In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke...

16
In samenwerking met EEN BESCHOUWING November 2016

Transcript of In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke...

Page 1: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

In samenwerking met

EEN BESCHOUWINGNovember 2016

Page 2: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

INLEIDING

Page 3: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

3

Op 12 december 2015 stemden bijna tweehonderd landen in met een nieuw bindend klimaatakkoord. Daarmee moet de uitstoot van broeikasgassen worden teruggedrongen en de opwarming van de aarde worden beperkt tot maximaal twee graden, met anderhalve graad als streefwaarde. Dit akkoord wordt gezien als een volgende stap in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam opgewekte en koolstof-neutrale energiemix.

Deze nieuwe afspraken komen bovenop de afspraken die de landen in bijvoorbeeld Europa al eerder hebben gemaakt. Hoewel het nieuwe akkoord ongekend vergaande maatregelen vereist om aan klimaatdoelstellingen te voldoen is dit nog steeds niet voldoende. Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties zal het huidige akkoord de temperatuurstijging begrenzen tot zo’n drie graden. Dit is aanzienlijk lager dan de eerder verwachtte zes graden stijging, maar ook aanzienlijk hoger dan de gestelde doelen van twee graden. Na dit akkoord zullen er dus wereldwijd verdere vervolgstappen moeten worden gezet in de komende jaren om alsnog aan de afgesproken internationale doelstellingen te voldoen.

Het voornaamste doel van het klimaatakkoord is het uitfaseren van de mondiale CO2-uitstoot. Deze koolstof is echter niet alleen het doel (verminderen), maar is ook het middel om sturing te geven aan de energietransitie. Om te sturen wordt nu doorgaans gekeken naar de politiek en de aanbieders/producenten van energie. Volgens de International Energy Agency (IEA) moet echter 40% van de maatregelen om de temperatuurstijging te beperken komen door een onderbelicht deel van het akkoord, namelijk energie-efficiency.

Om een goede beoordeling te maken kan koolstof een belangrijk element in de aansturing van de energietransitie zijn. Koolstof is namelijk meetbaar, er kunnen doelstellingen op worden bepaald, en daarom kan – onder voorbehoud van de juiste beprijzing van CO2-uitstoot – koolstof als sturingselement worden gebruikt. Door het sturen op basis van koolstof zal men eerder in staat zijn om een balans te vinden tussen de belangen op het gebied van klimaat, economie, en leveringszekerheid van een land, organisatie en uiteindelijk de consument.

Ook in deze beschouwing van ‘hoe kunnen we de CO2-uitstoot terugdringen’ staat de energietransitie centraal. Energietransitie gaat over de af te leggen weg van een fossiele naar een duurzame energiehuishouding. Het slimmer omgaan met fossiele bronnen en uiteindelijk het overbodig maken van deze vorm van energie is een mix van idealen, economie en technologie. De laatste twee vormen het realisme dat de idealen inkadert én versterkt. Alle drie zijn nodig.

De komende decennia is juist veel CO2-reductie te winnen door de fossiele energiebronnen anders te benutten en, uiteindelijk, uit te faseren. Adagium hier is, zoals de Romeinen zeiden: ‘Festina lente’: haast je langzaam, hetgeen wil zeggen: ‘opschieten, maar wel in een verantwoord tempo’. Dus het ideaal van een koolstof-arme energiehuishouding is de gemeenschappelijke deler van veel spelers; ook van ABN AMRO en TNO. De financiële en technologische kennis en ervaring van beide spelers kunnen het ideaal versneld realiseren.

Page 4: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

ENERGIEBEHOEFTE NEEMT VERDER TOE

Page 5: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

5

Het klimaatakkoord gaat uit van een benodigde dramatische afname van de CO2-uitstoot op mondiaal niveau. Diverse erkende instanties en grote energiebedrijven maken scenario-analyses om inschattingen te maken over de te verwachten toekomstige vraag naar energie. Deze scenario’s gaan uit van een toename van de mondiale vraag naar bijna alle soorten energie op korte termijn. De verschillen treden op na enkele jaren waarbij het aandeel hernieuwbare energie steeds groter wordt, en de conventionele, fossiele brandstoffen – te beginnen bij steenkool – zullen gaan afnemen. Veel scenario’s gaan uit van de verwachting dat de vraag naar conventionele brandstoffen in 2040 nog steeds aanzienlijk zal zijn. Volgens het Amerikaanse Energy Information Administration (EIA; mei 2016) zal hernieuwbare energie met 2,6% per jaar de snelste groeier zijn, nucleaire energie 2,3% per jaar, echter fossiele energiedragers blijven nog altijd 75% van de energiemix uitmaken in 2040. De verwachting is tevens dat steenkool, aardgas en hernieuwbare energie (inclusief waterkracht) een gelijk deel van de mondiale stroomopwekking voor hun rekening zullen gaan nemen.

Slechts een enkel scenario, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Energievisie 2035 van Natuur & Milieu, gaat uit van een transitie die sneller gaat dan dat. Dit scenario impliceert dat Nederland in 2050 energieneutraal kan zijn. Echter, CO2-uitstoot houdt niet op bij de grens. Nederland is natuurlijk een relatief kleine speler op de wereldmarkt wanneer het gaat om het totale koolstof- en energieverbruik.

Volgens het ‘twee graden opwarming’ scenario (450 ppm scenario) van het International Energy Agency (IEA) moet ongeveer 40% van de daling van koolstofuitstoot komen van energie-efficiency. Dit is een essentieel onderdeel wat vaak sterk onderbelicht blijft. Gelukkig zien we dat in delen van de wereld, met name Europa, de energie-efficiency flinke stappen maakt: zuiniger rijdende auto’s, ledverlichting en betere isolatie van woningen. Voor andere toepassingen, zoals bij de energie-intensieve industrie ligt dit echter een stuk lastiger en zal het naar verwachting veel langer duren voordat daar op mondiaal niveau vooruitgang is. In Nederland kwam de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) als belangenbehartiger voor de zakelijke elektriciteit-, gas- en waterafnemers in Nederland recent met het rapport ‘Samen op weg naar minder’. In dit rapport wordt aangegeven dat de energie-intensieve industrie graag wil bijdragen aan de Nederlandse doelstelling van het verlagen van de CO2-uitstoot met 80-95% in 2050. Dit is een mooi initiatief dat hopelijk brede internationale navolging krijgt.

-300

0

300

EU USA Japan LatijnsAmerika

MiddenOosten

ZuidoostAzië

Afrika China India

600

900

1200

Mtoe

20

24

2010 2015 2020 2025 20352030 2040

28

32

36

Gt

Baseline

450 scenario

17,9 Gt

Energy ef�ciency

Fuel & technology switching in end-uses

Renewables

Nuclear

CCSOther

Verwachte verandering in energiebehoefte per regio. Bron: IEA WEO 2015, 450 ppm scenario.

IEA 450 ppm scenario dat richting geeft aan de benodigde verlaging van CO2-uitstoot ten behoeve van de klimaatdoelstellingen. Bron: IEA WEO 2015.

Page 6: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

GEMIXTE INVULLING AANBOD ENERGIE DOOR HERNIEUWBAAR EN CONVENTIONEEL

Page 7: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

Het percentage hernieuwbare energie stijgt snel maar blijft vooralsnog laag, zeker op mondiaal niveau. In Nederland is momenteel slechts 5,8% van de totale energievoorziening duurzaam, en daarmee lopen we achter ten opzichte van de meeste andere Europese landen. Volgens het IEA was het mondiale percentage in 2014 echter slechts 1,4%. Schattingen over de toekomstige ontwikkeling zijn vaak conservatief, zeker als de kosten blijven dalen en het rendement blijft toenemen. Om aan de aanhoudend stijgende vraag van energie te kunnen voldoen moet er flink in de hele energiesector worden geïnvesteerd. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen investeringen in hernieuwbare energie (vooral zon en wind), en investeringen in de conventionele energie (vooral olie en gas, inclusief CO2-afvang en opslag (CCS)).

Mondiale investeringen in hernieuwbare energie namen de afgelopen jaren flink toe tot 329 miljard US dollar in 2015. Volgens Bloomberg New Energy Finance (BNEF) was 2015 het eerste jaar waarin er meer in hernieuwbare energie werd geïnvesteerd dan in de olie- en gassector (321 miljard US dollar). Nu lijkt de suggestie gewekt dat dit een directe link heeft met elkaar. Dit is slechts voor een klein deel het geval. Er is natuurlijk veel ruimte om te investeren in hernieuwbare energie, simpelweg omdat er ruimte is voor groei. Tegelijkertijd werden investeringen in de olie- en gassector aanzienlijk vertraagd als gevolg van de lage olie- en gasprijzen. Dit was een gevolg van overaanbod, en niet een daling van de mondiale vraag naar dit type energie.

Het aandeel hernieuwbare energie voor elektriciteitsopwekking in Nederland is naar verwachting 40-50% in 2030. Technologische ontwikkelingen spelen een belangrijke rol, met name de mogelijkheden om duurzame energie langdurig en goedkoop op te slaan zou een grote versnelling kunnen betekenen voor elektrificatie van de energiemix. Bij warmte en transport zal het verduurzamen langzamer gaan omdat er nog geen afdoende alternatieven zijn die zowel betrouwbaar, betaalbaar als duurzaam zijn. Daarom zal warmte – vooral in de industrie – en transport voorlopig nog grotendeels afhankelijk blijven van het aanbod van conventionele energie. Het gebruik van deze conventionele brandstoffen moet uiteraard wel passen binnen het beschikbare CO2-budget. Het IPCC heeft berekend dat tot het jaar 2100 nog maximaal 3000 gigaton CO2 kan worden uitgestoten in het ‘twee graden opwarming’ scenario.Er is mondiaal reeds 1970 gigaton CO2 uitgestoten. Na aftrek van niet-energie gerelateerde uitstoot (landgebruik, cement etc) blijft er een CO2-budget van gemiddeld 565 gigaton over naar 2050 toe (IEA, 2015). De huidige (economische) reserves steenkool, olie en gas zijn een veelvoud van dit budget: geschat wordt dat een kleine 70% hiervan ongebruikt zal moeten blijven als grootschalige CCS niet van de grond komt.

Mondiale reserves die niet verbrand mogen worden om een temperatuurstijging van >2 graden te voorkomen. Bron: McGlade & Ekins, in Nature, 2015.

Steenkool Gas Olie

82% 49% 33%

7

Page 8: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

GEVOLGEN VAN KLIMAATAKKOORD PARIJS

Page 9: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

Uitgangspunt van het nieuwe klimaatakkoord is niet alleen dat de betrokken landen zich lokaal zullen inzetten voor verduurzaming en het daarmee tegengaan van temperatuurstijgingen. Ook zullen landen die zich hoger op de welvaartscurve bevinden een financiële bijdrage leveren ten behoeve van de armere landen. Deze financiële middelen worden ingezet zodat ook deze landen zich optimaal kunnen richten op het behalen van de gestelde doelstellingen, zonder dat de door hen gewenste verbetering van de welvaart in het geding komt. Daarnaast zal iedere vijf jaar opnieuw bekeken gaan worden of de doelstellingen aangescherpt kunnen en moeten worden. Het aantrekkelijke van dit akkoord is dat de individuele landen zelf hebben aangegeven wat haalbaar is en wat niet. Dit betekent dat de plannen zoals die er nu liggen draagvlak vinden in deze landen, en lijken daarmee meer succesvol te kunnen worden dan de eerdere, van bovenaf opgelegde, klimaatakkoorden. Een uitdaging blijft echter om de energietransitie betaalbaar te houden, met behoud van het huidige niveau van welvaart.

De nieuwe klimaatdoelstellingen vereisen snelle en vergaande maatregelen. Het streven naar een maximale mondiale temperatuurstijging van anderhalve graad, en zelfs de harde grens van twee graden vereisen volgens de IPCC meer actie dan de ambitieuze doelstellingen zoals deze in Parijs zijn afgesproken. Hoewel de technologische ontwikkeling enorme stappen maakt waardoor het rendement op bijvoorbeeld zonne- en windenergie enorm is toegenomen en de prijs is gedaald, blijft overheidssteun vooralsnog hard nodig. Om echt grote stappen te zetten is schaalvergroting niet de enige vereiste. Innovatie en technologische ontwikkelingen moeten zorgen voor nog lagere kosten, een hoger rendement en een bredere toepassing van hernieuwbare energiebronnen.

HET BENODIGDE OVERAANBOD VAN ENERGIEDe zogenaamde ‘merit order’ is een rangorde van de productiecapaciteit op basis van de variabele kosten van een eenheid energie. Energiebronnen met een lage kostprijs staan vooraan in deze rangorde. Zij draaien op volle kracht zolang zij beschikbaar zijn en worden aangevuld met andere – duurdere – energiebronnen totdat volledig aan de dan geldende vraag naar energie kan worden voldaan. Tegenwoordig zijn de elektriciteitsnetten van steeds meer Europese landen gekoppeld door middel van de interconnectiecapaciteit. Dit gebeurt binnen de zogenaamde Central Western European (CWE)-regio bestaande uit België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland. Door de CWE-marktkoppeling dienen nationale netbeheerders rekening te houden met het (over-)aanbod van elektriciteit in de aangesloten landen waarbij overtollig laaggeprijsde elektriciteit uit het ene land voorrang krijgt in het elektriciteitsnet van de omringende landen. Daarnaast zijn er interconnectiekoppelingen met bijvoorbeeld Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk om– indien nodig – stroom te importeren uit- of exporteren naar, deze landen (bron Tennet: www.tennet.eu/de/en/grid-projects/international-projects/market-coupling/cwe-market-coupling.html).

Door overaanbod staat de prijs van elektriciteit sterk onder druk. Dit komt mede doordat overaanbod momenteel bij bijna alle typen van conventionele energie speelt: olie, gas, kolen. Onder andere de opkomst van schaliegas en –olie, het grotere aanbod van Liquified Natural Gas (LNG) en de verscheping van kolen vanuit de VS richting Europa zorgen voor grote veranderingen in de energiemarkt. Aangezien het overgrote deel van de energiemix in Nederland, en Europa, bestaat uit conventionele energiebronnen staat ook de prijs van elektriciteit dus flink onder druk. Daar komt nog eens bij dat het aanbod van elektriciteit verder toeneemt als gevolg van een groter aandeel hernieuwbare energie, wat zorgt voor nog meer extra neerwaartse prijsdruk.

Hernieuwbare energie krijgt voorrang in de energiemix, en wordt als gevolg van de prijsstelling vooral aangevuld door een steeds groter aandeel kolen, mede doordat de prijs van CO2-emissierechten bijzonder laag is. Doordat de prijsvorming van de grondstof en de CO2-uitstoot momenteel niet goed aan elkaar gekoppeld zijn wordt gas uit de rangorde gedrukt, ten gunste van de meer CO2-uitstotende kolen. Gas is schoner, maar duurder. Als gevolg hiervan zien we de CO2-uistoot niet dalen en in sommige landen (zoals Duitsland) zelfs toenemen, ondanks het grotere aandeel hernieuwbare energie.

Toch kan er alleen een energietransitie plaatsvinden als er sprake is van overaanbod. Immers, leverings-zekerheid is – naast de economische belangen – een van de belangrijkste doelstellingen van de verantwoordelijke minister. Bepaalde energiebronnen – zoals kolencentrales – uitschakelen kan alleen als er voldoende alternatieven aanwezig zijn, en dat zorgt weer voor prijsdruk.

9

Page 10: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

STUREN OP BASIS VAN KOOLSTOF ...

Page 11: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

Om de klimaatdoelstellingen, en de daarmee verbonden CO2-uitstoot, te kunnen sturen heeft de Europese Commissie (EC) in 2005 het Emissions Trading Scheme (ETS) in het leven geroepen. De uitstoot van CO2-emissies in Europa zijn daarmee begrensd. Het idee is dat vervuilers moeten betalen voor het uitstoten van broeikasgassen, en met het ETS worden gestimuleerd om te investeren in CO2-beperking. Een juiste beprijzing van CO2-uitstoot blijkt cruciaal te zijn voor een juiste implementatie van hernieuwbare energie in de mix, en daarmee het uitfaseren van conventionele brandstoffen.

Op dit moment zijn de prijzen van de emissierechten veel te laag, en daarnaast te volatiel om bedrijven te stimuleren om grootschalig te investeren in beperking van de CO2-uitstoot. De lage prijs is een gevolg van een aantal factoren. De belangrijkste reden is een direct gevolg van de economische crisis. Immers, lagere economische groei leidt tot minder vraag naar energie. Daarmee is de uitstoot van broeikasgassen ook lager dan verwacht en daardoor blijven er veel van de (veelal gratis) uitgegeven en/of geveilde emissierechten op de plank liggen.

Een andere reden is beleidsonzekerheid als gevolg van andere – niet perse klimaat-gestuurde – belangen. Deze belangen hebben een achtergrond op basis van energieleveringszekerheid, vinden geen maatschappelijk draagvlak, of zijn economisch gedreven. Zo zijn er de afgelopen jaren toch kolencentrales gebouwd en in gebruik genomen. De afgesproken afvang en opslag van CO2 (carbon capture and storage – CCS) is daarentegen op flink verzet gestuit en de aanleg hiervan heeft vooralsnog geen akkoord gekregen. Daarnaast is het aandeel hernieuwbare energie toegenomen, en daarmee is de vraag naar conventionele energie afgenomen.

De derde belangrijke reden is dat het ETS niet op zich staat, maar interacteert met andere maatregelen die energie-efficiency verbeteren en/of bijdragen aan meer hernieuwbare energie. Door bijvoorbeeld een stijging van het aantal zonnepanelen in een regio, zal de energieleverancier minder energierechten hoeven te kopen. Deze andere vorm van afname van vraag drukt de prijs. Zoals gezegd zullen bedrijven/energieverbruikers hun investeringen in CO2-reducerende maatregelen daardoor uitstellen of afstellen.

... KAN ALLEEN MET EEN JUISTE BEPRIJZINGNaar oplossingen voor het overschot aan EU emissierechten, en als gevolg daarvan de lage prijs, wordt naarstig gezocht. Een tijdelijke oplossing (tot 2020) is het terughalen van rechten; het zogenaamde ‘back-loading’-plan. Voor de langere termijn (periode 2021-2030) heeft de Europese Commissie besloten om een ‘reserve mechanisme’ te introduceren. Hierbij moet twaalf procent van de emissierechten achter gehouden worden en enkel beschikbaar komen als de markt daarom vraagt.

Prijsontwikkeling van CO2-emissierechten (ETS). Bron: Thomson Reuters

De volatiliteit – of beweeglijkheid – van de CO2-prijs kan ook worden bestreden door het invoeren van een minimale prijs voor CO2-rechten. Er zal daarmee tegelijk een roep komen voor een maximale prijs van CO2 om ‘carbon leakage’ te voorkomen. Met dit lekken van CO2-uitstoot wordt bedoeld het verplaatsen van CO2-intensieve processen naar andere regio’s/landen. Hierdoor zou aan lokale doelstellingen kunnen worden voldaan, maar is het effect op het klimaat natuurlijk nihil. Om de klimaatdoelstellingen te halen zou gestreefd moeten worden naar een methode waarbij alle investeringen een optelsom zijn tot lagere CO2-uitstoot. Meer zonnepanelen zou dan bijvoorbeeld ook moeten leiden tot een reductie van het totale aantal emissierechten.

11

0

2

4

2010 2011 2012 2013 20152014 2016

6

8

10

12

14

16

18

CO2-emissieprijs (per ton/CO2)

Page 12: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

MOGELIJK GESTRAND VERMOGEN BIJ CONVENTIONELE BRANDSTOFFEN

Page 13: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

Bij verbranding van de huidige (economische) reserves van steenkool, olie en gas wordt het CO2-budget voor de twee graden opwarming doelstelling in 2100 ruim overschreden. In met name de financiële wereld is er angst ontstaan voor een koolstofzeepbel (‘carbon bubble’). Dit heeft betrekking op een mogelijke herwaardering van bestaande voorraden (reserves) van conventionele brandstoffen zoals kolen, olie en gas zoals gerapporteerd in de diverse jaarverslagen van bijvoorbeeld internationale ondernemingen. De theorie gaat ervan uit dat bestaande olie-, gas- en kolenreserves in de grond zullen moeten blijven om aan de gestelde klimaatdoelen te voldoen. Een koolstofzeepbel zou daarom verdere investeringen in de zoektocht naar, en productie van, fossiele brandstoffen overbodig maken. Ook zou het kunnen betekenen dat bedrijven die fossiele brandstof reserves aanhouden, of waarbij de beurskoers bepaald is op basis van verwachte toekomstige verkoop van die reserves, mogelijk te hoog zijn gewaardeerd. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat het overgrote deel van de conventionele reserves in het bezit zijn van niet beursgenoteerde nationale (of staats-)bedrijven.

Er kan sprake zijn van een koolstofzeepbel indien er geen ruimte meer is in de mondiale energiemix voor conventionele brandstoffen als gevolg van politieke besluitvorming, of het wegvallen van mondiaal maatschappelijk draagvlak. Dit lijkt in beide gevallen voor de komende jaren onwaarschijnlijk omdat er op mondiaal niveau simpelweg niet voldoende alternatieven zijn om alle conventionele energiebronnen in zo’n korte tijd te vervangen zonder in te leveren op de mate van comfort en (in opkomende landen gewenste) economische welvaart.Het is dus niet waarschijnlijk dat de politiek zou besluiten om, op mondiaal niveau, toch reeds afscheid te nemen van de conventionele brandstoffen. Dit zou immers veel verder gaande gevolgen hebben dan een koolstofzeepbel. Niet alleen de beurswaarden zouden te hoog zijn gewaardeerd, maar ook zou de werkgelegenheid in deze sector plotsklaps wegvallen. Daarnaast zou de leveringszekerheid in veel landen in het geding komen. Hoewel de afhankelijkheid van energie uit andere landen dan is weggevallen, neemt ook het risico op geopolitieke spanningen toe.

Wel kan er sprake zijn van gestrand vermogen, simpelweg doordat de vraag naar energie verandert, en er bedrijven zullen zijn die de draai naar een nieuw businessplan niet op tijd kunnen of willen maken. Gestrand vermogen is onderdeel van een ‘normaal’ ondernemingsrisico. Dit hoeft dus geen zeepbel te zijn (Zie het kader voor een verdere uitleg van het verschil tussen gestrand vermogen en een zeepbel.)

13

VERSCHIL TUSSEN STRANDED ASSETS EN EEN (CARBON) BUBBLEWat is een carbon bubble? Om een antwoord te geven, moeten we kijken naar het onderscheid tussen stranded assets (letterlijk vertaald: gestrand vermogen) en een carbon bubble, oftewel een koolstofbubbel.

Bij stranded assets gaat het over activa die tegen een hogere dan de marktprijs op de balans staan. Er moet dus op worden afgeschreven. Gestrand vermogen is van alle tijden. Iedere ondernemer heeft te maken met veranderende vraag naar zijn producten. Dat beïnvloedt de waarde van zijn machines en voorraden etc. Het is aan de ondernemer om veranderende behoeftes in te schatten en daarop in te spelen. Als hij ontwikkelingen niet tijdig ziet aankomen, kan hij met voorraden blijven zitten die niet langer gewild zijn. Dan staan ze te hoog gewaardeerd op de balans. Zoiets kan gebeuren door een hype (bijvoorbeeld een tijdelijke vraag naar T-shirts voor de Olympische Spelen of kookboeken over een specifiek dieet). Ook technologische ontwikkeling kan de veroorzaker zijn. Denk bijvoorbeeld aan de cassetterecorder, fotorolletjes en postduif. Al met al zijn stranded assets het gevolg van een foute inschatting van toekomstige behoeftes van klanten.

Bij een bubbel hebben we het niet over prijzen van voorraden, maar over prijzen van verhandelde producten, marktprijzen dus. De marktprijs van een product (of een vermogenstitel) stijgt eerst tot ongekende hoogtes om daarna weer terug te keren op aarde. Twee bekende voorbeelden zijn de internetbubbel en de bubbel op de Amerikaanse huizenmarkt. In beide voorbeelden werd de marktprijs te ver opgedreven ten opzichte van de reële waarde. Belangrijk is dat een zeepbel klapt. Opvallend is dat genoemde zeepbellen een grote negatieve invloed hadden op de financiële markten, maar ook tijdelijk bleken te zijn. Immers, de Amerikaanse huizenmarkt is bijna volledig hersteld en internetbedrijven doen het momenteel weer goed op de beurs.

Stranded assets kunnen het gevolg zijn van bubbels. Een plotselinge grote afname van de vraag naar een product kan de bestaande voorraad in één klap aanzienlijk minder waard maken. Op het moment dat dit op grote schaal, mondiaal gebeurt, spreekt men wel van een bubbel. De marktprijs van zo’n product zal kelderen. Dit gebeurt bijna altijd als gevolg van een politiek besluit, of een verschuiving van maatschappelijk draagvlak. Helemaal correct is de term ‘bubbel’ in dit geval niet: er is geen opgeblazen zeepbel geknapt, want er was geen zeepbel, maar de vraag naar een product is om andere redenen plotseling ingezakt.

Terug naar CO2. Op welke termijn zijn er op de koolstofmarkt grote prijsstijgingen te verwachten? De tijdshorizon is belangrijk. In veel discussies gaat men uit van veranderingen per direct. Of bedrijven voorraden fossiele brandstoffen op de balans hebben staan die te hoog zijn gewaardeerd, is alleen te beoordelen als je kijkt naar de toekomstige mondiale vraag naar op fossiele brandstoffen gebaseerde producten. Hierover bestaat geen consensus.

Page 14: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

WAAROM KOOLSTOF ER TOE DOET

Page 15: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

Onlangs is met bijna 200 landen afgesproken dat de uitstoot van koolstof en andere broeikasgassen aanzienlijk beperkt moet worden om de opwarming van de aarde tegen te gaan. De opwarming als gevolg van het broeikaseffect is begrensd op twee graden, met een streven naar anderhalve graden. Om de energietransitie voortvarend, maar ook soepel te laten verlopen is koolstof cruciaal als sturingsmechanisme. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:

1. Koolstof is één van de belangrijkste variabelen die door de IPCC, en daarmee de politiek, als erkend sturingsmiddel is bestempeld. De uitstoot van koolstof kan worden gemeten, en daarmee kan dus ook de afname worden gemonitord.

2. Het mechanisme om de uitstoot van koolstof te verminderen bestaat in de EU onder het Emission Trading Scheme (ETS) maar werkt niet optimaal. Door een overaanbod van emissierechten is de prijs te laag; de prikkel om het verbruik van conventionele brandstoffen, en daarmee de CO2-uitstoot, te verminderen neemt daardoor niet af. Het overaanbod blijft in stand doordat het ETS niet interacteert met (overheids-)maatregelen die energie-efficiency verbeteren en/of bijdragen aan meer hernieuwbare energie. Dit vraagt om betere afstemming. Een juiste (hogere) CO2 prijs zal de uitstoot van broeikasgassen beperken en de energietransitie bevorderen door als eerste de meest vervuilende brandstoffen (kolen) af te bouwen in de energiemix ten gunste van hernieuwbare energie.

3. Op dit moment zijn de investeringen in hernieuwbaar groter dan in conventionele energie. De toename in investeringen in hernieuwbare energie is een goede, en noodzakelijke ontwikkeling. Tegelijkertijd vormt de sterke afname in investeringen in conventionele energie een risico. Om voldoende energievoorraden te houden (leveringszekerheid), en tevens niet in te leveren op onze (moderne) manier van leven, en om aan de toenemende vraag naar energie in opkomende landen te kunnen voldoen (economie), zullen investeringen in alle typen energie op een voldoende niveau moeten blijven om een geleidelijke energietransitie te kunnen garanderen. Investeringen in conventionele brandstoffen zullen noodzakelijk blijven om aan de (stijgende) totale mondiale vraag te blijven voldoen, vooral in opkomende landen in Azië (China, India).

Leidt de energietransitie tot een beheersbare verschuiving van conventionele naar hernieuwbare energie? Bij een overgang van fossiel naar duurzaam zal een onderneming in fossiele brandstoffen moeten anticiperen op de veranderende vraag om gestrand vermogen te voorkomen. Gestrand vermogen is daarom een ondernemingsrisico. Bij een plotselinge verschuiving van fossiele naar duurzame energie, bijvoorbeeld door politiek/maatschappelijke druk, kunnen de fossiele voorraden van een bedrijf (of land) in een korte tijd minder waard worden (koolstofzeepbel; carbon bubble); deze reserves zullen in de grond moeten blijven om aan de klimaatdoelstellingen te voldoen en binnen het beschikbare CO2-budget te blijven. Toch zal de mondiale energietransitie naar verwachting aanzienlijk langer duren dan de gemiddelde horizon van een belegger en/of investeerder is. Bij zo’n transitie richting een duurzame mondiale energiemix krijgen bedrijven en haar investeerders/beleggers daarom voldoende tijd om te anticiperen op de veranderende marktomstandigheden.

15

Page 16: In samenwerking met · in het proces om de mondiale energievoorziening te veranderen van een sterke afhankelijkheid van fossiele, of conventionele, brandstoffen richting een duurzaam

JRV1

61

01

9-0

2

TNO.NL/ENERGIE

TNO VERBINDT MENSEN EN KENNIS OM INNOVATIES TE CREËREN DIE DE CONCURRENTIEKRACHT VAN BEDRIJVEN EN HET WELZIJN VAN DE SAMENLEVING DUURZAAM VERSTERKEN.

AUTEURSLucia van Geuns – TNO EnergieHans van Cleef – ABN AMRO Bank N.V.

CONTACTLucia van GeunsT 088 866 44 05E [email protected]

Hans van CleefT 020 343 46 79E [email protected]