INLEIDING OVER HILDEGARD VON BINGEN

11
INLEIDING OVER HILDEGARD VON BINGEN 23 OKTOBER 2008 Dit keer staat Hildegard von Bingen centraal in onze cursus over mystiek. Hoewel ik tijdens mijn studie en ook later wel eens wat over haar had gehoord, dateert mijn eerste bewuste kennismaking met haar van een jaar of tien geleden. Ik verbleef toen een paar dagen in Kasteel Slangenburg, het gastenverblijf van de Sint Willibrord-abdij bij Doetinchem. Er lag daar een boekje te koop, geschreven door een van de monniken: Henri Boelaars o.s.b. met als titel ‘De Ariadnedraad van een monnik’. Hij beschrijft daarin ‘een halve eeuw meditatieve omgang met Hildegard von Bingen’ Door lezing daarvan, raakte ik meer in haar geïnteresseerd. Ik vond het geweldig, dat een vrouw een zo’n belangrijke plek had in de Kerkgeschiedenis, dat de toenmalige paus haar zelfs ‘prophetissa teutonia’ noemde; de profetes uit Teutonië, zoals toen een groot deel van Duitsland genoemd werd. En dat in een periode, waarin vrouwen als zeer ondergeschikt werden beschouwd aan de man. De man werd gezien als een ‘perfectum’, de vrouw een ‘minus perfectum’. Ze is een minder ‘gelukt’ wezen dan de man (Thomas van Aquino). Mede om die reden mochten vrouwen ook niet studeren aan universiteiten, en geen theologie bedrijven. (Je zou er feminist van worden!) Ik was dus benieuwd naar de reden van Hildegards belangrijke positie, en ben er meer over gaan lezen. Er verschenen de laatste tijd genoeg boeken over haar want in 1998 werd het feit herdacht dat zij 900 jaar geleden was geboren, dus in 1098. (Zie enkele voorbeelden Literatuurlijst aan het eind van deze tekst).Ze heeft ook zelf zeer veel geschreven, of beter gezegd: laten schrijven door haar secretarissen. Brieven, boeken, recepten, liederen en gedichten. Genoeg stof om een leven lang mee bezig te zijn, zoals pater Boelaars. Ik heb daarvan nog lang niet alles gelezen. Maar genoeg om er vanavond iets over haar te vertellen. AFKOMST VAN HILDEGARD EN HAAR INTREDE IN HET KLOOSTER: Hildegard werd dus in 1098 geboren binnen een hoog adellijk milieu. Ze was de tiende dochter van Graaf Hildebert von Bermersheim en zijn gemalin Mechtild. Hun machtsgebied lag ten noorden van het stadje Alzey, op Hünsrück in Midden-Duitsland, temidden van de Teutoonse wouden. Het was haar ouders en anderen opgevallen hoe intelligent Hildegard als klein kind was. En ook dat zij uiterst gevoelig ze was voor allerlei indrukken. Ze was zelfs in zekere mate helderziend. Zo weten we bijvoorbeeld dat ze als jong meisje al kon voorspellen wat de kleur van een kalfje zou worden als ze een drachtige koe zag. Niet ver van hun kasteel, lag een grote Benedictijnerabdij: Disibodenberg. Waarschijnlijk is deze abdij al in de zevende eeuw gesticht door heilige Disibod, een Ierse priester die, zoals zo velen in zijn tijd, de gevaarlijke oversteek heeft gemaakt van zijn eiland naar het vasteland, om dat het Christendom te prediken.In het najaar van 1106 werd de toen 8-jarige Hildegard door haar ouders naar dit klooster gebracht. Ze was immers het tiende en laatste kind van het echtpaar, en zij zagen het als hun religieuze plicht haar op te dragen aan God. Een soort ‘tiendoffer’, zoals in de Bijbel staat voorgeschreven (Leviticus 27,30: ‘Alle tienden van de grond, van wat op het land gezaaid is en van de vruchten der bomen, behoren de Heer toe en zijn aan de Heer gewijd’.) Overigens heel gebruikelijk in die tijd. En zelfs in mijn jeugd leefde nog wel de gedachte dat uit een groot gezin er toch tenminste één jongen priester moest worden, of één meisje het klooster in zou gaan. Tot begin vorige eeuw was dit bovendien vrijwel de enige mogelijkheid voor een vrouw, om zich op intellectueel, spiritueel en cultureel gebied te ontwikkelen. Dat kinderen vaak al jong naar een klooster werden gebracht werd bovendien ingegeven door de gedachte dat men ze moest afzonderen van de boze wereld, nog voor deze vat op hun ziel zou kunnen krijgen. Hoewel het een mannenklooster was, had men een kleine aparte vleugel voor vrouwen gebouwd tegen de kloosterkerk aan. Er waren twee openingen in gemaakt: een raam,

description

Inleiding, onderdeel van een cursus mystiek.

Transcript of INLEIDING OVER HILDEGARD VON BINGEN

INLEIDING OVER HILDEGARD VON BINGEN 23 OKTOBER 2008

Dit keer staat Hildegard von Bingen centraal in onze cursus over mystiek. Hoewel ik tijdens mijn studie en ook later wel eens wat over haar had gehoord, dateert mijn eerste bewuste kennismaking met haar van een jaar of tien geleden. Ik verbleef toen een paar dagen in Kasteel Slangenburg, het gastenverblijf van de Sint Willibrord-abdij bij Doetinchem. Er lag daar een boekje te koop, geschreven door een van de monniken: Henri Boelaars o.s.b. met als titel ‘De Ariadnedraad van een monnik’. Hij beschrijft daarin ‘een halve eeuw meditatieve omgang met Hildegard von Bingen’ Door lezing daarvan, raakte ik meer in haar geïnteresseerd. Ik vond het geweldig, dat een vrouw een zo’n belangrijke plek had in de Kerkgeschiedenis, dat de toenmalige paus haar zelfs ‘prophetissa teutonia’ noemde; de profetes uit Teutonië, zoals toen een groot deel van Duitsland genoemd werd. En dat in een periode, waarin vrouwen als zeer ondergeschikt werden beschouwd aan de man. De man werd gezien als een ‘perfectum’, de vrouw een ‘minus perfectum’. Ze is een minder ‘gelukt’ wezen dan de man (Thomas van Aquino). Mede om die reden mochten vrouwen ook niet studeren aan universiteiten, en geen theologie bedrijven. (Je zou er feminist van worden!) Ik was dus benieuwd naar de reden van Hildegards belangrijke positie, en ben er meer over gaan lezen. Er

verschenen de laatste tijd genoeg boeken over haar want in 1998 werd het feit herdacht dat zij 900 jaar geleden was geboren, dus in 1098. (Zie enkele voorbeelden Literatuurlijst aan het eind van deze tekst).Ze heeft ook zelf zeer veel geschreven, of beter gezegd: laten schrijven door haar secretarissen. Brieven, boeken, recepten, liederen en gedichten. Genoeg stof om een leven lang mee bezig te zijn, zoals pater Boelaars. Ik heb daarvan nog lang niet alles gelezen. Maar genoeg om er vanavond iets over haar te vertellen. AFKOMST VAN HILDEGARD EN HAAR INTREDE IN HET KLOOSTER:

Hildegard werd dus in 1098 geboren binnen een hoog adellijk milieu. Ze was de tiende dochter van Graaf Hildebert von Bermersheim en zijn gemalin Mechtild. Hun machtsgebied lag ten noorden van het stadje Alzey, op Hünsrück in Midden-Duitsland, temidden van de Teutoonse wouden. Het was haar ouders en anderen opgevallen hoe intelligent Hildegard als klein kind was. En ook dat zij uiterst gevoelig ze was voor allerlei indrukken. Ze was zelfs in zekere mate helderziend. Zo weten we bijvoorbeeld dat ze als jong meisje al kon voorspellen wat de kleur van een kalfje zou worden als ze een drachtige koe zag. Niet ver van hun kasteel, lag een grote Benedictijnerabdij: Disibodenberg. Waarschijnlijk is deze abdij al in de zevende eeuw gesticht door heilige Disibod, een Ierse priester die, zoals zo velen in zijn tijd, de gevaarlijke oversteek heeft gemaakt van zijn eiland naar het vasteland, om dat het Christendom te prediken.In het najaar van 1106 werd de toen 8-jarige Hildegard door haar ouders naar dit klooster gebracht. Ze was immers het tiende en laatste kind van het echtpaar, en zij zagen het als hun religieuze plicht haar op te dragen aan God. Een soort ‘tiendoffer’, zoals in de Bijbel staat voorgeschreven (Leviticus 27,30: ‘Alle tienden van de grond, van wat op het land gezaaid is en van de vruchten der bomen, behoren de Heer toe en zijn aan de Heer gewijd’.) Overigens heel gebruikelijk in die tijd. En zelfs in mijn jeugd leefde nog wel de gedachte dat uit een groot gezin er toch tenminste één jongen priester moest worden, of één meisje het klooster in zou gaan. Tot begin vorige eeuw was dit bovendien vrijwel de enige mogelijkheid voor een vrouw, om zich op intellectueel, spiritueel en cultureel gebied te ontwikkelen. Dat kinderen vaak al jong naar een klooster werden gebracht werd bovendien ingegeven door de gedachte dat men ze moest afzonderen van de boze wereld, nog voor deze vat op hun ziel zou kunnen krijgen. Hoewel het een mannenklooster was, had men een kleine aparte vleugel voor vrouwen gebouwd tegen de kloosterkerk aan. Er waren twee openingen in gemaakt: een raam,

dat uitzag op de kerk en het altaar, en een luik dat de verbinding vormde met 'buiten', waardoor de nodige levensbehoeften binnenkwamen, mét het nieuws uit de wereld. Verder was er een kleine ommuurde tuin om kruiden te kweken en wat buitenlucht in te ademen. Leidster van het kleine zusterkloostertje waar Hildegard werd opgenomen was Jutta von Sponheim. Tegelijk met Hildegard werd nog een meisje van haar leeftijd opgenomen, Richardis, met wie ze zeer bevriend raakte. Jutta was een bekwaam overste. Ze zag de bijzondere talenten en gaven van haar pupil en zorgde voor voldoende geestelijk voedsel. In het klooster leefde men volgens de Regel van Benedictus, de stichter van het westerse monnikendom. Wie intrad doorliep een lange weg van voorbereiding op de definitieve stap naar de wijding tot monnik of kloosterzuster. Je leerde lezen en schrijven, studeerde de Bijbel en werd ingevoerd in de Liturgie van het klooster, met haar 8 gebedstijden. Je leerde ook bepaalde arbeid of handvaardigheden, want kloosters hadden wel personeel, maar de monniken of kloosterzusters voorzagen ook in hun eigen levensbehoeften. Het leven in een klooster was een afgewogen geheel van ‘ora et labora’ ‘bidden en werken’. Zo werd je tot je volwassenheid gevormd en werd je keuze voor de levensstaat van monnik of zuster beproefd en gelouterd. DE WIJDING VAN HILDEGARD TOT RELIGIEUZE:

Als dat goed was gegaan, werd je gewijd. De wijding betekende de definitieve keuze voor een leven volgens de drie geloften: Armoede (geen persoonlijk bezit, alles werd gedeeld in de kloostergemeenschap), Zuiverheid ook wel Kuisheid genoemd (je van elke seksuele activiteit en persoonlijke binding onthouden, ter wille van het Rijk Gods) Gehoorzaamheid (aan Gods woord, de kerkelijke overheid en de Abt). Zo is het dus ook met Hildegard gegaan. Door de jaren rijpt zij, in ziel en geest, in kennis en bekwaamheden. Of om het in mystieke termen te zeggen: Een zich almaar oefenen in openheid naar God. Iets dat voor ieder van ons geldt, als je de geestelijke weg wilt gaan: Je vermoeden van Gods aanwezigheid levend houden, juist ook in moeilijke omstandigheden, op momenten van schijnbare totale afwezigheid van God. Dit inoefenen heeft haar ten zeerste geholpen, om haar visioenen te verwoorden en een plaats te kunnen geven. De precieze datum van Hildegards wijding is niet bekend, maar ligt rond het jaar 1115. Dus rond haar 17de jaar.

VISIOEN: ‘SCHRIJF OP WAT HET LICHT JE TOONT’

Jutta wist ook van de ‘geestelijke beelden’ (ofwel: mystieke ervaringen) die Hildegard vanaf de vroegste kinderjaren overvielen, en haar soms ook verwarden en angst aanjoegen, omdat ze er geen raad mee wist. Want alleen aan Jutta en aan haar biechtvader Volmar, durfde Hildegard daarover iets te vertellen. Toen Hildegard 38 jaar was, stierf haar overste Jutta, en werd zij door haar medezusters unaniem tot nieuwe overste verkozen. Zij kreeg dus de leiding van het inmiddels zeer gegroeide vrouwenklooster. Maar ze kon en durfde de gevoelens over haar mystieke ervaringen nog niet verder naar buiten te brengen, hoewel de Stem die ze hoorde in de visioenen haar dit wél opdroeg. Ze was bang dat ze erdoor in moeilijkheden zou komen met de kerkelijke overheden. Vrouwen mochten immers geen theologische uitspraken doen. Totdat haar in 1141 een helder visoen overkwam. Zelf schrijft ze daarover: ‘Toen ik tweeënveertig jaar en zeven maanden oud was, overstroomde mij een vurig Licht, dat mij geheel en al doorgloeide en verwarmde, zoals de zon doet die haar stralen op een wezen of een ding richt. En plotselling zag en begreep ik alle geschriften, het Psalter, het Evangelie en de overige boeken van het Oude en Nieuwe Testament. En een stem sprak tot mij vanuit het Licht: 'Jij armzalige, stof van stof, zie, hoor en schrijf op wat het Licht je toont.' Maar ik werd

door twijfel gekweld of ik het wel vermocht en daarom op het ziekbed geworpen. Eerst toen ik eindelijk met schrijven begon, herwon ik mijn krachten en kon dit werk in tien jaren volbrengen, geholpen door een goede man en een adellijk meisje, dat mij geheel was toegedaan.' Hiermee bedoelt Hildegard de monnik Volmar, haar secretaris en de geestelijk verzorger van het zusterklooster en Richardis, die tegelijk met haar intrad, met wie zij een hechte vriendschap had. Achteraf zag ze dus in dat haar weigering om haar visioenen op te schrijven de reden was waarom ze zo vaak leed aan allerlei ziekten en kwalen. Wij in onze tijd worden ons er ook steeds meer bewust van hoezeer niet geuite emoties ziekmakend kunnen zijn. WAT ZIET ZIJ DAN?

Het gaat bij deze visioenen om een religieuze, mystieke ervaring, zoals je die bij mystici tegenkomt, maar zoals die onszelf wellicht ook wel eens is overkomen. Mensen die dit overkomt vertellen daar later over alsof zij in één felle lichtflits een beeld zien, en een buitenaardse stem horen waarin alles helder wordt. Ze worden doorstroomd van Gods liefde en goedheid, zodanig dat zij voor hun gevoel in een andere dimensie worden overgeplaatst, 'aan de aarde ontrukt' worden. Het kan tijdens de slaap zijn, als ’n droom. Of tijdens een sluimertoestand, of een meditatie. Hildegard beleefde haar visioenen in wakende toestand. Ze schrijft ze daarover in een brief aan de jonge monnik Wilbert van Gembloux, die Volmar als haar secretaris opvolgde: ‘De woorden die ik spreek (over mijn visioenen) zijn niet van mijzelf of anderen, maar ik zeg ze vanuit mijn vermogen tot zien, dat ik van boven ontving…Ik voeg daaraan geen dingen toe en geef ze niet anders weer, dan in ongekuiste Latijnse woorden die ik in mijn visioen hoor. Want mij wordt in mijn

‘zien’ niet geleerd om te schrijven als een filosoof… Ik zie dit alles echter niet met mijn lichamelijke ogen en hoor het evenmin met mijn lichamelijke oren, en neem ook niet waar door wat mijn eigen hart mij ingeeft of door middel van andere zintuigen. Ik zie echter in mijn ziel, terwijl mijn lichamelijke ogen open blijven, zodanig, dat ik daarbij nooit in extase geraak of in bewusteloosheid, maar wakend zie ik dit alles, zowel overdag als ’s nachts. Het Licht dat ik zie, is niet aan een plaats of tijd gebonden. Het is veel, veel lichter dan de wolken die het zonlicht in zich dragen. Mij is dit alles geopenbaard als de ‘Schaduw van het Levende Licht’…. De gestalte van dit licht kan ik echter nooit onderscheiden, zoals men immers ook niet ongehinderd in de zon kan kijken. In dit licht neem ik neem ik soms een ander licht waar, dat mijn wordt aangeduid als ‘het Levende Licht’. Hoe precies kan ik niet zeggen, maar zolang ik het zie, verdwijnt alle treurigheid en angst uit mij, zodat ik me voel als een onbevangen jong meisje en niet als een oude vrouw’ Overigens: We moeten bij het lezen van de visioenengeschriften wel bedenken, dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen de eigenlijke spirituele ervaringen en het latere schriftelijk vastleggen ervan. Er was dus een periode van reflectie, waarbij ze wat ze gezien had in een bepaald verband bracht en ordende. Ze gebruikte daarbij ook Bijbelse en Kerkelijke en poëtische taal om het voor anderen enigszins begrijpelijk te maken. Dat doet ze in haar eerste boek ‘Scivias’ Ik kom daar nog op terug. Ze schreef het dus op, maar ze bracht het toch niet echt naar buiten. Om helemaal zeker te zijn van haar opdracht, schreef ze er zes jaar later - in 1147 - erover naar Bernardus van Clairvaux, één van de meest gezaghebbende Abten in die tijd. Ik ben zeer bevangen door de visioenen die mij overkomen. Ik, arme vrouw, zag vanaf mijn jeugd wonderbare dingen, die mijn tong niet kan uitspreken, tenzij de heilige Geest mij leert

hoe ik het zeggen moet…Ik ken de innerlijke betekenis van de heilige Schrift, het Psalterium, het Evangelie en de andere boeken, die mij in deze visioenen getoond worden, die mijn hart raken en mijn ziel als een vlam verbranden. Goede en lieve vader, ik richt mij tot uw geest, opdat u mij door uw woord onthult, of uw wilt dat ik dit openbaar zal maken of in stilte zal bewaren’. Hij geeft haar antwoord en moedigt haar aan, zich over de visioenen te uiten en deze verder op schrift te stellen. Dat doet ze. Ze stuurt hem ook een exemplaar van haar eerste boek de ‘Scivias’. Eind van dat jaar was er een synode in Trier, waarbij naast de paus Eugenius ook Bernardus aanwezig was. Hij verteld de paus over de bijzondere gaven van Hildegard en laat hem de Scivias lezen. Deze is daarover zo enthousiast, dat hij er tijdens de synode uit voorleest en Hildegard uitroept tot ‘profetissa Teutonica’. Nu ze de bescherming geniet van het hoogste kerkelijke gezag durft zij nog meer te schrijven over haar visioenen. Daarbij dus geassisteerd door haar secretaris Volmar. Na ‘Liber Scivias’ volgde het ‘Liber Vitae Meritorum’ en het ‘Liber Divinorum Operum’. Het eerste ‘Liber Scivias’ is het meest bekend, mede door de prachtige miniaturen, die zij erin liet opnemen. 'Sci' is afgeleid van 'scio', het Latijnse werkwoord voor weten, kennen. En 'vias', de wegen die bewandeld moeten worden om tot God te komen, tot aan de voleinding der schepping. Dus zoiets als: ‘Ken de wegen’ In zesentwintig visioengedeelten geeft zij de hele heilsgeschiedenis door: vanaf de Schepping, via Mozes en de profeten naar Jezus en de kerk. Daaruit is je weg door het leven te leren en kun je dichter bij God komen. Elk van deze visioenbeschrijvingen beslaat vele pagina's tekst, voorzien van talloze, vaak zichzelf herhalende uitweidingen. Voor ons, die de middeleeuwse schrijftaal niet beheersen is het soms moeilijk te volgen. Dat geldt ook voor de duiding van de prachtige miniaturen. In het 2de boek, het ‘Liber Divinorum Operum’ , het ‘Boek van de Goddelijke werken’ beschrijft zijn in prachtige beelden en bewoordingen de liefdevolle, inspirerende Wijsheid van God. De teksten doen soms wat denken aan het Hooglied uit de Bijbel. Het ‘Liber Vitae Meritorum’ kun je beschouwen als het ‘Boek van het Deugdzame leven’ Hierin beschrijft zij een op een ook voor ons toegankelijke manier aantal deugden die de mens helpen bij het vinden van de juiste levenswandel. Zij doet dat op een dialogische manier: telkens zet zij een ‘ondeugd’ tegenover een ‘deugd. Bijvoorbeeld: Wereldliefde – Hemelse liefde. Lichtzinnigheid – Tucht. Pleziermaker – Ingetogenheid. Hardvochtigheid – Barmhartigheid. Lafheid – Dapperheid. Toorn – Geduld. Afgunst – Liefde. Ongehoorzaamheid – gehoorzaamheid. Vertwijfeling – Hoop De teksten getuigen van een groot psychologisch en barmhartig inzicht in de mens. Je merkt, dat zij in haar leven tal van mensen heeft ontmoet, in allerlei hoedanigheden, sterk of labiel, depressief of juist vrolijk. En ook zag ze goed, vanuit welke belangen mensen hun doen en laten bepalen. Bij elke tegenstelling begint ze eerst met de redelijkheid van een ondeugd te beschrijven en plaatst daar dan de meerwaarde van de deugd tegenover. In het tweede deel geef ik een van de teksten als voorbeeld. Twee dingen zijn – in vergelijking met de gangbare opvattingen - nogal uitzonderlijk in Hildegards werk. Het éne is het vrouwelijk aspect in de beschrijving en in de uitbeelding van haar visioenen in miniaturen. Het andere is dat Hildegards mystieke beelden de Schepping als geheel betreffen, de totale kosmos met de mens als middelpunt. Heel de Schepping komt voort uit Gods liefde. Het heelal is een organisme, uit liefde geboren. En God is daarin geïncarneerd: ‘Het Woord was God en het Woord is vlees geworden’. Dit is wat haar ten diepste raakt en ontroert: ‘Mijn binnenste was door dit beeld in beroering gebracht, en als zachte regen druppelde Gods kracht in mijn bewustzijn: zoals de heilige Geest in de evangelist Johannes, toen hij vanuit Jezus’ hart deze overweldigende, diepe ervaring ontving: dat in de beginne Gods woord was dat de Schepping vervulde’.

GROEIENDE BEROEMDHEID EN BOUW VAN EEN EIGEN KLOOSTER: Door de instemming van de Paus en vele andere kerkelijke beroemdheden met wat Hildegard ziet en verwoord, steeg uiteraard haar roem. Tal van vooraanstaande leiders uit kerk en maatschappij kwamen naar haar toe om raad. Veel contact is er ook door middel van brieven. Hierin geeft zij vermaningen, opdrachten aan geestelijke leiders, en speciale medicinale recepten of gebeden waardoor genezing kon worden gevonden. Ze schroomde niet de hooggeplaatste heren - met alle verschuldigde eerbied en in de gebruikelijke vormelijkheid - te wijzen op hun tekortkomingen en zwakheden, en duchtig de mantel uit te vegen. Zoals bijvoorbeeld keizer Barbarossa. Die ging heftig tekeer in de z.g. ‘Investituurstrijd’. Daarbij ging het over de vraag, wie het zwaard moest dragen – d.w.z. de macht moest uitoefenen – over de geestelijke en wereldlijke aangelegenheden van de kerk. Om precies te zijn: wie had de macht om Bisschoppen te benoemen. Omdat de zittende paus Hadrianus vond, dat die macht hém toebehoorde, stelde Barbarossa tot 3 x toe een tegenpaus aan. Hiertegen verzet Hildegard zich fel: ‘O, koning, het is hoogstnoodzakelijk dat gij in uw handelingen voorzichtig bent. Ik zie u namelijk in een geheimzinnig visioen als een kind, als een dwaas voor de ogen van de levende God….’ Soms zijn de brieven vermakelijk om te lezen. Een abdis, verontwaardigd over het feit dat Hildegard slechts adellijke meisjes in haar klooster opneemt, krijgt te horen 'dat men geen paarden en ezels in dezelfde stal onderbrengt'. Toch trekt zij zich deze kritiek wel aan en ze laat later een vervallen abdij in Eibingen, aankopen en verbouwen, om deze te bestemmen voor niet-adellijke vrouwen. Hildegard bezoekt deze gemeenschap tweemaal per week en door deze zusters, die het lezen meestal niet machtig zijn, worden de miniaturen, behorend bij het boek Scivias, vervaardigd. EEN EIGEN KLOOSTER NABIJ BINGEN.

Dat is overigens pas later, nadat Hildegard een eigen klooster had gesticht in Bingen. Hildegard kreeg naar hiertoe in een visioen de opdracht van God.De schok in de Abdij van Disibodenberg was groot, want dit klooster profiteert natuurlijk flink van de grote belangstelling voor het aanliggende zusterklooster, en de vele schenkingen en landerijen die Hildegard kreeg. Abt Kuno is dan ook woedend toen hij het voornemen van Hildegard hoorde en heeft haar op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Toch zette ze door en vertrok in het jaar 1150 met een twintigtal nonnen naar Bingen. Daar bouwt ze een fraai en praktisch ingedeeld klooster. Helaas werd dit prachtige bouwwerk in de Dertigjarige Oorlog, in de eerste helft van de zeventiende eeuw, door Zweedse troepen verwoest. MUZIEK

Muziek speelt in Hildegards leven een grote rol. In haar ouderlijk huis zal zij troubadours, rondtrekkende zangers hebben gehoord en daarbuiten bij volksfeesten liedjes hebben meegezongen. En in het klooster heeft zij natuurlijk de gewijde muziek geleerd, met name het Gregoriaans. Maar dit was haar niet voldoende. Ze schreef zelf tal van liederen, waarvan de meeste bedoeld zijn voor de eredienst. Ze zijn, inclusief het neumenschrift, bewaard gebleven. Zij ontvangt volgens haar de tekst én melodieën rechtstreeks vanuit de hemelse sferen. 'Ik bedenk het zelf niet', zegt ze, 'de ganse kosmos is van muziek vervuld. Iedereen die echt goed luistert, kan het zelf horen.' Er moet veel gezongen worden, ‘Want’ zo zei ze 'zoals de engelenkoren de eeuwen door God loven met hun zang, zo moet het ook op aarde zijn. De prachtige stemmen van Adam en Eva in het paradijs zijn met de zondeval verloren gegaan, maar de mens moet blijven zingen, hoe meer, hoe beter. Muziek is de duivel een gruwel, hij slaat ervoor op de vlucht.' Ze staat haar zusters veel vrijheid toe bij het zingen: er wordt in de Liturgische Vieringen regelmatig door hen gedanst in mooie gewaden en met loshangend haar. Hildegard componeerde ook een zangspel ‘Ordo Virtutum’ ‘Het spel der Deugden’ dat ter gelegenheid van de inwijding van het nieuwe klooster werd opgevoerd voor het toegestroomde volk op de

trappen van de Abdijkerk. Ze zag dit als een vorm van verkondiging, van catechese. Hedendaagse specialisten op het gebied van Middeleeuwse zang, zijn diep onder de indruk van de stemkwaliteit waarover de toenmalige kloosterzusters blijkbaar beschikten. De muziek omspant vaak twee octaven en is door alle versieringsmotieven heel moeilijk te zingen. Je moet er a.h.w. een paar keer op kauwen. Maar wie er met aandacht naar luistert, raakt wel gefascineerd! Er zijn inmiddels de nodige CD’s verschenen met haar muziek. Een zeer goed gezelschap is ‘Cercamon’, olv. Lida Dekkers. Van hen laat ik nu een voorbeeld horen. (CD ‘Liederen van Hildegard von Bingen’ Mirasound Classics 299281). Muziek……‘O virtus Sapientie’ GENEESKUNDE:

Hildegard von Bingen was zeer kundig op het gebied van Biologie. Ze wist alles van kruiden en hun werking, maar ook veel van de anatomie van de mens. Ze ziet een wisselwerking tussen het handelen van de mens en zijn gezondheid. Er moet een harmonie zijn tussen de vier elementen waaruit de kosmos, maar ook de mens bestaat: Vuur, Lucht, Water en Aarde. Daarmee corresponderen de zintuigen en lichamelijke vermogens. Het gaat om een evenwichtig leven. Het is steeds weer de juiste maat die zij benadrukt: van eten en drinken, warmte en kou, slapen en waken, werken en rust. Ze werkt deze opvattingen uit in haar boek ‘Causa et Cura’ ‘Ziekteoorzaken en Geneesmiddelen’. Haar denkbeelden lijken veel op die van de huidige Homeopathie. Ze schrijft ook zeer openhartig over seksualiteit, waarbij ze benadrukt dat de vrouw niet passief en onderdanig hoeft te zijn, maar er ook van mag genieten. Daardoor zal de bevruchting volgens haar beter lukken en het is bovendien veel beter voor het kind dat verwekt wordt. LAATSTE CONFLICT EN HAAR LEVENSEINDE: Hildegard von Binger bereikte, voor twaalfde-eeuwse begrippen, een zeer hoge leeftijd: ze werd eenentachtig jaar oud. Maar in haar laatste levensjaar krijgt zij nog grote moeilijkheden. Hildegard heeft, op zijn verzoek, op het kerkhof van haar Abdij een jonge edelman begraven die, vanwege ernstige vergrijpen was geëxcommuniceerd, maar die na boete en vergeving door een priester weer in de schoot der kerk was teruggekeerd. Uit jaloezie hadden enkele mensen dit aan de Bisschop van Mainz doorgebriefd. Het kapittel van Mainz, bij afwezigheid van de aartsbisschop in Italië het hoogste gezag over haar klooster (niet of onjuist ingelicht over de juist toedracht van de zaak), gebiedt de abdis het lijk op te graven omdat het niet in gewijde aarde zou mogen rusten. Hildegard, van het tegendeel overtuigd, weigert aan dit gebod te gehoorzamen - waarop het 'interdict' wordt opgelegd. Dit houdt in: sluiting van de kerk, verbod op viering van de eucharistie en slechts zeer zacht en zonder gezang zeggen van de liturgische teksten. Maar Hildegard legt zich er niet bij neer. Wanneer haar hartstochtelijk schriftelijk pleidooi geen resultaat heeft, komt ze, oud en ziek, nog naar Mainz, ‘omdat men niet alleen haar klooster, maar God zelf onrecht doet door Hem de Hem toekomende lof op valse gronden te onthouden' Ze weet ook een priester en enkele edelen te vinden die van de Biecht van de edelman kunnen getuigen. Tenslotte wordt het interdict door de aartsbisschop ongedaan gemaakt, maar in dit gevecht zijn haar laatste krachten verbruikt en enige maanden later sterft Hildegard von Bingen op zeventien september 1179. Zoals past in die tijd en bij deze vrouw, vertelt men over de uren rond haar dood allerlei verhalen. Zo zouden in de nacht van haar sterven lichtverschijnselen tot ver in de omtrek te zien zijn geweest. Het lijkt wel passend. Ze was door God immers ‘Bazuin van het levende Licht’ genoemd. Zo eindigde het leven van Hildegard von Bingen, dat wellicht juist in onze tijd weer inspirerend kan zijn door de bijzondere ‘beelden’ en gezangen waarin zij Gods liefde weergaf, een liefde die de hele kosmos omsluit en in ieder schepsel te vinden is.

ENKELE VOORBEELDEN VAN HAAR VISIOENEN AAN DE HAND VAN DE MINIATUREN: (Afbeeldingen van 35 van haar miniaturen met uitleg in het Duits: www.abtei-st-hildegard.de )

VISIOEN VAN DE KOSMOS (EIVORM): Dit wordt verbeeld in één van de bekendste miniaturen uit Scivias: het heelal, de kosmos wordt haar getoond als een soort 'wereld-ei': een groot ovaal, naar boven puntig uitlopend en opgebouwd uit concentrische lagen. De buitenste van die lagen in de miniatuur is die van het 'lichtend vuur', dat is de liefde Gods, die de gehele kosmos omgeeft. De grote rode ster bovenin is God als de Zon der Gerechtigheid, die het hele beeld doorstraald. Het duidt enerzijds Gods gerechtigheid aan: het vuur onthult het onrecht, maakt het pijnlijk openbaar, doet de mens diep beschaamt staan. Anderzijds is het troostend: wat jou aan onrecht werd aangedaan, alles wat je tekort kwam, wordt tot z’n recht gebracht, je wonden en pijn worden genezen, je hart verwarmd. De drie andere stervormige lichten duiden op de drie Goddelijke personen, zo ook de drie rode figuren rechts, die het vuur van Gods liefde aanblazen, de schepping in liefde dragend. Het verbeeld ook de incarnatie: God die de Schepping binnentreed en vervuld door het Woord (Jezus) en zijn levengevende Geest. Binnen die laag van lichtend (goudgeel en rood ) vuur, ligt een laag van 'zwart vuur', die Hildegard als zeer huiveringwekkend ervaart. Het verbeeldt al het verschrikkelijke kwaad dat de mensen elkaar en de wereld waarin zij leven aandoen. In dat zwarte vuur links en onderin ook weer figuren, die trachten het kwaad in de wereld te blazen. Het duivelse dus. Voor Hildegard, en dat is uitzonderlijk, ligt het kwaad dus niet buiten de schepping, maar is het opgenomen binnen de liefde van God! Zij kan God aanvaarden, ondanks alle lijden dat er is, ondanks alle schijnbare uitzichtloosheid waarin ze ook zichzelf soms bevindt. Dit visioen bevestigt haar geloof dat het kwaad nooit zal overwinnen. Gods Woord en Liefde zijn sterker. De ‘Witte vuurbol’ in het midden duidt op de Kerk in haar heiligheid, onschuld en eer. Het gaat hier over hóe de kerk zou moeten zijn: het liefdevolle Lichaam van Christus! Hildegard is daarom haar hele leven zeer kritisch geweest op de wantoestanden in de kerk en stelde het wangedrag onomwonden aan de kaak. De band van golvend waterachtig vuur, verbeelden de Doop, en ook de preek. Die zijn als een Zegen voor de mensheid. Althans: zo zou het moeten zijn! Iets daarboven is een ‘Zandkogel’ te zien. Deze duidt op de mens. De Stem in het visioen zegt : ‘Uit leem geschapen is de mens één met de hele schepping. Want de elementen van de wereld zijn voor de mens geschapen, en met de bedoeling om hem te dienen’. In het boek dat professor Etty Mulder (Kath. Universiteit Nijmegen) over Hildegard schreef, wees zij nog op een andere associatie die zij bij dit miniatuur kreeg, en dat volgens haar wel bewust door Hildegard bedoeld kan zijn, nl. het vrouwelijk geslachtsorgaan. Voor haar een verwijzing naar het leven-barende beginsel van God in heel de kosmos. ‘GOD, GETOOID MET ZIJN SCHEPPING’: Dit miniatuur is gemaakt bij een visioen dat ze dertig jaar later omschreef in haar boek ‘Liber Divinorum Operum’. In dit geval is de Schepping verbeeld als een cirkel, met daarin centraal een mensenfiguur. Bovenaan is God de Vader verbeeldt. Vanuit zijn borst (hart) omvat hij met zijn liefde (de heilige Geest) het hele kosmos. Ook hier is die buitenste laag van vurig rode vlammen gemaakt. De cirkel, de gesloten kringvorm verbeeldt dat die liefde van God onophoudelijk voortbeweegt, onveranderlijk wat er ook gebeurt en nooit zal eindigen. De Stem in het visioen zegt: ‘Zoals een cirkel datgene wat in hem verborgen is in zich sluit, zo sluit ook de heilige Godheid onbegrensd alles in zich’. De mensengestalte in het midden van het beeld wil zeggen dat de mens moet worden opgevat als het middelpunt van de schepping. Het luchtruim (blauwe kring) en het water (witte kring),

de planten en dieren en de winden omgeven hem en staan tot zijn beschikking. Hij is belangrijker dan alle andere schepselen. In het gigantische bouwwerk van het universum is de mens naar verhouding weliswaar klein, maar – zo zegt de stem uit de hemel – de kracht van zijn innerlijk, zijn ziel en geest, is enorm. De mens is schepsel en tegelijk schepper; hij is een schaduw van God zelf. Dit wordt verbeeld in de rode bol die als achtergrond in het centrum van de mens is te zien. ‘De mens is op aarde als een wonderschone edelsteen, waarin zich elk onderdeel van de schepping weerspiegeld, omdat hij, de mens, hoogwaardiger is dan de gehele schepping’. Een zeer positief mensbeeld dus. Het zijn inzichten die Hildegard trouwens ook doorvoert in haar boek over geneeskunde: ‘Causa et cura’. Ze beschouwt daarin de mens als een kleine kosmos, waarin alles met alles te maken heeft. Geest, ziel, lichaam, verstand en bloedsomloop, spijsvertering en leefwijze, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een inzicht dat tegenwoordig weer sterker naar voren komt, in de moderne geneeskunde. Zij was haar tijd dus ver vooruit. ‘DE HEILIGE DRIEËENHEID’:

Bij de verbeelding van de Drie-eenheid ziet men ook weer concentrische cirkels: de buitenste van zilver (God de Vader), daarbinnen een ring van goud/rood (Heilige Geest) die tezamen de safierblauwe Christusfiguur omsluiten. Dit zijn de kostbaarste metalen en is het kostbaarste pigment, om aan te geven dat God en zijn liefde het kostbaarste is dat mensen kunnen ontvangen. Het valt op dat Jezus bijna androgyn (dat wil zeggen met zowel mannelijke als vrouwelijke aspecten) is uitgebeeld. Hij wordt geheel omgeven wordt door het zilveren Licht van de Vader, en door de goudkleurige liefde van de heilige Geest, als een kind in de baarmoeder of de parel in een oester schelp. Goud verwijst dus naar de heilige Geest, of zoals Hildegard die vaak noemt ‘Gods moederlijke liefde’. Aan God wordt door haar uitdrukkelijk een moederlijke eigenschap toegeschreven. Zilver is voor Hildegard een teken van Gods scheppende vaderschap, zoals goed te ziet is op de miniatuur over ‘Het Verlossingswerk’. ‘HET VERLOSSINGSWERK’: Hier is de hele achtergrond van zilver, evenals de fallus die als het ware de aarde binnen dringt. Daarmee vrijmoedig de mannelijkheid en de levensoorsprong van God verbeeldend. We zien ook de zes scheppingsdagen verbeeld. Links en rechts de sterren en planeten, die de hele kosmos verbeelden. Christus daalt –rechts boven- eveneens in de kosmos af, om de mensheid te redden (het rode mensfiguurtje, de oude Adam. De figuur onderaan verbeeldt de ‘Veriditas’, ofwel de ‘groenheid’, een begrip dat zoveel betekent als 'alles voortbrengende en doorstromende levenskracht'. Hildegard ziet 'Gods groene vinger' in alles werkzaam, in de kosmos zowel als in de wereld om zich heen, in alles wat daarin leeft: plant en dier en mens. Je zou ‘Veriditas’ wellicht ook kunnen zien als haar verbeelding van Gods Geest of genade. De viriditas is behalve levengevend ook genezend, het tegendeel van de ariditas, de dorheid, die ziek maakt en alles doet vergaan. Zij is de basiseigenschap van de misericordia, de deugd van medelijden en inspireert alle andere deugden. Je kunt in deze figuur ook Maria zien. Maria is voor haar de 'viridissima Virgo', de 'aller- groenste Maagd', waaruit het milde groen van de menswording van Christus is voortgekomen. Natuurlijk is groen ook de kleur van de hoop. ‘DE MENS EN ZIJN LEVENSGANG’:

Deze toont de Drie-eenheid als een vierkant. De vele ogen duiden op de alziendheid en alwetendheid van God. In een groen ovaal (viriditas) zien we een zwangere vrouw, terwijl uit de hemel God met het gouden Licht van de heilige Geest het kind in de baarmoeder bezielt en

begeestert. Dat is, zegt Hildegard, het ogenblik 'dat de moeder voor het eerst het kind voelt opspringen in haar schoot'. Deze opvatting zou nog wel eens een rol kunnen spelen in de discussie over abortus, kunstmatige bevruchting en stamcelonderzoek. ‘GEVLEUGELDE GOD OP DE HOGE BERG’: Dit is het 2de miniatuur uit de Scivias. Hildegard omschrijft dit visioen als volgt: “Ik zag als het ware een grote ijzerkleurige berg. Daarop troonde Iemand, zó stralend, dat mijn ogen erdoor verblind werden. Van de schouders strekten zich zeer grote vleugels uit, die schaduw gaven. Aan de voet van de berg stond een wezen geheel bedekt met ogen, zodat ik niet wist of het iets menselijks was. Bij haar zag ik een kleiner figuur, mat van kleur en met witte schoenen. Toen viel er van Hem die op de berg was gezeten een lichtstraal naar beneden op het gezicht van dat kind, zodat ik het niet kon herkennen. Ook daalden er van boven nog heldere vonken naar omlaag, vonken die rondom die twee gestalten vlogen. Ik zag verder in die berg kleine vensters waarin mensengezichten te zien waren, deels bleek, deels helder wit van kleur”. De uitleg die Hildegard hierover ontvangt luidt: De grote ijzeren berg staat voor Gods Krachten voor de standvastigheid van het eeuwige rijk van God. De stralende Persoon op de troon is eigenlijk niet te vatten voor de menselijke geest – het Licht straalt té fel. De schaduwgevende vleugels wijzen op de milde bescherming van Gods wijsheid jegens zijn Schepping. De met ogen bedekte gestalte onderaan symboliseert het ontzag, de eerbied voor de Heer, die altijd waakzaam is. De kleine gestalte ernaast is de armoede (nederigheid) van de geest, de enige houding die ons mensen past tegenover God, wanneer deze Zich aan een mensenkind wil openbaren. De rondzwevende vonken wijzen op Gods voortdurende hulp. De mensenkopjes in de berg duiden op de mensenzielen, waarvan sommigen lauw (bleek) zijn en anderen wit-stralend van geloofsijver. ‘DE SYNAGOGE’:

Opvallend is haar visioen over 'de Synagoge'. Die wordt haar getoond als een geweldige vrouwengestalte, die aartsvaders en profeten aan haar borst of in haar schoot dragen. Zij acht de Joodse traditie dus hoog, maar geeft in haar verdere uitleg de gangbare opvatting van de Kerk weer: de Kerk is de opvolgster van Israël en behoedt nu de schat van geloofsvoorgangers uit het Joodse volk.

Literatuur: ‘Hildegard von Bingen, klein leerboek’ door Mieke de Jong. Een makkelijk toegankelijk boekje. Uitgeverij Kok Kampen ISBN 90 242 9263 8 ‘De inspirerende Hildegard von Bingen’ Door Otto Betz. Een helder, meer diepgaand boek uit het Duits vertaald. Goede uitleg van de betekenis van haar geschriften en visioenen. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer ISBN 90 211 3695 3 ‘Hildegard von Bingen, Spiegel van hemelse geheimen’ Redactie Jan Hoving. Bundel met bijdragen van verschillende auteurs rond bepaalde aspecten van Hildegards leven en werk. Uitgeverij Ten Have, Baarn ISBN 90 259 4766 2 ‘De Ariadnedraad van een Monnik’ Door Henri Boelaars, Benedictijn van de Sint Willibrord-Abdij bij Doetinchem. Hij noemt het ‘een halve eeuw meditatieve omgang met Hildegard von Bingen’. Goed toegankelijk boek. Uitgeverij Kok, Kampen. ISBN 90 242 8560 7 ‘Hildegard, een genie uit de middeleeuwen’ Door Etty Mulder, hoogleraar Muziekwetenschap Katholieke Universiteit Nijmegen. Gaat vrij wetenschappelijk in op bepaalde

aspecten van Hildegards leven en werk. Met bijzondere aandacht voor de vrouwelijke elementen daarin en haar muziek. Uitgeverij Ambo, Amsterdam. ISBN 90 263 1556 2 DVD: ‘Hildegard von Bingen’ Een verzamel-dvd van een drietal uitzendingen door de KRO en de Vlaamse KTRC over haar leven. Te bestellen via: www.braambos.be Deze DVD is ook te leen bij onze parochiebibliotheek. Neem hiervoor contact op met het secretariaat: 070-3541742

Op www.abtei-st-hildegard.de vindt u veel informatie over haar + de afbeeldingen van 35 van haar miniaturen met uitleg (in het Duits). Voor kinderen: ‘Hildegard van Bingen’ door Josef Quadflieg en Renate Fuhrmann. Uitgeverij Averbode / Gooi & Sticht. ISBN 90-304-0906-1

LEESTEKSTEN HILDEGARD VON BINGEN TER BESPREKING: In haar boek 'Scivias' maakt Hildegard von Bingen duidelijk dat men niet zomaar in de

mystieke wijsheid kan worden ingewijd, maar dat daar een rijpingsweg aan voorafgaat die stap voor stap moet worden afgelegd. Zij hoort Gods stem de volgende woorden zeggen:

HET GEESTELIJKE KOMT NIET VANZELF: 'Velen willen een spel met Mij spelen. Zonder enige inspanning van hun ziel en hun verstand

willen ze tot Mij naderen. Zij staan er niet bij stil dat ze Mij eerst moeten aanroepen, zich moeten bezinnen op wat hun lichaam vraagt. Zij willen Mij alleen maar in bezit nemen. Als iemand die uit een diepe slaap ontwaakt, storten ze zich naar eigen goeddunken, in een plotselinge, misleidende opwelling op de weg van de heiligheid. (...)

Zij willen gemak: God moet hun dienaar zijn, en al hun wensen vervullen. Aan dergelijke aanmatiging verleen Ik geen genade. Ik wil niet zaaien in de lege akker van een mens die zo zelfingenomen zoekt zich met Mij te verenigen, als een vreemdeling die Mij niet kent. (...)

Mens, waarom heb je de akker van je ziel niet geïnspecteerd, en het onkruid, de doornen en de distels uitgerukt?

Je had Mij moeten aanroepen, en jezelf moeten onderzoeken, voordat je zonder zelfkennis, als een beschonkene en waanzinnige tot Mij kwam, want zonder mijn hulp ben je niet in staat een lichtend werk te volbrengen. Wanneer je Mij zo onbezonnen, als in de slaap, hebt gezocht, zul je door verveling worden aangegrepen. (...)

WAT DE GEESTELIJKE WEG KAN GEVEN: Waartoe ben je met Mij in staat? De stralendste werken, die feller stralen dan de glans van

de zon en zoeter zijn dan honing en melk voor wie ernaar verlangt. (...) Wees volhardend in je zoeken naar Mij en ik zal je helpen. (...) Ik zal rozen en lelies en

andere welriekende kruiden der deugd in je akker zaaien. En ik zal hem voortdurend bevochtigen door de inspiratie van de Heilige Geest (...).

Ik wil Mij met jou verenigen en jouw pijn delen. (...) Jouw schepper heeft je de beste schat gegeven, een levende schat: je verstand. (...)

Vervuld van de troost van de Heilige Geest zul je in wijsheid onderscheiden wat goed is, en nog grotere werken volbrengen. Met een fel brandende liefde zul je je Vader verheerlijken, die je dit alles in zijn goedheid heeft gegeven.'

VOORBEELD OVER DE ‘(ON)DEUGDEN’: ONGEHOORZAAMHEID – GEHOORZAAMHEID Ook in de tijd van Hildegard was er kennelijk sprake van aanvechting van het geloof en

onzekerheid, zoals blijkt uit de volgende dialoog in haar boek ‘Liber Vitae Meritorum’: De Ongehoorzame ('Inobedientia') zegt daarin: "Wij zijn de rechtmatige filosofen en wij zijn wijzer dan alle anderen. (...) Zo veel meesters

hebben (...) ons voorschriften opgelegd naar hun eigen goeddunken; moeten wij handelen naar

hun wil? Wat een onzin. (...) Wat ik mijzelf voorschrijf, daarvan weet ik precies wat ik eraan heb en welk nut het heeft. (...) Ik moet datgene doen wat ik kan zien en bevatten en waarvan ik het nut inzie'.

Ook het Ongeloof ('Infidelitas') spreekt zich op een dergelijke wijze uit: 'Ik ken geen ander leven dan dit hier wat ik kan zien, voelen en begrijpen. (...) Hoe ik

verder ook zoek en speur, en wat ik ook te zien, te horen en te weten kom, ik vind geen andere werkelijkheid. (...) Alleen dat wat ik zie, dat weet ik'

Het valt niet mee een dergelijke opvatting te weerleggen, men kan hoogstens proberen de eenzijdigheid van deze zienswijze aan te tonen. Zo zegt de Gehoorzaamheid ('Obedientia') alleen maar: 'Ik weerklink als een citer op het bevel van zijn Woord. (...) Ik streef niets na dan wat van God komt, daar ik van Hem uitging. Uit Hem ben ik gegroeid en ik wil geen andere God'. Ook het Geloof ( 'F ides') probeert niet de ongelovige van zijn opvatting af te brengen; zij verweert zich alleen tegen het 'gerationaliseer', en bekent dat zij 'een spiegel van God' zou willen zijn.

DE JUISTE MAAT: Hildegard is zeer sceptisch over de uitwassen van ascese, waarbij mensen door een verkeerd

opgevatte vroomheid hun lichaam tiranniseren: 'De mateloosheid van deze houding leidt hem (de mens) vervolgens tot het onverdraaglijke,

en voert de onthouding in hem op tot in het overdrevene, zodat hij zich dan in zijn mateloosheid ook geoorloofde dingen onthoudt en tenslotte ook een afkeer van andere deugden krijgt.

In de waan dat hij terugkeert tot de gerechtigheid en dat hij overloopt van nauwgezetheid, zet hij voor zichzelf de valstrik van de vermoeidheid, omdat hij met een dergelijke buitensporige onthouding de breekbaarheid van de moed en de achtzaamheid negeert.

Tenslotte twijfelt hij eraan of hij zich noch wel staande kan houden, en loopt zo in de valkuil van de vertwijfeling' LOFZANG OP HET JUISTE EVENWICHT:

‘O hoe heerlijk is de Godheid, die, terwijl Zij schept en werkt door haar schepselen, zelf haar

werkelijkheid openbaart! Als de mens zijn vlees met mate voedt, is ook zijn gedrag vrolijk en aangenaam.

Wanneer hij er echter op los leeft in schranspartijen en drankgelagen, dan legt hij de kiem voor elke schandelijke ondeugd.

Maar wie zijn lichaam door dwaze onthouding schaadt, loopt altijd met een nors gezicht rond.

Hoe zou de liefde in jou kunnen wonen wanneer jij niets wilt weten van medelijden met de ziekten van andere mensen?

Houd je tempel zorgvuldig op orde, zodat de groene levenskracht, waarmee jij God in liefde omgeeft, geen schade lijdt, want God heeft jouw ziel intens lief.'

GOD IS OOK IN JE DAGELIJKSE BESLOMMERINGEN: Aan bisschop Eberhard van Salzburg, die bij haar om raad vraagt, omdat oververmoeid

raakt doordat er van alle kanten aan hem werd getrokken schrijft zij: ‘De lichte kanten van datgene wat u wilt, beschouwt u als een huisgenoot, maar de

schaduwzijde van de moeite van de wereld als een vreemdeling. Gij laat niet toe dat zij samenkomen en daardoor is uw geest vaak vermoeid. Want ge ziet uw zoeken naar God en uw inspanningen voor het volk niet als een eenheid.

En toch kunnen beide, zowel het hemelse als uw inzet voor het volk, gezien worden als één deugd. Zo hing ook Christus het hemelse aan en was hij tegelijkertijd begaan met het volk’.