ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012,...

46
ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in blok 1, 2015-2016 André Heck, Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde, Universiteit van Amsterdam

Transcript of ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012,...

Page 1: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in blok 1 2015-2016

Andreacute Heck Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Universiteit van Amsterdam

2

Introductie In de studiejaren 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 is bij het vak Bio-organische Chemie Biochemie en Celbiologie voor eerstejaarsstudenten biologie en biomedische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam een ICT wiskunde component ontwikkeld en geiumlmplementeerd Dit vak is in 2014-2015 omgezet tot een vergelijkbaar vak geheten Van Molecuul tot Cel Voor psychobiologie is dezelfde cursus in 2011-2012 en 2012-2013 ook gegeven maar in 2013-2014 is een inhoudelijk aangepaste wiskunde cursus bij het vak Inleiding cognitieve neuro-wetenschappen geiumlmplementeerd In het studiejaar 2014-2015 is dit onderdeel uitgebreid tot een 3EC vak Basiswiskunde voor Psychobiologie in het voorjaar ICT Wiskunde is een verplicht onderdeel van het vak Van Molecuul tot Cel 80 van de vragen in de digitale wiskunde module moet goed beantwoord zijn Wie aan deze norm niet voldoet is per definitie gezakt het vak Ook zijn er per deeltentamen 5 wiskundevragen gesteld In totaal dus 10 wiskundevragen voor de gehele cursus In deze rapportage komen voor wat betreft het studiejaar 20142015 en de studierichtingen biologie en biomedische wetenschappen de volgende onderwerpen aan bod

1 Cohort beschrijving 2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets 3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL 4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL 5 Evaluatie van ICT Wiskunde component uit het vak door studenten 6 Toets- en itemanalyse van MSLQ 7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens 8 Dashboard effecten 9 Conclusies

Resultaten worden waar mogelijk met het voorafgaande studiejaar 2014-2015 vergeleken

1 Cohort 2015-2016

In Tabel 1 staan gegevens van de eerstejaarsstudenten die aan het begin van de cursus digitaal ver-zameld zijn in een enquecircte

Tabel 1 Beschrijving van het cohort 2014-2015 en 2015-2016

2015-2016 totaal biomedische w biologie aantal studenten 212 164 48 sekse( manvrouw) 77135 54110 2325 vwo-wiskunde (AB) 70125 5791 1334 profiel (NGNT) 13958 11140 2818 gem cijfer vwo-wiskunde (σ) 69 (10) 65 (07)

3

2014-2015 totaal biomedische w biologie aantal studenten 253 186 67 sekse( manvrouw) 113140 72113 4126 vwo-wiskunde (AB) 75157 49119 2638 profiel (NGNT) 15186 11063 4123 gem cijfer vwo-wiskunde (σ) 67 (11) 66 (07)

Wat in de cijfers in de afgelopen twee jaren opvalt is dat het percentage studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket substantieel is Ruwweg 13 van de populatie heeft wiskunde A gehad op school Bij biologiestudenten is het dit studiejaar in vergelijking tot vorig jaar afgenomen van 41 naar 27 Bij biomedische wetenschappen is het dit jaar gelijk gebleven op 35 Verder is het aantal vrouwelijke en mannelijke biologiestudenten die gegevens verstrekt hebben nagenoeg gelijk geworden doordat er dit studiejaar minder mannelijke studenten zijn

Uit de normaliteitstest van Shapiro-Wilk blijkt dat de verdeling van de behaalde wiskundecijfers op het vwo-diploma significant afwijkt van de univariate normale verdeling (W(201) = 91 p lt 0001) de verdeling van de vwo-cijfers is rechts-scheef (scheefheid = 33 SE = 17) Dit verandert niet wezenlijk wanneer de gegevens worden opgesplitst naar factoren zoals op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo of de studierichting waarvoor men is ingeschreven De aard van de scheefheid hangt wel af van de sekse wanneer gegevens opgesplitst worden naar sekse dan is er een kleine rechts-scheefheid bij vrouwelijke studenten en een links-scheefheid bij mannelijke studenten

Maar het niet-normaal zijn van de gegevens kan ook met de grootte van de dataset te maken hebben Onderstaande normale P-P plot en Q-Q plot tonen aan dat de data wel veel afwijken van de diagonaal

Omdat de vwo-cijfers voor wiskunde niet normaal verdeeld passen de Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met het vwo-cijfer als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 2 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde vwo-cijfers wat betreft de student-specifieke kenmerken

4

Tabel 2 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van vwo-cijfers

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4309 -103 302 -07 vwo-wiskunde (AB) 2495 -524 000 -38 profiel (NGNT) 2983 -303 002 -22 studierichting 2814 -257 01 -18

De resultaten in tabel 2 geven aan dat er geen statisch significant verschil in examenscore (op significantieniveau van 05) bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke studenten maar dat er wel een statistisch significant verschil (op significantieniveau van 05) bestaat tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket Het gemiddelde vwo A cijfer (micro = 72 σ = 82) is hoger dan dat van wiskunde B (micro = 65 σ = 99) en het effect is behoorlijk In tegenstelling tot het studiejaar 2014-2015 maar wel in overeenstemming met eerdere waren ook significante verschillen tussen studenten met verschillend profiel (NGNT) en uit verschillende studierichtingen (biomedische wetenschappen en biologie) maar de effecten zijn bescheiden Het gemiddelde NG cijfer (micro = 69 σ = 95) is hoger dan dat van NT profiel (micro = 65 σ = 105) dit heeft te maken met de verschillen in vwo A en vwo B cijfers Het gemiddelde examencijfer bij biomedische wetenschappen (micro = 69 σ = 10) is hoger dan dat bij biologie (micro = 65 σ = 7) dit kan te maken hebben met het kleinere aantal biologiestudenten met wiskunde A

2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets

We presenten de toets- en itemanalyse van de diagnostische Entreetoets die gebaseerd is op de landelijke toetsen die in eerdere SURF-projecten ontwikkeld zijn (NKBW en NKBW2) en die het wis-kunde A niveau peilt bij de instromende studenten op het gebied van algebraiumlsche vaardigheden De studenten in het studiejaar 2015-2016 maakten een gerandomiseerde versie van de toets als eerste onderdeel van ICT Wiskunde in de eerste week van blok 1 op hun eigen computer of op een computer van de faculteit

De Entreetoets bestaat uit randomisaties van de volgende meerkeuzevragen

1 Twee uitspraken over twee expressies Welke is de juiste

a 7 5

2000 2000 gt

(12) (1 2) b

7 52000 2000

lt (12) (1 2)

2 De breuk 4 15 2

18minus

kan worden geschreven als een geheel getal Welk getal is dat

a 6 b 18 c 60 d 72 3 Een rechte lijn gaat door de punten A(128) en B(2213) Deze lijn snijdt de x -as in punt S De x -

cooumlrdinaat van punt S is

a 35

5 b - 4 c 4 d 8

5

4 De formule 2(2 3 )y x= + kan worden geschreven als

a 23 4y x= + b 29 4y x= + c 29 6 4y x x= + + d 29 12 4y x x= + +

5 Voor positieve waarden van x kan de expressie 3 54 12x xminus

sdot geschreven worden als

a 4 x b 3 x c 41x

d 16 51

x

6 Gegeven is de formule 42

3ABC

sdot=

sdot A kan worden uitgedrukt in B en C De juiste formule is

a 342B CA sdot sdot= b 24

3B CA sdot sdot= c

423B CA

minussdot sdot

= d 43

2B CA

minussdot sdot

=

7 Gegeven zijn de uitdrukkingen 23 5P Q= sdot minus en 2Q x= +

Als je P uitdrukt in x en schrijft in de vorm 2P a x b x c= sdot + sdot + dan krijg je

a 23 1P x= + b 23 1P x= minus c 23 12 7P x x= + + d 23 6 7P x x= + +

8 Gegeven is 3log ( ) 2 4K L= sdot + K kan worden uitgedrukt in L (dus in de vorm K = )

Welke van de onderstaande formules is de juiste

a 6 12K L= + b 23 81LK = + c 981

LK = d 81 9LK = sdot

9 De waarde van x in de oplossing van 2 4 154 6 19

x yx y

+ =minus + =

is

a 12

x = minus b 12

x = c 1x = minus d 1x =

10 De twee rechte lijnen 11 2

5y x= + en 2 15 2y x= minus snijden elkaar

Voor welke waarden van x geldt y1 lt y2 a voor 2x gt b voor 2x lt c voor 4x gt d voor 4x lt

11 De vergelijking 24( 3)( 5) 0x xminus minus + = heeft

a eacuteeacuten oplossing b twee oplossingen c drie oplossingen d vier oplossingen

12 De afgeleide van 2 4( ) (3 5)f x x= + is

a 2 3( ) 24 (3 5)f x x xprime = sdot + b 2 4( ) 6 (3 5)f x x xprime = sdot +

c 3( ) ( 24 5)f x xprime = + d 2 3( ) 8 (3 5)f x x xprime = sdot +

13 Het verband tussen P en r wordt gegeven door 23 4rPrminus

= De afgeleide van P is

a 24d 3

d rPr

= minus b 24d 3

d rPr

= + c 4d 3d rPr

= minus d d 6dP rr

=

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 2: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

2

Introductie In de studiejaren 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 is bij het vak Bio-organische Chemie Biochemie en Celbiologie voor eerstejaarsstudenten biologie en biomedische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam een ICT wiskunde component ontwikkeld en geiumlmplementeerd Dit vak is in 2014-2015 omgezet tot een vergelijkbaar vak geheten Van Molecuul tot Cel Voor psychobiologie is dezelfde cursus in 2011-2012 en 2012-2013 ook gegeven maar in 2013-2014 is een inhoudelijk aangepaste wiskunde cursus bij het vak Inleiding cognitieve neuro-wetenschappen geiumlmplementeerd In het studiejaar 2014-2015 is dit onderdeel uitgebreid tot een 3EC vak Basiswiskunde voor Psychobiologie in het voorjaar ICT Wiskunde is een verplicht onderdeel van het vak Van Molecuul tot Cel 80 van de vragen in de digitale wiskunde module moet goed beantwoord zijn Wie aan deze norm niet voldoet is per definitie gezakt het vak Ook zijn er per deeltentamen 5 wiskundevragen gesteld In totaal dus 10 wiskundevragen voor de gehele cursus In deze rapportage komen voor wat betreft het studiejaar 20142015 en de studierichtingen biologie en biomedische wetenschappen de volgende onderwerpen aan bod

1 Cohort beschrijving 2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets 3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL 4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL 5 Evaluatie van ICT Wiskunde component uit het vak door studenten 6 Toets- en itemanalyse van MSLQ 7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens 8 Dashboard effecten 9 Conclusies

Resultaten worden waar mogelijk met het voorafgaande studiejaar 2014-2015 vergeleken

1 Cohort 2015-2016

In Tabel 1 staan gegevens van de eerstejaarsstudenten die aan het begin van de cursus digitaal ver-zameld zijn in een enquecircte

Tabel 1 Beschrijving van het cohort 2014-2015 en 2015-2016

2015-2016 totaal biomedische w biologie aantal studenten 212 164 48 sekse( manvrouw) 77135 54110 2325 vwo-wiskunde (AB) 70125 5791 1334 profiel (NGNT) 13958 11140 2818 gem cijfer vwo-wiskunde (σ) 69 (10) 65 (07)

3

2014-2015 totaal biomedische w biologie aantal studenten 253 186 67 sekse( manvrouw) 113140 72113 4126 vwo-wiskunde (AB) 75157 49119 2638 profiel (NGNT) 15186 11063 4123 gem cijfer vwo-wiskunde (σ) 67 (11) 66 (07)

Wat in de cijfers in de afgelopen twee jaren opvalt is dat het percentage studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket substantieel is Ruwweg 13 van de populatie heeft wiskunde A gehad op school Bij biologiestudenten is het dit studiejaar in vergelijking tot vorig jaar afgenomen van 41 naar 27 Bij biomedische wetenschappen is het dit jaar gelijk gebleven op 35 Verder is het aantal vrouwelijke en mannelijke biologiestudenten die gegevens verstrekt hebben nagenoeg gelijk geworden doordat er dit studiejaar minder mannelijke studenten zijn

Uit de normaliteitstest van Shapiro-Wilk blijkt dat de verdeling van de behaalde wiskundecijfers op het vwo-diploma significant afwijkt van de univariate normale verdeling (W(201) = 91 p lt 0001) de verdeling van de vwo-cijfers is rechts-scheef (scheefheid = 33 SE = 17) Dit verandert niet wezenlijk wanneer de gegevens worden opgesplitst naar factoren zoals op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo of de studierichting waarvoor men is ingeschreven De aard van de scheefheid hangt wel af van de sekse wanneer gegevens opgesplitst worden naar sekse dan is er een kleine rechts-scheefheid bij vrouwelijke studenten en een links-scheefheid bij mannelijke studenten

Maar het niet-normaal zijn van de gegevens kan ook met de grootte van de dataset te maken hebben Onderstaande normale P-P plot en Q-Q plot tonen aan dat de data wel veel afwijken van de diagonaal

Omdat de vwo-cijfers voor wiskunde niet normaal verdeeld passen de Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met het vwo-cijfer als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 2 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde vwo-cijfers wat betreft de student-specifieke kenmerken

4

Tabel 2 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van vwo-cijfers

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4309 -103 302 -07 vwo-wiskunde (AB) 2495 -524 000 -38 profiel (NGNT) 2983 -303 002 -22 studierichting 2814 -257 01 -18

De resultaten in tabel 2 geven aan dat er geen statisch significant verschil in examenscore (op significantieniveau van 05) bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke studenten maar dat er wel een statistisch significant verschil (op significantieniveau van 05) bestaat tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket Het gemiddelde vwo A cijfer (micro = 72 σ = 82) is hoger dan dat van wiskunde B (micro = 65 σ = 99) en het effect is behoorlijk In tegenstelling tot het studiejaar 2014-2015 maar wel in overeenstemming met eerdere waren ook significante verschillen tussen studenten met verschillend profiel (NGNT) en uit verschillende studierichtingen (biomedische wetenschappen en biologie) maar de effecten zijn bescheiden Het gemiddelde NG cijfer (micro = 69 σ = 95) is hoger dan dat van NT profiel (micro = 65 σ = 105) dit heeft te maken met de verschillen in vwo A en vwo B cijfers Het gemiddelde examencijfer bij biomedische wetenschappen (micro = 69 σ = 10) is hoger dan dat bij biologie (micro = 65 σ = 7) dit kan te maken hebben met het kleinere aantal biologiestudenten met wiskunde A

2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets

We presenten de toets- en itemanalyse van de diagnostische Entreetoets die gebaseerd is op de landelijke toetsen die in eerdere SURF-projecten ontwikkeld zijn (NKBW en NKBW2) en die het wis-kunde A niveau peilt bij de instromende studenten op het gebied van algebraiumlsche vaardigheden De studenten in het studiejaar 2015-2016 maakten een gerandomiseerde versie van de toets als eerste onderdeel van ICT Wiskunde in de eerste week van blok 1 op hun eigen computer of op een computer van de faculteit

De Entreetoets bestaat uit randomisaties van de volgende meerkeuzevragen

1 Twee uitspraken over twee expressies Welke is de juiste

a 7 5

2000 2000 gt

(12) (1 2) b

7 52000 2000

lt (12) (1 2)

2 De breuk 4 15 2

18minus

kan worden geschreven als een geheel getal Welk getal is dat

a 6 b 18 c 60 d 72 3 Een rechte lijn gaat door de punten A(128) en B(2213) Deze lijn snijdt de x -as in punt S De x -

cooumlrdinaat van punt S is

a 35

5 b - 4 c 4 d 8

5

4 De formule 2(2 3 )y x= + kan worden geschreven als

a 23 4y x= + b 29 4y x= + c 29 6 4y x x= + + d 29 12 4y x x= + +

5 Voor positieve waarden van x kan de expressie 3 54 12x xminus

sdot geschreven worden als

a 4 x b 3 x c 41x

d 16 51

x

6 Gegeven is de formule 42

3ABC

sdot=

sdot A kan worden uitgedrukt in B en C De juiste formule is

a 342B CA sdot sdot= b 24

3B CA sdot sdot= c

423B CA

minussdot sdot

= d 43

2B CA

minussdot sdot

=

7 Gegeven zijn de uitdrukkingen 23 5P Q= sdot minus en 2Q x= +

Als je P uitdrukt in x en schrijft in de vorm 2P a x b x c= sdot + sdot + dan krijg je

a 23 1P x= + b 23 1P x= minus c 23 12 7P x x= + + d 23 6 7P x x= + +

8 Gegeven is 3log ( ) 2 4K L= sdot + K kan worden uitgedrukt in L (dus in de vorm K = )

Welke van de onderstaande formules is de juiste

a 6 12K L= + b 23 81LK = + c 981

LK = d 81 9LK = sdot

9 De waarde van x in de oplossing van 2 4 154 6 19

x yx y

+ =minus + =

is

a 12

x = minus b 12

x = c 1x = minus d 1x =

10 De twee rechte lijnen 11 2

5y x= + en 2 15 2y x= minus snijden elkaar

Voor welke waarden van x geldt y1 lt y2 a voor 2x gt b voor 2x lt c voor 4x gt d voor 4x lt

11 De vergelijking 24( 3)( 5) 0x xminus minus + = heeft

a eacuteeacuten oplossing b twee oplossingen c drie oplossingen d vier oplossingen

12 De afgeleide van 2 4( ) (3 5)f x x= + is

a 2 3( ) 24 (3 5)f x x xprime = sdot + b 2 4( ) 6 (3 5)f x x xprime = sdot +

c 3( ) ( 24 5)f x xprime = + d 2 3( ) 8 (3 5)f x x xprime = sdot +

13 Het verband tussen P en r wordt gegeven door 23 4rPrminus

= De afgeleide van P is

a 24d 3

d rPr

= minus b 24d 3

d rPr

= + c 4d 3d rPr

= minus d d 6dP rr

=

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 3: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

3

2014-2015 totaal biomedische w biologie aantal studenten 253 186 67 sekse( manvrouw) 113140 72113 4126 vwo-wiskunde (AB) 75157 49119 2638 profiel (NGNT) 15186 11063 4123 gem cijfer vwo-wiskunde (σ) 67 (11) 66 (07)

Wat in de cijfers in de afgelopen twee jaren opvalt is dat het percentage studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket substantieel is Ruwweg 13 van de populatie heeft wiskunde A gehad op school Bij biologiestudenten is het dit studiejaar in vergelijking tot vorig jaar afgenomen van 41 naar 27 Bij biomedische wetenschappen is het dit jaar gelijk gebleven op 35 Verder is het aantal vrouwelijke en mannelijke biologiestudenten die gegevens verstrekt hebben nagenoeg gelijk geworden doordat er dit studiejaar minder mannelijke studenten zijn

Uit de normaliteitstest van Shapiro-Wilk blijkt dat de verdeling van de behaalde wiskundecijfers op het vwo-diploma significant afwijkt van de univariate normale verdeling (W(201) = 91 p lt 0001) de verdeling van de vwo-cijfers is rechts-scheef (scheefheid = 33 SE = 17) Dit verandert niet wezenlijk wanneer de gegevens worden opgesplitst naar factoren zoals op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo of de studierichting waarvoor men is ingeschreven De aard van de scheefheid hangt wel af van de sekse wanneer gegevens opgesplitst worden naar sekse dan is er een kleine rechts-scheefheid bij vrouwelijke studenten en een links-scheefheid bij mannelijke studenten

Maar het niet-normaal zijn van de gegevens kan ook met de grootte van de dataset te maken hebben Onderstaande normale P-P plot en Q-Q plot tonen aan dat de data wel veel afwijken van de diagonaal

Omdat de vwo-cijfers voor wiskunde niet normaal verdeeld passen de Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met het vwo-cijfer als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 2 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde vwo-cijfers wat betreft de student-specifieke kenmerken

4

Tabel 2 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van vwo-cijfers

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4309 -103 302 -07 vwo-wiskunde (AB) 2495 -524 000 -38 profiel (NGNT) 2983 -303 002 -22 studierichting 2814 -257 01 -18

De resultaten in tabel 2 geven aan dat er geen statisch significant verschil in examenscore (op significantieniveau van 05) bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke studenten maar dat er wel een statistisch significant verschil (op significantieniveau van 05) bestaat tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket Het gemiddelde vwo A cijfer (micro = 72 σ = 82) is hoger dan dat van wiskunde B (micro = 65 σ = 99) en het effect is behoorlijk In tegenstelling tot het studiejaar 2014-2015 maar wel in overeenstemming met eerdere waren ook significante verschillen tussen studenten met verschillend profiel (NGNT) en uit verschillende studierichtingen (biomedische wetenschappen en biologie) maar de effecten zijn bescheiden Het gemiddelde NG cijfer (micro = 69 σ = 95) is hoger dan dat van NT profiel (micro = 65 σ = 105) dit heeft te maken met de verschillen in vwo A en vwo B cijfers Het gemiddelde examencijfer bij biomedische wetenschappen (micro = 69 σ = 10) is hoger dan dat bij biologie (micro = 65 σ = 7) dit kan te maken hebben met het kleinere aantal biologiestudenten met wiskunde A

2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets

We presenten de toets- en itemanalyse van de diagnostische Entreetoets die gebaseerd is op de landelijke toetsen die in eerdere SURF-projecten ontwikkeld zijn (NKBW en NKBW2) en die het wis-kunde A niveau peilt bij de instromende studenten op het gebied van algebraiumlsche vaardigheden De studenten in het studiejaar 2015-2016 maakten een gerandomiseerde versie van de toets als eerste onderdeel van ICT Wiskunde in de eerste week van blok 1 op hun eigen computer of op een computer van de faculteit

De Entreetoets bestaat uit randomisaties van de volgende meerkeuzevragen

1 Twee uitspraken over twee expressies Welke is de juiste

a 7 5

2000 2000 gt

(12) (1 2) b

7 52000 2000

lt (12) (1 2)

2 De breuk 4 15 2

18minus

kan worden geschreven als een geheel getal Welk getal is dat

a 6 b 18 c 60 d 72 3 Een rechte lijn gaat door de punten A(128) en B(2213) Deze lijn snijdt de x -as in punt S De x -

cooumlrdinaat van punt S is

a 35

5 b - 4 c 4 d 8

5

4 De formule 2(2 3 )y x= + kan worden geschreven als

a 23 4y x= + b 29 4y x= + c 29 6 4y x x= + + d 29 12 4y x x= + +

5 Voor positieve waarden van x kan de expressie 3 54 12x xminus

sdot geschreven worden als

a 4 x b 3 x c 41x

d 16 51

x

6 Gegeven is de formule 42

3ABC

sdot=

sdot A kan worden uitgedrukt in B en C De juiste formule is

a 342B CA sdot sdot= b 24

3B CA sdot sdot= c

423B CA

minussdot sdot

= d 43

2B CA

minussdot sdot

=

7 Gegeven zijn de uitdrukkingen 23 5P Q= sdot minus en 2Q x= +

Als je P uitdrukt in x en schrijft in de vorm 2P a x b x c= sdot + sdot + dan krijg je

a 23 1P x= + b 23 1P x= minus c 23 12 7P x x= + + d 23 6 7P x x= + +

8 Gegeven is 3log ( ) 2 4K L= sdot + K kan worden uitgedrukt in L (dus in de vorm K = )

Welke van de onderstaande formules is de juiste

a 6 12K L= + b 23 81LK = + c 981

LK = d 81 9LK = sdot

9 De waarde van x in de oplossing van 2 4 154 6 19

x yx y

+ =minus + =

is

a 12

x = minus b 12

x = c 1x = minus d 1x =

10 De twee rechte lijnen 11 2

5y x= + en 2 15 2y x= minus snijden elkaar

Voor welke waarden van x geldt y1 lt y2 a voor 2x gt b voor 2x lt c voor 4x gt d voor 4x lt

11 De vergelijking 24( 3)( 5) 0x xminus minus + = heeft

a eacuteeacuten oplossing b twee oplossingen c drie oplossingen d vier oplossingen

12 De afgeleide van 2 4( ) (3 5)f x x= + is

a 2 3( ) 24 (3 5)f x x xprime = sdot + b 2 4( ) 6 (3 5)f x x xprime = sdot +

c 3( ) ( 24 5)f x xprime = + d 2 3( ) 8 (3 5)f x x xprime = sdot +

13 Het verband tussen P en r wordt gegeven door 23 4rPrminus

= De afgeleide van P is

a 24d 3

d rPr

= minus b 24d 3

d rPr

= + c 4d 3d rPr

= minus d d 6dP rr

=

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 4: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

4

Tabel 2 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van vwo-cijfers

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4309 -103 302 -07 vwo-wiskunde (AB) 2495 -524 000 -38 profiel (NGNT) 2983 -303 002 -22 studierichting 2814 -257 01 -18

De resultaten in tabel 2 geven aan dat er geen statisch significant verschil in examenscore (op significantieniveau van 05) bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke studenten maar dat er wel een statistisch significant verschil (op significantieniveau van 05) bestaat tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket Het gemiddelde vwo A cijfer (micro = 72 σ = 82) is hoger dan dat van wiskunde B (micro = 65 σ = 99) en het effect is behoorlijk In tegenstelling tot het studiejaar 2014-2015 maar wel in overeenstemming met eerdere waren ook significante verschillen tussen studenten met verschillend profiel (NGNT) en uit verschillende studierichtingen (biomedische wetenschappen en biologie) maar de effecten zijn bescheiden Het gemiddelde NG cijfer (micro = 69 σ = 95) is hoger dan dat van NT profiel (micro = 65 σ = 105) dit heeft te maken met de verschillen in vwo A en vwo B cijfers Het gemiddelde examencijfer bij biomedische wetenschappen (micro = 69 σ = 10) is hoger dan dat bij biologie (micro = 65 σ = 7) dit kan te maken hebben met het kleinere aantal biologiestudenten met wiskunde A

2 Toets- en itemanalyse van de Entreetoets

We presenten de toets- en itemanalyse van de diagnostische Entreetoets die gebaseerd is op de landelijke toetsen die in eerdere SURF-projecten ontwikkeld zijn (NKBW en NKBW2) en die het wis-kunde A niveau peilt bij de instromende studenten op het gebied van algebraiumlsche vaardigheden De studenten in het studiejaar 2015-2016 maakten een gerandomiseerde versie van de toets als eerste onderdeel van ICT Wiskunde in de eerste week van blok 1 op hun eigen computer of op een computer van de faculteit

De Entreetoets bestaat uit randomisaties van de volgende meerkeuzevragen

1 Twee uitspraken over twee expressies Welke is de juiste

a 7 5

2000 2000 gt

(12) (1 2) b

7 52000 2000

lt (12) (1 2)

2 De breuk 4 15 2

18minus

kan worden geschreven als een geheel getal Welk getal is dat

a 6 b 18 c 60 d 72 3 Een rechte lijn gaat door de punten A(128) en B(2213) Deze lijn snijdt de x -as in punt S De x -

cooumlrdinaat van punt S is

a 35

5 b - 4 c 4 d 8

5

4 De formule 2(2 3 )y x= + kan worden geschreven als

a 23 4y x= + b 29 4y x= + c 29 6 4y x x= + + d 29 12 4y x x= + +

5 Voor positieve waarden van x kan de expressie 3 54 12x xminus

sdot geschreven worden als

a 4 x b 3 x c 41x

d 16 51

x

6 Gegeven is de formule 42

3ABC

sdot=

sdot A kan worden uitgedrukt in B en C De juiste formule is

a 342B CA sdot sdot= b 24

3B CA sdot sdot= c

423B CA

minussdot sdot

= d 43

2B CA

minussdot sdot

=

7 Gegeven zijn de uitdrukkingen 23 5P Q= sdot minus en 2Q x= +

Als je P uitdrukt in x en schrijft in de vorm 2P a x b x c= sdot + sdot + dan krijg je

a 23 1P x= + b 23 1P x= minus c 23 12 7P x x= + + d 23 6 7P x x= + +

8 Gegeven is 3log ( ) 2 4K L= sdot + K kan worden uitgedrukt in L (dus in de vorm K = )

Welke van de onderstaande formules is de juiste

a 6 12K L= + b 23 81LK = + c 981

LK = d 81 9LK = sdot

9 De waarde van x in de oplossing van 2 4 154 6 19

x yx y

+ =minus + =

is

a 12

x = minus b 12

x = c 1x = minus d 1x =

10 De twee rechte lijnen 11 2

5y x= + en 2 15 2y x= minus snijden elkaar

Voor welke waarden van x geldt y1 lt y2 a voor 2x gt b voor 2x lt c voor 4x gt d voor 4x lt

11 De vergelijking 24( 3)( 5) 0x xminus minus + = heeft

a eacuteeacuten oplossing b twee oplossingen c drie oplossingen d vier oplossingen

12 De afgeleide van 2 4( ) (3 5)f x x= + is

a 2 3( ) 24 (3 5)f x x xprime = sdot + b 2 4( ) 6 (3 5)f x x xprime = sdot +

c 3( ) ( 24 5)f x xprime = + d 2 3( ) 8 (3 5)f x x xprime = sdot +

13 Het verband tussen P en r wordt gegeven door 23 4rPrminus

= De afgeleide van P is

a 24d 3

d rPr

= minus b 24d 3

d rPr

= + c 4d 3d rPr

= minus d d 6dP rr

=

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 5: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

5

4 De formule 2(2 3 )y x= + kan worden geschreven als

a 23 4y x= + b 29 4y x= + c 29 6 4y x x= + + d 29 12 4y x x= + +

5 Voor positieve waarden van x kan de expressie 3 54 12x xminus

sdot geschreven worden als

a 4 x b 3 x c 41x

d 16 51

x

6 Gegeven is de formule 42

3ABC

sdot=

sdot A kan worden uitgedrukt in B en C De juiste formule is

a 342B CA sdot sdot= b 24

3B CA sdot sdot= c

423B CA

minussdot sdot

= d 43

2B CA

minussdot sdot

=

7 Gegeven zijn de uitdrukkingen 23 5P Q= sdot minus en 2Q x= +

Als je P uitdrukt in x en schrijft in de vorm 2P a x b x c= sdot + sdot + dan krijg je

a 23 1P x= + b 23 1P x= minus c 23 12 7P x x= + + d 23 6 7P x x= + +

8 Gegeven is 3log ( ) 2 4K L= sdot + K kan worden uitgedrukt in L (dus in de vorm K = )

Welke van de onderstaande formules is de juiste

a 6 12K L= + b 23 81LK = + c 981

LK = d 81 9LK = sdot

9 De waarde van x in de oplossing van 2 4 154 6 19

x yx y

+ =minus + =

is

a 12

x = minus b 12

x = c 1x = minus d 1x =

10 De twee rechte lijnen 11 2

5y x= + en 2 15 2y x= minus snijden elkaar

Voor welke waarden van x geldt y1 lt y2 a voor 2x gt b voor 2x lt c voor 4x gt d voor 4x lt

11 De vergelijking 24( 3)( 5) 0x xminus minus + = heeft

a eacuteeacuten oplossing b twee oplossingen c drie oplossingen d vier oplossingen

12 De afgeleide van 2 4( ) (3 5)f x x= + is

a 2 3( ) 24 (3 5)f x x xprime = sdot + b 2 4( ) 6 (3 5)f x x xprime = sdot +

c 3( ) ( 24 5)f x xprime = + d 2 3( ) 8 (3 5)f x x xprime = sdot +

13 Het verband tussen P en r wordt gegeven door 23 4rPrminus

= De afgeleide van P is

a 24d 3

d rPr

= minus b 24d 3

d rPr

= + c 4d 3d rPr

= minus d d 6dP rr

=

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 6: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

6

14 De functie 3( ) 2 12f x x x= minus heeft een maximum voor

a 6x = minus b 6x = c 2x = minus d 2x =

15 De grafiek van 2log (32 4 )xy = sdot is een rechte lijn Daarom kan de formule worden herschreven als y ax b= + De waarden van a en b zijn

a 5 en 2a b= = b 2 en 5a b= = c 16 en 2a b= = d 2 en 16a b= =

16 Gegeven is voor 0x ge de functie 51

30( )10

x

f x

+

=minus

De grafiek van f heeft een horizontale

asymptoot Punt A is het snijpunt van deze asymptoot met de y-as de grafiek van f snijdt de y-as in punt B De y ndash cooumlrdinaten van de punten A en B zijn a voor A y = 3 voor B y = 6 b voor A y = 6 voor B y = 3

c voor A y = 103

voor B y = 6 d voor A y = 3 voor B y = 103

Tabel 3 vat de verschillende wiskunde categorieeumln en themarsquos van de toetsvragen samen

Tabel 3 Entreetoets wiskunde categorieeumln en themarsquos

In de beoordeling van de kwaliteit van de Entreetoets speelt zowel validiteit en betrouwbaarheid een belangrijke rol Aspecten van validiteit zoals de getoetste wiskundige inhoud de moeilijkheidsgraad en type vraagstelling zijn onderwerp van onderzoek geweest volgens het in het SURF-project NKBW2 ontwikkelde raamwerk De betrouwbaarheid van de Wiskunde A Entreetoets wordt hier besproken volgens dezelfde methode als in Sectie 42 van de Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO (van Gastel et al 2010) beschreven is Met andere woorden we kijken naar de volgende betrouwbaarheidsindices Cronbachrsquos α de α-del per item itemtotaalcorrelaties (Rit waarden) Discriminatie-index (D-index) gemiddelde p-waarde (moeilijkheidsgraad) per item de gemiddelde p-waarden per kwartielgroep (Q1 Q2 Q3 Q4) en de gemiddelde p-waarden van drie clusters (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten Cl1 Cl2 Cl3)

vraag categorie type 1 algebra Vergelijken van twee breuken 2 algebra Rekenen met breuken 3 vergelijkingen Rechte lijn tussen twee punten en snijpunt met x-as bepalen 4 algebra Haakjes wegwerken binomiale formule 5 algebra Equivalentie van uitdrukkingen met machten bepalen 6 algebra Equivalentomvormingen 7 algebra Substitutie en haakjes wegwerken 8 speciale functies Rekenen met logaritme en exponentieumlle functie 9 vergelijkingen Twee lineaire vergelijkingen met twee onbekenden oplossen

10 vergelijkingen Snijpunt van twee rechte lijnen bepalen 11 vergelijkingen Aantal oplossen van een derdegraadsvergelijking 12 differentieumlren Afgeleide (kettingregel) 13 differentieumlren Afgeleide (quotieumlntregel) 14 extremum Bepaling van een maximum van een derdegraads veeltermfunctie 15 speciale functies Omschrijven van een logaritmische uitdrukking 16 asymptotiek Horizontale asymptoot en snijpunt met y-as bepalen

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 7: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

7

Cronbachrsquos α van de Entreetoets bedraagt 065 hetgeen erg dicht bij de lsquoidealersquo α van 07 is Tabel 4 bevat de betrouwbaarheidsindicatoren op item niveau Figuur 1 vat alle item p-waarden samen in een histogram Er is een tamelijk gelijkmatige spreiding tussen 3 en 7 en er zijn hoge percentages voor p-waarden tussen 08 en 1 Hoge p-waarden passen bij het doel van toetsen van vereiste voorkennis

Figuur 1 Histogram van alle p-waarden van items in Entreetoets

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindicatoren van Entreetoets gebruikt in 2015-2016

Indien de cesuur gelegd wordt bij een p-waarde van 6 dan kan worden geconstateerd dat minder dan 60 van het cohort 2015-2016 vraag 8 13 en 14 correct beantwoord heeft Dit betreft vragen waarin de rekenregels voor logaritmen en exponentiele functies gehanteerd moeten worden opdrachten waarin moeilijkere afgeleiden berekend moeten worden en vragen die over extreme waarden gaan De meer basale algebraiumlsche vaardigheden zoals rekenen met breuken haakjes wegwerken en eenvoudige vergelijkingen oplossen worden door meer dan 60 van de studenten goed beheerst Dit is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere studiejaren

0

5

10

15

20

25

30

perc

enta

ge

p-waarde

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 p 94 092 68 93 72 90 93 30 77 75 60 78 36 29 52 52

Q1 83 81 47 87 36 81 79 13 49 43 23 49 17 08 21 25

Q2 92 90 56 94 73 85 94 19 77 85 52 79 21 10 31 40

Q3 92 96 77 92 87 94 98 25 92 79 79 87 38 33 71 56

Q4 94 100 91 98 92 100 100 60 89 094 89 98 68 66 87 87

D 11 19 43 11 57 19 21 47 40 51 66 49 51 58 66 62

CL1 92 98 81 93 89 98 99 43 88 84 88 93 54 54 84 86

CL2 80 91 51 91 62 73 76 29 36 56 31 56 04 13 02 58 CL3 94 84 61 94 57 91 97 11 90 76 44 74 33 07 43 06

CL13 -02 13 20 -01 32 06 02 32 -02 09 43 19 22 47 42 80

CL32 12 07 30 02 27 24 23 14 52 29 57 38 50 41 82 28

Rit 09 13 22 03 34 22 30 22 21 23 38 34 29 35 39 31

α-del 65 65 64 66 63 64 64 64 64 64 62 63 63 62 62 63

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 8: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

8

Als tweede stap naar het bestuderen van de betrouwbaarheid van toetsitems splitsen we de groep van studenten biologie en biomedische wetenschappen op in vier kwartielgroepen op basis van de eindscore in de toets De eerste kwartielgroep (aangeduid met Q1) bevat het kwart slechtst scorende studenten terwijl de vierde kwartielgroep (Q4) juist het kwart best scorende studenten is Kwartiel-groepen Q2 en Q3 zitten daar precies tussenin waarbij alle Q3 studenten het beter doen dan alle Q2 studenten In termen van eindscores geldt Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Deze relatie geldt niet per definitie voor afzonderlijke toetsitems Als een (intuiumltieve) maatstaf voor de betrouwbaarheid van afzonder-lijke items wordt beschouwd of (en de mate waarin) die items in de zelfde richting onderscheiden als de toets als geheel Met andere woorden of ook op itemniveau geldt dat Q4 gt Q3 gt Q2 gt Q1 Figuur 2 geeft onmiddellijk aan dat dit inderdaad het geval is Deze figuur laat nog een aantal interessante details zien Vragen 1 (vergelijken van twee breuken) en 7 (substitutie) zijn de gemakkelijkste vragen op de toets en hebben een gering onderscheidend vermogen voor de hoogste drie kwartielgroepen al deze kwartielgroepen scoren bijna even hoog Tegenovergestelde voorbeelden vinden we bij lsquomoeilijkersquo opdrachten als 8 Daar zit het onderscheidend vermogen primair in het onderscheiden van Q4 van de overige studenten Hele lsquomooiersquo vragen (in psychometrische zin) zijn 2 5 11 12 15 en 16 zij trekken de scores van alle kwartielgroepen uit elkaar Bij vragen 3 13 en 14 scoren de laagste twee kwartielgroepen bijna gelijk en worden ze onderscheiden van de rest Bij vraag 9 scoren de hoogste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk Bij vragen 4 en 10 scoren de middelste twee kwartielgroepen nagenoeg gelijk

Figuur 2 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de vier kwartielgroepen

Vragen 5 8 10-16 vallen op als vragen met een hoge D-index hetgeen overeenkomt met de uit-komsten van de grafische analyse als hierboven en met analyses uit voorafgaande studiejaren

Kijken we naar de Rit-waarden in tabel 4 dan merken we op dat de waarden positief zijn maar ook weer niet te hoog dat zou namelijk aangeven dat een item geen eigenstandige bijdrage heeft De α-del waarden komen overeen met Cronbachrsquos α maar zijn (op eacuteeacuten na bij vraag 4) niet hoger een goed resultaat omdat het aangeeft dat de betrouwbaarheid van de toets niet verbetert als een item verwijderd wordt

00

01

02

03

04

05

06

07

08

09

10

Q4

Q3

Q2

Q1

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 9: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

9

Als laatste stap in de toetsanalyse is een clusteranalyse uitgevoerd om studenten steeds in drie groe-pen onder te verdelen (de lsquogoedersquo lsquoslechtersquo en lsquomodalersquo studenten ofwel Cl1 Cl2 en Cl3) Dat lijkt op een onderverdeling in kwartielen maar de techniek van clusteranalyse gaat niet uit van groepen met vaste en gelijke omvang maar bepaalt juist die clusteromvang aan de hand van kenmerkende antwoordpatronen van de studenten om zo clusters te creeumlren met studenten die maximaal met elkaar overeenkomen Dus anders dan bij kwartielgroepen en anders dan de namen die hierboven zijn gebruikt om de groepen aan te duiden suggereert vindt bij clusteranalyse de toewijzing aan groepen niet plaats op basis van de bereikte totaalscore maar op basis zo goed mogelijk overeen-komende antwoordpatronen Om die reden levert de clusteranalyse ook geen bijdrage aan het betrouwbaarheidsonderzoek maar stelt deze ons in staat groepen van studenten te identificeren die lsquodezelfde dingen goed of juist fout doenrsquo om daarna te onderzoeken wat die kenmerkende goede en foute antwoorden zijn We gebruiken de uitkomst van de clusteranalyse vooral om naar de eigenschap van het derde cluster (Cl3) het cluster van de modale studenten te kijken In het bijzonder bij welke items gedragen deze modale studenten zich als goede studenten en bij welke items doen ze het omgekeerde en zijn ze juist niet te onderscheiden van de slechte studenten Om dat laatste inzichtelijk te maken worden de indices Cl13 en Cl32 gebruikt het verschil in p-waarden (discriminatiewaarde) tussen clusters 1 en 3 respectievelijk clusters 3 en 2

Figuur 3 geeft de prestaties van studenten in de drie clusters weer waarbij clusters ongelijke aantal-len studenten omvatten 90 45 en 70 studenten voor de clusters 1 2 en 3 respectievelijk Alhoewel totaalscore geen enkele rol speelt bij de samenstelling van de clusters te verwachten dat lsquovergelijkbare antwoordpatronenrsquo een clusterindeling oplevert die ook iets zegt over hoe goed de student de getoetste stof beheerst Cluster 1 omvat duidelijk de beter scorende studenten Cluster2 de minst scorende studenten terwijl Cluster 3 de bij uitstek meest interessante groep van modale studenten is Wat opviel in 2012-2013 was dat modale studenten in het algemeen ofwel bij items gelijk opgingen met de goede studenten of met de slecht scorende studenten Dat was in het studiejaar 2013-2014 niet zo uitgesproken meer meestal lag hun score tussen beide clusters in zeker bij vragen 3-7 9-12 15 en 16 Uitzonderingen waren vragen 2 8 13 en 14 Bij vraag 2 antwoordden modale studenten zoals beter scorende studenten en bij vragen 8 13 en 14 antwoordden modale studenten meer als minder scorende studenten In het studiejaar 2014-2015 antwoorden vooral bij vragen 2 en 4 en in mindere mate bij vraag 7 modale studenten net als beter scorende studenten Bij vraag 8 en in mindere mate bij vragen 10 en 14 antwoorden modale studenten ongeveer als minder scorende studenten In studiejaar 2015-2016 is het beeld meer diffuus soms scoort de modale student slechter dan de minder goed scorende student (vragen 8 en 16) bij vraag 4 is er geen verschil tussen clusters modale studenten antwoorden als goede studenten bij vragen 7 en 9 modale studenten antwoorden als minder scorende studenten bij de vragen 5 en 14 Het nieuwe beeld van clustering in 2015-2016 is moeilijk te verklaren Een simpele poging bij vragen 5 en 14 scoren slechte en modale studenten gelijk en goede studenten beduidend beter De oorzaak wordt gezocht in het toetsitem Heeft het soms te maken met het wortelteken Bij vraag 14 is de oorzaak misschien ook dat waarschijnlijk alleen de goede studenten de meerdere stappen in de opdracht aan of niet van slag raken door een derdegraads veeltermfunctie Bij deze verklaringen moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ze eigenlijk niet meer zijn dan lsquoeducated guessesrsquo enkel vak-didactisch onderzoek kan meer duidelijkheid scheppen Dit diffuse beeld van modale en slechte studenten hebben we in 2014-2015 ook bij psychobiologiestudenten gesignalleerd

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 10: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

10

Figuur 3 p-waarden van de items in de Entreetoets voor de 3 clusters

Tabel 5 vat de gemiddelde Entreetoets-scores (dwz gemiddelde van het aantal goede antwoorden) samen voor de cohorten 2012-2013 2013-2014 2014-2015 en 2015-2016 Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen De studenten biologie en biomedische wetenschappen die in 2013-2014 instroomden scoren een vol punt beter op de entreetoets dan de studenten van het voorafgaande studiejaar

Tabel 5 Gemiddelde Entreetoets-scores (met standaarddeviatie) van de cohorten 2015-2014 2014-2013 2013-2014 en 2012-2013

2015-2016 Kenmerk biomed w biologie geen 108 (25) 110 (29) sekse man 114 (25) 112 (31)

vrouw 106 (25) 108 (29) vwo-wiskunde A 93 (18) 95 (27)

B 119 (23) 115 (29) profielkeuze NG 104 (25) 105 (31)

NT 123 (20) 121 (23)

2014-2015 Kenmerk biomed w biologie geen 112 (26) 109 (27) sekse man 109 (26) 111 (28)

vrouw 114 (25) 105 (25) vwo-wiskunde A 94 (19) 99 (29)

B 119 (24) 115 (23) profielkeuze NG 108 (26) 104 (27)

NT 120 (22) 117 (24)

000

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

cluster 1

Cluster 2

Cluster 3

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 11: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

11

2013-2014 Kenmerk biomed w biologie geen 115 (25) 107 (28) sekse man 116 (24) 108 (30)

vrouw 115 (26) 106 (24) vwo-wiskunde A 101 (24) 92 (24)

B 123 (22) 114 (27) profielkeuze NG 112 (24) 102 (26)

NT 124 (25) 120 (25)

2012-2013 Kenmerk biomed w biologie geen 106 (29) 94 (27) sekse man 105 (30) 94 (29)

vrouw 107 (26) 94 (25) vwo-wiskunde A 88 (25) 85 (32)

B 115 (24) 97 (26) profielkeuze NG 103 (28) 94 (27)

NT 114 (28) 98 (24)

Figuur 4 laat de verdeling zien van het aantal goed beantwoorde vragen door studenten biologie en biomedische wetenschappen De gemiddelde score van alle 207 studenten biologie en biomedische wetenschappen samen is 109 met een standaarddeviatie van 26 De normaalkromme bij dit gemid-delde en deze spreiding is ook in Figuur 4 getekend Hieraan kun je al zien dat de scores niet normaal verdeeld zijn maar dat er sprake is van een links-scheve verdeling Zowel de Kolmogov-Smirnov test (D(207) = 10 p lt 001) als de Shapiro-Wilk test (W(207) = 98 p = 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(-23 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -48 SE = 34) zijn beide negatief en duiden op een enigszins platte links-scheve verdeling Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Figuur 4 Histogram van het aantal goed beantwoorde vragen in de Entreetoets

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 12: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

12

Omdat de Entreetoets-scores niet normaal verdeeld zijn en voor alle zekerheid passen we de Mann-

Whitney U test voor onafhankelijke groepen toe met Entreetoets-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 6 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde Entreetoets-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 6 Resultaten van Mann-Whitney U tests mbt student-specifieke kenmerken bij vergelijking van scores op de Entreetoets op basis van student-specifieke kenmerken in 2015-2016

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 5847 218 029 15 vwo-wiskunde (AB) 6849 696 000 50 profiel (NGNT) 5606 456 000 33 studierichting 4133 735 463 05

De resultaten in tabel 6 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil is in behaalde Entree-toets-scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen Er zijn wel statistisch significant verschillen (op significantieniveau van 01) tussen studenten met NG of NT profiel (bescheiden effect) en tussen studenten met wiskunde A of B in hun pakket (medium effect) en (op significantieniveau van 05) mannelijke en vrouwelijke studenten (maar met zwak effect) De gemiddelde Entreetoets-score van studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket (micro = 119 σ = 25) is in 2015-2016 hoger dan dat van studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (micro = 92 σ = 23) In 2015-2016 is de gemiddelde Entreetoets-score van studenten met NG profiel (micro = 103 σ = 28) lager dan die van studenten met NT in hun vakkenpakket (micro = 123 σ = 21) Dit heeft ook te maken met het gegeven dat alle NT-studenten wiskunde B in hun vakkenpakket hebben en dat studenten met dit vakkenpakket het in dit studiejaar beter deden dan de studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket (die alleen in het NG-profiel te vinden zijn) In de voorafgaande studiejaren waren er vergelijkbare statistisch significante verschillen in behaalde Entreetoets-scores tussen studenten met wiskunde A en B in hun pakket en tussen studenten met NG en NT profiel

Rest de vraag wat correlaties zijn tussen de door studenten behaalde scores op de entreetoets bij het centrale examen en bij wiskundevragen op het eerste deeltentamen resp op beide deeltentamens samen Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en het cijfer voor wiskunde op het vwo examen is gelijk aan 1 met p=176 bij samplegrootte van 197 hetgeen impliceer dat er geen statistisch significante correlatie gevonden is dat kan verklaard worden doordat de diagnostische toets alleen algebraiumlsche vaardigheden toetst Maar vermoedelijk ligt de aard van de methode zelf er aan ten grondslag kijkt men alleen van studenten met wiskunde A of wiskunde B achtergrond dan zijn de correlatiecoeumlfficieumlnten tussen de entreetoets-score en de wiskundescore op het eindexamen ρ = 38 resp ρ =35 p lt 001 Dan is er wel een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de grootheden Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen de entreetoets-score en de wiskunde-score op het eerste deeltentamen resp beide deeltentamens samen is ρ = 36 resp ρ =33 p lt 001 bij een samplegrootte van 206 resp 202 Dit duidt op een zwakke positieve statistisch significante correlatie Deze correlaties veranderen niet wezenlijk als onderscheid gemaakt wordt naar wiskunde-achtergrond of profielkeuze Er is een zwakke positieve statisch significante correlatie tussen eerste en tweede deeltoetscijfer voor wiskunde gevonden (ρ =13 p = 03) die verandert als men profiel-

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 13: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

13

keuze meeneemt in de analyse voor NG profiel is Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt gelijk aan 21 met p=015 bij een samplegrootte van 134 Bij NT is er geen correlatie gevonden (ρ = 001 p=991)

3 Toets- en itemanalyse van AMAS-NL Studenten met wiskundeangst hebben een gevoel van onbehagen zorg of angst wanneer zij rekenen en wiskunde doen leidend tot een aversie tegen of vermijding van wiskunde en wiskunde-gerela-teerde omstandigheden (cf Hembree 1990 Maloney amp Beilock 2012 Richardson amp Suinn 1972) Wiskundeangst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Math Anxiety Rating Scale (MARS) ontwikkeld door Richarson en Suinn (1972) en kortere varianten hiervan zoals de MARS-Revised (MARS-R Plake amp Parker 1982) de revised MARS-R (Hopko 2003) en de in dit onderzoek gebruikte Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) van Hopko et al (2003)

De Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) bestaat uit een lijst van negen activiteiten voor of tijdens wiskundelessen waarbij op een 5 punts-Likert schaal de mate van gevoel van angst of onbehagen die men hierbij heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquohelemaal nietrsquo lsquoeen klein beetjersquo lsquoeen beetjersquo lsquotamelijk veelrsquo en lsquoheel veelrsquo (vertalingen van lsquonot at allrsquo lsquoa little bitrsquo lsquoa bitrsquo lsquofairly muchrsquo en lsquovery muchrsquo in de originele Engelstalige AMAS) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het vervolg aan met AMAS-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige AMAS aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vak-didactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskundecurriculum Tabel 7 bevat alle items uit AMAS en AMAS-NL De keuzemogelijkheden in AMAS-NL worden steeds omgezet in scores van lsquohelemaal nietrsquo = 1 tot lsquoheel veelrsquo = 5 Dit leidt trot een totaalscore tussen 9 en 45 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van wiskundeangst

Tabel 7 Items uit AMAS en AMAS-NL

vraag AMAS AMAS-NL 1 Having to use the tables in the back of a

math book Gebruik moeten maken van de tabellen achterin een wiskundeboek

2 Thinking about an upcoming math test 1 day before

Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

3 Watching a teacher work an algebraic equation on the blackboard

Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelijking uitwerkt op het schoolbord

4 Taking an examination in a math course Een wiskundeproefwerk maken 5 Being given a homework assignment of

many difficult problems that is due the next class meeting

Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Listening to a lecture in math class Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

7 Listening to another student explain a math formula

Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

8 Being given a ldquopoprdquo quiz in math class Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 9 Starting a new chapter in a math book Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 14: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

14

De psychometrische eigenschappen van AMAS-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onderzocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te vergelijken met de eigenschappen gerapporteerd door Hopko et al (2003) zoals oa de factoranalyse in de twee geiumldentificeerde componenten learning mathematics anxiety (LMA) en mathematics evaluation anxiety (MEA) De ene component (LMA vragen 1 3 6 7 9 in AMAS) heeft te maken met angst bij het leren van wiskunde de andere component (MEA vragen 2 4 5 8 in AMAS) heeft te ma-ken met angst voor het maken van wiskundetoetsen

AMAS-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digi-taal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 (1 = lsquohelemaal niet angstigrsquo 10 = lsquopanischrsquo ) aan te geven hoe zij hun wiskundeangst inschatten

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor AMAS-NL en voor de componenten van AMAS-NL die corresponderen met de LMA en MEA componenten van AMAS De resultaten staan in Tabel 8 en duiden op een vergelijkbare betrouwbaarheid dan die van AMAS zoals Hopko et al (2003) rapporteerden in een studie met 206 studenten de betrouwbaarheids-coeumlfficieumlnten zijn maar een beetje kleiner

Tabel 8 Cronbachrsquo s α bij AMAS-NL voor cohorten 2015-2016 en terug tot 2012-2013

Hele toets LMA (5 items) MEA (4 items) AMAS-NL 2015-2016 87 79 82 AMAS-NL 2014-2015 85 79 79 AMAS-NL 2013-2014 88 84 82 AMAS-NL 2012-2013 87 81 82 Hopko et al 90 85 88

Voor AMAS-NL is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitge-voerd mbv de rotatiemethode lsquoVarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 612 van de variantie hetgeen tamelijk goed overeenstemt met de literatuurwaarde van 70 (Hopko et al 2003) Maar interessanter aan de factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorladingen zijn Tabel 9 toont de overeenstemming tussen AMAS-NL resultaten en die van Hopko et al (2003) Vetgedrukt staan de bij de items uitverkoren componenten Alleen de eerste en laatste vraag wijkt af van de literatuurgegeven (was vorig jaar voor de laatste vraag ook zo)

Tabel 9 Factorladingen van items in AMAS-NL vergeleken met literatuurgegevens

Factorladingen in AMAS-NL

Factorlading bij Hopko et al (2003)

AMAS-NL items LME MEA LMA MEA 1 Gebruik moeten maken van de tabellen achterin

een wiskundeboek 18 55 52 35

2 Denken aan een wiskundeproefwerk dat de volgende dag afgenomen wordt

21 84 27 86

3 Kijken naar een leraar die een wiskundige vergelij-king uitwerkt op het schoolbord

80 29 77 35

4 Een wiskundeproefwerk maken 18 84 22 89 5 Huiswerk opgedragen krijgen dat uit veel moeilijke 32 70 31 66

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 15: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

15

opdrachten bestaat en dat af moet zijn voor de volgende les

6 Luisteren naar klassikale uitlegbespreking door de wiskundedocent

80 33 86 25

7 Luisteren naar een medeleerling die een wiskundeformule uitlegt

84 20 82 17

8 Een beurt krijgen tijdens de wiskundeles 38 58 29 84 9 Beginnen met een nieuw hoofdstuk in het

wiskundeboek 38 52 75 26

Tabel 10 vat de gemiddelde scores in AMAS-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 9 tm 45 een gemiddelde score van 175 laag is Dit betekent een score van 39 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun wiskundeangst-score gemiddeld ook zo in namelijk met 38 (SD 20) Instromende studenten bij biologie en biomedische wetenschappen hebben in het algemeen weinig wiskundeangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 30 of meer (in ons geval 2 stan-daarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor wiskundeangst kiezen dan is deze groep van 10 studenten uit een totaal van 212 geeumlnquecircteerden klein (47)

Tabel 10 Gemiddelde scores in AMAS-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 175 (58) 173 (55) 74 (54) sekse man 166 (62) 159 (50) 168 (47)

vrouw 180 (56) 182 (56) 183 (63) vwo-wiskunde A 164 (53) 183 (61) 185 (56)

B 181 (60) 171 (50) 166 (50) profielkeuze NG 172 (56) 169 (53) 172 (56)

NT 180 (63) 175 (53) 171 (49)

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 72 p lt 001 Dit duidt op een sterke positieve statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat wiskundeangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de AMAS-NL score

De Shapiro-Wilk test (W(200) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant verschilt van een normale verdeling Scheefheid(54 SE -= 17) en platheid (kurtosis = -58 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 5) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

Omdat de scores voor AMAS-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onaf-hankelijke groepen toegepast met AMAS-NL score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke kenmerken als onafhankelijke variabelen Tabel 11 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemiddelde AMAS-NL-scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 16: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

16

Figuur 5 Histogram van de AMAS-NL scores

Tabel 11 Resultaten van Mann Whitney U tests bij vergelijking van scores bij AMAS-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 4088 -224 025 -15 vwo-wiskunde (AB) 4891 -184 066 -13 profiel (NGNT) 4174 064 520 05 studierichting 4245 137 171 09

De resultaten in tabel 11 geven aan dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde AMAS-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen studenten uit verschillende studie-richtingen Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de mannelijke studenten rapporteren een lager niveau van wiskundeangst dan vrouwe-lijke studenten maar het effect is zwak

4 Toets- en itemanalyse van TAI-NL

Studenten met toetsangst hebben zorg of angst omtrent het maken van toetsen of examens ge-voelens die bij het individu opkomen ofwel door een slechte voorbereiding op een toetsgelegenheid ofwel door de gedachte aan falen voor de toet (cf Spielberger amp Vagg 1995 Zeidner 1998) Toets-angst wordt meestal gepeild door zelfrapportage instrumenten het meest bekend zijn de Test Anxie-ty Questionnaire (TAQ) ontwikkeld door Mandler en Sarason (1952) en de in dit onderzoek gebruikte Test Anxiety Inventory (TAI) van Spielberger (1980)

De Test Anxiety Inventor (TAI) bestaat uit een lijst van 20 uitspraken over gevoelens zorg en emotiona-liteit voor of tijdens toets-situaties waarbij op een 4 punts- Likert schaal aangevinkt moet worden in hoeverre dit in de eigen situatie optreedt De keuzemogelijkheden zijn in de Nederlandstalige versie lsquobijna nooitrsquo lsquosomsrsquo lsquovaakrsquo en lsquobijna altijdrsquo (vertalingen van lsquoalmost neverrsquo lsquosometimesrsquo lsquooftenrsquo en lsquoalmost alwaysrsquo in de originele Engelstalige TAI) Deze Nederlandstalige versie duiden we in het ver-volg aan met TAI-NL Het gaat om een eerder gedane vertaling en aanpassing van de Engelstalige TAI aan het Nederlandse onderwijssysteem (Pradeep 2011) Validatie van de vertaling is gedaan door

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 17: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

17

twee onderzoekers werkzaam op het terrein van vakdidactiek wiskunde en drie promovendi in wiskunde- en natuurkundeonderwijs die allen vertrouwd waren met het Nederlandse wiskunde-curriculum Tabel 12 bevat alle items uit TAI en TAI-NL De keuzemogelijkheden in TAI-NL worden steeds omgezet in scores van lsquobijna nooitrsquo = 1 tot lsquobijna altijdrsquo = 4 de enige uitzondering is vraag 1 waarin de numerieke volgorde juist van 4 naar 1 terugloopt Dit leidt tot een totaalscore tussen 20 en 80 Hoe hoger deze score hoe hoger het zelfgerapporteerde niveau van toetsangst

De psychometrische eigenschappen van TAI-NL zijn bij studenten in de levenswetenschappen onder-zocht mede om de betrouwbaarheid en validatie van de Nederlandse versie te bepalen en te verge-lijken met de eigenschappen gerapporteerd door Spielberger (1980) zoals oa de factoranalyse in de drie onderscheiden componenten TAI Worry subscale (TAI-W) TAI Emotionality subscale (TAI-E) en een restcomponent (vragen 1 12 13 en 19) De ene component (TAI-W vragen 3 4 5 6 7 14 17 en 20) heeft te maken zorgen omtrent toets-situaties De andere component (TAI-E vragen 2 8 9 10 11 15 16 en 18) heeft te maken met emotionele gedachten omtrent toetsen en toets-situaties

TAI-NL is afgenomen als onderdeel van de enquecircte die studenten in het begin van de cursus digitaal invulden In deze enquecircte hebben we de studenten ook gevraagd op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij hun toetsangst inschatten

Tabel 12 Items uit TAI en TAI-NL

vraag TAI TAI-NL 1 I feel confident and relaxed while taking

tests Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak

2 While taking final examinations I have an uneasy upset feeling

Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig

3 Thinking about the grade I may get in a course interferes with my work on tests

Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

4 I freeze up on final exams Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen

5 During exams I find myself wondering whether I will ever get through school

Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

6 The harder I work at taking a test the more confused I get

Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak

7 Thoughts of doing poorly interfere with my concentration on tests

Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

8 I feel very jittery when taking an important test

Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk

9 Even when I am well prepared for a test I feel very anxious about it

Zelfs als ik goed voorbereid ben voor een toets voel ik me toch angstig

10 I start feeling very uneasy just before getting a test paper back

Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

11 During tests I feel very tense Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen

12 I wish examinations did not bother me so much

Ik zou graag willen dat ik minder problemen zou hebben met het afleggen van examens

13 During important examines I am so tense that my stomach gets upset

Tijdens belangrijke examens ben ik zo gespannen dat mijn maag van streek geraakt

14 I seem to defeat myself while working on Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 18: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

18

important test maken van een belangrijk proefwerk 15 I feel very panicky when I take an

important test Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak

16 If I were to take an important exam I would worry a great deal about taking it

Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

17 During tests I find myself thinking about the consequences of failing

Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

18 I feel my heart beating very fast during important tests

Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken

19 As soon as an exam is over I try to stop worrying about it but I just cannot

Zodra een examen afgelopen is probeer ik er niet meer over te piekeren maar dat lukt me niet

20 During a course examination I get so nervous that I forget facts I really know

Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

Via Cronbachrsquos α methode zijn betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten bepaald voor TAI-NL en voor de (8-items) componenten van TAI-NL die corresponderen met de TAI-W en TAI-E componenten van TAI De resultaten staan in Tabel 13 en duiden op een even goede betrouwbaarheid dan die van TAI zoals door Spielberger (1980) gerapporteerd bij diverse studies

Tabel 13 Cronbachrsquo s α bij TAI-NL voor cohorten 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013

Hele toets TAI-W (8 items) TAI-E (8 items) TAI-NL 2015-2016 90 84 88 TAI-NL 2014-2015 93 84 87 TAI-NL 2013-2014 93 83 89 TAI-NL 2012-2013 94 81 82 Spielberger 92 - 96 83 - 91 85 - 91

Voor de Nederlandse versie van TAI-W en TAI-E samen (16 items) uit 2015-2016 is een principale componenten factoranalyse gedwongen naar twee factoren uitgevoerd mbv de rotatiemethode lsquovarimax met Kaiser normalisatiersquo Deze factoranalyse verklaart 529 van de variantie Interessant aan deze factoranalyse is welke vragen in welke componenten terechtkomen en wat de factorla-dingen zijn Tabel 14 toont de redelijke overeenstemming tussen TAI-NL (W+E) resultaten en de eerdere resultaten van Spielberger (1980) Problematisch items zijn vragen 10 15 en 20 die niet duidelijk in een bepaalde component vallen verder staan alle vragen bij de juiste component ingedeeld

Tabel 14 Factorladingen van TAI-NL (W+E) items (alleen factorladingen gt 3 worden getoond)

Factorladingen TAI-NL (W+E) items TAI-E TAI-W 2 Ik ben zelfverzekerd en ontspannen als ik een proefwerk maak 69 37 3 Tijdens een eindtoets voel ik me niet op mijn gemak en ben ik angstig 30 52 4 Denken aan het cijfer dat ik kan voor een vak kan halen verstoort mijn prestatie in toetsen

45 50

5 Ik raak verlamd van de zenuwen bij eindtoetsen 71 6 Tijdens examens betrap ik mezelf er wel eens op dat ik me afvraag of ik ooit wel zal slagen

32 56

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 19: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

19

7 Hoe harder ik werk voor een proefwerk hoe meer ik in de war raak 32 56 8 Gedachten aan een mogelijk slecht resultaat verstoren mijn concentratie tijdens het maken van proefwerken

81

9 Ik krijg de kriebels van het deelnemen aan een belangrijk proefwerk 71 33 10 Ik begin me niet op mijn gemak te voelen kort voordat ik een proefwerk terug krijg

35 49

11 Tijdens proefwerken voel ik me heel gespannen 42 54 14 Ik lijk mezelf wel in de weg te zitten bij het maken van een belangrijk proefwerk

43 67

15 Ik ben paniekerig als ik een belangrijk proefwerk maak 47 60 16 Als ik een belangrijk examen moet afleggen dan heb ik daar vooraf al veel zorgen over

77 31

17 Tijdens proefwerken betrap ik mezelf er wel eens op dat ik aan de gevolgen van een slecht resultaat denk

66

18 Ik voel mijn hart in de keel kloppen tijdens belangrijke proefwerken 75 20 Tijdens een proefwerk wordt ik zo nerveus dat ik dingen vergeet die ik wel weet

43 57

Tabel 15 Gemiddelde scores in TAI-NL (met standaarddeviatie) voor cohort 2015-2016

kenmerk totaal biomed w biologie geen 373 (95) 366 (93) 396 (100) sekse man 360 (98) 359 (100) 361 (95)

vrouw 380 (93) 369 (89) 430 (94) vwo-wiskunde A 360 (89) 346 (78) 418 (109)

B 379 (94) 376 (96) 387 (87) profielkeuze NG 366 (87) 356 (82) 403 (98)

NT 391 (110) 389 (112) 394 (107)

Tabel 15 vat de gemiddelde scores in TAI-NL samen Enkele student-specifieke kenmerken zijn in de tabel meegenomen Het is duidelijk dat op een schaal van 20 tm 80 een gemiddelde score van omme nabij 37 laag is Dit betekent een score 36 op een schaal van 1 tot 10 Zelf schatten studenten hun toetsangst-score net zo in namelijk met 38 Instromende studenten levenswetenschappen hebben in het algemeen weinig toetsangst misschien hebben universitaire studenten hier in het algemeen sowieso minder last van dan bijvoorbeeld hbo studenten Als we tamelijk arbitrair studenten met een score van 60 of meer (in ons geval 2 standaarddeviaties verwijderd van het gemiddelde score) als risicogroep voor toetsangst kiezen dan is deze groep van 7 studenten uit een totaal van 200 geeumlnquecircteerden klein (35)

De Shapiro-Wilk test (W(201) = 93 p lt 001) duidt er op dat de verdeling van scores significant ver-schilt van een normale verdeling De scheefheid (93 SE -= 17) en platheid (kurtosis = 37 SE = 34) duiden op een rechts-scheve verdeling (zie Figuur 6) Dit blijft ook zo wanneer gegevens worden opgesplitst naar student-specifieke kenmerken zoals sekse op vwo gevolgd type wiskunde (A of B) profielkeuze op vwo (NG of NT) of de studierichting waarvoor men is ingeschreven

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 20: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

20

Figuur 6 Histogram van het TAI-NL score voor cohort 2014-2015

Omdat de scores voor TAI-NL niet normaal verdeeld zijn zijn Mann-Whitney U tests voor onafhanke-lijke groepen toegepast met TAI-NL-score als afhankelijke variabele en diverse student-specifieke ken-merken als onafhankelijke variabelen Tabel 16 vat de resultaten samen waarbij een Monte Carlo methode is toegepast om betrouwbaarheidsintervallen te berekenen bij de vergelijking van gemid-delde TAI-NL -scores wat betreft de student-specifieke kenmerken

Tabel 16 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van scores bij TAI-NL op basis van student-specifieke kenmerken

kenmerk U z p effect r sekse (manvrouw) 3985 -180 072 -13 vwo-wiskunde (AB) 4393 121 225 09 profiel (NGNT) 4191 113 258 08 studierichting 4350 210 036 15

De resultaten in tabel 16 duiden er op dat er geen statistisch significant verschil (op een significantie-niveau van 05) is in gemiddelde TAI-NL scores tussen studenten met wiskunde A of B in hun vakkenpakket tussen studenten met NG of NT profiel en tussen mannelijke en vrouwelijke studenten Er is wel een statistisch significant verschil in scores tussen studenten uit verschillende studierichtingen de biomedische studenten rapporteren in lager niveau van toetsangst dan de biologiestudenten

Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI-NL score en zelfinschatting van studenten is ρ = 75 p lt 001 Dit duidt op een statistisch significante correlatie studenten kunnen zichzelf wat toetsangst zo goed inschatten dat dit overeenstemt met de TAI-NL score

Rest de vraag of er correlaties bestaan tussen de door studenten behaalde scores op AMAS-NL TAI-NL de Entreetoets en de score op wiskundevragen in het eerste deeltentamen Hiervoor zijn eenzijdige Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten berekend en gepresenteerd in Tabel 17

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 21: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

21

Tabel 17 Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten tussen scores AMAS-NL TAI-NL en Entreetoets

AMAS-NL TAI-NL Entreetoets Score op 1ste deeltentamen

Wiskunde score

AMAS-NL correlatie 1 67 -23 -12 -03 Sig (eenzijdig) 000 001 052 351 N 194 194 194 194

TAI-NL correlatie 67 1 -07 -10 02 Sig (eenzijdig) 000 169 084 407 N 194 194 194 194

Entreetoets correlatie -23 -07 1 33 31 Sig (eenzijdig) 001 169 000 000 N 194 194 194 194

Score op 1ste deeltentamen

correlatie -12 -10 33 1 74 Sig (eenzijdig) 052 084 000 000 N 194 194 194 194

Wiskunde score

correlatie -03 02 31 74 1 Sig (eenzijdig) 351 407 000 00 N 224 194 194 194

De correlatie tussen wiskundeangst gepeild via AMAS-NL en toetsangst gepeild via TAI-NL is statis-tisch significant (ρ = 67 p lt 001) Deze positieve correlatie duidt op een positief verband tussen wis-kundeangst en toetsangst Met andere woorden wiskundeangst en toetsangst gaan vaak samen op Op zichzelf is het niet zo vreemd dat deze positieve correlatie gevonden is omdat AMAS-NL ook items heeft die zich richten op het toetsen van wiskunde (MEA component) De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de score op de Entreetoets is statisch significant negatief hoe hoger de gepeilde wiskundeangst of toetsangst hoe minder goed de score op de Entreetoets De correlatie tussen elk van beide gepeilde angsten en de wiskundescore op het eerste deeltentamen en beide deeltentamens samen is ook negatief maar niet statistisch significant De correlatie tussen Entreetoets en de tentamens is zwak positief maar statistisch significant (ρ = 33 en 31 p lt 001)

5 Evaluatie van ICT Wiskunde door studenten

Aan het einde is aan studenten gevraagd een digitaal evaluatiedocument in te vullen Alle items behalve de rapportcijfers voor het onderdeel van het vak zijn gecodeerd in een 5 punts-Likert schaal (zeer mee oneens tot zeer mee eens) In onderstaande tabellen is voor de studiejaren 2015-2016 2014-2015 2013-2014 en 2012-2013 bij elke vraag de gemiddelde score micro en de standaarddeviatie σ vastgesteld

Algemene vragen (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

1 Ik vond de inhoud van het wiskunde onderdeel interessant 28 08 28 09 29 08 27 10

2 Ik had voldoende voorkennis om het wiskunde onderdeel te kunnen volgen 34 10 34 10 36 10 30 11

3 Ik heb veel geleerd tijdens het wiskunde onderdeel 31 09 31 08 32 09 28 09

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 22: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

22

4 Het niveau van de stof was voor mij te hoog 29 09 28 09 27 09 33 10

5 Ik bezat een groot deel van de benodigde wiskundekennis al na afloop van de middelbare school

33 10 33 11 35 10 32 10

6 Ik heb nog steeds niet alle onderdelen van het wiskunde onderdeel goed begrepen

35 09 35 10 33 11 38 10

7 Het doel van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 34 10 33 09 34 10 32 10

8 De opbouw van het wiskunde onderdeel was me duidelijk 36 09 36 08 34 09 34 10

9 De gekozen werkvorm van digitaal wiskunde oefenen sprak me aan 30 12 30 13 29 13 27 12

10 Zelfstudie volstaat om het wiskunde onderdeel met succes te doorlopen 33 10 34 11 35 10 26 11

11 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag meer colleges voor uitleg van wiskunde

30 11 29 11 31 11 36 11

12 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een werkcollege voor het oefenen van lesstof en uitleg van wiskunde

34 12 35 11 34 13 41 09

13 Ik wil bij het wiskunde onderdeel graag een inloopspreekuur bij een docent om vragen te kunnen stellen over de stof

32 09 32 10 33 11 38 09

Vragen over de SOWISO omgeving (in 2011-2012 DWO) en de begeleiding (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

14 De feedback in de SOWISO opdrachten was goed 33 10 33 10 30 10 22 10

15 De werking van de SOWISO was me duidelijk en ik kon er goed mee omgaan 38 10 39 09 30 11 36 09

16 De ondersteuning van het gebruik van de SOWISO omgeving bij problemen was goed

33 09 34 08 29 09 28 09

17 Er werd snel op een e-mail met vragen gereageerd 35 08 34 08 36 09 35 07

18 Ik vond het forum in de SOWISO omgeving een handig communicatiemiddel 30 08 30 07 29 07 - -

19 Ik heb veel technische problemen met de SOWISO omgeving gehad 21 10 22 10 - - - -

Vragen over de opdrachten (5-puntschaal) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

20 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen duidelijk 35 08 36 08 35 09 22 10

21 Ik vond de wiskunde opdrachten in het algemeen van goed niveau 36 07 35 08 37 06 36 09

22 Ik had in het algemeen voldoende tijd voor het maken van de SOWISO opdrachten

38 08 39 08 37 08 28 09

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 23: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

23

23 Ik vond het cursussite een beknopt dictaat met de dynamische voorbeelden van goede kwaliteit

35 07 34 09 32 09 - -

24 Ik moest erg wennen aan het woordgebruik en de stijl in de wiskunde modules

26 10 27 11 - - - -

25 Ik vond het fijn dat je voorafgaand aan de toetsen de opdrachten kon oefenen en oplossingen kon bekijken

43 08 44 06 44 08 - -

Conclusie Wat opvalt is het volgende

bull Enquecircteresultaten zijn gelijk als in het vorige studiejaar bull Ondanks dat de wiskunde van de laatste twee jaren moeilijker is dan voorheen is dit voor

studenten geen bijzonder groot probleem geweest Het eerste deel betreft ook veelal stof die op vwo al behandeld is dit kan volgens de studenten met ICT-ondersteunde zelfstudie goed gedaan worden ook al lijkt een lichte behoefte aan een werkcollege te bestaan

bull Door gebruik van de SOWISO omgeving is de feedback op eigen werk als veel beter ervaren dan voorheen met DWO De wijziging van oefen- en toetsomgeving drie jaren geleden heeft goed uitgepakt

bull Studenten ervaren weinig technische problemen met SOWISO en dit aantal neemt af bull De in SOWISO gerealiseerde aanpak van oefeningen en (dynamische) voorbeelden vooraf

werd door bijna alle studenten zeer gewaardeerd (43 op een 5-puntschaal) bull De feedback in werking van en ondersteuning in gebruik van de SOWISO omgeving wordt

in vergelijking met beginjaren van ICT wiskunde beter gevonden Dit komt vermoedelijk ook doordat het gebruik van de formule-editor aan het begin geoefend is en de uitleg aan het begin van de cursus verbeterd is

bull Een beknopt digitaal dictaat lijkt te helpen de opdrachten lijken daardoor duidelijker dan voorheen

bull Er was voldoende tijd voor het maken van de opdrachten Rapportcijfers van onderdelen Onderdeel micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013 2011-2012

Chemisch rekenen 67 13 71 11 70 12 72 12 71 11

Functies 71 11 71 11 68 12

Differentieumlren 68 13 69 13 64 14 71 13 71 11

Onbegrensde groei 63 14 63 14 61 14 63 16

Geremde exponentiele groei 62 14 60 14 50 16 39 19

Logistische groei 61 15 59 15 49 17

Het wiskundeonderdeel als geheel 65 13 65 11 64 13 59 14 58 13

Conclusie Rapportcijfers zijn stabiel en hoger dan voorheen bij moeilijk onderdelen Naarmate de lesstof nieuwer voor studenten wordt en er meer toepassingen komen nemen de rapportcijfers af maar blijven voldoende Alleen chemisch rekenen wordt dit jaar minder positief ervaren (terwijl daar niets aan veranderd is) zonder dat echt bekend is waarom Misschien dat de tentamensommen hierover die niet zo goed gemaakt werden hier debet aan zijn

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 24: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

24

Onderstaande figuren tonen de distributies van de cijfers op verschillende onderdelen en de cursus als geheel

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 25: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

25

Vragen over de Khan Academie (iktelnl) bewering micro σ 2014-2015 2013-2014 2012-2013

De kennisclips op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 11 31 06 - -

De oefeningen op de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) zijn een nuttige aanvulling op het digitale lesmateriaal

31 10 31 05 - -

33 Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse Khan Academie (iktelnl) bij het bestuderen van de lesstof

11 03 11 02 12 04 - -

Conclusie Bijna iedereen heeft geen gebruik gemaakt van de (Nederlandse) Khan Academie Dit is ook niet gepropageerd in de gekozen opzet Bij chemisch rekenen nog wel verwijzingen naar 2 filmpjes maar bij Functies en Differentieumlren alleen een link naar de site onderaan de theorietekst Maar kennelijk is het ook niet nodig en kunnen studenten met de digitale lestekst en de oefeningen vooruit

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 26: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

26

Vragen over de student dashboard bewering micro σ 2014-2015 2013-2014

34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 32 10 31 11 31 06

35 De werking van het dashboard was me duidelijk 32 11 31 10 31 05

36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien waar ik stond in verhouding tot medestudenten

17 09 14 05 14 05

Ik heb gebruik gemaakt van de links die het dashboard suggereerde als relevant voor het maken van een toets

- - - - 12 04

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoort-gang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

28 11 28 11 33 04

Conclusie In studiejaren 2015-2016 en 2014-2015 was alleen de barcode in beeld en niet meer een link naar suggesties voor verdere studie Zeer weinig studenten hebben gebruik gemaakt van het dashboard maar het aantal is toegenomen Over de bedoeling werking en nut van het dashboard heeft men daarom een neutrale mening Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het dashboard geen uitleg staat en studenten de SOWISO dashboards ook zien ook al spelen ze geen rol in de cursus Er is een statistisch significante positieve correlatie tussen gebruikmaking van dashboard en de ervaren stimulans van het dashboard (Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt r = 041 plt001) Het gerapporteerde niveau van gebruikmaken van het dashboard hangt niet af van sekse wiksundeachtergrond of gekozen studie maar wel van de vwo profielkeuze Uit een Mann-Whitney U test volgt (U(94) = 582 z = -2794 p = 0005 met effectgrootte 29) dat het gerapporteerde niveau van NG studenten (micro = 19 σ = 91) hoger is dan dat van NT studenten (micro = 13 σ = 040) Er wordt hard gewerkt door de studenten gedurende de acht weken Bijgaande figuur toont de grafiek van het aantal oefeningen die gemaakt worden uitgezet tegen de tijd Pieken vormen de deadlines van inlevering en voorbereiding op tentamen De eerste piek betreft de start van de cursus gevolgd door de vaardighedentoets en vragenlijsten De laatste piek betreft het afmaken van toetsen en de evaluatie van de cursus Het aantal opdrachten per week nam af in de loop van de tijd 240 studenten hebben in de cursusperiode van 8 weken in totaal 40368 oefeningen gemaakt en 247 studenten hebben 17609 theoriedelen bekeken De grafiekvorm is gelijk aan die van vorig studiejaar

Aantal gemaakte oefeningen per dag uitgezet tegen tijd

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 27: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

27

Studenten werken het meest tussen 11 uur rsquos morgens en 11 uur rsquos avonds en gedurende de hele week met een piekinzet tijdens het weekeinde als de deadline op zondag nadert

Activiteiten per uur

Activiteiten per weekdag

6 Toets- en itemanalyse van MSLQ

MSLQ vragen De Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) afgenomen na afloop van de cursus bestaat uit een lijst van eenentachtig Engelstalige uitspraken waarbij op een 7 punts-Likert schaal de mate van instemming die men hiermee heeft aangevinkt moet worden De keuzemogelijkheden varieumlren van lsquonot at all true of mersquo tot lsquovery true of mersquo

1 In a course like this I prefer course material that really challenges me so I can learn new things

2 If I study in appropriate ways then I will be able to learn the material in this course

3 When I take a test I think about how poorly I am doing compared with other students

4 I think I will be able to use what I learn in this course in other courses

5 I believe I will receive an excellent grade in this course

6 Irsquom certain I can understand the most difficult material presented in the readings for this course

7 Getting a good grade is the most satisfying thing for me right now

8 When I take a test I think about items on other parts of the test I canrsquot answer

9 It is my own fault if I donrsquot learn the material in this course

10 It is important for me to learn the course material

11 The most important thing for me right now is improving my overall grade point average so my main concern in this course is getting a good grade

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 28: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

28

12 Irsquom confident I can understand the basic concepts taught in this course

13 If I can I want to get a better grade in this course than most of the other students

14 When I take tests I think of the consequences of failing

15 Irsquom confident I can understand the most complex material presented by the instructor in this course

16 In a course like this I prefer course material that arouses my curiosity even if it is difficult to learn

17 I am very interested in the content area of this course

18 If I try hard enough then I will understand the course material 19

I have an uneasy upset feeling when I take an exam

20 Irsquom confident I can do an excellent job on the assignments and tests in this course

21 I expect to do well in this course

22 The most satisfying thing for me in this course is trying to understand the content as thoroughly as possible

23 I think the course material in this class is useful for me to learn

24 When I have the opportunity in this course I choose course assignments that I can learn from even if they donrsquot guarantee a good grade

25 If I donrsquot understand the course material it is because I didnrsquot try hard enough

26 I like the subject matter of this course

27 Understanding the subject matter of this course is very important to me

28 I feel my heart beating fast when I take an exam

29 Irsquom certain I can master the skills being taught in this course

30 I want to do well in this course because it is important to show my ability to my family friends employer or others

31 Considering the difficulty of this course the teacher and my skills I think I will do well in this course

32 When I study the readings for this course I outline the material to help me organize my thoughts

33 During class time I often miss important points because Irsquom thinking of other things

34 When studying for this course I often try to explain the material to a classmate or a friend

35

I usually study in a place where I can concentrate on my course work

36 When reading for this course I make up questions to help focus my reading

37 I often feel so lazy or bored when I study for this course that I quit before I finish what I planned to do

38 I often find myself questioning things I hear or read in this course to decide if I find them convincing

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 29: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

29

39 When I study for this course I practice saying the material to myself over and over

40 Even if I have trouble learning the material in this course I try to do the work on my own without help from anyone

41 When I become confused about something Irsquom reading for this course I go back and try to figure it out

42 When I study for this course I go through the readings and my class notes and try to find the most important ideas

43 I make good use of my study time for this course

44 If course materials are difficult to understand I change the way I read the material

45 I try to work with other students from this course to complete the course assignments

46 When studying for this course I read my class notes and the course reading over and over

47 When a theory interpretation or conclusion is presented in class or in readings I try to decide if there is good supporting evidence

48 I work hard to do well in this course even if I donrsquot like what we are doing

49

I make simple charts diagrams or tables to help me organize course material

50 When studying for this course I often set aside time to discuss the course material with a group of students from the class

51 I treat the course material as a starting point and try to develop my own ideas about it

52 I find it hard to stick to a study schedule

53 When I study for this course I pull together information from different sources such as lectures readings and discussions

54 Before I study new material thoroughly I often skim it to see how it is organized

55 I ask myself questions to make sure I understand the material I have been studying in this course

56 I try to change the way I study in order to fit the course requirements and instructorrsquos teaching style

57

I often find that I have been reading for this course but donrsquot know what it was all about

58 I ask the instructor to clarify concepts I donrsquot understand well

59 I memorize key words to remind me of important concepts when I study

60 When course work is difficult I give up or only study the easy parts

61 I try to think through a topic and decide what I am supposed to learn from it rather than just reading it over when studying for this course

62 I try to relate ideas in this subject to those in other courses whenever possible

63 When I study for this course I go over my class notes and make an outline of important concepts

64 When reading for this course I try to relate the material to what I already know

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 30: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

30

65 I have a regular place set aside for studying

66 I try to play around with ideas of my own related to what I am learning in this course

67 When I study for this course I write brief summaries of the main ideas from the readings and the concepts from the lectures

68 When I canrsquot understand the material in this course I ask another student in this class for help

69 I try to understand the material in this course by making connections between the readings and the concepts from the lectures

70 I make sure I keep up with the weekly readings and assignments for this course

71 Whenever I read or hear an assertion or conclusion in this course I think about possible alternatives

72 I make lists of important terms for this course and memorize the lists

73 I attend class regularly

74 Even when course materials are dull and uninteresting I manage to keep working until I finish

75 I try to identify students in this course whom I can ask for help if necessary

76 When studying for this course I try to determine which concepts I donrsquot understand well

77 I often find that I donrsquot spend very much time on this course because of other activities

78 When I study for this course I set goals for myself in order to direct my activities in each study period

79 If I get confused taking notes I make sure I sort it out afterward

80 I rarely find time to review my notes or readings before an exam

81 I try to apply ideas from course readings in other class activities such as lecture and discussion

Deze vragen toetsen de motivatie van studenten om met lesmateriaal in de weer te zijn en hun leerstrategieeumln en worden samengevat in 4 rubrieken en 15 schalen we geven de volledige Engelstalige naam afkorting en vragen in de schaal

Motivation scales Value Components Intrinsic Goal Orientation intr 1 16 22 24 Extrinsic Goal Orientation extr 7 11 13 30 Task Value tskv 4 10 17 23 26 27 Expectancy Components Control of Learning Beliefs cont 2 9 18 25 Self-Efficacy for Learning and Performance slfef 5 6 12 15 20 21 29 31 Affective Components Test Anxiety tanx 3 8 14 19 28

Learning Strategies Scales Cognitive and Metacognitive scales Rehearsal reh 39 46 59 72 Elaboration elab 53 62 64 67 69 81

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 31: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

31

Organization org 32 42 49 63 Critical Thinking crit 38 47 51 66 71 Metacognitive Self-Regulation mcg 33 36 41 44 54 55 56 57 61 76 78 79 Resource Management Strategies

Time and Study Environment tsdy 35 43 52 65 70 73 77 80 Effort Regulation eff 37 48 60 74 Peer Learning prlrn 34 45 50 Help Seeking hsk 40 58 68 75 De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-component bestaat uit intrinsieke en extrinsieke doelgerichtheid waarin gemeten wordt of uitvoering van een opdracht of leertaak vanuit student gezien wordt als doel op zichzelf met cijfers beloning uitvoering en dergelijke als drijfveren of vooral gezien wordt als middel om kennis en vaardigheden eigen te maken (uitdaging nieuws-gierigheid en beheersing zijn dan drijfveren) Onder taakwaardering wordt verstaan in hoeverre de student opdrachten en leertaken interessant belangrijk en nuttig vinden Bij de verwachting-component wordt gekeken naar het geloof dat leren loont (de gedachte om zelf invloed toe hebben op eigen leerprestaties) en het geloof in eigen kunnen (zelfvertrouwen dat leertaken succesvol uitgevoerd kunnen worden) De gevoelswaarde betreft alleen toetsangst (angst om te falen bij toetsing) en heeft gevolgen voor prestaties in toetssituaties zoals tentamen en meesterproeven lsquoGeloof in eigen kunnenrsquo heeft zelf geen directe invloed op de prestaties van leerlingen maar heeft wel een faciliterende rol bij het verbeteren van prestaties doordat zij invloed heeft op het gebruik van cognitieve en metacognitieve strategieeumln Intrinsieke motivatie taakwaardering en controle-verwachtingen inzake leren correleren in wetenschappelijke studies vaak significant met acade-mische prestatiematen De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) elaboratie (parafraseren verbanden leggen samenvatten analogieeumln inzetten representeren van de stof hellip) organisatie (informatie in tabellen en schemarsquos clusteren selecteren van hoofdzaken hellip) kritisch denken (nieuwe ideeeumln kritisch evalueren en toepassen) en metacognitieve zelfregulatie (doelen stellen (deel)taken orieumlnteren op plus analyseren en plannen van opdrachten en leertaken doorzetten jezelf vragen stellen aandacht bij de taak houden jezelf monitoren tussencontroles en zelfchecks inbouwen hellip) De mate waarin er gebruik wordt gemaakt van deze leerstrategieeumln heeft invloed op de prestaties van studenten en significante correlatie met academische prestatiematen worden vaak gevonden Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln en zelfregulatie blijken de beste voorspellers van prestaties waarbij zelfregulatie de sterkste relatie met prestatie toont Het gebruik maken van cognitieve strategieeumln zonder zelfregulatie heeft vaak een negatief effect op de academische prestaties het is belangrijk om niet alleen te weten lsquowatrsquo (cognitieve strategieeumln) je moet doen maar ook lsquowanneerrsquo en lsquohoersquo (zelfregulatie) Resource management strategieeumln betreffen hulpstrategieeumln zoals beheer van tijd en studieomgeving (reserveren van tijd en goede studieplek organiseren) inspanningsmanagement (engagement en zelfregulatie van inspanningen om doelen te halen) in onderlinge samenwerking leren (met andere studenten en elkaars kennis en begrip testen) en hulp zoeken (bij docent medestudenten of anderen)

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 32: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

32

Normaliteit van de MSLQ schalen De vraag of de scores in de MSLQ schalen normaal verdeeld zijn is onderzocht met de Shapiro-Wilk test De 102 scores op de schalen lsquoTime and Study Environment lsquoEffort Regulationrsquo lsquoPeer Learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo wijken statistisch significant (p=005) af van een normale verdeling volgens de Shapiro-Wilk test de scores voor de andere schalen wijken niet significant af van normaliteit W- en p-waarden zijn hieronder getabelleerd De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test op normaliteit van de scores zijn afwijkend behalve de eerder genoemde schallen wijken ook de schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoRehearsalrsquo lsquoOrganizationrsquo en lsquoCritical Thinkingrsquo significant af van normaliteit

Shapiro-Wilk Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk W 986 990 980 986 985 986 983 981 982 980 989 974 966 974 975 p 358 657 136 349 321 376 203 160 195 119 591 042 009 044 048

Kolmogorov-Smirnov Schaal intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn hsk D 075 079 108 090 060 080 111 087 100 122 079 091 140 096 117 p 173 126 005 039 200 108 003 056 014 001 124 036 000 020 001 200 als ondergrens voor significantie

Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen intr extr tskv cont slfef tanx reh elab org crit mcg tsdy eff prlrn extr 39 tskv 66 47 cont 31 08 28 slfef 35 05 18 45 tanx 12 50 24dagger -17 -44 reh 15 40 38 01 -03 30 elab 51 34 54 26 25 11 44 org 43 35 45 07 12 25dagger 61 69 crit 41 23dagger 31 19 27 04 39 47 44 mcg 39 31 43 19 23dagger 01 42 67 45 44 tsdy 22dagger 03 34 11 18 -13 28 43 27 18 41 eff 30 08 34 12 25 -14 12 34 18 16 34 72 prlrn 10 15 13 -08 03 23dagger 32 22dagger 26 28 07 -01 02 hsk 06 11 23dagger -08 -04 12 16 32 14 11 18 31 55 54 correlatie is significant op 001 niveau (2-zijdig)

dagger correlatie is significant op 005 niveau (2-zijdig)

De meeste correlaties zijn (zeer) zwak (r=0-020)bescheiden (021-035) en middelmatig (036-065) maar wel statistisch significant (62 uit 105 zijn significant) Er zijn weing significante correlaties tussen toetsangst en leerstrategieeumln Ook zijn erweinig correlaties tussen schalen lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en leerstrategieeumln Alle andere motivatieschalen correleren met alle leerstrategieeumln op lsquoPeer learningrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo na (lsquoPeer Learningrsquo correleert alleen een beetje met lsquoTest Anxietyrsquo en lsquoHelp Seekingrsquo correleert een beetje met lsquoTask Valuersquo) Een sterke correlatie (r=065-090) bestaat tussen lsquoIntrinsic Goal Orientation rsquo en lsquoTask Valuersquo tussen lsquoOrganizationrsquo en lsquoRehearsalrsquo tussen lsquoMetacognitive Self-Regulationrsquoen lsquoElaborationrsquo en tussen lsquoEffort Regulationrsquo en lsquoTime and Study Environmentrsquo

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 33: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

33

Item en schaal statistieken Voor elke MSLQ schaal presenteren we betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten (Cronbachrsquos alpha) ge-middelden standaarddeviaties en 0-de orde correlatiecoeumlfficieumlnten met de wiskundescores op beide deeltentamens samen op het eerste deeltentamen en op de Entreetoets Op deze manier kunnen we de gegevens vergelijken met de resultaten gerapporteerd door Pintrich et al (1991) Betrouwbaar-heidscoeumlfficieumlnten kunnen vergeleken worden met de samenvatting van verschillende betrouw-baarheidsstudies door Credeacute en Philips (2011) De beschrijvende statistiek is gebaseerd op vragen-lijsten ingevuld door 102 studenten Bias corrected and accelerated bootstrap 95 confidentie-intervallen voor de berekende correlaties staan tussen haakjes Correlaties op tweezijdig significantie-niveau 001 en 005 worden met respectievelijk dagger aangeduid

Intrinsic Goal Orientation alpha = 69 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 1 412 141 02 [-18 22] 05 [-15 26] 16 [-06 35] 16 452 147 -18 [-27 13] -01 [-22 22] 10 [-08 28] 22 425 144 -14 [-34 06] -04 [-23 16] -04 [-24 13] 24 384 129 -02 [-24 19] -02 [-22 17] 03 [-17 22] schaal 418 101 -07 [-26 12] 02 [-18 24] 09 [-10 29]

Extrinsic Goal Orientation alpha = 62 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 7 406 176 -09 [-27 11] -10 [-27 11] -01 [-20 18] 11 465 141 -17 [-38 07] -15 [-37 10] -13 [-32 07] 13 475 135 06 [-14 24] 21dagger [02 40] 18 [02 33] 30 383 174 -05 [-25 14] 09 [-14 28] 01 [-21 21] schaal 432 108 -10 [-31 12] -01 [-21 22] -03 [-22 16]

Task Value alpha = 85 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 4 425 149 01 [-19 21] -05 [-25 15] 03 [-15 21] 10 464 123 -14 [-33 07] -19 [-3902] -14 [-34 06] 17 356 137 01 [-19 23] 01 [-20 20] 07 [-11 27] 23 470 136 -04 [-26 17] -04 [-23 14] -11 [-28 08] 26 375 138 05 [-16 26] 03 [-18 23] 11 [-08 29] 27 444 136 03 [-18 24] -05 [-25 16] -07 [-28 14] schaal 422 103 00 [-21 22] -04 [-25 17] -01 [-20 19]

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 34: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

34

Control of Learning Beliefs alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 2 519 112 -12 [-32 10] -01 [-22 19] 06 [-15 26] 9 520 140 01 [-1720] 04 [-14 25] 13 [-07 35] 18 535 123 -08 [-27 13] 07 [-12 27] 28 [09 45] 25 428 151 05 [-14 22] 17 [00 33] 18 [-04 38] schaal 500 94 -06 [-23 15] 09 [-08 26] 23dagger [04 42]

Self-Efficacy for Learning and Performance alpha = 89

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 5 399 129 19 [-01 37] 25dagger [06 43] 39 [19 56] 6 354 151 -07 [-27 15] 11 [-1134] 37 [18 55] 12 519 127 -04 [-26 15] 08 [-14 29] 23dagger [03 41] 15 394 151 -07 [-30 13] 06 [-16 28] 31 [11 48] 20 420 131 -02 [-24 21] 19 [-01 37] 38 [22 52] 21 448 106 -01 [-22 21] 07 [-14 29] 33 [16 50] 29 472 135 05 [-16 24] 28 [10 44] 34 [15 50] 31 436 117 00 [-23 23] 12 [-09 33] 34 [14 50] schaal 430 98 01 [-20 22] 18 [-01 39] 44 [27 59]

Test Anxiety alpha = 83 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 3 345 175 02 [-16 21] -08 [-27 10] -10 [-29 09] 8 386 142 -08 [-27 12] -13 [-32 09] -18 [-37 02] 14 436 153 -09 [-29 11] -27 [-47 -05] -22dagger [-41 -04] 19 351 163 -03 [-24 18] -05 [-24 15] -25dagger [-41 -07] 28 334 180 -05 [-25 16] -13 [-32 08] -12 [-32 08] schaal 372 125 -05 [-25 15] -18 [-39 03] -24dagger [-42 -05]

Rehearsal alpha = 65 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_diagntoets item 39 308 150 -08 [-30 13] -20dagger [-40 00] -20 [-38 -01] 46 327 146 -02 [-21 18] -09 [-28 12] -14 [-33 05] 59 438 137 -09 [-29 11] -19 [38 02] -06 [-24 13] 72 388 161 -16 [-34 00] -16 [-34 02] -20dagger [-38 -02] schaal 366 104 -12 [-33 10] -21dagger [-40 -01] -21dagger [-40 00]

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 35: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

35

Elaboration alpha = 68

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 53 375 156 -13 [-33 07] -13 [-33 08] -19 [-39 02] 62 421 127 02 [-20 24] -02 [-25 20] 04 [-15 24] 64 504 117 13 [-06 33] 18 [-02 37] 17 [-05 35] 67 377 182 -05 [-26 16] -14 [-33 06] -13 [-36 12] 69 437 129 -10 [-32 13] -03 [-24 18] 09 [-09 30] 81 401 122 -10 [-28 07] 13 [-05 30] -01 [-21 19] schaal 419 87 -05 [-26 16] -05 [-25 16] -01 [-22 22]

Organization alpha = 72 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 32 380 163 -20dagger [-40 02] -31 [-50 -10] -22dagger [-42 -02] 42 445 142 -08 [-28 15] -16 [-35 07] -05 [-26 16] 49 298 154 -16 [-37 06] -14 [-35 06] -26 [-44 -07] 63 411 151 -10 [-32 10] -16 [-38 07] -13 [-32 08] schaal 380 115 -18 [39 05] -27 [-45 -08] -22dagger [-43 01]

Critical Thinking alpha = 77

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 38 360 132 -11 [-30 07] 01 [-18 22] 17 [-04 36] 47 364 151 -11 [-32 08] -02 [-20 16] 04 [-13 21] 51 314 131 -12 [-29 06] -10 [-28 07] 05 [-16 23] 66 395 147 -14 [-35 07] -20dagger [-39 02] -01 [-20 20] 71 361 128 -19 [-37 01] -13 [-31 07] 03 [-17 24] schaal 359 99 -18 [-36 02] -10 [-29 11] 07 [-12 25]

Metacognitive Self-Regulation alpha = 64

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 33r 422 158 11 [-12 33] 11 [-10 33] 10 [-12 31] 36 335 149 -00 [-20 20] -06 [-2815] -15 [-34 04] 41 531 119 03 [-17 23] 13 [-07 35] 12 [-09 33] 44 410 127 00 [-20 19] 00 [-20 21] 09 [-12 29] 54 446 153 -18 [-35 00] -08 [-28 12] -04 [-22 15] 55 383 130 -20dagger [-38 -01] -14 [-34 07] -01 [-21 19] 56 410 121 -16 [-37 07] -12 [-34 10] -07 [-26 12] 57r 425 151 01 [-21 21] 02 [-21 25] 29 [-08 46]

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 36: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

36

61 406 154 -11 [-30 07] 01 [-18 21] 02 [-18 21] 76 488 122 05 [-15 25] 00 [-21 23] -04 [-22 15] 78 427 130 -13 [-33 07] -12 [-36 10] -02 [-22 18] 79 418 142 07 [-12 25] -01 [-21 18] -10 [-27 08] schaal 425 062 -12 [-31 09] -08 [-31 14] 02 [-20 22]

Time and Study Environment alpha = 67

mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 35 523 119 -12 [-32 06] -02 [-21 19] -17 [-35 00] 43 432 126 -07 [25 12] -04 [-2215] 07 [-13 26] 52r 412 177 03 [-18 24] 16 [-02 34] -02 [-24 19] 65 495 145 -06 [-26 13] -07 [-28 15] -09 [-27 09] 70 515 148 10 [-13 31] 15 [-05 36] 05 [-13 25] 73 511 153 -10 [-31 10] -08 [-30 13] 08 [-10 26] 77r 402 144 -00 [-19 20] -14 [-34 08] -01 [-18 16] 80r 428 167 06 [-12 24] 03 [-16 24] 05 [-17 25] schaal 465 082 -01 [-20 40] -01 [-22 22] 01 [-19 20]

Effort Regulation alpha = 67 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 37r 436 166 07 [ -14 28] 11 [-10 32] -02 [-25 21] 48 472 129 -06 [-29 15] 03 [-19 26] -05 [-26 16] 60r 494 145 11 [-14 32] 12 [-11 34] 17 [-04 36] 74 498 138 01 [-19 23] 12 [-09 35] 06 [-15 27] schaal 475 103 05 [-16 28] 13 [-08 36] 05 [-17 26]

Peer Learning alpha = 58 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 34 354 137 -02 [-21 20] 16 [-05 38] 10 [-12 32] 45 342 173 11 [-06 30] 04 [-18 25] 04 [-16 23] 50 243 129 -17 [-35 01] -15 [-34 06] -11 [-33 08] schaal 313 109 -02 [-21 18] 05 [-20 28] -01 [-19 23]

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 37: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

37

Help Seeking alpha = 60 mean stdev r_wiskunde r_tentamen_1 r_entreetoets item 40r 368 153 10 [-09 27] 11 [-09 30] 08 [-13 27] 58 362 161 -04 [-24 17] -02 [-23 18] -04 [-24 17] 68 451 176 04 [-16 23] 06 [-16 26] 11 [-10 29] 75 396 164 -09 [-30 15] -09 [-31 14] -04 [-24 16] schaal 393 112 02 [-18 23] 04 [-15 23] 07 [-14 28]

De betrouwbaarheidscoeumlfficieumlnten van alle MSLQ schalen zijn robuust met waarden van Cronbachrsquos alpha tussen 058 en 089 Ze zijn in overeenstemming met literatuurgegevens Zwakke en bescheiden negatieve correlaties bestaan tussen de score op wiskundevragen in eerste deeltentamen en de MSLQ schalen lsquoOrganizationlrsquo (op significantieniveau 001) en lsquoRehearsalrsquo (op significantieniveau 005) Zwakke en bescheiden correlaties zijn gevonden tussen de score op de entreetoets en de MSLQ schalen lsquoSelf-efficacy for learning and performancersquo (op significantieniveau 001) en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo lsquoTest Anxietyrsquo lsquoRehearsalrsquo en lsquoOrganizationrsquo (op significantieniveau 005) Maar het meest opvallend is het ontbreken van correlaties tussen de score op wiskundevragen in beide deeltentamens samen en de MSLQ schalen er is geen correlatie gevonden tussen de wiskunde-prestaties van studenten en de motivatieschalen lsquoIntrinsic Goal Orientationrsquo en lsquoControl of Learning Beliefsrsquo intrinsieke motivatie is inderdaad geen garantie op succes en de studenten denken wellicht dat ze zelf weinig of geen invloed hebben op het leren van wiskunde (daar zou een wiskundeknobbel voor nodig zijn) Ook is er geen correlaties gevonden zijn tussen wiskundeprestaties en het in samenwerking leren en hulp zoeken Voor een wiskundeonderdeel dat gericht is op het leren van wiskundige methoden en technieken is het niet vreemd dat geen correlatie gevonden is met prestaties en de MSLQ schaal lsquoCritical Thinkingrsquo Maar de correlatieresultaten wijken wel af van die van het studiejaar 2014-2015 toen er wel zwakke en bescheiden correaties gevonden werden

De lsquoOrganizationrsquo score van biologiestudenten is statistisch significant hoger dan de score van biomedische studenten Mann-Whitneyrsquos U = 1262 z = 2110 p = 0035 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen biologiestudenten en studenten biomedische wetenschappen op welke andere MSLQ schaal dan ook

De lsquoSelf-efficacyrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant hoger dan de score van studenten met Wiskunde A Mann-Whitneyrsquos U = 1174 z = 2046 p = 0041 en effectgrootte r = 021 De lsquoOrganizationrsquo score van studenten met Wiskunde B als achtergrond is statistisch significant lager dan de score van studenten met Wiskunde A (mediaan=48) Mann-Whitneyrsquos U = 689 z = -2050 p = 0040 en effectgrootte r = 021 Verder zijn er geen statistisch significante verschillen in scores tussen studenten met wiskunde A en B op welke andere MSLQ schaal dan ook

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 38: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

38

Er zijn statistisch significante verschillen (op significantieniveau 005) in MSLQ scores van mannelijke en vrouwelijke studenten voor de motivatieschalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo lsquoSelf-efficacyrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo Tabel 18 vat de resultaten samen van de Mann-Whitney U tests op basis van 102 respondenten De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn respectievelijk twee eacuteeacuten en vier punten lager in de MSLQ schalen lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Learning Beliefsrsquo en lsquoTest Anxietyrsquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos De mediaan van scores van mannelijke studenten zijn drie punten hoger in de MSLQ schaal lsquoSelf-efficacy for Learning and Performancersquo dan die van hun vrouwelijke collegarsquos

Tabel 18 Resultaten van Mann-Whitney U tests bij vergelijking van MSLQ scores op basis van sekse

MSLQ schaal U z p effect r Task Value 816 - 2312 027 23 Control of Learning Beliefs 838 -2158 031 21 Self-efficacy 1417 1991 047 20 Test Anxiety 779 -2576 010 26

Tot slot Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen TAI score en Tanx score bij MSLQ is gelijk aan 062 en statistisch significant op niveau 001 Beide meten kennelijk goed de mate van gerapporteerde toetsangst Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnt tussen AMAS score en Slfeff resp TANX score bij MSLQ is gelijk aan -44 respectievelijk 49 en statistisch significant op niveau 001 Verder zijn geen statistisch significante correlaties tussen AMAS en MSLQ schalen gevonden Kortom er is een zwak maar statistisch significant verband tussen wiskundeangst en het geloof in eigen kunnen hoe angstiger des te lager het geloof in eigen kunnen Ook is er opnieuw een statistisch significant verband gevonden tussen wiskundeangst en toetsangst

Explorerende principale-componentenanalyse met 6 voorgeschreven componenten voor de eerste 31 MSLQ vragen levert een opdeling in componenten op die de onderverdeling van de motivatievragen in de eerdergenoemde 6 schalen ondersteunt In onderstaande tabel staan de factorladingen bij gebruik van Varimax rotatiemethode en met weglating van scores kleiner dan 3

Eigenlijk zijn alleen de MSLQ vragen 7 12 18 22 en 24 niet duidelijk in de juiste schaal terechtgekomen Verder horen de hoogste factorladingen van vragen bij de juiste MSLQ componenten Bij andere MSLQ vragen is de opdeling in componenten niet zo eacuteeacuten op eacuteeacuten gekoppeld aan het gegeven schema

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 39: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

39

Vraag

Component

1 slfef 2 tanx 3 extr 4 tskv 5 intr 6 cont

MSLQ21 841

MSLQ31 776

MSLQ6 709 314

MSLQ20 814 -317

MSLQ15 675 388

MSLQ29 612

MSLQ12 362 -398 431

MSLQ5 749

MSLQ19 817

MSLQ28 843

MSLQ3 709

MSLQ14 -378 607

MSLQ8 478 355

MSLQ7 370 341 511

MSLQ11 425 557

MSLQ30 479 492

MSLQ13 607

MSLQ27 734

MSLQ10 671

MSLQ23 755

MSLQ4 678

MSLQ17 772

MSLQ26 755

MSLQ16 317 668

MSLQ1 316 665

MSLQ22 657

MSLQ24 651 416

MSLQ18 529 420

MSLQ2 415 524

MSLQ25 -341 648

MSLQ9 750

7 Analyse van wiskundeprestaties op deeltentamens

Er zijn twee deeltentamens met elk 5 wiskundevragen afgenomen Onderwerpen van eerste deeltentamen zijn geweest Chemisch Rekenen Functies en Differentieumlren en Afgeleide Functies

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 40: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

40

Onderwerpen van tweede deeltentamen zijn geweest Onbegrensde Groei Begrensde Exponentieumlle Groei en Logistische Groei De vragen en de resultaten van studenten zijn hieronder beschreven

Deeltentamen 1

Vraag 1 Je hebt een waterige oplossing van een sterk zuur waarvan de pH = 3 is Welk volume water voeg je toe aan 50 ml van deze oplossing om een oplossing met pH = 4 te verkrijgen

A 50 ml B 150 ml C 250 ml D 450 ml

Vraag 2 Gegeven is de relatie

x + yx minus y

= x + 1

Druk y uit in x dat wil zeggen isoleer y Wat is de juiste formule

A y = xx+2

B 119858119858 = 119857119857120784120784

119857119857+120784120784

C y = xx2+2

D y = x2

x2+2

Vraag 3 Hoeveel gram van een 300 (wv) calciumnitraat oplossing bevat 600 gram water

A 180 gram B 420 gram C 857 gram D 200 gram

Vraag 4 Gegeven is de functie

f(x) = eminusx2 Wat is de waarde van de afgeleide van f in x = 1 dat wil zeggen wat is fprime(1)

A minus 12e

B 1

2e

C minus120784120784119838119838

D 2

e

Vraag 5 Stel dat maximaal x mol loodchloride PbCl2 oplost in 1 liter van een 12 M oplossing van loodnitraat Pb(NO3)2 dat volledig oplosbaar is in water Welke benaderingsformule voor het oplosbaarheidsproduct Ks kun je dan hanteren

A Ks asymp 12x2 B Ks asymp 24x2 C Ks asymp 40x2 D 119818119818119852119852 asymp 120786120786 120790120790119857119857120784120784

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 41: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

41

Deeltentamen 2

Vraag 6 Welke onderstaande differentiaalvergelijking beschrijft de reactiesnelheid van de elementaire chemische reactie

A + B rarr 2B waarbij y de concentrate van stof A op tijdstip t is en k de reactieconstante

A dydt

= minusk

B dydt

= minusk sdot y

C dydt

= minusk sdot y2

D 119837119837119858119858119837119837119837119837

= minus119844119844 sdot 119858119858 sdot (119836119836 minus 119858119858) met constante 119836119836

Vraag 7 Los het volgende beginwaardeprobleem op

dydt

= 1  y(2) = 3

Welke waarde neemt de functie y aan in t = 0 oftewel wat is y(0)

A y(0) = 0

B 119858119858(120782120782) = 120783120783

C y(0) = 2

D y(0) = 3

Vraag 8 Stel dat een exponentieel groeiproces met groeifactor g plotseling wijzigt in een groeiproces waarvan de groeisnelheidsconstante verdrievoudigd is Wat is dan de nieuwe groeifactor

A 3g B ln(3)g

C 3g

D 3g

Vraag 9 Een geneesmiddel wordt per continu infuus toegediend in een dosering van 8 mguur Uiteindelijk meet u een steady-state plasmaconcentratie voor dit geneesmiddel van 4 mgliter Het verdelingsvolume van dit geneesmiddel in deze patieumlnt is 20 liter In de praktijk veronderstellen we dat de steady-state concentratie bereikt is wanneer de concentratie 98 van de ware steady-state plasmaconcentratie is In hoeveel tijd na de start van het infuus wordt de steady-state concentratie bereikt

A Na 4times208

= 10 uur

B Na 4times208

times 1ln(2)

= 10ln(2)

asymp 14 uur

C Na 120786120786times120784120784120782120782120790120790

times 119845119845119845119845( 120783120783120782120782120782120782120783120783120782120782120782120782minus120791120791120790120790

) = 120783120783120782120782 times 119845119845119845119845(120787120787120782120782) asymp 120785120785120791120791 119854119854119854119854119854119854

D Na 4times208

times ln(98) = 10 times ln(98) asymp 46 uur

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 42: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

42

Vraag 10 Onderstaande grafiek geeft het concentratie-tijd verloop van een overdosis van een farmacon in een patieumlnt weer (zowel horizontale als verticale assen zijn lineair) De kromme lijkt een samenstelling van twee krommen in tijdvak A (links van de eerste stippellijn) is een lineaire afname te zien en in tijdvak B (rechts van de tweede stippellijn) is een exponentieumlle afname te zien

Bij welk model treedt dit concentratie-tijd verloop op

A Bij nulde-orde kinetiek B Bij eerste-orde kinetiek C Bij twee-orde kinetiek D Bij Michaelis-Menten kinetiek

De p en Rit-waarden van de tentamenvragen en standaarddeviaties staan hieronder getabelleerd

vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 p-waarde 76 86 21 56 32 28 92 61 44 58 stdev 43 35 41 50 47 45 27 49 50 50 Rit 11 28 00 17 06 12 08 23 01 01 Betrouwbaarheidsindices van de twee toetsen samen zijn als volgt Cronbach alpha is gelijk aan 028 Dit is laag omdat de vragen verschillende onderdelen van de behandelde wiskunde toetsen en er maar weinig vragen gesteld worden De αminusdel indicatoren geven aan dat bij weglating van vragen 3 9 en 10 de Cronbach alpha toeneemt (bij weglating van deze drie vragen is Cronbach alpha toegenomen tot de waarde 035) De Rit-waarden laten ook zien dat deze vragen geen onderscheidend vermogen bezitten Vragen 2 en 8 lijken vragen te zijn die vooral door de goed scorende studenten goed worden gemaakt Vraag 7 lijkt een gemakkelijke vraag geweest te zijn die weinig onderscheid maakt tussen beter en minder goed presterende studenten maar het is een vraag waarin studenten konden laten zien dat ze de nieuwe stof van differentiaalvergelijkingen op basaal niveau beheersen Een hoge score is dus juist goed

8 Dashboard effecten

De Mann-Whitney U test voor onafhankelijke groepen is toegepast met het al dan niet gebruik van het student dashboard als onafhankelijke variabele Er zijn geen statistisch significante verschillen gevonden wat betreft vwo cijfer voor wiskunde cijfer voor diagnostische toets wiskundeangst en toetsangst bij aanvang van de cursus rapportcijfers voor cursusonderdelen tentamenscores op

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 43: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

43

wiskundevragen en MSLQ schalen met uitzondering van de MSLQ Test Anxiety schaal De Test Anxiety score van studenten zonder dashboard (gemiddelde score 20) was hoger dan die van studenten met dashboard (gemiddelde score 17) Mann-Whitneyrsquos U = 964 z = -2247 ρ = 0025 en effectgrootte r = 022 Het effect is dus zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen

Er zijn geen statistisch significante correlaties gevonden tussen de mate van gebruik van het dashboard en wiskundige toetsscores Sterker nog als we onderscheid maken tussen gerapporteerde intensiteit in het gebruik van het dashboard dan zijn er op geen enkele wijze statistisch significante verschillen in wiskundige toetsscores wiskundeangst toetsangst rapportcijfers voor cursusonder-delen of MSLQ schalen gevonden

De antwoorden op de evaluatievragen betreffende het studentdashboard correleren onderling statistisch significant op niveau 001 In onderstaande tabel zijn de Spearmanrsquos correlatiecoeumlfficieumlnten gegeven op de vier vragen

34 35 36 37 34 De bedoeling van het dashboard was me duidelijk 1 0842 0287 0303 35 De werking van het dashboard was me duidelijk 0842 1 0354 0308 36 Ik heb gebruik gemaakt van het dashboard om te zien

waar ik stond in verhouding tot medestudenten 0287 0354 1 0409

37 Een student dashboard dat via een barcode de eigen studievoortgang toont in vergelijking met medestudenten stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven

0303 0308 0409 1

De correlaties tussen de eerste twee vragen of duidelijkheid van de bedoeling en werking is sterk Tussen andere vragen is de correlatie bescheiden tot middelmatig Studenten die rapporteren dat ze regelmatig tot vaak het dashboard gebruikt hebben zijn wel statisch significant positiever in hun antwoord op de vraag of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven Voor hen was de bedoeling en de werking ook duidelijker dan voor andere studenten

9 Conclusies

Samengevat zijn de voornaamste bevindingen op basis van het cohort 2014-2015

bull 13 van de studentepopulatie heeft vwo-wiskunde A gedaan

bull Het gemiddelde cijfer vwo-wiskunde is 69 met standaarddeviatie 10 voor studenten bio-medische wetenschappen en 65 (SD 07) voor biologiestudenten De volgende significante verschillen zijn gevonden

o studenten met wiskunde A in hun vakkenpakket hebben een hoger examencijfer dan studenten met wiskunde B pakket (gemakkelijker examen Veilige keuze voor meisjes hellip)

o studenten met NG profiel hebben een hoger examencijfer wiskunde dan studenten met NT profiel (en wiskunde B pakket )

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 44: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

44

o studenten biomedische wetenschappen hebben hogere examencijfers voor wiskunde dan biologiestudenten maar dit kan te maken hebben dat een groot aantal biologiestudenten wiskunde B in hun pakket hadden

bull Het gemiddelde cijfer op de Entreetoets (op een schaal van 0 tot 10) is gelijk aan 69 met standaarddeviatie 16 Er zijn geen statistisch significante verschillen tussen studenten biologie en bio-medische wetenschappen Wel zijn er de volgende significante verschillen

o studenten met wiskunde B in hun vakkenpakket doen het beter dan studenten met wiskunde A pakket

o studenten met NT profiel doen het beter op de Entreetoets dan studenten met NG profiel

o mannelijke studenten scoren hoger dan vrouwelijke studenten

bull Randomisatie van de Entreetoets in de laatste twee studiejaren leidt niet tot andere psychometrische eigenschappen dan voorheen maar wel is de laatste twee jaar een diffuser beeld ontstaan van de lsquomodale studentengroeprsquo bij opdeling van studentenpopulatie bij Entreetoets in 3 clusters op basis van antwoordenpatronen

bull Er is een zwakke positieve statistisch significante correlatie tussen de score op de Entree-toets en de behaalde wiskundescore op het eerste deeltentamen en de totaalscore op beide deeltentamens samen Deze correlatie verandert niet bij onderscheid naar profiekeuze of wiskundeachtergrond

bull Sekse verschillen zijn er alleen in de MSLQ schaal lsquoTask Valuersquo lsquoControl of Beliefsrsquo Test Anxietyrsquo en lsquoSelf-efficacyrsquo aangetroffen De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is hoger bij mannelijke studenten dan bij vrouwelijke studenten vrouwelijke studenten rapporteren een hogere mate van taakwaardering van geloof dat leren loont en van toetsangst De mate van gerapporteerd geloof in eigen kunnen is ook hoger bij studenten met wiskunde B dan met wiskunde A

bull Wat betreft de schaal lsquoOrganizationrsquo scoren studenten met wiskunde A juist hoger dan die met wiskunde B Ook scoren biologiestudenten hoger dan studenten bio-medische wetenschappen op deze MSLQ schaal

bull Slecht een klein percentage van de studenten is volgens gestandaardiseerde vragenlijsten aan te merken als behept met wiskunde- enof toetsangst (3-5) Er zijn statistisch significante verschillen in wiskundeangst tussen mannelijke en vrouwelijke studenten de laatste groep rapporteert een hogere wiskundeangst Er zijn geen significante verschillen in wiskundeangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of studierichting Er zijn statistisch significante verschillen in toetsangst tussen studenten biomedische weten-schappen en biologiestudenten de laatste groep rapporteert een hogere toetsangst Er zijn geen significante verschillen in toetsangst met betrekking tot wiskundeachtergrond (AB) profiel (NGNT) of sekse Studenten kunnen hun niveau van wiskunde- en toetsangst zelf goed inschatten en er is een positieve correlatie tussen wiskundeangst en toetsangst

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 45: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

45

bull Wiskundeangst gemeten via AMAS correleert negatief met de MSLQ schaal lsquoSelf-Efficacy for Learning and Performancersquo die het geloof in eigen kunnen meet

bull Weinig studenten met een dashboard maken er ook echt gebruik van om te zien waar ze staan Er zijn ook geen meetbare effecten van het al dan niet hebben van een dashboard gevonden behalve dat de MSLQ toetsangst score van studenten zonder dashboard hoger dan die van studenten met dashboard maar het effect is zwak Het hebben van het dashboard zou dus het zelfvertrouwen in een toets kunnen bevorderen Verder zijn er geen enkele significante verschillen tussen studenten met of zonder dashboard gevonden of tussen studenten die wel of niet hun dashboard gebruikt hebben

bull Studenten die rapporteren regelmatig het dashboard te raadplegen zijn positiever in hun oordeel of het dashboard hen stimuleert om aan de slag te gaan en te blijven dan studenten die niets met hun dashboard doen Voor hen was de bedoeling en werking ook duidelijker

bull Uit de evaluatie van ICT wiskunde (in de afgelopen vier studiejaren) blijkt het volgende

o wiskunde is geen populair onderdeel bij studenten maar gaandeweg zijn de rapportcijfers beter geworden (ook al was het onderdeel in 2014-2015 en 2015-2016 groter en moeilijker dan voorheen) de rapportcijfers stabiliseren in de laatste twee studiejaren

o digitale feedback via de SOWISO omgeving is beter dan voorheen met DWO en stabiliseert weinig studenten ervaren gebruiksproblemen

o digitaal dictaat met voorbeelden en oefeningen met uitwerkingen worden door stu-denten gewaardeerd

o studenten hebben nog wel behoefte aan meer contacttijd in de vorm van werk-college enof vragenuur maar de vraag ernaar neemt af Het aantal studenten dat meent dat zelfstudie volstaat om ICT Wiskunde 1 met succes te doorlopen is stabiel

Verder moet de kanttekening gemaakt worden dat de evaluatie uit 2013-2014 zich slechts beperkte tot het eerste deel van de cursus Dit zal vermoedelijk een positievere evaluatie opgeleverd hebben dan wanneer de volledige cursus beoordeeld was In studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 is het hele beoogde programma doorlopen

Referenties

Gastel van L amp Tempelaar D (red) (2010) Aansluitmonitor Wiskunde VO-HO NKBW-publicatie

Hembree R (1990) The nature effect and relief of mathematics anxiety Journal for Research in Mathematics Education 21(4) 375-384

Hopko D R (2003) Confirmatory factor analysis of the Math Anxiety Rating Scale ndash Revised Educational and Psychological Measurement 63(2) 336-351

Hopko D R Mahadevan R Bare R L amp Hunt M K (2003) The abbreviated math anxiety scale (AMAS) Assessment 10(2) 178-182

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking
Page 46: ICT Wiskunde bij biologie en biomedische wetenschappen in ... · In de studiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014, 2014-2015 en 20152016 -is bij het vak - Bio organische Chemie,

46

Malonay E A amp Beilock SL (2012) Math anxiety who has it why it develops and how to guard against it Trends in Cognitive Sciences 16(8) 404-406

Mandler G amp Sarason I (1952) A study of anxiety and learning Journal of Abnormal and Social Psychology 47(4) 166-173

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie WJ (1991) A Manual for the Use of the Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) Report NCRIPTAL-86-0010

Pintrich PR Smith DAF Garcia T amp McKeachie W (1993) Reliability and predictive validity of the motivated strategies for learning questionnaire (MSLQ) Educational and Psychological Measurement 53 801-813

Plake B S amp Parker C S (1982) The development and validation of a revised version of the Mathematics Anxiety Rating Scale Educational and Psychological Measurement 42(2) 551-557

Pradeep R (2011) A Study of Mathematics Anxiety Amongst Primary Pre-service Teachers enrolled in a Dutch Teacher Training Program Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Online beschik-baar httpdareuvanldocument347666

Richardson F C amp Suinn R M (1972) The mathematics anxiety rating scales psychometric data Journal of Counselling Psychology 65(3) 300-344

Spielberger C (1980) The Test Anxiety Inventory Palo Alto CA Consulting Psychologist Press

Spielberger C amp Vagg P (red) (1995) Test Anxiety Theory Assessment and Treatment Washington DC Taylor amp Francis

Zeidner M (1998) Test Anxiety The State of the Art New York NY Plenum Press

  • Introductie
    • MSLQ vragen
    • De eerste 31 vragen richten zich op motivatie voor her leren van het vak en zijn gerubriceerd naar taakwaardering (Value waarom doe ik dit) verwachting (Expectancy kan ik dit wel) en gevoelswaarde (Affect hoe voel ik me) De taakwaardering-com
    • De laatste 50 vragen richten zich op leerstrategieeumln en zijn onderverdeeld in cognitieve amp metacognitieve schalen en resource management strategieeumln De cognitieve en metacognitieve schalen zijn herhaling (herhaald oefenen of informatie doornemen) e
    • Normaliteit van de MSLQ schalen
    • 200 als ondergrens voor significantie
    • Nulde-orde correlaties tussen MSLQ schalen
    • Item en schaal statistieken
      • Intrinsic Goal Orientation
      • Extrinsic Goal Orientation
      • Task Value
      • Control of Learning Beliefs
      • Self-Efficacy for Learning and Performance
      • Test Anxiety
      • Rehearsal
      • Elaboration
      • Organization
      • Critical Thinking
      • Metacognitive Self-Regulation
      • Time and Study Environment
      • Effort Regulation
      • Peer Learning
      • Help Seeking