Indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechte niet verleend

2
uitvoering en toezicht/jurisprudentie 35 zorg & financiering > 10-2010 stelt ook de tarieven vast voor het gereguleerde deel van de zorg, hetgeen zeer specialistisch werk is. Een combinatie van de NMa, telecom- waakhond OPTA en de Consumentenautoriteit ziet Verloren van Themaat wel zitten. Bron: Skipr, 10 oktober 2010< De Stichting Klachten en Geschillen Zorgverze- keringen adviseerde op 9 juni 2010, onder num- mer 2008.01273 in een geschil tussen een verze- kerde en diens zorgverzekeraar over de weige- ring een tweede cochleair implantaat te ver- strekken. De Geschillencommissie overwoog dat volgens het College voor zorgverzekeringen (CVZ) er nog onvoldoende evidence beschikbaar is voor het aannemen van een meerwaarde van een tweede cochleair implantaat, zodat deze behan- deling geen verzekerde prestatie is op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Geschillen- commissie nam deze conclusie over, maar zag toch aanleiding om het verzoek wegens bijzon- dere omstandigheden toe te wijzen. Het Acade- misch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC) heeft de afgelopen vijf jaar een tweede cochleair implantaat geplaatst bij kinderen zonder bruik- baar restgehoor, die ook het eerste implantaat bij het AMC hebben laten plaatsen. Daarvoor zijn geen extra kosten in rekening gebracht. Nu het AMC blijkbaar van mening is dat het plaat- sen van een tweede cochleair implantaat bij deze groep patiënten aangewezen is, en wel in die mate dat hij bereid is om de kosten daarvan voor eigen rekening te nemen, was de geschillen- commissie van oordeel dat deze ingreep in rede- lijkheid niet onthouden kan worden aan deze groep patiënten. Daarnaast formuleert de Ge- schillencommissie criteria op grond waarvan een kind jonger dan acht jaar in aanmerking kan komen voor een tweede cochleair implantaat. Bron: RZA 2010, 91< > jurisprudentie 1439 tweede cochleair implantaat geen stand van de wetenschap en praktijk; toewijzing verzoek op grond van bijzondere omstandigheden De Centrale Raad van Beroep deed op 23 juni 2010, onder nummer 08/5640 AWBZ, LJN:BN1968, uitspraak in een geschil tussen een AWBZ-verzekerde (Algemene wet bijzonde- re ziektekosten) en het indicatieorgaan CIZ. Het geschil zag op de vraag of het CIZ terecht geen (extra) tijd had geïndiceerd voor de zes drink- momenten voor appellante tussen de maaltij- den. Het CIZ had geen extra tijd geïndiceerd, omdat appellante in staat zou zijn haar arm en hand te gebruiken. De Raad kon het CIZ in zijn beoordeling niet volgen. De medisch adviseur bezwaarzaken had bij rapportage vastgesteld dat appellante niet in staat is eten te pakken. Er is sprake van klauw- stand van de hand en de vingers kunnen niet ge- strekt worden. Nu niet was gebleken dat de functionaliteit van de rechter arm en rechter hand van appellante is toegenomen, viel volgens de Raad niet in te zien dat op basis van het geven van een hand bij een huisbezoek is af te leiden dat appellante in staat zou zijn zelf te drinken. 1440 indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechte niet verleend

Transcript of Indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechte niet verleend

Page 1: Indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechte niet verleend

uitvoering en toezicht/jurisprudentie

35zorg & financiering > 10-2010

stelt ook de tarieven vast voor het gereguleerdedeel van de zorg, hetgeen zeer specialistischwerk is. Een combinatie van de NMa, telecom-

waakhond OPTA en de Consumentenautoriteitziet Verloren van Themaat wel zitten.Bron: Skipr, 10 oktober 2010<

De Stichting Klachten en Geschillen Zorgverze-keringen adviseerde op 9 juni 2010, onder num-mer 2008.01273 in een geschil tussen een verze-kerde en diens zorgverzekeraar over de weige-ring een tweede cochleair implantaat te ver-strekken.

De Geschillencommissie overwoog dat volgenshet College voor zorgverzekeringen (CVZ) ernog onvoldoende evidence beschikbaar is voorhet aannemen van een meerwaarde van eentweede cochleair implantaat, zodat deze behan-deling geen verzekerde prestatie is op grond vande Zorgverzekeringswet (Zvw). De Geschillen-commissie nam deze conclusie over, maar zagtoch aanleiding om het verzoek wegens bijzon-dere omstandigheden toe te wijzen. Het Acade-misch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC)

heeft de afgelopen vijf jaar een tweede cochleairimplantaat geplaatst bij kinderen zonder bruik-baar restgehoor, die ook het eerste implantaatbij het AMC hebben laten plaatsen. Daarvoorzijn geen extra kosten in rekening gebracht. Nuhet AMC blijkbaar van mening is dat het plaat-sen van een tweede cochleair implantaat bij dezegroep patiënten aangewezen is, en wel in diemate dat hij bereid is om de kosten daarvan vooreigen rekening te nemen, was de geschillen-commissie van oordeel dat deze ingreep in rede-lijkheid niet onthouden kan worden aan dezegroep patiënten. Daarnaast formuleert de Ge-schillencommissie criteria op grond waarvaneen kind jonger dan acht jaar in aanmerking kankomen voor een tweede cochleair implantaat.Bron: RZA 2010, 91<

> jurisprudentie

1439 tweede cochleair implantaat geen stand van de wetenschapen praktijk; toewijzing verzoek op grond van bijzondereomstandigheden

De Centrale Raad van Beroep deed op 23 juni2010, onder nummer 08/5640 AWBZ,LJN:BN1968, uitspraak in een geschil tusseneen AWBZ-verzekerde (Algemene wet bijzonde-re ziektekosten) en het indicatieorgaan CIZ. Hetgeschil zag op de vraag of het CIZ terecht geen(extra) tijd had geïndiceerd voor de zes drink-momenten voor appellante tussen de maaltij-den. Het CIZ had geen extra tijd geïndiceerd,omdat appellante in staat zou zijn haar arm enhand te gebruiken.

De Raad kon het CIZ in zijn beoordeling nietvolgen. De medisch adviseur bezwaarzaken hadbij rapportage vastgesteld dat appellante niet instaat is eten te pakken. Er is sprake van klauw-stand van de hand en de vingers kunnen niet ge-strekt worden. Nu niet was gebleken dat defunctionaliteit van de rechter arm en rechterhand van appellante is toegenomen, viel volgensde Raad niet in te zien dat op basis van het gevenvan een hand bij een huisbezoek is af te leidendat appellante in staat zou zijn zelf te drinken.

1440 indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechteniet verleend

Page 2: Indicatie voor extra tijd voor drinkmomenten ten onrechte niet verleend

stelsel

36 10-2010 > zorg & financiering

Evenmin was er aanleiding om aan te nemen datverwacht mag worden dat door inzet van ergo-therapeutische hulpmiddelen appellante devaardigheid kan verwerven om drinken dat voorhaar wordt klaar gezet, dan wel haar wordt aan-gereikt, tot zich te nemen. De met de tussen demaaltijden gelegen drinkmomenten gemoeidezorg kan niet beperkt blijven tot het klaarzetten

of aanreiken van het drinken. Reeds om diereden ging de Raad voorbij aan de stelling vanhet CIZ dat het klaarzetten of aanreiken vandrinken kan samenvallen met andere zorgacti-viteiten. Het CIZ had ten onrechte geen (extra)tijd geïndiceerd voor de zes drinkmomenten vanappellante tussen de maaltijden.Bron: RZA 2010, 101<

De Rechtbank Alkmaar deed op 6 mei 2010,onder nummer 09/2590 AWBZ, uitspraak in eengeschil tussen een verzekerde en het indicatie-orgaan.

Verweerder had het bezwaar tegen een indicatie-besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens ter-mijnoverschrijding. Verweerder was er echtervan op de hoogte dat eiseres zich liet vertegen-woordigen door haar dochter of haar zoon enwist ook dat zij ten tijde van het primaire besluitwas opgenomen in het verpleeghuis. De recht-bank overwoog dat verweerder onder die om-standigheden de contactpersonen had moetenaanmerken als gemachtigden. Volgens vaste ju-

risprudentie dient, indien een belanghebbendezich laat vertegenwoordigen door een ge-machtigde, de toezending van besluiten aan diegemachtigde plaats te vinden. Pas dan is er spra-ke van bekendmaking als bedoeld in artikel 3:41van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nuverweerder het besluit uitsluitend aan eisereszelf had toegestuurd, was het niet op de voorge-schreven wijze bekendgemaakt. Strikt genomenwas daarom ook de bezwaartermijn nog nietaangevangen, zodat het bezwaar prematuur wasingediend. Het besluit was al wel reeds geno-men, zodat er sprake is van een ontvankelijk be-zwaar.Bron: RZA 2010, 102<

1441 vertegenwoordiging door gemachtigde

De Rechtbank Utrecht wees op 12 april 2010,onder nummer SBR 10/864,SBR 10/865, vonnisin een geschil tussen een AWBZ-verzekerde(Algemene wet bijzondere ziektekosten) en hetindicatieorgaan en boog zich daarbij tevensover de gevraagde voorlopige voorziening.

Verzekerde is geboren met het syndroom vanDown en klompvoeten. Hij volgt speciaal onder-wijs en gaat twee keer in de week na school naareen BSO (buitenschoolse opvang) voor kinderenmet een verstandelijke handicap. Hij heeft eenaanvraag gedaan voor begeleiding op twee dag-

delen bij de BSO en individuele begeleidingthuis. Voor deze begeleiding was geen indicatieverleend. Verzekerde kwam voorheen wel inaanmerking voor de gevraagde begeleiding,maar per 1 januari 2009 is de AWBZ gewijzigd.Verweerder had zich op het standpunt gestelddat, om in aanmerking te komen voor AWBZ-zorg, het van belang is of verzekerde in de perio-de waarop het indicatiebesluit betrekking heeft,veel meer zorg nodig heeft dan gezonde kinde-ren van zijn leeftijd.De rechtbank overwoog dat verweerder zich bijhet bestreden besluit had mogen baseren op het

1442 indicatie voor begeleiding van kind alleen indien substantieelmeer zorg nodig is dan bij gezonde kinderen