India Song van Marguerite Duras

24
wo 20, do 21, vr 22, za 23 oktober 1999 theater Ivo van Hove . Het Zuidelijk Toneel India Song van Marguerite Duras

Transcript of India Song van Marguerite Duras

Page 1: India Song van Marguerite Duras

wo 20, do 21, vr 22, za 23 oktober 1999

theater

Ivo van Hove . Het Zuidelijk ToneelIndia Song van Marguerite Duras

Page 2: India Song van Marguerite Duras

Ivo van Hove . Het Zuidelijk ToneelIndia Song van Marguerite Duras

begin voorstelling

20 uur

duurvoorstelling

75 m inuten. geen pauze

inleiding

door acteur Jorre Vandenbussche

vrijdag 22 oktober. 19.15 u u r. foyer

redactie

deSingel

druk

Tegendruk

wo 20, do 21, vr 22, za 23 oktober 1999

Page 3: India Song van Marguerite Duras

Ivo van Hove . Het Zuidelijk ToneelIndia Song van Marguerite Duras

regie en vertaling Ivo van Hove

muziek Harry de Wit

scenografie Jan Versweyveld

kostuums Dries Van Noten

dramaturgie Bart Van den Eynde

spel

Anne-Marie Stretter Chris Nietvelt

Michael Richardson Steven van Watermeulen

de jonge attaché Ramsey Nasr

de genodigde van de Stretters Jorre Vandenbussche

de vice-consul Bart Siegers

bediende Stefan Ramautar

stemmen

Joop Doderer, Dora van der Groen, Ramsey Nasr, Chris Nietvelt,

Bart Siegers, Jorre Vandenbussche, Steven van Watermeulen,

Loes Wouterson

muziek- en stemopname Manuel Cooymans (digital editing & mixing, studio:

DJC Recording, ‘s-Hertogenbosch), Michèl Koenders (DSP processing, sound

design & muziektechnologie)

muziekuitvoering live Harry de Wit

muziekuitvoering op band Floor Gerritsen (viool), Frans Grapperhaus (cello),

Herman van Haaren (viool), Wim Konink (percussie, vibrafoon, marimba,

overig slagwerk), Yvonne van de Pol (altviool), Robin Schiffer (contrabas),

Kees Wieringa (piano: Diabelli Variatie nr 14, Ludwig van Beethoven),

Harry de Wit (diverse instrumenten)

assistentie muziek Marijn de Langen (stage)

assistentie regie letje Visser

assistentie scenografie Stijn Celis (stage), Geert Peymen

geuren Christoph Ragg

assistentie kostuums Joke Sommen, Veerle Van den Wouwer

poppenbouw Jan Maillard

castingadvies Hans Kemna

productieleiding Frank Carpentier

techniek

Peter Bijl, Jean Luc van Engelen,Wilfried van der Grinten,

Bram den Haan, Luc van Heijst, Lizz Jagers, Jurgen Kuif, Koen Lindner,

Jan van Witteveen, Tom Zwitserlood

coproductie Holland Festival

©C

hris V

an d

er Burg

ht

Page 4: India Song van Marguerite Duras

Anne-Marie Stretter “Deze vrouw heeft me ertoe gebracht door te dringen tot de

dubbele betekenis van de dingen. In elk opzicht. Zij heeft me tot het schrijven

gebracht. Misschien, misschien was zij dat. In ieder geval was het een oerscène,

“Duras’ oeuvre is als een zwarte zon: in het midden bevindt zich de fascinerende

vrouw, diegene die in alle boeken alle verlangens aanzuigt. Van tekst tot tekst

stort ze je meer en meer in haar afgrond. Het is een vrouwenlichaam dat zichzelf

niet kent, maar dat iets weet in het donker. Dat het donker kent. Dat de dood

kent. Daar is zij, de levend geworden dood, de zwarte zon, waarop alle stralen,

die mannelijk zijn, zich storten. Waarop alle mannelijke stralen schitteren.”

Hélène Cixous, uit: Michel Foucault en Hélène Cixous, ‘A propos de Marguerite

Duras’, in Cahiers Renauld-Barrault (1975)

zoals Freud daarover spreekt. Mijn oerscène, de dag dat ik de dood van die jonge

man vernam.” (■) Bedelares “Anne-Marie Stretter en de bedelares hebben het­

zelfde parcours. De verdwijning van Anne-Marie Stretter en het overleven van de

Page 5: India Song van Marguerite Duras

Een wereld van verlangen

Heeft Marguerite Duras zichzelf een slechte dienst bewezen? In in­

terviews en beschouwingen heeft ze rond haar oeuvre een hermeti­

sche mythologie gebouwd. Met als doel elke visualisering als banaal

te doen ervaren en het woord in ere te herstellen. Duras gelooft in de

bijbelse gedachte ‘in den beginne was het woord’. Ze wil dat de toe­

schouwer naar literatuur kijkt. Marguerite Duras heeft haar theater-

oeuvre hiermee wellicht een slechte dienst bewezen.

Een tekst van Duras analyseren is een hels karwei. Analyseren vereist

een rationele benadering, het verplicht tot benoemen. Analyseren is

tot een inzicht komen, vanuit het verklaren van onderdelen. Het werk

van Duras verdraagt deze werkwijze slecht. Zij plaatst de dingen

naast elkaar, zoals in de natuur een eik naast een kerselaar staat.

Duras denkt niet in categorieën van oorzaak en gevolg. Haar perso­

nages voldoen niet aan de klassieke wetten van het psychologische

toneel. Duras’ teksten zijn puur subjectief. Een voorbeeld: Anne-Ma­

rie Stretter is gebaseerd op een vrouw die echt geleefd heeft, Elisa­

beth Striedter. Maar Duras kent haar slechts via een verhaal en ze

heeft haar wel eens voorbij zien wandelen. Dit verhaal (een jonge

man zou om haar zelfmoord gepleegd hebben) wordt een kernmo-

ment (de ‘Urszene’ in de terminologie van Freud). Elisabeth Striedter

wordt ‘een model’, genaamd Anne-Marie Stretter.

Een voorstelling maken van 'India Song’ vergt de aanvaarding van

een specifieke moeilijkheidsgraad. Duras’ ‘modellen’ doorlopen geen

psychologisch parcours. De tekst beschrijft een realistische setting,

maar tegelijkertijd is er bijvoorbeeld de regie-aanwijzing: ‘de plafond-

ventilator draait met de snelheid van een nachtmerrie’. De daadwer­

kelijke uitvoering van een realistische setting brengt ons niet bij de

bedelares: ze zijn versmolten. Hoewel ze heel verschillend zijn - de ene heeft de

ornamenten van de ambassade, de andere die van een bedelares - zijn ze

identiek. De bedelares voelt niet de behoefte zich te doden, ze heeft genoeg aan

zichzelf. Voor haar is het voldoende te lopen, te slapen, te zwemmen in de Ganges

om vis te vangen, het lied van Savannakhet te zingen te dansen. Ze is bevrijd, een

levende dode. Anne-Marie Stretter kan niets anders doen dan zich aan de dood

Page 6: India Song van Marguerite Duras

Marguerite Duras over 'India Song’de kleur van woorden

Kan u ons zeggen waar ‘India Song’ vandaan komt?

Marguerite Duras: “Uit mijn verste verleden, uit mijn prilste jeugd.

Dat was in Vinhlong en Cochinchine, waar mijn moeder lerares

was aan een inheemse school. Op een dag werd de bestuursamb­

tenaar naar een andere post overgeplaatst. Er kwam een nieuwe

bestuurder uit Laos met zijn vrouw en twee dochters. De eerste

keer dat die vrouw in een van mijn boeken opduikt ben ik al veer­

tig; dat is in 1946 in ‘Le Ravissement de Lol V. S te in’. Het hoofd­

personage van dat boek is echter niet Anne-Marie Stretter maar

Lola Valérie Stein. Ik weet niet waar Lola Valérie Stein vandaan

komt. Maar ik weet dat Anne-Marie Stretter, Elisabeth Striedter is.

In 1965, in ‘de Vice-consul’, wordt ze Anne-Marie Stretter. En in

1975 behoudt ze diezelfde naam in de film ‘India Song’.

Ik heb ze nooit van dichtbij gezien. Ik zag ze altijd door het hek van

het park of op de feesten die in de salons van de bestuurder

werden gegeven. Of in haar wagen, wanneer ze ‘s avonds uitging.

Toen ik ‘India Song’ schreef en verfilmde, heb ik de levensgeschie­

denissen - de plaatsen en dus de levens - veranderd. Ik verplaat­

ste Vinhlong naar Calcutta. Ik heb het beeld uitvergroot. Maar ik

heb niets veranderd. In ‘India Song’ betreedt men de ruimte van

drie boeken samen, ‘Le ravissement de Lol V. S te in’, ‘Le Vice-

consul’ en ‘L’Amour’. Van drie films samen, ‘La femme du Gange’,

'India Song’ en ‘Son nom de Venise dans Calcutta désert’. Niets

lokte me zozeer aan als dat, praten over die mensen. Geen liefde

ter wereld kon die bepaalde liefde vervangen, de liefde van de

vice-consul, van Lola Valérie Stein en van die vrouw die ik nooit

van dichtbij had gezien.

teruggedrongen maar niet verslagen. Daar in het paar, weet men niets meer,

daar weet men niets meer van de liefde, men brengt de tijd door, de tijd van het

leven. Men gaat aan het leven voorbij. Het oppervlakkig geleefde leven kwetst

Het is toch vreemd dat ik alles rond een zo vage, zo verre herinne­

ring heb opgebouwd, en het verhaal steen voor steen heb opge­

trokken. De zelfmoord van Anne-Marie Stretter is verzonnen. Haar

dood is verzonnen. Vooraleer ze naar Vinhlong kwam, had een

jongeman in de post in Laos waar ze vandaan kwam, omwille van

haar zelfmoord gepleegd. Zoals iedereen hoorde ik dat verhaal

van zodra ze in Vinhlong was toegekomen. Dat was bepalend. Ik

zag die vrouw in de eerste plaats als boodschapper van de dood.

Ik weet niet meer of ik het daarover heb in ‘Le Vice-consul’. Ik heb

ooit beweerd dat ik ze zelfmoord liet plegen om er mij van te

ontdoen. Dat was niet waar, want daarna maakte ik nog ‘Son nom

de Venise dans Calcutta désert’.

Je zou kunnen zeggen dat deze vrouw, Anne-Marie Stretter, voor

mij zeer lang een moederrol heeft gespeeld, een ouderlijke rol die

even belangrijk was als die van mijn moeder. Dat is iets wat me

diep getroffen heeft. Alsof mijn eigen oerbeeld langs de dood pas­

seerde. Anne-Marie Stretter was zowel boodschapper van de dood

als moeder van kinderen, moeder van kleine meisjes van mijn leef­

tijd, meisjes van acht, acht en een half.

Daar komt het dus vandaan. Het was een post van blanken. We

waren met zestig blanken. We hadden alles in handen, inclusief de

knevelarij, het kolonialisme in zijn meest karikaturale, zijn meest

verwerpelijke vorm.”

Ik herinner me de persconferentie die u gaf in Cannes, net na de

vertoning van de film. De meeste toeschouwers w ier mening ik

had gehoord, en ook ik, waren voora l onder de ind ruk van het

niet. Het maakt de eenzaamheid dragelijk. Anne-Marie Stretter heeft een min­

naar, Michael Richardson, maar tussen hen bestaat er geen reden meer om een

paar, het einde van de eenzaamheid, te zijn. De wanhoop heeft hier vrij spel.

Page 7: India Song van Marguerite Duras

personage van de vice-consul en het trof ons dat u het aldoor maar

over Anne-Marie Stretter had, in uiterst lyrische en pathetische be­

woordingen. Op een manier dat men zich niet kon indenken dat het

om een personage ging: u stelde haar voor als een levende persoon,

iemand die nog leefde en voor u een essentiële rol speelde. En ik had

de indruk dat u tegelijkertijd de vice-consul een beetje in de schaduw

liet staan, dat u hem ook verraadde...

Marguerite Duras: “Het zijn dezelfde mensen. Anne-Marie Stretter en

de vice-consul, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. Maar zij gaat een

stap verder, iets wat de vice-consul niet kan. Zij accepteert het onleef­

bare. De vice-consul is van nature uit argeloos. Als een kind. Als een

heel jonge minnaar. Hij wordt geconfronteerd met het onmogelijke

van het leven maar kent het niet. Hij kent die dimensie van het leven

niet. De vice-consul sterft omdat hij deze mist. Hij sterf niet aan Cal­

cutta. Hij wordt niet geveld door de dagelijkse confrontatie met de

absolute ellende, met de lepra. Voor mij is hij een soort van Fabrice

van die hele donkere periode uit de geschiedenis, die van de onder­

drukking van honderden miljoenen mensen door de blanken.”

Is het ongepast om u te vragen of u zoals Flaubert zou zeggen

“De vice-consul, dat ben ik ”, of “Lol V. Stein, dat ben ik?”

Marguerite Duras: “Ik, ik ben alles. Ik ben Calcutta, ik ben de

bedelares, alles, de Mekong, die bestuurspost. Heel Calcutta. De

hele blanke wijk. De hele kolonie. Die hele vuilnisbak van alle kolo­

nies, dat ben ik. Dat is evident. Ik ben in dat milieu geboren. Ik ben

in dat milieu opgegroeid en ik schrijf.”

En ook Anne-Marie S tre tte r?

Marguerite Duras: “Nee. Anne-Marie Stretter komt uit het noor­

den. Ze komt uit het noorden, ze komt daar en ziet de lepra. En

sterft eraan... De geur van de bloemen van de lepra, waar komt

die vandaan?”

Anne-Marie Stretter is in een definitieve eenzaamheid. En wanneer ze sterft, sterft

ze alleen. Hij zal geen enkel gebaar maken om haar te weerhouden zich te do­

den.” (♦) Honger “Het was een woord dat ik nauwelijks durfde uitspreken, toen

Ik moet zeggen dat ik de lepra nooit heb geroken...

Marguerite Duras: “De blanke wijk van Calcutta stond vol olean­

ders. En oleanders ruiken niet bepaald goed, hun geur is ook niet

erg uitgesproken; ze ruiken naar bloemen en naar suiker, een

beetje een confituurgeur. En in die tuin, in de tuinen van de stad,

in alle tuinen die ik heb gekend, in Pnom-Penh, in Saigon, sliepen

er lepralijders onder de struiken. Zo zijn de oleandertuinen uitein­

delijk tuinen van de lepra geworden.

Ik zei dat haar hart door de lepra was aangetast. Hij niet: hij sterft

aan haar, dus aan datgene waaraan zij is gestorven, maar dat

weet hij niet. Er is hier sprake van een verschuiving - een ver­

schil.”

Interview van Dominique Noguez met Marguerite Duras, uit: Noguez (ed),

‘Marguerite Duras. Oeuvres Cinématographiques’, Editions vidéographique

critique, ministère des relations publiques, Bureau d’animation culturel, Parijs

1984 (vertaling Hilde Pauwels)

ik een kind was: 'lepra'. Nu schrijf ik het neer. En in mijn boeken is de lepra niet

alleen de lepra, maar ook zijn hele gevolg: de honger, de hongersnood, het kolo­

nialisme. Het is een volledig decor geworden. De lepra is het spotlicht geworden

Page 8: India Song van Marguerite Duras

opmerkingen bij stemmen 1 en 2

Stemmen 1 en 2 zijn vrouwenstemmen. Ze zijn jong. Deze stemmen zijn met

elkaar verbonden door een liefdesgeschiedenis. Een enkele keer praten ze over

die liefde, hun liefde. Meestal praten ze over de andere liefde, de andere

geschiedenis. Maar die andere geschiedenis brengt ons terug bij hun

geschiedenis. En omgekeerd.

In tegenstelling met de mannenstemmen die opduiken aan het eind van het

verhaal, zijn stemmen 1 en 2 besmet met waanzin. Hun zachtheid is fataal. Hun

herinnering aan de liefdesgeschiedenis is onlogisch, wanordelijk. Ze zijn meestal

buiten zichzelf. Hun geestesverwarring is tegelijk kalm en brandend. Stem 1

brandt zich aan de geschiedenis van Anne-Marie Stretter. Stem 2 brandt zich aan

haar passie voor stem 1. Ze moeten altijd met de grootste duidelijkheid te horen

zijn, maar op verschillende geluidsniveaus naargelang het gezegde. Wanneer ze

afdrijven naar hun eigen geschiedenis, zullen ze het meest aanwezig zijn. Wat wil

zeggen dat ze het bijna altijd zijn, want de liefdesgeschiedenis van 'India Song',

in een constant verglijden, spiegelt zich aan hun geschiedenis. Maar toch zal er

een verschil blijven bestaan: wanneer ze zullen praten over de geschiedenis die

we voor onze ogen zien gebeuren, ontdekken zij die samen met ons, dus met

dezelfde angst en, wie weet, met dezelfde emotie; maar wanneer ze praten over

hun geschiedenis - altijd in de hitte van het begeren - zouden we het verschil

moeten voelen dat er bestaat tussen hun wederzijdse passie. En vooral zouden

we in de ontzetting moeten delen van stem 2 voor de courante bedwelming van

stem 1 bij de uit de dood opgewekte geschiedenis.

Stem 1 is blootgesteld aan het gevaar om zich te 'verliezen’ in de geschiedenis

van India Song, een legendarisch verleden: een MODEL. En zo aan het gevaar

om haar eigen leven TE VERLATEN.

Nooit schreeuwen de stemmen. Hun zachtheid is constant.

Marguerite Duras, uit: 'India Song’

van het koloniale decor waarin ik mijn jeugd heb doorgebracht.’’ (o) Jonge atta­

ché “Tijdens de receptie moet alleen het noodzakelijke zichtbaar zijn: zij blijft

over, Anne-Marie Stretter, hij, de vice-consul van Lahore, de andere minnaar,

opmerkingen bij stemmen 3 en 4

Stemmen 3 en 4 zijn mannenstemmen. Niets bindt hen tenzij de fascinatie die de

geschiedenis van de minnaars van de Ganges op hen uitoefent. Vooral dan, nog

een keer, die van Anne-Marie Stretter.

Stem 3 weet haast niets meer van de chronologie der feiten van de

geschiedenis. Zij ondervraagt stem 4 die haar inlicht. Stem 4 is van alle

stemmen de geschiedenis het minst vergeten. Ze kent ze bijna volledig. Maar

stem 3, die bijna alles vergeten is, HERKENT alles naargelang stem 4 haar

inlicht.

Stem 4 LEERT haar NIETS KENNEN, wat ze niet heeft geweten, toen zij de

geschiedenis van de minnaars van de Ganges kende.

Het verschil tussen stemmen 3 en 4, tussen het vergeten enerzijds en de

herinnering anderzijds, kent dezelfde oorzaak: de hogergenoemde fascinatie die

de geschiedenis op de twee stemmen uitoefent. Stem 3 heeft deze fascinatie

verworpen. Stem 4 heeft ze toegelaten.

Latent bij de ene, manifest bij de andere, was de geschiedenis van de minnaars

van de Ganges al aanwezig IN de twee stemmen. In een staat van overleven of

van ontwaken.

Het verschil, tussen het tolereerbare en het ontolereerbare, zou moeten terug te

vinden zijn in de sensibiliteit van stemmen 3 en 4. Het is niet zonder bezorgdheid

dat stem 4 stem 3 informeert, ook niet zonder aarzelingen vaak. Stem 3 is

immers blootgesteld aan het gevaar - niet van waanzin, zoals stem 1 - maar van

lijden.

Marguerite Duras, uit: ‘India Song’

Michael Richardson, en deze twee jonge mensen: de jonge attaché en de jonge

genodigde. Zij zijn getuigen: wij. Zoals wij hebben deze twee geen enkele band

met haar, niet in heden, niet in het verleden. Zoals wij hebben ze geen voorkennis

Page 9: India Song van Marguerite Duras

en ontdekken de geschiedenis. Of beter, ze bekijken ze, volgen ze met hun ogen.”

(•) Naam “S. Thala is een naam die ik heb uitgevonden. Er bestaat geen stad S.

Thala. Pas veel later heb ik ontdekt dat S. Thala staat voor ‘thalassa’, het Griekse

Die andere ruimte

Marguerite Duras: “Waarom heb ik die stemmen toegevoegd? Wel, er

was een bestaand verhaal - dat is toch mysterieus - een bestaand

verhaal, het verhaal van de vice-consul, dat in een boek stond, met een

bepaald aantal personages, die een naam hadden, die je kon zien, die

dingen deden. En nu herneem ik dat verhaal en laat het vertellen door

stemmen die zelf een eigen verhaal hebben, die, zo je wil, aanvankelijk

volledig los staan van het verhaal van de vice-consul, van Anne-Marie

Stretter, en die er zich langzaam maar zeker meester van maken tot ze

er helemaal in opgaan, ik zeg wel degelijk helemaal. Waarom die bijko­

mende laag? En waarom geeft die bijkomende laag zoveel kracht aan

dat verhaal, waarvan je toch zou gedacht hebben dat het op zichzelf

volstond?”

Xavier Gauthier: “Ik weet niet waarom, maar het is waar dat dit

een enorme kracht geeft... Ik weet niet, ik denk: misschien... wan­

neer je de dingen voor ogen hebt, bijvoorbeeld op een scène, dan

zijn de mensen aanwezig en hun stem klinkt uit hun mond, je ziet

dat, wellicht kan je dat nog op een of andere manier beheersen,

bijvoorbeeld door de blik. Als het van buitenaf komt, als dat wat

gebeurt, dat wat ontbrandt, aan de buitenkant is, waar het niet is

te zien, dan overvalt je dat op een manier... nog onverbiddelijker,

nog onvermijdelijker.”

Marguerite Duras: “ Ja, je wilt zeggen, als een koppel op het podium

zou vrijen..., dat zou minder intens zijn...”

Xavier Gauthier: “Dat kan je beheersen, terwijl je ernaar kijkt.”

woord voor zee (♦) ‘‘Ik ben altijd aan de oever van de zee in mijn boeken. Als kind

al was de zee in mijn leven. Mijn moeder kocht een stuk land aan de zee, dat door

de zee volledig is teruggewonnen. De zee maakt me zeer angstig, het is hetgene

Page 10: India Song van Marguerite Duras

Marguerite Duras: “...dan wanneer iemand zegt, iemand die je niet

ziet: “Ze zijn daar aan het vrijen, daarnaast.'”’

Xavier Gauthier: “Ja. Dan kan je er geen greep op krijgen. Zie je, dat

overvalt ons helemaal van buitenaf, zoals datgene wat jij zegt je enigs­

zins van buitenaf overvalt. Wel, misschien niet van buitenaf, maar het

komt onafwendbaar op je toe.” (...) En nu, wanneer je het leest, is

dat... is dat zo, het gebeurt..., zie je, het gebeurt niet voor je ogen.”

Marguerite Duras: “Het gebeurt niet voor je ogen, dat is inderdaad de

juiste omschrijving.”

Xavier Gauthier: “En wat kan je daar tegen doen? Daarom word je er

helemaal in meegesleept. Je kan er niets tegen doen.”

Marguerite Duras: “Ja, maar door het feit dat het niet voor je ogen

gebeurt, is het ook mogelijk dat het niet bestaat. Wanneer ze zeg­

gen: “Ginder liggen de pakketboten van de Stille Zuidzee, en daar­

naast een jachthaven en daarachter, de palmbomen, de palmbos­

sen...” En niets...”

Xavier Gauthier: “Wel, dat bestaat nog veel meer dan wanneer je het

zou zien, veel krachtiger.”

Marguerite Duras : “Waar bestaat dat? In het theater of bij het lezen?”

Xavier Gauthier: “Bij het lezen. Dat bestaat veel scherper dan wan­

neer het zou beschreven zijn als iets dat je voor ogen hebt. Daar ben

ik van overtuigd.”

Marguerite Duras: “Maar hoe heb ik die truc dan gevonden? Ik vraag

me af of het niet de film is.”

dat me het meest angst geeft... Mijn nachtmerries, mijn angstdromen hebben al­

tijd een verband met een watervloed, met overstromingen. Naar de zee kijken, is

naar het alles kijken.” (■) Muziek “Muziek overrompelt me, ik kan er niet naar

XG: “Wel, reeds in ‘La Femme du Gange’..."

MD: “Daarin heb ik hem gevonden, daarin heb ik hem gevonden.”

XG: “Ja, maar dat is nog sterker in ‘India Song’, vind je niet?”

MD: “Ja. In de normale gang van zaken in het theater, laten we het

theater als discipline nemen, heb je de zaal, je hebt de scène, waarop

de dingen gebeuren. Tussen de zaal en de scène is een permanente,

directe communicatie.”

XG : “Ja.”

MD: “Wel, je hebt de zaal, je hebt de scène en je hebt nog een andere

ruimte. Het is in die andere ruimte dat de dingen... beleefd worden en

de scène is slechts een echokamer. Op de scène wordt bijvoorbeeld

een receptie getoond, ze is ver..., het zijn brokstukken van de recep­

tie, kleine fragmenten, mensen die op een bepaalde manier binnen­

komen en verdwijnen... Wel, hoe komt het dan dat de frustratie - dat

is het wel degelijk -, de frustratie van een zo volledige theaterscène -

want er zijn resten van beweging, er zijn flarden dans, er is geen

enkele directe conversatie - dat deze frustratie zo sterke fascinatie

opwekt? Ik kan het maar niet begrijpen.”

XG: “Ik weet het niet goed.”

MD: “Er is daar zeker een verband met iets dat ons ontgaat, momenteel.”

XG: “Ja, misschien, zolang er, zoals jij zegt, aan de ene kant de scène

en aan de andere kant de toeschouwers zijn, kunnen de toeschou­

wers denken dat zij het in elk geval niet zijn, want het gebeurt voor

hun ogen, op de scène.”

luisteren. Toen ik jong was, jong en nog onwetend en naïef, toen kon ik ernaar

luisteren. Nuis het heel moeilijk voor me om muziek te horen en niet helemaal

overstuur te zijn. Op een bepaald moment zal ik er niet meer bang van zijn. Nu

Page 11: India Song van Marguerite Duras

MD: “Ja, dat is heel juist”.

XG: “Als het niet van op de scène komt, waar kan het dan vandaan

komen? Het kan van henzelf komen.”

MD: “Het is in hen.”

XG: “In hen.”

MD: “Maar wat is dan hun eigen donkere kamer? Is dat de scène

waar geen woord wordt gezegd, ofwel die onzichtbare ruimte waar

alles gebeurt? De scène die bekeken wordt, waarop niets gebeurt,

ofwel die andere ruimte waarover men spreekt waar alles gebeurt?

De donkere kamer, zo noem ik de kamer van het lezen.”

XG: “Het is die andere ruimte...”

MD: “Het is die andere ruimte. De scène is slechts een antichambre,

het onmiddellijke bewustzijn.”

XG: “Ja, ja, dat denk ik ook. Maar ik moet zeggen, het afgrijzen... de

ontzetting waarmee dit me heeft vervuld, en waaraan ik niet kan

ontsnappen. Dus misschien is dat juist niet iets... ook al sta je niet

tegenover de scène, je staat bij het lezen evenmin oog in oog, want

het gebeurt in de marge.”

MD: “Zo is het inderdaad: “oog in oog bij het lezen”.”

XG: “Daarom houd ik ook van die eigenheid, die moeilijkheid van het

lezen, want enerzijds moet je lezen en anderzijds kan je niet lezen...,

je staat niet oog in oog, zelfs niet om het te lezen.”

maakt muziek me bang, zoals de toekomst me bang maakt. Ik denk dat iemand

als Bach geen inzicht had in zijn eigen muziek. Men kan alleen zo’n scherpte

bezitten, als die zonder gevolgen blijft. Anders sterf je. Bach zou gestorven zijn als

MD: “Zelfs typografisch bedoel je.”

XG: “Ja, ja, of er nu links geschreven staat wat er gebeurt - of wat er

niet gebeurt, trouwens...”

MD: “Denk je niet dat er iets van aan is, dat wanneer je iets ziet en hoort,

als je daarvan de volle lading krijgt van op een scène, je er oog in oog mee

staat, zoals jij zegt, dat dit een daad van geweld, van onderdrukking is?”

XG: “Voor de toeschouwer?”

MD: “Ja.”

XG: “Ja, het is te zeggen, hij moet dat passief ondergaan.”

MD: “Dat we nu misschien op een punt gekomen zijn van een verlan­

gen naar vrijheid, dat... dat in ons naar boven komt, dat men het niet

meer, zelfs dat niet meer verdragen kan.”

XG: “Ik weet het niet.”

MD: “Heb je wat dit betreft geen opluchting gevoeld bij het lezen van

‘India Song’, dat het vanuit een vrijer veld komt, verder afgelegen,

en dat het je niet hindert, vanaf het moment dat je begint te lezen?

Heb je dat niet gehad?

XG: “Wat ik ervaren heb, dat is die passiviteit die meestal van de lezer

wordt gevraagd, dat wil zeggen, men zegt hem: “Zo is het”. En hier,

uiteindelijk, het kan idioot klinken, maar uiteindelijk, was ik het..., was

ik het die dat deed, op het moment dat ik het las, begrijp je.”

MD: “Ja, dat is het, dat is het, jij bent het die handelt... ja...”

hij had geweten wat hij deed.” (■) “De muziek van de woorden is essentieel, is het

belangrijkste. Want waar muziek is, is diepgang. Misschien is het een diepgang

die je niet herkent, niet kan uitleggen. Spreek niet over ‘muziek’ om een stijl te

Page 12: India Song van Marguerite Duras

nëren die alleen maar oppervlakkige impact heeft. Spreek dan over de ‘c

van de tekst, of zo. Muziek is diepgang. Muziek is volledig ontembaar en

ilijft wild omdat ze niet te verklaren valt met woorden.’’ (®) Receptie

XG: “Maar dat wil niet zeggen dat.... ik iets had kunnen veranderen,

begrijp je, dat is het precies, maar, tegelijkertijd was ik het die het

schreef, die het..., ik was het die dat alles zei.”

MD: “Wanneer ik zeg: “Ze gaat voorbij, ze keert terug naar de Franse

residentie, langs de stranden en de mannen keren terug langs het

palmbos”, dan is dat jouw palmbos, dat zijn jouw stranden. Nietwaar?”

XG: “Jazeker.”

MD: “Maar in het theater toont men noch de palmen, noch het palm­

bos, noch het strand, begrijp je, maar Racine bijvoorbeeld beschreef

dingen. Eender wie beschrijft hoe de stranden zijn: het licht, het...,

wel, terwijl één woord volstaat.”

XG: “Ja. Eén woord, de manier waarop het gezegd wordt, de manier

om het te plaatsen, in relatie tot een ander. Dat is iets heel, heel

minutieus, ook de manier waarop de woorden geplaatst worden. Men

kan ze niet anders plaatsen."

MD: “Maar er is zeker... een zekere afgematheid in..., in het werk dat ik

net heb voltooid, het drukt een moeheid uit van iets, van de theaterregie.”

XG: “De traditionele?”

MD: “Ja. Men zou de muren van de scène moeten openbreken.”

XG: “Ja.... Er is iets dat volledig is geëxplodeerd. Er is een verhouding van

acteur en auteur tot de toeschouwer die volledig veranderd is, volledig.”

Gesprek tussen Marguerite Duras en Xavier Gauthier in ‘Les Parleuses’, Parijs,

Editions de Minuit, 1974

achtervolging van Anne-Marie Stretter is wat we van de receptie moeten over­

houden: het is de jacht op haar door de dood, door de vice-consul. Die moet

uitlopen op de finale toenadering tussen beiden op het einde van de nacht. Dus

Page 13: India Song van Marguerite Duras

door de massa en het gedrang van de receptie zou deze achtervolging nooit uit

het oog mogen worden verloren. Ze moet, met de grootst mogelijke helderheid,

ingeschreven worden in de uiterlijke chaos van de receptie, ze mag nooit

Over het horen en spreken van geuren

Geur is geen eenvoudig biologisch of psychologisch fenomeen. Geur

is cultureel, dus een sociaal en historisch gegeven. Geuren worden

geladen met culturele waarden en door de samenleving gebruikt als

middel en model om de wereld te definiëren en tegemoet te treden.

Geurervaringen zijn zo intiem en emotioneel, dat leden van een sa­

menleving de geuren op een zeer persoonlijke manier en vergezeld

van hun eigen waardecode opslaan in hun innerlijk. De studie naar de

culturele geschiedenis van de geur is daarom in zeer reële zin een

onderzoek naar de essentie van de menselijke cultuur.

Ondanks het belang van geuren voor ons emotionele en zintuiglijke

leven, is de reukzin waarschijnlijk het meest onderschatte zintuig in

het moderne Westen. De reden die hiervoor vaak wordt gegeven is

dat de menselijke reukzin schril en zwak afsteekt tegenover het grote

belang van geuren in het dierenrijk. Het is natuurlijk waar dat de mens

nergens staat in vergelijking met de verfijnde reukzin van sommige

dieren, maar toch kunnen we er uitstekend mee uit de weg. Onze

neus kan duizenden geuren herkennen en geursporen traceren die

slechts in oneindig kleine hoeveelheden aanwezig zijn.

Een geur is echter een buitengewoon vluchtig verschijnsel. Er zijn

geen benamingen voor geuren, zoals bijvoorbeeld voor kleuren, ten­

minste niet in Europese talen. Als we een geur willen beschrijven,

moeten we onze toevlucht nemen tot metaforen en genoegen nemen

met “Het ruikt als...”. Evenmin kunnen we geuren opslaan. Er bestaat

geen doeltreffende manier om geuren te vangen of voor een bepaal­

de tijd te bewaren. In het rijk der geuren moeten we ons tevreden

stellen met beschrijvingen en herinneringen.

verdrinken in secundaire gebeurtenissen.”(•) Tranen “Geen enkel gesprek zal

op de scène plaatsvinden, zal gezien worden. Het zijn nooit de acteurs op de

scène die spreken. Een enkele uitzondering op deze regel: de tranen van de vice-

Page 14: India Song van Marguerite Duras

Het lage aanzien van geur in het hedendaagse Westen is direct ver­

bonden met de herwaardering van de zintuigen die in de achttiende

en negentiende eeuw plaatsvond. Filosofen en wetenschappers uit

die tijd besloten dat het zien het voornaamste zintuig van rede en

beschaving was, de reuk daarentegen van gekte en barbaarsheid. In

de loop van de menselijke evolutie, zo betoogden Darwin, Freud en

anderen, was de reuk achtergelaten en had het zien prioriteit gekre­

gen. Mensen die het belang van geur benadrukten, werden dan ook

aanzien als onderontwikkelde wilden, gedegenereerd proletariaat of

ontspoorde zielen: viezeriken, idioten en waanzinnigen.

Deze krachtige onderdrukking van de geur door Europa’s intellectue­

le elite heeft een langdurig effect gehad op de status van het reukver­

mogen. In de moderne tijd is ruiken het ‘zwijgen’ opgelegd. Zelfs als

het een zeldzame keer ‘op tafel’ komt - bijvoorbeeld in sommige he­

dendaagse romans - dan wordt het gepresenteerd in termen van de

stereotype associatie met morele en mentale laagheid.

De populaire bestseller van Patrick Süskind ‘Het parfum’ is daarvan

een levendig bewijs. De scherp ruikende hoofdpersoon Jean-Baptiste

Grenouille is naast ‘idioot’ en ‘ontaard’ ook een telg uit de ‘gedegene­

reerde’ lagere klasse. Grenouille bevredigt zijn abnormale hartstocht

voor geur door meisjes te vermoorden en hun zoete geuren op te

snuiven. Op het einde van het boek, als hij zichzelf heeft bedekt met

de onweerstaanbare geur die hij de dode meisjes heeft afgenomen,

wordt hij aan stukken gescheurd en verorberd door een uitzinnige

massa. ‘Het parfum’ viel niet alleen in de smaak vanwege het onge­

wone onderwerp en het meeslepende verhaal, maar ook (en mis­

schien belangrijker) omdat onze meest gekoesterde vooroordelen

over de reukzin worden bevestigd: de maniak die de geur van zijn

prooi opspoort, het welriekende onfortuinlijke meisje, de gevaarlijke

wreedheid die verscholen ligt in de reukzin.

Vanwaar die culturele onderdrukking en minachting voor de geur?

Over het algemeen onderdrukt een cultuur niet alleen systematisch

consul van Frankrijk, zij zullen gezien en gehoord worden.”(A) Vice-consul van

Lahore “De vice-consul, hij is alleen. Men ziet niets van Lahore, tenzij hem. Hij

moet Lahore verduidelijken, waarvan men niets heeft gezien: het balkon dat uit­

bepaalde elementen omdat ze minderwaardig worden geacht, maar

ook omdat ze als een bedreiging voor de sociale orde worden gezien.

Maar op welke manier zou een verhoogd geurbewustzijn gevaarlijk

kunnen zijn voor de gevestigde sociale orde in het Westen?

Ten eerste werden geuren in het premoderne westen beschouwd als

intrinsieke ‘essenties’, die een innerlijke waarheid onthulden. Via de

geur stond men in contact met het innerlijke in plaats van met de

oppervlakte, zoals het geval is met beelden. Daarnaast kunnen geu­

ren niet makkelijk worden bedwongen, ze ontsnappen en overschrij­

den grenzen, ze vermengen verschillende entiteiten tot één geurge-

heel. Dit model van de reukzin is in tegenstelling met onze moderne,

rechtlijnige wereldvisie, waarin de nadruk ligt op privacy, gescheiden

gedeelten en oppervlakkige interactie.

kleur, ge lu id en geu r

Osmologie - geurleer - is geïntegreerd in de sociale en kosmische

orde van de samenleving die haar gebruikt. Tegelijkertijd zijn osmolo-

gieën verbonden met andere schema’s van zintuiglijke symbolen: geur-

betekenissen worden geassocieerd met kleurbetekenissen en geluid-

betekenissen, enzovoorts. In de cultuur van het Dogonvolk in Mali zijn

geur en geluid bijvoorbeeld in de grond gelijkend, omdat ze zich alle­

bei verplaatsen door de lucht. Zo kunnen de Dogon het hebben over

het ‘horen’ van een geur. Bovendien heeft spraak voor hen een geur.

Goede klanken zijn welriekend en ruiken naar olie en voedselberei­

ding, een geur die hoog gewaardeerd wordt door de Dogon. Neus­

klanken daarentegen worden geassocieerd met heksen en ruiken

naar ontbinding. Ze klinken alsof ze stilstaan, gevangen tussen neus

en keel. Aangezien spraak- en reukfuncties onderling afhankelijk zijn

voor de Dogon, krijgt een meisje van tien of twaalf dat nog steeds

fouten in grammatica of leestekens maakt, ter correctie een doorbo­

ring van de neus. Op dezelfde manier zorgt een zoet riekende adem

voor een verbetering van de kwaliteit en de inhoud van iemands woor-

kijkt op de tuinen van Shalimar, op de bedelaars.” “Anne-Marie Stretter en de

vice-consul van Lahore zijn gelijkaardig, niet identiek. Er is een equivalentie tus­

sen het lijden van Anne-Marie Stretter en de woede van de vice-consul van

Page 15: India Song van Marguerite Duras

den. In de cultuur van de Dogon is de betekenis van geur dus intrin­

siek verbonden met de betekenis van geluid.

een ja sm ijn en lach: de es the tie k van geuren

Een Zuid-lndiase legende verhaalt van een koning wiens lach spon­

taan de geur van jasmijn verspreidde tot kilometers ver in de omtrek.

Dit poëtische beeld vertelt iets over het opwekkende genot van geu­

ren, de pure verrukking die samenhangt met aangename geuren.

Een geur kan inderdaad een doordringende esthetische ervaring zijn

die een intiem gekoesterd ideaal van schoonheid en gratie uitdrukt.

Maar de waardering van geuren varieert sterk van cultuur tot cultuur.

De veetelende Dassanetsj uit Ethiopië vinden bijvoorbeeld niets lek­

kerder dan de geur van vee, die voor hen een notie van vruchtbaar­

heid en sociale status uitdraagt. De mannen van de Dassanetsj tooien

zichzelf met beenderen en dierenhuiden, wassen hun handen in de

urine van de beesten en smeren zelfs hun lichamen in met koeien­

stront. De vrouwen van de Dassanetsj wrijven hun hoofd, schouders

en borsten in met boter om hun vruchtbaarheid te laten zien en hun

aantrekkingskracht op de mannen te verhogen met hun geur.

geuren en vo lke ren

Voor blanke Westerlingen, die zo graag de geur van anderen afkeu­

ren, is het vaak een verrassing dat hun eigen geur niet altijd zo appe­

tijtelijk is voor andere volkeren. De schrijver W.H. Hudson vertelt de

volgende anekdote over zo’n geurantipathie. Het verhaal gaat over

een Britse legerdokter in Bombay. Die had zijn Indische bediende de

opdracht gegeven om hem steeds op zondag uit de kerk te roepen

voor een (zogenaamd) dringend ziektegeval om zijn bekendheid bij

de plaatselijke Engelse bevolking te vergroten. Op een dag wou de

dokter naar een politieke bijeenkomst in een afgelegen gedeelte van

de stad en hij vroeg zijn bediende mee als gids. Het was een verstik­

kend warme avond en nadat hij een half uurtje had doorgebracht in

Frankrijk. Het lijden vloeit in haar. Er stroomt als het ware een rivier van lijden

door haar heen, waaraan ze zich overgeeft. In tegenstelling tot haar wordt hij een

motor van de dood. Hij is vol explosieven. Zijn lijden moet er uit, moet ontploffen,

de zaal die volgepakt zat met Indiërs, vluchtte de dokter naar buiten.

Na een paar diepe ademteugen riep hij opgelucht uit: “Wat ben ik blij

dat ik buiten sta! Nog tien minuten en ik was flauwgevallen. Wat een

stank!”

Waarop zijn bediende prompt antwoordde: “Ah, Sahib, dan begrijpt u

nu wat ik elke zondag moet doorstaan, als ik helemaal naar het mid­

den van de kerk moet lopen om u weg te roepen!”

Fragmenten uit Contance Classen, David Howes, Anthony Synnott,

‘Aroma. The cultural history of smell’, Routledge London and New York, 1994

(vertaling Charlotte Zwemmer)

hij wil het publiekelijk, luidruchtig. Terwijl Anne-Marie Stretter lichamelijk opgaat

in India. Zij wordt er deel van.” (o) Violet “Herinner je het gezicht van Delphine

(Seyrig, actrice die Anne-Marie Stretter speelt in de film ‘India Song’), haar heldere

Page 16: India Song van Marguerite Duras

;>< V

ogen, ze bekijkt een kleur, zegt de naam van een kleur: violet. Het is de kleur van

de delta... Zie je, voor mij is dat, film. Je toont een gezicht, zachtroze en mooi, met

heldere ogen, zo helder dat ze bijna wit zijn, van parelmoer lijken gemaakt, en je

De verborgen kreten van Ivo van Hove

Hoeveel regisseurs nemen een toneelstuk twee keer op hun re­

pertoire? Dat komt niet vaak voor. Zoveel stukken vragen om ge­

speeld te worden dat het maar zelden tot een remake komt. Bij Ivo

van Hove ligt het anders: die brengt zelfs twee producties tegelij­

kertijd voor de tweede keer op de planken. In New York oogst Van

Hove op het ogenblik lof én kritiek met 'A Streetcar Named Desi­

re’, een klassieker van Tennessee Williams, die hij vijf jaar geleden

al bij Het Zuidelijk Toneel regisseerde. En in Nederland en België

is zijn ‘India Song’ van Marguerite Duras nu op tournee. Voor de

regisseur is het een reprise, na een zijns inziens minder geslaagde

opvoering in het beginstadium van zijn loopbaan. Wanneer je je

jaren na de eerste keer andermaal in dezelfde materie verdiept,

ontkom je niet aan enige retrospectie. Sla je nog dezelfde toon

aan, of klink je gaandeweg 'sadder en wiser’? Een aardige aanlei­

ding voor een gesprek met de veertigjarige Antwerpenaar, die

onderhand wel als dé theatermaker van de Lage Landen mag

gelden, nu hij Het Zuidelijk Toneel tot een toonaangevend gezel­

schap heeft gemaakt, de leiding van het Holland Festival heeft

verworven en door Toneelgroep Amsterdam is aangezocht als

opvolger van Gerardjan Rijnders.

Of er een lijn loopt van Kwaadmechelen (waar zijn wieg stond) naar

‘India Song', was de vraag.

Ivo van Hove: “Een lijn? In zekere zin wel. Vanaf mijn elfde heb ik

zes jaar op een internaat gezeten, het klein-seminarie van Hoog­

straten, dat toen grotendeels door priesters werd geleid. Daar was

een klein theatertje waar enerzijds rondtrekkende troepen kwamen

zegt dat ze naar de kleur violet kijkt. Op dat moment overspoelt het woord ‘violet’

alles. Het wordt de kleur van het beeld. De kleur van het beeld is de kleur van het

woord.” (o) vrouwen en mannen “Wij vrouwen zijn allen onderricht in het lijden.

Page 17: India Song van Marguerite Duras

spelen, het Reizend Volkstheater bijvoorbeeld met Sartre, en waar

anderzijds scholieren onder leiding van een leraar jaarlijks een

voorstelling gaven. Aan dat theatergroepje heb ik deelgenomen.

Het internaat was een wereld in de wereld, ommuurd en omwald.

Je mocht alleen op de woensdagnamiddag naar buiten, maar dan

waren ook de toneelrepetities. Het zegt misschien wat dat ik koos

voor de theatergroep. Binnen die wereld in wereld vond ik nóg

eens een wereldje, namelijk dat van de theatergroep in dat kleine

schouwburgje, een nest, gecreëerd door gelijkgezinden, en daar

voelde ik me bijzonder goed. We werden door de andere leerlin­

gen met een beetje nijd en haat bekeken, want je moest wel iets

kunnen om uiteindelijk te mogen schitteren op de scène. Daar

komt het eigenlijk vandaan, daar heb ik eigenlijk mijn passie voor

toneel ontdekt.”

Het theatertje van het klein-seminarie bood je een nest, maar sprak

ook het toneel als zodanig je aan?

Ivo van Hove: ‘‘Op het toneel kon je allerlei fantasieën beleven en

dingen doe die, als je ze in werkelijkheid zou doen, mensen heel raar

of vervelend zouden vinden. Ik zocht manieren om me te uiten, en die

zoektocht kon ik daar maken. Ook in rebelsheid zocht ik een uitlaat. Ik

heb daar bijvoorbeeld een ondergronds krantje opgericht, ‘Engelen­

brood’, een mooie titel trouwens, vooral omdat er natuurlijk absoluut

onkatholieke zaken in stonden.

Op het einde van de middelbare school wist ik dat ik iets in het

theater wilde doen, alleen voelde ik me daar nog helemaal niet

klaar voor. Mede op aandrang van mijn ouders ben ik toen rechten

gaan studeren. Intussen ging ik wel heel vaak naar theatervoor­

stellingen, zag ik veel ballet en massa’s films. Tussen mijn zeven­

tiende en vijfentwintigste heb ik echt alles gezien, Visconti, Fass­

binder, Bertolucci, Pasolini, en die hebben veel indruk op me ge­

maakt en heel veel invloeden nagelaten. Nu nóg merk ik: als ik een

Wij alle vrouwen, en niet: wij alle vrouwen en mannen. Het lijden van mannen

heeft tot nu toe, door de geschiedenis, altijd een uitweg gevonden. Het heeft zich

omgevormd tot woede, tot naar buiten gerichte daden, zoals oorlog en misdaad.

voorbeeld wil geven tijdens een repetitie, grijp ik graag terug naar

een pregnant beeld uit zo’n film van toen. ‘Last Tango in Paris’ heb

ik vier keer achter elkaar gezien. Een gigantische ontdekking. Die

film begreep ik emotioneel. Fantastisch vond ik dat Marlon Brando

en Maria Schneider een heel concreet leven leidden in de werke­

lijkheid en daarnaast een bijna abstract leven hadden in dat kale,

anonieme appartement. Als ik daar nu bij stilsta, besef ik dat die

tegenstelling weer met theater te maken heeft: met mijn verlangen

naar een wereld binnen een wereld.”

De rechtenstudie maakte je niet af.

Ivo van Hove: ‘‘Nee, maar ook aan die studie heb ik veel gehad.

Rechten is een heel brede opleiding: je krijgt ook psychologie, filoso­

fie, een uitgebreid gamma. Daarnaast moesten we veel van buiten

leren. Zo heb ik geleerd heel veel informatie in mijn hoofd te steken en

die te gebruiken op het moment dat ik ze nodig heb, en dat komt me

nu ontzettend goed van pas. Ik ben afgehaakt in het derde jaar, toe ik

merkte dat recht me niet mijn hele leven zou boeien. (...) Ik was een

tijdje zoekende, en uiteindelijk heb ik een beetje slappe oplossingen

gekozen: het Rits in Brussel, het Rijksinstituut voor toneel- en cultuur­

spreiding. (...) Na een poos wist ik dat ik het toneel in wilde. Filmwas

me te technisch. Voor mijn eerste twee stukken schreef ik zelf de

teksten. Ik was pas in New York geweest, voor het eerst, zeventien

dagen, zonder geld; ik wist niet wat ik meemaakte. Het overweldigen­

de van die stad, de agressie van toen ook, een man die voor mijn

ogen werd neergeschoten, David Bowie die The Elephant Man’ speel­

de, een stad waar op elke hoek van de straat iets aan de gang was.

Dat moest ik allemaal kwijt. Ik herinner me dat Alex van Rooyen kwam

kijken. Hij was een leraar van me, een persoonlijkheid, een beest van

een acteur. Zijn lessen waren als lijf-om-lijf-gevechten. (...) Hij kwam

naar mijn eerste productie, die nogal vernieuwend was binnen het

Vlaamse theater, een rode draad waar losse fragmenten aan hingen,

Het wegsturen van vrouwen in moslimlanden, het begraven van overspelige vrou­

wen met hun minnaars in China - levende vrouw, levende man -, de verminkin­

gen van vrouwen. Wij, wij vrouwen hebben nooit een andere uitweg gehad dan

Page 18: India Song van Marguerite Duras

en zei: “Ivo, je verspreidt geuren en kreten.” Ja, het waren kreten,

losse fragmenten, woede en verdriet tegenover elkaar. De decors

waren toen al sculpturaal. En mijn hang naar het grote gebaar zat er

ook al in, want in de tweede productie was dé gebeurtenis een live

auto-ongeval: vlak voor het publiek reed een fantastische oude auto

perfect georganiseerd een acteur omver. Nadien ben ik met teksten

van anderen gaan werken. We noemden ons Akt, we hadden niets,

geld was er niet, iedereen deed vrijwillig mee. (...) Toen kwam er het

aanzoek van een heel klein theatertje uit Gent, Theater Vertikaal, om

dat te komen leiden. Dat wilde ik wel, op voorwaarde van een fusie

met Akt. Toen heb ik voor het eerst met een wat vastere groep ac­

teurs gewerkt. We deden onder meer improvisatieprojecten. In die

tijd heb ik ook ‘India Song’ voor de eerste keer gedaan; niet goed, de

slechts bezochte voorstelling uit mijn loopbaan. (...) Na drie jaar fu­

seerde Akt/Vertikaal met een andere kleine groep, het Gezelschap

van de Witte Kraai, tot De Tijd, waarvan ik samen met Lucas Vander-

vorst de leiding kreeg. Bij De Tijd heb ik voornamelijk hedendaagse

interpretaties van klassieke stukken gedaan en de eerste stappen

naar de grote zaal gezet. Weer drie jaar later, in 1990, ben ik bij Het

Zuidelijk Toneel terechtgekomen. Tja, dat is het, twintig jaar toneel in

ras tempo.”

Zijn de losse kreten inmiddels een verhaal geworden?

Ivo van Hove: “Geen verhaal, eerder een visie. Die kreten zitten er

ook nog altijd in, maar ze zijn verborgen. Uiteindelijk zie ik het toneel

als een gemaskerde autobiografie. Voor mij moet toneel heel per­

soonlijk zijn, het moet een persoonlijke visie op de wereld en de men­

sen uitstralen.”

Wat zeggen je laatste regies dan over jou?

Ivo van Hove:“Neem nu ‘Streetcar’. Ik heb heel erg afgezien toen

ik die voorstelling in Amerika ging maken. Ik was vergeten hoeveel

het stilzwijgen. Zelfs vrouwen die door hun beroep zogenaamd vrijgevochten

zijn. Men kan de ervaring met lijden van een vrouw niet vergelijken met die

van de man. De man verdraagt het lijden niet: hij smeedt het om, hij moet zich

verschrikkelijke agressie erin zat, ik heb het weer moeten boven­

halen, en dat lukte, en ik heb mijn acteurs op hetzelfde punt ge­

bracht. Maar ik heb echt afgezien. De voorstelling van vijf jaar

geleden zat vol grote uitbarstingen en botsende krachten. Ik ben

intussen veertig geworden. Ik heb het nodige meegemaakt in het

leven. Ik heb leren leven met het feit dat je altijd relatief gelukkig

en relatief ongelukkig bent en dat hét geluk en hét ongeluk niet

bestaan. Die relativiteit is meer en meer in mijn werk zichtbaar

geworden, denk ik. Over de grote krachten van weleer is wat zure

regen gevallen. Nu ik ‘Streetcar’ opnieuw heb gedaan, heb ik som­

mige voor mij belangrijke details veranderd. Zo is er een scène

waarin Blanche en Mitch onder ogen proberen te zien dat ze niet

de grote passie hebben voor elkaar, maar dat ze toch met elkaar

verder willen. De laatste zin luidt: “I need somebody and you need

somebody. Can it not be you and me?” Vijf jaar geleden liet ik

Mitch links op het toneel staan en Blanche rechts, twee eenzame

mensen verzonken in hun eigen verdriet. Nu heb ik het einde zo

geënsceneerd, dat ze elkaar omarmen, met mooie saxofoonmu-

ziek op de achtergrond.”

Wat zeg je nu? Een happy end?

Ivo van Hove: “Geen happy end, maar het inzicht dat het leven is

zoals het is. Daar gaat ook ‘Romeo en Ju lia’ over, mijn vorige

voorstelling. Een passie die opbrandt in zichzelf, zoals elke passie.

Mijn volgende productie wordt ‘De dame met de camelia’s' van

Alexandre Dumas jr. Voor mij is dat een sentimenteel verhaal.

Sentimentalisten denken altijd dat alles voor eeuwig is. ‘India Song’

en ‘Streetcar’ zijn romantisch, want ze gaan over mensen die be­

seffen dat op het moment van het hoogste genot het moment van

de dood al aanwezig is. Maar de eenentwintigste eeuw wil ik in­

gaan met sentimentaliteit. Met de hoop dat alles voor eeuwig door­

gaat.”

ervan ontdoen. Hij verwijdert het uit zich in voorvaderlijke, geijkte uitingen.

Die uitingen vormen het erkende houvast van de man: de oorlog, het ge­

schreeuw, de ontwikkeling van een discours, de wreedheid." “Een man is, als

Page 19: India Song van Marguerite Duras

Gezien jouw voorstellingen moet dat een hoop tegen beter weten in zijn.

Ivo van Hove: “Pas op, het is een groot misverstand dat mijn stuk­

ken pessimistisch zouden zijn. Dat zijn ze absoluut niet. Kijk, de

meeste verhalen op toneel lopen slecht af. Maar ik wijs mijn ac­

teurs altijd op een positieve onderstroom. Ik geloof dat wij mensen

maar een soort toeval zijn in een natuur die zichzelf voortdurend

vernieuwt. Als er morgen een gigantische modderlaag over Eind­

hoven komt en wij allemaal dood zijn, dan komt er over een tijd

weer een boompje uit die modder groeien en ontstaat er weer

nieuw leven. Ik vind het heel treurig dat ik door moet gaan, maar

de mens is slechts een anekdote in het doorgaand verhaal van de

natuur. Ik geloof dat vernietiging leidt tot iets nieuws, en dat is in

de grond een optimistische houding. Dat is een zienswijze, geen

boodschap. De kunsten vormen een geweldige plek om onze ang­

sten en verlangens uit te zweten. We zitten vol met instincten en

die moeten we kunnen uitleven, anders worden we zieke of ge­

vaarlijke mensen. Je kunt beter op het toneel iemand vermoorden

dan in de werkelijkheid. Kunst verandert geen maatschappelijke

processen, maar kan wel helpen radicalisme te voorkomen, want

dat speelt in op instincten. Ik woon in een stad waar dat erg actu­

eel is. Vreemdelingenhaat zit in elk mens. Elk mens is een vreem­

de voor de ander. In elke liefde zit de haat. We hunkeren naar

eenwording, maar dat is een hunkering naar de ander opeten en

helemaal van jezelf maken. Ik ben geen filosoof en geen politicus.

Ik moet mijn angsten uitzweten, mijn verwachtingen, mijn hoop. Ik

moet ook mijn tederheid ontwikkelen. ‘De onbeminden’ van Fran­

çois Mauriac zie ik als een van mijn kernstukken. Daarin zeggen

mensen de verschrikkelijkste dingen tegen elkaar, maar ze strelen

elkaar voortdurend, want ze hebben heel erg behoefte aan elkaar.

Ik vind dat heel herkenbaar. Het leven is wat het is. Als je 's mor­

gens opstaat, volgt er een aaneenrijging van dingen die net niet

zijn wat je zou willen. Allemaal kleine ontgoochelingen. Dat heb ik

hij de dingen niet kan benoemen, volledig verloren. Dan neemt het ongeluk

bezit van hem, is hij het spoor bijster. Mannen zijn woordziek, vrouwen niet.

Alle vrouwen die ik ontmoet, zwijgen eerst. Daarna kan er van alles gebeuren,

leren inzien, en daarmee heb ik leren leven. En intussen ben ik

een echte man in de zin van Marguerite Duras, want ik ga straks

naar Toneelgroep Amsterdam; ik ga weer cultuur maken tegen­

over de natuur.”

Interview van Matt Dings met Ivo van Hove, HP/DE Tijd, 8 oktober 1999

maar eerst zwijgen ze, lang. Als een man in een park loopt met de rust en de

kalmte die vrouwen daar kunnen hebben, zou men het niet geloven. Men zou

zeggen: hij denkt ernstig na, want hij heeft ernstige problemen op dit ogen-

Page 20: India Song van Marguerite Duras

blik. Men zou zeggen: hij ijsbeert in het park. Men zou niet zeggen dat hij

wandelt. Men zou zeggen: hij is gaan nadenken. Alleen vrouwen kunnen plaat­

sen bewonen, ermee versmelten, er volledig in opgaan zonder zich te verve­

Seks en geweld, of natuur en kunst

Seksuele vrijheid, seksuele bevrijding. Een hedendaags waani­

dee. W ij zijn hiërarchische dieren. Als je de ene hiërarchie om­

verwerpt komt er een andere voor in de plaats, m isschien nog

minder verteerbaar dan de eerste. Er zijn hiërarchieën in de

natuur en diverse hiërarchieën in de maatschappij. In de natuur

heerste de wet van de brute kracht, het overleven van de sterk­

ste. De maatschappij kent bescherming voor de zwakkeren. De

maatschappij is onze broze verdediging tegen de natuur. Als de

staat en de godsdienst weinig prestige hebben, is de mens vrij,

maar hij verdraagt de vrijheid slecht en zoekt nieuwe manieren

om zich ergens van afhankelijk te maken, drugs of depressie.

Mijn theorie is dat waar seksuele vrijheid wordt gezocht of ge­

vonden, het sadomasochisme nooit ver uit de buurt is. Roman­

tiek verkeert altijd in decadentie. De natuur is een hardvochtig

heerser. Het is een kwestie van hamer en aambeeld, waartussen

de individualiteit wordt verpletterd. Volledige vrijheid zou de door

dood door aarde, lucht, water en vuur betekenen.

Seks is een veel duisterder macht dan het feminisme wil toege­

ven. De sekstherapieën van het behaviorisme gaan uit van de

gedachte dat schuldvrije seks mogelijk is. Maar seks is altijd om­

geven geweest door taboes, in alle culturen. Seks is het raak­

punt van de mens met de natuur, waar moraal en goede bedoe­

lingen het moeten afleggen tegen primitieve impulsen. Ik heb het

al eerder een snijvlak genoemd. Dat snijvlak is de kruising van

Hecate, waar alle dingen terugkeren tot de nacht. Erotiek is een

gebied waar geesten rondwaren. Het is het gebied dat zich bui­

ten de maatschappelijke perken bevindt, vervloekt en betoverd.

len.” (♦) Wit “Luister. Ik was nog jong, het was hier op het platteland. Het was

juni of juli, denk ik. Het was volle maan. Het was laat ‘s avonds na het eten. D.

was in de tuin, hij heeft me geroepen, hij heeft mij gezegd dat hij mij wou

Page 21: India Song van Marguerite Duras

Vanaf de oertijd heeft de vrouw altijd een geheimzinnig griezelig we­

zen geleken. De man vereerde haar, maar vreesde haar ook. Zij was

de duistere buik die hem had uitgespuwd en die hem weer zou ver­

slinden. De mannen sloten zich aaneen en vonden de cultuur uit als

bolwerk tegen de vrouwelijke natuur. De luchtculten waren de meest

vergaande stap in dat proces, want de verschuiving van het focale

creatieve punt van de aarde naar de lucht betekent een verschuiving

van de buik naar het hoofd. En uit die defensieve hoofdmagie ont­

sproot de spectaculaire glorie van de mannelijke beschaving, die de

vrouw heeft meegesleept naar een hoger plan. De taal en de logica

die de moderne vrouw gebruikt om de patriarchale cultuur aan te

vallen zijn uitvindingen van mannen.

De cycli van de natuur zijn de cycli van de vrouw. De biologische vrou­

welijkheid is een opeenvolging van zich telkens herhalende cirkels die

op hetzelfde punt beginnen en eindigen. De centraliteit van de vrouw

geeft haar een stabiele identiteit. Ze hoeft niets te worden, alleen maar

te zijn. Haar centraliteit is voor de man een groot obstakel, want zij

blokkeert zijn zoeken naar een eigen identiteit. Hij moet zich verande­

ren in een onafhankelijk mens, hij moet zich van haar bevrijden. Als hij

dat niet doet, zal hij weer in haar opgaan. De hereniging met de moe­

der is een sirenenzang die rondspookt door ons fantasieleven. Eens

was er totale gelukzaligheid, nu slechts strijd. Vage herinneringen aan

het leven voor de traumatische scheiding bij de geboorte liggen wellicht

ten grondslag aan de arcadische fantasieën over een verloren gegane

gelukzalige tijd.

De vrouw droomt niet van een transcendentale of historische mogelijk­

heid te ontkomen aan de natuurlijke cyclus, omdat zij zelf die cyclus is.

Geslachtsrijpheid betekent voor haar getrouwd zijn met de maan, het

wassen en afnemen volgens de schijngestalten.van de maan. Maan,

maand, menses: hetzelfde woord, dezelfde wereld. In de oudheid wist

tonen wat er gebeurde met het wit van witte bloemen bij volle maan en een

heldere hemel. Hij wist niet of ik het al had opgemerkt. Eigenlijk niet, nooit.

Waar de margrieten en de witte rozen groeiden was er een sneeuw, zo stra-

men dat de vrouw gebonden is aan de kalender van de natuur, een

vaste afspraak die ze niet kan afzeggen. Het Griekse patroon van vrije

wil via hybris naar tragedie is een mannelijk drama, aangezien de vrouw

zich (tot voor kort) nooit heeft laten misleiden door de luchtspiegeling

van de vrije wil. Zij weet dat er geen vrije wil bestaat omdat zij niet vrij is.

Ze heeft geen keus, ze kan slechts aanvaarden. Of ze het moeder­

schap wenst of niet, de natuur legt haar het juk op van het brute,

onbuigzame ritme van de wet van de voortplanting. De menstruele

cyclus is een klok die slechts kan worden stilgezet als de natuur dat wil.

Daemonische archetypes van de vrouw, waar de wereldmythologie vol

van is, vertegenwoordigen de onbeheersbare nabijheid van de natuur.

Hun traditie loopt bijna ononderbroken van de prehistorische godinnen

via de literatuur en de kunst naar de tegenwoordige film. Het primaire

beeld is dat van de ‘femme fatale’, de vrouw die de man noodlottig

wordt. Hoe meer de natuur in het Westen naar de achtergrond wordt

gedrongen, hoe meer de ‘femme fatale’ zich op de voorgrond dringt,

als het onderdrukte dat zich steeds weer opricht. Zij is de schim van het

slechte geweten van het Westen ten opzichte van de natuur. Ze is de

morele ambiguïteit van de natuur, een kwaadaardige maan die steeds

weer door onze nevels van hoopvol sentiment heen breekt.

Fragmenten uit Camille Paglia, ‘Het seksuele masker. Kunst, seksualiteit en

decadentie in de Westerse beschaving’, Prometheus, Amsterdam, 1992

lend, zo wit dat hij de hele tuin, de bloemen, de bomen deed verduisteren. Er

bleef alleen nog die onbegrijpbare witheid die ik nooit heb vergeten. ” (♦)

Citaten van Marguerite Duras overgenomen uit programmaboekje Het

Page 22: India Song van Marguerite Duras

Marguerite Duras(1914-1996)

Marguerite Duras werd geboren in Frans Indochina. Haar vader was wiskundele­

raar, haar moeder onderwijzeres. Duras’ vader stierf toen ze vier was.Tot haar

zeventiende werd ze samen met haar twee broers in de Franse kolonie opgevoed.

Haar herinnering aan die jeugd in de Oriënt zou vaak in haar literatuur opduiken,

met als bekendste voorbeeld het autobiografische ‘L’Amant’ (1984), waarin ze een

amour fou beschreef tussen een vijftienjarig Frans kostschoolmeisje en een tien

jaar oudere, Chinese aristocraat. Ze zou het gegeven opnieuw opnemen voor

‘L’Amant de la Chine du Nord’ (1991 ). In 1932 ging Duras politieke wetenschappen

studeren in Parijs. Zij trouwde met Robert Antelme.Tijdens de oorlog ging ze in het

verzet. In die tijd overleed haar broer Joseph aan wie ze bijzonder gehecht was.

In 1943 werd haar eerste roman gepubliceerd, 'Les Impudents’. Ze raakte betrok­

ken bij het verzet. Haar echtgenoot werd gedeporteerd naar Dachau, maar wist

het jaar daarop op miraculeuze wijze te ontsnappen, iets wat zij later indringend

zou beschrijven in ‘La Douleur’(1985). Duras keerde begin jaren vijftig de commu­

nistische partij de rug toe, maar zou altijd individueel politiek actief blijven. In de

jaren vijftig schreef Duras naast romans ook toneelstukken en filmscenario's. De

heftige liefdesroman ‘Moderato Cantabile’ over een crime passionnel oogstte veel

succes. In 1960 schreef ze het scenario voor ‘Hiroshima, mon amour’ van Alain

Resnais, exponent van de nouvelle vague cinematografie. Het betekende haar

internationale doorbraak. Met Claude Simon, Nathalie Sarraute en Alain Robbe-

Grillet vormde ze de nouveau roman beweging, die een alternatief schiep voor de

klassieke roman. De nouveau romanvorm is zeer persooolijk en taalgericht. Een

non- event krijgt door introspectie het karakter van een gebeurtenis. In de jaren

zestig schreef ze vooral romans, die ze vaak later zou bewerken voor theater of

film, of originele toneelstukken als ‘La Musica’, waarvoor ze twintig jaar later een

tweede bedrijf zou schrijven. Haar stijl werd steeds abstracter, met minimale

handeling, en weerkerende locaties als de zee, het strand, een riviermonding, een

verlaten hotel, een kamer. In wezen bespeelde ze één belangrijk thema : liefde-

dood. Elke mens verlangt naar de Grote Liefde, “de liefde van één ogenblik”, een

gewelddadige passie om aan de dagelijkse orde te ontsnappen. In haar romans,

toneelstukken en scenario’s is die liefde gedoemd om te sterven, vaak ook

letterlijk: geliefden worden verzwolgen door de oceaan. Archetypische beeld­

spraak begeleidde en versterkte haar hoofdthema: de zee, hitte, drinken. Alles

wat zij schreef is doortrokken van verlangen, herinnering of angst voor de een­

zaamheid. Het heden als een zoektocht naar menselijke communicatie, en die

idee weerspiegelde zich in het steeds groter aandeel van dialogen in haar romans.

Vanaf het eind van de jaren zestig ging ze ook zelf films maken: ‘Détruire dit-elle’

Zuidelijk Toneel. (▲) Duras Marguerite, 'India Song’, 1974. (*) Duras Mar­

guerite, ‘India Song. Le découpage’, 1977. (o) Duras Marguerite, Gauthier

Xavière, ‘Les parleuses’, 1974 (■) Duras Marguerite, Porte Michelle, ‘Les

(1969), gelijktijdig als roman gepubliceerd, ‘India Song' (1975). In 'Le Camion’

(1977) las ze zelf haar teksten in, met Gérard Depardieu als tafelgenoot en

gesprekspartner. In de laatste vijftien jaar van haar leven was ze, ondanks een

alcoholprobleem, bijzonder produktief. Na een zware operatie genas ze van lon-

genfyseem - ze was kettingrookster - en ontwende van haar alcoholverslaving. In

1984 werd de schrijfster bedacht met de Prix Goncourt voor ‘L’Amant’. Dat was

rijkelijk laat gezien haar literaire invloed, ook buiten Frankrijk. Haar radicale uitspra­

ken en koppigheid wat auteursrechten betroffen waren legendarisch.Tegenstanders

stoorden zich aan dat gedrag, en vooral aan haar stijl, die ze vervelend en

pretentieus noemden. Anderen - en dat waren er steeds meer - bewonderden haar

persoonlijkheid en noemden haar aarzelende, muzikale taal uniek. In diezelfde

jaren tachtig was er een opleving van de belangstelling voor haar toneeloeuvre

naar aanleiding van de publicatie van ‘Agatha’ (1981), ‘Savannah Bay’ (1982), ‘La

Maladie de la Mort’ (1982) en ‘La Musica Deuxième’ (1985). Ze publiceerde

autobiografische geschriften, zoals ‘La Vie Matérielle’ (1987) en interviewboeken,

waarin ze niet om een krasse uitspraak minder of meer verlegen zat. ‘La Pluie

d’Eté’ is een markante roman uit die periode. In ‘Yann Andréa Steiner’ (1992)

portretteerde ze de veertig jaar jongere filosofiestudent, die haar secretaris en

levensgezel werd. Ze sloot haar lange oeuvre af met het toepasselijke ‘C’est tout’

(1995). Marguerite Duras overleed op 3 maart 1996 in haar woning in Parijs.

(Bronnen: de biografieën ‘Duras’ van AlainVircondelet en 'Marguerite Duras’

van Christiane Blot-Labarrière)

Lieux de Marguerite Duras’, 1977 (♦) Cahiers du cinéma, ‘Les yeux verts’,

1980 (©) Tele-Moustique 1977, interview Jean-Louis Léchât (o) Noguez (ed),

'Marguerite Duras. Oeuvres cinématographiques’, 1984

Page 23: India Song van Marguerite Duras

» ,

HONISCH«CH■■■■I deSiife!

3 0 |311oktober. V " Desguinlei 25 . 2018 Antwerpen

tel 03/248.28,28 . fax 03/248.28.00

tickets on line: www.desingel.be

mÊBËBmm I v bi ■ t e ....

Braziliëstraat 15.2000 Antwerpen

tel 03/231.37.37 . fax 03/213.54.00

[email protected]

Page 24: India Song van Marguerite Duras

deSingel wordt betoelaagd door de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van de Provincie en de Stad Antwerpen.