‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

4

Transcript of ‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

Page 1: ‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’
Page 2: ‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

interview  7 

‘ Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

Suzanne Booij wist al op de eerste dag van haar coschap neurologie dat dít haar specialisme zou worden. De

combinatie van klinisch redeneren, denkwerk, uitzoeken wat de patiënt precies heeft, raakt haar. “Ik zag op de eerste dag twee patiënten aan wie aan de buitenkant duidelijk te zien was dat er iets ernstigs aan de hand was, maar waarbij het onduidelijk was wat het precies was. Ik vond het een enorme uitdaging om dat verder uit te zoeken.”Dat klinisch redeneren, nadenken over een diagnose, past precies bij Booij. Want ze is, zoals ze zelf zegt, een denker. Houdt ervan om intellectuele uitdagingen aan te gaan en daarbij vooral niet op te geven. Ze rondde twee studies af, naast geneeskunde studeerde ze ook Nederlands recht. “Ik was in eerste instantie uitgeloot voor geneeskunde en koos toen heel bewust voor rechten. De manier van denken, het leren redeneren en formuleren, vond ik erg interessant. Ik had het erg naar mijn zin, maar na mijn eerste studiejaar bleek dat er bij de studie geneeskunde studenten zonder loting werden toegelaten als ze hoge eindcijfers hadden. Ik kwam daarvoor in aanmerking, dus heb daar toen voor gekozen.” Tijdens haar studie heeft ze een tijdje getwijfeld of de geneeskunde wel iets voor haar was. “Ik vond het leren en oplepelen van droge feitjes niet echt een uitdaging. Wat dat betreft paste rechten meer bij mij. Maar ik had nu

eenmaal gekozen voor geneeskunde, dus vond ik het ook moest afmaken.”Gedurende haar studie geneeskunde bekleedde ze diverse nevenfuncties, zoals in het bestuur van Sempre Cresendo, het oudste studentenmuziekgezelschap van Nederland. “Toen dat afliep, was ik op zoek naar een nieuwe uitdaging. Ik had naast mijn studie nog tijd over en die wilde ik graag nuttig besteden. Toen heb ik besloten om mijn rechtenstu-die weer op te pakken.” Uiteindelijk deed Booij tijdens haar derde jaar geneeskunde het tweede jaar rechten en combi-neerde ze het derde- en vierde jaar rechten vlak voor de coschappen. Ze studeerde in 2004 af in het Nederlands Recht en twee jaar later in de geneeskunde. “Het zijn twee studies met veel lesstof”, zegt ze terugblikkend. “Maar ik ben altijd een lettervreter geweest; ik ben een makkelijke lezer en ik heb daarnaast een olifantengeheugen, als ik iets lees, onthoud ik dat.” Dat ze al snel na haar afstuderen een opleidingsplaats kreeg in het LUMC, omschrijft ze niet alleen als mazzel. “Ik heb heel duidelijk mijn eigen keuzes gemaakt. Ik heb twee studies gedaan en veel nevenfuncties bekleed.” De overgang van student geneeskunde naar aios vond ze in het begin soms spannend. “Vooral het feit dat ik ineens de verantwoordelijkheid had voor een patiënt, vond ik best

Aios neurologie Suzanne Booij (32) is druk met haar promotieonderzoek en was tot voor kort voorzitter van de LVAG én bestuurslid van de LAD. Een bevlogen jonge dokter met nu al een indrukwekkend cv. Booij: “Ze studeerde in 2004 af in het Nederlands Recht en twee jaar later in de geneeskunde. “Het zijn twee studies met veel lesstof”, zegt ze terugblikkend.

AIOS NEUROLOGIE SUZANNE BOOIJ ZET ZICH IN VOOR HAAR COLLEGA’S

tekst Anouk MiddelkAMp beeld Vincent boon

Page 3: ‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

8  interview  mednet 05I2013

CURRICULUM VITAESuzanne Booij (1980) studeerde

tussen 1998 en 2006 genees-kunde en Nederlands Recht aan de

Universiteit Leiden. Tijdens haar studie was ze erg actief in het verenigingsleven en heeft ze

diverse bestuursfuncties vervuld, onder andere in de Leidse

Co-Raad. In 2007 begon ze in het LUMC aan de opleiding neurologie, die heeft ze bijna afgerond. Ze was bestuurslid en later voorzitter van

de LVAG, een functie die ze in januari 2013 neerlegde. Ook zat

ze in het bestuur van de LAD. Booij doet momenteel promotie-

onderzoek naar euthanasie bij de ziekte van Huntington.

heftig. Ik schreef vanaf dat moment de recepten, míjn handtekening stond eron-der. Ik moest ineens overal aan denken, ook aan mogelijke interacties. Maar die onzekerheid wordt natuurlijk minder in de loop van de opleiding. In het begin kijkt de opleider natuurlijk ook over je schouder mee.”

OPLEIDINGSFONDSToen ze de eerste periode van haar oplei-ding achter de rug had, merkte ze dat ze weer behoefte had aan ‘iets ernaast’. Via een collega werd ze gewezen op een vaca-ture bij de LVAG. “Toen ik in het bestuur

kwam, merkte ik dat er een wereld voor me openging. Een wereld waar ik niets over wist: de regelgeving rondom aios-sen, de inbreng van het ministerie, de positie van aiossen.” Daarnaast kreeg ze ook veel meer zicht over hoe het in z’n werk ging bij andere specialismen. “Tot dan toe was mijn blikveld redelijk smal, nu zag ik dat het er elders heel anders aan toeging.” Een van de projecten was de evaluatie van het Opleidings-fonds. Daarvoor reisde ze regelmatig naar het ministerie van VWS om te overleggen met topambtenaren. “Wij waren daar vooral om aan te geven hoe het er in de praktijk aan toeging. Het was een heel andere wereld dan die van het ziekenhuis, maar ontzettend interessant.”Al snel kreeg Booij de voorzittershamer van de Landelijke Vereniging voor Medisch Specialisten in Opleiding (LVAG) toeschoven. “Een functie die wel bij me paste, ik houd van regisseren. Het mooie is dat de LVAG echt de schakel is tus-sen de werkgevers, verschillende medische organisaties en de politiek enerzijds en de aiossen, dus de werkvloer, ander-zijds. Wij vertaalden bepaalde regelingen en nieuwe ont-wikkelingen voor de aiossen en vice versa konden wij de organisaties laten weten wat er echt leefde onder de aiossen. Die voorlichtende taak is heel belangrijk.”

Onderwerpen die tijdens haar voorzitterschap onder andere aan de orde kwamen, waren de feminisering van de gezond-heidszorg en de gevolgen van het Werktijdenbesluit. “De invoering van het Werktijdenbesluit is heel goed geweest, want bij sommige specialismen kon het evenwicht tussen werk en privé echt beter.” Maar het heeft ook verstrekkende gevolgen gehad voor de organisatie van de afdelingen.

Omdat aiossen geen langere diensten meer mochten draaien, moest er een extra dienst worden gecreëerd. Daar-voor was regelmatig creativiteit nodig. “Maar het is er uit-eindelijk wel beter op geworden. Het heeft het leven een stuk aangenamer gemaakt. Al blijft het natuurlijk hard wer-ken. Parttime werken betekent vier dagen plus de diensten, dan heb je uiteindelijk nog meer dan een fulltime baan.” Glimlachend: “Ik heb het er weleens over met een vriendin die bij de overheid werkt, daar is de definitie van fulltime en parttime toch heel anders.”

KEUZESNaast haar voorzitterschap van de LVAG, nam Booij ook zitting in het bestuur van de Landelijke vereniging van Art-sen in Dienstverband (LAD). Daar hield ze zich bezig met arbeidsvoorwaarden en cao’s. “Vooral in deze economische situatie was dat een interessante functie. Je ziet dat veel regelingen worden uitgekleed en dat is natuurlijk erg lastig. Er komen heel veel veranderingen aan, ook voor artsen.” Ze is even stil en vervolgt dan: “Ik denk dat we, als samenle-ving in het geheel en in de geneeskunde in het bijzonder, voor grote keuzes komen te staan. We kunnen niet alles blijven vergoeden.” Een voorbeeld is tot hoeverre een arts door blijft behandelen in deze tijd waarin medisch-tech-nisch gezien heel veel kan. “Moet je bij een 85-jarige patiënt nog een spreekwoordelijke achtstelijnschemothera-pie aanbieden? Daar kun je twijfels bij hebben.” Toch vindt ze dat deze belangrijke keuzes niet primair bij artsen neergelegd mogen en kunnen worden. “Ik vind dat ik die keuzes in de spreekkamer niet kan maken. Ik kan niet tegen de patiënt zeggen: u krijgt deze behandeling niet omdat deze te duur is. Natuurlijk kan ik die keuze wel maken op basis van medische argumenten, zoals de condi-tie van de patiënt of de verwachte bijwerkingen. Maar de keuze welke middelen er wel en niet vergoed worden, moet de politiek maken. Op het moment dat die spreekwoorde-lijke achtstelijnstherapie niet meer wordt vergoed, zal ik het ook niet aanbieden in de spreekkamer.” Hoewel de bal in eerste instantie bij de politiek ligt, vindt ze wel dat artsen in het algemeen verder kunnen en moeten kijken dan hun spreekkamer. “Je ziet al in het Canmeds-opleidingsmodel dat goede dokters veel meer moeten kun-nen dan alleen medisch-technisch goed zijn. We zijn nu allemaal bezig met het maken van deze omslag. Al blijft het lastig, want een goede dokter is niet per definitie een goede manager. Ik ben er wel van overtuigd dat we als artsen zelf stappen moeten zetten als we willen veranderen. We moe-ten samen met de politiek een visie formulieren over waar we naar toe willen.”Suzanne Booij formuleert tijdens het gesprek rustig en hel-der en denkt goed na over haar uitspraken. Daarnaast is ze ook heel duidelijk en gedecideerd over haar mening. Stelt

‘Het Werktijdenbesluit heeft het leven een stuk aangenamer gemaakt’

Page 4: ‘Ik besteed mijn tijd graag nuttig’

interview  9 

ze zich ook zo op tijdens patiëntencontact? “Ja eigenlijk wel, ik denk dat ik een kordate dokter ben. Ik vind het belangrijk om de tijd te nemen en ik ben ook heel duidelijk over wat ik wel en niet te bieden heb aan behandelopties. De patiënt beslist dan zelf of hij of zij dit wel of niet wil. Soms is er geen keuze en moet de patiënt wel mee. Ik dring niets op. Ik wil alleen duidelijk maken wat de gevolgen zijn van de keuze die de patiënt maakt.“

Heel regelmatig krijgt Booij te maken met emotionele gesprekken. “Natuurlijk vind ik het vreselijk om een patiënt mee te delen dat hij een progressieve ziekte heeft of uitbe-handeld is. Daar bereid ik me bewust op voor; ik weet dat ik iets verschrikkelijks ga vertellen. Maar ik huil niet mee in het gesprek. Daar heeft de patiënt niets aan.” Datzelfde geldt voor overlijdensgevallen op de afdeling: “In dit vak overlijden regelmatig patiënten. Dat vind ik natuurlijk erg naar, maar ik ben er niet verdrietig om.” Toch neemt ze haar werk af en toe mee. “Aan het eind van een dienst, onderweg naar huis, neem ik altijd de hele dag door en vraag ik me per patiënt af of ik het goed heb gedaan. Maar als ik eenmaal thuis ben, kan ik het goed van me afzetten.”

HUNTINGTONOok tijdens haar promotieonderzoek krijgt ze regelmatig te maken met emoties. “Ik doe onderzoek naar euthanasie bij de ziekte van Huntington. Deze progressieve ziekte zit vaak generaties lang in families. Meestal krijgen patiënten de diagnose rond hun veertigste en overlijden ze twintig jaar later na een lange lijdensweg.” De meeste net gediagnosti-ceerde patiënten hebben hun voorland al gezien bij ouders of grootouders. Dat is behoorlijk zwaar. “Ik breng in kaart welke dilemma’s leven bij deze patiëntengroep. Willen ze nadenken over euthanasie en wanneer? Ik spreek dus veel over de dood, reanimatie en palliatieve zorg, maar daar heb ik geen moeite mee.” Het promotieonderzoek past ook goed bij Booij. “Ik ben absoluut niet geschikt voor onder-zoek in het laboratorium, laat mij maar met patiënten wer-ken. Bovendien raakt dit onderzoek af en toe ook de juridi-sche kant. Dat maakt het voor mij extra interessant.”In september is ze klaar met haar opleiding tot neuroloog en ook haar proefschrift zou in 2013 klaar moeten zijn. Wat ze daarna met haar ‘vrije’ tijd gaat doen? Ze glimlacht: “Ik weet het nog niet precies, ik ben me aan het oriënteren op vacatures. Eerst maar eens neuroloog worden. Ik kijk ernaar uit om mijn eigen praktijk te hebben.”

‘Onderweg naar huis neem ik op de fiets altijd de hele dag door’