IN HET ZOG 2 VAN DE ROESCHAARD - Kusterfgoed · niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is...

2
“Ziet gij dien grote kerel daar, met zijn grauwe jas, zijn vierkant gezicht en grijs haar? Dat is Vergote! Hij verweet en bedreigde uw vader! Hij was van de wacht toen uw vader verdween. Achteraf wist hij daarvan een aannemelijke verklaring te geven. Ik heb hem toen, bij dat onderzoek, niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is hij mij nog steeds, als visverkoper, de baas. Hij is de enige man hier in de mijn, die ik niet onder de knie heb! Pak gij hem als je kunt! Ge zult er mij plezier mee doen!” (p.74) 7 Achter een raam van het oude huis op de Vismarkt staat een man. Zijn gelaat is verwrongen rond neus en mond alsof de klauw van een zwarte engel er in gegrepen heeft. Op zijn kin ligt een litteken, dat enkele kleine spiertjes heeft lamgelegd. Hij blikt onder het afdak van de markt op de grauwe stenen tafels, op de oudbakken sneeuw en op zij, tegen een berookte gevel, op een kruisbeeld tussen afschuwelijke groteske plakkaten: een sater die vuur uit zijn longen perst en een houterige figuur met een bolhoed op, die rode drank in zijn hoofd giet. Onder het kruisbeeld flikkeren twee kaarsen in een grote lantaarn, een belachelijk nagebootste zeeluchter voor niets anders bruikbaar dan om daar te hangen” (p.13) 1 Onder de oude toren staat een bidbank van gesculpteerd hout. Links daarvan, in een holte van de toren, wordt een vagevuur afgebeeld met stenen figuren. De vlammen waarin de zielen kronkelen zijn geel geschilderd, dof geel. En in volle bewustzijn vraagt Manjerick zich af, waarom die kleur? (p.94) “Ik heb mijn eigen wetten. De wetten van de zee! Op zee heeft men dezelfde rechtspraak niet en misschien ook dezelfde God niet.” zegt hij opgewonden. (p.106) 8 “Ah, Madeleine!” zegt hij zonder dat de uitdrukking op zijn gelaat verandert. “Gij komt van de kerk. Dat moet ik niet vragen!” “En gij van Leonie.” antwoordt ze stil. “Is haar moeder gestorven?” “Ja. Nog geen uur geleden.” “Is ze schoon gestorven?” vraagt ze vriendelijk. “Nogal.” Hij wrijft met de hand over het gelaat. “Er sterven veel oude mensen de laatste tijd” zegt ze met een schier kinderlijke lichtvaardigheid. 2 “Voor wij binnen varen zult ge spreken. En rap of anders verstijft ge! Hebt gij Ghouwy ook gezien te Grimsby?” De lippen van De Luis bewegen. Een schor geluid gaat zijn antwoord vooraf. “Ja.” “Waar?” “In de Mayflower, samen met Poppe,” brabbelt hij en slaat plots geweldig aan ’t beven. “Waart ge aan dek als dat met mijn vader gebeurde?” “ Ja.” (p.123) 9 “Wij moeten hem een bekentenis afdwingen,” zegt Manjerick uiterlijk kalm en bedachtzaam. “Gij hébt bewijzen! Ge moet hem treffen eer hij zich aan iets verwacht. Wie zo sluw een zaak ineenzet dat ze twintig jaar verdoken blijft, moet hard aangepakt worden, vooraleer hij zijn sluwheid een tweede maal kan gebruiken!” “Wij kunnen hem toch niet slachten gelijk een paard?” “Hebt ge hem eenmaal te pakken, dan maakt ge hem van kant!... Kort en goed!... Hij zegt één woord. Het beslissende. Het woord dat hem verraadt en voor u klaarblijkend is. Gij grijpt hem en slaat onverbiddelijk toe... Afgelopen!” (p.33) 3 A ”Constant Ghouwy was namelijk die nacht te Grimsby! Dat heb ik (= Poppe red.) bij de waterschout vernomen. Hij voer op de O.128 met Gusten Montaghie als meester. Hij kan ons ongetwijfeld iets vertellen uit die nacht.” (p.133) B “Uw vader wist alles van ons. Ghouwy dronk en ik (= Vergote red.) was hard. Men moest mij uit de weg gaan als ik op buit uit was. Wij overlegden. Ghouwy’s boot lag in de haven, de ‘Pharaïlde’ op een kwart mijl. Ik had hem verwittigd toen ik ’s namiddags aan wal gegaan was. Hij kwam juist op tijd aan boord. Ik ging naar beneden en heb zijn werk niet gezien. (...) Laat ons gerust! We betalen alle twee met ons rot lijf!” (p.161) 10 “Waarom hebt gij dat gedaan?” “Wat?” “Met die vent trouwen?” “Waarom? Vraagt ge dat nog? Omdat ik moeder tien jaar lang zich heb zien doodslaven en ik datzelfde lot niet wilde ondergaan! Omdat ik geen sloor, geen slet of geen nietweerd wilde worden, zoals gij allen geworden zijt! Daarom! Ach! Had vader maar geleefd en had men al dat geld niet gestolen na moeders dood.” (p.37) 4 De andere twee versperren hem de weg. Doch hij ontwijkt ze met schuine, lenige sprongen, loopt de omheining rond van een opening midden in het staketsel en holt met hard getrappel een trap neer. Beneden tussen het gebint is een aanlegplaats voor reddingsboten. Karoen en Bruun willen hem na, doch Manjerick houdt hen tegen. “Laat hem lopen!” “Wilt ge hem laten ontsnappen?” gilt Bruun opgewonden. “Hij ontsnapt niet.” “Als er een boot ligt, vaart hij weg!” Manjerick keert zich naar hen toe. “Hij heeft niemand willen treffen. Hebt ge dat niet gezien? En er ligt geen boot beneden!” Zij ademen heftig in de stilt en plots na een hele tijd, horen zij een doffe plons en een hevig geplas in het water. Zij luisteren naar verdere geruchten. Doch geen menselijk geluid komt naar hen over. (p. 200) 11 A Onder het diner blijft de vrouw woordkarig. Doch telkens ze Manjerick iets aanbiedt, glimlacht ze beminnelijk. Hij neemt zich in acht. Schuin ziet hij naar zijn broer hoe deze het zoutbusje hanteert. De gaatjes zijn verstopt en heftig hamert de broer boven zijn bord, totdat het deksel van het busje ineens afspringt en een klomp zout in zijn soep terecht komt. “Verdomme!” vloekt de broer met een bijzondere klank. “Maar Victor toch! Waarom zijt ge zo nerveus?”, zegt de vrouw met pijnlijk verwijtend gelaat. Even vlammen haar ogen hysterisch. Zij werpt een halve blik in Manjericks richting, staat op en verlaat de plaats. (p.43-44) B Blondine: “Eerlijk!”, gilt ze. “Ik ben altijd eerlijk gebleven… Ik heb altijd eerlijk willen zijn, maar gij hebt allemaal samen gespannen om mij als een schurftige teef op straat te gooien!” Zij slaat met de vuist op de leuning: “En als ik mij jong verkocht heb, dan gaat dat niemand aan!” (p.49) 5 “ Mijn vader is in zee gebleven de 9de april 1908. Hij voer op Grimsby met de ‘Pharaïlde-Jeanne’, 204, eigenaar Charles Masselis. Hebt ge nog een rol van die boot. Ik zou ze eens willen inkijken.” “Waarvoor is ’t?” vraagt de bediende met de toonloze stem van een dove. “Ik wil weten wie getuige was van zijn dood.” “Hoe heet uw vader?” (p.68) “Adolf Pincket.” “ Waarom moet ge dat weten na twintig jaar?” “Omdat het mij belieft!” De bediende kijkt hem verwonderd, bijna stompzinnig aan en blijft onbeweeglijk aan tafel zitten. Plots klikt er iemand naast Manjerick met de tong en fluistert, tamelijk hoog. “Zeg dat het voor een pensioen is!” “’t Is voor een pensioen!” roept Manjerick zonder verder bedenken en alvorens de oude bediende op zijn grofheid gereageerd heeft.” Daarna komt hij bij het winket en grommelt: “De ‘Pharaïlde-Jeanne’, 204, uitgevaren de 30ste maart 1908, richting Schotland; Bemanning: Schipper Witvoet, Stuurman Poppe, tweede, Pincket, Matrozen Lambrecht, Vergote en Cloet. De laver Seys.” Met een kort potloodje schrijft Manjerick de namen op een papier. (p.69) “En Ghouwy, Constant Ghouwy?” vraagt hij, eerst zonder opkijken. “Ghouwy? Daar is geen Ghouwy bij.” (p.70) En de laatste, Cloet, een schoelie en aanstoker van eerste klas! Die vindt ge ergens achter de deur of in de gang van een kantoor. Ze heten hem, de Luis” “De Luis?” “Ja, de Luis Cloet.” (p.72) 6 IN HET ZOG VAN DE ROESCHAARD IN HET ZOG VAN DE ROESCHAARD Wandeling rond moord en wraak in het Oostendse vissersmilieu 1908-1928 Romancier van de zee GASTON DURIBREUX DE ROESCHAARD G.Duribreux (° 1903 -1986) was hotelier/schrijver in Mariakerke. In de twintigtal romans die hij op zijn naam heeft, leven wij mee met de vissers en de inwoners van Oostende en de westkust. De zee speelt een hoofdrol in zijn werk. Hij was de eerste die de visser als personage introduceerde in de Vlaamse roman en beschrijft in geuren en kleuren de visserij en het leven op zee en aan de kaai. De zee speelt in zijn werk ook een symbolische rol. De zee is loutering, de zee is zuiverheid. Gaston Duribreux werd onderscheiden met meerdere prijzen. De kwade geest die de zeelieden aan wal zit af te wachten (p. 7) 1 , de waternikker die de argeloze man te pakken krijgt wanneer hij aan de wal vertoeft en de zee verzaakt, al is het voor korte duur. Psychologisch is de Roeschaard te verklaren als de onrust en de onzekerheid die natuurlijkerwijze de zeeman bevangen als hij zijn element verlaat. De visser ziet de Roeschaard verschijnen onder allerhande gedaanten: in mistvormen, in een zwarte kat, in een oude vrouw.’ 2 Volgens andere bronnen kan de roeschaard ook op zee toeslaan. 1 Streuvels geciteerd door G.Duribreux De pagina’s van de citaten verwijzen naar de uitgaven van De Roeschaard bij uitgeverij A.Manteau (1943). Het boek verscheen nog in de oude spelling. Waar wenselijk, is dit aangepast. 2 G.Duribreux: De bloem van de zee in: West-Vlaanderen, 1955, IV, blz. 127-129 Hij die men niet noemen mag, rijst op uit de duinen, aan gene zijde van de haven. Hij draagt hetzelfde wit gewaad dat tot aan de horizon het landschap omhult. Over dokken, werf en staketsel, in een losse sliert, beweegt hij zich naar de stad toe. Bij elke dertiende seconde klieft de straal van de vuurtoren zijn sluierige gedaante; doch telkens, na een weifeling, hervormt hij zich en drijft verder. Boven de witgehuifde nokken van de huizen ontneemt de wind hem steun. Plots stuikt hij neer en wordt onzichtbaar. Het lijze schuren van de sneeuw langs het raam, het nauw hoorbaar donzen op de ruit, het vermoeden alleen van dit geluid, kwelt de halfwakende en onrustige vissers.... Enkelen draaien zich op een andere zij, doen hun ledikant kraken, nijdig en nors in hun nachtmerrie. Anderen ontwaken ineens zonder merkbare overgang, richten zich op en stappen met gesloten gelaat naar het venster. Hun rode onderbroek vlekt donker. Zij kijken buiten en peilen de nacht. Het schier onwaarneembaar tokkelen van de sneeuw op de ruit verwarren ze met de doffe klop van hun bloed. Hun nek wordt stijf, zodat ze niet meer achterom durven zien. Ze voelen zich alleen met de nacht, met het oneindig ontastbare, met Hem. Sedert drie weken varen ze niet meer uit… (p.9) Onze wandeling is gebaseerd op het boek ‘De Roeschaard. Een vissersroman’ uit 1943 van de Oostendse schrijver Gaston Duribreux. Volgende romans spelen zich ook af in het vissersmilieu: Karoen, Bruun, De laatste visschers, Het gouden zeil, Tussen duivel en diepzee, Schipper Jarvis. De boeken van G.Duribreux zijn vandaag enkel antiquarisch beschikbaar. Colofon Concept en realisatie: Stefaan Pennynck en Dirk Beirens Grafische vormgeving: Henk Deleye Druk: Vanden Broele, 2017 Foto’s: Dirk Beirens en Stefaan Pennynck, oude ansichtkaarten en chromolitho ‘Oostendse vissershaven’ door Henri Cassiers (1858 - 1944). Foto G.Duribreux: bron onbekend. Copyright wandeling en bindteksten: Stefaan Pennynck/Dirk Beirens Copyright citaten: familie Duribreux (met dank) Meer info: [email protected] [email protected] Tip voor de wandelaar: lees op de locatie eerst de verhaallijn en de informatie over de locatie, dan het citaat met hetzelfde nummer. Deze wandelkaart wordt u gratis aangeboden met de financiële steun van erfgoedcel Kusterfgoed. Verder lezen over G.Duribreux : Sintobin, Tom, Oostende in de Nederlandse literatuur, in: De grote rede, Informatieblad VLIZ, nr. 29, februari 2011, pp. 9-18; Sintobin, Tom en Rymenants, Koen:, Aan dezelfde zee, Oostende in de Nederlandse literatuur, Davidsfonds, Leuven, 2007, pp 60-66; Hardy P., Gaston Duribreux. Brugge, Desclée De Brouwer, 1963, 41 blz. (Ontmoetingen: 45). Interessante teksten over de roman De Roeschaard vind je: van Demedts A. in Het boek in Vlaanderen, 1946, blz. 22-24; Sourie, L., Het proza van de zee, in: West-Vlaanderen, mei 1952 (nr.3), blz. 87-88; Vandekerckhove F. op http://florsnieuweblog.blogspot.be/ 2015/09/de-roeschaard-van-gaston-duribreux.html De roeschaard speelt ook een rol in het verhaal De drie koningen aan de kust van Stijn Streuvels.

Transcript of IN HET ZOG 2 VAN DE ROESCHAARD - Kusterfgoed · niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is...

Page 1: IN HET ZOG 2 VAN DE ROESCHAARD - Kusterfgoed · niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is hij mij nog steeds, als visverkoper, de baas. Hij is de enige man hier in de mijn,

“Ziet gij dien grote kerel daar, met zijn grauwe jas, zijn vierkant gezicht en grijs haar? Dat is Vergote! Hij verweet en bedreigde uw vader! Hij was van de wacht toen uw vader verdween. Achteraf wist hij daarvan een aannemelijke verklaring te geven. Ik heb hem toen, bij dat onderzoek, niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is hij mij nog steeds, als visverkoper, de baas. Hij is de enige man hier in de mijn, die ik niet onder de knie heb! Pak gij hem als je kunt! Ge zult er mij plezier mee doen!” (p.74)

7

Achter een raam van het oude huis op de Vismarkt staat een man. Zijn gelaat is verwrongen rond neus en mond alsof de klauw van een zwarte engel er in gegrepen heeft. Op zijn kin ligt een litteken, dat enkele kleine spiertjes heeft lamgelegd. Hij blikt onder het afdak van de markt op de grauwe stenen tafels, op de oudbakken sneeuw en op zij, tegen een berookte gevel, op een kruisbeeld tussen afschuwelijke groteske plakkaten: een sater die vuur uit zijn longen perst en een houterige figuur met een bolhoed op, die rode drank in zijn hoofd giet. Onder het kruisbeeld flikkeren twee kaarsen in een grote lantaarn, een belachelijk nagebootste zeeluchter voor niets anders bruikbaar dan om daar te hangen” (p.13)

1

Onder de oude toren staat een bidbank van gesculpteerd hout. Links daarvan, in een holte van de toren, wordt een vagevuur afgebeeld met stenen figuren. De vlammen waarin de zielen kronkelen zijn geel geschilderd, dof geel. En in volle bewustzijn vraagt Manjerick zich af, waarom die kleur? (p.94)

“Ik heb mijn eigen wetten. De wetten van de zee! Op zee heeft men dezelfde rechtspraak niet en misschien ook dezelfde God niet.” zegt hij opgewonden. (p.106)

8

“Ah, Madeleine!” zegt hij zonder dat de uitdrukking op zijn gelaat verandert. “Gij komt van de kerk. Dat moet ik niet vragen!”“En gij van Leonie.” antwoordt ze stil. “Is haar moeder gestorven?”“Ja. Nog geen uur geleden.”“Is ze schoon gestorven?” vraagt ze vriendelijk.“Nogal.” Hij wrijft met de hand over het gelaat.“Er sterven veel oude mensen de laatste tijd” zegt ze met een schier kinderlijke lichtvaardigheid.

2

“Voor wij binnen varen zult ge spreken. En rap of anders verstijft ge! Hebt gij Ghouwy ook gezien te Grimsby?”De lippen van De Luis bewegen. Een schor geluid gaat zijn antwoord vooraf.“Ja.”“Waar?”“In de Mayflower, samen met Poppe,” brabbelt hij en slaat plots geweldig aan ’t beven.“Waart ge aan dek als dat met mijn vader gebeurde?”“ Ja.” (p.123)

9

“Wij moeten hem een bekentenis afdwingen,” zegt Manjerick uiterlijk kalm en bedachtzaam. “Gij hébt bewijzen! Ge moet hem treffen eer hij zich aan iets verwacht. Wie zo sluw een zaak ineenzet dat ze twintig jaar verdoken blijft, moet hard aangepakt worden, vooraleer hij zijn sluwheid een tweede maal kan gebruiken!”“Wij kunnen hem toch niet slachten gelijk een paard?”“Hebt ge hem eenmaal te pakken, dan maakt ge hem van kant!... Kort en goed!... Hij zegt één woord. Het beslissende. Het woord dat hem verraadt en voor u klaarblijkend is. Gij grijpt hem en slaat onverbiddelijk toe... Afgelopen!” (p.33)

3

A ”Constant Ghouwy was namelijk die nacht te Grimsby! Dat heb ik (= Poppe red.) bij de waterschout vernomen. Hij voer op de O.128 met Gusten Montaghie als meester. Hij kan ons ongetwijfeld iets vertellen uit die nacht.” (p.133)

B “Uw vader wist alles van ons. Ghouwy dronk en ik (= Vergote red.) was hard. Men moest mij uit de weg gaan als ik op buit uit was. Wij overlegden. Ghouwy’s boot lag in de haven, de ‘Pharaïlde’ op een kwart mijl. Ik had hem verwittigd toen ik ’s namiddags aan wal gegaan was. Hij kwam juist op tijd aan boord. Ik ging naar beneden en heb zijn werk niet gezien. (...) Laat ons gerust! We betalen alle twee met ons rot lijf!” (p.161)

10

“Waarom hebt gij dat gedaan?”“Wat?”“Met die vent trouwen?”“Waarom? Vraagt ge dat nog? Omdat ik moeder tien jaar lang zich heb zien doodslaven en ik datzelfde lot niet wilde ondergaan! Omdat ik geen sloor, geen slet of geen nietweerd wilde worden, zoals gij allen geworden zijt! Daarom! Ach! Had vader maar geleefd en had men al dat geld niet gestolen na moeders dood.” (p.37)

4

De andere twee versperren hem de weg. Doch hij ontwijkt ze met schuine, lenige sprongen, loopt de omheining rond van een opening midden in het staketsel en holt met hard getrappel een trap neer. Beneden tussen het gebint is een aanlegplaats voor reddingsboten.Karoen en Bruun willen hem na, doch Manjerick houdt hen tegen.“Laat hem lopen!”“Wilt ge hem laten ontsnappen?” gilt Bruun opgewonden.“Hij ontsnapt niet.”“Als er een boot ligt, vaart hij weg!”Manjerick keert zich naar hen toe.“Hij heeft niemand willen treffen. Hebt ge dat niet gezien? En er ligt geen boot beneden!”Zij ademen heftig in de stilt en plots na een hele tijd, horen zij een doffe plons en een hevig geplas in het water. Zij luisteren naar verdere geruchten. Doch geen menselijk geluid komt naar hen over. (p. 200)

11

A Onder het diner blijft de vrouw woordkarig. Doch telkens ze Manjerick iets aanbiedt, glimlacht ze beminnelijk. Hij neemt zich in acht. Schuin ziet hij naar zijn broer hoe deze het zoutbusje hanteert. De gaatjes zijn verstopt en heftig hamert de broer boven zijn bord, totdat het deksel van het busje ineens afspringt en een klomp zout in zijn soep terecht komt.“Verdomme!” vloekt de broer met een bijzondere klank.“Maar Victor toch! Waarom zijt ge zo nerveus?”, zegt de vrouw met pijnlijk verwijtend gelaat. Even vlammen haar ogen hysterisch. Zij werpt een halve blik in Manjericks richting, staat op en verlaat de plaats. (p.43-44)

B Blondine: “Eerlijk!”, gilt ze. “Ik ben altijd eerlijk gebleven… Ik heb altijd eerlijk willen zijn, maar gij hebt allemaal samen gespannen om mij als een schurftige teef op straat te gooien!”Zij slaat met de vuist op de leuning: “En als ik mij jong verkocht heb, dan gaat dat niemand aan!” (p.49)

5

“ Mijn vader is in zee gebleven de 9de april 1908. Hij voer op Grimsby met de ‘Pharaïlde-Jeanne’, 204, eigenaar Charles Masselis. Hebt ge nog een rol van die boot. Ik zou ze eens willen inkijken.”“Waarvoor is ’t?” vraagt de bediende met de toonloze stem van een dove.“Ik wil weten wie getuige was van zijn dood.”“Hoe heet uw vader?” (p.68)“Adolf Pincket.”“ Waarom moet ge dat weten na twintig jaar?”“Omdat het mij belieft!”De bediende kijkt hem verwonderd, bijna stompzinnig aan en blijft onbeweeglijk aan tafel zitten. Plots klikt er iemand naast Manjerick met de tong en fluistert, tamelijk hoog. “Zeg dat het voor een pensioen is!”“’t Is voor een pensioen!” roept Manjerick zonder verder bedenken en alvorens de oude bediende op zijn grofheid gereageerd heeft.”Daarna komt hij bij het winket en grommelt: “De ‘Pharaïlde-Jeanne’, 204, uitgevaren de 30ste maart 1908, richting Schotland; Bemanning: Schipper Witvoet, Stuurman Poppe, tweede, Pincket, Matrozen Lambrecht, Vergote en Cloet. De laver Seys.”Met een kort potloodje schrijft Manjerick de namen op een papier. (p.69)“En Ghouwy, Constant Ghouwy?” vraagt hij, eerst zonder opkijken.“Ghouwy? Daar is geen Ghouwy bij.” (p.70)En de laatste, Cloet, een schoelie en aanstoker van eerste klas! Die vindt ge ergens achter de deur of in de gang van een kantoor. Ze heten hem, de Luis”“De Luis?”“Ja, de Luis Cloet.” (p.72)

6

IN HET ZOG VAN DE ROESCHAARD

IN HET ZOG VAN DE ROESCHAARD

Wandeling rond moord en wraak in het Oostendse vissersmilieu 1908-1928

Romancier van de zee

GASTON DURIBREUX

DE ROESCHAARD

G.Duribreux (° 1903 -1986) was hotelier/schrijver in Mariakerke. In de twintigtal romans die hij op zijn

naam heeft, leven wij mee met de vissers en de inwoners van Oostende en de westkust.

De zee speelt een hoofdrol in zijn werk. Hij was de eerste die de visser als personage introduceerde in de

Vlaamse roman en beschrijft in geuren en kleuren de visserij en het leven op zee en aan de kaai.

De zee speelt in zijn werk ook een symbolische rol. De zee is loutering, de zee is zuiverheid. Gaston Duribreux

werd onderscheiden met meerdere prijzen.

De kwade geest die de zeelieden aan wal zit af te wachten (p. 7)1, de waternikker die de argeloze

man te pakken krijgt wanneer hij aan de wal vertoeft en de zee verzaakt, al is het voor korte duur.

Psychologisch is de Roeschaard te verklaren als de onrust en de onzekerheid die natuurlijkerwijze

de zeeman bevangen als hij zijn element verlaat. De visser ziet de Roeschaard verschijnen onder

allerhande gedaanten: in mistvormen, in een zwarte kat, in een oude vrouw.’2

Volgens andere bronnen kan de roeschaard ook op zee toeslaan.

1 Streuvels geciteerd door G.Duribreux De pagina’s van de citaten verwijzen naar de uitgaven van De Roeschaard bij uitgeverij A.Manteau (1943). Het boek verscheen nog in de oude spelling. Waar wenselijk, is dit aangepast.

2 G.Duribreux: De bloem van de zee in: West-Vlaanderen, 1955, IV, blz. 127-129

””

Hij die men niet noemen mag, rijst op uit de duinen, aan gene zijde van de haven. Hij draagt hetzelfde wit gewaad dat tot aan de horizon het landschap omhult. Over dokken, werf en staketsel, in een losse sliert, beweegt hij zich naar de stad toe. Bij elke dertiende seconde klieft de straal van de vuurtoren zijn sluierige gedaante; doch telkens, na een weifeling, hervormt hij zich en drijft verder. Boven de witgehuifde nokken van de huizen ontneemt de wind hem steun. Plots stuikt hij neer en wordt onzichtbaar.Het lijze schuren van de sneeuw langs het raam, het nauw hoorbaar donzen op de ruit, het vermoeden alleen van dit geluid, kwelt de halfwakende en onrustige vissers.... Enkelen draaien zich op een andere zij, doen hun ledikant kraken, nijdig en nors in hun nachtmerrie. Anderen ontwaken ineens zonder merkbare overgang, richten zich op en stappen met gesloten gelaat naar het venster. Hun rode onderbroek vlekt donker. Zij kijken buiten en peilen de nacht. Het schier onwaarneembaar tokkelen van de sneeuw op de ruit verwarren ze met de doffe klop van hun bloed. Hun nek wordt stijf, zodat ze niet meer achterom durven zien. Ze voelen zich alleen met de nacht, met het oneindig ontastbare, met Hem. Sedert drie weken varen ze niet meer uit… (p.9)

Onze wandeling is gebaseerd op het boek

‘De Roeschaard. Een vissersroman’ uit 1943 van de

Oostendse schrijver Gaston Duribreux.

Volgende romans spelen zich ook af in het vissersmilieu: Karoen, Bruun, De laatste visschers, Het gouden zeil, Tussen duivel en diepzee, Schipper Jarvis.

De boeken van G.Duribreux zijn vandaag enkel antiquarisch beschikbaar.

Colofon

Concept en realisatie:

Stefaan Pennynck en Dirk Beirens

Grafische vormgeving: Henk Deleye

Druk: Vanden Broele, 2017

Foto’s: Dirk Beirens en Stefaan Pennynck,

oude ansichtkaarten en chromolitho ‘Oostendse

vissershaven’ door Henri Cassiers (1858 - 1944).

Foto G.Duribreux: bron onbekend.

Copyright wandeling en bindteksten:

Stefaan Pennynck/Dirk Beirens

Copyright citaten:

familie Duribreux (met dank)

Meer info:

[email protected]

[email protected]

Tip voor de wandelaar:

lees op de locatie eerst de verhaallijn en de informatie over de locatie,

dan het citaat met hetzelfde nummer.

Deze wandelkaart wordt u

gratis aangeboden met de financiële steun

van erfgoedcel Kusterfgoed.

Verder lezen over G.Duribreux :

Sintobin, Tom, Oostende in de Nederlandse literatuur, in: De grote rede, Informatieblad VLIZ, nr. 29, februari 2011, pp. 9-18; Sintobin, Tom en Rymenants, Koen:, Aan dezelfde zee, Oostende in de Nederlandse literatuur, Davidsfonds, Leuven, 2007, pp 60-66; Hardy P., Gaston Duribreux. Brugge, Desclée De Brouwer, 1963, 41 blz. (Ontmoetingen: 45).Interessante teksten over de roman De Roeschaard vind je: van Demedts A. in Het boek in Vlaanderen, 1946, blz. 22-24; Sourie, L., Het proza van de zee, in: West-Vlaanderen, mei 1952 (nr.3), blz. 87-88; Vandekerckhove F. op http://florsnieuweblog.blogspot.be/ 2015/09/de-roeschaard-van-gaston-duribreux.htmlDe roeschaard speelt ook een rol in het verhaal De drie koningen aan de kust van Stijn Streuvels.

Page 2: IN HET ZOG 2 VAN DE ROESCHAARD - Kusterfgoed · niet klein kunnen krijgen en nu, na twintig jaar is hij mij nog steeds, als visverkoper, de baas. Hij is de enige man hier in de mijn,

1START: KADZAND- EN BONENSTRAAT (OUDE VISMARKT) / SCHIPPERSSTRAAT Het vriest en sneeuwt. De vissers varen niet uit. De visser Manjerick Pincket wordt geplaagd door de roeschaard, de kwellende onrust van de visser aan land. Op haar sterfbed in een kosthuis aan de vismarkt vertelt Mette aan Manjerick dat zijn vader twintig jaar geleden niet door een ongeluk in zee verdronken is, maar door Constant Ghouwy vermoord en overboord gegooid werd… Leonie, haar dochter bevestigt dit. Zij had toen een relatie met Ghouwy.

Tussen de smalle Kadzand (van ‘Kadzandpolder’)straat en Bonen (van familienaam of Boulogne)straat werd in 1707 een vismijn geopend. Ze bleef een kleine vismarkt na de opening van de ‘nieuwe’ vismijn, bijgenaamd ‘De Cierk’ aan de Visserskaai in 1877. Die vismarkt en de achterliggende huisjes werden in 1954 afgebroken en het huidige verkeersvrije pleintje kreeg vorm begin jaren 1980 in het kader van de herwaardering van het Visserskwartier.

Schippersstraat nr. 50: “IN ‘T VISSCHERTJE” (opschrift met ankers); dubbelhuis uit het laatste kwart van de 19de eeuw, van vier traveeën en drie bouwlagen.

Sla de SCHIPPERSTRAAT in, kruis de NIEUWSTRAAT en wandel tot aan de CIRKELSTRAAT. Ga links tot aan de hoek met de Kapucijnenkerk.

2 CIRKELSTRAAT / KAPUCIJNENKERKManjerick trekt naar zijn verblijf in de Cirkelstraat, nabij de Kapucijnenkerk, bij de ouders van Prosje, zijn verdronken kameraad. Prosjes zus Madeleine is erg zorgzaam en gelovig. Hij vertelt haar van de bekentenis van Mette en zegt dat hij recht wil doen geschieden. Madeleine meent dat dat God toekomt. Manjerick wil zijn broers en zussen raadplegen.

De Kapucijnenkerk is de kerk van de zeelieden, met een altaar toegewijd aan Sint-Antonius van Padua, patroonheilige van de vissers. De kapucijnen vestigden zich in 1615 in Oostende. Na de kerk bouwden ze ook een klooster (het huidige Mijnplein was hun tuin en kerkhof), maar dat werd tijdens de Franse Revolutie in 1797 aangeslagen waarop de kapucijnen Oostende verlieten. Let op de barokke eiken altaren en de maquettes van visserssloepen en oude schepen in het interieur van de kerk. (JM Theuninck & C. Vermaut, Oostende stad in zicht, 2001)

Wandel met de Kapucijnenkerk in de rug langs de parking MIJNPLEIN naar het midden van de GROENTEMARKT.

3 MIJNPLEIN / GROENTEMARKTManjerick zoekt zijn broer Leon in enkele cafés aan de sprotslop/het viaduct (aan de rand van de stad). Hier hoort hij van de slechte reputatie van zijn broer. Leon zou zijn vriendin van het viaduct geduwd hebben… Zij ontmoeten elkaar toevallig op de drukke Groentenmarkt, net op het ogenblik dat er een verongelukt paard afgemaakt wordt. Leon vindt dat Constant Ghouwy zonder meer afgemaakt mag worden. Manjerick wil eerst meer weten …

Ga via de BREIDELSTRAAT naar het WAPENPLEIN met kiosk. Loop de SINT-SEBASTIAANSTRAAT in aan de overkant van het plein. Hou in de Sint-Sebastiaanstraat halt ter hoogte van huisnr. 24 en lees daar de volgende passage.

4 SINT-SEBASTIAANSTRAATNa het overlijden van hun moeder is de pot spaargeld verdwenen… Zus Celine wou zeker niet aan lager wal geraken, noch het leven van zwaar labeur van moeder aan de kaai. Zij heeft zich van het vissersleven afgekeerd en is voor de zekerheid met een zakenman getrouwd. Als brave kleinburgerlijke huisvrouw bekommert zij zich meer om een rustig leven met haar kinderen.

Wandel verder tot aan het MARIE-JOSÉPLEIN (beschermd tramwachthuisje 1909) en sla links de HENDRIK SERRUYSLAAN in. Loop tot aan het CC De Grote Post. Ga de trappen op of stel je op aan de ramen van de lokettenzaal en kijk richting Leopoldpark en het grote witte huis rechts in de KAREL JANSSENSLAAN.

5 LEOPOLDPARK / KAREL JANSSENSLAANA Broer Fikken/Victor is een hypocriete ex-loods, rijk geworden en deftig getrouwd, maar vol

schone schijn. Hij woont in een statig huis, nabij het Leopoldpark, de wijk voor de betere burgerij.

B Fikken sleurt Manjerick mee naar de cafés en de prostituees. Ze verzeilen onder andere in de bar van zus Blondine … De roes uitgeslapen, wil Victor dat Manjerick ongezien vertrekt. Hij heeft liever niets meer met de zaak te maken.

Verlaat CC De Grote Post en sla linksaf, volg verder de H.SERRUYSLAAN met de tramsporen aan je rechterkant. Steek na een lichte bocht het zebrapad van de VINDICTIVELAAN over naar de jachthaven. Volg meteen links het voetpad tussen dok en geparkeerde wagens tot aan de ZUIDSTRAAT. Je kruist langs het dok de Christinastraat, de Kapellestraat en de Dekenijstraat. Ter hoogte van de vierde straat, de Zuidstraat, net voor de bocht, stop je. Op de hoek aan de overkant staat nu Château l’Hermitage waar zich vroeger de ‘Pilotage’ bevond.

6 VINDICTIVELAAN/ZUIDSTRAAT (PILOTAGE)Manjerick besluit alleen op verder onderzoek uit te gaan. Hij wil het recht binnen de vissersgemeenschap in eigen handen nemen. Hij vraagt bij het havenbestuur, gevestigd in ‘de Pilotage’ de monsterrol op (de samenstelling van de bemanning) van de O.204 Pharaïlde-Jeanne. Uit de monsterrol blijkt dat Constant Ghouwy niet tot de bemanning behoorde. Hoe kan hij dan te maken hebben met een moord op het schip? En hij maakt kennis met de Luis Cloet: een ‘wansje’ (of deug-niet) die overal profijt wil uithalen. Toen en ook nu …

In 1898-1899 bouwde de overheid het Zeevaartcommissariaat, ook genoemd “Pilotage”, in neo-Vlaamse renaissancestijl naar een ontwerp van architect C. Dewulf (Brugge). Het werd beschadigd in de Tweede Wereldoorlog en afgebroken in 1990.

Vervolg je weg langs het dok met de zeilschepen en dwars de weg naar het station en wandel tot aan de boeg van de IJslandvaarder ‘Amandine’ O129.

7 AMANDINE (VISMIJN ‘DE CIERK’)Van de nog overlevende bemanningsleden werken Stuurman Poppe en Matroos Vergote in de vismijn (de Cierk). Poppe heeft indertijd het onderzoek geleid en verslag opgemaakt. Poppe en Vergote waren nooit echt goede vrienden… Poppe bevestigt dat Manjerick’s vader vermoord werd voordat hij overboord gegooid werd. Hij laat uitschijnen dat Vergote meer weet…

Ongeveer op de plaats van de huidige Mercatorsluis werd tussen 1877-1879 een opvallende cirkelvormige vismijn, bijgenaamd ‘De Cierk’, gebouwd naar het plan van architect C. Van Rysselberghe. Ze bevond zich aan de Visserskaai tegenover het oude Visserskwartier en werd in 1935 afgebroken na de bouw van de nieuwe vismijn omstreeks 1932 aan de overkant (oosteroever) van de havengeul.

Keer even terug naar het zebrapad tegenover brasserie ‘Het Waterhuis’. Steek over, houd links aan richting Sint-Petrus- en Pauluskerk. Aanschouw even het Paster Pypemonument aan de linkerkant van de kerk en loop door naar de achterkant van de kerk waar je weldra de ‘Peperbusse’ ziet. Dat is de toren van de in 1896 afgebrande oude kerk en tevens het oudste stukje erfgoed van Oostende. Stop voor het ‘Vagevuur’ aan de noordkant van de toren.

8 PASTER PYPE / PEPERBUSSE / VAGEVUUR Manjerick zoekt Constant Ghouwy op en neemt hem op sleeptouw, van kroeg naar kroeg en van uitdaging naar uitdaging om hem een bekentenis af te dwingen. Zo komen zij langs het huis van de priester en de uitbeelding van het Vagevuur aan de ‘Peperbusse’. Zal Ghouwy iets loslaten, zal hij bekennen?

Onderpastoor Henri Pype (1854-1926) werd in 1886 aalmoezenier-ter-zee en stond de vissers en hun families die een hard leven leidden bij. Hij stichtte onder andere de ‘Vrije Visserijschool Sint-Andreas’. Boven de ingang van de ondertussen afgebroken school in de huidige Paster Pypestraat was het beeld van paster Pype aangebracht. (JM Theuninck & C. Vermaut, Oostende stad in zicht, 2001)De vierkante basis van de Sint-Pieterstoren, bijgenaamd Peperbusse, dateert van 1478; de achthoekige toren van 1729. Tegen de noordgevel installeerde de Confrerie van de Berg van Barmhartigheid in 1766 een calvarie met vagevuur, soms wat verscholen achter een haag. De kerk zelf brandde af in 1896, alleen de toren bleef over. (JM Theuninck & C. Vermaut, Oostende stad in zicht, 2001)

Vervolg je weg langs de noordkant van de Sint-Petrus- en Pauluskerk en wandel via de PRINS BOUDEWIJNSTRAAT tot aan de voorkant van de kerk waar je links de korte PASTER PYPESTRAAT induikt die uitloopt op het PAULUSPLEIN.

In deze Paster Pypestraat stond rechts de school met vooraan een museum met aquarium gevestigd in een gebouwencomplex van 1938 van architecten J. Viérin (Brugge) en T. De Lee (Oostende). Na de verhuis van de school in 1978 werden de gebouwen afgebroken in 1992 en in 2000 vervangen door een nieuw complex met parochiaal centrum, tentoonstellingsruimte en appartementen.

Op het einde van hun tocht gaat de verlopen Ghouwy slapen bij zijn maîtresse. Manjerick gaat naar zijn kosthuis. In een gesprek met Madeleine over de moord en gerechtigheid, laat hij vallen dat de vissers zelf recht zullen doen geschieden.

Loop de SINT-FRANCISCUSSTRAAT (links van de horecazaken) in en na enkele tientallen meters ga je rechts het binnenplein van een sociaal woningcomplex op. Draai gewoon mee naar links tot je de uitgang met de eerste steen vindt. Ga rechts de VISSERSKAAI op die je oversteekt. Vat post aan de reling van het uitzichtsplateau aan de achterkant van het Aquarium/wc en kijk naar de havengeul. Het Zeeaquarium werd in 1977 ondergebracht in het gewezen garnaalmarktgebouw (1957-1958) naar ontwerp van stadsingenieur A. De Vos.

9 HAVENGEULDe Luis Cloet laat uitschijnen dat hij voor geld misschien meer kan vertellen… Maar om hem te doen spreken neemt Manjerick hem mee op zee in een jol en gooit hem in het water. Na bekentenissen van Cloet, brengt Manjerick met de hulp van zijn kameraden Karoen en Bruun, iedereen samen op het vissersschip ‘De Graveliene’ om het onderzoek opnieuw te voeren.

Ga op de kaai langs het water een tiental meter verder richting zee tot aan de Vistrap (= nieuwe Oostendse vismarkt met golfblauw). Loop door de markt naar het open einde waar je de letters VISTRAP vindt en kijk rechts en links het schuildok, nu Montgomerydok, in.

10 SCHUILDOK VISSERSHAVENA Manjerick en zijn broer Leon, zijn vrienden Karoen en Bruun gaan samen met Poppe, Vergote,

Ghouwy en Cloet aan boord van Karoens boot ‘De Graveliene’ voor de ‘rechtszaak’. Poppe leidt opnieuw het onderzoek en heeft informatie die hij 20 jaar eerder niet had. Ghouwy was niet aan boord van O.204, maar is wel gezien in Grimsby. Enkele weken later is er daar een lijk uit het water gevist met een dolk in de rug. De gespannen sfeer loopt uit op een vechtpartij met de zoon van Ghouwy die nagekomen is. Er klinkt een revolverschot… De zoon van Ghouwy heeft een schampwonde. Erger is voorkomen. Uiteindelijk laat Manjerick iedereen weer weg gaan.

B Vergote komt terug, zegt dat hij leverkanker heeft en bekent de opdrachtgever van de moord te zijn. Dolf Pincket wist te veel van de smokkelafspraken tussen Vergote en Ghouwy en werd een bedreiging. Hij vraagt Manjerick hem alleen op de boot te laten, met de revolver… Hij neemt het nog even op voor de afgeleefde Constant Ghouwy.

Wandel verder langs het dok via de MONTGOMERYKAAI naar het houten staketsel en begeef je op deze pier naar het eindpunt van de wandeling: de aanlegplaats met trap van de rederij ‘Franlis’, die onder andere havenrondvaarten organiseert (zie bord “Excursies”). Door de aanleg van twee nieuwe verder in zee lopende strekdammen, heeft het beschermde staketsel (bouw 1889) wat aan populariteit ingeboet. Oostendenaars noemen het westerstaketsel: ’t Hoofd, en het uiteinde: ’t koptje van ’t Hoofd.

11 STAKETSEL (AANLEGPLAATS REDERIJ FRANLIS)Ghouwy is op kroegentocht, maar nergens welkom. Hij trekt uiteindelijk naar pastoor Huysseune, achtervolgd door Manjerick, Bruun en Karoen. Wanneer hij weer buiten komt, volgen zij hem en jagen hem na tot op het staketsel. Op ‘t Hoofd draait Ghouwy zich om, schiet op Manjerick, mist en loopt weg. Aan een aanlegplaats vlucht Ghouwy langs de trap naar beneden. Even later horen ze een plons en geplas in het water… Dan niets meer. Is Ghouwy kunnen vluchten? Iets later vist Manjerick zijn lijk uit het water op. Een ongeluk of zelfmoord uit wroeging? Is het dit wat de roeschaard, de kwelgeest wilde?

LIEFKEMORESSTRAAT

JACOBSENSTRAAT

ANKE

RSTR

AAT

FORTSTRAAT

VUURTORENWEG

SPINOLADIJK

NAPO

LEON

LAAN

VOORHAVENLAAN

WERK

THOMAS

AIME

EDUARD

ST ANTOIUSSTRAAT

EDE

HAMMAN

STRAATLIEBAERT

VAN

VUURTORENDOK

STR

JACOB B

ESAGESTR

HAVEN

GEU

L

AAT

SCHIETBAANSTRAAT

ANKE

RSTR

AAT

ESPLANADESTRAAT

VINGER

NOORD

ZUID

HALVE

FORTSTRAAT

HEN

DR

IK BAELSKAAI

HEN

DR

IK BAELSKAAI

SPROTPLEIN

EDU

ARD

ANSEELEKAAI

VISMIJN

LAAN

WAN

DELAAR

KAAI

TIJDO

KKAAI

VISSERIJD

OK

ZEEWEZEN

DO

KTIJD

OK

VISMIJN

LAAN

MAR

ITIEM PLEIN

NIEUWEWERFKAAI

VICTO

RIALAAN

HAR

ING

STRAAT

VOO

RH

AVEN

VUURTORENDOK

LUIS

BOSSTR

WEST

SLIPWAYKAAI

VUURTOREN WEG

BUSKRUITSTR

AAT

MONTGOMMERY

LING

SLUIS

STRAAT

WESTERSTAKETSEL

KAIROKAIRO LAANW

IND

HELLIN

G

TA

ART

SLLE

VA

C HTI

DE

STRAAT VERENIGDE NATIESLA

AN

LAAN

ZERNEKA

HOSPITAAL

RO

ME

SPOORWEG

STR

RAVELIJNMERCATORLA

AN

STR

LEOPOLD III

LIJNDRAAIERSSTRAAT

LAAN

ZIN

NIA

STRAAT

GRAAF DE SMET DE NAEYERLAAN

GO

EDE

COCKERILLKAAI

SLIJKENSESTEEN

WEG

SCHU

JAN

ER

BOOG

SSTR

AAT

TT

LEOPOLDPARK

SINA

NA

AL

TR

EAI LLI

PS

EUPRHO

REI

GO

R

TA

ART

S

KAREL JANSSENSLAAN

RTS

REZJILEOPOLD I

PLEIN

RTS

VANISEGHEM

KEM

MEL

BER

GST

RAA

T

KE

RK

STR

AA

T

TA

ART

SN

AA

BNJI L

TA

ART

SELL

EP

AK

OOSTSTRAAT

WITTE NONNENSTRAAT

NA

AL II DL

OP

OEL

NA

ALS

YU

RR

ES

KIR

DN

EH

POSTSTR

GROENTEMARKT

DWARS

TA

ART

SS

UC

SIC

NA

RF TNI

S

MO

NTG

OM

ERY D

OK

TAA

RTSI

AAK

CH

UR

CH

ILLK

AAI

KADZAND-STRBONENSTR

TA

ART

SS

RE

PPI

HC

S

VISSERSPLEIN

TA

ART

SN

ER

ED

NA

ALV

NE

NS

TRJI

CU

PA

K

TA

ART

S

VAN ISEGHEMLAAN

KU

RS

AA

L

LANGESTRAAT

ALBERT I PROMENADE

MONTGOMMERYKAAIJACHTHAVENBRUSSELSTR

KONINGSSTRAAT

LAAN

PLEIN

ASIU

OL

WAPEN BRABANTSTR

ST SEBASTIAANSSTRAAT

ADOLF BUYLSTRAATJOSEMARIE

PLEIN

MIJNPLEIN

CIRKELSTRAAT

R

LEO

N

STRAAT

STR

AA

T

AMSTERDAM

RTS

TN

EG

RTS

NE

PR

EWT

NA

PETER BEN

OITSTR

AAT

PRIN

SES

TE

AU

QR

UE

P S

ELUJ

JACHTHAVEN MERCATOR

TA

ART

SELL

EP

AK

ZUID

STR

DEK

ENIJ

STR

VINDICTIVELAAN

JOZEF

STRAAT

II

TA

ART

SA

NI TSI T

RH

C

AAR

TSH

ERTO

GIN

NES

TRAA

T

VISS

ERSK

AAI

SIR

WIN

STO

N

P. PYPE STR

STRAAT

PLEIN

ALBERT I PROMENADE

HAVENGEULKAAI

EDU

ARD

ANSEELEKAAI

ESPLANADESTRAAT

ST PAULUSSTRAAT

IEPENDREEF

BOSW

EG

PLAT

ANEN

DREE

F

SLIMMERS

FE

ER

D

PLEI

N

3° e

n 23

°LI

NIE

REG

IMEN

TS

VELODROOM

FILIP VAN

MAESTRICHT

ZEEHELDENPLEIN

CEDERDREEF

MAANDIJK

STRAAT

STAKETSEL

BOUDEWIJNSTR

PRINS

1

4

7

9

2

5

8

103

6

11