III. TOEPASSINGSBEPALINGEN - In- en Uitvoer

162
1 III. TOEPASSINGSBEPALINGEN Inhoudsopgave TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN EG .......................................................................... 3 A. ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR ........................................................................... 3 B. ALGEMENE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET DOUANERECHT (1)77 C. ALGEMENE BEPALINGEN DIE ZOWEL OP DE NOMENCLATUUR ALS OP HET DOUANERECHT BETREKKING HEBBEN ................................................................... 77 TITEL II. BIJZONDERE BEPALINGEN EG ................................................................... 83 A. PRODUCTEN BESTEMD VOOR BEPAALDE SOORTEN SCHEPEN EN VOOR BOOR- EN WERKEILANDEN ......................................................................................... 83 B. BURGERLUCHTVAARTUIGEN EN PRODUCTEN BESTEMD VOOR BURGERLUCHTVAARTUIGEN ..................................................................................... 83 C. FARMACEUTISCHE PRODUCTEN ........................................................................... 83 D. FORFAITAIRE HEFFING ............................................................................................ 83 E. BERGINGSMIDDELEN EN VERPAKKINGSMIDDELEN ....................................... 83 F. GUNSTIGE TARIEFBEHANDELING IN VERBAND MET DE AARD VAN DE GOEDEREN ....................................................................................................................... 84 STANDAARDREGLEMENT VAN ORDE VOOR COMITÉ’S ...................................... 85 GEDRAGSCODE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR ......................................... 90 BENELUX-BEPALINGEN ............................................................................................... 96 AFKORTINGEN IN DOUANEVOORSCHRIFTEN ........................................................ 98 VOORSCHRIFT DOUANETARIEF EN FINANCIËLE MAATREGELEN ................. 103

Transcript of III. TOEPASSINGSBEPALINGEN - In- en Uitvoer

1

III. TOEPASSINGSBEPALINGEN

Inhoudsopgave

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN EG .......................................................................... 3

A. ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE

GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR ........................................................................... 3

B. ALGEMENE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET DOUANERECHT (1) 77

C. ALGEMENE BEPALINGEN DIE ZOWEL OP DE NOMENCLATUUR ALS OP HET

DOUANERECHT BETREKKING HEBBEN ................................................................... 77

TITEL II. BIJZONDERE BEPALINGEN EG ................................................................... 83

A. PRODUCTEN BESTEMD VOOR BEPAALDE SOORTEN SCHEPEN EN VOOR

BOOR- EN WERKEILANDEN ......................................................................................... 83

B. BURGERLUCHTVAARTUIGEN EN PRODUCTEN BESTEMD VOOR

BURGERLUCHTVAARTUIGEN ..................................................................................... 83

C. FARMACEUTISCHE PRODUCTEN ........................................................................... 83

D. FORFAITAIRE HEFFING ............................................................................................ 83

E. BERGINGSMIDDELEN EN VERPAKKINGSMIDDELEN ....................................... 83

F. GUNSTIGE TARIEFBEHANDELING IN VERBAND MET DE AARD VAN DE

GOEDEREN ....................................................................................................................... 84

STANDAARDREGLEMENT VAN ORDE VOOR COMITÉ’S ...................................... 85

GEDRAGSCODE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR ......................................... 90

BENELUX-BEPALINGEN ............................................................................................... 96

AFKORTINGEN IN DOUANEVOORSCHRIFTEN ........................................................ 98

VOORSCHRIFT DOUANETARIEF EN FINANCIËLE MAATREGELEN ................. 103

2

III. TOEPASSINGSBEPALINGEN 1. De inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur van de EG die betrekking hebben op de toepassing daarvan (met inbegrip van de bepalingen die betrekking hebben op burgerluchtvaartuigen en verpakkingsmiddelen) zijn hieronder opgenomen, evenals enkele niet in de gecombineerde nomenclatuur van de EG voorkomende toepassingsbepalingen uit het Benelux- protocol inzake het tarief. De EG heeft in de gecombineerde nomenclatuur de toepassingsbepalingen van het geharmoniseerd systeem integraal opgenomen (zie daaromtrent hetgeen in de Inleiding wordt opgemerkt). De huidige toepassingsbepalingen zijn – afgezien van één nieuwe bepaling – letterlijk gelijk aan die van de tot 1 januari 1988 in gebruik zijnde nomenclatuur van de Internationale Douaneraad, terwijl de laatstbedoelde toepassingsbepalingen tot 1 augustus 1985 letterlijk waren overgenomen uit het toen bestaande Tariefbesluit 1960. Dat betekent dat de onder de werking van het Tariefbesluit gevormde jurisprudentie en het tot stand gekomen commentaar, hun belang niet hebben verloren. Een deel daarvan is dan ook bij de daarvoor in aanmerking komende toepassingsregels aangetekend, onder toevoeging van de letters OT. De inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur zijn (zonder jurisprudentie en commentaar) volledig opgenomen in onderdeel VII. Diverse Voorschriften bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. Opgemerkt wordt dat het taalgebruik in de toelichting en beslissingen niet altijd even consequent is voor wat betreft de aanduiding van de algemene bepalingen voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Nu eens worden ze aangeduid als algemene regels voor de interpretatie (of algemene bepalingen voor de toepassing) van de gecombineerde nomenclatuur, dan weer als regels voor de toepassing (van de nomenclatuur) of als indelingsregels. Soms wordt zelfs van regels zonder meer gesproken. Tot misverstand kan dit nauwelijks aanleiding geven. In dit boek wordt zoveel mogelijk gesproken van algemene bepalingen voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, behalve in de teksten en tariferingen van de IDR waar wordt gesproken van algemene indelingsregels en in de registers waar gesproken wordt van ‘alg. toep. bep.’, gevolgd door een nadere aanduiding van de bepaling in kwestie. Uit het navolgende overzicht blijkt de samenhang van de verschillende bepalingen.

Algemene bepalingen voor de toepassing van de nomenclatuur

Inleidende bepalingen

op het Benelux-tarief

van invoerrechten

Opmerkingen

IDR EG

Regel 1 Alg. bep. A1

In het Benelux-tarief worden in art. 5 de EG-bepalingen tevens van toepassing verklaard op EGKS-goederen

Regel 2 Alg. bep. A2

Regel 3 Alg. bep. A3

Regel 4 Alg. bep. A4

Regel 5 Alg. bep. A5

Regel 6 Alg. bep. A6

Alg. bep. B1 t/m B9

Alg. bep. C1, 2, 3

Bijz. bep. A t/m D art. 6 en 7

Dit zijn Benelux-bepalingen die niet bij de IDR of EG voorkomen

3

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN EG

A. ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen (1): 1. Jurisprudentie Het internationale karakter van de nomenclatuur leidt ertoe dat niet de nationale bestemming van de goederen de doorslag geeft, maar dat slechts van belang is wat buiten Nederland normaal is. Dit werd in de volgende TC-uitspraken bevestigd. Een soort malvazaad, in de factuur genaamd ‘Chinese malva seed’, zijnde zaad van een hibiscus-soort, behorende tot de familie der malvaceae, bevat ± 20 % olie. Het is bestemd om als veevoeder te worden gebruikt; elders ter wereld wordt het normaliter gebezigd voor het winnen van vette olie. Dit zaad moet als oliehoudend zaad worden ingedeeld; dat het hier te lande niet of niet geregeld voor oliewinning wordt gebruikt doet hieraan niet af. TC 19 november 1963, nr. 9483 T (UTC 1964/39). OT. Claxons welke het karakter hebben van rijwielclaxons behoren als signaaltoestellen te worden ingedeeld. Hier te lande zijn in het Wegenverkeersreglement voor rijwielen en bromfietsen slechts bellen voorgeschreven. Het geven van geluidssignalen door middel van claxons is hier voor deze voertuigen verboden. De ingevoerde rijwielclaxons zullen daarom hoofdzakelijk worden gebruikt op kinderrijwielen, autopeds, en dergelijke. Zij worden echter elders ter wereld normaliter op rijwielen gebezigd. Gelet op het internationaal karakter van de nomenclatuur prevaleert de aard van de goederen boven de subjectieve nationale bestemming en dienen de ingevoerde claxons als signaaltoestellen te worden ingedeeld en niet als toebehoren van kinderspeelgoed. TC 4 april 1966, nr. 10282 T (UTC 1966/76). OT. 1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken en van de onderdelen van de hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels (1; 2; 4). 1. Toelichting IDR I. In de nomenclatuur zijn alle in de internationale handel voorkomende goederen op systematische wijze opgenomen. Zij zijn gegroepeerd in afdelingen, hoofdstukken en onderdelen van hoofdstukken, die een opschrift dragen, waarin de daaronder vallende goederen ten gerieve van de lezer zo beknopt mogelijk zijn aangeduid. Het is immers, in verband met de grote verscheidenheid en de veelheid der goederen, in vele gevallen onmogelijk in de opschriften alle bedoelde goederensoorten in enkele woorden samen te vatten of daarvan een uitvoerige opsomming te geven. II. In regel 1 wordt dan ook vooropgesteld dat de hiervoor genoemde opschriften slechts als aanwijzing gelden. Ze hebben dus in het geheel geen invloed op de indeling van de goederen.

4

III. Het tweede deel van deze regel bepaalt dat de indelingen worden beheerst: a. door de bewoordingen van de posten en die van de Aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken, en b. zo nodig, voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en Aantekeningen, door het bepaalde in de regels 2, 3, 4 en 5. IV. Het bij III a gestelde, behoeft geen commentaar, aangezien vele goederen in de nomenclatuur kunnen worden ingedeeld zonder dat het nodig is de andere regels toe te passen (bijvoorbeeld levende paarden (post 01.01), producten omschreven in Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 30 (post 30.06)). V. In punt III b: a. wordt met het zinsdeel ‘voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen’ verduidelijkt dat de bewoordingen van de posten en van de Aantekeningen op de afdelingen en hoofdstukken bij de indeling voorrang hebben boven elke andere overweging. Zo is in hoofdstuk 31 in de Aantekeningen betreffende sommige posten bepaald dat deze geen andere goederen omvatten dan de in die Aantekeningen genoemde. Daaruit vloeit voort dat de draagwijdte van die posten niet mag worden uitgebreid tot goederen die er anders, met toepassing van regel 2 b wel onder zouden vallen; b. houdt de verwijzing naar regel 2 in de uitdrukking ‘door het bepaalde in de regels 2, 3, 4 en 5’ in dat: 1. goederen aangeboden in niet-complete of niet-afgewerkte staat (bijvoorbeeld een fiets zonder zadel en banden), en 2. goederen aangeboden in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat (bijvoorbeeld een fiets, gedemonteerd of niet-gemonteerd, waarbij alle elementen gezamenlijk worden aangeboden) waarvan de elementen afzonderlijk ingedeeld zouden kunnen worden onder hun eigen post (bijvoorbeeld banden, binnenbanden) of als ‘delen’ van deze goederen, moeten worden ingedeeld alsof deze goederen zich in complete of afgewerkte staat bevinden, onder voorwaarde dat aan de bepalingen van regel 2 a is voldaan en dat dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten of Aantekeningen. 2. Definities In de Aantekeningen op de afdelingen en hoofdstukken zijn dikwijls definities opgenomen. Deze gelden in het algemeen enkel voor de afdeling, het hoofdstuk of slechts voor een met name genoemde post. Enkele definities gelden echter voor de gehele nomenclatuur. Zie bijvoorbeeld voor: ivoor: Aantekening 3 IDR op hoofdstuk 5; paardenhaar (crin): Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 5; kunstleder: Aantekening 2 IDR op hoofdstuk 41; wol, fijn haar en grof haar: Aantekening 1 IDR op hoofdstuk 51; glas: Aantekening 5 IDR op hoofdstuk 70; edele metalen: Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 71; delen voor algemeen gebruik, van onedel metaal: Aantekening 2 IDR op afdeling XV. In Aantekening 6 IDR op afdeling XV is bepaald dat in alle afdelingen waar een metaal met name is genoemd, daaronder ook vallen legeringen welke blijkens Aantekening 5 IDR op die afdeling als legeringen van dat metaal zijn aan te merken. 3. Gereserveerd 4. Jurisprudentie

5

Op de vraag wat onder de ‘vang’ moet worden verstaan antwoordde het Hof dat het aan de nationale rechter staat vast te stellen, volgens welke de in de betrokken lidstaat of streek gebruikelijke methode voor het uitsnijden en uitbenen van runderkarkassen, de juiste anatomische begrenzing is van het deel van de buikwand dat in de EG-bepalingen ‘vang’ wordt genoemd. HvJ 15 januari 1984, nr. 327/82 (PbEG 1984, nr. C 65). OT. ‘Jeans’-pantalons moeten als herenbovenkleding onder post 62.03 worden ingedeeld, indien zij van klassieke snit zijn en een voorsluiting van links naar rechts hebben. HvJ 10 juli 1986, nr. 222/85 (PbEG 1986, nr. C 209 en UTC 1988/63). OT. De bestemming van een goed is geen inherente eigenschap van dat goed en derhalve geen objectief criterium voor de indeling op het tijdstip van de invoer, daar opdat tijdstip niet kan worden vastgesteld waarvoor het goed daadwerkelijk zal worden gebruikt. Bijgevolg kan voor de tariefindeling niet worden uitgegaan van het daadwerkelijke gebruik. In gelijke zin HvJ nr. 36/71 in aant. 4 op post 23.09, TC nr. 11127 in aant. 4 op post 85.46 en TC nr. 11 707 in aant. 4 op post 03.05. Zogenaamde schoonloopmatten moeten, gelet op algemene bepaling 1 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 57.03 worden ingedeeld. Het betreft matten bestaande uit een hechtlaag van niet-geharde, gevulkaniseerde rubber (nitrielrubber), uit een grondlaag van geweven propyleen en uit een oppervlaktepool van getufte nylondraden, welke zijn gevat in de grondlaag. Zie TC 3 oktober 1995, nr. 13 367 in aant. 4 op post 57.03. In een geschil of glucose die slechts een geringe hoeveelheid kristallijn materiaal bevat bij post 17.02 onder de onderverdeling ‘in wit kristallijn poeder’ of onder de onderverdeling ‘andere’ moest worden ingedeeld, besliste de TC als volgt. Algemene bepaling 1 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur leidt tot het oordeel dat naar algemeen taalgebruik onder de woorden ‘in wit kristallijn poeder’ niet kan worden gebracht een stof die – zoals belanghebbende zelf heeft aangegeven – slechts een geringe hoeveelheid kristallijn materiaal bevat. In de bewoordingen van het gemeenschappelijk douanetarief wordt immers een duidelijk onderscheid gemaakt tussen suikerstoffen ‘in wit kristallijn poeder’ en ‘andere’. TC 8 september 1998, nr. 0178/ 95 TC(UTC1998/53). Ingevoerd werden T-shirts die na de invoer in een assortiment zullen worden opgenomen. De T- shirts zullen namelijk deel gaan uitmaken van zogenaamde ‘overnight kits’ die door vliegtuigmaatschappijen in geval van calamiteiten, als gevolg waarvan grote vertragingen optreden, aan de passagiers worden verstrekt teneinde de grootste ongemakken enigszins te beperken. In geding was of deze T-shirts onder post 61.09, dan wel onder post 96.05 (als reisassortiment) moesten worden ingedeeld. De TC besliste dat nu slechts een enkelvoudig artikel is ingevoerd van indeling onder post 96.05 geen sprake kan zijn en handhaafde de indeling onder post 61.09. Dat de goederen na de invoer alsnog in een assortiment zullen worden opgenomen, is bij de beoordeling van de aangifte ten invoer irrelevant. TC 13 april 1999, nr. 0042/98 TC (UTC 1999/28). Een partij vlees die onder de restitutienomenclatuur (waarvoor deze bepaling ook geldt) was aangegeven als ‘vlees van runderen, delen zonder been, elk deelstuk individueel verpakt’, bleek bij controle een aantal stukken vlees te bevatten die niet individueel waren verpakt. Daar restitutie alleen verleend wordt voor verpakt vlees had de inspecteur besloten geen restitutie te verlenen. De TC oordeelde echter dat het niet juist zou zijn de hele partij in te delen alsof deze in zijn geheel zou bestaan uit onverpakte stukken vlees, nu niet was komen vast te staan dat onverpakt vlees welbewust was vermengd met verpakt vlees. Zij besloot dat de economische werkelijkheid het best kan worden benaderd door de partij op grond van de bevindingen van de ambtenaren naar

6

evenredigheid in te delen onder de restitutienomenclatuur. TC 24 augustus 1999, nr. 0158/97 TC (UTC 2000/33). 2 a. De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet complete of in niet afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat (1; 2; 3; 4). b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken, die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen (5; 6; 7). 1. Toelichting IDR Niet complete of niet afgewerkte artikelen I. Het eerste deel van regel 2 a verruimt de draagwijdte van de posten waarin een bepaald artikel genoemd is, zodat zij niet alleen het complete artikel, maar ook het niet complete of niet afgewerkte artikel omvatten, mits het in de staat waarin het wordt aangeboden, de wezenlijke kenmerken van het complete of afgewerkte artikel vertoont. II. Het bepaalde in deze regel is eveneens van toepassing op artikelen in voorwerpsvorm, tenzij deze in een bepaalde post zijn genoemd. Als artikelen in voorwerpsvorm worden aangemerkt, artikelen die als zodanig niet voor gebruik geschikt zijn, doch waarvan de vorm of het profiel die van het afgewerkte voorwerp of artikel benadert en die, behoudens in uitzonderlijke gevallen, alleen kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van dat voorwerp of dat artikel (bijvoorbeeld voorgevormde flessen van kunststof, zijnde buisvormige halffabricaten met een gesloten uiteinde en een open uiteinde dat voorzien is van een schroefdraad voor het aanbrengen van een sluiting van het type schroefdop, waarbij het gedeelte onder het schroefdraad bedoeld is voor vergroting tot een gewenste maat en vorm). Halffabricaten die niet de kenmerkende vorm van afgewerkte voorwerpen of artikelen hebben (zoals in het algemeen het geval is met staven, schijven, buizen, enz.) worden niet als ‘artikelen in voorwerpsvorm’ aangemerkt. III. In verband met de draagwijdte van de posten van de afdelingen I tot en met VI, is dit deel van regel 2 a praktisch niet van toepassing op de onder de posten van deze afdelingen vallende goederen. IV. Verschillende gevallen waarin deze regel toepassing kan vinden zijn vermeld in de algemene opmerkingen betreffende de afdelingen en hoofdstukken (bijvoorbeeld afdeling XVI en de hoofdstukken 61, 62, 86, 87 en 90). Artikelen aangeboden in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat V. Het tweede deel van regel 2 a bepaalt dat een compleet of afgewerkt artikel dat in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat wordt aangeboden, onder dezelfde post wordt ingedeeld als het overeenkomstige gemonteerde artikel. Het aanbieden in gedemonteerde of niet gemonteerde staat geschiedt vooral om redenen van verpakking, behandeling en transport. VI. Deze regel is eveneens van toepassing op een niet compleet of niet afgewerkt artikel, dat in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat wordt aangeboden, voor zover dit krachtens het eerste deel van regel 2 a als een compleet of als een afgewerkt artikel moet worden aangemerkt.

7

VII. Voor de toepassing van deze regel moet als een artikel aangeboden in gemonteerde of niet-gemonteerde staat worden aangemerkt, het artikel waarvan de verschillende elementen zijn bestemd om te worden samengevoegd, hetzij door middelen als schroeven, bouten, moeren, enz., hetzij bijvoorbeeld door klinken of lassen onder de voorwaarde dat het enkel om montagebewerkingen gaat. In dit opzicht hoeft geen rekening te worden gehouden met de complexiteit van de montagemethode. De verschillende elementen mogen evenwel niet worden onderworpen aan verdere bewerkingen voor de voltooiing van het eindproduct. Niet gemonteerde elementen die aanwezig zijn in een groter aantal dan nodig is om een compleet artikel te vormen, worden afzonderlijk ingedeeld. VIII. Gevallen waarin deze regel kan worden toegepast, zijn vermeld in de toelichting IDR (algemene opmerkingen) betreffende de afdelingen of hoofdstukken (bijvoorbeeld hoofdstuk 44, afdeling XVI, hoofdstukken 86, 87 en 89). IX. In verband met de draagwijdte van de posten van de afdelingen I tot en met VI, is dit deel van regel 2 a praktisch niet van toepassing op de onder de posten van deze afdeling vallende goederen. 2. Post 87.12 omvat eveneens niet-complete rijwielen die de essentiële kenmerken bezitten van complete rijwielen (algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur). Een niet-compleet rijwiel, al dan niet geassembleerd, dient te worden ingedeeld onder post 87.12 indien het bestaat uit een frame, een vork en ten minste twee van de volgende onderdelen: - een paar wielen, - een pedaalaandrijving (zie de toelichting EG op onderverdeling 8714 9630), - een stuureenheid (stuur en voorbouw daaronder begrepen), - een remsysteem. Toelichting EG op post 87.12. Onderverdeling 8714 9630 omvat eveneens pedaalaandrijvingen die normaal bestaan uit: - een trapas; - één of meer tandwieloverbrengingen (ook kettingbladen of kettingwielen genoemd) die meestal aan de rechter pedaalarm zijn bevestigd; en - een linker pedaalarm. Met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur blijft een artikel onder deze onderverdeling ingedeeld als niet-compleet artikel, al dan niet geassembleerd, bijvoorbeeld wanneer het bestaat uit: - één of meer tandwieloverbrengingen die meestal aan de rechter pedaalarm zijn bevestigd; - één of meer tandwieloverbrengingen die meestal aan de rechter pedaalarm en aan de linker pedaalarm zijn bevestigd; of - één of meer tandwieloverbrengingen die meestal aan de rechter pedaalarm en aan de trapas zijn bevestigd. Toelichting EG op onderverdeling 8714 9630. 3. EG-verordeningen Bepaalde tabaksrolletjes moeten onder post 24.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EEG) nr. 3425/91 in aant. 3 op post 24.02. Een 42-inch-plasmascherm met een verhouding breedte/hoogte van 16:9 en met 852 6 480 beeldpunten, moet onder post 85.29 worden ingedeeld. Het product wordt gebruikt als deel bij de vervaardiging van videomonitors. Het kan niet als een product in niet-complete staat worden ingedeeld op grond van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat het product slechts voorzien is van elektrische kabels. Zie Verordening (EG) nr. 2147/2004, punt 3, in aant. 3 op post 85.28.

8

Een niet-gemonteerd artikel in de vorm van een broeikas, op schaal, een zogenaamde ‘minibroeikas’ met afmetingen van ongeveer 50 cm lengte, 24 cm diepte en 25 cm hoogte, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 44.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1655/2005, punt 1, in aant. 3 op post 44.21. Een onvolledig en niet-geassembleerd nieuw voertuig met vier wielen moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2, onder post 87.04 worden ingedeeld. Alle onderdelen worden op dezelfde plaats en op hetzelfde ogenblik bij de douane aangeboden en aangegeven. De radiator, ruiten, banden, accu, schokdempers, zitplaats en deurbekleding zijn niet aanwezig. Het voertuig wordt ingedeeld onder post 87.04 aangezien het, zoals het wordt aangeboden, de essentiële kenmerken van een compleet of afgewerkt voertuig vertoont (algemene bepaling 2 a, eerste zin). Zie eveneens de algemene toelichting IDR bij hoofdstuk 87. Het feit dat het voertuig in niet-geassembleerde staat wordt aangeboden, is niet van invloed op de indeling als een compleet of afgewerkt product (algemene bepaling 2 a, tweede zin). Zie Verordening (EG) nr. 2127/2005, in aant. 3 op post 87.04. Noot. In de verordening is niet aangegeven of de diverse delen op dezelfde aangifte werden aangegeven of niet. Zie hierbij eveneens Noot (2) op HR 19 november 2004, nr. 39 100, in aant. 4 op deze bepaling. Een bustehouder ontworpen als het bovendeel van een tweedelig badpak (bikini), vervaardigd uit breiwerken van twee effen verschillende kleuren, moet onder post 62.12 worden ingedeeld, omdat het onderste deel van het ‘tweedelige badpak’ ontbreekt. Het is geen ‘onvolledig artikel’ van post 61.12 (zwemkleding) in de zin van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur, omdat het artikel niet het essentiële karakter van het volledige artikel (een tweedelig badpak) bezit. Zie Verordening (EG) nr. 1178/2007 in aant. 3 op post 62.12. Een niet-gemonteerde hoekdouchecabine moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 39.22 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 833/2008 in aant. 3 op post 39.22. Een bustehouder vervaardigd uit een stof die geschikt is voor de vervaardiging van zwemkleding, moet onder post 62.12 worden ingedeeld. Hoewel het artikel, door zijn algemeen voorkomen, snit en aard van de stof, het bovenste deel van een tweedelig badpak (‘bikini’) lijkt te zijn, is de indeling onder post 61.12 (badpakken) uitgesloten, omdat het onderste deel van het ‘tweedelig badpak’ ontbreekt. Bovendien is het artikel geen ‘onvolledig artikel’ van post 61.12 (zwemkleding) in de zin van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur omdat het artikel niet het wezenlijke karakter heeft van het volledige artikel (een tweedelig badpak), daarom kan het als zodanig niet voor het zwemmen worden gebruikt. Zie Verordening (EG) nr. 1028/2008 in aant. 3 op post 62.12. Een radio tuner module, in niet-complete staat, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a, onder post 85.27 worden ingedeeld. De module bevat alle noodzakelijke componenten (een radiofrequentieblok, een middenfrequentieblok en AM/FM-demodulatieschakelingen) om radio-uitzendingen te ontvangen en te verwerken. Zie Verordening (EG) nr. 215/2009 in aant. 3 op post 85.27. Een digitaal apparaat in een eigen behuizing bestemd voor het opnemen en weergeven van geluid en beeld in verschillende formaten, doch nog niet voorzien van de harde schijf, gepresenteerd in een set, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a, onder post 85.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 295/2009 in aant. 3 op post 85.21.

9

Schoeisel met twee paar inzetstukken die elk verschillende buitenzolen vormen, dat wordt aangeboden als stel of assortiment voor de verkoop in het klein, met daarbij een metalen gereedschap om de inzetstukken te bevestigen, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 64.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 895/2009 in aant. 3 op post 64.03. Een zogenaamde ‘lichtinstallatie’ bestaande uit zes ronde fluorescerende lichtbuizen en zes fittingen van kunststof, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.05 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 731/2010, punt 2, in aant. 3 op post 94.05. Een niet-gemonteerd modulair beeldschermpaneel (zogenoemde ‘led-wand’) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a onder onderverdeling 8528 5299 worden ingedeeld. Het paneel wordt aangeboden samen met een verwerkingssysteem bestaande uit: - een videobeeldverwerker die verschillende ingangssignalen (zoals CVBS, Y/C, YUV/RGB, (HD-) SDI of DVI) verwerkt en de mogelijkheid biedt om een beeld/video-opname op beeldschermpaneelformaat te brengen, en - een signaalverwerker die de pixelmapping van het ingangssignaal naar het beeldschermpaneel mogelijk maakt. Zie Verordening (EU) nr. 103/2012 in aant. 3 op post 85.28. Een zogenoemde ‘fietsset’ moet met toepassing van de algemene bepalingen 1 en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder hun respectievelijke onderverdelingen binnen post 87.14 worden ingedeeld. De ‘set’ bestaat uit een frame, een voorvork en twee velgen, die alle tegelijk worden aangeboden voor inklaring, maar afzonderlijk zijn verpakt. Omdat de gezamenlijk aangeboden componenten niet het essentiële karakter hebben van een complete fiets, is indeling onder post 87.12 als een niet-compleet rijwiel met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur uitgesloten. Zie Verordening (EU) nr. 104/2012 in aant. 3 op post 87.14. Noot. Zie in dit verband eveneens HvJ 10 maart 2016, nr. C-499/14, opgenomen in aant. 5 op algemene bepaling 3 b, waarbij bepaalde goederen die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, werden aangemerkt als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Een niet-gemonteerd artikel (een zogenoemd ‘veiligheidsnet voor trampoline’) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.06 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 399/2012 in aant. 3 op post 95.06. Een artikel van staal, ander dan roestvrij staal, zonder schroefdraad, met een zeskantkop in niet- afgewerkte staat, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 73.18 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 553/2012 in aant. 3 op post 73.18. Een luchtdicht afgesloten weegsensor (zogenoemde ‘weegcel’) bevattende een rekstrookje in de vorm van een brugschakeling moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a onder post 90.31 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1124/2012 in aant. 3 op post 90.31. Een incompleet video-opname- en -weergaveapparaat moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 69/2013, punt 2, in aant. 3 op post 85.21.

10

Een artikel bestaande uit enkele lappen dichtgeweven textielstof (canvas), aan elkaar genaaid tot een driedimensionale ‘vorm’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.06 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 670/2013 in aant. 3 op post 63.06. Een zogenoemde ‘led-strip’ bestaande uit lichtgevende diodes (leds), transistors, weerstanden en beschermdiodes, ontworpen om bijvoorbeeld in meubilair te worden gebruikt moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.05 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 708/2013 in aant. 3 op post 94.05. Een niet-gemonteerd speelgoedfiguurtje van kunststof met de menselijke kenmerken van een man, bestaande uit twee delen, aangeboden in een plastic omhulsel in de vorm van een ei bestaande uit twee helften die uit elkaar kunnen worden genomen, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 711/2013 in aant. 3 op post 95.03. Een bepaalde, niet-complete lcd-kleurentelevisie moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a onder onderverdeling 8528 7240 worden ingedeeld. Het betreft een toestel zonder zogenaamde tuner, met een beeldschermdiagonaal van circa 81 cm (32 inches) en afmetingen (zonder steun) van circa 75 × 44 × 5 cm, met: - een native resolutie van 1920 × 1080 pixels, - een beeldverhouding van 16:9, - een pixelafstand van 0,369 mm, - twee luidsprekers van 10 W, - een aan/uit-toets en bedieningstoetsen, waaronder voor zenderkeuze, - een sleuf voor de inbouw van een zogenaamde tuner in de vorm van een module met radiofrequentieschakelingen (RF-blok), middenfrequentieschakelingen (IF-blok) en demodulatieschakelingen (DEM-blok). Na inbouw van de tuner kan het toestel digitale televisiesignalen ontvangen. Het is uitgerust met de volgende videoaansluitingen: - twee HDMI, - een composite IN, - een component IN. Het toestel is ook uitgerust met een MPEG-decoder voor het decomprimeren van digitale videosignalen en met elektronica voor het bedienen van de zenderkeuze (tuning) en –opslag. Het heeft een vaste steun zonder draai- en kantelmechanisme en wordt aangeboden met een afstandsbediening. Gezien zijn objectieve kenmerken, namelijk de sleuf voor de inbouw van een zogenaamde tuner, de aanwezigheid van een MPEG-decoder en elektronica voor het bedienen van de zenderkeuze (tuning) en -opslag, heeft het toestel het wezenlijke karakter van een compleet ontvangtoestel voor televisie. Indeling onder onderverdeling 8528.51 of 8528.59 als monitor is derhalve uitgesloten. Zie Verordening (EU) nr. 1156/2013 in aant. 3 op post 85.28. Een zonnecollector die wordt gebruikt in zonneboilersystemen en is bedoeld om op het dak te worden gemonteerd, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a onder onderverdeling 8419 1900 worden ingedeeld. Zoals de zonnecollector wordt aangeboden, maken de pomp, de besturing, het buizenstelsel en het wateropslagreservoir er geen deel van uit. De zonnecollector vertoont het wezenlijke karakter van een compleet of afgewerkt goed (heetwatertoestel), aangezien het alle componenten omvat die noodzakelijk zijn om warmte op te wekken. De ontbrekende componenten worden gebruikt om de warmte door te geven en het water

11

op te slaan. Indeling onder onderverdeling 8419 9085 als delen van heetwatertoestellen is daarom uitgesloten. Aangezien de zonnecollector zonne-energie omzet in warmte, kan deze niet enkel worden beschouwd als warmtewisselaar overeenkomstig onderverdeling 8419.50. De zonnecollector moet daarom worden ingedeeld onder onderverdeling 8419 1900 als andere geisers en heetwatertoestellen, niet elektrisch. Zie Verordening (EU) 1215/2014 in aant. 3 op post 84.19. Een zogenoemde ‘zwabberkop’, zijnde een artikel bestaande uit textielkoorden vastgemaakt aan een kunststof hulpstuk dat is ontworpen om het artikel te verbinden met een steel, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a, onder post 96.03 worden ingedeeld. Een bundel textielkoorden gemonteerd op een steel vormt een zwabber. Het artikel is een bundel textielkoorden vastgemaakt aan een kunststof hulpstuk dat dient om het artikel te verbinden met een steel. Bijgevolg moet de zwabberkop worden aangemerkt als een niet-compleet artikel met het wezenlijke karakter van een zwabber in de zin van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat het kunststof hulpstuk ontworpen is om op een steel te worden gemonteerd. Zie Verordening (EU) 2015/1785 in aant. 3 op post 96.03. Een artikel bestaande uit een glanzend doorschijnend weefsel (100% polyester) met daarop een machinaal geborduurde versiering, aangeboden op rollen met een lengte van 300 cm, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a, onder post 63.03 worden ingedeeld. Het artikel heeft het wezenlijke karakter van een afgewerkt gordijn van post 63.03 omdat het kennelijk bestemd is om er met behulp van enkele aanvullende bewerkingen een gordijn van te maken. Nadat de stof van de rol is afgeknipt, bestaat de enige aanvullende bewerking die nog moet worden verricht om het gordijn te maken, in het snijden op de vereiste lengte en het afzomen. Zie Verordening (EU) 2015/2320 in aant. 3 op post 63.03. Niet-gemonteerde douchedeuren ontworpen om te worden gemonteerd en aan de muur te worden bevestigd moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 70.20 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2016/1962 in aant. 3 op post 70.20. 4. Jurisprudentie Een kettingtransporteur zonder transportketting en zonder de aandrijfmotor daarvoor, moet (met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur) als een complete kettingtransporteur worden ingedeeld. TC 5 februari 1968, nr. 10501 T (UTC 1968/53). OT. Ingevoerd werden 14 sets onderdelen van televisie-ontvangtoestellen. Een set omvatte onder meer de beeldbuis met bedrading, de kanalenkiezer met bedrading, de ‘Leiterplatte für Ablenkeinheiten’ met bedrading doch met uitzondering van vier buizen; aan de kanalenkiezer bevonden zich nog de helderheidsregelaar en de volumeregelaar plus toonregelaar. Bij de invoer ontbraken de televisiekast, het achterschot, waarop gemonteerd is een complete hoogspanning van 16 000 volt, de lijnoscillator, de rasteroscillator en uitgang, diverse synchronisatieschakelingen, zowel horizontaal als verticaal, enkele buizen (4), enkele knoppen en enige kleine onderdelen; deze onderdelen zijn elders ingevoerd. De ingevoerde goederen werden door de TC ingedeeld als niet gemonteerde, niet complete apparaten, welke de essentiële kenmerken vertonen van complete televisie-ontvangtoestellen. De ontbrekende delen werden niet kenmerkend voor de aard der goederen geacht. TC 17 november 1969, nr. 10686 TW (UTC 1970/37). OT.

12

Ingevoerd werden peervormige stukken kunsthars, bestemd voor de vervaardiging van biljartballen. Ze moeten nog de volgende bewerkingen ondergaan: verwijdering van de giettuit, afdraaien op de vereiste maat, verhitting in een oven waardoor een glazuurlaag ontstaat, nadraaien op de precieze maat, polijsten. Deze bewerkingen zijn zodanig ingrijpend, dat zij nog niet de wezenlijke kenmerken van biljartballen vertonen. Ze kunnen dus niet als afgewerkte biljartballen worden ingedeeld. TC 18 juni 1963, nr. 9455 T (UTC 1963/136). OT. Delen van piano’s, die niet de essentiële kenmerken van piano’s vertonen, kunnen niet met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld als piano’s in gedemonteerde staat. Daaraan doet niet af dat de ontbrekende delen op een afzonderlijke aangifte elders zijn ingevoerd. De TC overwoog dat iedere aangifte ten invoer een op zichzelf staand belastbaar feit vormt en op zijn eigen merites moet worden beoordeeld, hetgeen in beginsel uitsluit dat twee afzonderlijke aangiften in het kader van de indeling in het Tarief bijeengevoegd kunnen worden. TC 17 mei 1989, nr. 12 438 T (UTC 1989/29). OT. Zie hierbij de hierna opgenomen uitspraak nr. 12 452 T. Onderdelen van vrachtauto’s, waaruit 16 complete vrachtauto’s kunnen worden gemonteerd, moeten met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld als 16 vrachtauto’s, ondanks het feit dat de onderdelen op 14 verschillende aangiften ten invoer waren aangegeven. TC 23 november 1989, nr. 12 452 T (UTC 1990/1). OT. Noot. Deze uitspraak lijkt haaks te staan op de hiervoor opgenomen uitspraak nr. 12 438 T. In beide gevallen waren de onderdelen bestemd voor assemblage. Het verschil tussen beide zaken ligt in de feitelijke omstandigheden. In zaak 12 452 T werden alle 14 aangiften ten invoer op hetzelfde aangiftepunt gedaan, terwijl in zaak 12 438 T de aangiften op twee verschillende losplaatsen werden gedaan. Bovendien stond in zaak 12 438 T slechts één aangifte ter discussie, daar de aangifte op de andere losplaats reeds geheel was afgehandeld. Losse horloge-uurwerken en kasten voor horloges, in exact dezelfde aantallen in groepen van telkens twee aangiften ingevoerd, dienen met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als complete horloges te worden ingedeeld. De TC overwoog onder meer dat van het beginsel dat elke aangifte ten invoer in beginsel een op zichzelf staand belastbaar feit vormt, moet worden afgeweken indien een aantal aangiften een zodanige nauwe samenhang vertoont dat zij in wezen zijn te beschouwen als specificaties van één aangifte ten invoer. De aangiften zijn gedaan door dezelfde aangever, bij hetzelfde aangiftepunt en per groep van twee, nagenoeg op hetzelfde tijdstip. Onder deze omstandigheden moet aldus de TC de samenhang tussen de groepen van twee aangiften aanwezig worden geacht. De TC overwoog verder dat het vastzetten van het uurwerk in de horlogekast (‘montage’), een handeling is die op zichzelf als eenvoudig moet worden aangemerkt. TC 19 juli 1991, nr. 12 699 (UTC 1991/46). OT. Een gelijktijdig ingevoerde automobiel en een daarop te monteren kraan, moeten als kraanauto onder post 87.05 worden ingedeeld. Op dezelfde dag werden op twee vrachtwagens aangevoerd een automobiel en een kraan, bestemd om op dezelfde automobiel te worden aangebracht. De facturen voor elk dezer delen opgemaakt dragen dezelfde dagtekening, zijn opeenvolgend genummerd en vermelden hetzelfde ordernummer. Automobiel en kraan werden ten invoer aangegeven op formulieren die ongeveer gelijktijdig werden aangeboden en opeenvolgend genummerd. In het geding was of de automobiel en de kraan afzonderlijk moeten worden ingedeeld als automobiel voor bijzondere doeleinden (post 87.05) en als hijskraan, ontworpen om op een wegvoertuig te worden gemonteerd (post 84.26), dan wel als kraanauto (post 87.05).

13

Overwogen werd dat het de bedoeling is het goed, dat uiteindelijk in het economisch verkeer komt, te onderwerpen aan het voor dat goed vastgestelde invoerrecht, ook al wordt het – om welke reden dan ook (eisen van transport, montage, enz.) – in delen of onderdelen ingevoerd. Algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur noopt tot indeling van automobiel en kraan als één object, en wel als kraanauto, onder post 87.05. TC 2 februari 1970, nr. 10 796 T (UTC 1970/ 27). OT. Algemene bepaling 2 a voor de bepaling van de gecombineerde nomenclatuur heeft betrekking zowel op nog niet-gemonteerde als op gedemonteerde artikelen, en voor zover uit de nog niet gemonteerde onderdelen een compleet artikel kan worden samengesteld, vallen deze onder de bepalingen betreffende dat artikel zelf, ook indien de nomenclatuur een specifieke post voor losse onderdelen en toebehoren bevat. HvJ 29 mei 1979, nr. 165/78 (PbEG 1979, nr. C 153). OT. Algemene bepaling 2 a, tweede volzin, voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd, dat geconcentreerd sap van weichselkersen of van aalbessen enerzijds en de uit genoemde vruchten gewonnen kersen- of bessenessence anderzijds niet zijn aan te merken als goederen in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat, zelfs niet wanneer de voor dezelfde prijs verhandelde sapconcentraten en essences onmiddellijk voor verbruik of het bottelen weer met elkaar worden vermengd. HvJ 30 september 1982, nr. 295/81 (PbEG 1982, nr. C 288 en UTC 1984/9). OT. Een kraanauto in niet-gemonteerde staat, moet, met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, als een kraanauto onder post 87.05 worden ingedeeld. Het betreft een autochassis van zware constructie en een hijskraan, die gelijktijdig doch los van elkaar zijn ingevoerd en die blijkens hun uitvoering en de beschrijving in de prospectus zijn bestemd om tot een kraanauto te worden samengebouwd. Indeling onder post 84.26 is uitgesloten ingevolge Aantekening 1 l IDR op afdeling XVI. TC 28 maart 1966, nr. 10 072 T (UTC 1966/ 67). OT. Fotokopieerapparaten die in bouwpakketten met ongeveer 200 afzonderlijke onderdelen worden geleverd, moeten als kopieerapparaten in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat worden ingedeeld. In het desbetreffende geschil bepaalde het Hof van Justitie namelijk dat algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief aldus moet worden uitgelegd, dat als een goed in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat is te beschouwen het goed waarvan de samenstellende onderdelen, dat wil zeggen de onderdelen die kunnen worden geïdentificeerd als te zijn bestemd om een afgewerkt product te vormen, alle tezelfdertijd ter inklaring worden aangeboden. Daarbij moet geen rekening worden gehouden met de montagetechniek of de ingewikkeldheid van de montagemethode. HvJ 16 juni 1994, nr. C¬35/93 (PbEG 1994, nr. C 202 en UTC 1996/21). Noot. Het gemeenschappelijk douanetarief is thans verwerkt in de gecombineerde nomenclatuur. De term ‘ter inklaring worden aangeboden’ moet worden uitgelegd als ‘ten invoer worden aangeboden’. Een casco van een schip moet met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als een zeeschip worden ingedeeld. Zie TC 14 december 1994, nr. 13 061, in aant. 8 op post 89.01. Een onderbouw op rupsbanden met besturings- en bedieningsinrichtingen moet onder post 84.29 worden ingedeeld. De aanwezige besturings- en bedieningsinrichtingen zien op het gebruik van een hydraulische arm en een graafemmer. Zie TC 20 september 1996, nr. 13 203, in aant. 4 op post 84.29. Omslagen van leer, bestemd om te dienen als bergingsmiddel voor een losbladige agenda, moeten onder post 42.05 worden ingedeeld. Indeling onder post 48.20 met een beroep op algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, is niet mogelijk daar het goed

14

niet de essentiële kenmerken van een agenda toont. Zie TC 19 augustus 1997, nr. 13 722, in aant. 4 op post 42.05. Een half motorvoertuig kan niet worden aangemerkt als een voertuig in niet-complete staat en moet onder post 87.08 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8708.99/3 op post 87.08 in aant. 4 op die post. Delen, waaruit 3000 rijwielen kunnen worden samengebouwd, moeten met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder onderverdeling 8712 0030 worden ingedeeld als 3000 rijwielen. De delen waren aangegeven op zes verschillende aangiften, op dezelfde dag, bij hetzelfde aangiftepunt en door dezelfde aangever. Onder deze omstandigheden mochten de op de aangiften vermelde goederen voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief worden beoordeeld alsof zij tezamen op één aangifte waren ingevoerd, aldus de TC. De TC overwoog bovendien dat het ontbreken van het versnellingssysteem, de verlichting, de bel en de bagagedrager niet zo zwaarwegend is dat gezegd kan worden dat de aldus samengestelde rijwielen niet de essentiële kenmerken van rijwielen vertonen. TC 13 oktober 1998, nr. 0103/96 TC (UTC 1998/56). Een rechthoekige houder met, los verpakt, vier stalen montageschroeven en vier aardschroeven van verkoperd staal bedoeld om daarin klemmenstroken en gaten aan te brengen ter verbinding van stroomkringen, moet ingevolge algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als een niet-complete aansluitdoos voor elektriciteit onder post 85.36 worden ingedeeld. Zie HvJ nr. C-280/97 in aant. 4 op post 85.36. Een notebook PC body werd door de TC, onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, niet onder post 84.71 maar onder post 84.73 ingedeeld. Het betrof een artikel bestaande uit een moederbord met elektronica en een beeldscherm. Belangrijke delen, die nodig zijn om hem als automatische gegevensverwerkende machine te kunnen gebruiken, ontbraken. Met name waren dit de centrale verwerkingseenheid (CPU), een harddisk station en een toetsenbord. Zie TC 6 juli 1999, nr. 0061/98 TC, in aant. 4 op post 84.73. Bevroren delen van hanen of kippen, bestaande uit twee achtervierendelen die door de rughuid nog bijeen worden gehouden, moeten met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als ‘kwarten’ worden ingedeeld. Zie HvJ nr. 290/97 in aant. 22 op post 02.07. Delen waaruit 318 rijwielen kunnen worden samengebouwd, moeten met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder onderverdeling 8712 0030 worden ingedeeld als 318 rijwielen. De delen waren geladen in twee containers, een met 201 kartons en een met 672 kartons. De kartons waren geladen met delen van één bepaalde soort. De TC overwoog onder meer dat de aangiften ten invoer in het vrije verkeer binnen een tijdsbestek van elf dagen bij hetzelfde aangiftepunt en door dezelfde aangever zijn gedaan. Onder deze omstandigheden mochten de op de aangiften vermelde goederen voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden beoordeeld alsof zij tezamen op één aangifte waren ingevoerd, aldus de TC. De goederen kunnen derhalve terecht met toepassing van algemene bepaling 2 a worden aangemerkt als rijwielen van post 87.12. TC 7 november 2000, nr. 0165/97 TC (UTC 2001/11). Tentstokken waarvan vaststaat dat zij bestemd zijn om tezamen met de gelijktijdig in het vrije verkeer gebrachte tentdoeken kampeertenten te vormen, moeten onder post 63.06 worden ingedeeld. De tentstokken komen in aantal en soort overeen met de soort en de hoeveelheid die

15

nodig is om met een partij tentdoeken kampeertenten te vormen. Dit blijkt uit de bijbehorende koopcontracten en overgelegde facturen. In het geding was of de tentstokken naar hun eigen aard moeten worden ingedeeld, dan wel met toepassing van de algemene bepalingen voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 63.06. De DK overwoog onder meer dat van het beginsel dat iedere aangifte voor het vrije verkeer op zichzelf staat en als zodanig moet worden beoordeeld, moet worden afgeweken als het om verschillende goederen gaat waarvan vaststaat dat zij bestemd zijn om samen een afgewerkt product te vormen, wanneer deze aangiften door dezelfde aangever op dezelfde dag en plaats voor het vrije verkeer zijn aangeboden. Steun voor dit oordeel vond de DK in HvJ nr. C-35/93 van 16 juni 1994 (opgenomen in aant. 4 op Alg. toep. bep. 2 a). Uit de feiten vloeit voort dat de tentstokken en de tentdoeken bestemd zijn om samen kampeertenten te vormen. Het is het niet voor twijfel vatbaar dat het samenvoegen van de tentdoeken en de tentstokken (het ‘opzetten’ van een tent) montage vormt volgens algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Dit betekent dat kampeertenten in niet-gemonteerde staat zijn ingevoerd. Voor de tariefindeling moeten de goederen worden beoordeeld alsof zij op één aangifte waren ingevoerd. DK 12 december 2002, nr. 01/90 033 DK (Douanerechtspraak 2003/15). Bij zijn uitspraak in cassatie heeft de HR de bovenstaande uitspraak van de DK vernietigd. Volgens hem voorziet de wetgeving niet in de mogelijkheid tot het samenvoegen van aangiften van verschillende afzonderlijk verpakte, aangeboden en aangegeven producten. Met betrekking tot de goederen in geding waren diverse aangiften gedaan, afzonderlijk voor tentdoeken en voor tentstokken, alle afkomstig uit China en bestemd om gezamenlijk kampeertenten te vormen. De partijen tentdoeken enerzijds en de partijen tentstokken anderzijds werden telkens met hetzelfde schip, maar in afzonderlijke containers vervoerd. Zij werden door belanghebbende op dezelfde dag bij dezelfde douanepost aangeboden en aangegeven voor het vrije verkeer en werden daarna rechtstreeks bij de importeur afgeleverd. De HR oordeelde onder meer dat, voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, het CDW (Verordening (EEG) nr. 2913/92), de Uitvoeringsverordening CDW (Verordening (EEG) nr. 2454/93) en de Verordening gecombineerde nomenclatuur (Verordening (EEG) nr. 2658/87) niet voorzien in de mogelijkheid tot het samenvoegen van aangiften van verschillende afzonderlijk verpakte, aangeboden en aangegeven goederen. Derhalve is redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar dat het oordeel van het hof dat – voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur – van vermeld uitgangspunt moet worden afgeweken ten aanzien van de op de door belanghebbende ingediende aangiften vermelde goederen en deze goederen moeten worden beoordeeld alsof zij op één aangifte voor het vrije verkeer waren aangegeven, in strijd is met vorenbedoelde indelingsregels. Het door het hof aangehaalde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1994, nr. C-35/93 (zie in aant. 4 hiervoor) doet hieraan niet af. In die zaak immers werden alle onderdelen tezamen aangeboden en door middel van een enkele aangifte aangegeven. Het middel dat opkomt tegen dat oordeel, treft doel, aldus de HR. De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven. HR 19 november 2004, nr. 39 100 (Douanerechtspraak 2005/14). Noot (1). In zijn noot met betrekking tot bovenvermelde uitspraak in cassatie merkt Boersma onder meer het volgende op. In de rechtspraak van de TC en de DK is over het toepassingsbereik van algemene indelingsregel 2 a in relatie tot verschillende aangiften een lange bestendige lijn te vinden. Het is dan ook niet vreemd dat Koedijk in zijn noot op de uitspraak TC 13 oktober 1998 (UTC 1998/56) schreef: ‘De uitspraak zal, behalve uiteraard bij appellante, weinig verbazing wekken’. Hoe verbazingwekkend is dan ook dit arrest van de HR. Het vormt namelijk duidelijk een breuk in de lijn die de DK had gekozen. Boersma noemt vervolgens een aantal relevante uitspraken van de TC, de DK en het Hof van Justitie. Noot Boersma in Douanerechtspraak 2005/14. Noot (2). Algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur is direct overgenomen uit de nomenclatuur behorende bij het internationale verdrag inzake het

16

geharmoniseerde systeem (GS) van de WDO, dat als basis dient voor de gecombineerde nomenclatuur. Deze bepaling behelst de indeling van goederen die, al dan niet in complete staat, in niet- gemonteerde of in gedemonteerde staat worden aangeboden. Met deze bepaling wordt in feite de draagwijdte van een post uitgebreid, immers een verzameling delen die gezamenlijk een goed vormen, is nog steeds een verzameling en niet het goed dat als zodanig is omschreven in een bepaalde post. Zonder deze algemene bepaling zou dan ook een verzameling delen moeten worden ingedeeld naar aard en samenstelling, voor zover er geen nadere bepalingen bestaan ten aanzien van de indeling van delen op afdelings- of hoofdstukniveau. De gedachte achter deze bepaling is het internationale handelsverkeer te vergemakkelijken. Immers, een enkele aangifte van bijvoorbeeld een partij bestaande uit 300 (of meer) delen, die eens gemonteerd gezamenlijk één artikel zullen vormen, is minder tijd (en geld?) rovend dan 300 afzonderlijke aangiften. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, behelst algemene bepaling 2 a een regeling waarbij de draagwijdte van de post (of, door toepassing van algemene bepaling 6, de draagwijdte van een onderverdeling) wordt uitgebreid tot dat goed in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat. Ofschoon zij geen bepaling omvat ten aanzien van eventueel te volgen procedures indien zo’n goed in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat wordt aangeboden, wordt wel verwezen naar het aanbieden van de goederen: ‘[De vermelding van een goed in een post] heeft eveneens betrekking op een (...) goed indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat’ (cursivering ter verduidelijking). Wat precies moet worden verstaan onder ‘aangeboden’ is niet nader omschreven, noch in de wettelijke tekst (dat wil zeggen de gecombineerde nomenclatuur), noch in de toelichtingen IDR of EG. Tot dusver hadden de TC en de DK een bestendige lijn gevolgd hoe moest worden omgegaan met de uitleg van het begrip ‘aangeboden’, waarbij een relatie werd gelegd tussentijd en/of plaats (zie ook de noot van Boersma hiervoor en de diverse uitspraken in deze aant.). De HR heeft echter gemeend hieraan een einde te moeten maken, door onder meer te oordelen dat het CDW, de Uitvoeringsverordening CDW en de gecombineerde nomenclatuur niet voorzien in de mogelijkheid tot het samenvoegen van aangiften en dat een procedure tot het samenvoegen van twee of meer aangiften in strijd is met bepaling 2 a. In zijn uitspraak verwijst de HR naar het arrest van het Hof van Justitie van 16 juni 1994, waarbij alle delen tezamen werden aangeboden en door middel van een enkele aangifte aangegeven. Kennelijk heeft de HR hier de lijn getrokken: één aangifte mag voor de toepassing van algemene bepaling 2 a, twee of meer niet. Dat laatste zou in strijd zijn met de bepalingen van algemene bepaling 2 a. Waar dit op is gebaseerd is niet duidelijk: algemene bepaling 2 a zwijgt immers over de vraag of er een of meer aangiften kunnen worden gedaan voor goederen aangeboden in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat. Gelet op de vorengenoemde uitspraak van het Hof van Justitie kan worden gesteld dat er sprake is van communautaire wetgeving die ziet op de wijze waarop aangiften voor gedemonteerde of niet-gemonteerde goederen moeten worden behandeld. Door deze uitspraak in zijn overwegingen te betrekken, heeft de HR impliciet aangegeven dat het hier om de uitleg van communautaire wetgeving gaat. Naar het voorkomt had de HR hier een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie moeten voorleggen, temeer daar hij heeft geoordeeld dat het samenvoegen van twee aangiften in strijd is met de algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Naar de werkelijke beweegredenen van de HR die tot deze uitspraak hebben geleid, kunnen we slechts gissen. Opgemerkt wordt dat cassatie inzake douanevraagstukken bij de HR mogelijk is sinds 1 januari 2002. Hoe het ook zij, door deze uitspraak heeft de HR de deur geopend voor importeurs om (meer) aan ‘tariff engineering’ te doen. Een taak voor de wetgever om een en ander te rectificeren lijkt op zijn plaats, al zou het maar zijn om de bepaling in kwestie eenduidig uit te leggen op internationaal niveau. Noot (3). Het GS is een economisch neutraal classificatie-instrument: het omvat immers geen douanerechten. Douanerechten worden op nationaal (daaronder begrepen communautair) niveau via het douanetarief ingebracht, waarmee de nomenclatuur (het ‘tarief’) een economisch instrument wordt. Het is op dit moment dat er een potentieel vraagstuk ontstaat. De importeur is immers

17

gebaat bij een zo laag mogelijk tarief (douanerechten op delen zijn vaak lager dan die op de gemonteerde goederen), hetgeen, gelet op de uitspraak van de HR, bereikt kan worden door in voorkomend geval de delen op twee of meer aangiften aan te bieden. Omdat de algemene bepalingen voor de interpretatie eveneens van toepassing zijn op ieder andere nomenclatuur die is gebaseerd op de GN, geldt vorenstaande bijvoorbeeld ook voor antidumpingrechten. Appellante heeft op verschillende data in totaal vijf aangiften ten invoer tot verbruik gedaan van delen van rijwielen. Daarbij zijn de verschillende in de zendingen opgenomen goederen aangegeven onder de daarbij behorende, individuele onderverdelingen. Na verificatie heeft de douane de vijf aangiften gecorrigeerd en de goederen alsnog als complete rijwielen ingedeeld onder onderverdeling 8712 0030. Het College heeft geoordeeld dat, gelet op de duidelijke strekking van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, elk van de vijf in geding zijnde aangiften in haar geheel als uitgangspunt dient en niet, zoals door appellante ter zitting bepleit, elke aangifteregel en elk deel van het rijwiel apart. Niet in geschil was het feit dat voor elke aangifte geldt dat de daarin vermelde delen samen kunnen worden aangemerkt als rijwielen in niet-complete of niet-afgewerkte staat. CBB 4 april 2006, nrs. AWB 04/529 t/m 04/532 (IUN 2006/399). Bepaalde mp3-spelers, in niet-gemonteerde staat, moeten met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.27 worden ingedeeld. Het betrof een zending bestaande uit de volgende vijf artikelen: - ontvangtoestellen voor radio-omroep, gecombineerd met een toestel voor het opnemen of weergeven van geluid, andere (mp3-spelers); - schijvengeheugeneenheden, voor harde schijven, (20 GB Hard Disk); - adapters; - artikelen van de soort die in de zak of in de handtas worden meegedragen, met een buitenkant van leder, andere; en - oortelefoons. Uit vorenstaande goederen kunnen 8400 toestellen worden samengebouwd. Alle artikelen waren vermeld op een en dezelfde aangifte. Zie DKH 19 november 2007, nr. 06/11 107, in aant. 4 op post 85.27. In hoger beroep heeft de DK bovenvermelde uitspraak bevestigd. DK 3 november 2008, nr. 07/1058 (Douanerechtspraak 2009/5). Een incomplete kathodestraalbuis moet onder post 85.40 worden ingedeeld. Zie statement 465e vergadering op post 85.40 in aant. 4 op die post. Een televisiemeubel in niet-gemonteerde staat, gemaakt van verschillende materialen moet met toepassing van de algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder post 94.03. Zie statement 465e vergadering op post 94.03 in aant. 4 op die post. Nu de tuner (tv-ontvangsteenheid) ontbreekt, vertonen de aangegeven goederen niet de essentiële kenmerken van een tv-satellietontvanger, aldus de DKH. Daardoor kunnen zij niet met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld als het complete, gemonteerde artikel. Zie DKH 19 mei 2009, nr. AWB 08/5707, in aant. 4 op post 85.28. Bepaalde componenten bestemd voor de vervaardiging van ringbanden bedoeld bij post 48.20, die bij de invoer in gelijke hoeveelheden en gelijktijdig in een enkele zending worden aangeboden, moeten afzonderlijk worden ingedeeld. Het betreft de volgende componenten: - een zogenoemd ‘hefboommechanisme’; en

18

- een rechthoekig vel van karton, voorzien van een beschermende deklaag van kunststof, met afmetingen van ongeveer 64 6 32 cm. Indeling onder post 48.20 als een ringband in niet-gemonteerde of gedemonteerde staat met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur is uitgesloten omdat het vel van karton, in de staat zoals het wordt geïmporteerd, een verdere bewerking vereist (zoals het bevestigen van een kunststof hoes op de rug, het vouwklaar maken van het vel, aanbrengen van sleuven, een ring en randbeschermers van metaal) voordat het als een component van een ringband kan worden aangemerkt. De componenten moeten daarom afzonderlijk worden ingedeeld onder post 48.11, respectievelijk post 83.05. Zie statement 48e vergadering op post 83.05 in aant. 4 op die post. Een door middel van tritium verlicht vizier werd door de DKH ingedeeld onder post 94.05. De DKH was van mening dat, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen, de goederen voldoen aan de omschrijving als bedoeld bij post 94.05, te weten verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron van kunststof. Het feit dat ten tijde van de invoer het pictogram, dat de aanwijzing voorstelt, nog niet is aangebracht doet daaraan in verband met algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur niet af. Zie DKH 8 oktober 2010, nrs. AWB 07/5941, 07/5943, 07/5944 en 07/5946 tot en met 07/5948, in aant. 4 op post 94.05. Een niet-afgewerkt zwart gelakt artikel van staal, zonder schroefdraad, met een ronde kop, dat na de invoer verder wordt afgewerkt tot een zogenoemde ‘blank’ van post 73.18, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder onderverdeling 7318 2900. Zie statement 75e vergadering op post 73.18 in aant. 4 op die post. Delen van een motorvoertuig, gezamenlijk aangeboden maar niet gemonteerd, omvattende alle delen die nodig zijn om een compleet vierwielig motorvoertuig met een benzinemotor met op- en neergaande zuigers met een cilinderinhoud van 2792 cm3 te assembleren, moeten onder post 87.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8703.23/3 op post 87.03 in aant. 4 op die post. Delen van een motorfiets, gezamenlijk aangeboden maar niet gemonteerd, behorende tot hetzelfde type motorfiets, moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 87.11 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8711.20/1 op post 87.11 in aant. 4 op die post. Een bovendeel, een buitenzool en een binnenzool vormen een in niet-gemonteerde staat aangeboden artikel dat de essentiële kenmerken van een schoen vertoont, en moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 64.04 worden ingedeeld, in het geval waarin (na de invoer van deze onderdelen en met het oog op de samenvoeging ervan) een hielstuk nog moet worden ingevoegd in het bovendeel, en de buitenzool en het bovendeel nog moeten worden opgeruwd. Zie HvJ 6 februari 2014, nr. C-2/13, in aant. 4 op post 64.04. Een aluminium audio/videostandaard voor plaatsing op de vloer, ook wel aangeduid als ‘conferentie TV kar’, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 94.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 9403.20/5 op post 94.03 in aant. 4 op die post. Een audio/videostandaard voor plaatsing op de vloer, ook wel aangeduid als ‘wide body TV kar’, voornamelijk vervaardigd uit staal, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor

19

de toepassing van de nomenclatuur, onder post 94.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 9403.20/6 op post 94.03 in aant. 4 op die post. Bepaalde scheepscasco’s moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, als ‘andere schepen’ onder onderverdeling 8901 2090, 8901 9091, respectievelijk 8901 9099 worden ingedeeld. Zie DK 31 mei 2016, nrs. 15/00037 t/m 15/00040, in aant. 8 op post 89.01. Eenassige trekkers (motoculteurs), aangeboden in niet-gemonteerde staat, moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 87.01 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8701.10/1 op post 87.01 in aant. 4 op die post. Een samenstel van drie, niet-gekoppelde spoorwegrijtuigen, bestaande uit twee elektrisch aangedreven rijtuigen (‘M-rijtuig’) en een niet-gemotoriseerd rijtuig (‘T-rijtuig’), moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 86.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8603.10/1 op post 86.03 in aant. 4 op die post. 5. Toelichting IDR X. Regel 2 b betreft mengsels en uit twee of meer stoffen samengestelde goederen. De posten waarop de regel betrekking heeft, zijn die waarin een bepaalde stof met name wordt genoemd, zoals post 05.07 (ivoor) en die betreffende werken die zijn vervaardigd uit een bepaalde stof, zoals post 45.03 (werken van kurk). Er wordt echter op gewezen dat deze regel alleen toepassing vindt indien uit de tekst van een post of uit Aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken niet anders blijkt (bijvoorbeeld post 15.03...spekolie...niet vermengd). Mengsels die bereidingen zijn, als zodanig omschreven in een Aantekening op een afdeling of hoofdstuk, dan wel in een post, worden ingedeeld met toepassing van regel 1. XI. De toepassing van deze regel betekent dat de draagwijdte van posten waarin een bepaalde stof is genoemd zodanig wordt verruimd dat daaronder ook die stof vermengd of verbonden met andere stoffen kan worden ingedeeld. Voorts betekent het dat de draagwijdte van posten waarin werken van een bepaalde stof worden genoemd zodanig wordt verruimd dat daaronder ook werken die slechts gedeeltelijk uit die stof bestaan, kunnen worden ingedeeld. XII. De draagwijdte van de desbetreffende posten wordt echter door deze regel niet zodanig verruimd, dat daaronder ook goederen kunnen worden ingedeeld, die niet overeenkomstig het bepaalde in regel 1 aan de omschrijving van die posten beantwoorden, hetgeen het geval is indien toevoeging van andere stoffen of andere bestanddelen aan een goed dit goed zodanig van aard wijzigt, dat het niet meer het karakter heeft van een onder de in beschouwing genomen post vallend goed. XIII. Als gevolg van deze regel moeten goederen die bestaan uit meer dan één stof, indien zij onder twee of meer posten kunnen worden ingedeeld, worden ingedeeld volgens het bepaalde onder regel 3. 6. Blijkens Aantekening 1 IDR op hoofdstuk 28 en Aantekening 1 IDR op hoofdstuk 29 hebben deze hoofdstukken, behoudens enige uitzonderingen, enkel betrekking op geïsoleerde chemische elementen en welbepaalde verbindingen. Behalve die met name in de Aantekeningen gemaakte uitzonderingen kunnen mengsels dus niet met toepassing van algemene bepaling 2 b en algemene bepaling 3 b onder de posten van deze hoofdstukken worden gebracht. 7. Jurisprudentie

20

Door het samenvoegen in één verpakking van gedroogde erwten (51 gewichtspercenten) en kristalsuiker (49 gewichtspercenten) is volgens de DK geen product met een eigen economische en industriële betekenis ontstaan. Daarenboven vermengen de samenstellende delen zich niet blijvend. Hierdoor kan geen sprake zijn van een mengsel in de zin van algemene bepaling 2 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur waarop een indeling in de nomenclatuur zou kunnen volgen met toepassing van algemene bepaling 3 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie DK 16 december 2002, nr. 00/90 204 DK in aant. 4 op post 07.13. In zijn oordeel bevestigt de Hoge Raad dat de Douanekamer niet buiten de rechtsstrijd is getreden door daartoe redengevend te oordelen dat niet aannemelijk is geworden dat het product een eigen economische en industriële betekenis heeft. HR 29 oktober 2004, nr. 39168 HR (Douanerechtspraak 2005/13). Een samengesteld artikel bestaande uit een selectie van kruiden, zaden, vruchten, zout en specerijen, verpakt in zandlopervormige glazen flessen, waarbij elke fles twee verschillende producten bevat, moet onder meer met toepassing van bepaling 2 b, onder post 21.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 2103.90/5 in aant. 4 op post 21.03. Inktcartridges die geen geïntegreerde printkop bevatten, moeten als inkt onder post 32.15 worden ingedeeld. Zie DKH 15 mei 2008, nr. 06/6831, in aant. 4 op post 32.15. Een set bestaande uit deegwaren gevuld met garnalen (wontons) en een zakje soep in poedervorm moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 2 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 19.02 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 1902.20/2 op post 19.02 in aant. 4 op die post. Een gasmengsel bevattende methaan, ethaan en ethyleen (0,32% van de soortelijke massa van dat LPG), propaan en propyleen (58,32%) en butaan en butyleen (maximaal 39,99%) en waarvan het niet mogelijk is om onder de samenstellende stoffen ervan een stof aan te wijzen waaraan het aardgas zijn wezenlijke karakter ontleent, moet aan de hand van algemene bepalingen 1, 2 b, 3 c en 6, voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder onderverdeling 2711 1900 worden ingedeeld. Zie HvJ 26 mei 2016, nr. C-286/15 in aant. 4 op post 27.11. Dranken met een alcoholvolumepercentage van 14% die worden bereid door aan Ferm Fruit, een product dat is verkregen door gisting van appelconcentraat, bestemd is om als zodanig of als basisingrediënt in andere dranken te worden geconsumeerd, neutraal is wat betreft kleur, geur en smaak als gevolg van zuivering, met name ultrafiltratiesuiker, aroma’s, kleur- en smaakstoffen, verdikkingsmiddelen en conserveermiddelen, en in een enkel geval ook room, toe te voegen, vallen volgens het Hof onder post 22.08. De HR oordeelt dat deze dranken bij afwezigheid van een in post 22.06 voorkomend bestanddeel – met toepassing van algemene bepalingen 2 b en 3 b – ook onder post 22.08 moeten worden ingedeeld, aangezien het wezenlijke karakter van de dranken wordt bepaald door de alcohol en niet door de hiervoor vermelde overige bestanddelen. Zie HR 25 november 2016, nrs. 12/01620bis en 12/05758bis in aant. 4 op post 22.08. 3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt (1; 12): a. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde

21

mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft (2; 3); b. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald (4; 5; 6; 7; 11); c. in de gevallen waarin indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst (8; 9; 10). 1. Toelichting IDR Algemeen I. Deze regel behelst drie methoden van indeling van goederen die op het eerste gezicht zouden kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten, hetzij met toepassing van regel 2 b, hetzij om welke reden dan ook. Deze methoden treden in werking in de volgorde waarin ze in de regel zijn vermeld. Aldus wordt regel 3 b eerst toegepast als regel 3 a geen oplossing voor het probleem van indeling geeft en als in de regels 3 a en 3 b geen oplossing wordt gevonden, treedt regel 3 c in werking. De volgorde der in beschouwing te nemen grondslagen is dus: a. de meest specifieke omschrijving, b. het wezenlijke karakter, en c. de post die in volgorde van nummering het laatst geplaatst is. II. Regel 3 vindt slechts toepassing voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van de posten en van de Aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken. Zo bepaalt Aantekening 4 B IDR op hoofdstuk 97 dat artikelen die zowel onder post 97.06 als onder de posten 97.01 tot en met 97.05 kunnen worden ingedeeld, moeten worden ingedeeld onder de posten 97.01 tot en met 97.05. Deze goederen worden dus ingedeeld met toepassing van Aantekening 4 B IDR op hoofdstuk 97 en niet met regel 3 b. Regel 3 a III. De eerste methode van indeling is opgenomen in letter a van regel 3, op grond waarvan de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft boven de posten met een meer algemene strekking. IV. Het is niet mogelijk scherp omlijnde richtlijnen te geven, aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een bepaalde post een meer specifieke omschrijving geeft van de goederen dan een andere. Men kan echter in het algemeen zeggen: a. dat een post waarin een bepaald artikel met name is genoemd, een meer specifieke omschrijving geeft dan een post die een groep van artikelen omvat (zo worden scheerapparaten en tondeuses, met ingebouwde elektromotor, ingedeeld onder post 85.10 en niet onder post 84.67 als handgereedschap met ingebouwde elektromotor, noch onder post 85.09 als elektromechanische toestellen voor huishoudelijk gebruik met ingebouwde elektromotor); b. dat als post met de meest specifieke omschrijving moet worden aangemerkt de post die van de goederen de meest nauwkeurige en uitvoerige beschrijving geeft, aan de hand waarvan die goederen het best kunnen worden geïdentificeerd. Van deze laatste groep kunnen worden genoemd:

22

1. getufte tapijten van textiel, herkenbaar voor gebruik in automobielen. Deze moeten worden ingedeeld onder post 57.03 en niet als toebehoren voor automobielen onder post 87.08, omdat zij meer specifiek zijn omschreven als tapijten; 2. niet-ingelijst veiligheidsglas, bestaande uit geharde glasplaten of uit opeen gekitte glasplaten, in een bepaalde vorm gebracht en herkenbaar voor gebruik in vliegtuigen. Dit moet worden ingedeeld onder post 70.07 en niet onder post 88.03 als delen van goederen bedoeld bij de posten 88.01 en 88.02, omdat het meer specifiek is omschreven als veiligheidsglas. V. Indien echter twee of meer posten ieder afzonderlijk betrekking hebben op slechts een gedeelte van de stoffen of bestanddelen, waaruit een mengsel of een werk is samengesteld, dan wel uit een gedeelte van de artikelen van een stel of assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein, moeten deze posten, ten aanzien van dit mengsel, dit werk of dit assortiment steeds als even specifiek worden beschouwd, zelfs indien een van de posten daarvan een nauwkeuriger of vollediger omschrijving geeft. In dit geval zal de indeling van de goederen worden bepaald door toepassing van regel 3 b of 3 c. Regel 3 b VI. Deze tweede methode van indeling heeft alleen betrekking op: 1. mengsels; 2. werken samengesteld uit of met verschillende stoffen; 3. werken vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen; 4. goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein. Zij wordt enkel toegepast als regel 3 a geen oplossing biedt. VII. In al deze gevallen moet worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels of de werken hun wezenlijke karakter ontlenen, voor zover dit criterium kan worden toegepast. VIII. De factor die doorslaggevend is bij het bepalen van het wezenlijke karakter kan verschillen van de ene soort van goederen tot de andere. De goederen kunnen hun wezenlijke karakter ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, of wel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt. IX. Als werken vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen worden voor toepassing van deze regel niet alleen die werken aangemerkt waarvan de samenstellende delen tot een praktisch onscheidbaar geheel zijn samengevoegd, maar ook die waarvan de samenstellende delen scheidbaar zijn, mits deze delen aan elkaar zijn aangepast en onderling elkaars complement zijn en samen een geheel vormen, waarvan de delen gewoonlijk niet afzonderlijk te koop worden aangeboden. Als voorbeelden van deze laatste groep goederen kunnen worden genoemd: 1. asbakken, samengesteld uit een houder waarin een los asreservoir is geplaatst; 2. huishoudkruidenrekjes, samengesteld uit een speciaal ingericht schapje (meestal van hout) en een daarbij passend aantal lege kruidenpotjes van daartoe aangepaste vorm en afmetingen. De bestanddelen van deze samengestelde goederen worden in het algemeen opgemaakt in één en dezelfde verpakking. X. Voor de toepassing van deze regel moet de uitdrukking ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden opgevat betrekking te hebben op goederen die tegelijkertijd: a. bestaan uit ten minste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht kunnen worden ingedeeld onder verschillende posten. Daarom kunnen bijvoorbeeld zes fonduevorkjes niet worden aangemerkt als een stel of assortiment in de zin van deze regel; b. bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit uit te voeren, en c. zodanig zijn opgemaakt dat zij, zonder opnieuw te worden verpakt, rechtstreeks aan de eindverbruiker kunnen worden verkocht (bijvoorbeeld in koffertjes, in dozen, op kartons).

23

De uitdrukking ‘verkoop in het klein’ omvat niet de verkoop van producten die bedoeld zijn om te worden doorverkocht na vervaardiging, bereiding of herverpakking of na verwerking met of in andere goederen. De uitdrukking ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ omvat derhalve enkel stellen of assortimenten bestaande uit goederen die zijn bedoeld om te worden verkocht aan de eindverbruiker, terwijl de individuele goederen bedoeld zijn om gezamenlijk te worden gebruikt. Bijvoorbeeld, verschillende voedingsmiddelen bestemd om samen te worden gebruikt bij het vervaardigen van een schotel, samen verpakt en bedoeld voor consumptie door de koper, vormen een ‘stel of assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein’. Voorbeelden van stellen of assortimenten die met toepassing van regel 3 b kunnen worden ingedeeld zijn: 1a. Stellen of assortimenten samengesteld uit een sandwich bestaande uit een broodje met rundvlees, al dan niet met kaas (post 16.02), en patates frites (post 20.04): indeling onder post 16.02. 1b. stellen of assortimenten waarvan de bestanddelen bestemd zijn om samen te worden gebruikt bij de bereiding van een spaghettischotel, bestaande uit een pakje ongekookte spaghetti (post 19.02), een zakje geraspte kaas (post 04.06) en een blikje tomatensaus (post 21.03), opgemaakt in een karton: indeling onder post 19.02. Niet als stel of assortiment kunnen worden aangemerkt bepaalde voedingsmiddelen die gezamenlijk worden aangeboden en die bijvoorbeeld bestaan uit: - een blik garnalen (post 16.05), een blik leverpastei (post 16.02), een blik kaas (post 04.06), een blik met plakjes spek (post 16.02) en een blik cocktailworstjes (post 16.01), of - een fles alcoholhoudende drank van post 22.08 en een fles wijn van post 22.04. In het geval van deze twee voorbeelden en van soortgelijke producten, moet ieder artikel afzonderlijk worden ingedeeld naar aard en samenstelling. Dit is ook van toepassing op, bijvoorbeeld, oploskoffie in een glazen pot (post 21.01), een kop van keramiek (post 69.12) en een keramische schotel (post 69.12), opgemaakt voor de verkoop in het klein in een doos van karton; 2. stellen of assortimenten voor het opmaken van het haar, bestaande uit een tondeuse (post 85.10), een kam (post 96.15), een schaar (post 82.13), een borstel (post 96.03) en een handdoek van textiel (post 63.02), opgemaakt in een doos van leder (post 42.02): indeling onder post 85.10; 3. tekendozen, bestaande uit een liniaal (post 90.17), een rekenschijf (post 90.17), een passer (post 90.17), een potlood (post 96.09) en een potloodslijper (post 82.14), opgemaakt in een doos van kunststof in vellen (post 42.02): indeling onder post 90.17. Bij alle vorengenoemde stellen of assortimenten wordt ingedeeld aan de hand van het bestanddeel of de gezamenlijke bestanddelen waaraan het geheel zijn wezenlijke karakter ontleent. XI. Regel 3 b is niet van toepassing op goederen bestaande uit verschillende afzonderlijk verpakte producten die samen in vaste verhoudingen worden aangeboden (ook indien in één gezamenlijke verpakking), bijvoorbeeld voor de industriële vervaardiging van dranken. Regel 3 c XII. Indien goederen niet kunnen worden ingedeeld aan de hand van regel 3 a of 3 b worden zij ingedeeld onder de post die, van de in aanmerking komende posten, in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. 2. Jurisprudentie Bij de invoer van gesmolten magnesia besliste het Hof van Justitie dat de onderverdeling ‘magnesiumoxide’ het product in kwestie meer specifiek omschrijft dan de onderverdeling ‘andere’. Zie HvJ nr. C-445/04 in aant. 4 op post 25.19.

24

Weerstanden (thermistors) met een positieve temperatuurcoëfficiënt moeten met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 85.33 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8533.29/1 op post 85.33 in aant. 4 op die post. Bepaalde 4 x 4 aangedreven motorvoertuigen moeten, met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 87.09 worden ingedeeld. Zie DK 6 maart 2007, nr. 00/90 190, in aant. 4 op post 87.09. Een bepaald motorvoertuig moet, met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 87.09 worden ingedeeld. Zie DK 6 maart 2007, nr. 01/90088, in aant. 4 op post 87.09. Paintballverfbolletjes moeten met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 93.06 worden ingedeeld. Zie DK 24 december 2009, nr. 09/00508, in aant. 4 op post 93.06. De DKH heeft de navolgende goederen met toepassing van algemene bepaling 3 a ingedeeld onder de daarbij vermelde posten. 1. lantaarn van slangverlichting op een frame van acryl in verschillende afmetingen van 75 cm tot 180 cm: post 94.05; 2. takken met kunstsneeuw en verlichting: post 94.05. Zie DKH 21 maart 2012, nr. 09/1947, in aant. 4 op post 95.05. In uitspraak in hoger beroep heeft de DK de volgende artikelen eveneens met toepassing van algemene bepaling 3 a ingedeeld onder de daarbij vermelde posten: 1. een box met drie hangers van acryl met grote kralen: post 95.05; 2. duo glitterster met veer en hanger: post 95.05; 3. drie in een verschillende stand zittende beertjes met truitje en een paar vleugels: post 95.05. Zie DK 16 januari 2014, nrs. 12/00317 en 12/00353, in aant. 4 op post 95.05. Ballastgewichtsystemen voor gebruik met tractoren moeten met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 87.08 worden ingedeeld. Zie DK 31 oktober 2013, nr. 12/00131 in aant. 4 op post 87.08 en de daarop geplaatste noot. Een stralingsbeschermende mantelschort werd door het Hof onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 62.11 ingedeeld. Het betreft een artikel waarvan de twee buitenste lagen bestaan uit ongeveer 0,2 millimeter dik, eenkleurig en voor 100% synthetisch textielweefsel (polyester en polyamide). De binnenste laag bestaat overwegend uit antimoon (ongeveer 60 gewichtspercenten) en andere elementen met een polymeer drager. De mouwloze mantelschort bedekt het bovenlichaam tot onder de heupen en is voorzien van een ronde, nauw afsluitende halsopening zonder kraag en ingenaaide schoudervullingen. De voorpanden overlappen elkaar volledig en worden met klittenbandsluitingen aan de rechterzijde en de schouder aan elkaar vastgemaakt. Aan de voorzijde is een borstzak van bont bedrukte stof geappliqueerd. Bovendien is de mantelschort voorzien van een sleutelring van onedel metaal, die is bevestigd met een in een lus gelegd en aan de naad van de halsopening ingenaaid lint. Het artikel is bestemd om te worden gedragen als beschermende kleding tegen straling tijdens werkzaamheden met röntgenstralen. Het Hof is van mening dat, alhoewel de verwijzende rechter er weliswaar op heeft gewezen dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product ook kan worden ingedeeld onder een andere post, in het bijzonder post 81.10, volgens de bewoordingen van deze post deze ‘Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen’ betreft, en niet kleding zoals het product dat aan de orde is in het hoofdgeding. Het feit dat dit laatste product een binnenste vulling bevat die overwegend uit antimoon bestaat en

25

waaraan het zijn wezenlijke karakter als product ter bescherming tegen straling ontleent, volstaat niet om het als een onder post 81.10 vallend werk in antimoon te kwalificeren. Zoals reeds is aangegeven, is onderverdeling 6211 3310 immers ‘de post met de meest specifieke omschrijving’ in de zin van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, en dient deze post voorrang te hebben boven andere posten, aldus het Hof. Zie HvJ 9 juni 2016, nr. C-288/15 in aant. 4 op post 62.11. Noot. Het product in het hoofdgeding betreft, naar het voorkomt, een artikel dat is samengesteld uit verschillende stoffen, te weten textiel en antimoon. Volgende de tweede volzin van algemene bepaling 3 a worden de posten, met betrekking tot bedoelde goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft en dienen werken die zijn samengesteld uit verschillende stoffen, te worden ingedeeld met toepassing van algemene bepaling 3 b of 3 c. Het Hof heeft algemene bepaling 3 a derhalve ten onrechte van toepassing verklaard. 3. EG-verordeningen Een product bestaande uit een met chroom en lichtgevoelig materiaal beklede kwartsplaat met buitenafmetingen van 15 (L) x 15 (B) x 0,6 (D) cm (zogenoemd ‘blanco belichtingsmasker’), moet onder post 37.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 457/2008, punt 1, in aant. 3 op post 37.01. Een product bestaande uit een met chroom beklede kwartsplaat met buitenafmetingen van 15 (L) x 15 (B) x 0,6 (D) cm waarop de schakelschema’s op dezelfde wijze als bij belichte en ontwikkelde fotografische platen zijn aangebracht (zogenoemd ‘belichtingsmasker’), moet onder post 37.05 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 457/2008, punt 2, in aant. 3 op post 37.05. Bepaalde aromatiserende preparaten moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 33.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1272/2011, punten 1, 2 en 3, in aant. 3 op post 33.02. Een eenvoudig mengsel met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten): - ethylalcohol 70 en - benzine 30 moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 22.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 211/2012 in aant. 3 op post 22.07. Biestpoeder met verminderd lactosegehalte in gelatinecapsules, bestaande uit 4,9% melkvet, 56,0% melkeiwitten en 0,2% lactose moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 19.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 716/2012, punt 1, in aant. 3 op post 19.01. Biestpoeder in capsules van hydroxypropylcellulose, bestaande uit 6,9% melkvet en 35,7% melkeiwitten moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 19.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 716/2012, punt 2, in aant. 3 op post 19.01. Een slinger van kunstbloemen in verschillende kleuren moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 67.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1170/2012 in aant. 3 op post 67.02. Een product met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten): ethylalcohol 90 en

26

ethyl-tertiair-butylether (ETBE) 10, moet onder andere met toepassing van algemene bepaling 3 a onder post 22.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 70/2013 in aant. 3 op post 22.07. Een vloeibaar product voor tandheelkundig gebruik moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 30.06 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 972/2014 in aant. 3 op post 30.06. Een zogenoemde ‘adapter’ of ‘gelijkrichter’, bedoeld om wisselstroom (100-220 V) om te zetten in gelijkstroom (12 V, 3,7 A) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.04 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2015/2319 in aant. 3 op post 85.04. Een bepaald tekenbord moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.03 worden ingedeeld. Het artikel heeft de kenmerken van speelgoed van post 95.03. Aangezien de omschrijving van post 95.03 de meest specifieke is, is indeling onder post 39.26 als andere artikelen van kunststof uitgesloten Zie Verordening (EU) 2016/302 in aant. 3 op post 95.03. Noot. Artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 zijn uitgesloten van indeling onder hoofdstuk 39 op grond van Aantekening 2 y IDR op dat hoofdstuk. Zie in dit verband eveneens de opmerking hierna opgenomen in aant. 12 op algemene bepaling 3. Een fenolhars, zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 39.09 worden ingedeeld. Het betreft een product in de vorm van onregelmatige, platte, bruine, harde fragmenten (ongeveer 2 mm dik) of vlokken, vervaardigd uit (% per gewicht): - hars (ook talloliehars of pijnhars genoemd) ca. 58-69, - maleïnezuuranhydride ca. 1-4, - diverse fenolen ca. 11-24, - formaldehyde ca. 5,5-9, - pentaerytritol ca. 7-12. Zie Verordening (EU) 2016/1645 in aant. 3 op post 39.09. 4. EG-verordeningen Als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt’ kunnen niet worden beschouwd een glazen fles bevattende 0,7 l rijstwijn (saké), een porseleinen karaf en drie porseleinen drinkbekers, het geheel verpakt in een kartonnen doos. De rijstwijn dient onder post 22.06 en de karaf met de drie drinkbekers onder post 69.11 te worden ingedeeld. Verordening (EEG) 13 juni 1989, nr. 1676/89 (PbEG 1989, nr. L 164). De integrale tekst van de verordening is opgenomen in onderdeel VI. Lichtgewicht panelen, van vierkante of rechthoekige vorm, bestaande uit een plaat geëxpandeerd polystyreen, aan beide zijden bedekt met papier, waarbij de totale dikte van het papier minder bedraagt dan 10% van de totale dikte van het artikel, ontlenen het wezenlijke karakter aan het polystyreen. Indiende totale dikte van het papier 10% of meer van de totale dikte van het artikel bedraagt, wordt het wezenlijke karakter door het papier bepaald. Verordening (EEG) 14 juli 1989, nr. 2141/89, punten 1 en 2 (PbEG 1989, nr. L 205). De integrale tekst van de verordening is opgenomen in onderdeel VI.

27

Een pop van kunststof met beweegbare ledematen, met een lengte van 140 mm, waarvan het bovenlichaam, van doorzichtige kunststof, gevuld is met ongeveer 10 g snoepjes, sacharose bevattend, die eruit kunnen worden gehaald via een opening die zich onder de gesp van de riem van de pop bevindt, moet onder post 95.03 worden ingedeeld. De artikelen kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat zij niet samen zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. Zij zijn niet aan elkaar gerelateerd en zijn niet bedoeld om samen of in combinatie met elkaar te worden gebruikt (de snoep is een product voor menselijke consumptie, terwijl met de pop moet worden gespeeld). De pop van kunststof is een artikel van post 95.03 in combinatie met snoep van post 17.04 en de combinatie heeft het wezenlijke karakter van speelgoed (zie ook de toelichting EG op Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 95). Zie Verordening (EEG) nr. 441/91 in aant. 3 op post 95.03. Een artikel bestaande uit een krans van wilgenteen, gedeeltelijk versierd met decoratieve elementen zoals kunstbloemen, kunstloofwerk, linten, dierfiguurtjes (kuikentjes, vlinders), ontleent het wezenlijke karakter aan het wilgenteen en moet onder post 46.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EEG) nr. 442/91, punt 3, in aant. 3 op post 46.02. Een speeltent van de soort gebruikt door kinderen moet als speelgoed onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EEG) nr. 2087/92, punt 7, in aant. 3 op post 95.03. Een prentenboek voor kinderen (afmeting 30 x 40 cm), zoals hierna omschreven, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 49.03 worden ingedeeld. Het betreft een prentenboek voor kinderen bevattende tekeningen die op het kerstfeest betrekking hebben, muziekstukjes met tekst en een afbeelding van een kerstboom die met balletjes in allerlei kleuren is versierd. In ieder balletje zit een gloeilampje. Het boek bevat een microluidspreker en een elektronische module, die bij het indrukken van een knop het gloeilampje in werking stelt en tegelijkertijd het melodietje weergeeft. Zie Verordening (EG) nr. 618/96, punt 2, in aant. 3 op post 49.03. Een capsule van kunststof, zoals hierna omschreven, moet onder post 95.03 worden ingedeeld. De capsule is in twee stukken en bevat: - een tol van kunststof met een doorsnede van 2,5 cm, - kauwgom in bolvorm bedekt met een laagje suiker, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, uitgedrukt als sacharose, daaronder begrepen) van 69,5 gewichtspercenten. De tol en de kauwgom kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat zij niet samen zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te oefenen. Zij zijn niet aan elkaar gerelateerd en zijn niet bedoeld om samen of in combinatie met elkaar te worden gebruikt (de kauwgom is een product voor menselijke consumptie, terwijl met de tol moet worden gespeeld). De tol is een artikel van post 95.03 in combinatie met kauwgom van post 17.04 en de combinatie heeft het wezenlijke karakter van speelgoed (zie ook de toelichting EG op Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 95). Zie Verordening (EG) nr. 1510/96, punt 1, in aant. 3 op post 95.03. Een massagespons, massagedot en massageband, bestaande uit een spons van kunststof en een breiwerk van sisal, onderscheidenlijk sisal en katoen, onderscheidenlijk ramee en katoen, moeten, met toepassing van algemene bepaling 3 b, als artikelen van textiel onder post 63.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 92/97, punten 3, 4 en 5, in aant. 3 op post 63.02.

28

Een ‘muzikale sneeuwstolp’, bestaande uit een mechanisch vervaardigde bol van glas, vastgezet op een sokkel van kunststof, met daarin een muziekdoos, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b als glaswerk onder post 70.13 worden ingedeeld. De bol is gevuld met een vloeistof waarin figuurtjes en vlokken voorkomen. Door het schudden van de bol lijken de vlokken op ronddwarrelende sneeuw. Zie Verordening (EG) nr. 1509/97, punt 3, in aant. 3 op post 70.13. Een keepershandschoen voor ijshockey of veldhockey, vervaardigd van kunststof, breiwerk en textielvlies, moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b, als handschoen van breiwerk onder post 61.16 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 272/98, punt 2, in aant. 3 op post 61.16. Van een handschoen voor ijshockey bepaalt de rugzijde, die een beschermende functie heeft, het wezenlijke karakter. Dit leidde tot indeling onder post 39.26 in een geval waar de rugzijde volledig bedekt was met kunststof en tot indeling onder post 61.16 in een geval waar de rugzijde een buitenkant had van breiwerk van synthetische vezels. Zie Verordening (EG) nr. 516/1999, punt 1, in aant. 3 op post 39.26 en Verordening (EG) nr. 516/1999, punt 6, in aant. 3 op post 61.16. Een handschoen waarvan het grootste deel van de buitenkant bestaat uit weefsel dat aan de binnenkant is bekleed met een laag kunststof zonder celstructuur en waarvan de handpalm, de hand- palmzijde van de duim en van de vingers alsook de vier vingertoppen van breiwerk zijn dat aan de buitenkant is bekleed met kunststof zonder celstructuur, moet onder post 62.16 worden ingedeeld. Het wezenlijke karakter wordt namelijk door het textiel bepaald. Zie Verordening (EG) nr. 1196/2005 in aant. 3 op post 62.16. Van een fotoalbum waarvan de omslag bestaat uit karton, achtereenvolgens bedekt met kunststof met celstructuur, een laag dun karton, kleurrijk bedrukt papier en kunststoffolie wordt, gelet op hun omvang en het gebruik, het wezenlijke karakter met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, bepaald door de bestanddelen van kunststof. Zie Verordening (EG) nr. 981/98, punt 1, in aant. 3 op post 39.26. Een toestel in de vorm van een draagbare computer, in een behuizing van gegoten gekleurde kunststof, ongeveer 20 cm lang, 23 cm breed en 6 cm dik, moet onder post 95.03 worden ingedeeld. Het product is niet vrij programmeerbaar en heeft niet de kenmerken van een gezelschapsspel in de zin van post 95.04, doch heeft het wezenlijke karakter van speelgoed van opvoedkundige aard. Zie Verordening (EG) nr. 981/98, punt 2, in aant. 3 op post 95.03. Noot. Alhoewel in de motivering bij bovenstaande indeling wordt gesproken over het wezenlijke karakter van het product, is geen beroep gedaan op de toepassing van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80% vol of meer en bevattende niet meer dan 20% actieve kool, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 22.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1160/98, punt 6, in aant. 3 op post 22.07. Ingevoerd werd een agenda met een leren omslag, voorzien van een penhouder, vakken voor het opbergen van papieren en bankpasjes en een opbergvak met ritssluiting. De omslag bevat verder een ringbandmechanisme met onder meer een kalender met dag-, week-, maand- en jaaroverzichten en een telefoonnummerregister. Het wezenlijke karakter van dit artikel wordt door de leren omslag bepaald, zodat indeling onder post 42.05 dient te geschieden. Zie Verordening (EG) nr. 2518/98, punt 1, in aant. 3 op post 42.05). Ingevoerd werd een kleurboek voor kinderen, bestaande uit een set met onder meer een boekje met uitneembare kaarten welke als voorbeeld dienen, tien kleine flesjes van kunststof, gevuld met gekleurd zand en een zakje van kunststof met daarin verschillende gekleurde enveloppen en kaarten.

29

Deze kaarten zijn met een kleefstof bedekt waarop het gekleurde zand kan worden aangebracht. Het boekje met uitneembare kaarten die als voorbeeld dienen, is het onderdeel dat de set het wezenlijke karakter als kleurboek geeft. Indeling dient dan ook onder post 49.03 plaats te vinden. Zie Verordening (EG) nr. 2518/98, punt 2, in aant. 3 op post 49.03. Van een buigzaam product, bestaande uit onder meer een flexibele slang van kunststof en gebruikt voor het vervoer van vloeistoffen of gassen bij een gecontroleerde temperatuur, bepaalt de stof waaruit de flexibele slang bestaat het wezenlijke karakter. Dit leidde tot indeling onder post 39.17. Zie Verordening (EG) nr. 738/2000, punt 1, in aant. 3 op post 39.17. Van een buigzaam product, bestaande uit onder meer een bundel van slangen van kunststof en gebruikt voor het vervoer van vloeistoffen of gassen bij een gecontroleerde temperatuur, bepaalt de bundel van slangen het wezenlijke karakter. Dit leidde tot indeling onder post 39.26. Zie Verordening (EG) nr. 738/2000, punt 2, in aant. 3 op post 39.26. Aandrijfrupsbanden van gevulkaniseerde rubber, versterkt met dwarsstukken van metaal en met staaldraad, moeten onder post 40.16 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 442/2000, punt 1, in aant. 3 op post 40.16. Een make-upset, bestaande uit een nabootsing van een menselijke schedel van kunststof, waarvan de oog-, neus- en mondopeningen zijn opgevuld met make-upbereidingen in verschillende kleuren, moet onder post 33.04 worden ingedeeld. De make-upbereiding geeft het wezenlijke karakter aan de set. Zie Verordening (EG) nr. 1508/2000, punt 2, in aant. 3 op post 33.04. Van een set elektronische toestellen bestaande uit een videospeleenheid, een besturingsmodule en een draagbare handbediende module bepaalt de videospeleenheid het wezenlijke karakter. Het geheel dient met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 95.04 te worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1508/2000, punt 4, in aant. 3 op post 95.04. Als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt’ kunnen niet worden beschouwd, samenstellingen omschreven als ‘toiletbenodigdheden’, die door luchtvaartmaatschappijen aan passagiers worden uitgereikt (tijdens de vlucht, of bij aankomst ter bestemming indien de bagage niet beschikbaar is). De diverse artikelen dienen afzonderlijk te worden ingedeeld onder de hierna aangegeven onderverdelingen. De samenstellingen bestaan uit een rechthoekige tas van textiel (ongeveer 25 x 16 x 12 cm), van binnen met kunststof bekleed (onderverdeling 4202 9291) die, voor beperkt gebruik, kleine hoeveelheden producten bevat zoals: - 1 flesje (40 ml) vloeibare zeep (onderverdeling 3401 2090), - 1 flesje (40 ml) bodymelk (onderverdeling 3304 9900), - 1 flesje (40 ml) eau de cologne (onderverdeling 3303 0090), - 1 scheermes voor eenmalig gebruik, met scheercrème en aftershave, opgemaakt in dezelfde verpakking (onderverdeling 9605 0000), - 1 tandenborstel (onderverdeling 9603 2100), - 1 tube tandpasta (onderverdeling 3306 1000), - 1 schoenreiniger (onderverdeling 3405 1000), - 1 reisnaaigarnituur (onderverdeling 9605 0000), - 3 nagelvijltjes van karton (onderverdeling 6805 2000), - 1 kam van kunststof (onderverdeling 9615 1100), - 10 zakdoekjes van cellulosewatten (onderverdeling 4818 2010), - 1 kledingborstel (onderverdeling 9603 9091), - 1 schoenlepel van kunststof (onderverdeling 3926 9097), - 1 paar gebreide slippers zonder aangezette zool (100% katoen) (onderverdeling 6115 9500), - 1 washandje van badstof of dergelijke weefsels (100% katoen) (onderverdeling 6302 6000),

30

- 1 gebreide unisekspyjama, bestaande uit een T-shirt met korte mouwen (50% polyester, 50% acryl) (onderverdeling 6109 9020) en een korte broek (100% acryl) (onderverdeling 6104 6300). De indeling is vastgesteld op basis van de algemene bepalingen 1 en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur en de teksten van de betrokken posten en onderverdelingen. De artikelen vormen geen reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen van post 96.05, noch vormen zij een set in de zin van algemene bepaling 3 b (afzonderlijke indeling van elk van de artikelen). Verordening (EG) 27 december 2000, nr. 2855/2000, punt 1 (PbEG 2000, nr. L 332). De integrale tekst van de verordening is opgenomen in onderdeel VI. Als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt’ kunnen niet worden beschouwd de vier hierna genoemde artikelen, tezamen verpakt voor de verkoop in het klein: a. een eenkleurig kledingstuk voor een kind, van netbreiwerk, bestemd om het onderlichaam te bedekken vanaf het middel tot hoog op het bovenbeen (100% synthetische vezels); deze rok moet onder post 61.04 worden ingedeeld (zie Verordening (EG) nr. 347/2001, punt 1, in aant. 3 op post 61.04); b. een toverstokje van kunststof met een sterretje van metaal en versierd met enkele veren; dit artikel moet onder post 95.03 worden ingedeeld (zie Verordening (EG) nr. 347/2001, punt 1, in aant. 3 op post 95.03); c. een paar dansschoentjes (speelgoed) met een bovendeel van textiel, met elastiek in de boord van het bovendeel en over de breedte van de schoen, afgewerkt met lint; deze schoentjes moeten onder post 95.03 worden ingedeeld (zie Verordening (EG) nr. 347/2001, punt 1, in aant. 3 op post 95.03); d. een handtas van doorzichtige kunststof, met een dessin gedrukt op de voorzijde, met een treksluiting, met een geweven schouderband en met versiering langs de randen; deze handtas moet onder post 42.02 worden ingedeeld (zie Verordening (EG) nr. 347/2001, punt 1, in aant. 3 op post 42.02). Deze vier artikelen kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein’ omdat zij niet voorzien in een bijzondere behoefte of dienen om een bepaalde activiteit uit te voeren. Verordening (EG) 19 februari 2001, nr. 347/2001, punt 1 (PbEG 2001 nr. L 52). De integrale tekst van de verordening is opgenomen in onderdeel VI. Een verkleedset voor kinderen, bestaande uit een jurk, een sluier en een boeketje dient met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 62.04 te worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 347/2001, punt 2, in aant. 3 op post 62.04. Bepaalde kant-en-klaarmaaltijden bestaande uit twee, afzonderlijk verpakte bestanddelen, moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 19.04 worden ingedeeld. Het betreft samenstellingen die als assortiment zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein en die voorgekookte rijst en een kerrieschotel bevatten. Zie Verordening (EG) nr. 55/2003, punten 1 tot en met 4, in aant. 3 op post 19.04. Een zogenaamde wetsuit moet onder post 61.13 worden ingedeeld. Door de toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur is indeling onder post 40.15 uitgesloten, aangezien slechts een minder belangrijk deel van het kledingstuk bestaat uit stroken gevulkaniseerde rubber die slechts aan één zijde met weefsel zijn bedekt en die slechts als versterking dienen. Zie Verordening (EG) nr. 2345/2003 in aant. 3 op post 61.13. Eivormige eindstukken voor gordijnroeden bestaande uit een mengsel van 75% fijngemalen natuursteen en 25% polyester, aan één uiteinde voorzien van een metalen ring waarmee deze eindstukken over een gordijnroede kunnen worden geschoven en waarvan ter versiering 18% van het oppervlak van de eindstukken is ingelegd met ronde stukjes buffelbot, moeten, met toepassing van

31

onder meer algemene bepaling 3 b van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 68.10 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 729/2004, punt 1, in aant. 3 op post 68.10. Een zoutmolentje waarmee zoutkorrels worden fijngemalen met behulp van een kleine gegroefde keramische plaat moet onder post 69.12 worden ingedeeld. De gegroefde keramische plaat verleent het wezenlijke karakter aan de zoutmolen. Zie Verordening (EG) nr. 729/2004, punt 2, in aant. 3 op post 69.12. Een samenstel (‘thuisbioscoop (systeem)’) bestaande uit: - een combinatie-apparaat (een versterker, een AM/FM-radio-ontvanger en een dvd/cd-speler), - een subwoofer, - vijf luidsprekers, alsmede - een afstandsbediening, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur en Aantekening 3 IDR op afdeling XVI onder post 85.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 129/2005, punt 1, in aant. 3 op post 85.21. Een samenstel (‘thuisbioscoop (systeem)’) bestaande uit: - een AM/FM-radio-ontvanger met versterker, - een dvd/cd-speler, - een subwoofer, - vijf luidsprekers, alsmede - een afstandsbediening, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 129/2005, punt 2, in aant. 3 op post 85.21. Een niet-gemonteerd artikel in de vorm van een broeikas, op schaal, een zogenaamde ‘minibroeikas’ met afmetingen van ongeveer 50 cm lengte, 24 cm diepte en 25 cm hoogte, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 44.21 worden ingedeeld. De constructie (het houten geraamte) verleent het wezenlijke karakter aan het geheel. Zie Verordening (EG) nr. 1655/2005, punt 1, in aant. 3 op post 44.21. Een paneel voor vloerbedekking waarvan het oppervlak wordt gevormd door een fotografische afbeelding van hout, op papier, met een deklaag van melaminehars, een kern uit vezelplaat en een grondlaag uit geïmpregneerd papier, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 44.11 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1199/2005, punt 1, in aant. 3 op post 44.11. Een set bedoeld voor kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit: - een televisiecamera in een behuizing in de vorm van een bouwsteen van kunststof; - een pakket van bouwstenen en montagedelen van kunststof en - een cd-rom, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.25 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1655/2005, punt 3, in aant. 3 op post 85.25. Een samengesteld artikel bestaande uit een pen en een USB-flashgeheugen moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.23 worden ingedeeld. Gezien de waarde van de samenstellende delen dient het artikel in de eerste plaats voor de opslag van gegevens. Zie Verordening (EG) nr. 1056/2006, punt 2, in aant. 3 op post 85.23.

32

Een samengesteld artikel bestaande uit een horloge en een USB-flashgeheugen moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.23 worden ingedeeld. Gezien de waarde van de samenstellende delen dient het artikel in de eerste plaats voor de opslag van gegevens. Zie Verordening (EG) nr. 1056/2006, punt 3, in aant. 3 op post 85.23. Een artikel in de vorm van een schaap moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 69.13 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1462/2006 in aant. 3 op post 69.13. Een set bestaande uit verscheidene pleisters en zoolkussens moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 38.24 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1439/2007 in aant. 3 op post 38.24. Een set voor de versiering van nagels moet onder post 39.26 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1417/2007, punt 1, in aant. 3 op post 39.26. Gedrukte reclamepagina van A4-formaat, geheel of gedeeltelijk gevouwen, moet onder post 49.11 worden ingedeeld. De pagina is onder de vouw behandeld met een parfummonster in de vorm van microcapsules, een pasta of een poeder. Zie Verordening (EG) nr. 1440/2007, punt 2, in aant. 3 op post 49.11. Een brilvormig artikel van soepele kunststof dat een gekleurde vloeistofoplossing bevat, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 38.24 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 323/2008, punt 1, in aant. 3 op post 38.24. Een houder van kunststof vellen die een mengsel van water en olie bevat, bedoeld om te worden ingebracht in de cups van badpakken of bustehouders, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 39.26 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 323/2008, punt 2, in aant. 3 op post 39.26. Een artikel van geweven stof in de vorm van een riem bevattende zachte tarwekorrels en dat, na verwarming in een magnetron, wordt gebruikt om pijn in de onderrug te verlichten moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 10.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 323/2008, punt 3, in aant. 3 op post 10.01. Een niet-gemonteerde hoekdouchecabine moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 39.22 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 833/2008 in aant. 3 op post 39.22. Een set opgemaakt voor de verkoop in het klein (‘elektronische sigaret’) moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.43 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1143/2008 in aant. 3 op post 85.43. Een op een ‘laptop’ gelijkend op batterijen werkend apparaat, bestaande uit een laserafleessysteem en een kleurenmonitor met een TV-tuner (zogenaamde ‘draagbare DVD-speler’) voor het weergeven van videobeelden, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 1172/2008, punt 2, in aant. 3 op post 85.28.

33

Vloerbedekking van zeegras, vervaardigd van geweven draden plantaardig materiaal (zeegras) (inslag) en een gedraaide draad van gesponnen natuurlijke textielvezels van plantaardig materiaal (zeegrasvezels) (ketting), met een onderlaag van rubber met celstructuur, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 46.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 198/2009 in aant. 3 op post 46.01. Een digitaal apparaat in een eigen behuizing bestemd voor het opnemen en weergeven van geluid en beeld in verschillende formaten, doch nog niet voorzien van de harde schijf, gepresenteerd in een set, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 85.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 295/2009 in aant. 3 op post 85.21. Een systeem zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 85.25 worden ingedeeld. Het bestaat uit de volgende componenten: - een op een onderwatervaartuig (een zogenaamd ‘op afstand bediend vaartuig (Remote Operated Vehicle – ROV)’) gemonteerde hogeresolutie-televisiecamera, - een besturingsapparaat met beeldscherm voor de afstandsbediening van het vaartuig en van de camera, bijvoorbeeld door middel van een joystick, en de weergave van de beelden die door de camera worden opgenomen, - een elektrische kabel. Zie Verordening (EG) nr. 476/2009 in aant. 3 op post 85.25. Een product bestaande uit een rechthoekige plaat van halfgehard glas waarop verschillende antireflecterende en absorberende lagen van kunststof zijn samengevoegd, moet onder post 90.01 worden ingedeeld. Het product is niet ingelijst en wordt gebruikt bij de vervaardiging van plasmamonitors. Zie Verordening (EG) nr. 477/2009, punt 1, in aant. 3 op post 90.01. Een product bestaande uit een rechthoekige plaat van halfgehard glas waarop verschillende antireflecterende en absorberende lagen van kunststof zijn samengevoegd, moet onder post 90.02 worden ingedeeld. Het product is ingelijst en wordt gebruikt bij de vervaardiging van plasmamonitors. Zie Verordening (EG) nr. 477/2009, punt 2, in aant. 3 op post 90.02. Schoeisel met twee paar inzetstukken die elk verschillende buitenzolen vormen, dat wordt aangeboden als stel of assortiment voor de verkoop in het klein, met daarbij een metalen gereedschap om de inzetstukken te bevestigen, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 64.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 895/2009 in aant. 3 op post 64.03. Een deurmat in de vorm van een dik, halfrond artikel, met een totale afmeting van ongeveer 75 cm (L) x 45 cm (B), gemaakt van een weefsel van gesponnen kokosvezels dat het grootste deel van het oppervlak uitmaakt, met een rug van rubber moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 57.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 692/2010, punt 1, in aant. 3 op post 57.02. Een deurmat in de vorm van een dik, rechthoekig artikel met een lengte van ongeveer 60 cm en een breedte van ongeveer 40 cm, gemaakt van kokosvezels die een pooloppervlak vormen bevestigd op een ondergrond van poly(vinylchloride) die de rug vormt moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 57.05 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 692/2010, punt 2, in aant. 3 op post 57.05.

34

De componenten van een videogeluidsinstallatie dat als ‘modern kunstwerk’ wordt aangeboden, kunnen niet worden gezien als een set en moeten afzonderlijk worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 731/2010, punt 1, in aant. 3 op post 85.21. Een samengesteld artikel gemaakt van een kunstkersenboomtak en een elektrisch verlichtingstoestel met een elektrische transformator, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 67.02 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1155/2010 in aant. 3 op post 67.02. Een videobewakingssysteem voor baby’s opgemaakt als een set voor de verkoop in het klein, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 113/2011 in aant. 3 op post 85.28. Een meubelstuk (zogenoemd ‘televisiemeubel’) moet binnen post 94.03 onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, worden ingedeeld. Het product bestaat uit een bovenblad en twee planken van helder gehard glas en vier cilindrische poten van ongeveer 45 x 5 cm die van metaal zijn vervaardigd. Zie Verordening (EU) nr. 313/2011 in aant. 3 op post 94.03. Een set, zoals hierna omschreven, opgemaakt voor de verkoop in het klein, moet onder andere met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.09 worden ingedeeld. De set bestaat uit: - een elektromechanisch toestel (zogenoemde ‘luchtverfrisser’), en - een verwisselbare spuitbus. De set ontleent zijn wezenlijke karakter aan de luchtverfrisser, omdat dit deel permanent wordt gebruikt, terwijl de spuitbus na gebruik moet worden vervangen. Zie Verordening (EU) nr. 428/2011, punt 2, in aant. 3 op post 85.09. Gevulde wijnbladeren in blik, direct geschikt voor consumptie, moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 19.04 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 447/2011 in aant. 3 op post 19.04. Een product bestaande uit een bout met een sluitring, een uitzetbare ankermof en een moer, kan niet worden aangemerkt als een samengesteld goed in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat de afzonderlijke componenten samen een enkelvoudig product vormen: een keilbout. Zie Verordening (EU) nr. 602/2011 in aant. 3 op post 73.18. Een product bestaande uit een houder van hout waarin een kaars wordt vastgezet, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 44.21 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 774/2011 in aant. 3 op post 44.21. Een toestel voor het bereiden van maaltijden, met afmetingen van ongeveer 31 x 47 x 40 cm en een inhoud van 25 liter, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post onder post 85.16 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 776/2011 in aant. 3 op post 85.16. Een schoonmaakdoekje samengesteld uit een spons van kunststof met celstructuur (polyurethaan) (11,5 cm x 8,2 cm x 1,1 cm) en een doek van breiwerk van polyester, die de spons omgeeft, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.07 worden ingedeeld. Het artikel is een samengesteld artikel in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat de spons zodanig aan de doek is bevestigd dat zij een praktisch

35

onscheidbaar geheel vormen. Zowel de doek van breiwerk als de spons heeft de objectieve kenmerken van artikelen die bestemd zijn voor schoonmaken met water en schoonmaakmiddelen. Het ruwe oppervlak van de doek van breiwerk verleent het artikel echter zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat het artikel, door zijn ruwe oppervlak, bestemd is om ingedroogde vlekken van gladde oppervlakken te verwijderen. De spons dient enkel om het vermogen van de doek om water en schoonmaakmiddel op te nemen, te verhogen. Zie Verordening (EU) nr. 873/ 2011 in aant. 3 op post 63.07. Een onderwaterbehuizing voor digitale camera’s hoofdzakelijk vervaardigd van kunststof en bestaande uit twee doorzichtige helften die zijn voorzien van handbediende drukknoppen, besturings- of bedieningsknoppen van metaal en raampjes met krammen van kunststof, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 39.26 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 875/2011 in aant. 3 op post 39.26. Retro-reflectieve stroken, bedoeld om op veiligheidskleding en uniformen te worden aangebracht door middel van een door warmte geactiveerd kleefmiddel moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 40.08 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 896/2011 in aant. 3 op post 40.08. Een douchepaneel met hydromassage moet onder post 90.19 worden ingedeeld. Omdat het paneel bestaat uit een mengkraan met douchekoppen van post 84.81 en een massagetoestel met 6 sproeikoppen voor hydromassage van post 90.19, wordt het aangemerkt als een samengesteld werk in de zin van algemene bepaling 3 b. Gezien hun objectieve kenmerken en eigenschappen verleent geen van de componenten het paneel zijn wezenlijke karakter. Zie Verordening (EU) nr. 74/2012 in aant. 3 op post 90.19. De componenten van een zogenoemde ‘fietsset’ moeten met toepassing van de algemene bepalingen 1 en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder hun respectievelijke onderverdelingen binnen post 87.14 worden ingedeeld. De ‘set’ bestaat uit een frame, een voorvork en twee velgen, die alle tegelijk worden aangeboden voor inklaring, maar afzonderlijk zijn verpakt. Omdat de componenten niet samen zijn verpakt, is indeling ervan als goederen aangeboden in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur uitgesloten. Zie Verordening (EU) nr. 104/2012 in aant. 3 op post 87.14. Noot. Zie in dit verband eveneens HvJ 10 maart 2016, nr. C-499/14, opgenomen in aant. 5 op algemene bepaling 3 b, waarbij bepaalde goederen die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, werden aangemerkt als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Een zogenoemd gordijnpaneel samengesteld uit twee verschillende lagen (een laag van weefsel en een laag van papier) aaneengelijmd en met een totale dikte van ongeveer 0,26 mm, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.03 worden ingedeeld. Het gebonden textielvlies verleent het wezenlijke karakter aan het artikel op grond van de hoeveelheid, het gewicht en aan de belangrijkheid ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt. Zie Verordening (EU) nr. 297/2012 in aant. 3 op post 63.03. Een rechthoekige standaard die wordt gebruikt als steun voor een televisietoestel dat bijvoorbeeld op een tafel wordt geplaatst, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b van de

36

gecombineerde nomenclatuur, onder post 70.20 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 300/2012 in aant. 3 op post 70.20. Een zogenoemde ‘pokerset’ verpakt in een koffertje van aluminium moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 95.04 worden ingedeeld, Zie Verordening (EU) nr. 1129/2012 in aant. 3 op post 95.04. Gesteriliseerde doekjes van gebonden textielvlies, verpakt in een zak van kunststof voor de verkoop in het klein, moeten, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 34.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1145/2012 in aant. 3 op post 34.01. Doekjes van gebonden textielvlies geïmpregneerd met water, propyleenglycol, parfum, tetranatrium EDTA, aloë vera-extract, bronopol, citroenzuur en een mengsel van methylchloroisothiazolinon en methylisothiazolinon, gebruikt als verfrissingsdoekjes, moeten, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 33.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1172/2012 in aant. 3 op post 33.07. Een eenvoudig toestel voor de analyse van de lichaamssamenstelling moet onder post 84.23 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 273/2013, punt 1, in aant. 3 op post 84.23. Een elektronisch toestel in de vorm van een personenweegschaal (een zogenaamd toestel voor de analyse van de lichaamssamenstelling) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 90.31 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 273/2013, punt 2, in aant. 3 op post 90.31. Een elektronisch toestel met een weegplateau en een statief waarop zich een bedieningspaneel met een afleesscherm bevindt (een zogenaamd toestel voor de analyse van de lichaamssamenstelling) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 90.31 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 273/2013, punt 3, in aant. 3 op post 90.31. Zogenoemde dekplanken moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 39.18 worden ingedeeld. Het betreft artikelen uit houtcomposiet van ongeveer 0,15 × 0,02 × 3,7 m, samengesteld uit afvalhoutvezels (60%), herwonnen kunststoffen (HDPE) (30%), niet-kunststofadditieven, vulmiddelen, UV-stabilisatoren en pigmenten (10%). De planken worden door extrusie vervaardigd, zijn rechthoekig van vorm en hebben een dichtheid van 1,20 g/cm3. De bovenkant is korrelig en getextureerd, de onderkant is geribbeld. De planken hebben groeven die over de volledige zijde lopen. De planken hebben de kenmerken van een product van stijf onbuigbaar kunststof, met houtafval als vulling. Zij zijn een vervanger van hout en worden bijvoorbeeld gebruikt voor het maken van terrassen en wandelwegen. Zie Verordening (EU) nr. 276/2013 in aant. 3 op post 39.18. Een artikel in de vorm van een cilinder met een diameter van circa 7 mm en een lengte van circa 130 mm, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 56.01 worden ingedeeld. Het artikel bestaat uit een papieren buitenlaag die de volgende componenten op hun plaats houdt: - drie filters van celluloseacetaatvezels met actieve kool, - vier filters van celluloseacetaatvezels die ook geïmpregneerde vezels bevatten (geïmpregneerd met een bindmiddel dat niet tot in de binnenste lagen van de vezels doordringt), - twee filters van celluloseacetaatvezels, - vier componenten met aromatische oriënttabak van de soort gebruikt in sigaretten.

37

Het artikel is bedoeld om te worden versneden en bij de vervaardiging van filtersigaretten te worden gebruikt. Uit de objectieve kenmerken van het artikel valt niet af te leiden hoe het zal worden versneden. Het artikel bevat meer filter- dan tabakcomponenten. De tabak kan tussen twee filters blijven zitten en wordt dus niet noodzakelijk verbrand maar uitsluitend gebruikt als een aromatiserende component in een sigaret. De tabak vertegenwoordigt slechts circa een derde van de lengte van het artikel. De verschillende filters verlenen het artikel derhalve zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. De gewone celluloseacetaatvezels en de geïmpregneerde vezels vertegenwoordigen samen een groter percentage van het gewicht en van de omvang dan de celluloseacetaatvezels met actieve kool. De filters van de gewone en de geïmpregneerde celluloseacetaatvezels verlenen het artikel derhalve zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Verordening (EU) nr. 384/2013 in aant. 3 op post 56.01. Een artikel bestaande uit 25 doekjes van gebonden textielvlies met een afmeting van ongeveer 15 cm × 20 cm per doekje, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 33.04 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 385/2013 in aant. 3 op post 33.04. Een haardstel, zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 82.05 worden ingedeeld. Het betreft een stel opgemaakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit: - een standaard met gereedschapshouder, van gietijzer, - een pook, - een schep, - een tang. Het stel is ontworpen voor het hanteren van kolen, houtblokken en as bij een haardvuur. De artikelen zijn aan te merken als goederen in stellen opgemaakt voor de verkoop in het klein in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat zij als één geheel zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein om aan een specifieke behoefte te voldoen of een specifieke handeling te verrichten bij het onderhouden van het haardvuur. Het stel ontleent zijn wezenlijke karakter aan het handgereedschap van post 82.05 (een pook, een schep en een tang), aangezien dit gereedschap wordt gebruikt bij het haardvuur terwijl de standaard alleen als houder dient. Het stel wordt derhalve ingedeeld naar het handgereedschap. Zie Verordening nr. 641/2013, punt 1, in aant. 3 op post 82.05. Een haardstel, zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 82.05 worden ingedeeld. Het betreft een stel, opgemaakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit: - een standaard met gereedschapshouder, van roestvrij staal, - een pook, - een schep, - een veger, - een tang. Het stel is ontworpen voor het hanteren van kolen, houtblokken en as bij een haardvuur. De artikelen zijn aan te merken als goederen in stellen opgemaakt voor de verkoop in het klein in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat zij als één geheel zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein om aan een specifieke behoefte te voldoen of een specifieke handeling te verrichten bij het onderhouden van het haardvuur. Het stel ontleent zijn wezenlijke karakter aan het handgereedschap van post 82.05 (een pook, een schep en een tang): deze artikelen worden immers bij het haardvuur gebruikt terwijl de standaard alleen als houder dient, en het stel omvat ook verschillende van dergelijke artikelen terwijl het

38

slechts één veger telt. Het stel wordt derhalve ingedeeld naar het handgereedschap. Zie Verordening nr. 641/2013, punt 2, in aant. 3 op post 82,05. Een bepaald wiel met een diameter van ongeveer 20 cm en een breedte van ongeveer 5 cm, bestaande uit een velg van kunststof en een massieve band van kunststof, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 39.26 worden ingedeeld. De velg heeft een gat in het midden en een kogellager gemaakt van koolstofstaal. Het wiel kan onder diverse artikelen worden gemonteerd, zoals invalidenwagens, loophulpen (rollators) en bedden voor klinisch gebruik. Het wiel is een samengesteld goed bestaande uit verschillende materialen (kunststof en koolstofstaal). Het wiel ontleent zijn wezenlijke karakter aan de velg van kunststof omdat deze het meest bijdraagt aan de structuur van het wiel. Zie Verordening (EU) nr. 722/2013 in aant. 3 op post 39.26. Een bepaald zwenkwiel moet onder post 73.26 worden ingedeeld. Het zwenkwiel bestaat uit: - een rechthoekige plaat van roestvrij staal van ongeveer 14 cm × 10 cm met 4 schroefgaten; - een vorkvormige behuizing van roestvrij staal met een zwenklager die 360° ronddraait; - een band van rubber met een diameter van ongeveer 13 cm en een breedte van ongeveer 4 cm, - een velg van kunststof met een lager. Het zwenkwiel kan onder diverse producten worden gemonteerd, zoals trolleys, bedden voor klinisch gebruik en andere meubelen. Het zwenkwiel is een samengesteld product bestaande uit verschillende materialen (roestvrij staal, rubber en kunststof). Het bestanddeel dat het zwenkwiel zijn wezenlijke karakter verleent, is de behuizing van roestvrij staal, omdat dit de basis vormt voor de structuur van het zwenkwiel. Zie Verordening (EU) nr. 728/2013 in aant. 3 op post 73.26. Een apparaat voor hartslagmeting moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 90.31 worden ingedeeld. Het apparaat bestaat uit: - een hartslagsensor en een draadloze zender, ingebouwd in een borstband, - een hartslagmonitor, voorzien van een draadloze ontvanger, een horloge, bedieningsknoppen en een optisch-elektronisch display, die om de pols kan worden gedragen, - een houder waarmee de hartslagmonitor op het stuur van een fiets kan worden gemonteerd. De hartslagen worden geregistreerd door de sensor en de overeenkomstige gegevens worden draadloos verzonden naar de monitor die de (actuele, maximale of gemiddelde) hartslagfrequentie berekent en op het display weergeeft. Het apparaat functioneert ook als een horloge en een stopwatch. Het apparaat is een samengesteld goed, bestaande uit onderdelen die zijn ingedeeld onder hoofdstuk 90 (meet- of verificatie-instrumenten) en hoofdstuk 91 (uurwerken). Krachtens algemene bepaling 3 b moet het worden ingedeeld naar het onderdeel waaraan het zijn wezenlijke karakter ontleent. Zie Verordening (EU) nr. 1212/2013, punt 1, in aant. 3 op post 90.31. Een artikel bestaande uit een platform van hout (van ongeveer 40 cm bij 40 cm) dat aan de bovenkant en de randen is bedekt met een met vilt gevoerd weefsel van synthetische vezels (polypropyleen), moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.07 worden ingedeeld. Het weefsel heeft een drager van kunststof met celstructuur. In het midden van het platform is een 60 cm hoge buis van karton gemaakt met een afsluiting aan beide uiteinden. De afsluiting aan de onderkant is gemaakt van hard kunststof en er is een schroef door het houten platform in deze kunststof afsluiting geplaatst om het platform aan de buis te bevestigen. De afsluiting aan de bovenkant van de buis bestaat uit een rond stuk houten materiaal

39

met een diameter van ongeveer 12 cm en is bekleed met fluweel (een pluche van 60% polyacryl en 40% polyester). De buis is bekleed met een sisalmat die erop is gelijmd en is vastgeniet. De sisalmat bestaat uit een latex drager op een weefsel van gesponnen plantaardige vezels van sisal. De gesponnen strengen sisalvezels zijn elk meer dan 20 000 decitex. Gezien zijn objectieve kenmerken is het artikel een artikel voor katten, ontworpen om katten aan te trekken en hen uit de buurt te houden van meubelen waar zij anders op zouden gaan zitten of aan zouden krabben. Het textiel is van wezenlijk belang om de katten aan te trekken (bijvoorbeeld om er met hun klauwen aan te krabben, erop te zitten of ermee te spelen) en daarmee essentieel voor het gebruik van het artikel als een krab- en speelfaciliteit voor katten. Het is dus het textiel (niet het hout, het karton of de kunststof) dat het artikel zijn wezenlijke karakter verleent in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Verordening (EU) nr. 1229/2013 in aant. 3 op post 63.07. Een product bestaande uit 90,0 tot 99,9 gewichtspercenten ethylalcohol en additieven (denatureringsmiddelen) moet onder post 22.07 worden ingedeeld. Gezien het hoge aandeel aan ethylalcohol en de aanwezigheid van verschillende denatureringsmiddelen (denatoniumbenzoaat, isopropylalcohol, butylalcohol, butanon), en de afwezigheid van antivriesmiddelen anders dan ethylalcohol, wordt het wezenlijke karakter van het product verleend door de gedenatureerde alcohol. Het product wordt gebruikt als antivriesmiddel en moet onder post 22.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1405/2013 in aant. 3 op post 22.07. Een artikel bestaande uit een houten doos die aan de binnen- en buitenzijde met weefsel is bekleed moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.07 worden ingedeeld. De doos heeft een opening aan de voorzijde waar een kat naar binnen kan gaan en is groot genoeg voor een kat om in te slapen. Bovenop de doos is verticaal een buis van karton bevestigd. Rond de buis is een koord van sisal gewikkeld. Zie Verordening (EU) nr. 350/2014 in aant. 3 op post 63.07. Een product van staal met een schacht die gedeeltelijk is voorzien van schroefdraad en gedeeltelijk met kunststof is bekleed, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 73.18 worden ingedeeld. De schroefkop heeft een kruissnede. Het product loopt niet spits toe en is evenmin puntig aan het uiteinde. Het heeft een lengte van ongeveer 45 mm en een uitwendige diameter van ongeveer 7 mm. Dit product is ontworpen om deel uit te maken van een bevestiging voor meubelen. Het van schroefdraad voorziene uiteinde van het product wordt aan een kant van het meubel in een voorgeboord gat geschroefd. De kop wordt in een voorgeboord gat in een ander deel van het meubel geplaatst. De twee delen van het meubel worden met elkaar verbonden door de kop in de groef van het andere deel van de bevestiging (niet inbegrepen bij het aanbieden) te vergrendelen. Het product betreft een uit twee materialen samengesteld goed. Het moet worden ingedeeld naar het materiaal waaraan het product zijn wezenlijke kenmerk ontleent (metaal). Zie Verordening (EU) nr. 646/2014 in aant. 3 op post 73.18. Een mengsel van ingevroren vruchten moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 08.11 worden ingedeeld. Het product is een mengsel van diverse ingevroren vruchten. Het ontleent zijn wezenlijke karakter aan de aardbeien aangezien deze het grootste gedeelte van het product uitmaken. Zie Verordening (EU) nr. 765/2014 in aant. 3 op post 08.11. Een product bestaande uit een blok voorgekookte noedels (ongeveer 65 g) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur

40

onder post 19.02 worden ingedeeld. Het product ontleent zijn wezenlijke karakter aan de noedels aangezien deze het grootste gedeelte van het product vormen. Zie Verordening (EU) nr. 767/2014 in aant. 3 op post 19.02. Een artikel bestaande uit een zogenoemde eeuwigdurende kalender moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 49.10 worden ingedeeld. Gezien de objectieve kenmerken van het artikel, zoals de grootte en de prominente aanwezigheid van het element van de kalender in verhouding tot het decoratieve element, ontleent het artikel zijn wezenlijke karakter aan het element van de kalender. Zie Verordening (EU) nr. 859/2014 in aant. 3 op post 49.10. Een opgevulde nabootsing van een dier met een ingebouwde muziekmodule moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2015/352 in aant. 3 op post 95.03. Een zogenoemde ‘polsbrace’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 63.07 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2015/676 in aant. 3 op post 63.07. Een artikel van kunststof in de vorm van een menselijke schedel moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 39.26 worden ingedeeld. In de oogkassen van de schedel zijn knipperende lichtgevende dioden (leds) ingebouwd die door een batterij worden gevoed en door middel van een schakelaar onderaan het artikel kunnen worden in- en uitgeschakeld. Zie Verordening (EU) 2015/803 in aant. 3 op post 39.26. Een artikel dat bestemd is om de binnenteelt van planten te bevorderen en de plantengroei te stimuleren, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.07 worden ingedeeld. Het artikel meet ongeveer 80 × 80 × 160 cm en bestaat uit een frame van holle stalen buizen; de zijkanten en boven- en onderkant zijn vervaardigd uit textiel dat volledig kan worden gesloten en binnenin is bekleed met een lichtreflecterende laag. Het textiel heeft openingen voor ventilatie, water- en stroomtoevoer en is water-, lucht- en lichtdicht. Op het textiel zijn ritssluitingen genaaid zodat de binnenkant van het artikel van alle zijden toegankelijk is. De lichtreflecterende laag aan de binnenkant van het textiel en de openingen voor ventilatie, water- en stroomtoevoer zijn essentieel voor de bevordering van de teelt van planten binnen in het artikel. Het textiel verleent het artikel derhalve zijn wezenlijk karakter in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Verordening (EU) 2015/1385 in aant. 3 op post 63.07. Een zogenoemde ‘tochtborstel’ of ‘deurtochtstrip’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 39.26 worden ingedeeld. Het betreft een artikel bestaande uit een profiel van aluminium met afmetingen van ongeveer 100 × 3 cm en borstelharen van kunststof met een lengte van ongeveer 2 cm en een doorsnede van meer dan 1 mm die in het profiel zijn gevat. Het profiel is aan één zijde voorzien van een zelfklevende laag. Het profiel wordt aan de onderzijde van een deur bevestigd door middel van de zelfklevende laag. De borstelharen vullen de opening tussen de onderzijde van de deur en de vloer, waardoor binnendringing van een luchtstroom, vuil enz. wordt voorkomen. Gezien de objectieve kenmerken van het artikel, is het bedoeld om de ruimte tussen de deur en de vloer te vullen, teneinde binnendringing van een luchtstroom, vuil enz. te voorkomen. Het is niet bedoeld om te worden gebruikt als borstel om mee schoon te maken. Het artikel is vervaardigd door een samenvoeging van verschillende goederen, namelijk het profiel van aluminium, de borstelharen van kunststof en de zelfklevende laag. De borstelharen verlenen het artikel zijn essentiële kenmerken met het oog op het gebruik van het artikel. Zie Verordening (EU)

41

2015/2253 in aant. 3 op post 39.26. Een zogenoemde elektronische spaarpot, zijnde een cilindervormig, op batterijen werkend artikel van kunststof met een deksel, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 84.70 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2015/2316 in aant. 3 op post 84.70. De artikelen aangeboden als een tuinierset zoals hierna omschreven, kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten’ en moeten ieder onder hun eigen post worden ingedeeld. Het betreft een in een verpakking van kunststof gepresenteerde tuinierset die uit de volgende artikelen bestaat: a. een van textielweefsel vervaardigde tas, waarvan de buitenkant uit textiel bestaat, met een groot vak aan de binnenkant en vier kleinere vakken aan de buitenkant: onderverdeling 4202 2290; b. een paar hoofdzakelijk van textielweefsel vervaardigde handschoenen die voorzien zijn van een dunne laag kunststof met celstructuur aan de handpalmzijde: onderverdeling 6216 0000; c. een snoeischaar van onedel metaal: onderverdeling 8201 5000; d. een plantschopje van onedel metaal: onderverdeling 8201 1000; e. twaalf steeketiketten: onderverdeling 3926 9097; f. een potlood met grafietstift: onderverdeling 9609 1010. De artikelen van de set zijn afzonderlijk verpakt in een beschermende verpakking van kunststof. De tas en de handschoenen zijn vervaardigd van stof met hetzelfde patroon (bomen, bloemen, huizen). De artikelen kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt in stellen of assortimenten voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene bepaling 3 b, omdat zij niet samen zijn opgemaakt om in één specifieke behoefte te voorzien of om één specifieke activiteit uit te voeren. De tas wordt niet gebruikt om te tuinieren, maar om de andere artikelen in te plaatsen. De tas kan ook voor andere activiteiten dan tuinieren worden gebruikt. Het potlood is evenmin tuingereedschap en kan ook anderszins worden gebruikt. Als een of meer artikelen van een ‘stel of assortiment’ niet in één specifieke behoefte voorzien of niet zijn ontworpen om dezelfde specifieke activiteit uit te voeren, moet elk artikel afzonderlijk worden ingedeeld (zie ook de ‘Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’, deel B (II)(*)). Zie Verordening (EU) 2015/2351 in aant. 3 op post 42.02. (*) Deze Richtsnoeren zijn opgenomen in aant. 11 op algemene bepaling 3 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, in Onderdeel III. Een bepaald tekenbord moet binnen post 95.03 worden ingedeeld met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Het artikel, dat bestaat uit kunststof en een magnetisch oppervlak, die samen een geheel vormen, is een samengesteld artikel in de zin van algemene bepaling 3 b. Zie Verordening (EU) 2016/302 in aant. 3 op post 95.03. Een zogenoemde hobbykas met afmetingen van ongeveer 140 × 140 × 200 cm en een geraamte van staal, moet onder post 73.26 worden ingedeeld. Het geraamte bevat tevens rekken, bestaande uit acht schappen (vier aan elke zijde) van metaaldraad met afmetingen van ongeveer 58 × 28 cm. Het geraamte is aan alle zijden bedekt met flexibele kunststof vellen, met een oprolbare opening aan de voorzijde van ongeveer 86 × 145 cm. De opening kan door een klittenbandsluiting worden gesloten. De structuur kan worden betreden door een persoon. Het doel ervan is het op lange of korte termijn (bijvoorbeeld op markten) bewaren van planten. Het artikel moet worden ingedeeld naar het materiaal waarvan het is vervaardigd. Het artikel ontleent zijn wezenlijke karakter aan de constructie (het geraamte en de schappen van metaal). Zie Verordening (EU) 2016/614 in aant. 3 op post 73.26.

42

Een assortiment, zoals hierna omschreven, moet onder post 49.11 worden ingedeeld. Het product bestaat uit de volgende onderdelen, verpakt als een assortiment: - een rechthoekige plaat (ongeveer 14 bij 21 cm) gemaakt van een kunststoffolie bestaande uit twee lagen, aan de voorkant bedrukt met zwart-witte motieven. De plaat is aan de achterkant voorzien van een zelfklevende strook. Van deze plaat kunnen zes voorgesneden reliëfstickers worden losgemaakt (de bovenste kunststoffolie bevat het reliëf). - drie viltstiften met poreuze punt in verschillende kleuren. De viltstiften zijn samen verpakt in een kleine kunststof verpakking. De stickers zijn bedoeld om met de viltstiften te worden ingekleurd om vervolgens voor decoratieve doeleinden te worden gebruikt. Het product wordt aangeboden als een assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein. Het ontleent zijn wezenlijke karakter aan de stickers. Zie Verordening (EU) 2016/934 in aant. 3 op post 49.11. Een bepaald folie moet onder post 76.16 worden ingedeeld. Het betreft folie van gemetalliseerd polyethyleentereftalaat (‘PET’) dat wordt gebruikt als grondstofbron om aluminium pigment te vervaardigen, met de volgende kenmerken: - ten minste acht lagen aluminium met een zuiverheid van 99,8% of meer; - de optische dichtheid van elke laag aluminium is niet meer dan 3,0 D; - elke laag aluminium wordt gescheiden door een laag acrylaatpolymeer; - de dikte van elke laag aluminium is maximaal 30 nanometer (0,03 μm); - de lagen aluminium- en acrylaatpolymeer liggen op een drager van polyethyleentereftalaat (PET) met een dikte van 12 μm. Aangezien de PET-laag dient als een structurele dragende laag voor de aluminium- en acrylaatpolymeerlagen aan weerszijden van die PET-laag, ontleent het product daaraan niet zijn wezenlijke karakter. Het ontleent zijn wezenlijke karakter aan het aluminium. Zie Verordening (EU) 2016/935 in aant. 3 op post 76.16. Een product in de vorm van een warmte opwekkende pleister om de pijn te verlichten moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 38.24 worden ingedeeld. De pleister bestaat uit zelfklevend materiaal om aan te brengen op de huid (nek, pols of schouder). Het product bestaat uit een zachte kunststof die zich aanpast aan de vorm van het lichaam, en bevat een aantal schijven die opwarmen bij blootstelling aan lucht. De schijven in het product worden vanwege de exotherme reactie als warmtebron gebruikt. Dit verleent het product het wezenlijke karakter van een preparaat bedoeld bij post 38.24. Zie Verordening (EU) 2016/1140, punt 1, in aant. 3 op post 38.24. Een product in de vorm van een warmte opwekkende gordel om de pijn te verlichten moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 38.24 worden ingedeeld. De gordel bestaat uit niet-klevend materiaal dat door middel van een zelfklevende strip wordt bevestigd. Het product bestaat uit een zachte kunststof die zich aanpast aan de vorm van het lichaam, en bevat een aantal schijven die opwarmen bij blootstelling aan lucht. De schijven in het product worden vanwege de exotherme reactie als warmtebron gebruikt. Dit verleent het product het wezenlijke karakter van een preparaat bedoeld bij post 38.24. Zie Verordening (EU) 2016/1140, punt 2, in aant. 3 op post 38.24. Een zogenoemde ‘hangmat met standaard’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.03 worden ingedeeld. Het artikel wordt beschouwd als een ‘meubel’ vervaardigd uit verschillende materialen en het moet

43

worden ingedeeld onder post 94.03 naar het materiaal waaruit de steun (de standaard) is gemaakt en waaraan het artikel zijn wezenlijke karakter ontleent. Zie Verordening (EU) 2016/1211 in aant. 3 op post 94.03. Een zogenoemde ‘hangmat met frame’ met afmetingen van ongeveer 230 × 140 × 205 cm, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.03 worden ingedeeld. Het artikel wordt bijgevolg beschouwd als een ‘meubel’ vervaardigd uit verschillende materialen en het moet worden ingedeeld onder post 94.03 naar het materiaal waaruit de steun (het frame) is gemaakt en waaraan het artikel zijn wezenlijke karakter ontleent. Zie Verordening (EU) 2016/1321 in aant. 3 op post 94.03. Een zogenaamde stelschroef voor meubelen en aanverwante artikelen moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 73.18 worden ingedeeld. Het betreft een artikel bestaande uit een van schroefdraad voorziene schacht met metrische schroefdraad van verzinkt staal en een kunststof kop. De van schroefdraad voorziene schacht wordt vervaardigd door walsen en heeft een lengte van 23 mm en een diameter van 6 mm. De ronde kop heeft een diameter van 14,5 mm en heeft geen gleuf of inkeping voor gebruik met gereedschap. Zie Verordening (EU) 2016/1759 in aant. 3 op post 73.18. Niet-gemonteerde douchedeuren ontworpen om te worden gemonteerd en aan de muur te worden bevestigd moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 70.20 worden ingedeeld. Zij bestaan uit de volgende onderdelen: - twee wanden, vervaardigd uit enkel veiligheidsglas (ESG EN 12150), met afmetingen van 2100 × 860 × 6 mm (draaibare wand die als deur wordt gebruikt) en 2100 × 810 × 6 mm (vaste, niet draaiende wand); - twee aan één zijde van elke wand te bevestigen aluminium profielen van 2100 × 25 mm, met rails, een kunststof sluiting en vier schroefgaten; - knoppen, balken, platen, scharnieren, klemmen en andere bevestigingsmiddelen van edelstaal; - schroeven, inbussleutels, pluggen en ankers - sluitingen (een magnetische sluiting om de deur te sluiten en een balgafdichting om de ruimte tussen de vaste en beweegbare delen af te dichten). Het artikel is een samengesteld werk, niet gemonteerd aangeboden, bestaande uit verschillende componenten. De profielen, bevestigingsmiddelen, schroeven, pluggen, sluitingen enz. zijn onderdelen van ondergeschikte aard. Daarom ontleent het product zijn wezenlijke karakter aan het glas. Zie Verordening (EU) 2016/1962 in aant. 3 op post 70.20. Een product bestaande uit glitter voor tandpasta in de vorm van donkerblauwe deeltjes die oplossen bij het tandenpoetsen en een blauwe kleur geven aan het schuim dat door de tandpasta wordt

gevormd, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 32.04 worden ingedeeld. Het product bestaat uit de volgende bestanddelen (in gewichtspercenten): - hydroxypropylmethylcellulose ca. 55, - propyleenglycol ca. 21, - blauw pigment ca. 17, - polysorbaat 80 ca. 4, - rode verfstof ca. 3. Het blauwe pigment en de rode verfstof fungeren als kleurstoffen. Het blauwe pigment en de rode verfstof, die als kleurstoffen fungeren, verlenen het product zijn wezenlijke karakter. Zie Verordening (EU) 2016/2033 in aant. 3 op post 32.04.

44

Een losse glazen plank met metalen steunen om aan de wand te worden bevestigd, moet binnen post 94.03 onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder onderverdeling 9403 8900 worden ingedeeld. De glazen plank bestaat uit een doorzichtige glazen plaat met afmetingen van ongeveer 60 × 13,5 × 0,7 cm, in onregelmatige vorm met bewerkte randen (de voorste rand is afgerond) en twee houders die zijn vervaardigd van een koper-zinklegering (messing) en zijn geplateerd met nikkel en chroom. De glazen plaat is voorzien van twee openingen om de houders te monteren. Het product wordt aangeboden in niet-gemonteerde staat, samen met schroeven en pluggen voor de montage, en is verpakt in een kartonnen doos. De glazen plank verleent het artikel zijn wezenlijke karakter. De metalen houders, schroeven en pluggen dienen alleen om de glazen plank aan de wand te bevestigen. Indeling onder onderverdeling 9403 2080 als andere meubelen van metaal is derhalve uitgesloten. Zie Verordening (EU) 2017/181 in aant. 3 op post 94.03. Drie artikelen die samen zijn verpakt voor de verkoop in het klein en bestaande uit een blocnote, een houder voor de blocnote en een dunne kogelpen van kunststof die in een lus van textiel is geplaatst, moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 48.20 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2017/209 in aant. 3 op post 48.20. Een paar gespen voor het vergrendelingsmechanisme van veiligheidsgordels, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 83.08 worden ingedeeld. Elke gesp bestaat uit een vergrendelingsmechanisme van metaal, een behuizing van kunststof, een riem van textiel, verbindingselementen van metaal en een elektrische sensor die een geluidssignaal tot stand brengt wanneer de veiligheidsgordels van het voertuig niet vastgemaakt zijn terwijl dit wel zou moeten. In verhouding tot de totale samenstelling van het product in gewichtspercenten bestaat het product voor 56% uit koolstofstaal, voor 21% uit kunststoffen, voor 13% uit textiel en voor 10% uit andere materialen. Het product maakt deel uit van een veiligheidsgordelconstructie, bijvoorbeeld voor stoelen in een motorvoertuig. Zie Verordening (EU) 2017/636 in aant. 3 op post 83.08. Een zogenoemde rolkoffer die tevens als autoped kan dienen, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 42.02 worden ingedeeld. Het betreft een samengesteld product, bestaande uit de volgende onderdelen: - een verticale stang van aluminium van ongeveer 95 cm hoog, met een as aan de onderkant en een wiel van kunststof aan elk uiteinde van de as; - een opklapbare, horizontale plank van aluminium, bedoeld om op te staan, met een wiel van kunststof aan het uiteinde met een remmechanisme eraan; - een koffer met een buitenkant van gevormde kunststof, van ongeveer 55 × 30 × 20 cm, bevestigd aan de verticale stang door middel van klemmen die kunnen worden geopend. Zie Verordening (EU) 2017/1234 in aant. 3 op post 42.02. 5. Jurisprudentie In deze aantekening is de jurisprudentie opgenomen die betrekking heeft op stellen of assortimenten. Zie voor goederen samengesteld uit verschillende stoffen aant. 7.

45

Een product dat op het tijdstip van invoer uit verschillende afzonderlijk in een enkel karton verpakte delen bestaat, te weten: - een tafelrekenmachine voor algemeen gebruik, voorzien van een schrijfwerk en numerieke led- display met twaalf posities (waarmede optellingen, vermenigvuldigingen, aftrekkingen, delingen, procentberekeningen, worteltrekkingen en berekeningen met een constante kunnen worden verricht), - een afsluitbare geldkoffer van plaatstaal met een uitneembare geldlade van kunststof, alsmede - toebehoren (elektrisch snoer, papierrol, stofkap), is niet aan te merken als een functionele eenheid en derhalve ook niet als een enkel goed in de zin van een kasregister als bedoeld in post 84.70. Het hiervoor bedoelde geheel is aan te merken als een in assortimenten opgemaakt goed in de zin van algemene bepaling 3 b en in te delen naar het artikel waaraan het zijn wezenlijke karakter ontleent. HvJ 9 februari 1984, nr. 60/83 (PbEG 1984, nr. C 79). OT. Van stereosets, zoals hierna omschreven, wordt het wezenlijke karakter bepaald door de tuner. In het geding was de indeling in de nomenclatuur van geluidsinstallaties die zijn opgebouwd uit een aantal componenten, te weten versterker, cassettedeck en een tuner (radio-ontvanger). De componenten zijn op elkaar afgestemd en zijn op het moment van invoer niet met elkaar verbonden. Verbinding vindt plaats door middel van kabels en snoeren of door middel van het vastschroeven van zijplaten waarbij tevens de elektrische verbinding voor geluid en netspanning plaatsvindt. De TC was van mening dat de goederen moesten worden ingedeeld aan de hand van algemene bepaling 3 b, hetgeen impliceert dat moet worden vastgesteld aan welke component de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen. Zij vond dat de functies op elkaar waren afgestemd en elkaar aanvulden, maar dat de wezenlijkste functie in het geheel werd vervuld door de tuner. Derhalve werd het wezenlijke karakter van het assortiment bepaald door de tuner. TC 10 juli 1992, nr. 12 707 (UTC 1992/48). OT. Een zogenaamd 2-wire video monitoring system dient onder post 85.17 te worden ingedeeld. Het betreft een systeem dat twee componenten omvat, te weten: - een zogenaamde deurtelefooneenheid die een camera, een microfoon, een luidspreker en een beltoets bevat; en - een monitor waarop vier van vorenbedoelde camera’s kunnen worden aangesloten, alsmede een telefoonhoorn voor onder meer mondeling contact met een aanbeller. Het wezenlijke karakter van het systeem wordt bepaald door het ontvangtoestel. Zie TC 22 november 1993, nr. 12 896 in aant. 4 op post 85.17. Zogenaamde ‘overnight-kits’, samengesteld uit een T-shirt, sokken en producten voor lichaamsverzorging, moeten onder post 96.05 worden ingedeeld. ‘Overnight-kits’ worden door vliegtuigmaatschappijen in geval van calamiteiten, als gevolg waarvan grote vertragingen optreden, aan de passagiers verstrekt teneinde de grootste ongemakken enigszins te beperken. De inspecteur was van mening dat de ‘overnight-kits’ niet als één product konden worden ingedeeld, maar dat de artikelen die geen betrekking hadden op lichaamsverzorging, afzonderlijk moesten worden ingedeeld. De TC besliste echter dat in de ‘overnight-kits’ goederen zijn samengevoegd die dienen voor de lichamelijke verzorging van de passagiers tijdens een onverwachte en gedwongen onderbreking van de vliegreis. TC 13 april 1999, nr. 0040/98 TC (UTC 1999/26). Noot. Gelet op de indeling van een samenstelling van een aantal goederen, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2855/2000, punt 1 (opgenomen in aant. 3 hiervoor), komt het voor dat de onderhavige uitspraak niet langer kan worden gevolgd. Een samenstelling bestaande uit de delen voor een garagedeuropener en een afstandsbediening moet met toepassing van algemene bepaling 3 b worden ingedeeld onder onderverdeling 8479 8998. Van deze samenstelling wordt het wezenlijke karakter bepaald door de (niet-samengestelde) garagedeuropener. Zie TC 6 maart 2001, nr. 021 6/99 TC in aant. 4 op post 84.79.

46

250 hoesjes van doorzichtig kunststof (‘Sani-Shields’) gezamenlijk verpakt met 1500 pijpjes (‘Sani-Tips’) in één verpakking en aldus aangeboden voor de verkoop in het klein, kunnen niet met toepassing van algemene bepaling 3 b van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld. De DK concludeerde dat de goederen tarieftechnisch moesten worden gesplitst en deelde de hoesjes in onder post 39.26 en de pijpjes onder post 90.18. DK 15 juni 2004, nr. 02/6335 DK (Douanerechtspraak 2004/87). Een magnetische diskette die wordt aangeboden bij een videokaart en waarop de installatieprogrammatuur is opgenomen die moet worden geïnstalleerd op een automatische gegevensverwerkende machine om deze in staat te stellen videobeelden weer te geven, moet met toepassing van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur samen met de videokaart als een set worden ingedeeld onder post 84.71. Zie tarifering IDR 8471.80/2 op post 84.71 in aant. 4 op die post. Een magnetische diskette die wordt aangeboden bij een geluidskaart en waarop de installatieprogrammatuur is opgenomen die moet worden geïnstalleerd op een automatische gegevensverwerkende machine om deze in staat te stellen geluid vast te leggen, te comprimeren en weer te geven, moet met toepassing van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur samen met de geluidskaart als een set worden ingedeeld onder post 84.71. Zie tarifering IDR 8471.80/3 op post 84.71 in aant. 4 op die post. Magnetische diskettes met installatieprogrammatuur die worden aangeboden bij een ‘webcam’ moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur samen met de camera als een set worden ingedeeld onder post 85.25. Zie tarifering IDR 8525.80/1 op post 85.25 in aant. 4 op die post. Een artikel van kunststof in de vorm van een ei, bevattende twee speelgoedringen en een gesloten pakje snoepgoed moet met toepassing van Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 95 onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 9503.00/8 op post 95.03 in aant. 4 op die post. Setjes kunstnagels met toebehoren, onder andere lijm en/of vijl, moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 33.04 worden ingedeeld. Het betreft assortimenten die zijn samengesteld uit kunstnagels van kunststof, en lijm, en soms ook een vijltje, een manicurestokje, versiering, een reinigingsdoekje en/of een standaard. De producten worden aangeboden als assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein. De DKH beschouwt de kunstnagel als het goed waaraan de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen. Zie DKH 26 januari 2007, nr. AWB 06/191 DKH, in aant. 4 op post 33.04. Een rolschaatsset moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.06 worden ingedeeld. Zie statement 413e vergadering in aant. 4 op post 95.06. Assortimenten met levensmiddelen die met andere producten zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit een ‘cacao-assortiment’, een ‘koffieassortiment’ en een ‘theeassortiment’, moeten als volgt worden ingedeeld: 1. Cacao-assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein in een kunststof verpakking en bevattend: - instant cacaomix (2 pakjes) - marshmallows - 1 metalen bus met een deksel (cacaomix bevattend) - 1 kleine garde van roestvrij staal

47

- 1 keramische drinkbeker wordt ingedeeld op basis van de verschillende producten van de posten 18.06 (instant cacaomix), 17.04 (marshmallows), 73.23 (metalen bus met een klepje), 82.05 (kleine garde), 69.12 (keramische drinkbeker). 2. Koffieassortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein in een kunststof verpakking en bevattend: - (aromatische) instant koffiepoeder met een smaak - kaneelstokjes - 1 kleine rasp van roestvrij staal - 1 metalen bus met een lid (koffiepoeder bevattend) - 1 keramische drinkbeker wordt ingedeeld op basis van de verschillende producten van de posten 21.01 ((aromatische) instant koffiepoeder met een smaak), 09.06 (kaneel stokjes), 82.05 (kleine rasp), 73.23 metalen bus met een klepje), 69.12 (keramische drinkbeker). 3. Theeassortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein in een kunststof verpakking en bevattend: - gefermenteerde, (aromatische) thee met een smaak - koekjes - 1 metalen bus met een lid (thee bevattend) - 1 thee-ei van roestvrij staal - 1 keramische drinkbeker wordt ingedeeld op basis van de verschillende producten van de posten 09.02 (gefermenteerde (aromatische) thee met een smaakje), 19.05 (koekjes), 73.23 (metalen bus met een klepje), 73.23 (thee-ei), 69.12 (keramische drinkbeker). De indeling is vastgesteld op basis van algemene bepaling 1 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur en de teksten van de betrokken posten. De producten beschreven als ‘assortimenten’ kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen opgemaakt voor de verkoop in het klein’ zoals bedoeld bij de algemene bepaling 3 b, omdat de onderdelen in elke ‘assortiment’ niet voorzien in een specifieke behoefte of om een bepaalde activiteit uit te voeren (EG). Statement 452e vergadering Comité douanewetboek, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur. Een zogenoemde ‘ready-bed’ set, opgemaakt voor de verkoop in het klein, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.04 worden ingedeeld. Zie statement 453e vergadering op post 94.04 in aant. 4 op die post. Een set voor een kinderbed, opgemaakt voor de verkoop in het klein, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 94.04 worden ingedeeld. Zie statement 453e vergadering op post 94.04 in aant. 4 op die post. Een gezichtsverzorgingsset bestaande uit een cleanser, toner en moisturizer die voor de verkoop in één verpakking worden aangeboden als gezichtsverzorgingsset, kan niet als assortiment voor de verkoop in het klein worden aangemerkt. De goederen vallen op het eerste gezicht niet onder verschillende posten van het douanetarief. Zie DKH 15 juli 2009, nr. 08/4069, in aant. 4 op post 33.04. Een aantal artikelen dat als toebehoren bij een videospeleenheid wordt aangeboden in een enkele verpakking, kan niet als een set worden ingedeeld. De artikelen dienen elk afzonderlijk te worden ingedeeld. Zie statement 17e vergadering op post 42.02 in aant. 4 op die post.

48

Een product voor gearomatiseerde karamelbereidingen samengesteld uit twee zakjes, een met stukjes karamel (‘caramel splitter’) en het andere met een ‘aroma bereiding’, opgemaakt voor de verkoop in het klein, moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 17.02 worden ingedeeld. Zie statement 36e vergadering op post 17.02 in aant. 4 op die post. Een zogenoemde ‘bandenreparatieset’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 84.14 worden ingedeeld. De set bestaat uit: - een minicompressor; - een fles met antilekmiddel voorzien van een slang met aan het eind een mondstuk voorzien van schroefdraad ter bevestiging op het ventiel van een autoband; en - een tas van textielstof (voor de minicompressor en de fles met antilekmiddel). Zie statement 37e vergadering op post 84.14 in aant. 4 op die post. De DKH oordeelde dat bepaalde producten voor actieve levensstijl die gezamenlijk werden aangeboden, niet konden worden beschouwd als een stel of assortiment opgemaakt voor de verkoop in het klein in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Het betrof de volgende samenstellingen: 1. een samenstel aangeboden in een tas van kunststof, bestaande uit: - een shaker; - een tabletten doos; - een kleine container; - een grote container; - een draagtas met de bedrijfsnaam; en - een draagtas van kunststof. 2. een samenstel aangeboden in een kartonnen doos, bestaande uit: - diverse formulieren en prospectussen; - een multivitamine complex; - vezels- en kruidentabletten; - voedingsshake, vanille; en - een kruidendrank op instant basis. 3. een samenstel aangeboden in een kartonnen doos, bestaande uit: - een tweetal folders; - multivitaminetabletten; - vezels- en kruidentabletten; en - voedingsshake. Volgens eiseres waren de goederen bedoeld om buitenshuis eenvoudig een bepaald voedingsprogramma te volgen. De producten voldoen aan een bepaalde behoefte, te weten het hebben van een gezonde en actieve levensstijl, waarbij de behoefte door de gebruiker kan worden ingevuld door een bepaalde samenstelling, eventueel aangevuld met andere producten (samenstellingen 1 en 3), respectievelijk het sluiten van een overeenkomst om distributeur te worden (samenstelling 2). De DKH was van oordeel dat de behoefte als bedoeld in de toelichting IDR op algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, vrij nauwkeurig bepaald moet zijn en dat daarvoor specifieke attributen benodigd zijn. Het voeren van een actieve of het streven naar een evenwichtige levensstijl kan in dat kader niet als een specifieke behoefte noch als een bepaalde activiteit worden aangemerkt. De behoefte of activiteit is hiermee te weinig bepaald en te weinig specifiek. Ook de behoefte van een persoon om distributeur te worden kan in dit kader noch als een specifieke behoefte noch als een bepaalde activiteit worden aangemerkt. Het beroep wordt ongegrond verklaard. DKH 18 juni 2010, nrs. 08/7736, 08/7737 en 08/7861 (IUN 2010/285).

49

Een draadloze hoofdtelefoon met een AC oplader en twee over het oor aan te brengen oorhoeken van verschillende grootten, bestaande uit een enkelvoudige (mono), over het oor aan te brengen oortelefoon gecombineerd in dezelfde behuizing met een microfoon en een radio-ontvangst-/zendinstallatie, een herlaadbare lithiumpolymeerbatterij, een ingang voor elektrische stroom, een led (light emitting diode) indicatorlicht en bedieningsknoppen moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post onder post 85.17 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8517.62/20 op post 85.17 in aant. 4 op die post. Een op batterijen werkend toestel in de vorm van een ronde buis, gelijkend op een normale sigaret (zogenoemde ‘elektronische sigaret’), aangeboden in een verpakking gereed voor de verkoop in het klein, samen met een elektriciteitssnoer, een oplader en vijf reservepatronen, moet onder post 85.43 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8543.70/5 op post 85.43 in aant. 4 op die post. Een set bestaande uit een zogenoemde ‘waterglijbaan’ en een 3-D waterbril moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.06 worden ingedeeld. Zie statement 78e vergadering op post 95.06 in aant. 4 op die post. Een set bestaande uit deegwaren gevuld met garnalen (wontons) en een zakje soep in poedervorm moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 19.02 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 1902.20/2 op post 19.02 in aant. 4 op die post. Een dvd-speler en twee monitoren moeten onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie conclusie 97e vergadering op post 85.28 in aant. 4 op die post. Een product bestaande uit: - een luxe doos met veertig theecups, - een kunststof waterfilter en - een spanningskabel met twee stekkers die kan worden aangesloten op een bepaalde theemachine, kan niet als een stel of assortiment in de zin van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, worden aangemerkt. De doos bevat acht smaken thee, dus vijf cups van elke smaak. Dertig cups bevatten zwarte thee, vijf cups bevatten groene thee en vijf cups bevatten rooibos. In de doos zitten ook brochures in de juiste taal of talen, afhankelijk van de lidstaat van bestemming. De theemachine maakt geen deel uit van het product. Het waterfilter is bestemd voor gebruik in de watercontainer van de theemachine. Bij het product wordt een in de lidstaat van bestemming bruikbare spanningskabel met stekkers gevoegd. De theecups en het waterfilter worden vervaardigd in Zwitserland, de spanningskabel in China. Tussen partijen is enkel in geschil of het product als een stel of een assortiment dient te worden aangemerkt. De DKH is met verweerder van oordeel dat het product niet voldoet aan de voorwaarde dat het bestaat uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of een bepaalde activiteit uit te voeren. Voor het zetten van de thee met de theecups is de theemachine onontbeerlijk, en deze maakt geen deel uit van het product. De artikelen die wel tot het product behoren, hebben onvoldoende samenhang om te worden aangemerkt als stel of assortiment. De spanningskabel en het waterfilter dienen te worden aangesloten aan c.q. geplaatst in de theemachine. Zij kunnen ook worden gebruikt nadat de veertig theecups in het product zijn verbruikt. De theecups worden elk afzonderlijk en eenmalig gebruikt voor het zetten van één individuele kop thee van een bepaalde smaak. De artikelen zijn niet bedoeld om (blijvend) samen te

50

worden gebruikt en werken ook niet op elkaar in. De producten moeten elk afzonderlijk worden ingedeeld. DKH 13 december 2013, nr. 13/2546 (Douanerechtspraak 2014/216). Een samenstel bestaande uit oploskoffie (ook bekend als ‘instantkoffie’) (200 gr) in een glazen pot, opgemaakt voor de verkoop in het klein in een doos van karton, samen met een kop en schotel van keramiek, wordt niet als stel of assortiment aangemerkt. De componenten dienen afzonderlijk onder de posten 21.01, respectievelijk 69.12 te worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 2101.11/1 op post 21.01 in aant. 4 op die post. Een assortiment voor het repareren van een waterkraan, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 73.18 worden ingedeeld. Zie conclusie 151e vergadering op post 73.18 in aant. 4 op die post. Algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, moet aldus worden uitgelegd dat goederen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die in afzonderlijke verpakkingen ter inklaring worden aangeboden en pas daarna samen worden verpakt, niettemin kunnen worden aangemerkt als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in de zin van deze bepaling, en bijgevolg onder een en dezelfde post kunnen vallen, wanneer – rekening houdend met andere objectieve factoren – vaststaat dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om in de kleinhandel als één geheel te worden verkocht. Het staat aan de nationale rechter om dit na te gaan. HvJ 10 maart 2016, nr. C-499/14 (PbEU 2016, nr. C 156 en Douanerechtspraak 2016/41). Een digitale camera (14 MP) geïntegreerd in een op afstand bestuurbare helikopter met vier rotors, ook wel ‘drone’ of ‘quadcopter’ genoemd (afmetingen: 29 cm lang x 29 cm breed x 18 cm hoog, gewicht: 1160 gram), opgemaakt als stel voor de verkoop in het klein, in een kartonnen doos, tezamen met een radiografische afstandsbediening, Wi-Fi uitbreidingsmogelijkheid en een standaard voor een mobiele telefoon, moet onder post 85.25 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8525.80/3 op post 85.25 in aant. 4 op die post. Een assortiment van goederen (koffer en dierfiguren) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie DKH 8 december 2015, nr. 14/3740, in aant. 4 op post 95.03. Een punnikset bestaande uit een punnikklosje, een punniknaald en drie bolletjes wol, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 44.21 worden ingedeeld. Zie DK 1 maart 2016, nr. 14/00812, in aant. 4 op post 44.21. Een kaasplankset moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 44.19 worden ingedeeld. De set bestaat uit een snijplank van hout (rubberboom) met een magnetische strip, keukengerei van roestvrijstaal en keramische borden. Het is ontworpen voor gebruik in de keuken of aan tafel, voor het aansnijden van kaas en voor het serveren van kaas en dipsauzen. Zie conclusie 178e vergadering op post 44.19 in aant. 4 op die post. Een set bestaande uit 78 tarotkaarten met een boek met uitleg opgemaakt in een papieren doos, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 95.04 worden ingedeeld. Zie conclusie 178e vergadering op post 95.04 in aant. 4 op die post.

51

6. Opgemerkt wordt dat de nomenclatuur een aantal bepalingen bevat, waarbij een speciale regeling is getroffen voor samenvoegingen van goederen. Dit is onder meer het geval voor: A. De volgende artikelen in stellen: a. tassen, dozen, trommels en dergelijke gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken (Aantekening 4 g IDR op hoofdstuk 30, alsmede post 30.06); b. assortimenten modelleerpasta’s (post 34.07); c. assortimenten van papierwaren voor correspondentie in dozen, in omslagen en in dergelijke verpakkingen (post 48.17); d. manicure-, pedicure- en dergelijke stellen (post 82.14); e. stellen of assortimenten van pakkingringen en pakkingstukken in zakjes, enveloppen of dergelijke bergingsmiddelen (post 84.84). B. Etuis, foedralen, koffers en dergelijke bergingsmiddelen voor camera’s, muziekinstrumenten, tekeninstrumenten, wapens, juwelen en andere goederen, welke worden aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn en waarmede ze normaal worden verkocht. Deze bergingsmiddelen worden volgens regel 5 hierna ingedeeld onder dezelfde post als de artikelen waarvoor ze bestemd zijn. 7. Jurisprudentie In deze aantekening is de jurisprudentie opgenomen die betrekking heeft op goederen samengesteld uit verschillende stoffen. Zie voor stellen of assortimenten aant. 5. Ingevoerd werden platen, samengesteld uit een laag schuimplastic (dik 5 mm) en een laag kunstleder (dik 1,5 mm). Uit deze platen zullen binnenzolen worden gesneden welke vervolgens aan de schuimplasticzijde zullen worden overtrokken met een dunne lederen voering en doorgestikt. De zodoende verkregen binnenzool zal, met de kunstlederzijde onder, worden gelijmd of genaaid op een tussen- of buitenzool. Deze platen ontlenen niet aan het kunstleder maar aan het schuimplastic hun wezenlijke karakter, aangezien de uit de platen gesneden binnenzolen vanwege de kenmerkende verende eigenschap van het schuimplastic in schoenen worden verwerkt. TC 30 juli 1963, nr. 9262 T (UTC 1963/ 152). OT. Materiaal voor de vervaardiging van bekleding van binnenzolen, met een dikte van minder dan 0,75 mm en een breedte van 1,25 meter, op rollen, bestaande uit een folie van polyvinylchloride (dikte 0,3 mm; gewicht 266 gram per m2 en een laag papier (dikte 0,2 mm; gewicht 126 gram per m2), ontleent aan het polyvinylchloride zijn wezenlijke karakter. Hierbij is gelet op het gewicht en de dikte van de samenstellende stoffen, zomede op de omstandigheid dat de laag kunstmatige plastische stof de zichtbare zijde van de binnenzool vormt. TC 31 maart 1969, nr. 10 788 T (UTC 1969/68). OT. Wandbekledingsmateriaal, bestaande uit een drager van papier waarop aan een zijde een laag polyvinylchloride die in gewicht overheerst, is aangebracht, heeft het karakter van papier verloren. TC 17 april 1973, nr. 11 054 T (UTC 1973/12). OT. Van platen voor dakbedekking en voor bekleding van dakgoten enz., samengesteld uit acht lagen asbestvezels die onderling door asfaltbitumen zijn gebonden, wordt het wezenlijke karakter door het asbest bepaald. Niet alleen maken de asbestvezels in het gewicht der platen het hoogste percentage uit en is de waarde van het asbest hoger dan die van het asfaltbitumen, maar in de platen is het asbest als brandvrij en isolerend materiaal van tenminste even groot belang als het asfaltbitumen waardoor de waterdichtheid wordt veroorzaakt. TC 27 september 1971, nr. 10 982 T (UTC 1971/22). OT.

52

Tafellakens, servetten, onderleggers en dergelijke gebruiksklare artikelen, samengesteld uit vijf lagen, waarvan de buitenste en de middelste lagen uit papier en de beide overige lagen uit kunstmatige plastische stof bestaan, bezitten niet het wezenlijke karakter van plastic. TC 25 oktober 1976, nr. 11306 Ten nr. 11325 T (UTC 1977/19). OT. Van imitatiefineer, bestaande uit aan één zijde bedrukt papier met een gewicht van ca. 120 g/m2, geïmpregneerd met en voorzien van een deklaag van een kunststof met een gewicht van ca. 50 g/m2 en aan de achterzijde voorzien van een smeltlijmlaag van een kunstharsmengsel met een gewicht van ongeveer 150 g/m2, wordt het wezenlijke karakter door het papier bepaald. Zie TC 3 april 1979, nr. 11 515 T, in aant. 4 op post 48.11. Van pijpfittings met stalen flenzen en kunststof balg wordt het wezenlijke karakter door de balg bepaald. Zie TC 29 mei 1962, nr. 8910 T, in aant. 4 op post 39.17. Van vloertegels bestaande uit 35 of meer gewichtspercenten poly(vinylchloride), niet meer dan 20 gewichtspercenten asbest en voor het overige uit andere minerale vulstoffen, wordt het wezenlijke karakter bepaald door de poly(vinylchloride). Zie TC 3 juni 1975, nr. 11 189 T, in aant. 4 op post 39.18. Diaraampjes bestaande uit een raamwerk van kunststof, waartussen twee glasplaatjes zijn gevat, ontlenen hun wezenlijke karakter aan de kunststof. Zie TC 28 mei 1962, nr. 8729 T in aant. 4 op post 39.26. Van bijouteriedoosjes, samengesteld uit doorzichtig glazen plaatjes gevat in een frame van messing, wordt het wezenlijke karakter door het glas bepaald. Zie TC 20 februari 1985, nr. 11 990 T, in aant. 4 op post 70.13. Naaldhakken van kunststof versterkt met een stalen stift, ontlenen hun wezenlijke karakter aan de kunststof. Zie TC 16 december 1963, nr. 9607 T, in aant. 4 op post 64.06. Van brandergaasjes van ijzerdraad, met een centrum van geperst asbest, wordt het wezenlijke karakter door het asbest bepaald. Zie TC 13 februari 1973, nr. 11 105 T, in aant. 4 op post 68.12. Van bijouteriedoosjes, samengesteld uit doorzichtig glazen plaatjes gevat in een frame van messing, wordt het wezenlijke karakter door het glas bepaald. Zie TC 20 februari 1985, nr. 11 990 T, in aant. 4 op post 70.13. Van koffiezetapparaten, bestaande uit onder meer een glazen bol, een glazen waterreservoir en een glazen spiritusreservoir alsmede een aantal metalen delen, wordt het wezenlijke karakter door het glas bepaald. Zie TC 20 januari 1970, nr. 10 915 T, in aant. 4 op post 70.13. Van wegbebakeningsblokken (‘kattenogen’), bestaande uit wit gekleurde rubberblokken die aan weerszijden zijn voorzien van twee in metaal gevatte reflectors van glas, wordt het wezenlijke karakter door het glas bepaald. Zie TC 11 december 1962, nr. 8535 T, in aant. 4 op post 70.14. Van ongebleekt kraftpapier en kraftkarton, zoals hierna omschreven, wordt het wezenlijke karakter door het papier en karton bepaald. Het betreft ongebleekt kraftpapier en kraftkarton, gebruikt voor de vervaardiging van verpakkingsmateriaal voor dranken, op één zijde bedrukt met teksten en illustraties die refereren aan de goederen die bestemd zijn om te worden verpakt; voorts is het product op de bedrukte zijde bedekt met een dun transparant vel polyethyleen en aan de andere zijde (de zijde die de binnenkant van de verpakking gaat vormen) eveneens bedekt met polyethyleen, dan wel bekleed met aluminiumfolie dat bedekt is met een dun transparant vel polyethyleen. Het

53

product komt voor op rollen met een breedte van meer dan 15 cm, voorzien van vouwen en gemerkt ter identificatie van de afzonderlijke verpakkingen die uit de rol moeten worden gesneden. Zie de tariferingen IDR 4811.59/1 en 4811.59/2 op post 48.11 in aant. 4 op die post. Een polsband van textielweefsel, waaraan een horloge van inferieure kwaliteit is bevestigd, moet onder post 63.07 worden ingedeeld. Zie TC 19 juli 1991, nr. 12 667, in aant. 4 op post 63.07. Reisartikelen uit schuimplastic (pvc), die van binnen met een weefsel zijn versterkt, dienen voor de toepassing van de postonderverdelingen van hoofdstuk 42 te worden beschouwd als goederen waarvan de buitenkant van kunststof en niet van textiel is, indien de textielstof enkel als drager dient. Onbewerkte, ongebleekte, gebleekte of in één kleur geverfde textielproducten dienen enkel als drager, ingeval zij op één zijde van platen, vellen en strippen van schuimplastic zijn aangebracht. HvJ 12 april 1994, nr. C-150/93 (PbEG 1994, nr. C 132 en UTC 1996/22). Noot. Hiermee in strijd schijnt de uitspraak van de TC te zijn waarbij werd beslist dat van koffers met een buitenkant bestaande uit textiel (nylon) met een deklaag van kunststof (poly(vinylchloride)), het wezenlijke karakter van het materiaal wordt bepaald door de textielstof en niet door de kunststof. Het weefsel voorkomt immers scheuren, zorgt voor de nodige draagkracht en bepaalt het uiterlijk aanzien van de koffers. TC 17 september 1993, nr. 12 810 (UTC 1994/5). Een voor de detailverkoop bestemde set artikelen voor de bepaling van de cholesterolspiegel in bloedplasma met de kenmerken van de ‘Chemcard Cholesteroltest’, werd onder post 48.23 ingedeeld. De set bestaat uit een testkaart in papier (0,6 cm), geïmpregneerd met een reageermiddel en bedekt met papier op een membraan en voorts uit een lancet, watten, enz. Het wezenlijke karakter wordt door het papier bepaald. Als gevolg van een wijziging van de redactie van post 38.22 dienen vanaf 1 januari 1996 dergelijke artikelen evenwel onder post 38.22 te worden ingedeeld. Voor zover van belang is het met ingang van die datum namelijk mogelijk geworden dat de reageermiddelen van die post zich op een drager bevinden. HvJ 2 juni 1994, nr. C-356/93 (PbEG 1994, nr. C188). Van een samengesteld product op basis van chocolade bestaande uit een eivormige schil met een buitenlaag van chocolade en een binnenlaag op basis van suiker, melkproducten en plantaardige vetten, bevattende een capsule van kunststof met daarin speelgoed als verrassing (bijvoorbeeld een helikopter van kunststof in niet-gemonteerde staat), wordt het wezenlijke karakter bepaald door de buitenlaag van chocolade. Zie tarifering IDR 1806.90/2 op post 18.06 in aant. 4 op die post. Een product bestaande uit 71,1% maisvoermeelpellets en 28,9% boekweit moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 23.06 worden ingedeeld. Zie TC 27 februari 1996, nr. 13 230, in aant. 4 op post 23.06. Van handtassen, waarvan de binnenzijde uit karton bestaat met een voering van textiel en de buitenzijde uit een veelkleurige laag van aan elkaar bevestigde aluminium rondjes, wordt het wezenlijke karakter door het aluminium bepaald. Zie TC 26 augustus 1996, nr. 13 271, in aant. 4 op post 76.16. Draagbare werkbanken bestaande uit een metalen, door middel van schroeven instelbaar, mechanisme met houten klembladen erop (voorzien van pennen van kunststof) die een plat horizontaal vlak vormen, moeten onder post 73.26 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 7326.90/5 op post 73.26 in aant. 4 op die post. Van een stijve, onbuigzame plaat met een dikte van 0,4 cm, bestaande uit drie lagen kunststofvellen met daartussen afwisselend twee glasvezelmatten, wordt het wezenlijke karakter door de glasvezelmatten bepaald. Zie TC 26 april 2001, nr. 0209/97 TC, in aant. 4 op post 70.19.

54

Van ‘magische zandafbeeldingen’, zijnde voorwerpen bestaande uit twee glasplaten waartussen zich gekleurd water, gekleurd zand, ongekleurd zand en luchtbellen bevinden, een rubber rand en een metalen houder, wordt het wezenlijke karakter door het zand bepaald. Zie DK 4 december 2002, nr. 00/90 251 DK, in aant. 4 op post 25.05. Door het samenvoegen in één verpakking van gedroogde erwten (51 gewichtspercenten) en kristalsuiker (49 gewichtspercenten) is volgens de DK geen product met een eigen economische en industriële betekenis ontstaan. Daarenboven vermengen de samenstellende delen zich niet blijvend. Hierdoor kan geen sprake zijn van een mengsel in de zin van algemene bepaling 2 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur waarop een indeling in de nomenclatuur zou kunnen volgen met toepassing van algemene bepaling 3 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie DK 16 december 2002, nr. 00/90 204 DK in aant. 4 op post 07.13. In zijn oordeel bevestigt de Hoge Raad dat de Douanekamer niet buiten de rechtsstrijd is getreden door daartoe redengevend te oordelen dat niet aannemelijk is geworden dat het product een eigen economische en industriële betekenis heeft. HR 29 oktober 2004, nr. 39168 HR (Douanerechtspraak 2005/13). Van kampeertenten wordt het wezenlijke karakter door het textiel bepaald. Zonder dit textiel is immers het vormen van een kampeertent – een besloten ruimte met dak en wanden van textiel – niet mogelijk. Zie DK 12 december 2002, nr. 01/90 033 DK, in aant. 4 op post 63.06. Bovenstaande uitspraak kan volgens de HR niet in stand blijven. Zie HR 19 november 2004, nr. 39 100, in aant. 4 op algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Samengestelde producten bestaande uit banden van breiwerk en stroken van neopreen waarin keramische magneten zijn verwerkt, moeten met toepassing van algemene bepalingen 2 b en 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.05 worden ingedeeld. De banden worden gekocht vanwege de aanwezigheid van de magneten, aan dewelke de goederen hun wezenlijke karakter ontlenen. DK 2 juni 2004, nr. 01/90 201 DK (Douanerechtspraak 2004/65). Een rechthoekige lap geweven textielstof, specifiek ontwikkeld voor en uitsluitend bestemd om te worden gebruikt in een offsetdrukmachine, als deel van een antismetsysteem, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 59.11 worden ingedeeld. Zie DK 7 juni 2005, nr. 03/3864 DK, in aant. 4 op post 59.11. Een scharnier/deursluiter van kunststof met metalen veer moet onder post 39.25 worden ingedeeld. Het wezenlijke karakter van het product wordt gevormd door de functie van scharnier. Deze functie is geheel toe te schrijven aan de onderdelen van kunststof, die het grootste deel van het product uitmaken. Gelet op algemene indelingsregel 3 b dient het product te worden ingedeeld onder post 39.25. Post 83.02 komt niet in aanmerking. Zie DKH 30 januari 2006, nr. AWB 05/1976, in aant. 4 op post 39.25. Een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop, die is samengesteld uit een kunststofbehuizing, schuimstof, een metaalzeef, dichtingen, een zegelfolie, een etiket, inkt en verpakkingsmateriaal en die, zowel wat de inktcartridge als wat de inkt betreft, enkel kan worden gebruikt in een printer met de kenmerken van de inktjetprinters van één bepaald merk, moet onder post 32.15 worden ingedeeld. Ofschoon de desbetreffende inktcartridge zo vervaardigd is dat de printer zonder deze cartridge niet werkt, is de inkt in deze cartridge van doorslaggevend belang voor het gebruik van het betrokken product. De inktcartridge wordt immers niet in de printer geplaatst om deze te doen werken als zodanig, maar juist met het doel hem van inkt te voorzien. Hieruit volgt dat de inkt deze inktcartridge zijn wezenlijke karakter verleent. Zie HvJ nr. C-250/05 in aant. 4 op post 32.15.

55

Het als Diesel Fuel Injector Cleaner aangeduid product moet onder post 38.11 worden ingedeeld. Het is een ingewikkeld, samengesteld chemisch product, bestaande uit kerosine, oronite ODA 78 008 en DCI-4A; oronite ODA 78 008 en DCI-4A op hun beurt bestaan ook weer uit verschillende stoffen. Het beoogde effect van het product wordt verkregen door de additieven, de kerosine dient louter als drager van de twee overige stoffen (oronite ODA 78 008 en DCI-4A), zodat dus – met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur – voor de indeling in de nomenclatuur genoemde additieven, en niet de kerosine, bepalend zijn. Zie DK 6 juni 2006, nr. 02/6406 DK, in aant. 4 op post 38.11. Bepaalde warmtegevoelige folie voor drukdoeleinden moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 39.20 worden ingedeeld. Zie DK 31 augustus 2007, nr. 02/6571 DK, in aant. 4 op post 39.20. Bepaalde inktcartridges moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur worden ingedeeld onder post 32.15. Zie DK 26 juni 2007, nr. 05/1340, in aant. 4 op post 32.15. Een samengesteld artikel bestaande uit een selectie van kruiden, zaden, vruchten, zout en specerijen, verpakt in zandlopervormige glazen flessen, waarbij elke fles twee verschillende producten bevat, moet onder meer met toepassing van bepaling 3 b, onder post 21.03 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 2103.90/5 in aant. 4 op post 21.03. Inktcartridges die geen geïntegreerde printkop bevatten, moeten met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als inkt onder post 32.15 worden ingedeeld. Zie DKH 15 mei 2008, nr. 06/6831, in aant. 4 op post 32.15. Een inktcartridge zonder geïntegreerde printkop moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur als inkt onder post 32.15 worden ingedeeld. Zie DK 5 maart 2008, nr. 04/30, in aant. 4 op post 32.15. Een artikel bestaande uit een gordijn gemaakt van een doorzichtig weefsel van synthetische vezels en een verlichtingstoestel (in de vorm van een net) voorzien van een wisselstroomadapter met een stekker, tezamen verpakt voor de verkoop in het klein in een doos van kunststof, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.03 worden ingedeeld. Zie statement 469e vergadering op post 63.03 in aant. 4 op die post. Een cartridge met toner voor een fotokopieerapparaat moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 37.07 worden ingedeeld. Zie DK 11 maart 2010, nr. P07/00 755 DK, in aant. 4 op post 37.07. Bepaalde rijhandschoenen ontlenen hun wezenlijke karakter niet aan het textielweefsel, maar aan de polyurethaanlaag. Zij moeten onder post 39.26 worden ingedeeld. Zie HvJ 29 april 2010, nr. C-123/09, in aant. 4 op post 39.26. Een decoratief raamornament met een feestelijk motief bestaande uit twee kunststof platen in de vorm van bellen voorzien van hulstbesjes, een lichtketting in de vorm van een elektrische kabel met 20 kleine gloeilampen (12 V/0,96 W), bevestigd tussen de twee platen, moet onder post 95.05 worden ingedeeld. Zie statement 17e vergadering op post 95.05 in aant. 4 op die post. Een partij die bestaat uit enerzijds ongekruid kalkoenvlees en anderzijds stukken vlees die als bereid kalkoenvlees moeten worden aangemerkt, moet volgens de HR met toepassing van algemene

56

bepaling 3 b, onder post 16.02 worden ingedeeld. Zie HR 15 januari 2010, nr. 07/13 023, in aant. 4 op post 16.02. Een artikel gemaakt van houten kralen die zijn vastgebonden op een synthetisch monofilament dat vastzit aan een rand van textiel van ongeveer 9 cm breed, moet onder post 44.21 worden ingedeeld. Zie statement 43e vergadering op post 44.21 in aant. 4 op die post. Een zogenoemde ‘tonercartridge’ moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 37.07 worden ingedeeld. Zie statement 52e vergadering op post 37.07 in aant. 4 op die post. Een apparaat voor monstername moet, met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 84.79 worden ingedeeld. Zie statement 56e vergadering op post 84.79 in aant. 4 op die post. Een mengsel met een alcoholvolume van 86% vol, bestaande uit 90% ethanol en 10% propyleenglycol (in gewichtspercenten) moet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 22.07 worden ingedeeld. Zie statement 62e vergadering op post 22.07 in aant. 4 op die post. Een artikel in de vorm van een sleutelhanger, bestaande uit een splitring van onedel metaal met een diameter van 25 mm, een speelgoedpoppetje van kunststof waarvan beide voeten zijn voorzien van een led-lampje, met beweegbare armen en benen, en een bedieningsknop op de borst, moet als draagbare elektrische lamp onder post 85.13 worden ingedeeld. Het geheel ontleent zijn wezenlijke karakter aan de verlichting. Zie DKH 15 juli 2011, nr. AWB 10/5916, in aant. 4 op post 85.13. Een bepaalde patroon voor een elektronische sigaret moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 38.24 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 3824.99/18 op post 38.24 in aant. 4 op die post. Een bepaalde patroon voor een elektronische sigaret moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 38.24 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 3824.99/19 op post 38.24 in aant. 4 op die post. De DKH heeft de navolgende goederen met toepassing van algemene bepaling 3 b ingedeeld onder de daarbij vermelde post. Slangverlichting op een metalen frame in de vorm van 2 honden (husky’s), die een arrenslee trekken met een kerstman erin, voor buiten: post 95.05. Zie DKH 21 maart 2012, nr. 09/1947, in aant. 4 op post 95.05. Een product bestaande uit papiervellen, die vel voor vel worden geïmpregneerd met hars en vervolgens worden gedroogd, op maat geknipt en tot de gewenste dikte gestapeld en onder hoge druk en met stoom tot circa een vijfde van de oorspronkelijke dikte geperst, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 39.21 worden ingedeeld. Zie DKH 5 september 2011, nr. 10/1005, in aant. 4 op post 39.21. Bepaalde kabels samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, moeten onder post 73.12 worden ingedeeld. Zij kunnen niet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld. De kabels ontlenen aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld op zichzelf beschouwd, hun wezenlijke karakter. HvJ 15 november 2012, nr. C-558/11 (PbEU 2013, nr. C 9 en Douanerechtspraak 2013/24).

57

Een muskietennet van kettingbreiwerk, geïmpregneerd met insecticide, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 63.04 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 6304.20/1 op post 63.04 in aant. 4 op die post. Een rechthoekige glazen bak en een kap van kunststof met daarin een verlichtingsarmatuur (aquarium) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 70.13 worden ingedeeld. Zie DK 22 mei 2014, nr. 13/00270, in aant. 4 op post 70.13. In uitspraak op het beroep in cassatie heeft de HR geoordeeld dat aquaria van glas als glaswerk voor binnenhuisversiering of ander dergelijk gebruik, onder post 70.13 moeten worden ingedeeld. Zie HR 20 november 2015, nr. 14/03271, in aant. 4 op post 70.13. Een bepaald, op een batterij werkend draagbaar apparaat, ook bekend als een ‘smart watch’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 85.17 worden ingedeeld. Het apparaat heeft een radio-ontvanger die gebruik maakt van een open draadloze technologie standaard (zoals Bluetooth® draadloos communicatieprotocol voor het uitwisselen van gegevens in een Personal Are Network (PAN) door gebruik te maken van lengtegolven over korte afstand (tot 10 meter)), die het mogelijk maakt dat het apparaat draadloos communiceert met andere apparaten, zoals mobiele telefoons voor cellulaire netwerken of tablet computers. Zie tarifering IDR 8517.62/21 op post 85.17 in aant. 4 op die post. Een bepaald, op een batterij werkend draagbaar apparaat, ook bekend als een ‘smart watch’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 85.17 worden ingedeeld. Het apparaat maakt gebruik van een open draadloze technologie standaard (zoals Bluetooth® draadloos communicatieprotocol voor het uitwisselen van gegevens in een Personal Are Network (PAN) door gebruik te maken van lengtegolven over korte afstand (tot 10 meter)), die het mogelijk maakt dat het apparaat draadloos communiceert met andere apparaten, zoals mobiele telefoons voor cellulaire netwerken. Het apparaat beschikt eveneens over zogenoemde ‘Near Field Communication’ (NFC) technologie en Wi-Fi. Zie tarifering IDR 8517.62/22 op post 85.17 in aant. 4 op die post. Een bepaald, op een batterij werkend draagbaar apparaat, ook bekend als een ‘smart watch’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 85.17 worden ingedeeld. Het apparaat heeft een radio-ontvanger die gebruik maakt van een open draadloze technologie standaard (zoals Bluetooth® draadloos communicatieprotocol voor het uitwisselen van gegevens in een Personal Are Network (PAN) door gebruik te maken van lengtegolven over korte afstand (tot 10 meter)), die het mogelijk maakt dat het apparaat draadloos communiceert met andere apparaten, zoals mobiele telefoons voor cellulaire netwerken. Het apparaat beschikt eveneens over zogenoemde ‘Near Field Communication’ (NFC) technologie. Zie tarifering IDR 8517.62/23 op post 85.17 in aant. 4 op die post. Een bepaald, op een batterij werkend draagbaar apparaat, ook bekend als een ‘smart watch’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 85.17 worden ingedeeld. Het apparaat maakt gebruik van een open draadloze technologie standaard (zoals Bluetooth® draadloos communicatieprotocol voor het uitwisselen van gegevens in een Personal Are Network (PAN) door gebruik te maken van lengtegolven over korte afstand (tot 10 meter)), die het mogelijk maakt dat het apparaat draadloos communiceert met andere apparaten, zoals mobiele telefoons

58

voor cellulaire netwerken. Zie tarifering IDR 8517.62/24 op post 85.17 in aant. 4 op die post. Een gasmengsel bevattende methaan, ethaan en ethyleen (0,32% van de soortelijke massa van dat LPG), propaan en propyleen (58,32%) en butaan en butyleen (maximaal 39,99%) en waarvan het niet mogelijk is om onder de samenstellende stoffen ervan een stof aan te wijzen waaraan het aardgas zijn wezenlijke karakter ontleent, moet onder onderverdeling 2711 1900 worden ingedeeld. Volgens het Hof van Justitie kan niet worden aangenomen dat het LPG zijn wezenlijke karakter ontleent aan propaan, zelfs indien dit het gas is waarvan het procentuele aandeel in een LPG zoals omschreven door de verwijzende rechter, het grootst is. Hetzelfde geldt voor de overige gassen waaruit dat LPG bestaat, zodat dit LPG evenmin kan worden ingedeeld onder onderverdelingen 2711.13 (‘butaan’) of 2711 1400 (‘ethyleen, propyleen, butyleen en butadieen’). Aangezien het niet mogelijk is een gasmengsel zoals het door de verwijzende rechter beschreven LPG in te delen aan de hand van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, dient algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur toepassing te vinden. Volgens deze regel wordt van de verschillende in aanmerking komende posten de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, te weten, in dit geval, als ‘ander vloeibaar gemaakt aardgas’ onder onderverdeling 2711 1900. Zie HvJ 26 mei 2016, nr. C-286/15 in aant. 4 op post 27.11. Een bepaald kinderdraagstel moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 63.07 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 6307.90/7 op post 63.07 in aant. 4 op die post. Een zogenoemde wasbal, met een diameter van ongeveer 10 cm, bestaande uit twee samengevoegde, geperforeerde behuizingen van kunststof met daarin twee magneten en vier typen kleine keramische ‘balletjes’ (kralen), moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b, onder post 69.12 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 6912.00/2 op post 69.12 in aant. 4 op die post. Een reflector bestemd voor gebruik in een aquarium moet onder post 76.06 worden ingedeeld. Het betreft een samengesteld product dat bestaat uit een kunststofhouder waarin strippen zijn geschoven. Het product heeft dezelfde lengte als de tl-buis waarvoor het is bestemd. De strippen zijn gecoat met aluminium(folie). Het geheel wordt met plastic klemmen rechtstreeks op de tl-buis geplaatst. Door de vorm van het product en het reflecterend vermogen van de strippen, weerkaatst en richt het product het licht afkomstig van de tl-buis op het water in het aquarium. Hierdoor wordt de lichtopbrengst van de tl-buis waaraan het product is bevestigd verhoogd. In uitspraak op hoger beroep vernietigt de DK de uitspraak van de DKH, die de reflector indeelde onder post 94.05. Zie DK 15 september 2016, nr. 15/00190 in aant. 4 op post 76.06. Een product, ‘multigrains’ genaamd, bestemd voor de productie van brood en verpakt in 25 kg zakken moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b onder post 12.04 worden ingedeeld. Zie conclusie 175e vergadering op post 12.04 in aant. 4 op die post. Dranken met een alcoholvolumepercentage van 14% die worden bereid door aan Ferm Fruit, een product dat is verkregen door gisting van appelconcentraat, bestemd is om als zodanig of als basisingrediënt in andere dranken te worden geconsumeerd, neutraal is wat betreft kleur, geur en smaak als gevolg van zuivering, met name ultrafiltratiesuiker, aroma’s, kleur- en smaakstoffen, verdikkingsmiddelen en conserveermiddelen, en in een enkel geval ook room, toe te voegen, vallen volgens het Hof onder post 22.08. De HR oordeelt dat deze dranken bij afwezigheid van een in post 22.06 voorkomend bestanddeel – met toepassing van algemene bepalingen 2 b en 3 b – ook onder post 22.08 moeten worden ingedeeld, aangezien het wezenlijke karakter van de dranken wordt bepaald door de alcohol en niet door de hiervoor vermelde overige bestanddelen. Zie HR 25 november 2016, nrs. 12/01620bis en 12/05758bis in aant. 4 op post 22.08.

59

Manden van vlechtmateriaal voor katten en honden, gezamenlijk aangeboden met een kussen, moeten onder meer op basis van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 46.02 worden ingedeeld. Gelet op de kenmerkende eigenschappen van het product (grootte, duurzaamheid, gebruik en waarde) bepaalt de mand het wezenlijk karakter van dit samengestelde artikel. Zie conclusie 178e vergadering op post 46.02 in aant. 4 op die post. Een bepaalde, zogenoemde vogelvoeder of zaadvoeder moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 39.26 worden ingedeeld. Zie conclusie 178e vergadering op post 39.26 in aant. 4 op die post. 8. EG-verordeningen Een zoutmolentje van post 69.12 en een pepermolentje van post 82.10, opgemaakt als set voor de verkoop in het klein, moet, met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 82.10 worden ingedeeld. Van de set kan niet worden gezegd welke van de beide molentjes het wezenlijke karakter bepaalt. Zie Verordening (EG) nr. 729/2004, punt 4, in aant. 3 op post 82.10. Een artikel dat bestaat uit een kunststof toiletbril met deksel, een elektromechanische beweegbare sproeier, en een elektrothermisch apparaat, moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c, onder post 85.16 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 166/2007, punt 2, in aant. 4 op post 85.16. Een projectietoestel werkend met een plat beeldscherm (afleesscherm met vloeibare kristallen) moet, onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c, onder onderverdeling 8528 6910 worden ingedeeld. Zie Verordening (EG) nr. 2184/97, punt 5, in aant. 3 op post 85.28. Een videobewakingssysteem voor baby’s opgemaakt als een set voor de verkoop in het klein, moet met toepassing van algemene bepalingen 3 b en 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 113/2011, in aant. 3 op post 85.28. Een draadloze zender en een draadloze ontvanger voor audio/videosignalen opgemaakt als set voor de verkoop in het klein, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1203/2011 in aant. 3 op post 85.28. Een douchepaneel met hydromassage moet met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 90.19 worden ingedeeld. Omdat het paneel bestaat uit een mengkraan met douchekoppen van post 84.81 en een massagetoestel met 6 sproeikoppen voor hydromassage van post 90.19, wordt het aangemerkt als een samengesteld werk in de zin van algemene bepaling 3 b. Gezien hun objectieve kenmerken en eigenschappen verleent geen van de componenten het paneel zijn wezenlijke karakter. Zie Verordening (EU) nr. 74/2012 in aant. 3 op post 90.19. Een apparaat dat geschikt is voor het ontvangen en het decoderen van audio- of videobestanden van een automatische gegevensverwerkende machine via een ‘home gateway’, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 144/2012 in aant. 3 op post 85.28.

60

Een bepaald, zogenoemd multimediatoestel moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Het betreft een multifunctioneel toestel van de soort die in motorvoertuigen wordt gebruikt, bestaande uit twee hoofdcomponenten: - een ontvangtoestel voor radio-omroep, gecombineerd met een cd/dvd-speler; - een afneembaar kleurenbeeldscherm met vloeibare kristallen (lcd) met een aanraakgevoelig oppervlak (‘touch screen’-functie) met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 17,5 cm (7 inches) en een beeldschermverhouding van 16:9. Zie Verordening (EU) nr. 698/2012, punt 1, in aant. 3 op post 85.28. Een bepaald, zogenoemd multimediatoestel moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Het betreft een multifunctioneel toestel van de soort die in motorvoertuigen wordt gebruikt, met afmetingen van ongeveer 17 x 5 x 16 cm. Het toestel bevat, in dezelfde behuizing, een ontvangtoestel voor radio-omroep, een apparaat voor de weergave van geluid en video en een kleurenbeeldscherm met vloeibare kristallen (lcd) met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 8 cm (3,5 inches). Zie Verordening (EU) nr. 698/2012, punt 2, in aant. 3 op post 85.28. Een bepaald, zogenoemd multimediatoestel moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Het betreft een multifunctioneel toestel van de soort die in motorvoertuigen wordt gebruikt. Het toestel bevat, in dezelfde behuizing, een ontvangtoestel voor radio-omroep, een apparaat voor de weergave van geluid en video, een toestel voor radionavigatie en een kleurenbeeldscherm met vloeibare kristallen (lcd) met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 18 cm (7 inches) en een beeldschermverhouding van 16:9. Zie Verordening (EU) nr. 698/2012, punt 3, in aant. 3 op post 85.28. Een zogenoemde body control module moet binnen post 85.37 onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c worden ingedeeld. Het betreft een elektronische besturingseenheid voor een werkspanning van niet meer dan 1000 V, bedoeld als deel van het elektronische besturingssysteem van een motorvoertuig, met afmetingen van circa 16 × 13 × 3 cm en omvattende: - een besturingstoestel met een programmeerbaar geheugen met actieve en passieve componenten, bijvoorbeeld transistors, dioden, een processor, weerstanden, condensatoren en smoorspoelen, - een ingebouwde ontvanger en een antenne die eraan is bevestigd. De eenheid ontvangt signalen van manueel bediende knoppen en van sensoren (bijvoorbeeld regensensoren en fotosensoren), verwerkt deze en stuurt vervolgens verschillende toestellen in het voertuig aan, bijvoorbeeld de ruitenwissers, de ruitverwarming, de binnenverlichting, de voor- en achtermistlampen, de dagrijlichten. Zij stuurt ook de activering van signaleringssystemen aan, bijvoorbeeld verklikkers voor veiligheidsgordels en waarschuwingen voor te hoge snelheid. Zij ontvangt signalen van de sleutel met afstandsbediening waardoor de deuren van het voertuig vergrendeld of ontgrendeld kunnen worden. De eenheid is ontworpen voor het vervullen van twee of meer complementaire of alternatieve functies die onder onderverdelingen 8537 1091 en 8537 1098 vallen. Zij vervult de functie van een besturingstoestel met een programmeerbaar geheugen, dat wordt gebruikt voor de elektrische aansturing van toestellen, bijvoorbeeld ruitenwissers en ruitverwarming (zie ook de toelichting IDR, punt 3, op post 85.37 en de toelichting EG op onderverdeling 8537 1091). Zij heeft ook als functie om de activering van signaleringssystemen elektrisch aan te sturen, bijvoorbeeld verklikkers voor veiligheidsgordels en waarschuwingen voor te hoge snelheid. Aangezien beide functies even belangrijk zijn voor de werking van de eenheid, is het niet mogelijk om de hoofdfunctie van de eenheid te bepalen. Zie Verordening (EU) nr. 704/2013, punt 1, in aant. 3 op post 85.37.

61

Een zogenoemde smart key moet binnen post 85.37 onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c worden ingedeeld. Het betreft een elektronische besturingseenheid voor een werkspanning van niet meer dan 1000 V, bedoeld als deel van het elektronische besturingssysteem van een motorvoertuig, met afmetingen van circa 15 × 12 × 4 cm en omvattende: - een besturingstoestel met een programmeerbaar geheugen met actieve en passieve componenten, bijvoorbeeld transistors, dioden, een processor, weerstanden, condensatoren en smoorspoelen, - een ingebouwde ontvanger voor transpondercommunicatie (plaatsbepaling van de sleutel) tussen de sleutel en de eenheid. De eenheid is verbonden met de antennes waarmee het voertuig is uitgerust en waardoor kan worden gedetecteerd of de sleutel zich in de nabijheid van het voertuig bevindt. De eenheid ontvangt signalen van manueel bediende knoppen en van de antennes, verwerkt deze en stuurt vervolgens toestellen aan, bijvoorbeeld voor het vergrendelen of ontgrendelen van de voertuigdeuren of het starten van de motor. Zij stuurt ook de activering van signaleringssystemen aan, bijvoorbeeld de bedieningsfuncties voor een sleutelloze toegang, inclusief een akoestische waarschuwing wanneer de elektronische sleutel het voertuig heeft verlaten. De eenheid is ontworpen voor het vervullen van twee of meer complementaire of alternatieve functies die onder onderverdelingen 8537 1091 en 8537 1098 vallen. Zij vervult de functie van een besturingstoestel met een programmeerbaar geheugen, dat wordt gebruikt voor de elektrische aansturing van toestellen, bijvoorbeeld voor het vergrendelen of ontgrendelen van de voertuigdeuren en het starten van de motor (zie ook de toelichting IDR, punt 3, op post 85.37 en de toelichting EG op onderverdeling 8537 1091). Zij heeft ook als functie om de activering van signaleringssystemen elektrisch aan te sturen, bijvoorbeeld de bedieningsfuncties voor een sleutelloze toegang, inclusief een akoestische waarschuwing wanneer de elektronische sleutel het voertuig heeft verlaten. Aangezien beide functies even belangrijk zijn voor de werking van de eenheid, is het niet mogelijk om de hoofdfunctie van de eenheid te bepalen. Zie Verordening (EU) nr. 704/2013, punt 3, in aant. 3 op post 85.37. Een zogenaamd ‘draadloos achteruitkijkcamerasysteem’ voor inbouw in motorvoertuigen, bestaande uit een zendtoestel voor televisie, een televisiecamera en een ontvangtoestel voor televisie moet onder post 85.28 worden ingedeeld. De artikelen worden beschouwd als goederen in een set opgemaakt voor de verkoop in het klein in de zin van algemene bepaling 3 b, aangezien de verschillende componenten samen zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of een specifieke activiteit te verrichten. Omdat geen van de afzonderlijke componenten het wezenlijke karakter verleent moet de set worden ingedeeld als een ander ontvangtoestel voor televisie, voor kleurenweergave, met lcd-beeldscherm. Zie verordening (EU) nr. 336/2014 in aant. 3 op post 85.28. Een zacht, omkeerbaar artikel van textiel in de vorm van een mand, met afmetingen van ongeveer 35 cm × 25 cm, met opgevulde randen (hoogte 10 cm) en een opgevulde bodem, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 63.07 worden ingedeeld. De buitenkant van het artikel is aan één zijde gemaakt van weefsel (100% polyester) en aan de andere zijde van pluche van breiwerk (100% polyester). Het artikel is bestemd voor kleine huisdieren. Zie Verordening (EU) nr. 349/2014 in aant. 3 op post 63.07. Een zogeheten ‘waterautomaat’ voor het verstrekken van heet of koud water moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.16 worden ingedeeld. De verwarmingsfunctie wordt uitgevoerd door een geïntegreerd verwarmingselement (verwarmingsweerstand) en de koelfunctie door een koelsysteem dat uit een compressor en een condensor bestaat. Het is niet mogelijk om de voornaamste functie van het toestel vast te stellen, aangezien elke functie voor het gebruik van het toestel even belangrijk is. Zie Verordening (EU) nr. 455/2014, punt 2, in aant. 3 op post 85.16.

62

Een tensioactieve bereiding in de vorm van een gel om de huid en het haar te wassen moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 34.01 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 761/2014 in aant. 3 op post 34.01. Een product samengesteld uit textielstof en kunststof schuim dat zowel als opblaaskussen als pomp kan functioneren, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c onder post 84.14 worden ingedeeld. Enerzijds is het product een opblaasbaar kussen en behoort het als zodanig tot de kampeerartikelen van post 63.06. Anderzijds is het product tevens een met de hand bediende luchtpomp die uitsluitend door mankracht wordt aangedreven en is ontworpen om specifieke luchtmatrassen op te pompen, en behoort het als zodanig tot post 84.14. Aangezien de ene post niet specifieker is dan de andere in de zin van algemene bepaling 3 a en het product niet kan worden ingedeeld aan de hand van het bepaalde onder algemene bepaling 3 b, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten in de zin van algemene bepaling 3 c, de post toegepast die in volgorde van nummering van de twee posten (63.06 en 84.14) als laatste is geplaatst. Zie Verordening (EU) nr. 873/2014, punt 2, in aant. 3 op post 84.14. Een multimediatoestel dat geen videotuner bevat maar wel in staat is tot interactieve uitwisseling van informatie, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1216/2014 in aant. 3 op post 85.28. Een zogenoemde mediaserver moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.25 worden ingedeeld. Het toestel is ontworpen voor het uitvoeren van twee of meer afwisselende functies (telecommunicatie overeenkomstig post 85.17, video-opname of videoweergave overeenkomstig post 85.21 en verzending overeenkomstig post 85.25). Het is niet mogelijk om de hoofdfunctie van het toestel in de zin van Aantekening 3 IDR op afdeling XVI vast te stellen, aangezien elke functie voor het gebruik van het toestel even belangrijk is. Dientengevolge wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Indeling onder de posten 85.17 of 85.21 is daarom uitgesloten. Zie Verordening (EU) 2015/20 in aant. 3 op post 85.25. Een ‘puzzelboek’, bestaande uit puzzels, educatieve teksten, kaarten en andere illustraties, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) 2015/1384 in aant. 3 op post 95.03. Een zogenoemd ‘smartphone docking station’, zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.37 worden ingedeeld. Het betreft een toestel bestaande uit de volgende componenten: - een lcd-kleurenscherm met een beelddiagonaal van 29,5 cm; - een openklapbare behuizing met twee usb-poorten; - een toetsenbord met een touchpad; - een poort voor het aansluiten van een smartphone; - een voedingscontactdoos voor een spanning van niet meer dan 1000 V; - ingebouwde luidsprekers. Wanneer de smartphone aangesloten is, wordt de batterij opgeladen en doet het toestel tegelijkertijd dienst als invoer- en uitvoereenheid voor alle functies van de aangesloten smartphone.

63

Aangezien het toestel niet met een signaalomvormer is uitgerust, ontvangt het alle signalen van de aangesloten smartphone in ongewijzigde vorm. Het toestel kan niet worden aangesloten op een automatische gegevensverwerkende machine. Het toestel is een samengestelde machine die geschikt is om de functies van posten 85.04, 85.18, 85.28 en 85.37 uit te voeren. Alle eigen, door de verschillende componenten verrichte functies zijn opgenomen in de bovengenoemde posten van hoofdstuk 85. Indeling onder post 85.43 als elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85, is bijgevolg uitgesloten. Gezien zijn kenmerken wordt geen van de functies beschouwd als de kenmerkende hoofdfunctie van het apparaat in de zin van Aantekening 3 IDR op afdeling XVI. Bijgevolg moet het worden ingedeeld onder de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Zie Verordening (EU) 2016/615 in aant. 3 op post 85.37. Een zogenoemde ‘elektronische regeleenheid (ECU)’ moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.04 worden ingedeeld. Het artikel levert stroom aan xenonkoplampen van motorvoertuigen. Zie Verordening (EU) 2016/1957 in aant. 3 op post 85.04. Een zogenoemde ‘plaat voor draadloos opladen’ moet binnen post 85.04 met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder onderverdeling 8504 4090 worden ingedeeld. Het betreft een toestel bestaande uit een adapter met een ongeveer 180 cm lange kabel en een oplaadplaat. De kabel beschikt over een verbindingsstuk waarmee het met de oplaadplaat wordt verbonden. De plaat is rond, ongeveer 8 mm hoog, heeft een diameter van ongeveer 80 mm en weegt 51 g. De adapter zet wisselstroom (AC - 240 V) om in gelijkstroom (DC - 12 V) (‘gelijkrichten’) en geleidt de stroom naar de plaat. In de plaat wordt de gelijkstroom omgezet in wisselstroom en vervolgens wordt deze wisselstroom omgezet in een elektromagnetisch veld. Het toestel is ontworpen om apparaten draadloos op te laden. Zowel de oplaadplaat als het apparaat dat wordt opgeladen, zijn uitgerust met Qi-technologie, de standaard voor het draadloos opladen van apparaten. Het draadloos opladen gebeurt door middel van een elektromagnetisch veld. De functies van het toestel (gelijkrichten, omzetten in wisselstroom en omzetten in een elektromagnetisch veld) vallen onder onderverdeling 8504.40. Indeling onder onderverdeling 8504.50 is bijgevolg uitgesloten. Indeling onder onderverdeling 8504 4030 als statische omvormers van de soort gebruikt voor telecommunicatietoestellen, automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor is uitgesloten, omdat de AC/DC-adapter bedoeld is om verschillende soorten elektrische apparaten van stroom te voorzien. Aangezien het toestel zijn wezenlijke karakter niet ontleent aan het gelijkrichten, omzetten in wisselstroom of omzetten in een elektromagnetisch veld, moet het worden ingedeeld volgens algemene bepaling 3 c. Zie Verordening (EU) 2017/1465 in aant. 3 op post 85.04. 9. Jurisprudentie Een folie van kunststof met een dikte van minder dan 0,75 mm, op rollen, bestaat uit twee lagen, te weten een laag polyethyleen en een laag cellofaan, van welke stoffen de gewichtspercentages zich verhouden als plusminus 54 tot plusminus 46. Door de combinatie van de eigenschappen van beide materialen is een verpakkingsmiddel (voor worst) verkregen met veel gevraagde eigenschappen. Van het product kan niet worden gezegd welk van beide materialen het wezenlijke karakter bepaalt. TC 20 februari 1962, nr. 8801 (UTC 1962/79). OT.

64

Een kleuren-‘desktop’-projector met afleesscherm met vloeibare kristallen (lcd), die kan worden aangesloten op een automatische gegevensverwerkende machine, een videocassetterecorder of een laserdiskspeler, moet, met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de nomenclatuur, onder post 85.28 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 8528.69/1 op post 85.28 in aant. 4 op die post. Een autostoelhoes die is vervaardigd uit een combinatie van weefsel en breiwerk, met een voering van kunststof, moet met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder de laatste onderverdeling van post 63.04 worden ingedeeld. Zie DK 8 april 2004, nr. 00/90 146 DK, in aant. 4 op post 63.04. Van bepaalde tafels bestaande uit een onderstel van metaal en een bovenblad van glas dan wel graniet, kan niet worden bepaald welk deel aan het geheel het wezenlijke karakter verleend. Zij moeten met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder de laatst in aanmerking komende onderverdeling binnen post 94.03. Zie DK 11 maart 2008, nr. 04/4931 DK en DK 14 mei 2009, nrs. 07/00901 en 07/00904 in aant. 4 op post 94.03. Een van een schaalverdeling voorziene pipet, vervaardigd uit twee verschillende componenten, samengevoegd voor het in afgepaste hoeveelheden toedienen van producten zoals vloeibare medicijnen, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c onder post 40.14 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 4014.90/1 op post 40.14 in aant. 4 op die post. Van zogenaamde handcomputers met een mobiel gps-navigatiesysteem, kan niet worden bepaald welk deel aan het geheel het wezenlijke karakter verleent. Zij moeten met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 85.26 worden ingedeeld. Zie DKH 3 juni 2010, nrs. 08/7553 en 08/7554, in aant. 4 op post 85.26. Een niet-afgewerkt zwart gelakt artikel van staal, zonder schroefdraad, met een ronde kop dat na de invoer verder afgewerkt wordt tot een zogenoemde ‘blank’ van post 73.18, moet met toepassing van algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder onderverdeling 7318 2900. Gelet op zijn objectieve kenmerken, kan op het moment van invoer niet worden vastgesteld of het zal worden verwerkt tot een product met of zonder schroefdraad. Dientengevolge moet het met toepassing van de algemene bepalingen 1, 2 a, 3 c en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder onderverdeling 7318 2900 als een ander artikel zonder schroefdraad. Zie statement 75e vergadering op post 73.18 in aant. 4 op die post. De DKH heeft de navolgende goederen met toepassing van algemene bepaling 3 c ingedeeld onder de daarbij vermelde posten. 1. twaalf pluchen sneeuwmannen in een rieten mand met een hanger aan elke sneeuwman: post 95.05; 2. vier pluchen kerstmannen, vier pluchen sneeuwmannen en vier pluchen rendieren in een mand met een hanger aan elk poppetje: post 95.05; 3. een pluchen eekhoorn met hanger: post 95.05; 4. een beer en een rendier met juten kleding en een hanger: post 95.05; 5. twaalf beren in kerstmanpak in een rieten mandje: post 95.05; 6. twaalf beren met trui en muts in een rieten mandje: post 95.05; 7. drie (niet-werkende) koekoeksklokken als hanger: post 95.05; 8. set van vier stoffen dickens-figuren, man, vrouw, jongen en meisje: post 95.05; 9. drie zittende stoffen figuren: sneeuwman, kerstman, rendier: post 95.05. Zie DKH 21 maart 2012, nr. 09/1947, in aant. 4 op post 95.05.

65

In uitspraak in hoger beroep heeft de DK het volgende artikel eveneens met toepassing van algemene bepaling 3 c ingedeeld onder de daarbij vermelde post: 1. drie stoffen beren in verschillende ruit met een hanger: post 95.05. Zie DK 16 januari 2014, nrs. 12/00317 en 12/00353 in aant. 4 op post 95.05. Producten die worden bereid op basis van gefermenteerde alcohol welke is verkregen door de vergisting van vruchtenconcentraat, waaraan gedistilleerde alcohol, suiker, aroma's, kleurstoffen, smaakstoffen, verdikkingsmiddelen en/of conserveermiddelen worden toegevoegd en in een enkel geval ook (een) room(base), dienen te worden ingedeeld onder post 22.08. Naar het oordeel van het hof is indeling van de aan de hand van algemene bepalingen (2, 3 a en) 3 b niet mogelijk, zodat de indeling van de dranken dient plaats te vinden aan de hand van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. De dranken dienen te worden ingedeeld onder post 22.08 van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 november 2012, nr. 08/00581, in aant. 4 op post 22.08. Met betrekking tot de in geding zijnde dranken oordeelt het hof dat een indeling van de dranken aan de hand van algemene bepalingen (2, 3 a en) 3 b niet mogelijk is, zodat de indeling van de dranken dient plaats te vinden op basis van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Hieruit volgt dat de dranken moeten worden ingedeeld onder post 22.08 van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 november 2012, nr. 09/00620, in aant. 4 op post 22.08. Bepaalde kabels samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, moeten onder post 73.12 worden ingedeeld. Zij kunnen niet met toepassing van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld. De kabels ontlenen aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld op zichzelf beschouwd, hun wezenlijke karakter. HvJ 15 november 2012, nr. C-558/11 (PbEU 2013, nr. C 9 en Douanerechtspraak 2013/24). Een spelconsole, met een centrale verwerkingseenheid, een DRAM geheugenmodule, een DVD- en CD-lezer, een grafische chip, 2 USB aansluitpoorten, 2 slots voor geheugenkaarten, 2 aansluitingen voor de spelconsole, een audio/video aansluitpoort, een optische digitale uitgangspoort en een uitbreidingsruimte (expansion bay) waarin een harde schijf kan worden geplaatst (harde schijf niet meegeleverd) moet met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.04 worden ingedeeld. De DK is van oordeel dat, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen, de spelconsole voorbestemd is om te worden gebruikt als videospel in combinatie met een televisieontvanger, zodat indeling onder post 95.04 dient plaats te vinden. Zie DK 28 februari 2013, nr. 12/00338, in aant. 4 op post 95.04. Een kaasplankje met een tegel van fijn aardewerk voorzien van een afbeelding, met een uitsparing voor kaasmesjes en met 3 magneetjes, werd door de DKH onder post 69.12 ingedeeld. De DKH was van mening dat, nu niet kon worden bepaald waaraan het goed het wezenlijke karakter ontleent, met toepassing van algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur het geheel onder post 69.12 moest worden ingedeeld. Zie DKH 9 april 2013, nr. HAA 12/4509, in aant. 4 op post 69.12. Een gasmengsel bevattende methaan, ethaan en ethyleen (0,32% van de soortelijke massa van dat LPG), propaan en propyleen (58,32%) en butaan en butyleen (maximaal 39,99%) en waarvan het niet mogelijk is om onder de samenstellende stoffen ervan een stof aan te wijzen waaraan het aardgas zijn wezenlijke karakter ontleent, moet worden ingedeeld onder de onderverdeling 2711 1900. Volgens het Hof van Justitie kan niet worden aangenomen dat het LPG zijn wezenlijke karakter ontleent aan propaan, zelfs indien dit het gas is waarvan het procentuele aandeel in een LPG zoals omschreven door de verwijzende rechter, het grootst is. Hetzelfde geldt voor de overige gassen

66

waaruit dat LPG bestaat, zodat dit LPG evenmin kan worden ingedeeld onder onderverdelingen 2711.13 (‘butaan’) of 2711 1400 (‘ethyleen, propyleen, butyleen en butadieen’). Aangezien het niet mogelijk is een gasmengsel zoals het door de verwijzende rechter beschreven LPG in te delen aan de hand van algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, dient algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur toepassing te vinden. Volgens deze regel wordt van de verschillende in aanmerking komende posten de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, te weten, in dit geval, als ‘ander vloeibaar gemaakt aardgas’ onder onderverdeling 2711 1900. Derhalve moet een LPG dat voor 0,32% uit methaan, ethaan en ethyleen, voor 58,32% uit propaan en propyleen en voor hoogstens 39,99% uit butaan en butyleen bestaat, en waarvoor het niet mogelijk is om onder de samenstellende stoffen ervan een stof aan te wijzen waaraan het LPG zijn wezenlijke karakter ontleent, als ‘Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, vloeibaar gemaakt, andere’ onder onderverdeling 2711 1900 worden ingedeeld. Zie HvJ 26 mei 2016, nr. C-286/15 in aant. 4 op post 27.11. Een stankafsluiter van kunststof (sifon) moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 3 c, onder post 39.22 worden ingedeeld. Het product komt overeen met de formulering van deze post, rekening houdend met zijn specifieke kenmerken en functies van sanitair van kunststof. Conclusie 173e vergadering Comité douanewetboek, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur. 10. Overeenkomstig algemene bepaling 3 c voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, behoren videobewakingsystemen, bestaande uit een beperkt aantal televisiecamera’s en een videomonitor, tot post 85.28 wanneer zij zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein. De samenstellende elementen van dergelijke videobewakingssystemen moeten afzonderlijk worden ingedeeld wanneer zij niet als set zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein (zie de toelichting IDR (algemene opmerkingen), onder VII, opgenomen in aant. 1 op Aantekening 4 IDR op afdeling XVI). Toelichting EG in aant. 2 op post 85.28. 11. Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein Bij algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur wordt ook voorzien in de indeling van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein. Voor de toepassing van deze bepaling, moet de uitdrukking ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ worden opgevat als betrekking hebbend op goederen die: a. bestaan uit tenminste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld, b. bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren, en c. zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht (bijvoorbeeld in dozen of koffers of op kartons). (Zie ook de toelichting IDR op de algemene bepalingen voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur 3 b en 6) Aan alle bovenstaande voorwaarden moet worden voldaan. Bovengenoemde bepalingen zijn niet van toepassing op ‘stellen of assortimenten’ die op grond van de algemene bepalingen 1 en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld wanneer de term ‘stel of assortiment’ in de formulering van een post of onderverdeling wordt gebruikt, bijvoorbeeld:

67

- 6308 0000 - Stellen … bestaande uit weefsel en garen … opgemaakt voor de verkoop in het klein … - 8206 0000 - Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer … posten … opgemaakt voor de verkoop in het klein - 9503 0070 - ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen of overeenkomstig specifieke bepalingen, bijvoorbeeld: - Aantekening 3 IDR op afdeling VI, - Aantekening 1 IDR op afdeling VII, - Aantekening 14 IDR op afdeling XI, - Aantekeningen 3 IDR en 7 IDR op hoofdstuk 61, - Aantekeningen 3 IDR en 6 IDR op hoofdstuk 62. DEEL A … ‘die op het eerste gezicht onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld’ … 1. Overeenkomstig de toelichting IDR op algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, is de eerste voorwaarde om twee of meer verschillende artikelen aan te merken als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ dat ze onder verschillende posten kunnen worden ingedeeld. 2. Niettemin kunnen, overeenkomstig de algemene bepaling 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur en de toelichting IDR op de bepaling waarin wordt gesteld dat ‘vorenstaande bepalingen 1 tot en met 5, “mutatis mutandis” de indeling bepalen onder onderverdelingsniveaus binnen dezelfde post’, twee of meer verschillende artikelen die onder dezelfde post maar onder verschillende onderverdelingen kunnen worden ingedeeld, worden aangemerkt als een stel of assortiment in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat zij aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld: goederen opgemaakt voor de verkoop in het klein, bestaande uit een fles shampoo (3305 1000) en een fles haarlotion (3305 9000) voor de verzorging van haar, worden beschouwd als een stel of assortiment onder post 33.05. 3. Echter, twee of meer verschillende producten die zijn ingedeeld onder dezelfde post en onder dezelfde onderverdeling, kunnen niet als een stel of assortiment in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur worden beschouwd, omdat zij niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld: goederen opgemaakt voor de verkoop in het klein bestaande uit een cleanser, een toner en een moisturiser. In dit geval zijn alle producten ingedeeld onder onderverdeling 3304 9900 en vormen de artikelen daarom geen stel of assortiment. DEEL B I … ‘worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren’ … 1. Met het oog op de indeling van stellen of assortimenten zijn de afzonderlijke artikelen van een stel of assortiment aan elkaar gerelateerd en bedoeld om samen of in combinatie met elkaar te worden gebruikt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. 2. De term specifieke behoefte kan ruim worden geïnterpreteerd aangezien de artikelen, om in een specifieke behoefte te voorzien, hetzij opeenvolgend kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld een cosmetisch huidverzorgingsassortiment bestaande uit verschillende producten), hetzij door elkaar (bijvoorbeeld een stel boren en pluggen (zie ook punt B I 5 d). 3. De term specifieke activiteit kan worden beschreven als een bij een bepaalde/specifieke gelegenheid uitgevoerde handeling en de artikelen van het stel of assortiment worden gewoonlijk bij deze gelegenheid gebruikt.

68

4. Situatie waarin goederen worden aangemerkt/niet worden aangemerkt als opgemaakt om in een specifieke behoefte of specifieke activiteit te voorzien: a. Het gegeven dat de artikelen zijn opgemaakt als een cadeau/in een geschenkverpakking (bijvoorbeeld voor Kerstmis, Moederdag, Valentijnsdag, enz.) betekent niet automatisch dat zij zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. Dit dient nog steeds van geval tot geval te worden onderzocht. Tevens dienen artikelen die samen worden aangeboden en die hetzelfde ontwerp/decoratieve motief hebben (elk ervan is bijvoorbeeld met roze bloemen versierd), niet te worden ingedeeld als goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, tenzij zij zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. Bijvoorbeeld: een verzameling artikelen bestaande uit een polshorloge, een elektronische rekenmachine in zakformaat en een balpen, allemaal met hetzelfde decoratieve motief en opgemaakt voor de verkoop in het klein in één doos, vormt bijvoorbeeld geen stel of assortiment in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat deze artikelen niet zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. b. Artikelen die in dezelfde plaats/omgeving worden gebruikt, worden niet noodzakelijkerwijs geacht in een specifieke behoefte te voorzien of een specifieke activiteit uit te voeren. Een ‘strandstel’, bestaande uit een strandtas, een badhanddoek en een frisbee, vormt bijvoorbeeld geen stel of assortiment in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Hoewel de artikelen op het strand worden gebruikt, zijn zij bedoeld voor totaal verschillende activiteiten (baden en spelen) en zijn zij niet aan elkaar gerelateerd. c. Het feit dat de artikelen door een bepaald persoon of een groep personen (kinderen, personen met hetzelfde beroep of dezelfde hobby, enz.) worden gebruikt, betekent niet automatisch dat zij worden beschouwd als goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein. Er moet nog steeds worden onderzocht of zij zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of om een specifieke activiteit uit te voeren. d. De combinatie van voedingswaar en dranken is niet toegestaan, tenzij voor de bereiding van één bepaald gerecht. i. ‘Assortimenten’ van voedingswaren met dranken, waarvan de componenten zijn bedoeld om samen te worden gebruikt voor de bereiding van een kant-en-klaargerecht, -maaltijd of -drank, worden ingedeeld op grond van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. ii. De bepaling heeft echter geen betrekking op assortimenten van producten die samen zijn opgemaakt en bestaan uit diverse voedingswaren, alcoholhoudende vloeistoffen of dranken die niet zijn bestemd om samen te worden gebruikt om een kant-en-klaargerecht, -maaltijd of -drank te bereiden. Als de artikelen niet op elkaar inwerken en als zodanig geen kant-en-klaargerecht, -maaltijd of -drank vormen, worden zij niet aangemerkt als een stel of assortiment en wordt elk artikel afzonderlijk naar zijn eigen aard ingedeeld. Bijvoorbeeld zogenoemde ‘kerstmanden/geschenkmanden’, bestaande uit verschillende goederen, waaronder: kaas, wijn, champagne of likeuren, thee, jam, olijfolie, honing, paté, kruiden, fruit, enz. worden afzonderlijk ingedeeld. Echter, een combinatie van voedingswaren en dranken, bedoeld voor de bereiding van één bepaald gerecht of maaltijd (bijvoorbeeld, een ‘Tiramisu-assortiment’ met Marsalawijn die wordt gebruikt voor de bereiding van Tiramisu), moet op grond van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, als een stel of assortiment worden ingedeeld. Anderzijds, als een combinatie om ‘te eten en te drinken’ is bedoeld, zelfs als de artikelen samen zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden zij niet beschouwd als een stel of assortiment in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat zij niet in een specifieke behoefte voorzien of worden gebruikt om een specifieke activiteit uit te voeren.

69

iii. Verschillende soorten dranken/voedingswaren en huishoudelijke artikelen – worden afzonderlijk ingedeeld, bijvoorbeeld een ‘koffiestel’ opgemaakt voor de verkoop in het klein in kunststof verpakt en bestaande uit: - gearomatiseerde oploskoffie - kaneelstokjes - een kleine metalen rasp van roestvrij staal - een metalen pot met deksel (met koffiepoeder) - een keramische mok wordt ingedeeld overeenkomstig de verschillende producten onder de posten 21.01 (gearomatiseerde oploskoffie), 09.06 (kaneelstokjes), 82.05 (kleine metalen rasp), 73.23 (metalen pot met deksel) en 69.12 (keramische mok). Deze producten kunnen niet worden aangemerkt als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in de zin van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat de artikelen niet in een specifieke behoefte voorzien of voor de uitvoering van een specifieke activiteit dienen (verklaring van het Comité douanewetboek van juni 2008). Echter, een wegwerp-oppervlaktedoekje/niet herbruikbaar kopje van kunststof van verwaarloosbare waarde (zie ook deel B III ‘stellen of assortimenten inclusief een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel’) samen opgemaakt met een zakje koffie en één zakje suiker voor de bereiding van één kopje koffie, wordt ingedeeld als een stel. 5. Voorbeelden van producten of artikelen die als een stel of assortiment kunnen worden ingedeeld op basis van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur: a. badkamer/verwenassortimenten bestaande uit diverse artikelen zoals douchegel, badschuim, zeep, bodylotion of een combinatie van shampoo, gezichtscrème en handcrème enz., evenals artikelen die samen met deze producten worden gebruikt zoals een spons of een doekje - de artikelen zijn bedoeld om tegelijkertijd, opeenvolgend of door elkaar te worden gebruikt en zijn complementair. (Echter, zie onder punt B I 6 a stellen of assortimenten van was - en andere artikelen - afzonderlijke indeling. Zie ook deel B III ‘stellen of assortimenten inclusief een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel’, voorbeeld ii). Als de bovengenoemde artikelen samen worden opgemaakt voor de verkoop in het klein in een zak van kunststof met een rits, dan wordt de zak van kunststof op grond van de algemene bepaling 5 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, ingedeeld als van de soort die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. b. overlevingspakket dat slechts bestaat uit artikelen van geringe waarde, bijvoorbeeld: 2 stalen veiligheidsspelden, 2 stalen vishaken, 1 vislijn van textiel (31 m), 1 klein kompas, 1 stalen naainaald, 2 tondels (stokjes om vuur mee aan te maken), 1 koperdraad (91 cm), 1 multifunctioneel snoer (3 m), 4 waterbestendige lucifers, 1 doosje lucifers, 1 fluitje van kunststof, 1 strook plakband (30 cm), 1 scheermesje, 2 alcoholdoekjes (voor het desinfecteren van wonden), 2 zelfklevende pleisters, een hersluitbare zak van kunststof, 2 stalen naalden, 1 stuk folie met spiegeleffect en zelfklevende achterzijde, 1 potlood, 1 zakje gedroogde soep, 1 stukje kauwgom. Alle componenten van het assortiment zitten in een aluminium blik, met lipje, van 11 cm lang, 7,7 cm breed en 2,3 cm diep, en ze worden verkocht in een bedrukte doordrukverpakking. De componenten zijn bestemd voor eenmalig gebruik bij noodgevallen, bijvoorbeeld voor een onverwachte tussenstop in een afgelegen gebied. Zij dienen een specifiek doel: overleven. c. patiëntenverpakkingen voor opname in een ziekenhuis/hygiëne-reisverpakkingen, inclusief verschillende artikelen van geringe waarde, bijvoorbeeld oppervlaktedoekjes, een wegwerppen, een tandenborstel, tandpasta, shampoo, gezichts- en lichaamsdoekjes, handontsmettingsmiddel, kledingverstuiver, lippenbalsem, zeep, een nagelborstel en een folder over hygiëne, of hygiëne-assortimenten bestaande uit bijvoorbeeld een stuk zeep in plastic folie, een geparfumeerde papieren handdoek, wat papieren zakdoekjes en 2 papieren wc-brillen (niet herbruikbaar), samen aangeboden in een vouwbaar omhulsel van kunststof.

70

Echter, vergelijkbare assortimenten – reisassortimenten/luchtvaartassortimenten inclusief, afgezien van toiletartikelen, sloffen, pyjama’s enz. – mogen niet worden ingedeeld als stellen of assortimenten op grond van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, omdat de pantoffels, pyjama’s enz. geen producten zijn voor de lichaamsverzorging van personen. (Zie ook Verordening (EG) nr. 2855/2000 en de 22e zitting van het Comité GS.) d. een stel boren en pluggen bestaande uit bijvoorbeeld hogesnelheidsspiraalboren voor staal, spiraalboren voor hout, hardmetalen boren voor baksteen, schroevendraaierbladen met een magnetische houder en pluggen. Alle componenten zitten in een kunststof behuizing die is onderverdeeld in een compartiment van kunststof – zelfs als de artikelen normaliter niet samen worden gebruikt om een specifieke activiteit uit te voeren en als slechts enkele ervan kunnen worden gebruikt bij een bepaalde gelegenheid, kunnen zij worden aangemerkt als samen opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien, bijvoorbeeld renovatie, reparatie of woningverbetering. e. renovatie- of doe-het-zelfassortiment bestaande uit bijvoorbeeld artikelen om behang te verwijderen en om te schilderen, zoals verfkwasten, timmermanspotloden, verfrollers, speciale messen, schrapers, verfspatels, meetlinten, spanningsmeter, verfblik enz. De goederen voorzien samen in de behoefte aan ‘muurrenovatie’. f. een stel bestaande uit een boek en een bij het boek behorende en in het omslag geplaatste cd (de cd bevat bijvoorbeeld bij het boek horende taaloefeningen) wordt op grond van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, ingedeeld als twee artikelen opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien (bijvoorbeeld het leren van een vreemde taal). 6. Voorbeelden van een product of van artikelen die niet als een stel of assortiment kunnen worden ingedeeld op basis van de algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur: a. badkamerassortimenten/verwenassortimenten bestaande uit wasartikelen (zoals douchegel, zeep) en bijkomende artikelen die afzonderlijk moeten worden gebruikt zoals pantoffels, handspiegels, haarborstels, decoratieve kaarsen enz. De verschillende artikelen worden niet samen of in combinatie met elkaar gebruikt. Hoewel ze in dezelfde plaats (de badkamer) kunnen worden gebruikt, zijn ze voor verschillende behoeften ontworpen. De wasartikelen worden gebruikt voor ‘was/lichaamsverwenningsbehandelingen’, terwijl de andere artikelen bijvoorbeeld worden gebruikt om ‘aan te kleden/als kleding/als haarbehandeling’. (Echter, zie ook in punt B I 5 a het voorbeeld van een badkamerassortiment dat als een assortiment is ingedeeld, en deel B III: ‘stellen of assortimenten inclusief een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel’, bijvoorbeeld ii). b. een multiboxassortiment (ook bekend als ‘startersassortimenten’) bestaande uit bijvoorbeeld diverse stalen nagels, diverse gedeeltelijk gecoate oogschroeven en stalen oogjes, diverse stalen haken (inclusief fotohaken), gecoat, stalen punaises, gecoat, elastieken van rubber, plankendragers van kunststof met stalen pinnen, ringen van rubber, stalen en kunststof punaises, sleutelhangers met een stalen ring en hangers van kunststof, stalen paperclips, pluggen, diverse stalen schroeven, rubberen ringen of papier. De componenten van het assortiment zijn onderverdeeld in vijf dozen van kunststof, die beurtelings in een draagbaar frame van kunststof kunnen worden geplaatst. In vergelijking met bijvoorbeeld het renovatieassortiment van in punt B I 5 e, voorziet het multiboxassortiment niet in een specifieke behoefte, maar heeft het daarentegen diverse toepassingen die verder gaan dan renovatie, reparatie of woningverbetering. Het bevat artikelen als elastieken, sleutelhangers en paperclips die andere doeleinden dienen. DEEL B II … ‘ontoereikende stellen of assortimenten’ … 1. Als een of meer artikelen van een ‘stel of assortiment’ niet in een specifieke behoefte voorzien of niet zijn ontworpen om dezelfde specifieke activiteit uit te voeren als de andere artikelen van een ‘stel of assortiment’ die zijn verpakt voor de verkoop in het klein, moet ELK artikel afzonderlijk

71

worden ingedeeld. Het is onmogelijk een stel of assortiment te construeren van een ‘ontoereikend stel of assortiment’ en alleen enkele artikelen te scheiden (zie ook de toelichting IDR op de algemene bepaling 3 b, voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, punt X). 2. De artikelen kunnen alleen als een set of assortiment worden ingedeeld, als zij ALLEMAAL aan elkaar zijn gerelateerd en samen worden gebruikt. In alle andere gevallen (dat wil zeggen, slechts enkele artikelen zijn aan elkaar gerelateerd en worden gezamenlijk gebruikt), moet ELK artikel afzonderlijk worden ingedeeld. 3 Bijvoorbeeld: in het geval van een badkamerassortiment (zie punt B I 6 a), bestaande uit een douchegel, zeep, bodylotion en pantoffels, moet ELK artikel afzonderlijk worden ingedeeld, omdat de pantoffels niet in dezelfde specifieke behoefte voorzien. DEEL B III … ‘stellen of assortimenten inclusief een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel’ … 1. Goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein kunnen worden gecombineerd met een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel (in bepaalde gevallen zelfs meer dan één artikel) van verwaarloosbare waarde dat geen betrekking heeft op de andere artikelen van het stel of assortiment (d.w.z. het voorziet niet in dezelfde specifieke behoefte of specifieke activiteit) en zou normaal gesproken afzonderlijk worden ingedeeld. 2. De aanwezigheid van het ondergeschikte/verwaarloosbare artikel kan worden genegeerd bij de bepaling of een groep artikelen een stel of assortiment vormt (‘de minimis-regel’) en alle artikelen worden samen ingedeeld op voorwaarde dat aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan: a. het artikel is slechts een ondergeschikt/irrelevant element in het hele stel of assortiment; er wordt bijvoorbeeld slechts naar verwezen als ‘verrassingsartikel’, b. het verandert de aard van het stel of assortiment niet, c. de waarde van het artikel is verwaarloosbaar in verhouding tot de totale waarde van de in het stel of assortiment opgemaakte goederen, en d. het praktische gebruik van het artikel op zichzelf is doorgaans ondergeschikt/onbeduidend of het is beperkt te gebruiken (het kan bijvoorbeeld niet opnieuw worden gebruikt of de duurzaamheid ervan is beperkt). Voorbeelden: i. ‘creativiteitsassortiment’ bestaande uit diverse artikelen voor een creatieve activiteit (een kleine driehoekige geweven denim hoofddoek, een versierde haarband, een namaakdiamantje en lijm om de doek te versieren) en één klein verrassingsartikel: een gummetje, dat geen betrekking op de activiteit heeft en is opgemaakt voor de verkoop in het klein in een kartonnen doos. Deze goederen worden ingedeeld als een assortiment, d.w.z. het gummetje wordt samen met de andere artikelen van het assortiment ingedeeld. ii. ‘badkamerassortiment’ – bestaande uit diverse toiletartikelen (bijvoorbeeld douchegel, zeep, badzout en bodylotion) en een waxinelichtje van verwaarloosbare waarde, opgemaakt in een doosje van papier voor de verkoop in het klein. Het waxinelichtje wordt samen met de andere artikelen van het assortiment ingedeeld. Echter, artikelen in een vergelijkbaar ‘badkamerassortiment’ met een decoratieve kaars die niet van verwaarloosbare waarde is, worden afzonderlijk ingedeeld aangezien de kaars de waarde van het assortiment verhoogt, de duurzaamheid ervan die van de toiletartikelen kan overtreffen en waardevoller is (zie punt B I 6 a). iii. tekenassortiment bestaande uit een liniaal, een passer, een potlood en een puntenslijper, samen aangeboden met kleine stickers – de stickers worden samen met het assortiment ingedeeld omdat zij een irrelevant element vormen dat eenmalig wordt gebruikt, van verwaarloosbare waarde is, enz. iv. assortiment textielartikelen bestaande uit een hoofddoek bij post 61.17 en bijpassende handschoenen bij post 61.16 samen aangeboden met oorbellen van onedel metaal bij post 71.17.

72

Alle artikelen moeten afzonderlijk worden ingedeeld, omdat de oorbellen meer dan een irrelevant element vormen, praktisch nut hebben en de waarde ervan niet verwaarloosbaar is. 3. De bovenstaande bepaling kan eveneens – van geval tot geval – worden toepast als één ‘hoofdartikel’ samen met een ondergeschikt/verwaarloosbaar artikel wordt aangeboden. Een doos ontbijtgranen met een klein verrassingsartikel van verwaarloosbare waarde zoals speelgoed/een poppetje van kunststof of stickers, wordt niet afzonderlijk ingedeeld. Echter, als de doos ontbijtgranen een CD met muziek, software of computerspelletjes bevat, moeten de artikelen afzonderlijk worden ingedeeld, omdat de cd meer dan een irrelevant element van verwaarloosbare waarde vormt en een niet verwante, belangrijke functie bezit. DEEL C … ‘zodanig zijn opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht’ … 1. Overeenkomstig deze toelichting en teneinde aangemerkt te worden als een ‘stel of assortiment’ moet aan ALLE navolgende voorwaarden worden voldaan: a. alle artikelen van het ‘stel of assortiment’ worden op hetzelfde moment en met dezelfde aangifte aangeboden, b. alle artikelen worden in dezelfde verpakking aangeboden, zoals een draagtas, een plastic zak, een doos, met een net eromheen, of (al dan niet verpakt) samengebonden met bijvoorbeeld plakband met filamenten, enz., c. alle artikelen zijn zodanig opgemaakt dat zij zonder opnieuw te worden verpakt rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht. 2. Echter, in uitzondering op punt 1 b, kunnen goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein in afzonderlijke verpakkingen worden aangeboden, indien dit gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld vanwege de samenstelling van de artikelen (bijvoorbeeld grootte, gewicht, chemische samenstelling) of vanwege transport- of veiligheidsredenen, op voorwaarde dat zij rechtstreeks aan de verbruiker kunnen worden verkocht zonder opnieuw te worden verpakt. Deze situatie is alleen aanvaardbaar als: a. de goederen in ‘relatieve hoeveelheden’ worden aangeboden, bijvoorbeeld 1 eettafel (met geschikte afmetingen voor 4 personen) en 4 stoelen, in tegenstelling tot ‘niet-relatieve verhoudingen’, zoals 3 eettafels (met geschikte afmetingen voor 4 personen) en 1 stoel, en b. de goederen in een vorm worden opgemaakt die duidelijk aantoont dat ze bij elkaar horen, bijvoorbeeld: i. de verpakkingen moeten duidelijk naar elkaar verwijzen (genummerd, met plaatjes, handelsbenaming, enz.), of ii. de documenten geven aan dat de goederen in kwestie in afzonderlijke verpakkingen zijn verpakt maar bij elkaar horen. Publicatie van de Europese Commissie (PbEU 2013, nr. C 105). 12. Ter zake van de toepassing van de algemene bepalingen 3 a tot en met c kan nog het volgende worden opgemerkt. In zaak T-243/01 (PbEU 2003, nr. C 289), waarbij een verordening voor wat betreft de indeling van bepaalde goederen onder post 95.04, respectievelijk post 85.24 (thans post 85.23), ongeldig werd verklaard, merkte het Hof onder meer het volgende op in rechtsoverweging 132: ‘Overigens moet worden opgemerkt dat – gesteld dat de posten 84.71 en 95.04 de enige waren waaronder de PlayStation®2 console kon worden ingedeeld – een gezamenlijke toepassing van Aantekening 1 p IDR op afdeling XVI en algemene interpretatieregel 3 b ter bepaling van de uiteindelijke indeling van dit product uitgesloten was. In een dergelijk geval zou dat product immers alleen reeds op grond van Aantekening 1 p IDR op afdeling XVI onder post 95.04 kunnen worden

73

ingedeeld waardoor de toepassing van de algemene regels, en met name algemene regel 3 b, zou zijn uitgesloten, aangezien deze regels overeenkomstig algemene regel 1 enkel van toepassing zijn voor zover zij niet in strijd zijn met de bewoordingen van de posten en de Aantekeningen op de afdelingen.’ 4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post, die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overkomst vertonen (1; 3; 4). 1. Toelichting IDR Regel 4 betreft goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in de regels 1 tot en met 3. De regel bepaalt dat die goederen worden ingedeeld onder de post, die van toepassing is op de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen. Bij toepassing van regel 4 dienen de goederen te worden vergeleken met soortgelijke goederen, om na te gaan met welke daarvan de aangeboden goederen de meeste overeenkomst vertonen. De aangeboden goederen moeten worden ingedeeld onder dezelfde post als de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen. Overeenkomst met andere goederen kan worden afgeleid uit allerlei factoren, zoals de benaming, de aard en het gebruik. 2. Gereserveerd 3. EG-verordeningen Een chromatisch stemapparaat, dat de toepassing van verschillende stemmethoden mogelijk maakt, met twee transponeringsfuncties waardoor het apparaat geschikt is voor het stemmen van een scala aan muziekinstrumenten, voorzien van een microfoon, een kwartsoscillator, een analoge frequentiemeter, luminescentiedioden en eventueel een luidspreker met een stembereik van 7 octaven (van 32,7 tot 395,1 Hz), moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 92.09 worden ingedeeld. Zie Verordening (EEG) nr. 1288/91, punt 7, in aant. 3 op post 92.09. Een zogenaamde textielroller moet met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 96.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 1065/2010 in aant. 3 op post 96.03. Een artikel in de vorm van een cilinder met een diameter van circa 7 mm en een lengte van circa 130 mm, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 56.01 worden ingedeeld. Het artikel bestaat uit een papieren buitenlaag die de volgende componenten op hun plaats houdt: - drie filters van celluloseacetaatvezels met actieve kool, - vier filters van celluloseacetaatvezels die ook geïmpregneerde vezels bevatten (geïmpregneerd met een bindmiddel dat niet tot in de binnenste lagen van de vezels doordringt), - twee filters van celluloseacetaatvezels, - vier componenten met aromatische oriënttabak van de soort gebruikt in sigaretten. De celluloseacetaatvezels in de verschillende filters zijn parallel aan elkaar georiënteerd. De vezels vormen een flexibel sponsachtig geheel van gelijke dikte en kunnen gemakkelijk van elkaar gescheiden en uit elkaar getrokken worden.

74

Het artikel is bedoeld om te worden versneden en bij de vervaardiging van filtersigaretten te worden gebruikt. Uit de objectieve kenmerken van het artikel valt niet af te leiden hoe het zal worden versneden. De filters van de gewone en de geïmpregneerde celluloseacetaatvezels hebben niet de vereiste samenhang en sterkte. Indeling onder post 56.02 als ‘vilt’ of post 56.03 als ‘gebonden textielvlies’ is derhalve uitgesloten. De filters van de gewone en de geïmpregneerde celluloseacetaatvezels zijn niet vervaardigd van een ‘geconfectioneerd artikel’ van textiel in de zin van Aantekening 1 IDR op hoofdstuk 63. Indeling onder post 63.07 is derhalve uitgesloten. In de filters van de gewone en de geïmpregneerde celluloseacetaatvezels zijn de vezels parallel aan elkaar georiënteerd. Indeling onder post 56.01 als ‘artikelen van watten’ is derhalve uitgesloten. Aangezien de filters van de gewone en de geïmpregneerde celluloseacetaatvezels onder geen enkele post kunnen worden ingedeeld overeenkomstig algemene bepalingen 1 tot en met 3, moeten zij op grond van algemene bepaling 4 worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen. Doordat de vezels gemakkelijk van elkaar gescheiden en uit elkaar getrokken kunnen worden, en zij een flexibel sponsachtig geheel van gelijke dikte vormen, hebben zij het uitzicht van watten. De filters moeten derhalve worden ingedeeld onder post 56.01. Zie Verordening (EU) nr. 384/2013 in aant. 3 op post 56.01. Een paar gespen voor het vergrendelingsmechanisme van veiligheidsgordels, moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 83.08 worden ingedeeld. Elke gesp bestaat uit een vergrendelingsmechanisme van metaal, een behuizing van kunststof, een riem van textiel, verbindingselementen van metaal en een elektrische sensor die een geluidssignaal tot stand brengt wanneer de veiligheidsgordels van het voertuig niet vastgemaakt zijn terwijl dit wel zou moeten. Het product maakt deel uit van een veiligheidsgordelconstructie, bijvoorbeeld voor stoelen in een motorvoertuig. Het product heeft de objectieve kenmerken van een gesp, aangezien het fungeert als vergrendelingsmechanisme. Indeling onder post 83.01 als sloten van onedel metaal is uitgesloten omdat het sluitmechanisme noch door middel van een sleutel of een letter- of cijfercombinatie werkt, noch als een slot fungeert dat langs elektrische weg wordt geopend en gesloten (zie ook de toelichting IDR op post 83.01). Indeling onder post 83.02 als garnituren, beslag en dergelijke artikelen van onedel metaal voor koetswerk is uitgesloten omdat het artikel geen deel is van de carrosserie van de auto, maar van de veiligheidsgordelconstructie. Indeling onder post 87.08 als delen van een veiligheidsgordel is eveneens uitgesloten omdat die post alleen veiligheidsgordels omvat van voertuigen bedoeld bij de posten 87.01 tot en met 87.05 en niet de delen daarvan. Hoewel het product op basis van zijn objectieve eigenschappen en kenmerken niet onder een specifieke post is in te delen, vertoont het product door zijn objectieve kenmerken en eigenschappen de meeste overeenkomst met gespen van post 83.08. Zie Verordening (EU) 2017/636 in aant. 3 op post 83.08. 4. Jurisprudentie Indeling met behulp van regel 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur is slechts mogelijk indien de goederen onder geen enkele post (dus ook niet onder een sluitpost) kunnen worden gebracht. TC 21 september 1965, nr. 10 185 T (UTC 1966/48). OT.

75

Staafjes voor het vervaardigen van sigarettenfilters moeten met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de nomenclatuur onder post 56.01 worden ingedeeld. Zie tarifering IDR 5601.22/1 op post 56.01 in aant. 4 op die post. In hoger beroep (zie DKH 10 mei 2012, nrs. 11/4612, 11/4613 en 12/1098, opgenomen in aant. 4 op post 85.43) oordeelde de DK dat zogenoemde led-lampen met toepassing van algemene bepaling 4 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 85.39 moeten worden ingedeeld. Zie DK 27 februari 2014, nrs. 12/00461 t/m 12/00463 in aant. 4 op post 85.39. Noot (1). Er is beroep in cassatie ingesteld. Noot (2). Gelet op de per 1 januari 2017 gewijzigde tekst van post 85.39, is het beroep op toepassing van algemene bepaling 4 in bovenstaande uitspraak met ingang van die datum niet langer relevant. 5. Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels (1; 2): a. etuis, foedralen en koffers voor camera’s, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stof of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen, die aan het geheel het wezenlijke karakter verlenen (3; 4); b. behoudens het bepaalde onder 5 a worden gevulde verpakkingsmiddelen ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik (7; 8; 9; 10). 1. Toelichting IDR Regel 5 a. Etuis, dozen en dergelijke bergingsmiddelen I. Deze regel vindt alleen toepassing op bergingsmiddelen die tegelijkertijd: 1. speciaal zijn gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, dat wil zeggen zodanig zijn ingericht dat het artikel waarvoor zij bestemd zijn er precies in past. Sommige bergingsmiddelen zijn bovendien in de vorm van het artikel dat zij bevatten; 2. geschikt zijn voor duurzaam gebruik, dat wil zeggen ingericht om een duurzaamheid te hebben, vergelijkbaar met die van het artikel waarvoor zij bestemd zijn. Deze bergingsmiddelen dienen meestal om de artikelen te beschermen (als deze niet worden gebruikt, bijvoorbeeld tijdens vervoer of opslag). Door deze criteria kunnen zij van de gewone verpakkingsmiddelen worden onderkend; 3. worden aangeboden met de artikelen waarvoor zij bestemd zijn, ook indien zij afzonderlijk zijn verpakt met het oog op het vervoer. Afzonderlijk aangeboden bergingsmiddelen worden ingedeeld naar aard en samenstelling; 4. van de soort zijn die normaal met dergelijke artikelen worden verkocht; en 5. aan het geheel niet het wezenlijke karakter verlenen. II. Als voorbeelden van bergingsmiddelen aangeboden met de artikelen waarvoor zij zijn bestemd en die worden ingedeeld met toepassing van deze regel, kunnen worden genoemd: 1. juwelenkistjes (post 71.13); 2. etuis en dergelijke voor elektrische scheerapparaten (post 85.10); 3. etuis en dergelijke voor binocles en verrekijkers (post 90.05); 4. etuis en dergelijke voor muziekinstrumenten (bijvoorbeeld post 92.02);

76

5. etuis en dergelijke voor geweren (bijvoorbeeld post 93.03). III. Daarentegen kunnen als voorbeelden van bergingsmiddelen die niet worden ingedeeld met toepassing van deze regel worden genoemd: zilveren theedoosjes gevuld met thee, of een decoratieve pot van keramiek gevuld met suikerwerk. Regel 5 b. Verpakkingsmiddelen IV. Deze regel betreft de indeling van verpakkingsmiddelen van de soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de daarin geborgen goederen. Deze bepaling is echter niet bindend indien dergelijke verpakkingsmiddelen duidelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde vaten van metaal of bergingsmiddelen van ijzer of staal voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas. V. Deze regel is ondergeschikt aan regel 5 a, waardoor de indeling van die bergingsmiddelen bedoeld bij regel 5 a moet worden bepaald met toepassing van die regel. 2. In de Algemene bepalingen welke zowel op de nomenclatuur als op het douanerecht betrekking hebben – opgenomen in onderdeel C hierna – is aangegeven aan welke douanerechten de bergings- en verpakkingsmiddelen zijn onderworpen. 3. EG-verordening Een zogenoemde ‘pokerset’ verpakt in een koffertje van aluminium moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 5 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 95.04 worden ingedeeld, Zie Verordening (EU) nr. 1129/2012 in aant. 3 op post 95.04. 4. Jurisprudentie Een rolschaatsset moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 5 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.06 worden ingedeeld. Zie statement 413e vergadering in aant. 4 op post 95.06. 5 en 6. Gereserveerd 7. EG-verordeningen Een capsule van kunststof, zoals hierna omschreven, moet onder meer met toepassing algemene bepaling 5 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.03 worden ingedeeld. De capsule is in twee stukken en bevat: - een tol van kunststof met een doorsnede van 2,5 cm, - kauwgom in bolvorm bedekt met een laagje suiker, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, uitgedrukt als sacharose, daaronder begrepen) van 69,5 gewichtspercenten. Aangezien de capsule van kunststof een verpakkingsmiddel is van de soort die normaal als verpakking van die goederen wordt gebruikt, moet zij worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als de goederen. Zie Verordening (EG) nr. 1510/96, punt 1, in aant. 3 op post 95.03. Een niet-gemonteerd speelgoedfiguurtje van kunststof met de menselijke kenmerken van een man, bestaande uit twee delen, aangeboden in een plastic omhulsel in de vorm van een ei bestaande uit

77

twee helften die uit elkaar kunnen worden genomen moet onder meer met toepassing van algemene bepaling 5 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, onder post 95.03 worden ingedeeld. Zie Verordening (EU) nr. 711/2013 in aant. 3 op post 95.03. Een zogenoemde olielamp moet onder post 94.05 worden ingedeeld. Het betreft een cilindervormige pot van kunststof, van ongeveer 8 cm hoog, met een diameter van 6 cm, gevuld met 180 ml lampenolie op basis van paraffine (een mengsel van paraffine dat voor 68% uit tetradecaan, voor 25% uit pentadecaan en voor ongeveer 4% uit hexadecaan bestaat) en een lont. De pot wordt afgesloten door een metalen afdichting met een kunststof dop die voorkomt dat de olie verdampt en de lont op zijn plaats houdt. De pot kan niet opnieuw worden gevuld als de olie is verbruikt. Indeling als olie onder post 27.10 is uitgesloten omdat het product een metalen afdichting met een kunststof dop en een lont bevat en dus uit meer elementen bestaat dan olie en een verpakkingsmiddel dat normaal gesproken voor dit soort goederen wordt gebruikt overeenkomstig algemene bepaling 5 b voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Zie Verordening (EU) nr. 760/2014 in aant. 3 op post 94.05. 8. Toelichting EG Verpakkingsmiddelen die normaal worden gebruikt bij het in de handel brengen van dranken, jam, mosterd, specerijen, enz., worden ingedeeld met de goederen die zij bevatten, ook indien zij klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik. 9. Onder ‘verpakkingsmiddelen’ worden verstaan, alle uitwendige en inwendige verpakkingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen – met name containers –, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet dein de algemene interpretatieregel 5 a bedoelde bergingsmiddelen verstaan. Noot in de gecombineerde nomenclatuur. 10. Jurisprudentie Regel 5 b spreekt over verpakkingsmiddelen van de soort ‘die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt’. Onder de werking van de vorige nomenclatuur werd gesproken over ‘gebruikelijke verpakking’. Twee verschillende uitdrukkingen derhalve, maar met een min of meer gelijke strekking. Om een indruk te verschaffen over de draagwijdte van deze bepaling, volgt hieronder in zeer beknopte vorm een aantal uitspraken tot stand gekomen onder de vorige nomenclatuur. Niet als gebruikelijke verpakking werden aangemerkt: - miniatuurflesjes met chiantiwijn; - doosjes met op het deksel een speldenkussen en gevuld met spelden; - hamertjes, schopjes en dergelijke verpakkingsmiddelen, gevuld met snoepgoed; - zoutstrooiers van glas, gevuld met zout; - gedecoreerde potten van keramische stof, gevuld met gember. Van een bepaalde tonercartridge wordt de cartridge als verpakking aangemerkt. Zie DK 26 juni 2007, nr. 01/90 217, in aant. 4 op post 37.07. In een zaak betreffende de invoer met vrijstelling van invoerrechten van gefokte dieren die bestemd zijn voor laboratoriumonderzoek, oordeelde het Hof dat kooien voor het transport van

78

gefokte dieren voor laboratoriumgebruik niet vallen onder de categorie verpakkingsmiddelen die moeten worden ingedeeld met de verpakte goederen, zoals voorzien in algemene bepaling 5 b. Het Hof overwoog onder meer dat, gelet op de toelichting IDR en de toelichting EG, kooien voor het transport van voor laboratoriumgebruik gefokte levende dieren niet kunnen worden beschouwd als de soort verpakkingsmiddel die normaal voor dergelijke dieren wordt gebruikt in de zin van algemene bepaling 5 b. Ook al zouden deze kooien normaal worden gebruikt voor het transport van deze dieren per vliegtuig, zij zijn namelijk niet strikt noodzakelijk en worden evenmin gewoonlijk gebruikt om deze dieren in de handel te brengen en te gebruiken. Dienaangaande zij opgemerkt dat de transportkooien en de dieren in het hoofdgeding blijkens de stukken van het dossier waarover het Hof beschikt, normaal niet gezamenlijk door de geadresseerden ervan worden gebruikt. In casu staat vast dat deze kooien na levering van de dieren worden teruggestuurd naar de importeur. HvJ 20 november 2014, nr. C-40/14 (Douanerechtspraak 2015/23). 6. Voor de indeling van goederen in de onderverdelingen van een post, zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‘mutatis mutandis’ de vorenstaande bepalingen, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing (1; 4). 1. Toelichting IDR I. De regels 1 tot en met 5 zijn voor het indelen onder de onderverdelingen van eenzelfde post van overeenkomstige toepassing. II. Voor de toepassing van regel 6 wordt verstaan onder: a. onderverdelingen van gelijke rangorde: hetzij onderverdelingen op 1-streepje (niveau 1) hetzij onderverdelingen op 2-streepjes (niveau 2). Indien binnen eenzelfde post, overeenkomstig regel 3 a, twee of meer onderverdelingen op 1- streepje-niveau in aanmerking kunnen worden genomen, mag het specifieke karakter van deze onderverdelingen met betrekking tot een bepaald artikel uitsluitend worden vastgesteld aan de hand van de bewoordingen van de te vergelijken onderverdelingen op 1-streepje-niveau. Als de meest specifieke onderverdeling op1-streepje-niveau is gekozen, en deze nader is onderverdeeld, dan, en slechts dan, wordt de tekst van de onderverdelingen op 2-streepjes-niveau in aanmerking genomen om te bepalen welke onderverdeling op 2-streepjes-niveau uiteindelijk zal worden aangehouden; b. ‘voor zover niet anders is bepaald’: behoudens de Aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken niet verenigbaar zijn met de teksten van de onderverdelingen of van de Aanvullende aantekeningen (op de onderverdelingen). Zo geeft Aanvullende aantekening 2 IDR op hoofdstuk 71 aan het woord ‘platina’ een andere draagwijdte dan die gebruikt in Aantekening 4 B IDR op dat hoofdstuk. Voor de interpretatie van onderverdelingen 7110.11 en 7110.19 moet deze Aanvullende aantekening worden gevolgd en niet Aantekening 4 B. III. De draagwijdte van een onderverdeling op 2-streepjes-niveau mag niet uitgaan boven die van een onderverdeling op 1-streepje-niveau waartoe zij behoort; en de draagwijdte van een onderverdeling op 1-streepje-niveau mag niet uitgaan boven die van een post, waartoe zij behoort. 2 en 3. Gereserveerd

79

4. Jurisprudentie Een automatische lijn voor het afwerken van meubilair door het aanbrengen van grondlagen, verflagen en deklagen, moet, onder meer met toepassing van algemene toepassingsbepaling 6, binnen post 84.24 worden ingedeeld. Het is een automatische lijn bevattende: - een gemotoriseerde transportinrichting (werkend met banden of rollen); - een elektronische verf- en lakverstuiver en - een droogsysteem dat gebruik maakt van warmte-uitwisseling en ultraviolette straling. Zie tarifering IDR 8424.89/4 op post 84.24 in aant. 4 op die post.

80

B. ALGEMENE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET DOUANERECHT (1) 1. Deze bepalingen bevatten in hoofdzaak verklaringen van de in de tariefkolommen van het gemeenschappelijk douanetarief gebruikte afkortingen. Daar ze bij de indeling nauwelijks een rol spelen, zijn ze hier niet opgenomen. Ze zijn wel opgenomen bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

C. ALGEMENE BEPALINGEN DIE ZOWEL OP DE NOMENCLATUUR ALS OP HET DOUANERECHT BETREKKING HEBBEN (1) 1. Slechts die bepalingen zijn opgenomen die bij de indeling een rol kunnen spelen. Voor de tekst van de overige bepalingen zij verwezen naar Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften. 1. Behoudens bijzondere bepalingen, worden de belastbare waarde voor naar de waarde belaste goederen, en de waarde die bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten, vastgesteld aan de hand van de bepalingen inzake de douanewaarde (1). 1. Voorbeelden van gevallen waarin de waarde van het goed een rol speelt bij de indeling, zijn te vinden in de posten 20.09 en 28.05. 2. Voor de vaststelling van het belastbare gewicht voor naar het gewicht belaste goederen, en het gewicht dat bepalend is voor de indeling onder sommige posten of onderverdelingen van posten wordt verstaan (1; 4; 5): a. onder ‘brutogewicht’ het gewicht van het goed vermeerderd met dat van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen; b. onder ‘nettogewicht’ of ‘gewicht’ zonder nadere aanduiding, het eigen gewicht van het goed ontdaan van al zijn bergingsmiddelen en verpakkingen. 1. Toelichting nationaal 1. Met betrekking tot de toepassing van het begrip brutogewicht wordt het volgende opgemerkt. a. de term verpakking omvat zowel de binnen- als de buitenverpakking en voorts omhullingen, haspels en andere opwindmiddelen en dergelijke. De vervoermiddelen, de containers (tankcontainers daaronder begrepen) als bedoeld in artikel 725 e.v. van de Toepassingsverordening CDW (Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2juli 1993) (opgenomen in deel C, Algemene douane- en aanverwante wetgeving, deel 1, onderdeel I.20), de dekkleden en het materiaal en hulpmateriaal voor het stuwen (bijvoorbeeld stuthout, waarmede machines op de voertuigen worden vastgezet), behoren echter niet tot de verpakking; b. bij in spoorwagons of containers verzonden zendingen aardewerk, porselein en dergelijke, behoort het voor de verpakking gebezigde papier, stro of dergelijke tot de verpakking, doch zijnde verdeelschotten van hout en dergelijke (voor het afscheiden van zendingen voor verschillende ontbieders, dan wel voor het afscheiden van verschillende soorten goederen) begrepen onder het stuw- en hulpmateriaal en derhalve niet onder het brutogewicht te begrijpen; c. het werkelijke brutogewicht op het ogenblik dat de goederen worden aangeboden is basis voor de heffing van invoerrechten. 2. Met betrekking tot het begrip nettogewicht wordt het volgende opgemerkt. Het begrip ‘verpakking’ is onder punt 1, letters a en b, nader omschreven. Voorts is het bepaalde in punt 1, letter c, hiervoor, van overeenkomstige toepassing.

81

3. In enige Aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken van de gecombineerde nomenclatuur (zie bijvoorbeeld Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 85) en in sommige onderverdelingen (zie bijvoorbeeld 0102 2910) zijn gewichtsgrenzen genoemd die de indeling van het ingevoerde goed mede bepalen. Tenzij uit de omschrijving van de gewichtsgrens anders blijkt (zie bijvoorbeeld onderverdeling 1603 0010 en post 31.05) of ter zake voorzieningen zijn getroffen, moet onder gewicht worden verstaan het nettogewicht, in hogerbedoelde zin, van het ingevoerde goed. 2 en 3. Gereserveerd 4. Jurisprudentie Bij mosselextract in gelatinecapsules rees de vraag of de capsule als verpakkingsmiddel moet worden aangemerkt. De TC oordeelde dat de capsule en het extract een eenheid vormen die als zodanig moet worden geconsumeerd; daarom kan de capsule niet als ‘onmiddellijke verpakking’ in de zin van post 16.03 worden aangemerkt. Zie TC 17 mei 1994, nr. 12 913 in aant. 7 op post 16.03. 5. Voor de berekening en afronding van hoeveelheden wordt verwezen naar art. 8:3 Algemene douaneregeling, opgenomen in onderdeel II. Douanewetgeving van dit handboek. 3 (2; 3; 4). De tegenwaarde in nationale valuta van de euro, voor lidstaten andere dan de deelnemende lidstaten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 974/98 (hierna genoemd ‘niet-deelnemende lidstaten’), wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (*1). (*1) Deze verordening is opgenomen in onderdeel VII. 1. Gereserveerd 2. Toelichting EG Onder de term ‘werkdag’, die wordt gebruikt in artikel 48, tweede lid, van Verordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (opgenomen in onderdeel VII), wordt verstaan alle andere dagen dan zaterdagen, zondagen en de dagen die vrije dagen zijn voor de diensten van de Europese Commissie gevestigd te Brussel. 3. In PbEU 2009, nr. C 230 van 24 september 2009 zijn de volgende dagen voor de diensten van de Commissie gevestigd te Brussel als feestdagen vastgesteld voor het jaar 2011. Voor 2011:

21 april Witte Donderdag 22 april Goede Vrijdag 25 april Paasmaandag 9 mei Maandag, jaarlijkse herdenking van de verklaring van voorzitter Schuman in 1950 2 juni Donderdag, Hemelvaartsdag 3 juni Vrijdag, dag na Hemelvaartsdag 13 juni Pinkstermaandag 21 juli Donderdag, Nationale feestdag van België 15 augustus Maandag, Maria-Tenhemelopneming

82

1 november Dinsdag, Allerheiligen 2 november Woensdag, Allerzielen 23 december Vrijdag tot en met 6 dagen: Kerstmis en eindejaarsvakantie 30 december Vrijdag

Totaal: 17 dagen Op dinsdag 3 januari 2012 wordt het werk weer hervat. Zonder vooruit te lopen op de vrije dagen van 2012 wordt maandag 2 januari 2012 aangemerkt als een feestdag. De Commissie behoudt zich het recht voor om in het belang van de dienst bovenstaand schema te wijzigen. In PbEU 2010, nr. C 320 van 25 november 2010 zijn de volgende dagen voor de diensten van de Commissie gevestigd te Brussel als vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2012. Voor 2012:

2 januari Maandag, dag na nieuwjaar

5 april Witte Donderdag

6 april Goede Vrijdag

9 april Paasmaandag

1 mei Dinsdag, dag van de arbeid

9 mei Woensdag, jaarlijkse herdenking van de verklaring van voorzitter Schuman in 1950

17 mei Donderdag, Hemelvaartsdag

18 mei Vrijdag, dag na Hemelvaartsdag

28 mei Pinkstermaandag

15 augustus Woensdag, Maria-Tenhemelopneming

1 november Donderdag, Allerheiligen

2 november Vrijdag, Allerzielen

24 december Maandag

tot en met 6 eindejaarsdagen

31 december Maandag

Totaal: 18 dagen Op donderdag 3 januari 2013 wordt het werk weer hervat. Zonder vooruit te lopen op de vrije dagen van 2013 zal woensdag 2 januari 2013 worden aangemerkt als een feestdag. De Commissie behoudt zich het recht voor om in het belang van de dienst het besluit te wijzigen. In PbEU 2011, nr. C 243 van 20 augustus 2011 zijnde volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2013. Voor 2013:

1 januari Dinsdag, nieuwjaar

2 januari Woensdag, dag na nieuwjaar

28 maart Witte Donderdag

29 maart Goede Vrijdag

1 april Paasmaandag

1 mei Woensdag, Dag van de Arbeid

9 mei Donderdag, verjaardag van de verklaring van Schuman in 1950 en Hemelvaartsdag

10 mei Vrijdag, dag na Hemelvaartsdag

83

20 mei Pinkstermaandag

15 augustus Donderdag, Maria-Hemelvaart

1 november Vrijdag, Allerheiligen

24 december Dinsdag

tot en met Zes eindejaarsdagen

31 december Dinsdag

Totaal: 17 dagen Op vrijdag 3 januari 2014 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de vaststelling van de vrije dagen voor 2014, wordt donderdag 2 januari 2014 aangemerkt als een vrije dag. De Commissie behoudt zich het recht voor om bovenstaand schema in het belang van de dienst te wijzigen. In PbEU 2013, nr. C 39 van 12 februari 2013 zijn de volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2014. Voor 2014:

1 januari Nieuwsjaardag (woensdag)

2 januari Dag na Nieuwjaar (donderdag)

17 april Witte donderdag

18 april Goede Vrijdag

21 april Paasmaandag

1 mei Dag van de arbeid (donderdag)

9 mei Verjaardag van de verklaring van Schuman in 1950 (vrijdag)

29 mei Hemelvaartsdag (donderdag)

30 mei Dag na Hemelvaartsdag (vrijdag)

9 juni Pinkstermaandag

21 juli Nationale feestdag van België (maandag)

15 augustus Maria-Hemelvaart (vrijdag)

24 december tot 31 december

Zes eindejaarsdagen

Totaal: 18 dagen Op maandag 5 januari 2015 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de vaststelling van de vrije dagen voor 2015, wordt vrijdag 2 januari 2015 aangemerkt als een vrije dag. De Commissie behoudt zich het recht voor om bovenstaand schema in het belang van de dienst te wijzigen. In PbEU 2014, nr. C 44 van 15 februari 2014 zijn de volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2015. Voor 2015:

1 januari Nieuwsjaardag (donderdag)

2 januari Dag na Nieuwjaar (vrijdag)

2 april Witte donderdag

3 april Goede Vrijdag

6 april Paasmaandag

1 mei Dag van de arbeid (vrijdag)

14 mei Hemelvaartsdag (donderdag)

15 mei Dag na Hemelvaartsdag (vrijdag)

84

25 mei Pinkstermaandag

21 juli Nationale feestdag van België (dinsdag)

2 november Allerzielen (maandag)

24 december tot en met 31 december

6 eindejaarsdagen

Totaal: 17 dagen Luxemburg: dezelfde dagen als voor Brussel, behalve dinsdag 21 juli die wordt vervangen door dinsdag 23 juni, de nationale feestdag van Luxemburg. Op maandag 4 januari 2016 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de vaststelling van de vrije dagen voor 2016, wordt vrijdag 1 januari 2016 aangemerkt als een vrije dag. De Commissie behoudt zich het recht voor om bovenstaand schema in het belang van de dienst te wijzigen. In PbEU 2015, nr. C 306 van 17 september 2015 zijn de volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2016. Voor 2016:

1 januari Nieuwsjaardag (vrijdag)

24 maart Witte donderdag

25 maart Goede Vrijdag

28 maart Paasmaandag

5 mei Hemelvaartsdag (donderdag)

6 mei Dag na Hemelvaartsdag (vrijdag)

9 mei Dag van Europa (maandag)

16 mei Pinkstermaandag

21 juli Nationale feestdag van België (donderdag)

15 augustus Maria-Hemelvaart (maandag)

1 november Allerheiligen (dinsdag)

2 november Allerzielen (woensdag)

26 december tot en met 30 december

(maandag) vijf dagen eindejaarsvakantie (vrijdag)

Totaal: 17 dagen Luxemburg: dezelfde dagen als voor Brussel, behalve donderdag 21 juli die wordt vervangen door donderdag 23 juni, de nationale feestdag van Luxemburg. 3 Op 3 januari 2017 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de vrije dagen van 2017, zal 2 januari 2017 voor 2017 worden aangemerkt als een vrije dag. De Commissie behoudt zich het recht voor om bovenstaand schema in het belang van de dienst te wijzigen.

85

In PbEU 2015, nr. C 400 van 2 december 2015 zijn de volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2017. Voor 2017:

2 januari Dag na nieuwsjaardag (maandag)

13 april Witte donderdag

14 april Goede Vrijdag

17 april Paasmaandag

1 mei Dag van de Arbeid (maandag)

9 mei Verjaardag van de verklaring van Robert Schuman in 1950 (dinsdag)

25 mei Hemelvaartsdag (donderdag)

26 mei Dag na Hemelvaartsdag (vrijdag)

5 juni Pinkstermaandag

21 juli Nationale feestdag van België (vrijdag)

15 augustus Maria-Hemelvaart (dinsdag)

1 november Allerheiligen (woensdag)

2 november Allerzielen (donderdag)

25 december tot en met 29 december

(maandag) vijf dagen eindejaarsverlof (vrijdag)

Totaal: 18 dagen Luxemburg: dezelfde dagen als voor Brussel, behalve vrijdag 21 juli die wordt vervangen door vrijdag 23 juni, de nationale feestdag van Luxemburg. Op 3 januari 2018 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de vaststelling van de vrije dagen voor 2018, worden maandag 1 en dinsdag 2 januari 2018 aangemerkt als een vrije dag. De Commissie behoudt zich het recht voor om in het belang van de dienst het besluit te wijzigen. In PbEU 2017, nr. C 50 van 17 februari 2017 zijn de volgende dagen voor de instellingen van de Europese Unie als feestdagen en vrije dagen vastgesteld voor het jaar 2018. De vrije dagen voor het jaar 2018 voor de instellingen van de Europese Unie worden vastgesteld voor Brussel en Luxemburg:

1 januari Nieuwsjaardag (maandag)

2 januari Dag na nieuwsjaardag (dinsdag)

29 maart Witte donderdag

30 maart Goede Vrijdag

2 april Paasmaandag

1 mei Dag van de Arbeid (dinsdag)

9 mei Jaarlijkse herdenking van de verklaring van Robert Schuman (woensdag)

10 mei Hemelvaartsdag (donderdag)

11 mei Dag na Hemelvaartsdag (vrijdag)

21 mei Pinkstermaandag

15 augustus Maria-Hemelvaart (woensdag)

1 november Allerheiligen (donderdag)

2 november Allerzielen (vrijdag)

86

24 december tot en met 31 december

(maandag) zes dagen eindejaarsvakantie (maandag)

Totaal: 19 dagen Op donderdag 3 januari 2019 wordt het werk hervat. Zonder vooruit te lopen op de definitieve vaststelling van alle vrije dagen voor 2019, worden dinsdag 1 en woensdag 2 januari 2019 aangemerkt als een vrije dag. 4. Met ingang van 1 januari 1999 is Nederland toegetreden tot de munteenheid van de Europese Gemeenschap, de euro (deelnemende lidstaat). Dit houdt in dat met ingang van januari 2002 de in het douanetarief vermelde euro’s verschuldigd zijn. Voor de lidstaten die (nog) niet zijn toegetreden tot de euro wordt voor de berekening van de tegenwaarde in nationale valuta van de in het douanetarief in euro uitgedrukte bedragen, uitgegaan van de koersen die zijn opgenomen in het Publicatieblad van de Europese Unie van de voorlaatste werkdag van de maand. Deze koersen gelden in beginsel gedurende de gehele daaropvolgende maand. Een uitzondering daarop bestaat slechts indiende aan het begin van de maand geldende koers meer dan 5% afwijkt van die welke wordt bekendgemaakt op de voorlaatste werkdag vóór de 15e van diezelfde maand. Maandelijks worden de toe te passen omrekeningskoersen op www.inenuitvoer.nl gepubliceerd. 4. Gunstige tariefbehandeling voor bepaalde goederen uit hoofde van een bijzondere bestemming: Goederen met een bijzondere bestemming waarvoor het uit hoofde van deze bijzondere bestemming geldende douanerecht niet lager is dan het douanerecht dat van toepassing is indien met de bijzondere bestemming geen rekening wordt gehouden, worden ingedeeld onder de onderverdeling die in deze bijzondere bestemming voorziet, zonder dat de bepalingen van artikel 254 van Verordening (EU) 952/2013 worden toegepast.

87

TITEL II. BIJZONDERE BEPALINGEN EG (1) 1. Slechts die bepalingen zijn opgenomen die bij de toepassing een rol kunnen spelen. Voor de tekst van de overige bepalingen zij verwezen naar Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

A. PRODUCTEN BESTEMD VOOR BEPAALDE SOORTEN SCHEPEN EN VOOR BOOR- EN WERKEILANDEN Zie voor de tekst van deze bepaling Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

B. BURGERLUCHTVAARTUIGEN EN PRODUCTEN BESTEMD VOOR BURGERLUCHTVAARTUIGEN Zie voor de tekst van deze bepaling Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

C. FARMACEUTISCHE PRODUCTEN Zie voor de tekst van deze bepaling Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

D. FORFAITAIRE HEFFING Zie voor de tekst van deze bepaling Verordening (EEG) nr. 2658/87 in onderdeel VII. Diverse voorschriften.

E. BERGINGSMIDDELEN EN VERPAKKINGSMIDDELEN De navolgende bepalingen zijn van toepassing op de onder a en b van algemene regel 5 omschreven bergings- en verpakkingsmiddelen die gelijktijdig met de goederen waarmee zij worden aangeboden of die zij bevatten in het vrije verkeer worden gebracht. 1. Indien de bergings- en verpakkingsmiddelen, overeenkomstig algemene regel 5, ingedeeld worden bij de goederen waarmee zij worden ingevoerd of die zij bevatten, zijn zij: a. aan hetzelfde douanerecht onderworpen als het goed: - indien dit aan een douanerecht naar de waarde is onderworpen, of - indien zij in het belastbare gewicht van het goed dienen te worden begrepen; b. niet aan douanerecht onderworpen: - indien het goed niet aan douanerecht is onderworpen, of - indien dit naar een andere maatstaf is belast dan het gewicht of de waarde, of - indien het gewicht van die bergings- en verpakkingsmiddelen niet in het belastbare gewicht van het verpakte goed dient te worden begrepen.

88

2. Indien de in punt 1, onder a en b, bedoelde bergings- of verpakkingsmiddelen verscheidene goederen van verschillende soort bevatten of met zulke goederen worden aangeboden, worden voor de vaststelling van het belastbare gewicht of de belastbare waarde van die goederen het gewicht en de waarde van bedoelde verpakkingsmiddelen omgeslagen over alle goederen naar evenredigheid van het gewicht of de waarde van elk goed.

F. GUNSTIGE TARIEFBEHANDELING IN VERBAND MET DE AARD VAN DE GOEDEREN 1. De volgende goederen komen, uit hoofde van hun aard, onder bepaalde voorwaarden voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking: - voor consumptie ongeschikte producten, - zaaigoed, - builgaas, niet geconfectioneerd, - bepaalde soorten druiven voor tafelgebruik, tabak en nitraat. Op deze goederen is de voetnoot van toepassing (1) die als volgt luidt: ‘Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld in titel II, onder F, van de inleidende bepalingen.’ of ‘Deze gunstige tariefbehandeling wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld in titel II, onder F, van de inleidende bepalingen.’. 2. De voor consumptie ongeschikte producten die in verband met hun aard voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking komen, zijn vermeld in bijlage 8, met de post waaronder zij worden ingedeeld en de naam en de hoeveelheid van de gebruikte denatureringsmiddelen. Deze producten worden geacht niet geschikt te zijn voor consumptie wanneer het te denatureren product en het denatureringsmiddel een homogeen mengsel vormen en de bestanddelen daarvan niet meer op lonende wijze kunnen worden afgescheiden. 3. De hieronder genoemde goederen worden onder posten ingedeeld die betrekking hebben op zaaigoed, voor zover zij aan de communautaire wetgeving ter zake voldoen: - voor zaaidoeleinden bestemde suikermais, spelt, maishybriden, rijst en sorghohybriden: Richtlijn 66/402/EEG van de Raad; - voor pootaardappelen: Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002; - voor zaaidoeleinden bestemde oliehoudende zaden en vruchten: Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002. Suikermais, spelt, maishybriden, rijst, sorghohybriden of oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van de landbouwwetgeving vallen, komen voor een gunstige tariefbehandeling in verband met de aard van het product in aanmerking, indien zij zonder enige twijfel voor zaaidoeleinden zijn bestemd. 4. Niet-geconfectioneerd builgaas komt voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking, mits dit weefsel van niet-uitwisbare merktekens is voorzien waaruit blijkt dat het voor het builen of soortgelijke industriële doeleinden is bestemd. 5. Druiven voor tafelgebruik, tabak en nitraat komen voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking op vertoon van een naar behoren geviseerd certificaat. De in acht te nemen voorschriften en de modellen van de certificaten zijn opgenomen in bijlage 9. 1. De noot komt voor bij onderverdelingen die behoren tot de volgende posten: 04.08, 07.01, 07.12, 08.06, 10.01, 10.05, 10.06, 10.07, 11.06, 12.01, 12.02, 12.04, 12.05, 12.06, 12.07, 24.01, 25.01, 31.02, 31.05, 35.02, 59.11. Indien in kolom 1 van de tabel van de rechten een post tussen haakjes is geplaatst, wil dat zeggen dat die post is vervallen (bijvoorbeeld: post [15.19]). Indien in een bijlage bij de tabel van de rechten de verwijzing naar de bijlage tussen vierkante haakjes is geplaatst, wil dat zeggen dat de inhoud van die bijlage geschrapt is (bijvoorbeeld: [bijlage 7]). Opmerking in de gecombineerde nomenclatuur.

89

90

STANDAARDREGLEMENT VAN ORDE VOOR COMITÉ’S Reglement voor het [naam van het comité] comité (PbEU 2011, nr. C 206) Het [naam van het comité] comité, Gezien [volledige titel van de basishandeling], en met name artikel ... [artikel betreffende de oprichting van het comité], Gezien Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, en met name artikel 9, lid 1, Gezien het door de Commissie bekendgemaakte standaardreglement van orde, [Gezien Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden,] (1). Heeft het volgende reglement van orde vastgesteld: Bijeenroeping Art. 1. 1. Het comité wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van een gewone meerderheid van de leden van het comité. 2. In het in artikel 3, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde geval, waarin de schriftelijke procedure zonder gevolg is beëindigd, roept de voorzitter binnen een redelijke termijn het comité bijeen. 3. Voor vraagstukken die tevens onder de bevoegdheid van andere comités vallen, kunnen gezamenlijke vergaderingen met die comités worden bijeengeroepen (2). Agenda Art. 2. 1. De voorzitter stelt de agenda op en legt deze aan het comité voor. 2. In de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen: a. door de Commissie aan te nemen ontwerpuitvoeringshandelingen waarover volgens de [raadplegings/onderzoeks] procedure bedoeld in artikel ... () van ... [basishandeling] een advies van het comité wordt gevraagd (3); b. andere vraagstukken die ter informatie of met het oog op een gedachtewisseling aan het comité worden voorgelegd, hetzij op initiatief van de voorzitter, hetzij op schriftelijk verzoek van een lid van het comité [of uit hoofde van specifieke bepalingen van artikel ... (...) van [basishandeling] ...]. Toezending van stukken aan de leden van het comité Art. 3. 1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011, zendt de voorzitter geruime tijd vóór de vergadering, rekening houdend met de urgentie en de complexiteit van het onderwerp, doch uiterlijk veertien kalenderdagen vóór de datum van de vergadering, de convocatie, de ontwerpagenda, de ontwerpuitvoeringshandeling waarover het advies van het comité wordt gevraagd aan de leden van het comité toe (4). Andere vergaderstukken,

1 N.B.: Deze aanhaling mag alleen worden gebruikt voor het reglement van orde van specifieke comités voor instrumenten voor extern optreden die zijn bedoeld in Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de

Europese dienst voor extern optreden. 2 N.B.: In het reglement van orde van een specifiek comité kan worden vastgesteld op welke bepaalde gebieden en/of met welke andere comités gezamenlijke vergaderingen kunnen worden bijeengeroepen. 3 N.B.: Wanneer het comité adviezen moet uitbrengen volgens meer dan één comitéprocedure, moet dit punt worden herhaald in het

reglement van orde van het betrokken comité, onder verwijzing naar de betrokken basishandelingen. 4 N.B.: Wanneer op een bepaald gebied geregeld snel moet worden opgetreden of wanneer de basishandeling een specifieke dwingende

termijn voor het optreden bevat, kan in het reglement van orde van het betrokken comité een kortere termijn worden vastgesteld. Dergelijke

gevallen kunnen worden aangemerkt als ‘naar behoren gemotiveerde gevallen’ in de zin van artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening

91

meer bepaald stukken bij de ontwerpuitvoeringshandeling, worden voor zover mogelijk binnen dezelfde termijn toegezonden. De stukken worden toegezonden met inachtneming van artikel 12, lid 2. 3. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lid van het comité de in lid 1 bedoelde termijn voor toezending van stukken verkorten. Behalve in uiterst urgente gevallen (5) mag die termijn niet korter zijn dan vijf kalenderdagen. Advies van het comité Art. 4. 1. Het comité brengt advies over een ontwerpuitvoeringshandeling uit binnen een termijn die de voorzitter vaststelt overeenkomstig artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Stemmingen in het kader van de raadplegingsprocedure gebeuren met een gewone meerderheid van de leden van het comité, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011. Indien het advies van het comité wordt uitgebracht in het kader van de onderzoeksprocedure, gebeuren stemmingen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011. 3. Tenzij een lid van het comité daartegen bezwaar maakt, kan de voorzitter, zonder tot een formele stemming over te gaan, vaststellen dat het comité bij consensus een positief advies heeft uitgebracht over een ontwerpuitvoeringshandeling. 4. De voorzitter kan, in overleg met de leden van het comité, op eigen initiatief of op verzoek van een lid van het comité de stemming naar het einde van de vergadering of naar een volgende vergadering verschuiven. 5. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 streeft de voorzitter ernaar oplossingen te vinden die in het comité de ruimst mogelijke steun genieten. Vóór de stemming deelt de voorzitter het comité mee op welke manier rekening is gehouden met de gevoerde besprekingen en voorgestelde wijzigingen, met name de voorstellen die ruime steun in het comité hebben genoten. Vertegenwoordiging Art. 5. 1. Elke lidstaat wordt als één lid van het comité aangemerkt. Elk lid van het comité bepaalt zelf de samenstelling van zijn delegatie en stelt de voorzitter hiervan in kennis. Met toestemming van de voorzitter kunnen de delegaties worden vergezeld van deskundigen die geen deel uitmaken van de delegatie. 2. Binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk vijf kalenderdagen vóór de datum van een vergadering van het comité worden de volgende gegevens aan de voorzitter meegedeeld: a. de samenstelling van elke delegatie, behalve wanneer de voorzitter daarvan al op de hoogte is; b. de namen en functies van eventuele deskundigen die de delegaties vergezellen en de redenen waarom hun aanwezigheid vereist is. Indien de voorzitter vóór het begin van de vergadering van het comité geen bezwaar maakt tegen de deelname van een deskundige, wordt de in lid 1 bedoelde toestemming geacht te zijn verleend. 3. De vergoeding van reiskosten door de Commissie wordt betaald conform de toepasselijke voorschriften, voor zover daarvoor begrotingsmiddelen beschikbaar zijn. 4. De delegatie van een lidstaat kan de vertegenwoordiging van maximaal één andere lidstaat waarnemen. De lidstaat die wordt vertegenwoordigd, brengt de voorzitter hiervan op de hoogte vóór de vergadering of uiterlijk vóór de stemming.

(EU) nr. 182/2011. 5 N.B.: In het reglement van orde van een specifiek comité kan worden bepaald dat dit in het bijzonder geldt wanneer gevaar dreigt voor het

milieu, of voor de gezondheid van mens, dier of plant, of voor de financiële belangen van de Unie in de zin van artikel 325 VWEU, dan wel

bij een humanitaire crisis, of om een aanzienlijke verstoring van de landbouwmarkten te vermijden.

92

Werkgroepen Art. 6. 1. Het comité kan voor de behandeling van bijzondere vraagstukken werkgroepen oprichten. De werkgroepen worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. 2. De werkgroepen brengen onder de verantwoordelijkheid van hun voorzitter verslag uit aan het comité. Derde partijen en deskundigen Art. 7. 1. De vertegenwoordigers van [vermeld het derde land of de organisatie in kwestie] worden uitgenodigd de vergaderingen van het comité bij te wonen overeenkomstig het bepaalde in [vermeld de betrokken rechtshandeling, zoals een door de Unie gesloten overeenkomst, een besluit van de Associatieraad of een andere basishandeling waarin de aanwezigheid van deze waarnemers is geregeld]. 2. De vertegenwoordigers van toetredende landen worden uitgenodigd de vergaderingen van het comité bij te wonen vanaf de datum van de ondertekening van het desbetreffende toetredingsverdrag. 3. De voorzitter kan op eigen initiatief of op verzoek van een lid van het comité beslissen vertegenwoordigers van andere derde partijen of andere deskundigen te horen over bijzondere punten. Een gewone meerderheid van de leden van het comité kan zich echter verzetten tegen hun deelname aan de vergadering. 4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde vertegenwoordigers van derde partijen en deskundigen zijn niet aanwezig bij en nemen niet deel aan de stemmingen van het comité. Schriftelijke procedure Art. 8. 1. Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 kan de voorzitter het advies van het comité via een schriftelijke procedure verkrijgen (6). De voorzitter kan de schriftelijke procedure met name gebruiken om het advies van het comité te verkrijgen in gevallen waarin de ontwerpuitvoeringshandeling reeds is besproken tijdens een vergadering van het comité. 2. De voorzitter stelt de leden van het comité onverwijld, doch uiterlijk veertien kalenderdagen na het verstrijken van de termijn in kennis van het resultaat van een schriftelijke procedure. Secretariaat Art. 9. Het secretariaat van het comité en van de eventuele krachtens artikel 6, lid 1, opgerichte werkgroepen wordt door de diensten van de Commissie verzorgd. Notulen en beknopt verslag van de vergaderingen Art. 10. 1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 6, van Verordening (EU) nr. 182/2011, worden onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter notulen opgesteld van elke vergadering. De leden van het comité hebben het recht te verzoeken dat hun standpunt in de notulen wordt opgenomen. De voorzitter zendt de notulen onverwijld, doch uiterlijk een maand na de vergadering toe aan de leden van het comité. De leden van het comité stellen de voorzitter schriftelijk in kennis van hun eventuele opmerkingen over de ontwerpnotulen. Indien er verschil van mening bestaat, wordt de kwestie door het comité besproken. Wordt dan nog geen overeenstemming bereikt, dan worden de betrokken opmerkingen als bijlage bij de definitieve notulen gevoegd.

6 N.B.: Wanneer op een bepaald gebied geregeld snel moet worden opgetreden of wanneer de basishandeling een specifieke dwingende termijn voor het optreden bevat, kan in het reglement van orde van het betrokken comité worden bepaald dat het advies van het comité in de

regel via een schriftelijke procedure wordt verkregen. Dergelijke gevallen kunnen worden aangemerkt als ‘naar behoren gemotiveerde

gevallen’ in de zin van artikel 3, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011.

93

2. Voor de toepassing van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 182/2011, is de voorzitter verantwoordelijk voor het opstellen van een beknopt verslag dat van elk agendapunt een samenvatting bevat, alsmede de uitslag van de stemming over elke aan het comité voorgelegde ontwerpuitvoeringshandeling. In het beknopt verslag wordt geen melding gemaakt van de individuele standpunten van de leden tijdens de besprekingen van het comité. Presentielijst en belangenconflicten Art. 11. 1. Bij elke vergadering stelt de voorzitter een presentielijst op die de autoriteiten of organisaties vermeldt waarvan de personen die door de lidstaten zijn aangewezen om hen te vertegenwoordigen, deel uitmaken. 2. Aan het begin van elke vergadering stellen alle door de lidstaten aangewezen personen alsmede de deskundigen die door de voorzitter overeenkomstig artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 3, zijn gemachtigd om aan de vergadering deel te nemen en de vertegenwoordigers van derde partijen die overeenkomstig artikel 7 zijn uitgenodigd om aan de vergadering deel te nemen, de voorzitter in kennis van elk belangenconflict met betrekking tot een bepaald agendapunt. Bij een eventueel belangenconflict trekt de betrokken persoon, wanneer de voorzitter daarom verzoekt, zich terug uit de vergadering wanneer de desbetreffende agendapunten worden besproken. Correspondentie Art. 12. 1. De correspondentie betreffende het comité wordt aan de Commissie toegezonden, ter attentie van de voorzitter van het comité. 2. De correspondentie voor de leden van het comité wordt aan de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten toegezonden, bij voorkeur met elektronische middelen. Wanneer een permanente vertegenwoordiging een specifiek centraal elektronisch adres opgeeft voor de correspondentie in verband met de werkzaamheden van de comités, wordt dit adres daarvoor gebruikt. Bovendien kan correspondentie rechtstreeks worden toegezonden aan de personen die door de lidstaten zijn aangewezen om hen te vertegenwoordigen in het comité. Toegang tot documenten en vertrouwelijkheid Art. 13. 1. Verzoeken om toegang tot documenten van het comité worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad. De Commissie beslist over verzoeken om toegang tot deze documenten overeenkomstig haar reglement van orde, zoals gewijzigd bij Besluit 2001/937/EG, EGKS, Euratom. Indien het verzoek tot een lidstaat is gericht, past die lidstaat artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 toe. 2. De beraadslagingen van het comité zijn vertrouwelijk. 3. Documenten die zijn toegezonden aan de leden van het comité, de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen zijn vertrouwelijk, tenzij overeenkomstig lid 1 toegang is verleend tot deze documenten of deze documenten op andere wijze door de Commissie zijn bekendgemaakt. 4. De leden van het comité alsmede de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen zijn verplicht de in dit artikel vastgestelde vertrouwelijkheidseisen in acht te nemen. De voorzitter zorgt ervoor dat de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen in kennis worden gesteld van de op hen rustende vertrouwelijkheidseisen. Bescherming van persoonsgegevens Art. 14. De verwerking van persoonsgegevens door het comité en zijn werkgroepen geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, onder

94

de verantwoordelijkheid van de voorzitter die de verantwoordelijke voor de verwerking is in de zin van artikel 2, onder d, van die verordening.

95

GEDRAGSCODE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR Mededeling van de Commissie betreffende een gedragscode voor het beheer van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) (2000/C 150/03) (PbEG 2000, nr. C 150) INLEIDING Het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de resultaten van de tweede fase van SLIM (Simpler Legislation for the Internal Market – afgeslankte regelgeving voor de interne markt) en over de follow-up van de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen uit de eerste fase bevat onder meer aanbevelingen van het GN/SLIM-team hieromtrent. Aanbeveling nr. 4 in het verslag van het GN/SLIM-team over de vereenvoudiging en de modernisering van de GN in de buitenlandse handel houdt in een gedragscode voor het beheer van de GN vast te stellen (bijvoorbeeld voor het behoud, de creëring en de schrapping van GN-codes). Een aantal aanbevelingen van het GN/SLIM-team komt in aanmerking om in een dergelijke gedragscode te worden opgenomen. De Commissie heeft bijgevolg, na advies van het Comité douanewetboek (afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur) en van de vertegenwoordigers van de Europese federaties te hebben ingewonnen, een gedragscode voor het GN-beheer opgesteld. ACHTERGROND Inleiding Op 1 januari 1988 heeft de Gemeenschap de GN ingevoerd met het doel zowel het handelsverkeer als het vergaren en uitwisselen van gegevens over de statistiek van de buitenlandse handel van de Gemeenschap te vereenvoudigen. De GN is een combinatie van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) en de Nimexe (de nomenclatuur voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap). In de loop der jaren werd de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem (GS) met een aanzienlijk aantal GN-onderverdelingen uitgebreid. Verstrekkers van statistische gegevens hebben gesignaleerd dat de toename van het aantal GN-onderverdelingen en de structuur van de GN vaststelling van de juiste GN-onderverdeling in statistische aangiften bemoeilijkt. Vermindering van het aantal GN-onderverdelingen is een van de maatregelen die in het kader van het SLIM-initiatief worden voorgesteld om de formaliteiten voor het Europese bedrijfsleven, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, te vereenvoudigen. Wetgeving In artikel 23 van het EG-Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap gebaseerd is op een douane-unie en dat in de betrekkingen met derde landen een gemeenschappelijk douanetarief (GDT) wordt gebruikt. Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (opgenomen in onderdeel VII. Diverse voorschriften) vormt de rechtsgrond van de GN. De GN diende derhalve zowel aan de vereisten van het GDT als aan die van de Nimexe te voldoen. De GN is gebaseerd op de nomenclatuur die als bijlage is gehecht aan het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, gepubliceerd door de Wereld Douane Organisatie (WDO), waarbij de Gemeenschap partij is. Op grond van artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad van 7 november 1991 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen wordt de GN gebruikt voor de beschrijving van de goederen in statistische informatie die aan de bevoegde diensten voor de statistiek in de lidstaten wordt doorgezonden. De GN is derhalve één van de belangrijkste elementen van de

96

Intrastat-aangiften die door de deelnemers aan het economische verkeer in het intracommunautaire handelsverkeer worden opgesteld. Daar komt nog bij dat statistieken van de buitenlandse handel en van het intracommunautaire handelsverkeer, die voor het publiek beschikbaar worden gesteld, op de GN zijn gebaseerd. In artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (opgenomen in onderdeel V. Bijzondere bestemmingen) is bepaald dat het douanetarief van de Europese Gemeenschappen de gecombineerde nomenclatuur omvat. Uit de bijlagen 37 en 38 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 blijkt dat de GN-code een van de belangrijkste elementen is van het zogenaamde ‘enig document’ dat door de economische subjecten aan de douane wordt overgelegd en dat door de douanediensten wordt gebruikt om op de externe handelsstromen toezicht te houden. Belangrijkste doelstellingen van de GN De GN geeft uitvoering aan de tarifaire verbintenissen van de Gemeenschap in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (resultaat van de multilaterale handelsbesprekingen in de Uruguayronde van 1986 tot 1994) en wordt gebruikt voor het bekendmaken van wijzigingen van de nomenclatuur en aanpassingen van de rechten overeenkomstig besluiten van de Raad of de Commissie. De GN geeft in voorkomend geval uitvoering aan de aanbevelingen van de WDO en aan diverse beleidsmaatregelen van de Gemeenschap. Voor extra- en intra-handelsstatistiekdoeleinden en voor de behoeften van statistische gegevens bevat de GN verdere onderverdelingen van de GS-nomenclatuur. Dergelijke onderverdelingen worden gecreëerd, bijgehouden of geschrapt om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruikers van de statistische gegevens die op basis van de GN-nomenclatuur worden vergaard, vastgesteld en verspreid. Voor statistiekdoeleinden is het opstellen en bijhouden van concordantietabellen tussen de GN en andere goederennomenclaturen een belangrijke taak. Doelstellingen en beginselen van de gedragscode De gedragscode heeft in hoofdzaak ten doel aan onnodige toeneming van het aantal GN-onderverdelingen een einde te maken en deze nomenclatuur in omvang te doen afnemen. Dit proces dient tot een modernisering van de GN te leiden, rekening houdend met de ontwikkeling van de techniek en het handelsverkeer. De gedragscode zou in een betere discipline bij het beheer van de GN moeten resulteren. De GN is een instrument dat voor alle betrokkenen transparantie garandeert en dat bijdraagt tot objectieve besluitvorming door de Commissie nadat deze het advies van het comité heeft ingewonnen. Bij de toepassing van de gedragscode moet rekening worden gehouden met de belangen van alle betrokkenen, evenals met de noodzaak tot vereenvoudiging en modernisering van de GN en met de moeilijkheden die aan het beheer van dit systeem inherent zijn. Hiertoe is het noodzakelijk dat de algemene doelstelling van de GN niet uit het oog wordt verloren en dat alle betrokkenen nauw met elkaar samenwerken. Een plafond voor het aantal GN-codes kan niet arbitrair worden vastgesteld. In de lijn van de vereenvoudiging van de wetgeving dient een bepaalde mate van flexibiliteit te worden toegepast om rekening te houden met de uiteenlopende behoeften van alle belanghebbenden, in hoofdzaak de diensten van de Commissie, de lidstaten en de Europese federaties. Internationale aspecten Bij de werkzaamheden in het kader van de WDO zal de Commissie zich bij de aanpassing van de GS-nomenclatuur laten leiden door de beginselen van stabiliteit, modernisering en vereenvoudiging.

97

De bij internationale handelsbesprekingen betrokken diensten van de Commissie zullen, voor zover mogelijk, trachten het gebruik van de GN te vereenvoudigen en te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door tariefconcessies te bevorderen die samenvoeging van GN-onderverdelingen in de hand werken. In alle gevallen waarin het verschil in douanerechten marginaal is en tariefconcessies gebonden zijn aan een in de tijd geleidelijke verlaging krachtens internationale handelsovereenkomsten, zal onder bepaalde voorwaarden, in het bijzonder die waarin artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 voorziet, modernisering van de GN worden overwogen. Overige douanenomenclaturen De beginselen van deze gedragscode zullen zoveel mogelijk worden toegepast op het beheer van andere douanenomenclaturen, zoals de Taric (geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen). GEDRAGSCODE 1. Definities 1.1. In deze gedragscode wordt verstaan onder: comité: Comité douanewetboek, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur; Europese federaties: federaties op Europees niveau die optreden als vertegenwoordigers van de

deelnemers aan het economische verkeer die de GN gebruiken en als vertegenwoordigers van de verstrekkers en gebruikers van op de GN gebaseerde statistische gegevens;

belanghebbenden: – het directoraat-generaal Belastingen en Douane- Unie en Eurostat, de directoraten-generaal van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de GN;

– het comité; – de diensten van de Commissie die verzoeken tot wijziging van de GN

indienen in het kader van beleidsmaatregelen van de Europese Gemeenschap;

– de overheidsdiensten van de lidstaten; – de Europese federaties; EG: Europese Gemeenschap; GN: gecombineerde nomenclatuur; GS: geharmoniseerd systeem; GS 4: GS-posten van vier cijfers; GS 6: GS-posten van zes cijfers; WDO: Wereld Douane Organisatie; WTO: Wereldhandelsorganisatie. 2. Doel 2.1. Deze gedragscode voor het beheer van de GN (met andere woorden met betrekking tot het creëren, behouden en schrappen van GN-onderverdelingen van de GS-nomenclatuur) heeft ten doel het beheer van de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 opgenomen GN-onderverdelingen van de GS-nomenclatuur te vereenvoudigen. 2.2. Bij de voorbereidende werkzaamheden voor het jaarlijkse ontwerp-besluit van de Commissie tot wijziging van de GN houden de diensten van de Commissie zich aan de in deze gedragscode vervatte beginselen en gaan zij te werk in het raam van de procedures en het tijdschema waarin deze gedragscode voorziet. Deze gedragscode biedt alle belanghebbenden die een verzoek tot creëring, wijziging of schrapping van een GN-onderverdeling wensen in te dienen, richtsnoeren met betrekking

98

tot de vraag hoe te handelen om zekerheid te hebben dat hun verzoek in aanmerking wordt genomen. 2.3. Deze gedragscode is van toepassing op alle verzoeken tot creëring, wijziging of schrapping van GN-onderverdelingen. 3. Beginselen 3.1. Inhoud 3.1.1. De GN-onderverdelingen van de GS-nomenclatuur dienen informatie te bevatten betreffende: a. de internationale verbintenissen van de EG (bijvoorbeeld tariefconcessies in het kader van de WTO en aanbevelingen van de WDO), b. de diverse beleidsvereisten van de EG die door de bevoegde diensten van de Commissie zijn geformuleerd (indien in die behoeften niet reeds elders is voorzien), c. de legitieme vereisten van communautaire aard voor specifieke sectoren die door de lidstaten en de Europese federaties naar voren worden gebracht. 3.2. Modernisering 3.2.1. Modernisering van de GN brengt mee dat GN-onderverdelingen worden gecreëerd of geschrapt en dat in de structuur van de GN-onderverdelingen wijzigingen worden aangebracht of dat de omschrijvingen worden gewijzigd, in het bijzonder overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2658/87. 3.2.2. Bij de modernisering van de GN dient naar behoren rekening te worden gehouden met nomenclaturen die met de GN verwant zijn (bijvoorbeeld prodcom). 3.3. De nomenclatuur 3.3.1. Wanneer de structuur van de GN-nomenclatuur wordt gewijzigd, blijft het aan een GN-onderverdeling toegekende codenummer behouden indien hetgeen onder de GN-onderverdeling is begrepen, onveranderd blijft of indien de verandering zeer gering is. 3.3.2. Een GN-onderverdeling mag niet worden geschrapt wanneer zij gedurende ten minste twee kalenderjaren van kracht is gebleven. 3.3.3. De omschrijvingen in de GN dienen duidelijk, nauwkeurig en beknopt te zijn en dienen indien nodig van aanvullende aantekeningen te zijn voorzien. 3.3.4. De door een GN-onderverdeling te bestrijken producten dienen op grond van objectieve en meetbare criteria duidelijk identificeerbaar of herkenbaar te zijn. 3.3.5. De omschrijvingen van de producten in alle communautaire taalversies van de GN dienen identiek te zijn en een coherente technologie te vertonen. 3.3.6. De tariefbijlagen bij de GN dienen normalerwijs enkel te worden gebruikt voor producten die het voorwerp van specifieke tariefmaatregelen van de WTO zijn en waarvoor de creëring van GN-onderverdelingen niet noodzakelijk wordt geacht. 3.3.7. ‘De Taric-onderverdelingen voor statistiekdoeleinden’ geven de behoeften van de Gemeenschap weer. Die onderverdelingen worden van kracht op de eerste dag van de maand, zijn toepasbaar op maandelijkse basis gedurende ten minste één jaar en zijn het voorwerp van de voor GN-codes normale herzieningscyclus. 3.4. Statistische criteria voor het behoud of creëring van GN-onderverdelingen 3.4.1. Eurostat stelt statistische drempels vast aan de hand waarvan wordt bepaald of een GN-onderverdeling dient te worden geschrapt, behouden of gecreëerd. 3.4.2. Eurostat stelt de andere diensten van de Commissie en de lidstaten in kennis van dergelijke statistische drempels. 3.4.3. Eurostat stelt op gezette tijden een lijst op van de GN-onderverdelingen waarvoor het handelsvolume lager is dan de statistische drempel, welke lijst aan de andere diensten van de Commissie en aan het comité wordt voorgelegd.

99

3.5. Andere criteria voor behoud of creëring van GN-onderverdelingen 3.5.1. GN-onderverdelingen die voor statistische of andere doeleinden niet langer nodig zijn, worden geschrapt wanneer zij aan dezelfde douanerechten zijn onderworpen. 3.5.2. Een GN-onderverdeling kan worden gecreëerd of kan worden behouden, zelfs wanneer het handelsvolume beneden de betrokken statistische drempel ligt, op voorwaarde dat de diensten van de Commissie of een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voorstander daarvan zijn. 4. Procedure 4.1. Indiening van verzoeken 4.1.1. Verzoeken tot wijziging van de GN kunnen door de belanghebbenden worden ingediend. 4.1.2. Andere dan de vorenbedoelde belanghebbenden dienen de desbetreffende verzoeken via de terzake bevoegde Europese federatie of via de terzake bevoegde overheidsdienst van de lidstaat waar zij gevestigd zijn, in te dienen. 4.1.3. Verzoeken tot wijziging van de GN worden aan de Commissie ter behandeling voorgelegd ter attentie van de bevoegde dienst: – Verzoeken van statistische aard worden aan Eurostat gericht. – Verzoeken van niet-statistische aard worden aan het directoraat-generaal Belastingen en Douane-Unie7 gericht. 4.1.4. Verzoeken in verband met wijzigingen van de GN die op 1 januari van kracht moeten worden, dienen uiterlijk op 30 april van het daaraan voorafgaande jaar te worden ingediend. 4.2. Vorm van de verzoeken 4.2.1. Een verzoek tot wijziging van de GN dient de volgende informatie te bevatten: a. Redenen van het verzoek. b. Beoogde GN-onderverdelingen met vermelding van het gewenste aantal posities van de code (GS 4 of GS 6). c. Nadere gegevens in verband met de omvang van de handel in euro of in statistische eenheden met betrekking tot de producten waarvoor nieuwe GN-onderverdelingen worden gevraagd of waarvoor de schrapping of samenvoeging van GN-onderverdelingen wordt voorgesteld, met inbegrip van ramingen betreffende de ontwikkeling van het handelsverkeer. d. Gegevens betreffende het betrokken type van product, voor zover nodig vergezeld van tekeningen, schetsen, fotografische afbeeldingen, illustraties, monsters en de tekst van internationale of nationale normen. 4.2.2. Elk voorstel tot wijziging van de GN dat door de Commissie voor onderzoek en advies aan het comité wordt voorgelegd, dient de volgende informatie te bevatten: a. Oorsprong van het voorstel (Commissie, lidstaat, Europese federatie, enz.). b. Redenen van het voorstel. c. Gegevens betreffende de voorgestelde nieuwe structuur op GS 4- of GS 6-niveau in vergelijking met de bestaande structuur, met inbegrip van, in voorkomend geval, de percentages van de rechten en de bijzondere maatstaven. d. Commentaar van de diensten van de Commissie. 4.2.3. De voorstellen dienen in voorkomend geval tevens de volgende gegevens te bevatten: a. Statistische gegevens betreffende het handelsverkeer voor de betrokken GN-onderverdelingen, zowel in het heden (en, indien mogelijk, over de drie voorafgaande jaren) als in de toekomst (bijvoorbeeld ramingen van de ontwikkeling van het handelsverkeer in de komende twee jaar). b. Verwijzingen naar eerdere documenten van de Commissie over dezelfde of soortgelijke aangelegenheden.

7 Alle verzoeken tot wijziging van de GS-nomenclatuur dienen bij de Commissie te worden ingediend ter attentie van het directoraat-

generaal Belastingen en Douane-Unie. Deze verzoeken zullen onderzocht worden in samenwerking met Eurostat en met de diverse

belanghebbenden.

100

c. Bijlagen met technische documentatie. 4.3. Behandeling van verzoeken door het comité 4.3.1. De Commissie stelt het comité in kennis van verzoeken tot wijziging van de GN die zij ontvangen heeft. 4.3.2. De Commissie houdt belanghebbenden die een verzoek tot wijziging van de GN hebben ingediend, op de hoogte van de vorderingen in de behandeling van hun voorstellen. 4.3.3. Voorstellen tot wijziging van de GN die door een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten worden gesteund en door de bevoegde diensten van de Commissie worden onderschreven, worden in de ontwerp-verordening opgenomen. 4.3.4. De ontwerp-verordening tot aanpassing van de GN wordt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 aan het comité voorgelegd, dat in een gewoonlijk in juni, doch uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van de aanpassingsverordening belegde vergadering advies uitbrengt. 4.3.5. Indien nodig stelt de Commissie werkgroepen in waarvan het voorzitterschap door de Commissie wordt waargenomen en waarin vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Europese federaties zitting hebben. 4.3.6. Aanbevelingen tot wijziging van de GN die het resultaat zijn van de werkzaamheden van een werkgroep dienen ter bespreking aan het comité te worden voorgelegd. 4.4. Procedure van de Commissie 4.4.1. De Commissie stelt de verordening tot aanpassing van de GN overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 zodanig vast, dat deze tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 31 oktober, in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen kan worden bekendgemaakt, in het bijzonder ten behoeve van de verstrekkers van statistische gegevens, en vervolgens zo spoedig mogelijk in elektronische vorm beschikbaar kan worden gesteld.

101

BENELUX-BEPALINGEN (1) 1. In het Protocol tot vaststelling van een Benelux-tarief van invoerrechten, Trb. 1970, 193, komen enkele bepalingen voor over de toepassing van het tarief. Deze zijn hieronder opgenomen. Art. 4. Onder post 97.06 van de gecombineerde nomenclatuur welke deel uitmaakt van het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, wordt opgenomen: Aantekening: De ouderdom van de onder post 97.06 in te delen goederen dient ten genoegen van de douaneambtenaren te worden aangetoond. Art. 6. Bij de indeling van goederen wordt geen rekening gehouden met handelsmerken, namen van de fabrikant of verkoper, aanwijzingen van het land van oorsprong of andere soortgelijke aanwijzingen, welke niet het karakter van versiering hebben (1; 2). 1. Toelichting nationaal 1. In artikel 6 is bepaald dat de aanwezigheid op goederen van handelsmerken, namen van de fabrikant of verkoper, aanwijzingen van het land van oorsprong of soortgelijke aanwijzingen (mits deze niet het karakter van versieringen hebben), geen invloed uitoefent op de indeling van die goederen in het tarief. 2. Deze bepaling is in het bijzonder van belang indien in de postonderverdelingen onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld onbewerkt en bewerkt, versierd en niet versierd, bedrukt en niet bedrukt. 3. Opschriften of aanwijzingen zelfs met versierend karakter, welke rechtstreeks bij het gieten (bijvoorbeeld op glas en op metalen) werden verkregen, kunnen in geen geval als een bewerking, een versiering of een bedrukking worden aangemerkt. 4. De bepaling van artikel 6 geldt eveneens voor het handelsmerk waaronder de importeur de goederen verkoopt. Zij kan voorts, wat flessen en flacons van glas betreft, toepassing vinden op de op het verpakkingsmiddel aangebrachte aanwijzingen met utilitair karakter omtrent de inhoudsruimte, de aard van de goederen waarmede het verpakkingsmiddel zal worden gevuld en de naam van de gebruiker (bijvoorbeeld een melkfabriek). 2. Artikel 6 is eigen aan de Benelux-bepalingen – dat wil zeggen een overeenkomstige bepaling komt niet voor in het geharmoniseerd systeem van de Internationale Douaneraad en evenmin in de gecombineerde nomenclatuur van de EG. Het artikel vindt slechts toepassing in gevallen die niet elders in de toepassingsbepalingen, de Aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken, de posten en postonderverdelingen zelf, uitdrukkelijk zijn geregeld. Art. 7. 1. Voor de berekening van het invoerrecht wordt de waarde naar boven afgerond in eenheden of veelvouden van tien frank of van een gulden (1). 2. Delen van een kilogram, van een liter of van een meter worden voor een geheel kilogram, voor een gehele liter of voor een gehele meter genomen. Deze regel lijdt uitzondering indien de hoeveelheid, waarover het invoerrecht moet worden berekend, minder dan een kilogram, minder dan een liter of minder dan een meter bedraagt. In dit geval worden delen van een hectogram, van een deciliter of van een decimeter, voor een gehele hectogram, voor een gehele deciliter of voor een gehele decimeter genomen. 3. De berekening van het invoerrecht op basis van het volumepercentage ethylalcohol, geschiedt per tiende percent absolute ethylalcohol, met dien verstande dat gedeelten van een tiende percent worden verwaarloosd.

102

4. Het volume van ethylalcoholhoudende produkten wordt voor de berekening van de invoerrechten en voor de bepaling van de sterkte gesteld op de hoeveelheid alcoholische vloeistof en de andere aanwezige stoffen te zamen. 5. Het volume van ethylalcoholhoudende produkten in vaste vorm, in deegvorm, of onder gasdruk (met uitzondering van mousserende dranken), wordt voor de berekening van het invoerrecht vastgesteld: a. bij produkten in vaste vorm of in deegvorm, op basis van een liter per 800 gram nettogewicht; b. bij produkten onder gasdruk, op basis van de inhoudsruimte van de recipiënten. 6. Het door de aangever verschuldigde invoerrecht wordt voor elke onder een post op een aangifte ten invoer aangegeven partij goederen afgerond tot de naasthogere frank dan wel tot de naasthogere volle tien cent. 1. Zie voor de berekening van de verschuldigde rechten bij invoer eveneens de artikelen 8:3, 8:4 en 8:5 van de Algemene douaneregeling (opgenomen in Onderdeel II. Douanewetgeving).

103

AFKORTINGEN IN DOUANEVOORSCHRIFTEN (1) 1. In het Handboek douane, uitgegeven door de Belastingdienst, komt een afkortingenlijst voor. Deze lijst bevat de afkortingen die in de douanevoorschriften, die in genoemd handboek zijn opgenomen,

A

Adb Algemeen Douanebesluit

Adr Algemene Douaneregeling

Adw Algemene Douanewet

AEO Authorized Economic Operator, geautoriseerde marktdeelnemer

AFCENT Allied Forces Central (Europe)

AGS Aangiftesysteem

ATA Admission Temporaire-Temporary Admission

Actual Time of Arrival

ATA-Carnet Carnet Admission Temporaire - Temporary Admission.

ATO Aangifte Tijdelijke Opslag

A.TR.1 Associatie Turkije, modelnummer 1 (certificaat inzake goederenverkeer tussen EU en Turkije)

AV Actieve Veredeling

B

B/L Bill of lading (cognossement)

BOI Bindende oorsprongsinlichting

B.t. Bruto-tonnage

BTI Bindende tariefinlichting

BTW Belasting Toegevoegde Waarde

C

C-status (code voor douanevervoer)

Uniegoederen die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst (zie Bijlage B Titel II GVo.DWU)

Carnet ATA Carnet Admission Temporaire - Temporary Admission

Carnet TIR Carnet Transport International de marchandises par la route

CD Corps Diplomatique

CETRA China External Trade Development Council

CFR Kosten en vracht

CIF Kosten, verzekering en vracht

CIM (vrachtbrief)

Convention Internationale concernant le transport des Marchandises par chemins de fer. Dit is het internationaal verdrag voor goederenvervoer per spoorweg gesloten te Bern in 1961, waarop deze vrachtbrief is gebaseerd

CIP Vrachtvrij inclusief verzekering tot

CITES Convention on International Trade in Endangered species of wild flora and fauna

CMD Chef de Mission Diplomatique (ambassadeur)

CNI Controle Na de Invoer

CNU Controle Na de Uitvoer

CPT Vrachtvrij tot

CRN Call Reference Number

104

CSIS Centrale Schengen Informatie Systeem

D

DAF Franco grens

DAT Geleverd op terminal

DAP Geleverd ter bestemming

DDP Franco inclusief rechten

DDU Franco exclusief rechten

DES Franco af schip

DEQ Franco af kade

DMF Douane ManiFest. De applicatie DMF bestaat uit de processen Binnenbrengen (ICS Import controlsystem) en Uitgaan (ECS Export controlsystem)

DTV Douane Tarief Voorziening (systeem voor het beheer van Tarieven en Maatregelen)

D.V.1 Aangifte van de gegevens inzake de douanewaarde

DWU Douanewetboek van de Unie

E

EBTI Het door de Europese Commissie beheerde geautomatiseerde systeem voor het afgeven van BTI's en het opslaan van gegevens van de in de lidstaten afgegeven BTI's

ECM Enterprise Content Management

ED Enig Document

EDI Electronic Data Interchange (elektronische gegevensuitwisseling)

EER De EER (Europese Economische Ruimte) landen zijn:

Alle landen van de EU + het Vorstendom Liechtenstein + het Koninkrijk Noorwegen + de Republiek IJsland

EGKS Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal

EMS European Mail Service

ENS ENtry Summary declaration

ESTEC Europees Ruimte-Agentschap/Europees Centrum voor Ruimtevaart

ETA Estimated Time of Arrival

EU Europese Unie

EU-Verdrag Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Euratom Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

EVA Europese Vrijhandelsassociatie

EX/IM Export/ Import

EXW Af fabriek

F

FAS Franco langszij schip

FCA Franco vervoerder (met inbegrip van vervoerskosten tot in het vervoermiddel)

FIOD Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst

FOB Vrij aan boord (met inbegrip van vervoerskosten tot in de boot)

Formulier L (F) Landbouwformulier (financieel)

Formulier L (R) Landbouwregistratieformulier

105

Formulier T.C. 21(A)

Formulier transite communautaire 21(A)

G

GATT General Agreement on Tariffs and Trade (Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel)

GDT Gemeenschappelijk douanetarief

GDV Gemeenschappelijk douanevervoer

GN Gecombineerde Nomenclatuur (Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief)

GS Geharmoniseerd systeem

GVo.DWU Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015

H

H.a. Handmatig afgedaan

H P M-goederen

Handelspolitieke maatregelen goederen

I

I.C.T. Intracommunautaire transactie

IDR Internationale Douaneraad

IM/EX Import/Export

IMO International Maritime Organization

IMO/FAL International Maritime Organization FAcilitating List

INF Inlichtingenformulier

INTECH Instituut voor nieuwe technologie

IPC/ICP Internationaal pleziervaartuigencertificaat

IR-belang Invoerrechten-belang

IRU International Road Transport Union (Union Internationale des Transports Routiers)

ISNAR Internationale Dienst voor landbouwkundig onderzoek

ISO-norm International Standard Organization-norm

ISV Internationale Spoorweg Vrachtbrief

IUD In-, Uit- en Doorvoer

ISY-BTI Het nationaal ontwikkelde systeem “Informatiesysteem Tariefinlichtingen” BTI

K

KIS Klant Informatie Systeem

L

L (F) Landbouwformulier (Financieel)

L (R) Landbouwregistratieformulier

M

106

MRN Master Referentie Nummer

MvF Ministerie van Financiën

N

NAVO Noord-Atlantische Verdrags Organisatie

NFV Niet Fiscale Verplichtingen (afschrijvingsmodule)

NS de NV Nederlandse Spoorwegen te Utrecht, tevens hoofdverantwoordelijke van de in de Toepassingsverordening genoemde “vervoersonderneming”

NSIS Nationaal Schengen Informatie Systeem

O

OB Omzetbelasting

OGVo.DWU Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015

P

Pb. EG Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

PLATO PLAnning en TOedeling

R

Reg.ton Registertonnage

Register IUD Register In-, Uit- en Doorvoer

RIKILT Rijkskwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten

Rodos Rotterdams Douane Systeem

RTO Ruimte voor tijdelijke opslag

S

S-formulier Ontvangstmeldingsformulier voor scheepsafvallen

Sirene Supplementary Information Request at the National Entries

SMD Scheepsmetingdienst

S.N.C.F. Societé Nationale des Chemins de fer Français

S&S Safety and Security

Stb. Staatsblad

Stcrt. Staatscourant

T

TC Tariefcommissie

TD Transit document

TIR Transport International de marchandises par la route

Trb. Tractatenblad

U

107

UIRR Union Internationale Rail Route. Internationale Unie voor gecombineerd vervoer over spoor en weg

ULD Unit Load Device

UTB Uitnodiging tot betaling

UVo.DWU Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015

V

VBS Verkeers Begeleidings Systeem (walradar)

VC3 Verificatie code 3

Vrachtbrief CIM Spoorwegvrachtbrief

W

W.A.O.T. Oil Pollution Certificate

WCO World Customs Organization

WP30 de besluitvoorbereidende vergadering binnen de TIR-overeenkomst

WVP WerkVerdeelPunt

Z

zending goederen die door één afzender naar één geadresseerde worden verzonden en die gelijktijdig en met hetzelfde vervoermiddel binnenkomen, uitgaan of worden vervoerd.

108

VOORSCHRIFT DOUANETARIEF EN FINANCIËLE MAATREGELEN (1; 2) (zoals dit na wijziging luidt) 1. In het Handboek Douane, uitgegeven door de Belastingdienst, is het Voorschrift douanetarief (15 mei 1995, nr. DGM 95/982) gepubliceerd. Dit zijn de voor de Nederlandse douaneambtenaren geldende voorschriften die in acht moeten worden genomen bij de toepassing van het douanetarief. 2. Zie voor de in dit douanevoorschrift gebruikte afkortingen onderdeel III, blz. 99. INHOUDSOPGAVE VOORSCHRIFT DOUANETARIEF 1. Inleiding 2. Algemeen 2.1. Tarief van Douane 2.2. Taric 2.3. Gebruikstarief 2.4. Financiële maatregelen 2.5. Wettelijke grondslag 3. Geharmoniseerd Systeem 3.1. Indeling Geharmoniseerd Systeem 3.2. Codering 4. Gecombineerde nomenclatuur 4.1. Gecombineerde nomenclatuur 4.2. Toelichtingen 4.3. Uitvoeringsverordeningen 4.4. Tariferingen 5. Algemene indelingsregels gecombineerde nomenclatuur 5.1. Algemene regel 1 5.2. Algemene regel 2 a 5.3. Algemene regel 2 b 5.4. Algemene regel 3 a 5.5. Algemene regel 3 b 5.6. Algemene regel 3 c 5.7. Algemene regel 4 5.8. Algemene regel 5 a 5.9. Algemene regel 5 b 5.10. Algemene regel 6 6. Financiële maatregelen bij in- en uitvoer 6.1. Invoerrechten 6.2. Uitvoerrechten 6.3. Heffingsgrondslag 6.4. Schorsing invoerrechten wapens, militaire uitrusting en andere militaire goederen - certificaat 6.5. Schorsing invoerrechten goederen burgerluchtvaart - luchtwaardigheids-certificaat 6.6. Vrijstelling invoerrechten farmaceutische producten 6.7. Gunstige tariefbehandeling; producten voor schepen en boor- en werkeilanden 6.8. Gunstige tariefbehandeling; burgerluchtvaartuigen en producten voor burgerluchtvaartuigen 6.9. Gunstige tariefbehandeling; producten die voor of na het in het vrije verkeer brengen door denatureren voor consumptie ongeschikt worden gemaakt 6.10. Gunstige tariefbehandeling; zaaigoed 6.11. Gunstige tariefbehandeling; builgaas

109

6.12. Gunstige tariefbehandeling; goederen waarvoor een certificaat moet worden overgelegd 6.13. Gunstige tariefbehandeling; fokpaarden van zuiver ras 6.14. Gunstige tariefbehandeling; fokvarkens van zuiver ras 6.15 Tariefcontingenten 6.15.1 Algemeen 6.15.2 Beheer 6.15.3 Aanvraag tariefcontingent 6.15.4 Aangiftesysteem AGS 6.15.5 Aangiftesysteem GPA 6.15.6 Terugbetaling, bezwaar en beroep 6.15.7 Terugboeking 7. Bijlage 1 8. Bijlage 2 9. Bijlage 3 10. Bijlage 4 11. Bijlage 5 12. Bijlage 6 13. Bijlage 7 14. Bijlage 8 15. Bijlage 9 16. Bijlage 10 17. Bijlage 11 18. Bijlage 12 19. Bijlage 13 20. Bijlage 14 21. Bijlage 15 22. Bijlage 16 1. INLEIDING In dit onderdeel van het handboek wordt ingegaan op het tarief van de Douane, het Geharmoniseerd Systeem, de Gecombineerde Nomenclatuur, de algemene indelingsregels en de financiële maatregelen. . 2. ALGEMEEN 2.1. Tarief van Douane Het tarief van de Douane of te wel het Gebruikstarief is een verzameling van de wettelijke bepalingen van de Europese Unie en van Nederland die bij de invoer en/of de uitvoer van goederen in Nederland worden toegepast. De basis voor het Gebruikstarief is het geïntegreerd tarief van de Europese Unie (Tarif Integré Communautaire of Taric), hetwelk is gebaseerd op de Gecombineerde Nomenclatuur en het Gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Unie. In het tarief zijn de financiële en de niet-financiële maatregelen opgenomen. Deze maatregelen worden toegepast als de invoeraangiften en de uitvoeraangiften bij de Douane worden ingediend. Financiële maatregelen zijn de invoerrechten, de douanerechten, de antidumpingrechten, de compenserende rechten, de aanvullende invoerrechten, de extra invoerrechten maar ook de schorsingen met of zonder de bijzondere bestemmingen, de preferenties met of zonder contingenten of plafonds, de andere verlagingen, enz.

110

Ook de restituties en de uitvoerrechten zijn financiële maatregelen. (artikel 56 DWU) Financiële maatregelen zijn ook belastingen. Voorbeelden daarvan zijn de accijns, de verbruiksbelasting en de omzetbelasting. Niet-financiële maatregelen zijn maatregelen op de gebieden van veiligheid, gezondheid, economie, milieu en landbouw. Het betreft veelal maatregelen met verboden en beperkingen waarbij vergunningen, certificaten, kwaliteitsbescheiden worden gebruikt. 2.2. Taric De Europese Unie hanteert het geïntegreerd douanetarief of te wel Taric. Taric bestaat uit de financiële maatregelen (invoerrechten) en de niet-financiële maatregelen (veiligheid, gezondheid, economie, milieu en landbouw) die bij de invoer en/of de uitvoer van goederen in de Europese Unie worden toegepast. (artikelen 2 en 5 t/m 12 Verordening (EEG) nr. 2658/87) Taric is geen wettelijk instrument, maar een uitwerking van de wettelijke maatregelen die de Europese Unie heeft vastgesteld. Taric is rechtens niet bindend, maar is wel een belangrijk hulpmiddel voor de uitleg van de financiële en de niet-financiële maatregelen. In Taric worden GN-codes en aanvullende codes gebruikt. De GN-code (acht cijfers) wordt daarvoor uitgebreid met twee cijfers. De Taric-code bestaat in totaal uit tien cijfers. Bij bepaalde goederen gelden meerdere maatregelen, de Taric-code wordt dan uitgebreid met twee codes, die elk bestaan uit maximaal vier cijfers. De opbouw van de Taric-codes ziet er als volgt uit:

Niveau Posities 1-6 7-8 9-10 11-14 15-18 GS XXXXXX GN XX Taric XX 1e aanvulling Taric XXXX 2e aanvulling Taric XXXX Maximale Taric-code XXXXXX XX XX XXXX XXXX

In Nederland wordt Taric opgenomen in het Gebruikstarief dat op de website van Douane wordt gepubliceerd. Taric wordt gebruikt in het kader van het bereiken van meer uniformiteit in de Europese Unie. 2.3. Gebruikstarief Nederland maakt gebruik van het Gebruikstarief. Dit Gebruikstarief is gebaseerd op Taric. Het Gebruikstarief wordt gebruikt als hulpmiddel voor de toepassing van de financiële maatregelen (invoerrechten en belastingen) en de niet-financiële maatregelen (veiligheid, gezondheid, economie, milieu en landbouw) die bij invoer en/of uitvoer van goederen in Nederland worden toegepast. Het Gebruikstarief is geen wettelijk instrument, maar een uitwerking van de wettelijke maatregelen van de Europese Unie en van Nederland. Het Gebruikstarief is rechtens niet bindend, maar is wel een belangrijk hulpmiddel voor de uitleg van de financiële en de niet-financiële maatregelen.

111

In het Gebruikstarief worden codes gebruikt. De codes van het Gebruikstarief bestaan uit de Taric-codes, eventueel aangevuld met nationale codes van tweemaal twee cijfers. De opbouw van de codes van het Gebruikstarief ziet er als volgt uit:

Niveau Posities 1-6 7-8 9-10 11-14 15-18 19-20 21-22 GS XXXXXX GN XX Taric XX 1e aanvulling Taric XXXX 2e aanvulling Taric XXXX 1e aanvulling code Gebruikstarief XX 2e aanvulling code Gebruikstarief XX Maximale code Gebruikstarief XXXXXX XX XX XXXX XXXX

In Nederland wordt het Gebruikstarief gepubliceerd op de website van Douane. Het Gebruikstarief wordt gebruikt in het kader van het bereiken van meer uniformiteit in Nederland. 2.4. Financiële maatregelen Hierna is een schema opgenomen met een aantal financiële maatregelen van de Europese Unie met beschrijvingen van de doelen en de kenmerken.

Schema financiële maatregelen

Naam Doel Kenmerk

Invoerrechten, algemeen

1 Recht bij invoer Inkomsten Bescherming

Alle goederen

Invoerrechten, extra rechten

2 Antidumpingrecht Bescherming Opheffen verschil in prijspeil van een derde land en de Europese Unie, bestrijding van dumping en voorkomen van schade voor bepaalde industriële goederen of landbouwgoederen in de Europese Unie

Compenserende recht

Bescherming Opheffen verschil in prijspeil van een derde land en de Europese Unie, bestrijding van subsidie en voorkomen van schade voor bepaalde industriële goederen of landbouwgoederen In de Europese Unie

Aanvullend recht Bescherming Extra recht in het kader van het landbouwbeleid van de Europese Unie bij bepaalde landbouwgoederen zoals bij granen en kippenvlees

Ander extra recht Bestraffing Extra recht in het kader van het handelsbeleid van de Europese Unie zoals naar aanleiding van het Byrd-amendement in de VS

Invoerrechten, verlagingen rechten

112

3 Schorsingsrecht Facilitatie Te kort aan bepaalde industriële goederen en landbouwgoederen in de Europese Unie en het ontwikkelen van economische activiteiten in de Europese Unie

Bijzondere bestemming

Facilitatie Te kort aan bepaalde industriële goederen en landbouwgoederen in de Europese Unie en het ontwikkelen van economische activiteiten in de Europese Unie

Preferentieel recht Facilitatie Ontwikkelen van economische activiteiten in derde landen of ontwikkelingslanden in het kader van het handelsbeleid van de Europese Unie

Ander recht Facilitatie Extra recht in het kader van het handelsbeleid van de Europese Unie

2.5. Wettelijke grondslag In de Grondwet (artikel 104) is aangegeven dat belasting slechts wordt geheven als dat bij wet is geregeld. Voor wat betreft de invoerrechten is dit geregeld in de Algemene douanewet, artikel 1:1. 3. GEHARMONISEERD SYSTEEM Het Geharmoniseerd Systeem (GS) van de Wereld Douane Organisatie (*1) is de basis van de gecombineerde nomenclatuur. Het GS is een nomenclatuur die wereldwijd wordt gebruikt. Bij het opstellen van het GS is nadrukkelijk rekening gehouden met de wensen van handel en bedrijfsleven voor vervoer en statistiek. Een vaste goederencode is bij het overschrijden van grenzen en bij het afhandelen van douaneformaliteiten immers belangrijk voor allerlei doeleinden (douane, statistiek, handel, enz.) en zorgt ervoor dat belanghebbenden over de hele wereld weten welke goederen er met een bepaalde code bedoeld worden. Dit is ook van belang bij tariefonderhandelingen als de GATT-onderhandelingen (bijvoorbeeld de zogenoemde Uruguay-ronde). De GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) is per 1 januari 1995 opgevolgd door de Wereldhandelsorganisatie (WHO) of World Trade Organization (WTO). Het Geharmoniseerd Systeem wordt inmiddels gebruikt bij meer dan 90% van de wereldhandel. (*1) In juni 1994 koos de Internationale Douaneraad (IDR) de werknaam ‘Wereld Douane Organisatie (WDO)’, om hiermee duidelijker de aard van de organisatie en zijn internationale missie weer te geven. 3.1. Indeling Geharmoniseerd Systeem Het Geharmoniseerd Systeem is als volgt gestructureerd: Onderdeel Toelichting Regels voor de toepassing Dit zijn indelingsregels. Afdelingen (21) Een afdeling bestaat uit een aantal hoofdstukken en omvat een

bepaalde groep goederen (afdeling I omvat bijvoorbeeld ‘levende dieren en producten van het dierenrijk’).

Hoofdstukken (97) Een aantal hoofdstukken vormt een afdeling. Afdeling I is bijvoorbeeld verder onderverdeeld in 5 hoofdstukken, van ‘levende dieren’ (hoofdstuk 1) tot en met ‘andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen’ (hoofdstuk 5).

113

Posten Posten zijn onderverdelingen van hoofdstukken. In hoofdstuk 1 (levende dieren) luidt post 01.01 bijvoorbeeld ‘Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels’. Post 01.05 omvat ‘Levend pluimvee’.

Onderverdelingen op posten Onderverdelingen zijn nadere uitsplitsingen van de post. Bij post 01.05 (levend pluimvee) zijn bijvoorbeeld met inachtneming van bepaalde gewichtsgrenzen (de eerste onderverdelingen) nadere onderverdelingen opgenomen voor ‘hanen en kippen’, ‘kalkoenen’ en ‘ander’.

De opzet en structuur van het Geharmoniseerd Systeem kan in het kort als volgt worden weergegeven: Hoofdstuk Omschrijving 1 – 5 Dieren en producten van dierlijke oorsprong 6 – 14 Planten en producten daarvan 15 – 24 Oliën en dergelijke, bereid voedsel, drank en tabak 25 – 40 Delfstoffen, aardolie, producten van de chemische industrie en aanverwante

industrie, kunststof en rubber 41 – 49 Leder, hout, papier en producten daarvan 50 – 67 Textiel, kleding en kledingtoebehoren 68 – 83 Steen, keramiek, glas, metalen en metaalwaren 84 – 89 Machines, elektronica en vervoermiddelen 90 – 92 Optische apparatuur en instrumenten 93 – 97 Diverse artikelen, bijvoorbeeld wapens, meubilair, speelgoed en kunst Binnen de afdelingen en hoofdstukken is in principe de gang van grondstof naar eindproduct gevolgd. De volgorde binnen bijvoorbeeld hoofdstuk 18, Cacao en bereidingen daarvan, is: Post Omschrijving 18.01 Cacaobonen (grondstof) 18.02 Cacaodoppen enzovoort (afval) 18.03 Cacaopasta (halffabricaat) 18.04 Cacaoboter (halffabricaat) 18.05 Cacaopoeder (eindproduct) 18.06 Chocolade enzovoort (eindproduct) 3.2. Codering De posten zijn voorzien van een viercijferige code. De eerste twee cijfers duiden het hoofdstuk aan waar deze post deel van uitmaakt. De laatste twee cijfers geven de plaats aan binnen dit hoofdstuk. Deze posten zijn meestal weer onderverdeeld. Bij deze onderverdeling wordt het niveau door streepjes aangegeven. De onderverdelingen op het eerste niveau onder de post worden aangeduid met één streepje, de onderverdelingen daaronder met twee streepjes. Een niveau met twee strepen is dus altijd een onderverdeling van een niveau met een streep. De onderverdelingen van een post op het laagste niveau hebben daarnaast een code die bestaat uit zes cijfers. Voorbeeld 01.01 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: - paarden: 0101 2100 - - fokdieren van zuiver ras (1) 0101 29 - - andere: 0101 2910 - - - slachtpaarden (2)

114

0101 2990 - - - andere 0101 3000 - ezels 0101 9000 - andere In dit voorbeeld bestaat de post uit twee hoofdniveaus, namelijk ‘fokdieren van zuiver ras’ en ‘andere’. Dit zijn zogenoemde éénstreepsniveaus. De toevoeging ‘(1)’ aan de omschrijving ‘fokdieren van zuiver ras’ (code 0101 2100) betekent dat de indeling onder deze onderverdeling aan bepaalde voorwaarden is onderworpen. Onderverdelingen waarop een voetnoot is geplaatst worden soms ook wel aangeduid als ‘bestemmingsposten’. De procedures die daarvoor moeten worden gevolgd komen in dit onderdeel niet aan de orde maar in het Voorschrift Algemene bepalingen en het Voorschrift Bijzondere bestemmingen (opgenomen in onderdeel V, Bijzondere bestemmingen). In post 01.01 komen alle paarden die geen ‘fokdieren van zuiver ras’ zijn, onder de onderverdeling ‘andere’ 0101.29 verder onderverdeeld in slachtmaanden en andere. Let op Bij de toepassing van de nomenclatuur mag u alleen niveaus van gelijke waarde met elkaar vergelijken. Niveaus van gelijke waarde zijn, voor het GS in dit voorbeeld, de eenstreepsniveaus ‘fokdieren van zuiver ras’ en ‘andere’. U moet een niet-raszuivere ezel dan ook indelen onder het tweede eenstreepsniveau ‘andere’. De onderverdeling ‘ezels’ is op tweestreepsniveau opgenomen en is een uitsplitsing van het hogere eenstreepsniveau. In dit geval heeft het hogere niveau betrekking op ‘andere’ dan fokdieren van zuiver ras; toepassing van bepaling 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur (zie paragraaf 5.10). 4. GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR 4.1. Gecombineerde Nomenclatuur Bij de Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 heeft de Europese Unie de tarief- en statistieknomenclatuur - Gecombineerde Nomenclatuur - en ook het Gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. De verordening is op 1 januari 1988 in werking getreden. Deze verordening wordt jaarlijks met uitvoeringsverordeningen van de Commissie gewijzigd. (artikelen 1 en 12 Verordening (EEG) nr. 2658/87) De verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en zijn rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten van de Europese Unie. De Gecombineerde Nomenclatuur is een systematische naamlijst van goederen en is gebaseerd op het Geharmoniseerd Systeem van de Wereld Douane Organisatie. Alle structuren, afdelingen, hoofdstukken, (aanvullende) aantekeningen, posten(onderverdelingen) en codes van het Geharmoniseerd Systeem zijn opgenomen in de Gecombineerde Nomenclatuur. De Gecombineerde Nomenclatuur wijkt in wezen niet af van het Geharmoniseerd Systeem, maar is in feite een aanvulling op het Geharmoniseerd Systeem. De codes van het Geharmoniseerd Systeem bestaan uit zes cijfers en in de Gecombineerde Nomenclatuur zijn deze zes cijfers aangevuld met extra codes die uit twee cijfers bestaan. (artikel 3 Verordening (EEG) nr. 2658/87)

115

Hierna is als voorbeeld een post(onderverdeling) van de Gecombineerde Nomenclatuur opgenomen. Voorbeeld 01.03 Levende varkens: 0103 1000 - fokdieren van zuiver ras - andere: 0103 91 - - met een gewicht van minder dan 50 kg: 0103 9110 - - - huisdieren 0103 9190 - - - andere 0103 92 - - met een gewicht van 50 kg of meer: - - - huisdieren: 0103 9211 - - - - zeugen die ten minste eenmaal gebigd hebben, met een gewicht van 160 kg of

meer 0103 9219 - - - - andere 0103 9290 - - - andere - Bij de post voor levende varkens zijn bij de nadere onderverdeling ‘fokdieren van zuiver ras’ aan de bestaande code 0103.10 twee nullen toegevoegd. In de GN is de GS-onderverdeling overgenomen zonder nadere splitsing. - Bij de onderverdeling ‘andere’ is in het tweestreepsniveau ‘met een gewicht van minder dan 50 kg’ een splitsing aangebracht (op driestreepsniveau) in ‘huisdieren’ en ‘andere’. De code van het GS (0103.91) is hier onderverdeeld 0103 9110 (huisdieren) en 0103 9190 (andere). - Bij de onderverdelingen ‘met een gewicht van 50 kg of minder’ en ‘met een gewicht van 50 kg of meer’ zijn twee nadere onderverdelingen opgenomen. Er is dus de behoefte om de huisdieren van de andere dieren te onderscheiden. 4.2. Toelichtingen Bij het Geharmoniseerd Systeem en de Gecombineerde Nomenclatuur behoren toelichtingen. De toelichtingen op het Geharmoniseerd Systeem zijn afkomstig van de Wereld Douane Organisatie. De toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur zijn afkomstig van de Europese Unie. Deze worden vastgesteld door de Commissie. De Commissie wordt daarbij bijgestaan door het Comité DWU, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur (artikelen 7 t/m 10 Verordening (EEG) nr. 2658/87 en artikel 285 DWU). Dit comité bestaat uit de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie. Ook worden er - in voorkomend geval - nationale toelichtingen opgesteld. Deze toelichtingen worden vastgesteld door Douane Landelijk Kantoor. De toelichtingen geven nader de reikwijdte aan van de afdelingen, hoofdstukken, posten(onderverdelingen) van het Geharmoniseerd Systeem en de Gecombineerde Nomenclatuur. In de toelichtingen is aangegeven welke goederen worden ingedeeld onder welke afdelingen, welke hoofdstukken en welke posten(onderverdelingen) van het Geharmoniseerd Systeem en de Gecombineerde Nomenclatuur. Ook zijn er veelal uitsluitingen van goederen van afdelingen, hoofdstukken en posten(onderverdelingen) aangegeven. De toelichtingen van de Europese Unie worden gepubliceerd in de publicatiebladen C van de EU. In Nederland worden de toelichtingen opgenomen op BelastingNet, onder Rijksportaal, Direct naar, Naslagwerken, Sdu, kennisportaal, Douane. De toelichtingen op de Gecombineerde Nomenclatuur worden ook opgenomen in het Gebruikstarief dat op de website van Douane wordt gepubliceerd.

116

Volgens vaste rechtspraak zijn de toelichtingen op het Geharmoniseerd Systeem en de Gecombineerde Nomenclatuur weliswaar rechtens niet bindend, maar zij zijn wel belangrijke hulpmiddelen bij de uitleg van de reikwijdte van de posten(onderverdelingen). De toelichtingen worden gebruikt in het kader van het bereiken van meer uniformiteit in de Europese Unie en in Nederland. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie zijn gehouden uitvoering te geven aan de toelichtingen. Bedrijven kunnen een beroep doen op de toepassing van deze toelichtingen. 4.3. Uitvoeringsverordeningen De Europese Unie maakt gebruik van uitvoeringsverordeningen waarin de indeling van een bepaalde soort goederen wordt vastgesteld. De verordeningen zijn afkomstig van de Commissie. De Commissie wordt daarbij geadviseerd door het Comité DWU, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur (artikelen 7 t/m 10 Verordening (EEG) nr. 2658/87 en artikel 285 DWU). Dit comité bestaat uit de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie. De uitvoeringsverordeningen worden gepubliceerd in het publicatieblad L van de EU. In Nederland worden de uitvoeringsverordeningen opgenomen op BelastingNet, onder Rijksportaal, Direct naar, Naslagwerken, Sdu, kennisportaal, Douane. De uitvoeringsverordeningen worden ook opgenomen in het Gebruikstarief dat op de website van Douane wordt gepubliceerd. De uitvoeringsverordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en zijn rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten van de Europese Unie. De uitvoeringsverordeningen worden gebruikt in het kader van het bereiken van meer uniformiteit in de Europese Unie. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie zijn gebonden aan de uitvoeringsverordeningen. Bedrijven kunnen zich beroepen op de toepassing van deze uitvoeringsverordeningen. 4.4. Tariferingen Naast de toelichtingen en de uitvoeringsverordeningen maakt de Europese Unie gebruik van tariferingen. Tariferingen zijn adviezen of beslissingen over de indeling van een bepaalde soort goederen. Ze zijn afkomstig van de Wereld Douane Organisatie, de Europese Unie en - in voorkomend geval - ook van Douane Landelijk Kantoor. In de Europese Unie worden als tariferingen vastgesteld door het Comité DWU, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur (artikelen 7 t/m 10 Verordening (EEG) nr. 2658/87 en artikel 285 DWU). Dit comité bestaat uit de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie. In Nederland worden de tariferingen opgenomen op BelastingNet, onder Rijksportaal, Direct naar, Naslagwerken, Sdu, kennisportaal, Douane. De tariferingen worden ook opgenomen in het Gebruikstarief dat op de website van Douane wordt gepubliceerd. De tariferingen vormen belangrijke hulpmiddelen voor de uitleg van de reikwijdte van de post(onderverdelingen). De tariferingen worden gebruikt in het kader van het bereiken van meer uniformiteit in de Europese Unie en in Nederland. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie zijn gehouden uitvoering te geven aan de tariferingen. De bedrijven kunnen een beroep doen op de toepassing van de tariferingen.

117

NB.: Tariferingen die soms afgeleid van uitspraken van rechterlijke instanties van de Europese Unie zoals het Gerecht en Hof van Justitie en van Nederland, in casu de Rechtbank Noord-Holland, het Gerechtshof Amsterdam en de Hoge Raad te Den Haag. 5. ALGEMENE INDELINGSREGELS GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR De nomenclatuur en de toelichtingen erop zijn zeer uitgebreid. Toch is het onmogelijk elk goed te benoemen. Bovendien wordt de nomenclatuur over de hele wereld toegepast, wat door bijvoorbeeld cultuurverschillen specifieke problemen kan veroorzaken. Om nu een uniforme toepassing zoveel mogelijk te garanderen, heeft de WDO daarvoor inleidende bepalingen opgesteld. In de gecombineerde nomenclatuur zijn deze bepalingen opgenomen als Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Deze algemene indelingsregels gelden voor de indeling van goederen in deze nomenclatuur. De letterlijke tekst van de regels luidt als volgt: ‘Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen: 1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels. 2 a. De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat. 2 b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen. 3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: a. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft; b. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald; c. in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

118

4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen. 5. Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels: a. etuis, foedralen en koffers voor camera’s, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen; b. behoudens het bepaalde onder 5 a worden gevulde verpakkingsmiddelen8 ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik. 6. Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede mutatis mutandis de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.’ Voorbeelden Hierna vindt u achtereenvolgens een voorbeeld van een afdeling, een voorbeeld van een hoofdstuk en een korte toelichting op de regels. AFDELING I. LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK Aantekeningen 1. Voor zover niet anders is bepaald, heeft de vermelding in deze afdeling van dieren van een bepaald geslacht of soort eveneens betrekking op de jonge dieren van dat geslacht of die soort. 2. Voor zover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder ‘gedroogd’ eveneens verstaan: gedehydreerd, geëvaporeerd of gelyofiliseerd. HOOFDSTUK 1. LEVENDE DIEREN Aantekening 1. Dit hoofdstuk omvat alle levende dieren, met uitzondering van: a. vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bedoeld bij de posten 03.01, 03.06 en 03.07; b. culturen van micro-organismen en andere producten, bedoeld bij post 30.02; c. dieren bedoeld bij post 95.08.

8 De GN kent hierop de volgende voetnoot:

Onder ‘verpakkingsmiddelen’ wordt verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke

voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen – met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden

echter niet de in algemene regel 5, onder a, bedoelde bergingsmiddelen verstaan.

119

01.01 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: - paarden: 0101 2100 - - fokdieren van zuiver ras (1) 0101 29 - - andere: 0101 2910 - - - slachtpaarden (2) 0101 2990 - - - andere 0101 3000 - ezels 0101 9000 - andere Deze voorbeelden horen bij afdeling I, die uit vijf hoofdstukken bestaat. Na de titel wordt aangegeven wat de inhoud is. Bovendien is een tweetal aantekeningen opgenomen. Deze gelden voor de hoofdstukken 1 tot en met 5. De tekst van bijvoorbeeld aantekening 2 gaat zelfs nog veel verder dan die hoofdstukken. De bepaling ‘in de nomenclatuur’ houdt in dat deze aantekening voor alle afdelingen geldt, tenzij dat bijvoorbeeld in een ander hoofdstuk anders is bepaald. Aantekening 1 ziet alleen op afdeling I. Ook bij hoofdstuk 1 vindt u eerst de inhoud. Dit hoofdstuk heeft een aantekening, waaruit blijkt dat niet alle levende dieren bij dit hoofdstuk worden ingedeeld. 5.1. Algemene regel 1 Algemene regel 1 luidt: ‘De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.’ Deze belangrijke regel vormt de basis voor de indeling van goederen en heeft voorrang boven alle andere algemene regels. Als u de algemene regel 1 gebruikt bij het voorbeeld aan het begin van dit hoofdstuk, dan ziet u dat voor de indeling bepalend zijn: - de tekst van post 01.01 (op vercijferniveau); - de aantekeningen 1 en 2 op de afdeling; - aantekening 1 op het hoofdstuk. De rest van de teksten geldt als aanwijzing. De tekst van de post op vercijferniveau is doorslaggevend. Een aantekening op een bepaalde afdeling geldt vaak voor meerdere afdelingen van de nomenclatuur. Soms gelden bepalingen bij een hoofdstuk of een afdeling zelfs voor de hele nomenclatuur. In het voorbeeld staat in aantekening 2 op afdeling I een definitie voor de term ‘gedroogd’ die voor de hele nomenclatuur van toepassing is. Een ander voorbeeld kunt u vinden bij hoofdstuk 5. In aantekening 3 op dit hoofdstuk staat een vergelijkbare definitie voor ivoor. Het tekstdeel ‘voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen’ houdt in dat de toepassing van de overige indelingsregels nooit in strijd mag zijn met indelingsregel 1. Zo gaat bijvoorbeeld indelingsregel 2 b ook over mengsels van verschillende stoffen. De tekst van algemene regel 1 sluit echter de toepassing van algemene regel 2 b uit in de volgende situaties: - een bepaald mengsel wordt genoemd of bedoeld in de tekst van een post of een aantekening;

120

- een bepaald mengsel wordt van een post uitgezonderd door de tekst van die post of van een aantekening. In beide gevallen wordt de toepassing van algemene regel 2 b geblokkeerd. Voorbeeld 15.03 Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid. Hieruit blijkt dat u bijvoorbeeld een mengsel van 10% varkensstearine en 90% oleomargarine niet hier mag indelen. Regel 1 blokkeert hier de toepassing van regel 2 b (deze regel geeft aan dat mengsels moeten worden ingedeeld met toepassing van indelingsregel 3 b), omdat die ‘strijdig is met de bewoording van de post’. Die tekst geeft immers aan dat de producten onder deze post geen mengsels mogen zijn (‘niet vermengd’). Voorbeeld Bij hoofdstuk 30 staat de volgende aantekening: ‘4. Onder post 30.06, met uitsluiting van enige andere post in de nomenclatuur, worden alleen de volgende producten ingedeeld: a. steriel catgut, dergelijk steriel hechtdraad en -garen (steriele garens die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde daaronder begrepen) en steriele kleefstoffen, voor het dichten van wonden in de chirurgie; b. steriele laminaria; c. steriele bloedstelpende artikelen, die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde; steriele barrièremiddelen tegen het verkleven, voor de chirurgie of voor de tandheelkunde, ook indien zij door het lichaam kunnen worden geabsorbeerd; d. röntgencontrastmiddelen, alsmede reageermiddelen voor het stellen van een diagnose, bestemd om aan de patiënt zelf te worden toegediend en bestaande uit een onvermengd product in afgemeten hoeveelheid dan wel uit een mengsel van twee of meer producten; e. reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren; f. tandcement en andere producten voor tandvulling; beendercement; g. tassen, dozen, trommels en dergelijke, gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken; h. chemische anticonceptionele preparaten van hormonen, van andere producten bedoeld bij post 29.37 of van spermiciden; ij. bereidingen in de vorm van gel die worden toegepast bij de mens- of diergeneeskunde op bepaalde delen van het lichaam als glijmiddel bij chirurgische handelingen of medisch onderzoek of als koppelmiddel tussen het lichaam en de medische instrumenten; k. farmaceutische afvallen, dit zijn farmaceutische producten die ongeschikt zijn voor hun oorspronkelijk gebruiksdoel ten gevolge van, bijvoorbeeld, het verstrijken van de houdbaarheidsdatum; l. hulpmiddelen die herkenbaar zijn voor gebruik in de stomazorg, te weten in vorm gesneden opvangzakken voor colostoma, ileostoma en urostoma, alsmede klevende huidbeschermers of huidplakken daarvoor.’ Bij deze aantekening geeft de term ‘alleen’ aan dat u geen ander product onder post 30.06 mag indelen dan de producten die in de aantekening staan. Dit heet een limitatieve (beperkende) opsomming. Deze aantekening – de toepassing van indelingsregel 1 – blokkeert de toepassing van andere regels. 5.2. Algemene regel 2 a

121

Algemene regel 2 a luidt: ‘De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.’ Algemene regel 2 a is in feite een uitbreiding van algemene regel 1. Het eerste deel van deze regel breidt de inhoud van de posten uit met producten die nog niet compleet of afgewerkt zijn, maar die wel de essentiële kenmerken hebben van het eindproduct. Of dat het geval is, is soms heel moeilijk te bepalen. Van geval tot geval moet u bekijken of aan dit criterium wordt voldaan. Zo is het bijvoorbeeld verdedigbaar te beweren dat een fietsframe met wielen de essentiële kenmerken van een fiets heeft ondanks het ontbreken van zadel, stuur, banden en een bagagedrager. Het tweede deel van deze regel gaat over twee verschillende situaties: - Er wordt een compleet/afgewerkt goed gedemonteerd of niet-gemonteerd aangeboden. - Er wordt een goed aangeboden dat compleet of afgewerkt is volgens deel 1 van regel 2 a: het vertoont de essentiële kenmerken. Deel 1 en deel 2 van deze regel moet u gecombineerd toepassen. U moet dus vaststellen of aanwezige delen van een goed kunnen worden aangemerkt als een compleet product als zij worden gemonteerd. Er kunnen meer delen aanwezig zijn dan voor het samenstellen van een compleet product nodig zijn. U moet dan deze meerdere delen naar eigen aard en samenstelling indelen. Om regel 2 a te kunnen toepassen, is de complexiteit van het monteren niet belangrijk. Het kan in technische zin misschien wel complex zijn om een complete auto uit delen in elkaar te zetten (te monteren), maar voor de toepassing van de nomenclatuur is bij de invoer van de delen toch sprake van een auto en niet van delen. Dit is belangrijk omdat de nomenclatuur naast posten voor auto’s ook posten kent voor delen van auto’s. Verder vallen onder het begrip ‘monteren’ ook werkzaamheden als lassen en klinken en ook het aaneennaaien van stukken textiel. Let op Als delen voor de montage na de invoer nog een nadere bewerking moeten ondergaan, bijvoorbeeld gaten boren of slijpen, is voor de toepassing van de nomenclatuur geen sprake meer van monteren als hiervoor bedoeld. Deze delen moeten worden ingedeeld naar aard en samenstelling. 5.3. Algemene regel 2 b Algemene regel 2 b luidt: ‘Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.’ Een ‘mengsel’ of ‘samenstelling’ is een innige samenvoeging van ten minste twee stoffen die in het mengsel hun eigen identiteit behouden. De samenvoeging moet ertoe leiden dat die stoffen technisch gezien moeilijk en economisch gezien feitelijk niet verantwoord te scheiden zijn.

122

De toepassing van regel 2 b is beperkt tot die posten waarin een stof of iets dat uit een bepaalde stof is vervaardigd, met name wordt genoemd. Een samengesteld werk is bijvoorbeeld een koffiekan van kunststof met daaraan een handvat van metaal. Post 39.24 luidt: ‘tafelgerei, keukengerei, andere huishoudelijke artikelen en hygiënische en toiletartikelen, van kunststof’. Door de toepassing van deze regel (samengesteld werk) wordt de draagwijdte van de posten verruimd. Onder de term ‘kunststof’ valt in dit voorbeeld ook de koffiekan met een deel van metaal. Let op U mag deze regel niet toepassen als u het product goed kunt indelen volgens algemene regel 1. Die moet u toepassen als in de tekst van een post een mengsel wordt genoemd of juist wordt uitgezonderd. Bij post 08.13 bijvoorbeeld moeten worden ingedeeld: ‘mengsels van noten of gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk’ (toepassing van indelingsregel 1). Het woord ‘of’ staat in de nomenclatuur voor ‘en/of’. Het gaat hier dus niet alleen over mengsels van verschillende noten of vruchten, maar ook over mengsels van verschillende noten en vruchten. Vaak staan in posten mengsels van stoffen zonder dat uit de tekst blijkt dat het mengsels zijn. Een voorbeeld daarvan is post 21.06: ‘producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders begrepen’. Dit zijn bijna allemaal mengsels. De toelichting van deze post spreekt van ‘preparaten’ en ‘bereidingen’. In post 21.04 wordt bijvoorbeeld ‘bereide soep’ genoemd. Dit is altijd een mengsel van bijvoorbeeld groente en vermicelli. Dit soort mengsels wordt met toepassing van algemene regel 1 ingedeeld. De post omvat immers alleen mengsels. Hieronder volgt een overzicht van de toepassingen van regel 2. - Gebruik regel 2 alleen als indeling niet mogelijk is via algemene regel 1. - Gebruik regel 2 voor mengsels van stoffen of samenstellingen van goederen die uit verschillende materialen (bijvoorbeeld kunststof en metaal) zijn samengesteld. - Het karakter van de goederen mag niet veranderen door toepassing van regel 2. - Deel de mengsels uit regel 2 in volgens algemene regel 3. 5.4. Algemene regel 3 a Algemene regel 3 a luidt: ‘De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft.’ Regel 3 a gaat over goederen die vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten volgens algemene regel 2 b of ‘om enige andere reden’ (zie algemene regel 3). Dit laatste is het geval als een product voldoet aan de omschrijving van twee posten. Een elektrisch scheerapparaat bijvoorbeeld (dat ook onder de omschrijving ‘handgereedschap’ valt) voldoet aan twee omschrijvingen: - post 84.67: handgereedschap dat pneumatisch, hydraulisch of door een ingebouwde elektrische of niet-elektrische motor wordt aangedreven; - post 85.10: scheerapparaten, tondeuses en epileerapparaten, met ingebouwde elektromotor.

123

Met algemene regel 1 kunt u dus niet tot een indeling komen, maar wel met toepassing van het eerste deel van regel 3 a, omdat de tweede omschrijving meer specifiek is dan de eerste. In het tweede deel van 3 a gaat het over goederen die uit verschillende stoffen of bestanddelen zijn samengesteld. In dat geval zijn de omschrijvingen even specifiek. U moet dan indelen volgens de regels 3 b of 3 c. Met ‘stellen of assortimenten’ worden verschillende goederen bedoeld die bij elkaar zijn geplaatst om in een bepaalde behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit mogelijk te maken. Apart zouden die goederen kunnen worden ingedeeld onder hun eigen goederencodes. Dat zij op het ogenblik van de inklaring in dezelfde verpakking (verkoop in het klein) zijn opgenomen, vormt enkel een aanwijzing waaruit een dergelijke behoefte of activiteit kan worden afgeleid. Om bepaalde goederen als bij elkaar horend en derhalve als een ‘stel of assortiment’ in de zin van algemene regel 3 b te kunnen aanmerken, is het niet noodzakelijk dat deze goederen, op het ogenblik dat zij bij de douane worden aangeboden, in een en dezelfde verpakking zijn opgenomen. Het feit dat goederen bij de douane worden aangeboden in afzonderlijke verpakkingen en pas na hun inklaring samen worden verpakt, staat niet in de weg dat die goederen worden aangemerkt als ‘goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein’ in de zin van algemene regel 3 b, indien op het moment van de inklaring uit andere objectieve factoren duidelijk blijkt dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om als één geheel in de kleinhandel te worden verkocht. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat de goederen samen zijn ingevoerd, vervoerd, gefactureerd en behandeld, dat zij aan dezelfde persoon zijn geadresseerd, of dat zij in samenhangende aantallen zijn ingevoerd (HvJ, zaak C-499/14 van 10 maart 2016, Zicplay Transmar; video- en audiosystemen en luidsprekers). Voorbeeld Een warenhuis biedt een kindertekenset aan. Deze is verpakt op kleurig karton, omgeven door krimpfolie en bevat de volgende zaken: - een schetsblok (GN-code 4820 1090); - een potlood (GN-code 9609 1010); - zes kleurviltstiften (GN-code 9608 2000). Een tekenset kan worden aangemerkt als in zijn geheel bestemd voor een bepaalde activiteit (tekenen). U bepaalt onder welke post u het geheel indeelt. Alleen als verschillende artikelen op viercijferniveau onder dezelfde post vallen, mag u deze artikelen gezamenlijk in aanmerking nemen voor het bepalen van de post. Bij het vaststellen van de nadere onderverdeling van de post beoordeelt u ze weer apart. Voorbeeld In het volgende voorbeeld is er geen sprake van ‘een bepaalde activiteit mogelijk maken’. Een warenhuis biedt een strandset aan, verpakt in een doorzichtige zak van kunststof. De set bestaat uit: - een badtas van kunststof (GN-code 4202 9219); - een badhanddoek (GN-code 6302 6000); - een frisbee (GN-code 9506 9990).

124

Deze artikelen worden weliswaar op het strand gebruikt, maar voor volstrekt verschillende activiteiten. Dit houdt in dat u de drie producten moet indelen naar eigen aard en samenstelling. Dit wordt ook wel ‘splitsen’ genoemd. 5.5. Algemene regel 3 b Algemene regel 3 b luidt: ‘Mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald.’ De kern van deze regel is de zinsnede ‘hun wezenlijke karakter ontlenen’. Dit karakter is ten eerste afhankelijk van een van de volgende elementen: a. de stof waaruit het mengsel vervaardigd is; b. de artikelen waaruit het ‘stel’ is samengesteld. Verder zijn ook de volgende elementen van belang: - de waarde; - de omvang; - de hoeveelheid; - het gewicht; - het belang van de samenstellende stoffen of artikelen in het gebruik. Een mogelijkheid om het wezenlijke karakter te bepalen is te kijken naar het belang van een artikel ten opzichte van het geheel. Voorbeeld Een voorbeeld van de toepassing van 3 b is de tekenset uit de vorige paragraaf. Deze was als volgt samengesteld: - schetsblok (post 48.20); - potlood (post 96.09); - zes kleurviltstiften (post 96.08). Dit alles verpakt in karton met krimpfolie eromheen. Van de acht artikelen in de tekenset zijn de zes stiften – ook naar de waarde – duidelijk het belangrijkste element in het geheel en bepalen het wezenlijke karakter van de tekenset. U past nu regel 3 b toe en deelt de hele set in onder post 96.08 (viltstiften). Voorbeeld Een voorbeeld van de toepassing van algemene regel 3 b bij een ‘samengesteld werk’, dat wil zeggen artikelen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, staat hieronder. Bepaalde inlegkruisjes bestaan uit een onderlaag van polyethyleen (kunststof), een bovenlaag van een grofmazig weefsel van katoen en een tussenlaag die bestaat uit textielvezels met een lengte van ongeveer 6 mm (67% van het gewicht) en uit papierstof (33% van het gewicht). De tussenlaag, die is samengesteld uit textielvezels en papierstof, moet voor de toepassing van de nomenclatuur worden aangemerkt als gebonden textielvlies.

125

Voor artikelen van polyethyleen, voor artikelen van weefsels van katoen en voor artikelen van gebonden textielvlies zijn posten opgenomen in de gecombineerde nomenclatuur. Van dit uit verschillende stoffen samengestelde artikel bepaalt de tussenlaag (het vochtabsorberende deel) het wezenlijke karakter (dit verwijst naar het belang van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik). Het gehele product wordt daarom ingedeeld met toepassing van algemene regel 3 b, naar de samenstelling van de tussenlaag, als een artikel van gebonden textielvlies. De tussenlaag, een vel gebonden textielvlies, hoeft nog geen artikel te zijn in de zin van de nomenclatuur. Naast een post voor gebonden textielvlies ‘aan het stuk’ kent de nomenclatuur ook een post voor ‘artikelen’ van textielvlies. Door de aard en opmaak van het product waarin het is opgenomen, vormt het textielvlies in dit voorbeeld met de andere stoffen wel een inlegkruisje, en dus een artikel. Het hele product wordt dan ook als zodanig ingedeeld. U zult merken dat het bepalen van het wezenlijke karakter niet altijd eenvoudig is. Als het niet mogelijk is dat wezenlijke karakter te bepalen, dan moet u de volgende regel, 3 c, toepassen.9 5.6. Algemene regel 3 c Algemene regel 3 c luidt: ‘In de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b niet mogelijk is, wordt van de verschillende posten die in aanmerking komen, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.’ Dit is een tamelijk eenvoudige regel. Als het niet lukt om het wezenlijke karakter te bepalen als bedoeld bij algemene regel 3 b, neemt u van de pos ten waaruit u kunt kiezen de post met het hoogste nummer. Bij de tekenset zou dat post 96.09 (potlood) zijn, maar omdat u 3 c alleen maar kunt toepassen als regels 1, 3 a of 3 b niet werken, en u bij de tekenset regel 3 b kunt gebruiken, komt u hierbij niet aan 3 c toe. Het betreft hier een voorbeeld waarbij een keuze gemaakt moet worden tussen de posten 84.71 en 85.26. Ingedeeld moet worden een combinatie van een gps-ontvanger (plaatsbepalingssysteem) en een pda (Personal Digital Assistant) met besturingssysteem in één behuizing. Naast de hierboven vermelde functies is het apparaat nog voorzien van de volgende functies die ondergeschikt zijn aan de hierboven vermelde: - een lcd-kleuren-aanraakscherm met een diagonaal van 8,9 cm (3,5 inch) - een 32 MB flashgeheugen - een mogelijkheid tot het opnemen van spraak - een MP3-afspeelfunctie met ingebouwde luidspreker. Het apparaat bestaat uit twee componenten: een automatische gegevensverwerkende machine van post 84.71 en een gps-ontvanger van post 85.26. Beide worden ingedeeld onder afdeling XVI. Ingedeeld moet worden met toepassing van Aantekening 3 IDR op deze afdeling.

9 Deze uiteenzetting is sinds 1 januari 2012 niet langer relevant op postniveau. Artikelen als genoemd in de uiteenzetting worden met ingang

van die datum namelijk onder een nieuwe post ingedeeld (post 96.19), onverschillig de samenstelling. Dat betekent dat op postniveau niet

langer moeten worden ingedeeld naar samenstelling. Voor de indeling op onderverdelingenniveau (GN) is de uiteenzetting nog wel van

belang, omdat op dat niveau onderscheid wordt gemaakt naar aard en samenstelling.

126

Op basis hiervan moet worden vastgesteld welk deel het wezenlijke karakter van het geheel bepaalt10 , de gegevensverwerking of de gps-ontvangst. In dit geval is niet vast te stellen welk deel of functie bepalend is. Van de twee posten die in aanmerking komen, wordt dan de laatste genomen. 5.7. Algemene regel 4 Algemene regel 4 luidt: ‘Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.’ Deze regel hoeft u zelden toe te passen. Het is een soort vangnet voor die goederen die u met de eerste drie regels niet kunt indelen. De ‘overeenkomst tussen goederen’ kunt u baseren op verschillende factoren, zoals de benaming, de aard en het gebruik van een goed. Hieronder vindt u een voorbeeld uit de praktijk, waarbij regel 4 is toegepast. Voorbeeld Het gaat in dit voorbeeld om een product voor het maken van lampenkappen. Dit product wordt vervaardigd door bladeren van de abaca (een boomsoort, ook bekend als manillahennep) op een onderlaag van abacavezels aan te brengen met een bindmiddel. Zo ontstaat een vlak product (op rollen van 20 meter). Deze techniek wordt ook gebruikt om textielvlies te maken. Dit textielvlies heeft als basis textielvezels. Abacabladeren zijn in de zin van de nomenclatuur geen textielvezels. Abacabladeren deelt u normaal in onder post 06.04 (loof, bladeren voor bloemstukken of voor versiering). Door de aard van het product is geen sprake meer van bladeren voor bloemstukken. Er is ook nog een restpost voor plantaardige producten, post 14.04 (‘plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen’). Ook die post is niet geschikt, omdat er door de ondergane bewerkingen geen sprake meer is van een plantaardig product als daar wordt bedoeld. Het product vertoont de meeste overeenkomst met textielvlies, dus moet u het volgens regel 4 indelen in post 56.03 (gebonden textielvlies). 5.8. Algemene regel 5 a Algemene regel 5 a luidt: ‘Etuis, foedralen en koffers voor camera’s, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen.’ Regel 5 is de regel voor de indeling van bergings- en verpakkingsmiddelen en bevat een aantal voorwaarden. Het bergings- en verpakkingsmiddel moet aan al die voorwaarden voldoen om te kunnen worden ingedeeld volgens deze regel. Het gaat dan om de volgende voorwaarden:

10 Aantekening 3 IDR op afdeling XVI spreekt over ‘indeling naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het geheel’. De uitdrukking

‘wezenlijk karakter’ komt niet in deze Aantekening voor, doch in algemene bepaling 3 b voor de toepassing van de gecombineerde

nomenclatuur.

127

- Het middel moet speciaal gevormd of ingericht zijn. - Het middel moet geschikt zijn voor herhaald gebruik. - Het middel moet worden aangeboden met het artikel. - Het middel moet worden verkocht samen met het artikel. - Het wezenlijke karakter moet bepaald worden door de inhoud en niet door het middel. Hierna wordt nader ingegaan op deze voorwaarden. De bergingsmiddelen moeten zijn bestemd voor het opbergen of vervoeren van bijvoorbeeld muziekinstrumenten, gereedschap en fototoestellen. Soms is het bergingsmiddel zo aan het artikel aangepast (bijvoorbeeld een vioolkist), dat u aan de buitenkant kunt zien waarvoor het bestemd is. Meestal is zo’n middel echter vierkant of rechthoekig en is de binnenkant aan het artikel aangepast. Om het middel geschikt te laten zijn voor herhaald gebruik, moet het zijn gemaakt van duurzaam materiaal, zoals metaal of kunststof. Het artikel hoeft niet in het bergingsmiddel te zitten op het moment van aangifte. ‘Aangeboden met’ betekent dat de bergingsmiddelen deel uit moeten maken van de zending waarop de aangifte betrekking heeft. Als er in de zending meer bergingsmiddelen zijn dan artikelen, moet u de overtollige bergingsmiddelen indelen naar aard en samenstelling. Het bergingsmiddel moet worden verkocht samen met het artikel waar het normaal gesproken bij hoort. Een speelgoedviool hoort bijvoorbeeld niet bij een ‘normale’ vioolkist. Informatie over de combinatie van het artikel en het bergingsmiddel vindt u onder andere in de handelsbescheiden bij de aangifte, zoals de aankoopfactuur. De waarde van het bergingsmiddel ten opzichte van de inhoud speelt vaak een rol bij het vaststellen van het wezenlijke karakter. Deze voorwaarde voorkomt misbruik met bergingsmiddelen die een veel hogere waarde hebben dan de inhoud. Een klassiek voorbeeld hiervan is het theedoosje van zilver dat is gevuld met thee. De waarde van de doos staat hier uiteraard in geen verhouding tot die van de inhoud. 5.9. Algemene regel 5 b Algemene regel 5 b luidt: ‘Behoudens het bepaalde onder 5 a worden gevulde verpakkingsmiddelen11 ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik.’ Onder verpakkingsmiddelen moet u verstaan oververpakking, zoals dozen, maar ook verpakkingsmiddelen waarin het goed direct verpakt is, zoals een tube tandpasta, en opwindmiddelen, zoals klossen en spoelen. Het verschil tussen de bergingsmiddelen van 5 a en de verpakkingsmiddelen van 5 b is dat de eerste primair bedoeld zijn voor het opbergen van goederen en de laatste voor het vervoeren van goederen. Weckflessen en potten voor groenteconserven zijn verpakkingsmiddelen die normaal worden gebruikt bij het in de handel brengen van producten die zij bevatten, ondanks het feit dat ze herhaald gebruikt kunnen worden (denk aan statiegeld). De laatste

11 De GN kent hierop de volgende voetnoot:

‘Onder “verpakkingsmiddelen” worden verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke

voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden

echter niet de in algemene regel 5 a, bedoelde bergingsmiddelen verstaan.’

128

zin van deze regel maakt een uitzondering voor gasflessen, zuurstofflessen en dergelijke. Dit zijn in het algemeen duurzame en, ten opzichte van de prijs van de inhoud, vaak dure verpakkingsmiddelen. Voor deze verpakkingsmiddelen kan bijvoorbeeld voor retouremballage een vrijstelling worden gevraagd. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 20 van onderdeel 18.00.00, Tijdelijke invoer, van het Handboek Douane. Het zinsdeel van de aantekening ‘indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking van die goederen wordt gebruikt’ kan enige onduidelijkheid opleveren. Wat is ‘normaal als verpakking’? Aan de hand van enkele voorbeelden wordt hierover het volgende gesteld. Als het lege verpakkingsmiddel op zichzelf nog een zelfstandige gebruikswaarde heeft, moet in principe aangifte worden gedaan voor zowel het verpakkingsmiddel als voor de inhoud daarvan (splitsen). Bij de invoer van kauwgomtabletten in een fantasieverpakking, bestaande uit hamertjes, zuigflesjes en dergelijke van kunststof, is bijvoorbeeld geoordeeld dat dit voor dit goed een gebruikelijke verpakking is. Naar aard en uitvoering worden deze artikelen normaal niet als speelgoed gebruikt. Het geheel (verpakking plus inhoud) moet worden ingedeeld als suikerwerk. In het geval van een pop van kunststof met een lengte van 104 mm en met beweegbare ledematen, waarvan het bovenlichaam is gevuld met ongeveer 10 gram kauwgom, is gesteld dat de poppen geen ‘gebruikelijk verpakkingsmiddel voor de kauwgom’ zijn. In dit geval volgen de pop en de inhoud ieder hun eigen indeling in de nomenclatuur. 5.10. Algemene regel 6 Algemene regel 6 luidt: ‘Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede mutatis mutandis de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.’ Deze regel gaat over de onderverdelingen van een post. Het belang van deze regel spitst zich toe op de volgende twee onderwerpen: - Vergelijk uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde. - Voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken van toepassing. Deze onderwerpen worden hieronder verder uitgelegd. Vergelijk uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde. Om het begrip ‘gelijke rangorde’ duidelijk te maken, volgt als voorbeeld post 01.01. Voorbeeld 01.01 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: - paarden: 0101 2100 - - fokdieren van zuiver ras (1) 0101 29 - - andere: 0101 2910 - - - slachtpaarden (2) 0101 2990 - - - andere 0101 3000 - ezels 0101 9000 - andere De rangorde in deze post is aangegeven met streepjes:

129

- een streepje voor ‘paarden’; - - twee streepjes voor ‘fokdieren van zuiver ras’; - - twee streepjes voor ‘andere’; - - - drie streepjes voor ‘slachtpaarden’; - - - drie streepjes voor ‘andere’; - een streepje voor ‘ezels’; - een streepje voor ‘andere’. Volgens deze regel mag u alleen onderverdelingen van gelijke rangorde vergelijken. In dit geval betekent dat bijvoorbeeld dat u ‘paarden’ mag vergelijken met ‘ezels’ en ‘andere’, ‘fokdieren van zuiver ras’ met ‘andere (dan fokdieren van zuiver ras)’ en ‘slachtpaarden’ met ‘andere (dan slachtmaanden)’. Voor zover niet anders bepaald, zijn de aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken van toepassing De aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken zijn ook van toepassing op de onderverdelingen. Dat is de essentie van deze regel. ‘Voor zover niet anders bepaald’ geeft aan dat het ook anders kan zijn. Aantekening 4 b van hoofdstuk 71 is hier een voorbeeld van: ‘4 b. als “platina” worden aangemerkt: platina, iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium.’ Dit betekent dat bijvoorbeeld iridium wetenschappelijk gezien weliswaar geen platina is, maar voor de toepassing van de nomenclatuur wel. Hieronder vindt u de tekst van post 71.10. Voorbeeld 71.10 Platina, onbewerkt, half bewerkt of in poedervorm: - platina: 7110 1100 - - onbewerkt of in poedervorm - - ander: 7110 1910 - - - staven, draad en profielen, enz. 7110 1980 - - - ander - palladium: 7110 2100 - - onbewerkt of in poedervorm 7110 2900 - - ander - rhodium: 7110 3100 - - onbewerkt of in poedervorm 7110 3900 - - ander - iridium, osmium en ruthenium: 7110 4100 - - onbewerkt of in poedervorm 7110 4900 - - ander Voor de indeling op postniveau (vier cijfers) geldt de definitie van aantekening 4 b. Daarmee past u in feite regel 1 toe. Iridium is dan door wetsduiding ‘platina’ geworden en u moet het indelen onder post 71.10. Maar als u onverkort Aantekening 4 b zou toepassen, zou de onderverdeling voor palladium, rhodium, iridium, osmium en ruthenium geen waarde hebben. Daarom bepaalt de Aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 71 het volgende: ‘Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 4, onder b, worden voor de toepassing van de onderverdelingen 7110.11 en 7110.19, niet als “platina” aangemerkt: iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium.’

130

Deze Aanvullende aantekening 2 maakt, voor de toepassing van de onderverdelingen van de post, Aantekening 4 weer ongedaan. In tegenstelling tot de post ‘platina’ omvat de nadere onderverdeling voor ‘platina’ geen andere bepalingen. De Aanvullende aantekening heeft voorrang. Hier is immers ‘anders bepaald’. 6. FINANCIËLE MAATREGELEN BIJ IN- EN UITVOER De Europese Unie heeft in de kaders van de handels-, landbouw-, visserij- en ook de industriepolitiek financiële maatregelen vastgesteld voor de invoer en/of de uitvoer van goederen. Deze zijn voor een deel gebaseerd op de overeenkomsten die de Europese Unie in het kader van de Wereld Handels Organisatie heeft gesloten. Voor een ander deel zijn die gebaseerd op de overeenkomsten die de Europese Unie met landen of groepen van landen heeft gesloten of die de Europese Unie eenzijdig voor landen of groepen van landen heeft vastgesteld. In artikel 56 DWU staat hierover: ‘De verschuldigde invoer- en uitvoerrechten zijn gebaseerd op het gemeenschappelijke douanetarief’. 6.1. Invoerrecht Onder ‘invoerrecht’ wordt het volgende verstaan: • het douanerecht dat bij de invoer van goederen is verschuldigd. (artikel 5, punt 20, DWU) Onder rechten bij invoer worden naast rechten bij invoer ook verstaan invoerrechten. (artikel 1:3, lid 1, Algemene douanewet) Invoerrechten of rechten bij invoer worden geheven op grond van het DWU en de Algemene douanewet. Het doel van de invoerrechten of de rechten bij invoer is inkomsten te verwerven voor de Europese Unie. Dit aspect is in de loop van de tijd in belang afgenomen en is verschoven naar het aspect van bescherming van de handel, de landbouw, de visserij en de industrie in de Europese Unie. Bij niet-EU-landen is het belang van het verwerven van inkomsten gelijk gebleven of nauwelijks veranderd. De invoerrechten of de rechten bij invoer die in Nederland worden geheven, worden als afgedragen aan de Europese Unie; dit zijn de zogenoemde eigen middelen van de Europese Unie. De invoerrechten van het Gemeenschappelijk douanetarief worden door de Raad en het Parlement van de Europese Unie vastgesteld. In het Gemeenschappelijk douanetarief zijn de ‘normale’ invoerrechten opgenomen, dat wil zeggen de invoerrechten die in het kader van de Wereld Handels Organisatie zijn overeengekomen. Deze invoerrechten gelden, tenzij er ‘speciale’ invoerrechten zijn vastgesteld (zoals autonome schorsingen, tariefpreferenties en gunstige tariefbehandelingen). Deze invoerrechten gelden dan in plaats van de normale invoerrechten en zijn opgenomen in het Gemeenschappelijk douanetarief. Deze speciale invoerrechten kunnen worden beperkt tot bepaalde hoeveelheden in zgn. tariefcontingenten of zgn. tariefplafonds. Deze speciale invoerrechten hebben als doel bijdragen te leveren aan het faciliteren en reguleren van de markten in de Europese Unie. Als invoerrechten worden ook aangemerkt antidumpingrechten en compenserende rechten. Deze rechten worden ingesteld als onderzoek van de Commissie uitwijst, dat bedrijven in derde landen goederen op de markt brengen onder een bepaald prijsniveau (kostprijs). Door het zogenoemde dumpen ontstaat schade voor de bedrijfstak in de Europese Unie. Van compenserende rechten is sprake als de lagere prijs het gevolg is van subsidie van overheden die is verleend aan bedrijven in derde landen. Door het subsidiëren ontstaat schade voor de bedrijfstak van de Europese Unie. De antidumpingrechten en de compenserend rechten dienen voor de bescherming van de industriële

131

markten en dienen voor de regulering van deze markten in de Europese Unie. Zie hiervoor het onderdeel ‘Rechten bij invoer: antidumpingrechten en compenserende rechten’ van dit handboek. In het kader van het landbouwbeleid en het visserijbeleid van de Europese Unie worden invoerrechten of aanvullende invoerrechten ingesteld. Deze rechten dienen voor de bescherming van de landbouwmarkten en visserijmarkten en dienen voor de regulering van deze markten in de Europese Unie. Zie hiervoor het onderdeel ‘Bijzondere bepalingen bij invoer van landbouwgoederen’ van dit handboek. Alle invoerrechten die de Europese Unie heeft ingesteld, zijn opgenomen in het Gemeenschappelijk douanetarief (Verordening (EEG) nr. 2658/87). De invoerrechten van het Gemeenschappelijk douanetarief zijn gekoppeld aan de omschrijving van de goederen en de goederencodes van de Gecombineerde nomenclatuur (Verordening (EEG) nr. 2658/87). In de Gecombineerde nomenclatuur zijn voetnoten opgenomen en nadere aanwijzingen gegeven, zoals ‘artikel 210 DWU, artikel 254 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258 UVo. DWU - vergunning bijzondere bestemming’. 6.2. Uitvoerrecht Onder ‘uitvoerrecht’ wordt het volgende verstaan: • het douanerecht dat bij de uitvoer van goederen is verschuldigd. (artikel 5, punt 21, DWU) De wettelijke bepalingen over de rechten bij invoer van de Algemene douanewet zijn van overeenkomstige toepassing verklaard voor de rechten bij uitvoer. Momenteel zijn er geen rechten bij uitvoer of uitvoerrechten ingesteld. (artikel 1:3, lid 6, Algemene douanewet) 6.3 Heffingsgrondslag Bij de heffingsgrondslagen van de invoerrechten zijn de volgende elementen van belang: - belastbaar feit - object van heffing - maatstaf van heffing - tarief bij invoer. Het belastbaar feit is aangegeven in onder andere artikel 77 DWU. Volgens dit artikel ontstaat een douaneschuld ‘… indien aan invoerrechten onderworpen niet-Uniegoederen onder een van de volgende douaneregelingen worden geplaatst: a) in het vrije verkeer brengen, ook onder de voorschriften inzake bijzondere bestemming …’. Het belastbare feit hier is dus ‘… goederen in het vrije verkeer brengen …’. In artikel 77 DWU is ook het object van de heffing beschreven: ‘… aan invoerrechten onderworpen niet-Uniegoederen …’. Hieronder vallen ook goederen waarvoor bij invoer een ‘nulrecht’ is ingesteld. De maatstaf van heffing kan onder meer zijn: - douanewaarde of prijs (franco-grensprijs of cif-grensprijs) - hoeveelheid (kilogram, liter, enz.) - gehalte (alcohol-volumegehalte, enz.) - oppervlakte (vierkante meters, enz.) - combinaties van deze elementen.

132

Het tarief bij invoer is het tarief bedoeld bij de invoerrechten zoals in artikel 5, punt 20, DWU en in artikel 56 DWU. Indien de invoerrechten zijn uitgedrukt in een percentage van de douanewaarde is sprake van ‘ad valoremrechten’ of ‘waarderechten’. De invoerrechten kunnen ook worden geheven over de hoeveelheid, gehalte, enz. In dat geval worden de invoerrechten ‘specifieke rechten’ genoemd. Hierbij wordt een bepaald bedrag geheven per eenheid (hoeveelheid, gehalte, oppervlakte, enz.). Soms worden beide soorten invoerrechten bij dezelfde soort goederen gebruikt. 6.4 Schorsing invoerrechten wapens, militaire uitrusting en andere militaire goederen - certificaat De invoerrechten zijn geschorst voor wapens en militaire uitrusting die door of namens de autoriteiten van de militaire organisaties van de lidstaten van de Europese Unie in het vrije verkeer worden gebracht. Deze goederen moeten als volgt worden gebruikt: - door of namens de strijdkrachten van een lidstaat van de Europese Unie; - individueel of in samenwerking met andere staten voor het verdedigen van de territoriale

integriteit van de lidstaat van de Europese Unie; - individueel of in samenwerking met andere staten voor het deelnemen aan internationale

vredeshandhavings- of steunverleningsoperaties; of - voor andere militaire doeleinden, zoals de bescherming van de onderdanen van de Europese Unie

tegen sociale of militaire onrust. (artikelen 1 en 2, lid 1, en bijlage I van Verordening (EG) nr. 150/2003) De schorsing van de invoerrechten geldt ook voor de volgende goederen: - delen, componenten en subassemblages om te worden verwerkt in of aangebracht aan de

goederen opgenomen in de bijlagen I en II; - delen, componenten en subassemblages daarvan; - delen, componenten en subassemblages die dienen voor het herstellen, in goede staat brengen of

onderhouden daarvan; of - goederen die worden gebruikt bij de opleidingen of bij het testen van de goederen opgenomen in

de bijlagen I en II. (artikel 2, lid 2, en bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 150/2003) Deze goederen zijn onderworpen aan de voorwaarden voor het eindgebruik zoals bedoeld in de artikelen 210 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258UVo. DWU. De goederen blijven onder douanetoezicht tot drie jaren na het tijdstip van het brengen in het vrije verkeer. (artikel 2, lid 3, Verordening (EG) nr. 150/2003) Gebruik van de goederen van de bijlage I van de Verordening (EG) nr. 150/2003 voor opleidingsdoeleinden of tijdelijk gebruik van deze goederen in het gebied van de Europese Unie door strijdkrachten of andere eenheden voor civiele doeleinden in verband met onvoorziene rampen of natuurrampen worden geacht geen schending te zijn van het hiervoor bedoelde eindgebruik. (artikel 2, lid 4, Verordening (EG) nr. 150/2003) Bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer wordt een certificaat gebruikt van het model van de bijlage III van de Verordening (EG) nr. 150/2003 dat is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de Europese Unie van de strijdkrachten waarvoor de goederen zijn bestemd. De goederen moeten aan de Douane worden aangeboden. In voorkomend geval kan bij het brengen in het vrije verkeer worden volstaan met het gebruik van het certificaat zonder dat een aangifte voor het brengen in het vrije verkeer wordt gedaan. (artikel 3 en bijlage III, Verordening (EG) nr. 150/2003)

133

In verband met de militaire geheimhouding kunnen het certificaat en de goederen worden voorgelegd aan andere autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie dan de Douane. In dat geval zendt de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven voor 31 januari en 31 juli van elk jaar een overzicht aan de Douane van de goederen die in het vrije verkeer worden gebracht. Dit halfjaarlijkse overzicht bevat informatie over de aantallen, nummers en datums van de certificaten, datums van het brengen in het vrije verkeer, de totale waarde en het totale gewicht van de goederen. (artikel 3, leden 2 tot en met 4, Verordening (EG) nr. 150/2003) Indien binnen de drie jaren van het douanetoezicht het gebruik wordt verlegd wordt daarvan mededeling gedaan aan de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven en aan de Douane. (artikel 4 Verordening (EG) nr. 150/2003) Procedures en ambtelijke werkzaamheden De ambtelijke werkzaamheden wat betreft het in het vrije verkeer brengen van wapens, militaire uitrusting en andere militaire goederen voor het Nederlandse ministerie van Defensie zijn belegd bij de Belastingdienst/Douane Groningen. Bedrijven die een contract hebben met het ministerie van Defensie en de met defensie belaste autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie kunnen een aangifte voor het brengen in het vrije verkeer doen met een certificaat. In dat geval moet een kopie van het certificaat worden doorgezonden naar de afgevende instantie. Bij het verlenen van schorsing van invoerrechten voor wapens, militaire uitrusting en andere militaire goederen handelt u als volgt. 1. Stel vast of een geldig door bevoegde autoriteit afgegeven certificaat voor wapens, militaire

uitrusting en andere militaire goederen is bijgevoegd. 2. Stel vast of sprake is van goederen genoemd in bijlage I en II bij de verordening en of de juiste

goederencodes zijn gebruikt. Let op! Het certificaat hoeft slechts te worden overgelegd als de Douane daarom verzoekt. Deze bescheiden worden in de administratie van de aangever en/of zijn vertegenwoordiger bewaard. 6.5 Schorsing invoerrechten goederen burgerluchtvaart - luchtwaardigheidscertificaat De invoerrechten kunnen worden geschorst voor goederen van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Gemeenschappelijk douanetarief voor zover die worden aangebracht aan of gebruikt in burgerluchtvaartuigen en voor zover daarvoor een luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven door een bevoegde luchtvaartinstantie van een lidstaat van de Europese Unie of door de luchtvaartautoriteiten van een derde land. (artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1147/2002) Bij het indienen van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moet het luchtwaardigheidscertificaat beschikbaar zijn bij de aangever of zijn vertegenwoordiger. Indien het origineel niet beschikbaar is (bijvoorbeeld omdat het origineel in handen blijft van het buitenlands erkende bedrijf) kan worden volstaan met de handelsfactuur of een aanvullend document waarin een verklaring van het erkende bedrijf is vermeld. In de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moeten de van toepassing zijnde codes uit het Codeboek Douane, onderdeel Invoer, zijn vermeld. (zie hiervoor www.douane.nl) (artikel 2 en bijlage, punten A en B van Verordening (EG) nr. 1147/2002)

134

Indien er gegronde twijfel bestaat aan de echtheid van een luchtwaardigheidscerticaat kan een beroep worden gedaan op de deskundigheid van de Inspectie Leefomgeving en Transport, Domein Luchtvaart, [email protected] (telefoon: 06-15359870 of 06-15359426). In overleg met deze instantie wordt bepaald welke actie moet worden ondernomen. De kosten hiervoor zijn voor rekening van de importeur. Rekening dient te worden gehouden met de verhouding van het voordeel van de schorsing van de invoerrechten tot de kosten voor het inschakelen van deskundigheid. (artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1147/2002) Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het verlenen van een schorsing van invoerrechten voor goederen van de soort die wordt aangebracht aan of wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen handelt u als volgt. 1. Stel bij controle vast of de van toepassing zijnde codes uit het Codeboek Douane, onderdeel

Invoer zijn vermeld en of het luchtwaardigheidscertificaat of de handelsfactuur is afgegeven. 2. Voor het luchtwaardigheidscertificaat wordt gebruik gemaakt van de in bijlage 1 tot en met 5 van

dit onderdeel opgenomen voorbeelden van de modellen: Authorized Release Certificate (EASA Form 1), JAA Form one, FAA Form 8130-3, TCCA Form One(1) en ANAC Form SEGVOO 003(2). Het model 8110-2 kan met het Certificate of Conformity, in plaats van het model Form 8130-3 worden gebruikt. Bepaalde onderdelen, die onder de ontwerpgoedkeuring (bijvoorbeeld van een model FAA Form 8110-2) vallen, en die worden gebruikt in vliegtuigen met een nettomassa van minder dan 2.000 kg mogen zonder een model FAA Form 8130-3 of een model EASA Form 1 worden gebruikt. Indien een model FAA Form 8110-2 wordt gebezigd, moet per geval worden beoordeeld of het model kan worden geaccepteerd. Hiervoor dient contact te worden opgenomen met de Domein Luchtvaart. De Divisie Luchtvaart bepaalt of het model kan worden geaccepteerd. De verklaring daarover moet bij het brengen in het vrije verkeer beschikbaar zijn bij de aangever of zijn vertegenwoordiger.

(1) Het JAA Form One wordt niet meer afgegeven. Het JAA Form One is gelijkwaardig aan EASA Form 1, en kan nog worden gebruikt, mits niet later afgegeven

dan: 28 september 2005 voor nieuwe componenten; 28 november 2004 voor gebruikte componenten in complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of in luchtvaartuigen in gebruik voor

commercieel vervoer; 28 september 2008 voor gebruikte componenten in overige luchtvaartuigen.

(2) Vooralsnog alleen geldig voor nieuwe componenten. Let op! Het luchtwaardigheidscertificaat of de handelsfactuur hoeft slechts te worden overgelegd als de Douane daarom verzoekt. Deze bescheiden worden in de administratie van de aangever en/of zijn vertegenwoordiger bewaard. Certificates of Conformity worden gebruikt voor leveranciers onder de verantwoordelijkheid van ontvangende erkende bedrijven. Deze certificaten hebben in de regel betrekking op ruwe materialen en verbruiksmaterialen (zoals metaal, kunststof, textielproduct, smeermiddel, lijm, verf, bouten, moeren en afdichtringen). Deze kunnen voor de toepassing van de schorsing van invoerrechten niet worden aanvaard. Stel vast of sprake is van goederencodes van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Gemeenschappelijk douanetarief, van de soort die wordt aangebracht aan of wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen.

135

Let op! Indien een vliegtuig in het vrije verkeer wordt gebracht moet ook het luchtwaardigheidscertificaat of de handelsfactuur worden overgelegd. 6.6 Vrijstelling invoerrechten farmaceutische producten Bij het brengen in het vrije verkeer van de volgende farmaceutische producten zijn de invoerrechten vrijgesteld: - de farmaceutische stoffen die bekend staan onder de Chemical Abstracts Service Registry

Numbers (CAS RN) en de International Nonproprietary Names (INN) opgenomen in bijlage 3. Dit geldt alleen voor deze farmaceutische stoffen in zuivere vorm. Als andere farmaceutische stoffen daaraan zijn toegevoegd kan geen vrijstelling worden verleend. Zie HvJ zaak C-11/10;

- zouten, esters en hydraten van de met INN aangeduide stoffen, die verder aangeduid worden door een combinatie van de INN van bijlage 3 (Zie HvJ zaak C-11/10) en de voor- of achtervoegsels van bijlage 4, mits deze stoffen kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN;

- zouten, esters en hydraten van de met INN aangeduide stoffen, die zijn opgenomen in bijlage 5 en niet kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN;

- de farmaceutische tussenproducten die in bijlage 6 zijn opgenomen en worden aangeduid met een chemische naam en een CAS RN en die worden gebruikt bij de vervaardiging van farmaceutische producten.

(Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II. Bijzondere bepalingen, Punt C, subpunt 1, Bijlagen 3, 4, 5 en 6) De INN hebben alleen betrekking op de stoffen die zijn beschreven in de lijsten van INN en bekend zijn gemaakt door de Wereld Gezondheids Organisatie. Indien het aantal door de INN benoemde stoffen minder is dan het aantal stoffen benoemd door de CAS RN, wordt alleen vrijstelling verleend voor de stoffen van INN. Indien een product van bijlage 3 of bijlage 6 aangeduid wordt met een CAS RN dat overeenstemt met een bepaalde isomeer, wordt de vrijstelling alleen verleend voor dat isomeer. De dubbele derivaten (zouten, esters en hydraten) van de met INN aangeduide stoffen, die verder aangeduid worden door een combinatie van de INN van bijlage 3 en de voor- of achtervoegsels van bijlage 4 - voor zover deze derivaten kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN - komen in aanmerking voor vrijstelling. Een voorbeeld daarvan is methylalaninaathydrochloride. Indien een met een INN aangeduide stof van bijlage 3 een zout is (of een ester), komt geen enkel ander zout (of ester) van het zuur dat overeenstemt met de INN in aanmerking voor vrijstelling. Voorbeelden: kaliumoxprenoaat (INN); wel vrijstelling en natriumoxprenoaat; geen vrijstelling. (Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II. Bijzondere bepalingen, Punt C, subpunt 2, Bijlagen 3, 4 en 6) Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het verlenen van de vrijstelling van invoerrechten voor farmaceutische stoffen handelt u als volgt.

136

Ga na of sprake is van farmaceutische stoffen die bekend staan onder de Chemical Abstracts Service Registry Numbers (CAS RN) en de International Nonproprietary Names (INN) zoals opgenomen in bijlagen 3 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, Punt C, subpunt 1 en subpunt 2. 6.7 Gunstige tariefbehandeling; producten voor schepen en boor- en werkeilanden De invoerrechten worden geschorst voor de producten bestemd voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing en de uitrusting van de in Verordening (EG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, punt A, subpunten 1 tot en met 3 vermelde schepen, boor- en werkeilanden. De schorsing van de invoerrechten geldt voor de volgende producten: - de producten bestemd voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing en de

uitrusting van de volgende boor- en werkeilanden: 1. onderverdeling GN 8430.49. Deze boor- en werkeilanden moeten in of buiten de territoriale

zee van de lidstaten van de Gemeenschap op de zeebodem zijn of worden geplaatst; 2. onderverdeling GN 8905.20. Deze boor- of werkeilanden kunnen al dan niet op de zeebodem

worden geplaatst; - de producten zoals brandstoffen, smeermiddelen en gassen noodzakelijk voor de werking van de

machines en toestellen die niet permanent op de boor- en werkeilanden worden gebruikt en geen integrerend deel daarvan uitmaken, maar die wel aan boord daarvan worden gebruikt voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing en de uitrusting van de boor- en werkeilanden;

- de buizen, pijpen, kabels en verbindingsstukken daarvoor die de boor- en werkeilanden met de vaste wal verbinden.

Onder ‘uitrusting’ wordt verstaan producten die kunnen worden gebruikt voor de uitrusting en inrichting van schepen en boor- en werkeilanden. Daarbij wordt rekening gehouden met de typen van deze schepen en deze boor- en werkeilanden. (artikelen 210 en 254 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258 UVo. DWU) Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake producten voor schepen en boor- en werkeilanden gaat u als volgt te werk: Ga na of de producten (waar onder brandstoffen, smeermiddelen, gassen, buizen, pijpen, kabels en verbindingsstukken) inderdaad worden gebruikt voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing en de uitrusting van de schepen en de boor- en werkeilanden. Bij deze gunstige tariefbehandeling is een vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.8 Gunstige tariefbehandeling; burgerluchtvaartuigen en producten voor burgerluchtvaartuigen De invoerrechten worden niet geheven bij de volgende producten: - burgerluchtvaartuigen; - aangewezen producten bestemd om te worden gebruikt in burgerluchtvaartuigen of toestellen

bestemd om te worden gebruikt voor vliegoefeningen in de burgerluchtvaart om daarin of daaraan bij de bouw, de reparatie, het onderhoud, de gedeeltelijke vernieuwing, de wijziging en de verbouwing te worden opgenomen of verwerkt;

- toestellen voor vliegoefeningen op de grond en delen daarvan bestemd voor de burgerluchtvaart.

137

Het betreft daarbij uitsluitend goederen die vallen onder de posten en onderverdelingen die worden vermeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, punt B, subpunt 5 Burgerluchtvaartuigen zijn andere luchtvaartuigen dan die door militaire en soortgelijke organisaties in de lidstaten worden gebruikt en militaire of soortgelijke kentekens dragen. (artikelen 210 en 254 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258 UVo. DWU) Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake burgerluchtvaartuigen en producten voor burgerluchtvaartuigen gaat u als volgt te werk: Ga na of sprake is van burgerluchtvaartuigen en of de producten worden gebruikt voor de bouw, de reparatie, het onderhoud, de gedeeltelijke vernieuwing, de wijziging en de verbouwing van de burgerluchtvaartuigen. Hieronder worden ook toestellen voor vliegoefeningen in de burgerluchtvaart begrepen. Het gebruik als burgerluchtvaartuig wordt aangetoond met een bewijs van inschrijving in een officieel register voor burgerluchtvaartuigen dat voor het brengen in het vrije verkeer is afgegeven of dat na het brengen in vrije verkeer wordt afgegeven. In het eerste geval kan het bewijs worden overgelegd bij het indienen van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer en in het tweede geval kan het bewijs na het indienen van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer worden overgelegd. In het eerste geval moet een ontheffing worden verleend voor het vervullen van de invoerformaliteiten. Deze ontheffing wordt aangevraagd bij de directeur van Belastingdienst/Douane Schiphol Cargo. De registratie van burgerluchtvaartuigen wordt in Nederland uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Bij deze registratie wordt een code gebruikt die bestaat uit de letters ‘PH’ en een aantal cijfers. (Wet luchtvaart 1992, Besluit luchtvaartuigen 2008, Regeling douaneformaliteiten luchtvaartuigen 2008) Bij deze gunstige tariefbehandeling is een vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.9 Gunstige tariefbehandeling; producten die voor of na het in het vrije verkeer brengen door denatureren voor consumptie ongeschikt worden gemaakt Producten die voor of na het in het vrije verkeer brengen door denatureren voor consumptie ongeschikt worden gemaakt, komen in aanmerking voor een gunstige tariefbehandeling. U vindt deze producten en de bijbehorende GN-codes in Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, punt F, subpunten 1 en 2 en bijlage 8. De producten moeten ongeschikt worden gemaakt voor menselijke consumptie met de denatureringsmiddelen en in de hoeveelheden die in deze bijlage zijn opgenomen. Het denatureren moet zodanig gebeuren, dat de bestanddelen (het te denatureren product en het denatureringsmiddel) een homogeen mengsel vormen en de bestanddelen daarvan niet meer op lonende wijze kunnen worden afgescheiden. De denatureringsmiddelen zijn in principe bindend. Dit geldt ook voor de hoeveelheden van de denatureringsmiddelen die minimaal moeten worden gebruikt om te denatureren. De lijst van de te denatureren producten en de te gebruiken denatureringsmiddelen is in communautair verband vastgesteld, met als doel om gelijkheid bij de toepassing van de Gecombineerde nomenclatuur te bereiken. Let op!

138

Andere denatureringsmiddelen mogen uitsluitend worden gebruikt met toestemming van Belastingdienst/Douane Rotterdam, Team Bindende Tarief Inlichtingen. Er moet een verzoek hiertoe worden ingediend bij dat team, welk team dat verzoek vervolgens voorlegt aan de Europese Commissie. Procedures en ambtelijke werkzaamheden Als het denatureren in Nederland plaatsvindt, moet de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer worden gedaan bij het douanekantoor van de plaats van het bedrijf waar het denatureren zal plaatsvinden. Als u de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake producten die worden gedenatureerd moet controleren, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of de goederen hetzij in een derde land, hetzij in Nederland onder ambtelijk toezicht

op de voorgeschreven wijze zijn gedenatureerd. 2. Controleer of de goederen niet meer voor menselijke consumptie geschikt zijn en ook niet

daarvoor geschikt kunnen worden gemaakt. 3. Stel steekproefsgewijs en bij twijfel een monsteronderzoek in naar de aard en samenstelling van

de te denatureren goederen, de denatureringsmiddelen en de gedenatureerde producten. Bij deze gunstige tariefbehandeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.10 Gunstige tariefbehandeling, zaaigoed Zaaigoed komt in aanmerking voor een gunstige tariefbehandeling. Deze moeten daadwerkelijk de specifieke eigenschappen bezitten om als zaaigoederen te kunnen worden gebruikt. In communautair verband zijn voorwaarden en bepalingen vastgesteld. Hierbij is aansluiting gezocht bij de richtlijnen van de Raad over het verhandelen: - voor zaaidoeleinden bestemde suikermaïs, spelt, maishybriden, rijst en sorghohybriden; (Richtlijn 66/402/EEG) - voor pootaardappelen;

(Richtlijn 2002/56/EG) - voor zaaidoeleinden bestemde oliehoudende zaden en vruchten. (Richtlijn 2002/57/EG) Suikermais, spelt, maishybriden, rijst, sorghohybriden en oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van de landbouwwetgeving vallen, komen in aanmerking voor de gunstige tariefbehandeling vanwege de aard van het product, als zij zonder enige twijfel voor zaaidoeleinden zijn bestemd. Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, punt F, subpunten 1 en 3. Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake zaaigoederen gaat u als volgt te werk: Ga na of de goederen inderdaad voor zaaidoeleinden bestemde suikermaïs, spelt, maïshybriden, rijst, sorghohybriden of oliehoudende zaden en vruchten of pootaardappelen zijn. Controleer dit aan de hand van de volgende bijzonderheden:

139

Pootaardappelen: 1. de colli, waarin de pootaardappelen zijn verpakt, dienen door een officiële instantie van een

aanduiding (etiket of label) te zijn voorzien en te zijn gesloten. 2. het etiket (of label) vermeldt:

1. de juiste benaming (soort en variëteit), alsmede de kalibrering in millimeters van de pootaardappelen;

2. de streek waar de aardappelen zijn geteeld. 3. de kleur van het etiket (of label) is wit voor zover het basispootgoed betreft en blauw voor zover

het gecertificeerd pootgoed betreft. Maishybriden: 1. de colli, waarin de maishybriden zijn verpakt, zijn in de regel door een officiële instantie van een

aanduiding (etiket of label) voorzien. 2. het etiket (of label) vermeldt:

1. de benaming (ingeteelde stam); 2. categorie (basiszaad of gecertificeerd zaad); 3. de vermelding hybriden; 4.producerend land.

Spelt: 1. de colli, waarin de zaden zijn verpakt, zijn in de regel door een officiële instantie van een

aanduiding (etiket of label) voorzien. 2. het etiket (of label) vermeldt:

1. de benaming; 2. categorie (basiszaad of gecertificeerd zaad); 3. producerend land.

Oliehoudende zaden en vruchten: 1. de colli, waarin deze zaden en vruchten zijn verpakt, zijn door een officiële instantie van een

aanduiding (etiket of label) voorzien. 2. het etiket (of label) vermeldt:

1. datum van de officiële sluiting; 2. producerend land; 3. opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden en de benaming.

Bij deze gunstige tariefbehandeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.11 Gunstige tariefbehandeling; builgaas Builgaas, niet-geconfectioneerd, komt in aanmerking voor een gunstige tariefbehandeling als het weefsel is voorzien van voorgeschreven niet-uitwisbare merktekens, waaruit blijkt dat het voor het builen of soortgelijke industriële doeleinden is bestemd. Het merkteken bestaat onder andere uit een rechthoek met twee diagonalen die met regelmatige tussenruimten in de beide randen van het weefsel is aangebracht. (Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, Punt F, subpunten 1 en 4) Procedures en ambtelijke werkzaamheden

140

Als het aanbrengen van merktekens in Nederland plaatsvindt, moet de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer worden gedaan bij het douanekantoor van de plaats van het bedrijf waar het aanbrengen van de merktekens zal plaatsvinden. Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake builgaas gaat u als volgt te werk: - Ga na of de indeling onder onderverdeling 5911 2000 terecht is. De goederen moeten hetzij in

een derde land, hetzij in Nederland op de voorgeschreven wijze zijn voorzien van merktekens. Bij deze gunstige tariefbehandeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.12 Gunstige tariefbehandeling; goederen waarvoor een certificaat moet worden overgelegd Bepaalde soorten druiven voor tafelgebruik, tabak en nitraat komen in aanmerking voor een gunstige tariefbehandeling als er voorgeschreven certificaten van echtheid of kwaliteit worden overgelegd. In de tabel hierna is dat nader aangegeven. In Verordening (EEG) nr. 2658/87, Eerste deel, Titel II, Bijzondere bepalingen, punt F, subpunten 1 en 5 en bijlage 9 zijn modellen van de certificaten opgenomen. Het gaat om de volgende certificaten: - certificaat van echtheid (druiven voor tafelgebruik); - certificaat van echtheid (tabak); - certificaat van kwaliteit (nitraat). In de bijlage is ook aangegeven welke instanties belast zijn met de afgifte van de certificaten, welke eisen daaraan zijn gesteld en hoe de certificaten moeten worden behandeld. Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake druiven voor tafelgebruik, tabak en nitraat gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of van de goederen de voorgeschreven certificaten van echtheid of kwaliteit zijn

bijgevoegd en overeenkomstig de aanwijzingen zijn ingevuld. 2. Controleer of het certificaat ook geldig is afgegeven. Het is alleen geldig als het is geviseerd door

een instantie die met de afgifte is belast. 3. De volgende gegevens moeten zijn ingevuld:

1. plaats van afgifte; 2. datum van afgifte; 3. stempel van de bevoegde instantie; 4. handtekening van de tot ondertekening bevoegde persoon of personen.

Als u twijfelt aan de echtheid en/of de juistheid van een certificaat, neemt u contact op met het Landelijk Team Oorsprong. Bij deze gunstige tariefbehandeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.13 Gunstige tariefbehandeling; fokpaarden van zuiver ras Paarden kunnen alleen als fokpaarden van zuiver ras worden ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur bedoeld bij Verordening (EEG) nr. Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (Uittreksel)2658/87 als de paarden zijn geregistreerd zoals in artikel 2 van Richtlijn 90/427/EEG is

141

aangegeven (GN-code 0101 2100). Bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moeten de volgende bescheiden worden overgelegd: - stamboek- of fokkerijcertificaat zoals is voorgeschreven in Beschikking 93/623/EEG, en - document waaruit blijkt dat zij in een stamboek in de Gemeenschap zullen worden ingeschreven

of geregistreerd. Onder ‘stamboek’ wordt verstaan: een boek, register, kaartsysteem of andere informatiedrager, - bijgehouden door een officieel erkende organisatie of vereniging van veefokkers, en - waarin de raszuivere fokdieren van een bepaald ras worden ingeschreven of geregistreerd met

vermelding van hun voorgeslacht. Een lijst met de officieel erkende organisaties en verenigingen voor het afgeven van stamboekverklaringen is opgenomen op de website www.rvo.nl (zie bijlage 7). (artikelen 210 en 254 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258 UVo. DWU) Procedures en ambtelijke werkzaamheden Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake fokpaarden van zuiver ras gaat u als volgt te werk. - Ga na of de fokpaarden van zuiver ras zijn en slechts dienen voor het fokken. - Controleer of dit is aangetoond aan de hand van een stamboek- en fokkerijcertificaat tot

vaststelling van het identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen en zij vergezeld gaan van een document volgens het in bijlage VIII opgenomen model, waaruit blijkt dat zij in een stamboek van de Gemeenschap zullen worden ingeschreven of geregistreerd.

Bij deze gunstige tariefregeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.14 Gunstige tariefbehandeling; fokvarkens van zuiver ras Varkens kunnen alleen als fokvarkens van zuiver ras worden ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur bedoeld bij Verordening (EEG) nr. Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (Uittreksel)2658/87 als de varkens zijn geregistreerd zoals in artikel 1 van Richtlijn 88/661/EEG is aangegeven (GN-code 0103 1000). Bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moeten de volgende bescheiden worden overgelegd: - stamboek- of fokkerijcertificaat zoals is voorgeschreven in Beschikking 2006/139/EG, en - document waaruit blijkt dat zij in een stamboek in de Gemeenschap zullen worden ingeschreven

of geregistreerd. Onder ‘stamboek’ wordt verstaan: een boek, register, kaartsysteem of andere informatiedrager, - bijgehouden door een officieel erkende organisatie of vereniging van veefokkers, en - waarin de raszuivere fokdieren van een bepaald ras worden ingeschreven of geregistreerd met

vermelding van hun voorgeslacht. Een lijst met officieel erkende organisaties en verenigingen voor het afgeven van stamboekverklaringen is opgenomen op de website www.rvo.nl (zie bijlage 7). (artikelen 210 en 254 DWU, artikel 239 GVo. DWU of artikel 258 UVo. DWU) Procedures en ambtelijke werkzaamheden

142

Bij het controleren van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer inzake fokvarkens van zuiver ras gaat u als volgt te werk. - Ga na of de fokvarkens van zuiver ras zijn en slechts dienen voor het fokken. - Controleer of dit is aangetoond aan de hand van een stamboek- en fokkerijcertificaat, voor zover

dit certificaat is ondertekend door een erkende instantie in derde landen en zij vergezeld gaan van een document volgens het in bijlage VIII opgenomen model, waaruit blijkt dat zij in een stamboek van de Gemeenschap zullen worden ingeschreven of geregistreerd.

Bij deze gunstige tariefregeling is geen vergunning bijzondere bestemming vereist. 6.15 Tariefcontingent 6.15.1 Algemeen De Europese Unie heeft autonome tariefcontingenten vastgesteld voor een groot aantal producten. Vaak zijn dit grondstoffen en halffabricaten waaraan een tekort is in de Europese Unie. Soms moeten de goederen een voorgeschreven bestemming volgen en is een vergunning Bijzondere Bestemming vereist. Voor deze goederen zijn hoeveelheden en perioden vastgesteld waarvoor verlaagde of nulrecht rechten kunnen worden toegepast. Daarnaast heeft de Europese Unie met een aantal derde-landen handels- of associatieovereenkomsten gesloten welke voorzien in verlaagde of nulrechten. Dit kan ook in de vorm van tariefcontingenten. Veelal moeten bewijzen van preferentiële oorsprong uit betreffende landen worden overgelegd. 6.15.2 Beheer De meeste tariefcontingenten van de Unie worden beheerd door het DG-Belastingen en Douane-unie van de Commissie (DG-TAXUD), in samenwerking met de douanediensten van de lidstaten (op basis van het beginsel ‘wie eerst komt, eerst maalt’). Een aantal tariefcontingenten wordt echter beheerd door DG Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG-AGRI) door middel van een systeem van invoercertificaten. Dit onderdeel heeft uitsluitend betrekking op de door DG-TAXUD beheerde tariefcontingenten. DG-TAXUD verzamelt de aanvragen en terugboekingen van alle lidstaten. De Commissie wijst, in chronologische volgorde van aanvaarding van de douaneaangiften en de resterende saldo’s van het tariefcontingent, voor elk tariefcontingent hoeveelheden toe op basis van de ontvangen aanvragen om dat tariefcontingent. De toewijzingen worden verwerkt in het systeem Quota. Het saldo van het tariefcontingent wordt bijgewerkt. In Nederland is het Landelijk Team Maatregelen (LTM), onderdeel van de Belastingdienst/Douane Centrale Processen (DCP) verantwoordelijk voor de aanvragen en terugboekingen van de tariefcontingenten. Wijzigingen, zoals het saldo en de status (open, kritiek of gesloten) van de tariefcontingenten worden beheerd in DTV. In DTV vinden de volgende handelingen plaats:

143

- het ontvangen, opvoeren en verzenden van de aanvragen; - het verwerken van de ontvangen toewijzingsbestanden; - het terugboeken van de ontvangen toewijzingen. Aanvragen ontvangen vóór 12.00 uur worden dezelfde dag opgevoerd en ingediend bij de Commissie. Aanvragen die na 12.00 uur worden ontvangen, worden de eerstvolgende werkdag door de Commissie verwerkt. Toewijzingen van de handmatig opgevoerde aanvragen (voornamelijk aanvullende aangiften GPA en verzoeken om terugbetaling en bezwaarschriften) worden door LTM via een mail aan de behandelend ambtenaar gemeld. LTM is bereikbaar via telefoonnummer (088) 156 66 32 (of (088) 156 66 55 Nationale Helpdesk Douane) en via het mailadres DCP Quota Apeldoorn_Postbus. Het verloop van de contingenten kan worden gevolgd op ‘Opzoeking van tariefcontingenten’ van DG-TAXUD. 6.15.3 Aanvraag tariefcontingent Bij de invoeraangifte kan de aangever een aanvraag doen voor toepassing van een tariefcontingent. De aanvraag dient voor een verlaagd tarief of nulrecht van het invoerrecht, niet een antidumpingrecht, een compenserend recht of een belasting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. De aanvraag voor de toepassing van een tariefcontingent dient voor elke aangifteregel apart te worden ingediend. De lidstaten dienen de aanvragen voor de tariefcontingenten in bij DG-TAXUD (Commissie). De aanvragen en toewijzingen worden bij de Commissie beheerd. De volgorde van behandelingen is afhankelijk van de datum van de aanvaarding van de aangifte. De Commissie wijst normaal elke werkdag hoeveelheden uit de tariefcontingenten toe, behalve op feestdagen van de EU te Brussel en op zaterdagen en zondagen. De Commissie verricht ook een toewijzing op twee werkdagen tussen 27 en 30 december. De eerste toewijzing voor verzoeken tot opneming die betrekking hebben op aangiften die door de douane in het begin van het jaar zijn aanvaard, geschiedt op de vierde werkdag in de Commissie na 4 januari. Indien 4 januari echter op een zaterdag valt, zal de toewijzing gebeuren op 3 januari. Indien 3 januari op een zaterdag valt, zal de toewijzing gebeuren op 2 januari. In die toewijzing worden alle niet beantwoorde aanvragen in aanmerking genomen die betrekking hebben op aangiften voor het vrije verkeer die in het voorgaande jaar zijn aanvaard en die aan de Commissie zijn meegedeeld. Indien de aangever voldoet aan alle voorwaarden (o.a. het overleggen van het preferentieel bescheid) en het saldo toereikend is, wijst de Commissie de aanvraag toe. Wanneer de som van de hoeveelheden van alle aanvragen voor het toepassen van een tariefcontingent voor aangiften die op dezelfde datum zijn aanvaard groter is dan het resterende saldo van het tariefcontingent, wijst de Commissie de hoeveelheden voor deze aanvragen toe in evenredigheid met de aangevraagde hoeveelheden. (artikelen 49 t/m 54 UVo. DWU)

144

6.15.4 Aangiftesysteem AGS Aan de hand van gegevens van de AGS-aangifte wordt een aanvraag van een tariefcontingent automatisch aangemaakt en gezonden naar het aanvraagsysteem DTV/Quota. DTV/Quota stuurt de aanvragen door aan de Commissie. Na twee werkdagen wordt de toewijzing ontvangen in DTV/Quota en direct gezonden naar AGS. Afhankelijk van de toegewezen hoeveelheid vindt de afhandeling van de aangifte plaats: - toewijzing van de totaal aangevraagde hoeveelheid; de aangifte wordt automatisch afgedaan; - toewijzing van een gedeelte van de aangevraagde hoeveelheid; de aangifte wordt automatisch gesplitst in 2 aangiften, waarvan de ene betrekking heeft op de toegewezen hoeveelheid met toepassing van het verlaagd- of nulrecht en de ander op de hoeveelheid die niet in aanmerking komt voor het tariefcontingent met toepassing van het algemeen geldend invoerrecht; - geen toewijzing, ook wel nultoewijzing genoemd; de aangifte wordt automatisch afgedaan zonder toepassing van het tariefcontingent en met toepassing van het algemeen geldend invoerrecht. Onvolledige aangifte Wanneer een vereenvoudigde aangifte wordt ingediend voor het in het vrije verkeer brengen van goederen die aan een tariefcontingent zijn onderworpen, en dit contingent wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de aanvaarding van douaneaangiften, kan de aangever uitsluitend wanneer de vereiste gegevens ofwel in de vereenvoudigde aangifte, ofwel in een aanvullende aangifte beschikbaar zijn, verzoeken om gebruik te mogen maken van het tariefcontingent. In deze gevallen wordt het tariefcontingent pas aangevraagd ná het overleggen van het preferentiële bescheid. In de praktijk zal dat betekenen dat de aangever de identificatie van het bescheid zal toevoegen aan de onvolledige aangifte. Hierna zal de afhandeling van de aanvraag tariefcontingent op dezelfde wijze plaatsvinden als bij de standaard aangifte. (artikel 223 UVo. DWU) 6.15.5 Aangiftesysteem GPA Aangevers die gebruik maken van de aanvullende aangifte GPA dienen in het bezit te zijn van de vergunning ‘inschrijving in de administratie’. Op grond van deze vergunning is de aangever bevoegd om aangifte te doen via de inschrijving van de goederen in de bedrijfsadministratie. Binnen een met de Douane afgesproken termijn, dient de aangever een aanvullende aangifte in bij de Douane. De vergunninghouder kan, op het moment van inschrijving van de goederen in de bedrijfsadministratie, om een aanvraag van een tariefcontingent verzoeken bij de Douane. Echter alle vereiste gegevens (dus ook het preferentieel bescheid) dienen aanwezig en beschikbaar te zijn in de bedrijfsadministratie. Wanneer het verzoek om gebruik te mogen maken van een tariefcontingent dat wordt beheerd met inachtneming van de chronologische volgorde van de douaneaangiften zijn aanvaard, in een aanvullende aangifte wordt gedaan, kan dit verzoek pas worden behandeld wanneer de aanvullende aangifte is ingediend. Voor de toewijzing van het tariefcontingent wordt echter rekening gehouden met de datum waarop de goederen in de administratie van de aangever zijn ingeschreven. (artikel 223 UVo. DWU) Let op!

145

De aangever kan in afwijking hiervan een aanvraag voor een tariefcontingent ook indienen op de datum van inschrijving van de goederen in de bedrijfsadministratie. (artikel 236, lid 3, UVo. DWU) Nadat de Douane (behandelaar) het verzoek van de aangever heeft ontvangen wordt de volgende procedure gevolgd: 1. De behandelaar controleert de juistheid en de volledigheid van het verzoek, vult de aanvraag van het tariefcontingent aan en zendt deze via mail naar LTM, DCP Quota Apeldoorn_Postbus. Let op: Voor het aanvragen van tariefcontingenten worden standaardformulieren gebruikt. Een enkele aanvraag via het WORD-formulier. Worden meerdere aanvragen tegelijk gedaan dan dient gebruik te worden gemaakt van het EXCEL-formulier. Beide formulieren zijn als bijlagen nrs. 8 en 9 opgenomen. 2. Ontvangst van de aanvraag van het tariefcontingent of aanvragen van het tariefcontingent door LTM. 3. LTM kent een uniek machtigingsnummer toe aan de aanvraag van het tariefcontingent, voert de aanvraag op in DTV/Quota en verzendt om 13.00 uur de aanvraag naar de Commissie. 4. LTM ontvangt op werkdagen van de Commissie in een overzicht de toewijzingen in DTV/Quota. De ontvangen formulieren worden aangevuld met de informatie over de toewijzing zoals het machtigingsnummer, de datum van toewijzing, de toegewezen hoeveelheid en het toegewezen percentage van de aangevraagde hoeveelheid. Let op: Een aanvraag kan geheel of gedeeltelijk worden toegewezen. Ook is het mogelijk dat het tariefcontingent is geblokkeerd of uitgeput. Bij het opheffen van de blokkering of uitputting van het tariefcontingent wordt de einddatum van de blokkering of uitputting vermeld Is een tariefcontingent geblokkeerd of uitgeput, dan wordt de datum van de blokkering of uitputting vermeld op de aanvraag. 5. LTM stuurt per mail het formulier terug naar de behandelaar. 6. De behandelaar licht de vergunninghouder in over het al dan niet toewijzen van het tariefcontingent en welke hoeveelheid is toegewezen. 7. De behandelaar vermeldt het ontvangen machtigingsnummer in de aanvullende aangifte. Bij een nultoewijzing of gedeeltelijke toewijzing verricht de behandelaar de boeking van de douaneschuld. (artikel 77 DWU). 8. Alle gegevens die betrekking hebben op de aanvraag van het tariefcontingent worden gearchiveerd in het dossier van de aanvullende aangifte. 6.15.6 Terugbetaling, bezwaar en beroep Aangevers dienen een verzoek tot terugbetaling of een bezwaarschrift in bij de afdeling terugbetaling, bezwaar- en beroep van de Douane. Zij doen daarbij ook een aanvraag voor een tariefcontingent. De aanvraag kan alleen worden gedaan als alle vereiste gegevens (dus ook het preferentieel bescheid) voor dat verzoek aanwezig en beschikbaar zijn voor de Douane. Nadat de Douane het verzoek van de aangever heeft ontvangen wordt de volgende procedure gevolgd: 1. De behandelaar controleert de juistheid en de volledigheid van het verzoek, vult de aanvraag van het tariefcontingent aan en zendt deze via mail naar LTM, DCP Quota Apeldoorn_Postbus. Let op: Voor het aanvragen van tariefcontingenten worden standaardformulieren gebruikt. Een enkele aanvraag via het WORD-formulier. Worden meerdere aanvragen tegelijk gedaan dan dient gebruik te worden gemaakt van het EXCEL-formulier. De formulieren zijn als bijlagen 10 tot en met 12 opgenomen. 2. Ontvangst van de aanvraag van het tariefcontingent door LTM. 3. LTM voert de aanvraag van het tariefcontingent op in DTV/Quota en verzendt om 13.00 uur de aanvraag naar de Commissie. 4. LTM ontvangt op werkdagen van de Commissie in een overzicht de toewijzingen in DTV/Quota. De ontvangen formulieren worden aangevuld met de informatie over de toewijzing zoals het machtigingsnummer, de datum van toewijzing, de toegewezen hoeveelheid en het toegewezen percentage van de aangevraagde hoeveelheid. Let op: Een aanvraag kan geheel of gedeeltelijk

146

worden toegewezen. Ook is het mogelijk dat het tariefcontingent is geblokkeerd of uitgeput. Bij het opheffen van de blokkering of uitputting van het tariefcontingent wordt de einddatum van de blokkering of uitputting vermeld. Is een tarief contingent geblokkeerd of uitgeput, dan wordt de datum van de blokkering of uitputting vermeld op de aanvraag. 5. LTM stuurt per mail het formulier terug naar de behandelaar. 6. De behandelaar verwerkt de toewijzing in het verzoek tot terugbetaling of in het bezwaarschrift. 7. De behandelaar informeert de aangever over de beslissing van de teruggaaf of het bezwaar. 6.15.7 terugboeking Als door een controle van de Douane blijkt dat een aangever ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een tariefcontingent, dient de toegewezen hoeveelheid te worden teruggeboekt. De volgende procedure dient daarvoor te worden gevolgd: 1. De behandelaar vult het verzoek tot terugboeking met de gehele toegewezen hoeveelheid of een gedeelte van de toegewezen hoeveelheid en zendt deze via mail naar LTM, DCP Quota Apeldoorn_Postbus. Let op: Voor het terugboeken van een tariefcontingent worden standaardformulieren gebruikt. De formulieren zijn als bijlagen 13 tot en met 15 opgenomen. 2. Ontvangst van de terugboeking van het tariefcontingent door LTM. 3. LTM voert de terugboeking van het tariefcontingent op in DTV/Quota en verzendt om 13.00 uur de terugboeking naar de Commissie. 4. LTM ontvangt op werkdagen van de Commissie een kennisgeving in DTV/Quota dat de terugboeking is verwerkt. 5. LTM stuurt per mail het formulier terug naar de behandelaar. Hierin wordt de ‘Datum van toewijzing terugboeking’ vermeld. 6. Alle gegevens die betrekking hebben op de terugboeking van het tariefcontingent worden gearchiveerd in het dossier van de bijbehorende aangifte.

147

7. Bijlage 1. Authorized Release Certificate (EASA Form 1)

148

8. BIJLAGE 2. JAA FORM ONE

149

9. BIJLAGE 3. FAA FORM 8130-3

150

10. BIJLAGE 4. TCCA Form One

151

11. BIJLAGE 5. ANAC Form SEGVOO 003

152

12. BIJLAGE 6. JAA-landen en erkende bedrijven Een actuele lijst van erkende, Europese productiebedrijven is te vinden op de website van de European Aviation Safety Agency (EASA).

153

13. BIJLAGE 7. Verenigingen stamboek fokdieren van zuiver ras De verenigingen stamboek fokdieren van zuiver ras zijn opgenomen op de website www.rvo.nl. Klik in de linkerkolom op de toepassing zijnde diersoort; kies vervolgens stamboeken.

154

14. BIJLAGE 8. Aanvraag tariefcontingent (GPA) Aanvraag sturen aan: BCA Quota Apeldoorn_Postbus

Userid controlerend ambtenaar: TOEWIJZING TARIEFCONTINGENT

BLOKKERING TARIEFCONTINGENT

UITPUTTING TARIEFCONTINGENT

1 Bijlage: Printscreen melding uitputting in DTV

155

15. BIJLAGE 9. Aanvraag tariefcontingent excel (GPA) Aanvraag tariefcontingent

156

16. BIJLAGE 10. Aanvraag tariefcontingent (TBB-GPA) Aanvraag sturen aan: BCA Quota Apeldoorn_Postbus

Userid controlerend ambtenaar: TOEWIJZING TARIEFCONTINGENT

BLOKKERING TARIEFCONTINGENT

UITPUTTING TARIEFCONTINGENT

1 Bijlage: Printscreen melding uitputting in DTV

157

17. BIJLAGE 11. Aanvraag tariefcontingent excel (TBB-GPA) Aanvraag tariefcontingent excel (TBB-GPA)

158

18. BIJLAGE 12. Aanvraag tariefcontingent (TBB-AGS) Aanvraag sturen aan: BCA Quota Apeldoorn_Postbus

Userid controlerend ambtenaar: TOEWIJZING TARIEFCONTINGENT

BLOKKERING TARIEFCONTINGENT

UITPUTTING TARIEFCONTINGENT

1 Bijlage: Printscreen melding uitputting in DTV

159

19. BIJLAGE 13. Terugboeking tariefcontingent (DSI en AGS) Terugboeking sturen aan: BCA Quota Apeldoorn_Postbus

Userid controlerend ambtenaar: TOEWIJZING TERUGBOEKING TARIEFCONTINGENT

160

20. BIJLAGE 14. Terugboeking tariefcontingent excel (DSI en AGS) Terugboeking tariefcontingent excel (DSI en AGS)

161

21. BIJLAGE 15. Terugboeking tariefcontingent (GPA) Terugboeking sturen aan: BCA Quota Apeldoorn_Postbus

Userid controlerend ambtenaar: TOEWIJZING TERUGBOEKING TARIEFCONTINGENT

162

22. BIJLAGE 16. Terugboeking tariefcontingent excel (GPA) Terugboeking tariefcontingent excel (GPA)