maarvooral ook door de bedrijfsstagnatie, die misschien nietdirect in geld kan worden uitgedrukt, maar waarvan dewerkelijke omvang zeer belangrijk kan wezen.Vergeet daarom nooit, dat voorkomen beter is dangenezen!Voorkomt bedrijfsstagnatie, niet alleen door een goedebehandeling en een zorgvuldig onderhoud, maar ook dooreen periodieke contróle.Periodieke contrÒle, dat wil zeggen het op geregelde tijdenop bedrijfszekerheid, onderhoud en slijtage van uw wagenlaten controleren van alle onderdelen. De hiervoor inaanmerking komende onderdelen kunnen dan tegelijkgt-tijd worden nagesteld. Van andere delen wordt tijdig iederbegin van slijtage geconstateerd, zodat voor vervangingof herstelling een ogenblik kan worden gekozeh, dat deonvermijdelijke bedrijfsstagnatie voor U zo weinig moge-lijk storend is, Trouwens, een dergelijke tijdige hersteltingis altijd van kleinere omvang, dus ook van kortere duur,dan in gevallen, dat men gewacht heeft tot de slijtage ztchals storing begint te uiten.

34

ons streven is, voor onderdelengroepeil, waarvoor naverloop van tijd een langere reparatieduur onvermijdetijkis, meer en meer tot levering van ruilonderdelen overte gaan.

Wendt U voor inlichtingen hierover tot onze agent€r, dieU ook volledig kunnen inlichten omtrent het voor DAF-bezitters geldende speciale tarief voor periodieke con-trole. Onze agenten zrjn niet alleen speciaal hierop inge-steld, doch houden bovendien ons steeds op de hoogtevan de resultaten van deze contróles, \Mij blijven gaarneop de hoogte van de levensloop van uw wagen, opdatdeze U de meeste voldoening zal kunnen schenken!

Bij de periodieke contròle wordt wat de motor betreftspeciale aandacht geschonken aan de volgende punten:

Contróle van bouten en moeren, 'w.o. speciaal:Cylinderkopbouten.Moeren in- en uitlaatspruitstuk.Stelbouten distributie.

Motor-ophangpunten.Niveau en toestand motorolie.Contróle oliedruk.Contròle olieleidingen en oliefilters.

Contróle carterventilatie.Waterpeil controleren, c.q. reinheid water.Waterslangverbindingen nazien.Smering waterpomp controleren.Werking thermostaat controleren.Spanning ventilateurriem controleren.

Batterij controleren.Afstelling ontsteking controleren.Onderbrekerpunten controleren.Verdeler en verdelerkap controleren.Zo nodig condensator en bobine controleren.

Werking bougies controleren.Benzineleidingen en benzinepompglaasje controleren.Uitlaatgassen controleren met tester.Vacuum in inlaatleiding controleren.Afstelling carburateur controleren.Luchtfilter controleren.

35

Afstelting kleppen controleren.Compressie van elke cylinder opmeten.

Dynamo controleren.Starter controleren.Werking en verlichting instrumenten opinstrumentenbord controleren.

AANTEKENINGEN

g7

AANTEKENII\IGEN

38

INHOUD

PLAATS MOTORNUMMER

VOORWOORD

GARANTIE

SERVICE

ALGEMENEGEGEVENS . . . . . . . . . .

Technische specificatieAfstelgegevens

IN BEDRIJF STELLEN VAN DE MOTOR . . . .

Het inrijden

ALGEMENERAADGEVINGEN. . . . . t . .

BEDRIJFSTEMPERATUUR

STARTEN EN STOPPEN VAN DE MOTOR. .

Eerste maal startenNormaal startenStarten bij koud weerNa het starten op te volgen raadgevingenStoppen

DE SMERING VAN DE MOTOR . . .

Beschrijving smeersysteemOliepeil en hoeveelheid olieVerversen van de olieInloopperiode en olie verversenOliedikteOliesoortOlievulpijpOtiefilterOliedruk

KOELSYSTEEMDe waterpompThermostaat en rolhoesAntivries

BRANDSTOFSYSTEEMBrandstofpomp

Bladz.2

3

4

rt)ó

B

ll11

15

t9

2l

;I

il

I

i:

i

ii

DE CARBURATEUR . .I... I. r ? . i . . . 2I

TypeLuchtinlaatBistarterAcceleratiepompVeiligheidCorrectie samenstelting van het gasmengselOnderhoudKoud' startenNormaal startenAfstelling stationnair draaienLuchtfilter

DE ONTSTEKING. . . . . . . . . 29

Ontstekingstij dstipContactpuntenBougies

BATTERIJ,DYNAMOENSTARTMOTOR. . I . 31

DynamoDynamo sp anrtin gsre gelaarStartmotor

DE V-RIEMEN, l. . . . . . . . . . . . . 32

SMEERPUNTEN............34PERIODIEKE CONTRÒLE EN ONDERDELEN . . 34

t

t

I,,1