Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus...

4
2016-2017 CVO Spermalie Tom Everaerdt Individueel werk Groep 9 Van Eyck Korf 9-10 [“DE LEPRAKLEPPER IN HET MUSEUM VAN O.-L.-VROUW-TER-POTTERIE TE BRUGGE”] In het kader van de opleiding toeristische gids/reisleider

Transcript of Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus...

Page 1: Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus lv jhhq wrhydo (hq ehsddogh diilqlwhlw ndq klhu zho elm jhgxlg zrughq 0lmq wzhhgh

2016-2017

CVO Spermalie Tom Everaerdt Individueel werk Groep 9 Van Eyck Korf 9-10

[“DE LEPRAKLEPPER IN HET MUSEUM VAN

O.-L.-VROUW-TER-POTTERIE TE BRUGGE”] In het kader van de opleiding toeristische gids/reisleider

Page 2: Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus lv jhhq wrhydo (hq ehsddogh diilqlwhlw ndq klhu zho elm jhgxlg zrughq 0lmq wzhhgh

2

Inleiding

Mijn keuze voor dit onderwerp is geen toeval. Een bepaalde affiniteit kan hier wel bij geduid worden. Mijn tweede voornaam is Damiaan doordat ik een oom Guido had die picpus was, Paters van de Heilige Harten; orde waartoe Jozef De Veuster -Pater Damiaan ook behoorde toen hij vertrok naar Molokai-Hawaï om daar leprapatiënten te gaan bijstaan. Daarnaast heeft een andere oom, Luke Demaître, een standaardwerk geschreven over lepra in de geschiedenis (zie bibliografie), een werk waar de lepraklepper van het Potteriemuseum is in opgenomen.

I. Situering ziekte in taal, begrip, tijd, ruimte en socialiteit. Vooraleer we de klepper meer in detail bespreken (deel II) kan het nuttig zijn de bredere context te schetsen. Lepra is een infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium leprae, ook genaamd bacil van Hansen en uit zich door huidletsels en/of vergroting van de zenuwen met gevoelsverlies tot gevolg. Andere lichaamsdelen kunnen ook aangetast worden zoals neus, ogen en testikels. De ziekte kan zich voordoen in 2 vormen : tuberculoïde (70 à 80% van de gevallen, 6 maanden behandeling) en de lepromateuze vorm (complexer en 2-jrge kuur). Na besmetting vermenigvuldigt de parasitaire bacterie zich zeer traag en slaat dan onverwachts, na een incubatieperiode van ca.7 jr, toe. De besmetting gebeurt voornamelijk via ademhalingswegen en occasioneel via een wonde. In tijden en streken met een bevolking met een lage weerstand, in vroegere tijden het Westen, heden nog in de ontwikkelingslanden, kan de ziekte zich gewillig verspreiden en ontwikkelen. De ziekte uit zich in verschillende verwondingen : gezwollen en instabiele gewrichten, onderhuidse knobbels, gelaatsmisvorming, afsterving ledematen, ontstoken vlekken verspreid over het lichaam, verlies van wenkbrauwen en oogleden, aantasting van interne organen zoals lever, nieren en ogen. Zonder behandeling sterft de patiënt uiteindelijk. Lepra is, sinds 1941, te genezen met een 6 à 12 maanden durende antibioticakuur. Na enkele dagen is de patiënt al niet meer besmettelijk, de infectie stopt en de bacteriën worden gedood. Er worden verschillende benamingen gebruikt voor deze ziekte : lepra, ziekte van Hansen, melaatsheid, Lazarusziekte, huidvraat, akkerziekte, Fenicische ziekte. Lepra komt van het Griekse lepros (‘schilferig’) en werd eeuwenlang gebruikt voor een aantal verminkende huidziekten, dit tot de Noorse arts Hansen in 1873 de bacil identificeerde die de ziekte veroorzaakte en daar dan de benaming M. leprae aan gaf. Tot die tijd dacht men dat de ziekte erfelijk was, vanaf dan bleek dat een bacterie ook een ziekte bij de mens kan veroorzaken. Lepra is één van de weinige voorbeelden van een bacteriële ziekte die bijna uitsluitend mensen treft. Melaatsheid daarentegen is het woord dat gemeenlijk gebruikt wordt voor de personen die leden aan ‘de ziekte’. ‘Lepra’ was in het verleden een verzamelnaam voor verschillende huidziekten en er rustte ook maatschappelijk een taboe op. Eufemistisch werd er dan het woord ‘melaats’ voor gebruikt; ‘melaats’ komt etymologisch gezien van ‘melaetsch‘ (Middelnl.), ‘malade’ (Fr) of male habitus (Latijn), dewelke betekent : ‘slechte toestand’. Lepra is genetisch ontstaan in Oost-Afrika, doch het heeft, op basis van geschreven bronnen, via Centraal-Azië het Middellands Zeegebied bereikt. Handelscontacten met Indië door o.a. de Feniciërs en de Perzische oorlogen van Alexander de Grote hebben dat in de hand gewerkt. De verspreiding ervan naar West-Europa was dan maar een kwestie van tijd aangezien handelaars en de Romeinen de ziekte via hun troepen en kolonisten meebrachten. In het laat-romeinse rijk en in de middeleeuwen was lepra endemisch aanwezig in Europa. In de volle ME was er een opstoot door de bevolkingstoename, stadsontwikkeling en de kruistochten. De ziekte verdween grotendeels in de loop van de Verlichting door de isolatie (zie verder) en de geleidelijke verbetering van de gemiddelde gezondheid van de bevolking waardoor de weerstand van het lichaam een eventuele besmetting zelf kon overwinnen. In 2000 lag de laatste Europese leprozenkolonie ‘Tichilesti’ in het achterland van Roemenië in het plaatsje Issacea. Uiteraard was er in die tijden ook een connotatie met religie en bijgeloof. In het Oude Testament is reeds sprake van melaatsheid of huidvraat, maar dat gaat hoofdzakelijk om algemene huidaandoeningen. Een figuur uit die tijd is Job, een schutspatroon van de leprozen. In het Nieuwe Testament speelt een met zweren overdekte bedelaar, Lazarus, een rol in een parabel. Lazarus is daardoor een symbool geworden voor de leprapatiënten. Het Oudnederlandse woord voor lepra ‘laser’ en het woord lazaret voor een veldhospitaal is hiervan afgeleid. De Kerk stelde ook dat de ziekte een straf van God was voor

Page 3: Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus lv jhhq wrhydo (hq ehsddogh diilqlwhlw ndq klhu zho elm jhgxlg zrughq 0lmq wzhhgh

3

‘zonden van het vlees’, begaan door de lepralijder zelf of door zijn ouders, dergelijke zonden waren o.a. het hebben van betrekkingen op door de Kerk verboden dagen. Andere schutspatronen zijn Egidius van Nîmes en Magdalena. Tot op het einde van het Ancien Régime werd de uitleg van de ziekte gekaderd in het principe van Galenus, waarbij het dogma primeerde van het (on)evenwicht in de 4 humoren. Daar lepra (melaatsheid) als besmettelijk en ongeneeslijk bestempeld werd en de lijder ervan als onrein werd aangewezen was er volgens de toenmalige tijdsgeest maar één remedie : maatschappelijke isolatie en wereldlijke dood. Dit werd door zowel de wereldlijke als de religieuze overheden gesteund en dit al sinds de Bijbelse tijden (cfr Job). In onze contreien werden vermoedelijke zieken onderzocht door de visitatiecommissie die elke 6 maanden zetelde en elke zieke diende zich elk jaar te laten ‘herkeuren’, daar het soms gebeurde dat zieken spontaan genazen of dat armen zich lieten ziek verklaren om te kunnen genieten van zekere voorrechten. Nadat de patiënt melaats bevonden was werd een kerkelijke plechtigheid gehouden die op symbolische wijze de verwijdering uit de maatschappij duidde. Daarna werd de melaatse uitgewezen naar een isolatieplek. Voor de vermogende poorter werd dat een leprozerie zoals de Brugse Magdalenaleprozerie, gelegen buiten de Smedenpoort, langs de Diksmuidseweg ter hoogte van de huidige Magdalenastraat, voor de arme zieke was dat een klein hutje op één van de vier, verder gelegen, akkers of sticks, vandaar ook de naam akkerziekte. De leprozerie werd gefinancierd door de stadsoverheid, de poorter kon dan een prebende bekomen, na het betalen van intredegeld, die hem levenslang verzekerde van woonst en verzorging. De akkerzieke daarentegen diende in zijn onderhoud te voorzien door te bedelen en/of het ontvangen van bewakingsgelden voor het Magdalenaveld, galgenveld buiten de muren van de leprozerie. Het bedelen diende te gebeuren in het kader van een gilde die toezag op het bedelrecht, recht verkregen via een vuylbrief afgeleverd door de visitatiecommissie. Elke melaatse diende zich kenbaar te maken door het dragen van een vliegher (een donker bovenkleed), een vilten hoed met witte band en een klepper om zich aan te kondigen; hij moest zichzelf ‘verklikken’ vandaar ‘klikspaan’. De melaatsen mochten zich slechts op enkele dagen per jaar vertonen binnen de vestingen en de ontvangen aalmoezen moesten gedeponeerd worden in een houten bedelnap dat minstens 1 meter verwijderd was van hun lichaam. Deze dagen eindigden dikwijls is dronkenschap, vandaar ‘lazarus’ zijn. Er was slechts 1 orde die zich de verzorging van de melaatsen aantrok en dat was de Orde van Lazarus. In Brugge werden 2 merkwaardige kunstwerken gemaakt die het leprozenbestaan belichamen : Jezus en de 10 melaatsen, 1632 ,Jan Claeissens, Sint-Janshospitaal, Brugge en De Banier van de Brugse Sint Magdalenaleprozerie, Louvre, Parijs. Dit laatste werk brengt ons naar de kern van deze bijdrage : de klepper. Deze wordt in de rand van de banier 8 maal afgebeeld.

II. Beschrijving van de lepraklepper. Terwijl een officieel certificaat, de vuylbrief, legitimiteit verschafte was het algemeen privilegekenmerk van de arme leproos, de klepper. Synoniemen zijn : melaatsenklepper, klep, lazarusklep. Het instrument in Ter Potterie werd zodanig geschud dat houten plankjes, terwijl ze elkaar raakten, een geluid maakten alsof in de handen werd geklapt. Dit waardevol maar klein artefact dateert waarschijnlijk uit de vroege 17e eeuw, is gemaakt van palmhout en meet 21 x 7 cm en was oorspronkelijk gepolychromeerd en verguld. De gedraaide greep loopt uit op een trapeziumvormig middenplankje. 2 loszittende plankjes aan weerszijden worden vastgehouden door een lederen veter. Op de ene zijde is een welgeklede poorter uitgesneden in half-reliëf, geïdentificeerd als een lepreuze bedelmonnik met een grote klepper in zijn rechterhand, een bedelnap in zijn linkerhand, schoudermanteltje en een wijde hoed. De hond aan zijn voeten verwijst naar arme Lazarus. De zwikken van de beeltenis zijn opgesmukt met bloemwerk. Op de andere zijde staat de H. Barbara afgebeeld, vergezeld van haar martelaarssymbolen : palmtak en toren met 3 vensters. Op zich een beetje vreemd daar de H. Barbara geen relatie heeft met lepra. De slijtage en verwering getuigt van een veelvuldig gebruik. Door de fijne afwerking behoorde dit stuk waarschijnlijk tot de betere kringen die in latere tijden het bedelen als gevolg van lepra aanzagen als een ‘opgewaardeerde’ bezigheid. Ook was het de bedoeling van de lepragilden om eenvormige kleppers ter beschikking te stellen die namaak moesten tegenhouden. De melaatse mocht de klep niet doorgeven of onderverhuren. Wel was het toegestaan om de klep te laten gebruiken door een klapknecht. Bij een eventuele genezing of overlijden kwam de klep terug in het bezit van het bestuur van de gilde/leprozerie. In het museum bevindt zich nog een kleinere trapeziumvormige klepper. Deze is floraal versierd en was vroeger verbonden via een lederen bandje met de grotere klepper, te zien op een tekening van P. Le Doulx. Adhv die tekening kon met zekerheid vastgesteld worden dat de kleppers afkomstig zijn uit de Magdalenaleprozerie. Door consolidatie van de zorginstellingen is deze klepper in het bezit gekomen van het OCMW, de toezichthouder van het Potteriemuseum. Dit artefact is een zeldzame restant van een ziekte die vroeger een grote impact had op het ‘mens’ zijn.

Page 4: Indiv.werk TEV -Lepraklepper Gids Groep 9 Van Eyck Korf 9-10,qohlglqj 0lmq nhx]h yrru glw rqghuzhus lv jhhq wrhydo (hq ehsddogh diilqlwhlw ndq klhu zho elm jhgxlg zrughq 0lmq wzhhgh

4

III. Bronvermelding Een eerste ‘quick search’ op internet gaf mij weinig gegevens wat dit onderwerp aanbelangt. Doorgedreven zoeken op basis van andere bibliografieën gaf meer resultaten. Toch ben ik ervan overtuigd dat een geactualiseerde studie over de lepra in Brugge in al zijn aspecten een aanvulling zou zijn over de kennis van Brugge en haar geschiedenis

Ziehier de bibliografie: - Luke Demaître, Leprosy in Premodern Medicine ‘A Malady of the Whole Body’. Baltimore, Maryland, USA, The John Hopkins University Press, 2007. 323p., ill., met bibliografie. - Marc Ryckaert, André Vandewalle, Ludo Vandamme, Brugge : de geschiedenis van een Europese stad. Tielt, Lannoo, 1999. 224p., ill., met bibliografie. - Marc Ryckaert, Historische stedenatlas van België : Brugge. Brussel, Gemeentekrediet, 1991. 239p., ill., met bibliografie. - Robert A.C. Pannier, Van gissen naar weten – De geneeskunde in de 17e eeuw, de tijd van Thomas Montanus. Brugge, Uitgeverij Marc Van de Wiele, 2008. 352p., ill., met bibliografie. - Ad. Duclos, Bruges Histoire et Souvenirs, Brugge, Uitgaven Westvlaamse Gidsenkring, 1976. 592p., ill. – Anastatische herdruk. - Johan R. Boelaert, Zes eeuwen infectie in Brugge 1200-1800, Leuven, Acco, 2011. 207p., ill., met bibliografie. - Jean Luc Meulemeester, De melaatsenklepper in het Museum van O.-L.-Vrouw-ter-Potterie te Brugge, in : Tijdschrift Antiek. Zoetermeer (NL), 1988, 22-07, p.393-399, ill.: beschrijft de functie van de melaatsenklepper in de geschiedenis van Brugge - Anouk De Gelder, “In God’s ban geslagen?” lepralijders van de 13e- tot vroege 16e-eeuw in Vlaanderen, een studie naar infectiebesef, Masterproef, R.U.G. Gent, 2014, 105p., met bibliografie. - Jo Claes, Alfons Claes, Kathy Vincke, Geneesheiligen in de Lage Landen. Leuven, Davidsfonds, 2005. 334p., ill., met bibliografie. - Jan Dequeker, de kunstenaar en de dokter – Anders kijken naar de schilderijen. Leuven, Davidsfonds, 2010 268p., ill., met bibliografie. - van Veen P.A.F., Etymologisch Woordenboek van Dale. Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 1989. 893p. - Algemene historische info (25/04/017) : https://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina