Ik. Niemand. · van huisvrouwen die de armen van hun kinderen tot mandjes vouwen en vol stoppen met...

1
Het is vandaag druk op straat. De markt loopt over van huisvrouwen die de armen van hun kinderen tot mandjes vouwen en vol stoppen met groenten, fruit en vleeswaren. Af en toe schiet er een als joker verklede man op stelten voorbij, terwijl er op het grote plein druk wordt gespeeld door kleine kinderen. De straatmuzikan- ten slaan hun slag, door de markt te bedwelmen onder luidruchtige en feestelijke muziek om zo etenswaar te kunnen verzamelen van de marktgangers. Uitgemergel- de, ongewassen en met klitten behaarde straathonden struinen hier en daar onder de marktkraampjes door, in de hoop stukken verrot fruit, groenten en afval vlees te vinden. Het stinkt. Enorm. Het ruikt naar vlees dat veel te lang in de zon heeft gelegen, naar zwetende mensen, ongewassen kleding, rioolratten en verotte kiezen. Ja het stinkt. Elke dag weer. Mijn naam is Elizabeth, dochter van William en Julia. Vandaag is een belangrijke dag voor mij. Mijn vader is goudsmit en mijn moeder zorgt voor de kinderen. De kinderen worden ouder en hun monden vragen vaker gevoed te worden, maar mijn vader kan het niet meer aan. Daarom moet ik naar mijn oom en tante. Mijn moeder vertelde ons altijd verhalen, dat onze oom en tante een huis hadden zo groot als het koningshuis en dat de omliggende tuin bezet met fruitbomen en moes- tuinen ons hele dorp te eten kon geven. Zij vormen sa- men met hun zoon en dochter een welgestelde familie. Daarom zijn wij vandaag op de markt. Ik moet een nette jurk vinden die mijn lichaam zal sieren, als ik naar mijn oom en tante vertrek. Mijn haar wordt met een zelf in elkaar gefabriceerde speld opgestoken en ik wordt door mijn moeder in een jurk gehesen waarvan de omvang smaller is dan mijn middel. Mijn vader knikt statig als ik tevoorschijn kom in de laatste outfit waar hij mij in zal zien. Hij schuift mij een klein handkoffertje toe, waar de weinige klei- dingstukken inzitten die ik heb. Samen met zijn wate- rige ogen, krult er voor een fractie van een seconde een bijna troste glimlach om zijn lippen en verlaat hij de woonkamer naar zijn werk. Zonder er erg in te hebben dat ze mij nooit meer zullen zien, geven mijn broertjes en zusjes mij een knuffel om vervolgens weer verder te kunnen spelen. En dan is het moment aangekomen om afscheid te nemen van mijn moeder. Het wordt een on- handige omhelsing, die ons contact zal verbreken zodra ik door de paardenkoets voorgoed wordt meegenomen naar een wereld die mij tot op de dag van vandaag nog vreemd is. De oprit naar de voordeur is net zo lang en breed als ons dorp en het huis is gigantisch. Als ik bij de voordeur sta voel ik mij als een mier in een maisveld. Mijn zachte geklop wordt gedemt door de massieve voordeur en bij het idee dat niemand dit ooit zal horen, hef ik mijn hand voor de tweede keer om nog een keer te kloppen. Net voordat mijn knokkels de deur raken, wordt de deur voorzichtig opengehouden door een huishoudster. Zonder een woord te zeggen, neemt zij mijn spullen aan en begeleidt zij mij naar een kamer waar ik -naar eigen invulling- moet wachten op mijn oom en tante. De kamer heeft hoge plafonds en grote ramen die worden gesierd door lange gordijnen. Aan mijn rechterzij kijk ik naar een, van de vloer tot aan het plafond hoge boeken- kast, gevuld met stoffige boeken. Aan de onbeschadigde ruggen te zien, zijn de boeken waarschijnlijk nog nooit gelezen. Aan mijn linkerzij staan enkele stoelen en bijzettafeltjes. Naast een van de stoelen, staat een kleine salontafel die gevuld is met lekkernijen en een kan thee. Ik neem aan dat dit voor mij bedoeld is, dus nestel ik mij in de stoel en geniet van een kopje verse thee en koek. De marmeren vloer glinsterd in het maanlicht dat door de glas in lood ramen de kamer in valt. Een geborduurd kleedje dat midden op de vloer ligt, trekt mijn aandacht en ik loop er heen. Ik zak door mijn knieen op de grond en laat mijn vingers voorzichtig over het kleed heen glijden. Dit heb ik nog nooit eerder gezien. Ik vind het mooi. Naast de robijnrode gordijnen, is dit kleedje het enige beetje kleur wat in deze kamer te bekennen is. Ik hoor de voordeur weer in het slot vallen, als deze achter mijn oom en tante wordt dichtgedaan. Voetstap- pen naderen de woonkamer en ik besluit op te staan en mijn jurk glad te strijken. Als ik van mijn voeten weer op kijk, zie ik mijn oom en tante in de deuropening staan. Mijn tante schenkt mij een tevreden glimlach en stelt zichzelf voor als tante Helen. Mijn oom staat er verstard bij en houdt zijn mond gesloten totdat hij zich weer omdraait, de gang in loopt en verdwijnt als hij de trap op loopt. Tante Helen excuseert zich voor haar man en zegt dat hij niet goed weet hoe hij met de situatie om moet gaan. Daarnaast hebben ze beiden een lange dag achter rug en stelt ze voor om morgen avond elkaar beter te leren kennen tijdens een feestje. Hier heb ik dus op gewacht. Dit was het. Een glimlach van mijn tante en een toegekeerde rug van mijn oom. De kinderen hebben zichzelf niet eens laten zien, laat Ik. Niemand. staan zich te hebben voorgesteld. De teleurstelling is van mijn gezicht af te lezen als een dienstmeisje mij met een knikje bij zich roept, om mij te escorteren naar mijn slaapkamer. De slaapkamer past bij het huis. Hij is gigantisch. Tegen een van de vier muren aan staat een groot bed voor mij alleen. Eerder sliep ik met mijn twee zusjes in een bed, dat nu helemaal voor mij is. Het is fijn om eens een plekje voor mezelf te hebben en het is fijn dat het hier zo stil is. Op een bankje dat aan het eind van mijn bed staat, liggen een paar pantoffels en slaap- kleding. Als ik mij uit mijn jurk heb weten te wurmen, trek ik mijn nachtjurk aan en was ik mijn gezicht. Ik loop naar een klein houten bureautje dat recht tegen- over mij staat. Op het bureau staat een kandelaar die de hele kamer verlicht. Naast de kandelaar liggen losse vellen papier, een griffel en een potje inkt. Ik ga voor het bureau zitten en begin te schrijven. Ik schrijf een brief aan mijn moeder. De brief wordt de eerste brief van vele die ik aan haar zal richten, maar die ik nooit zal versturen. Ik schrijf haar dat ik morgen hoop op een betere kennismaking met deze familie en dat mijn verwachtingen waar worden gemaakt. Mijn oogleden kunnen de ragfijne letters niet meer aan ik voel mijn oogleden zwaarder worden. Langzamer- hand brei ik een einde aan de brief en maak aanstalten naar mijn bed te gaan. Ik hoop morgen op een vrolijke dag, waarop gelachen kan worden, een dag waardoor ik het gemis van mijn oude huis even kan vergeten. Ik gooi wat kussen van het bed af, rol mezelf als een rups in een cocon in de deken en geef dan toe aan mijn slaap. Malika Soudani MR1A

Transcript of Ik. Niemand. · van huisvrouwen die de armen van hun kinderen tot mandjes vouwen en vol stoppen met...

Page 1: Ik. Niemand. · van huisvrouwen die de armen van hun kinderen tot mandjes vouwen en vol stoppen met groenten, fruit en vleeswaren. Af en toe schiet er een als joker verklede man op

Het is vandaag druk op straat. De markt loopt over van huisvrouwen die de armen van hun kinderen tot mandjes vouwen en vol stoppen met groenten, fruit en vleeswaren. Af en toe schiet er een als joker verklede man op stelten voorbij, terwijl er op het grote plein druk wordt gespeeld door kleine kinderen. De straatmuzikan-ten slaan hun slag, door de markt te bedwelmen onder luidruchtige en feestelijke muziek om zo etenswaar te kunnen verzamelen van de marktgangers. Uitgemergel-de, ongewassen en met klitten behaarde straathonden struinen hier en daar onder de marktkraampjes door, in de hoop stukken verrot fruit, groenten en afval vlees te vinden. Het stinkt. Enorm. Het ruikt naar vlees dat veel te lang in de zon heeft gelegen, naar zwetende mensen, ongewassen kleding, rioolratten en verotte kiezen. Ja het stinkt. Elke dag weer.

Mijn naam is Elizabeth, dochter van William en Julia. Vandaag is een belangrijke dag voor mij. Mijn vader is goudsmit en mijn moeder zorgt voor de kinderen. De kinderen worden ouder en hun monden vragen vaker gevoed te worden, maar mijn vader kan het niet meer aan. Daarom moet ik naar mijn oom en tante. Mijn moeder vertelde ons altijd verhalen, dat onze oom en tante een huis hadden zo groot als het koningshuis en dat de omliggende tuin bezet met fruitbomen en moes-tuinen ons hele dorp te eten kon geven. Zij vormen sa-men met hun zoon en dochter een welgestelde familie. Daarom zijn wij vandaag op de markt. Ik moet een nette jurk vinden die mijn lichaam zal sieren, als ik naar mijn oom en tante vertrek.

Mijn haar wordt met een zelf in elkaar gefabriceerde speld opgestoken en ik wordt door mijn moeder in een jurk gehesen waarvan de omvang smaller is dan mijn middel. Mijn vader knikt statig als ik tevoorschijn kom in de laatste outfit waar hij mij in zal zien. Hij schuift mij een klein handkoffertje toe, waar de weinige klei-dingstukken inzitten die ik heb. Samen met zijn wate-rige ogen, krult er voor een fractie van een seconde een bijna troste glimlach om zijn lippen en verlaat hij de woonkamer naar zijn werk. Zonder er erg in te hebben dat ze mij nooit meer zullen zien, geven mijn broertjes en zusjes mij een knuffel om vervolgens weer verder te kunnen spelen. En dan is het moment aangekomen om afscheid te nemen van mijn moeder. Het wordt een on-handige omhelsing, die ons contact zal verbreken zodra ik door de paardenkoets voorgoed wordt meegenomen naar een wereld die mij tot op de dag van vandaag nog vreemd is.

De oprit naar de voordeur is net zo lang en breed als ons dorp en het huis is gigantisch. Als ik bij de voordeur sta voel ik mij als een mier in een maisveld. Mijn zachte geklop wordt gedemt door de massieve voordeur en bij het idee dat niemand dit ooit zal horen, hef ik mijn hand voor de tweede keer om nog een keer te kloppen. Net voordat mijn knokkels de deur raken, wordt de deur voorzichtig opengehouden door een huishoudster. Zonder een woord te zeggen, neemt zij mijn spullen aan en begeleidt zij mij naar een kamer waar ik -naar eigen invulling- moet wachten op mijn oom en tante. De kamer heeft hoge plafonds en grote ramen die worden gesierd door lange gordijnen. Aan mijn rechterzij kijk ik naar een, van de vloer tot aan het plafond hoge boeken-kast, gevuld met stoffige boeken. Aan de onbeschadigde ruggen te zien, zijn de boeken waarschijnlijk nog nooit gelezen. Aan mijn linkerzij staan enkele stoelen en bijzettafeltjes.

Naast een van de stoelen, staat een kleine salontafel die gevuld is met lekkernijen en een kan thee. Ik neem aan dat dit voor mij bedoeld is, dus nestel ik mij in de stoel en geniet van een kopje verse thee en koek. De marmeren vloer glinsterd in het maanlicht dat door de glas in lood ramen de kamer in valt. Een geborduurd kleedje dat midden op de vloer ligt, trekt mijn aandacht en ik loop er heen. Ik zak door mijn knieen op de grond en laat mijn vingers voorzichtig over het kleed heen glijden. Dit heb ik nog nooit eerder gezien. Ik vind het mooi. Naast de robijnrode gordijnen, is dit kleedje het enige beetje kleur wat in deze kamer te bekennen is.

Ik hoor de voordeur weer in het slot vallen, als deze achter mijn oom en tante wordt dichtgedaan. Voetstap-pen naderen de woonkamer en ik besluit op te staan en mijn jurk glad te strijken. Als ik van mijn voeten weer op kijk, zie ik mijn oom en tante in de deuropening staan. Mijn tante schenkt mij een tevreden glimlach en stelt zichzelf voor als tante Helen. Mijn oom staat er verstard bij en houdt zijn mond gesloten totdat hij zich weer omdraait, de gang in loopt en verdwijnt als hij de trap op loopt. Tante Helen excuseert zich voor haar man en zegt dat hij niet goed weet hoe hij met de situatie om moet gaan. Daarnaast hebben ze beiden een lange dag achter rug en stelt ze voor om morgen avond elkaar beter te leren kennen tijdens een feestje.

Hier heb ik dus op gewacht. Dit was het. Een glimlach van mijn tante en een toegekeerde rug van mijn oom. De kinderen hebben zichzelf niet eens laten zien, laat

Ik. Niemand.

staan zich te hebben voorgesteld. De teleurstelling is van mijn gezicht af te lezen als een dienstmeisje mij met een knikje bij zich roept, om mij te escorteren naar mijn slaapkamer. De slaapkamer past bij het huis. Hij is gigantisch. Tegen een van de vier muren aan staat een groot bed voor mij alleen. Eerder sliep ik met mijn twee zusjes in een bed, dat nu helemaal voor mij is. Het is fijn om eens een plekje voor mezelf te hebben en het is fijn dat het hier zo stil is. Op een bankje dat aan het eind van mijn bed staat, liggen een paar pantoffels en slaap-kleding. Als ik mij uit mijn jurk heb weten te wurmen, trek ik mijn nachtjurk aan en was ik mijn gezicht.

Ik loop naar een klein houten bureautje dat recht tegen-over mij staat. Op het bureau staat een kandelaar die de hele kamer verlicht. Naast de kandelaar liggen losse vellen papier, een griffel en een potje inkt. Ik ga voor het bureau zitten en begin te schrijven. Ik schrijf een brief aan mijn moeder. De brief wordt de eerste brief van vele die ik aan haar zal richten, maar die ik nooit zal versturen. Ik schrijf haar dat ik morgen hoop op een betere kennismaking met deze familie en dat mijn verwachtingen waar worden gemaakt.

Mijn oogleden kunnen de ragfijne letters niet meer aan ik voel mijn oogleden zwaarder worden. Langzamer-hand brei ik een einde aan de brief en maak aanstalten naar mijn bed te gaan. Ik hoop morgen op een vrolijke dag, waarop gelachen kan worden, een dag waardoor ik het gemis van mijn oude huis even kan vergeten. Ik gooi wat kussen van het bed af, rol mezelf als een rups in een cocon in de deken en geef dan toe aan mijn slaap.

Malika Soudani MR1A