otamesi a123 - 新潟日報モア€¦ · 111 D < 201 Okm TEL025-a85-7470 TEL0258.34-9500 TEL 025-523-9700
Ict-gebruik in het onderwijs 2018 - kbanijmegen.nl · 4 . leidt tot een bruikbare respons van 3445....
-
Upload
duongtuyen -
Category
Documents
-
view
215 -
download
0
Transcript of Ict-gebruik in het onderwijs 2018 - kbanijmegen.nl · 4 . leidt tot een bruikbare respons van 3445....
Ict-gebruik in het
onderwijs 2018
Stand van zaken in het primair,
speciaal en voortgezet onderwijs
Ed Smeets
Joost van der Horst
ii
Projectnummer: 2017.768
Opdrachtgever: Kennisnet
2018 KBA Nijmegen
Sommige rechten voorbehouden. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaar-
den de auteur(s), redacteur(s) en uitgever van Kennisnet geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomen-
heden.
iii
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1
2 Onderzoeksopzet en deelname aan het onderzoek 3 2.1 Onderzoeksopzet 3 2.2 Deelname aan het onderzoek 3 2.3 Achtergrondgegevens van de respondenten 4
3 Basisonderwijs 7 3.1 Karakterisering van de school 7 3.2 Typering van het onderwijs 8 3.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs 9 3.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs 14 3.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs 15 3.6 Samengestelde variabelen en samenhangen 17
4 Voortgezet onderwijs 21 4.1 Karakterisering van de school 21 4.2 Typering van het onderwijs 22 4.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs 23 4.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs 28 4.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs 29 4.6 Samengestelde variabelen en samenhangen 31
5 Speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs 35 5.1 Karakterisering van de school 35 5.2 Typering van het onderwijs 36 5.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs 37 5.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs 42 5.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs 43 5.6 Samengestelde variabelen en samenhangen 45
6 Totaaloverzicht en samenhangen 49 6.1 Totaaloverzicht 49 6.2 Samenhangen 56
7 Conclusies 59 7.1 Inzet van ict in het onderwijs 59 7.2 Effecten van ict in het onderwijs 59
Bijlage 1 – Samengestelde variabelen 61 Bijlage 2 – Vragenlijst voor onderwijsgevenden 64 Bijlage 3 – Vragenlijst voor schoolleiders en schoolbestuurders 71
iv
1
1 Inleiding
In 2017 heeft KBA Nijmegen op verzoek van Kennisnet een stelsel van indicatoren ontwikkeld in
het kader van de Vier in Balans-monitor 2017. Deze indicatoren kunnen worden gebruikt om een
overzicht te maken van de stand van zaken op het gebied van het gebruik en de gepercipieerde
effecten van ict in het onderwijs.1
Eind 2017 heeft Kennisnet op haar website een oproep aan schoolbestuurders, ict-coördinatoren
en scholen gedaan om de stand van zaken op het gebied van het gebruik van ict op school in
kaart te laten brengen. De oproep – onder de naam ‘Weet waar je staat’ – was gericht op het
primair en het voortgezet onderwijs. Kennisnet heeft KBA Nijmegen opdracht gegeven om de
dataverzameling en -analyse, de terugkoppeling aan de deelnemers en de rapportage te verzor-
gen. Dit onderzoek vormt een vervolg op de hierboven genoemde ontwikkeling van indicatoren.
Het onderzoek is gericht op het beantwoorden van de volgende vragen:
1) In welke mate kan het onderwijs worden gekarakteriseerd als leerkrachtgericht en in welke
mate als leerlinggericht?
2) Welke toepassingen van ict worden in het onderwijs gebruikt en in welke mate?
3) Welke effecten zien onderwijsgevenden van het gebruik van ict in het onderwijs?
4) Wat zijn de ambities van schoolleiders en schoolbestuurders op het gebied van de inzet van
ict in het onderwijs?
5) Welke effecten van ict-gebruik verwachten schoolleiders en schoolbestuurders in de nabije
toekomst te bereiken?
De resultaten van het onderzoek worden gerapporteerd in dit onderzoeksverslag. Daarnaast heb-
ben deelnemers een terugkoppeling ontvangen en zijn resultaten gepresenteerd tijdens een lan-
delijke conferentie van Kennisnet en NRO.
In de volgende hoofdstukken van dit onderzoeksrapport gaan we in op de onderzoeksopzet en
de deelname aan het onderzoek (hoofdstuk 2), de resultaten voor het basisonderwijs (hoofdstuk
3), het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs (hoofdstuk
4) en het voortgezet onderwijs (hoofdstuk 5). Daarna volgt een totaaloverzicht, waarin tevens
significante verschillen tussen sectoren worden gepresenteerd (hoofdstuk 6). Het rapport wordt
afgerond met conclusies (hoofdstuk 7). In de bijlagen wordt informatie gegeven over de samen-
stelling en betrouwbaarheid van de samengestelde variabelen. Daarnaast zijn de vragenlijsten
opgenomen in de bijlage.
1 Smeets, E., Aalders, P., & Horst, J. van der (2017). Ict-gebruik in het onderwijs 2017. Stand van zaken per sector.
Nijmegen: KBA Nijmegen.
3
2 Onderzoeksopzet en deelname aan het onderzoek
2.1 Onderzoeksopzet
In een bericht op de website van Kennisnet, eind 2017, zijn schoolbestuurders, (bovenschools)
ict-coördinatoren en schoolleiders opgeroepen zich aan te melden om de stand van zaken rond
het gebruik van ict op hun school of scholen in kaart te laten brengen. Degenen die op deze
oproep zijn ingegaan, kregen het verzoek een groep scholen of een individuele school voor deel-
name aan het onderzoek aan te melden, met bijbehorende contactpersoon of -personen.
In het kader van het onderzoek zijn twee internet-enquêtes afgenomen. Deze zijn grotendeels
identiek aan de enquêtes die in 2017 zijn ontwikkeld in verband met de Vier in Balans-monitor.
Het betreft:
• een vragenlijst voor schoolbestuurders en schoolleiders;
• een vragenlijst voor onderwijsgevenden.
In de vragenlijst voor schoolbestuurders en schoolleiders zijn vragen opgenomen naar een aantal
achtergrondgegevens, vragen naar activiteiten met ict en naar het gebruik van digitale hulpmid-
delen die volgens de respondent over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zouden moe-
ten worden ingezet, en vragen naar verwachte effecten van het gebruik van ict over twee jaar.
In de vragenlijst voor onderwijsgevenden zijn eveneens vragen naar achtergrondgegevens op-
genomen, gevolgd door vragen naar de wijze van lesgeven zonder ict (respectievelijk leerkracht-
en leerlinggestuurd), vragen naar het huidige gebruik van ict in het onderwijs en activiteiten die
verband houden met ict en vragen naar de effecten daarvan.
Na aanmelding ontvingen de contactpersonen een e-mail met uitleg over het onderzoek en toe-
gangscodes tot de vragenlijsten. Zij kregen het verzoek de toegangscodes door te sturen naar
de desbetreffende doelgroepen: onderwijsgevenden, leden van de schoolleiding en het school-
bestuur. De contactpersonen is een terugkoppeling van resultaten in het vooruitzicht gesteld, mits
de respons voldoende hoog was. Tijdens de uitvoering van het onderzoek konden de contactper-
sonen de omvang van de respons volgen voor de school of scholen die zij hadden aangemeld.
Dit bood hen de gelegenheid deelname extra te stimuleren bij achterblijvende respons.
2.2 Deelname aan het onderzoek
Er zijn 132 aanmeldingen voor deelname aan het onderzoek ontvangen, waaronder 22 op be-
stuursniveau. Het aantal aangemelde scholen bedraagt 502. Aan het onderzoek hebben 346
scholen deelgenomen. Bij 32 van deze scholen is alleen de schoolleidersvragenlijst ingevuld; bij
142 scholen is de lerarenvragenlijst door minimaal tien leraren ingevuld. De vragenlijst voor on-
derwijsgevenden is bij tal van scholen ook ingevuld door onderwijsondersteunend personeel, ter-
wijl in de e-mail was aangegeven dat deze alleen voor onderwijsgevenden bestemd is.
De vragenlijst voor onderwijsgevenden is 4805 maal geopend. Vragenlijsten die zeer onvolledig
zijn ingevuld of die zijn ingevuld door niet-onderwijsgevenden zijn uit het bestand verwijderd. Dit
4
leidt tot een bruikbare respons van 3445. De schoolleidersvragenlijst is 523 maal geopend. Na
scholing van het databestand resteren 405 bruikbare vragenlijsten. De vragenlijst voor bestuur-
ders is ingevuld door 18 bestuurders, 4 ict-coördinatoren/informatiemanagers, 5 bovenschools
directeuren, 2 overige directeuren en 3 stafmedewerkers. Tabel 2.1 toont de bruikbare respons,
na het schonen van de databestanden. Daarin zijn ook vragenlijsten opgenomen die niet volledig
zijn ingevuld. Tabel 2.1 – Respons
ingevuld door bruikbare respons
Onderwijsgevenden 4805 3445
Schoolleiders 523 405
Schoolbestuurders 38 32
Tabel 2.2 – Verdeling onderwijsgevenden, naar onderwijstype
aantal percentage
Basisonderwijs (bao) 2061 60%
Speciaal basisonderwijs (sbo) 131 4%
Speciaal onderwijs (so) 51 2%
Voortgezet speciaal onderwijs (vso) 92 3%
Praktijkonderwijs 83 2%
Vmbo b/k 286 8%
Vmbo g/t 267 8%
Havo 220 6%
Vwo 254 7%
Totaal 3445 100%
Tabel 2.3 – Verdeling schoolleiders, naar onderwijstype
aantal percentage
Basisonderwijs (bao) 270 67%
Speciaal basisonderwijs (sbo) 13 3%
(Voortgezet) speciaal onderwijs (so/vso) 21 5%
Voortgezet onderwijs 102 25%
Totaal 406 25%
2.3 Achtergrondgegevens van de respondenten
Tabel 2.4 geeft een overzicht van het aandeel vrouwen bij de onderwijsgevenden, naar onder-
wijstype. Van de totale groep respondenten is driekwart vrouw. Het aandeel vrouwen is het
grootst in het speciaal onderwijs en het basisonderwijs (respectievelijk 96% en 86%). Vrouwen
zijn het minst vertegenwoordigd bij de onderwijsgevenden in vmbo-g/t en het praktijkonderwijs
(respectievelijk 45% en 47%). De verschillen tussen onderwijstypen zijn significant (Chi2=,38;
p<,001).
5
De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 42,6 jaar, met een standaarddeviatie van 12,1 (zie
tabel 2.5). De verschillen tussen onderwijstypen zijn niet groot, maar statistisch wel significant
(F=5,10; p<,001; E2=,013). Tabel 2.4 – Percentage vrouwen, naar onderwijstype
aantal
respondenten
percentage
vrouw
Basisonderwijs (bao) 1960 86%
Speciaal basisonderwijs (sbo) 127 80%
Speciaal onderwijs (so) 51 96%
Voortgezet speciaal onderwijs (vso) 91 56%
Praktijkonderwijs 73 47%
Vmbo b/k 260 51%
Vmbo g/t 256 45%
Havo 199 56%
Vwo 237 57%
Totaal 3254 74%
Tabel 2.5 – Leeftijd, naar onderwijstype
aantal
respondenten
gemiddeld std.dev.
Basisonderwijs (bao) 1941 41,9 11,9
Speciaal basisonderwijs (sbo) 125 42,0 11,9
Speciaal onderwijs (so) 50 39,8 12,7
Voortgezet speciaal onderwijs (vso) 91 42,0 11,4
Praktijkonderwijs 70 45,6 10,9
Vmbo b/k 255 44,7 12,3
Vmbo g/t 253 42,7 13,1
Havo 196 43,6 12,3
Vwo 230 45,9 12,3
Totaal 3211 42,6 12,1
Tabel 2.6 en 2.7 tonen respectievelijk de verdeling over de onder-, midden- en bovenbouw in het
primair en speciaal onderwijs en de verdeling over onder- en bovenbouw in het praktijkonderwijs,
voortgezet speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs. Tabel 2.6 – Verdeling naar bouw, primair en speciaal onderwijs
onderbouw middenbouw bovenbouw
Basisonderwijs (bao) 26% 38% 36%
Speciaal basisonderwijs (sbo) 18% 37% 45%
Speciaal onderwijs (so) 24% 45% 31%
6
Tabel 2.7 – Verdeling naar bouw, voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs
onderbouw bovenbouw
Praktijkonderwijs 54% 46%
Voortgezet speciaal onderwijs (vso) 40% 60%
Vmbo b/k 46% 54%
Vmbo g/t 49% 51%
Havo 46% 54%
Vwo 48% 52%
7
3 Basisonderwijs
3.1 Karakterisering van de school
Het aantal leerlingen per school varieert van 43 tot 750. Gemiddeld heeft een school 277 leer-
lingen (met een standaarddeviatie van 142,5).
Een kwart van de schoolleiders geeft aan dat hun school alleen ict gebruikt voor zover dit past
binnen bestaande werkwijzen, terwijl bijna twee derde (63%) aangeeft dat hun school ict gebruikt
om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren. De groep die de ambitie heeft
om het onderwijs ingrijpend te veranderen en daarbij ict gebruikt, is aanmerkelijk kleiner: hiervan
maakt 13% melding (zie tabel 3.1). De schoolleiders is ook gevraagd wat de houding van het
bestuur is ten aanzien van het gebruik van ict in het onderwijs op school. Bijna de helft (47%)
geeft aan dat het bestuur dit aanmoedigt, terwijl 38 procent stelt dat het bestuur het gebruik van
ict op school stimuleert door bijvoorbeeld ondersteuning, extra middelen of faciliteiten te bieden.
Een kleine groep, 15 procent, is van mening dat het bestuur op dit punt een neutrale houding
inneemt. Tabel 3.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op school (n=253)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor
zover het past binnen bestaande werkwijzen
60 24%
Onze school of instelling gebruikt ict om het
onderwijs stap voor stap te veranderen en te
verbeteren
159 63%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het
onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt
daarbij ict
34 13%
Tabel 3.2 – Typering door de schoolleider van de houding van het schoolbestuur ten aanzien van
ict-gebruik op school (n=252)
Aantal %
Ons bestuur neemt een neutrale houding in wat
het gebruik van ict in het onderwijs op school be-
treft
38 15%
Ons bestuur moedigt het gebruik van ict in het
onderwijs op school aan
119 47%
Ons bestuur stimuleert het gebruik van ict in het
onderwijs op school (bijvoorbeeld door onder-
steuning, extra middelen of faciliteiten te bieden)
95 38%
8
Het aantal leerlingen per computer varieert van 1 tot 17. Gemiddeld is er – volgens de opgave
van de schoolleiders – per 3,5 leerlingen één computer beschikbaar (met een standaarddeviatie
van 2,0). Er is een significante samenhang tussen de leerling-computerratio en het aantal leer-
lingen op school (Pearson r=0,28, p<,001). Op grotere scholen moeten meer leerlingen één com-
puter delen dan op kleinere scholen (zie tabel 3.3). Op scholen met minder dan 200 leerlingen is
gemiddeld één computer beschikbaar per 2,8 leerlingen. Heeft de school 300 leerlingen of meer,
dan is dat één computer per 4,1 leerlingen (F=9,16, p<,001, E2=,071). Tabel 3.3 – Leerling-computerratio, naar schoolgrootte (n=244)
Aantal gemiddeld std.dev.
< 200 leerlingen 79 2,8 1,7
200-299 leerlingen 77 3,5 1,7
≥ 300 leerlingen 88 4,1 2,4
Totaal 244 3,5 2,0
3.2 Typering van het onderwijs
De leerkrachten is verzocht aan de hand van tien stellingen het onderwijs te typeren dat zij geven.
Daarin zijn twee dimensies te onderscheiden. Vijf items hebben betrekking op onderwijs waarin
de leerkracht centraal staat (zie tabel 3.4). Daarnaast zijn er vijf items over onderwijs dat leerling-
gericht is (zie tabel 3.5). Vooral activiteiten waarbij de leerkracht centraal staat of een sturende
rol heeft, worden veel toegepast.
Veel leerkrachten (82%) laten leerlingen vaak of heel vaak leerstof verwerken door opdrachten
te geven en oefeningen te laten maken (tabel 3.4). Een groep van vergelijkbare omvang (85%)
stelt vaak of heel vaak vragen tijdens de les om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen.
Bijna drie kwart (72%) vat de leerstof vaak of heel vaak samen tijdens de les. Twee derde van de
leerkrachten bepaalt meestal zelf wat leerlingen leren en het moment waarop zij dat doen. Ruim
de helft (55%) geeft aan vaak of heel vaak met behulp van toetsen na te gaan of leerlingen de
behandelde stof beheersen.
Bij de items die betrekking hebben op de activiteiten waarbij de leerling meer centraal staat (tabel
3.5), springt één item er qua frequentie uit: twee derde (68%) begeleidt leerlingen vaak of heel
vaak individueel bij hun leerproces. De overige vier activiteiten waarbij sprake is van leerlingge-
richt onderwijs, worden aanzienlijk minder vaak toegepast: 35% geeft leerlingen vaak of heel vaak
ruimte om zelf te ontdekken op welke manier ze het beste leren, 26% laat samenwerken en initi-
atief nemen van leerlingen vaak of heel vaak meewegen bij de beoordeling van het werk, 17%
laat leerlingen vaak of heel vaak feedback geven op elkaars werk en 15% stimuleert leerlingen
vaak of heel vaak om zelf te kiezen wanneer ze wat willen leren. Een kwart doet dat laatste zelden
of nooit.
Op basis van de items in respectievelijk tabel 3.4 en 3.5 zijn twee samengestelde variabelen
geconstrueerd, die de gemiddelde score vormen over de desbetreffende items (zie paragraaf 3.6
en bijlage 1). Samenvattend kan worden gesteld dat leerkrachtgestuurde lesactiviteiten aanzien-
lijk meer voorkomen dan activiteiten waarbij de leerling een centrale of sturende rol heeft.
9
Tabel 3.4 – Typering door leerkrachten van het onderwijs dat zij geven – leerkrachtgericht
(n=2046 tot 2058)2
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
bepaal ik wat mijn leerlingen op
welk moment leren
--- 2% 8% 24% 45% 22%
ga ik met behulp van toetsen na
of leerlingen de behandelde
stof beheersen
3% 10% 12% 20% 38% 17%
laat ik leerlingen leerstof ver-
werken door opdrachten en oe-
feningen te geven
--- 1% 3% 14% 43% 39%
stel ik tijdens de les vragen
over de leerstof om te controle-
ren of leerlingen de leerstof be-
heersen
--- --- 2% 12% 42% 43%
vat ik de leerstof samen tijdens
de les
1% 1% 5% 22% 45% 27%
Tabel 3.5 – Typering door leerkrachten van het onderwijs dat zij geven – leerlinggericht
(n=2053 tot 2059)2
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
begeleid ik leerlingen individu-
eel bij hun leerproces
--- 1% 6% 26% 44% 24%
geef ik leerlingen ruimte om zelf
te ontdekken op welke manier
ze het beste leren
1% 6% 24% 35% 27% 8%
stimuleer ik dat leerlingen zelf
kiezen wanneer ze wat willen
leren
4% 22% 35% 22% 11% 4%
laat ik leerlingen elkaar feed-
back geven over hun werk
2% 13% 38% 30% 14% 3%
laat ik samenwerken en initiatief
nemen ook meewegen bij de
beoordeling van het werk
6% 10% 27% 31% 21% 5%
3.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs
Tabel 3.6 geeft een overzicht van het gebruik van ict tijdens de les door de leerkrachten. Figuur
3.1 laat zien welke toepassingen zij vaak of heel vaak in de les gebruiken. Bijna alle leerkrachten
2 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
10
(98%) maken gebruik van een beamer of digibord; 87% doet dat vaak of heel vaak. Ook maken
bijna alle leerkrachten (99%) gebruik van digitaal leermateriaal in de les; 71% maakt daar vaak
of heel vaak gebruik van. De meerderheid (62%) geeft vaak of heel vaak klassikaal uitleg met
behulp van digitale leermiddelen. Ook gebruikt de meerderheid vaak of heel vaak internet bij de
lesvoorbereiding (57% vaak of heel vaak). Ruim de helft (55%) plaatst vaak of heel vaak informa-
tie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school. Daar staat
tegenover dat bijna een kwart dit zelden of nooit doet. Bijna de helft (47%) bereidt lessen vaak of
heel vaak voor met behulp van digitale voorzieningen, zoals een laptop of mobiele telefoon. Tabel 3.6 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leerkrachten; in volgorde van frequentie (n=2019
tot 2060)3
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
gebruik ik beamer of digibord 2% 1% 3% 8% 21% 66%
maak ik bij mijn lessen gebruik
van digitaal lesmateriaal
1% 2% 9% 17% 35% 36%
geef ik klassikaal uitleg m.b.v.
digitale leermiddelen
4% 4% 11% 19% 30% 32%
gebruik ik internet bij mijn les-
voorbereiding
1% 3% 14% 24% 34% 23%
bereid ik mijn lessen voor
m.b.v. digitale voorzieningen
zoals laptop of mobiele telefoon
6% 11% 15% 21% 27% 20%
plaats ik informatie over de
prestaties van leerlingen in een
digitaal informatiesysteem van
de school
17% 5% 8% 15% 32% 23%
gebruik ik specifieke leer- of oe-
fenprogramma’s die bij mijn les-
sen passen
5% 6% 21% 29% 29% 11%
toon ik websites tijdens mijn les 4% 11% 29% 26% 22% 7%
breng ik websites met (extra)
uitleg of oefenmateriaal onder
de aandacht
17% 13% 28% 24% 15% 3%
stimuleer ik leerlingen gebruik
te maken van digitale toepas-
singen die bijdragen aan leren
21% 14% 26% 24% 14% 3%
stem ik mijn instructie en feed-
back af op leerlingresultaten
verkregen via computerpro-
gramma’s
26% 14% 19% 21% 16% 5%
3 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
11
Vervolg tabel 3.6 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leerkrachten; in volgorde van frequentie
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
stel ik door mijzelf ontwikkeld
digitaal leermateriaal beschik-
baar aan mijn leerlingen
20% 29% 26% 11% 9% 5%
laat ik alle lln. tegelijk met een
digitale voorziening werken, zo-
als een laptop of iPad
40% 10% 14% 16% 13% 8%
praat ik met leerlingen over vei-
ligheid op internet
28% 20% 24% 19% 8% 1%
attendeer ik leerlingen op (ex-
tra) uitleg van leerstof die be-
schikbaar is via internet
32% 19% 23% 16% 8% 2%
help ik leerlingen bij het vinden
en beoordelen van informatie
op internet
32% 17% 24% 19% 7% 1%
laat ik leerlingen online een test
of (oefen)toets maken
31% 21% 23% 14% 9% 2%
leer ik leerlingen hoe om te
gaan met sociale media
32% 21% 23% 17% 6% 1%
help ik leerlingen bij gebruik
van algemene computerpro-
gramma’s voor bijvoorbeeld
tekstverwerking of mail
39% 16% 21% 15% 8% 1%
laat ik zien hoe online woorden-
boeken of digitale encyclope-
dieën kunnen helpen bij school-
werk
43% 17% 21% 12% 6% 1%
laat ik lln. werken met digitale
toepassingen die ze nodig heb-
ben in hun latere beroep
50% 18% 19% 9% 3% 1%
leer ik leerlingen programmeren
of coderen
54% 22% 15% 6% 3% ---
Figuur 3.1 laat zien dat vijf activiteiten vaak of heel vaak worden toegepast door meer dan de
helft van de onderwijsgevenden: gebruik van een beamer of digibord, gebruik van digitaal leer-
materiaal tijdens de les, het klassikaal geven van uitleg met behulp van digitale leermiddelen, het
bij de lesvoorbereiding gebruikmaken van internet, en het in een digitaal informatiesysteem plaat-
sen van informatie over de prestaties van leerlingen.
Op basis van de gegevens die worden gepresenteerd in figuur 3.1 is een indeling in drie groepen
gemaakt van de onderwijsgevenden, afhankelijk van het aantal vaak of heel vaak gebruikte toe-
passingen. Hierbij is gestreefd naar een verdeling van ongeveer 20%-60%-20%. De zo onder-
scheiden groepen worden respectievelijk gekwalificeerd als ‘staartgroep’, ‘peloton’ en ‘kopgroep’.
De staartgroep gebruikt 0 tot 2 toepassingen vaak of heel vaak, het peloton 3 tot 8 toepassingen
en de kopgroep meer dan 8 toepassingen (zie figuur 3.2).
12
Figuur 3.1 – Lesactiviteiten met of rond ict-gebruik die vaak of heel vaak voorkomen
Figuur 3.2 – Verdeling, naar aantal toepassingen dat men vaak of heel vaak gebruikt
87%
71%
62%
57%
55%
47%
40%
29%
21%
20%
18%
16%
14%
11%
10%
9%
9%
8%
7%
7%
4%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
gebruik van een beamer of digibord
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
websites tonen tijdens de les
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
met leerlingen praten over veiligheid op internet
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
18%
60%
22%
staartgroep: 0-2 toepassingen peloton: 3-8 toepassingen
kopgroep: meer dan 8 toepassingen
13
De volgende vraag gaat over specifieke toepassingen van ict en het gebruik van andere leermid-
delen in de lessen. Daarbij gaat het vooral om apparatuur en programmatuur. Tabel 3.7 toont de
resultaten. Leerkrachten gebruiken vooral een digibord (87% vaak of heel vaak), methodegebon-
den leermiddelen (74% vaak of heel vaak), papieren werk- en leerboeken (67% vaak of heel
vaak), desktopcomputers of laptops (50% vaak of heel vaak) en oefensoftware (44% vaak of heel
vaak). De minst gebruikte toepassingen in het basisonderwijs zijn e-books en een elektronische
leeromgeving; 80% gebruikt deze nooit of beschikt er niet over. Ook simulatiesoftware en sociale
media worden door weinig leerkrachten gebruikt; 70% doet dat nooit. Tabel 3.7 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de leerkrachten; in
volgorde van frequentie (n=1970 tot 1986)4
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Digibord 2% 1% 3% 7% 21% 66%
Methodegebonden leermiddelen 4% 3% 6% 13% 30% 44%
Papieren werkboeken
en leerboeken
8% 6% 8% 11% 24% 43%
Desktopcomputer of laptop 13% 6% 12% 19% 25% 25%
Oefensoftware 7% 5% 17% 26% 32% 12%
Internet als informatiebron 5% 7% 19% 29% 32% 8%
Niet-methodegebonden leermid-
delen (zelf ontwikkeld/gevonden)
4% 8% 23% 30% 27% 9%
Video’s met uitleg (bijv. via
YouTube)
15% 15% 27% 23% 16% 4%
Presentatiesoftware
(bijv. Powerpoint)
16% 15% 28% 21% 14% 7%
Verwerkingssoftware
(bijv. Word, Excel)
21% 13% 20% 22% 20% 4%
Tabletcomputer (bijv. iPad) 40% 9% 14% 15% 15% 7%
Evaluatiesoftware
(bijv. toetsen, adaptief toetsen)
40% 15% 15% 15% 11% 4%
Communicatiesoftware
(bijv. email, skype, chat)
51% 13% 9% 8% 11% 7%
Game ontwikkeld voor educatieve
doeleinden / leerdoelen
40% 17% 24% 12% 6% 1%
Cognitieve ondersteuningspro-
gramma’s (bijv. mindmaps)
43% 20% 23% 9% 4% 1%
Programma’s met combinatie van
instructie, oefenen en feedback
(bijv. Snappet)
57% 13% 11% 7% 8% 5%
4 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
14
Vervolg tabel 3.7 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de leerkrach-
ten5
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Mobiele telefoon 58% 17% 14% 5% 4% 2%
Digitale voortgangsregistratie
(bijv. E-portfolio)
69% 9% 6% 6% 7% 3%
Digitale meet- en weeginstrumen-
ten (bijv. voor lessen
techniek of scheikunde)
59% 19% 14% 5% 2% 1%
Sociale media (bijv, Facebook,
Twitter, Blog)
70% 15% 8% 4% 2% 1%
Simulatiesoftware (bijv.
natuurkundige proefjes)
70% 18% 10% 2% 1% ---
Elektronische leeromgeving
(bijv, Blackboard)
80% 10% 5% 3% 2% 1%
E-books 86% 8% 3% 2% 1% ---
3.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs
Ook is de leerkrachten gevraagd naar de effecten die zij zien van ict-gebruik. Tabel 3.8 laat zien
dat zij vooral waarnemen dat leerlingen meer gemotiveerd zijn door het gebruik van ict (52% vaak
of heel vaak). Over de vraag of de leerprestaties verbeteren, zijn de meningen verdeeld: ongeveer
de helft (49%) ziet dit hooguit soms gebeuren, een vijfde ziet dat vaak of heel vaak.
Naast het motiverende effect op leerlingen, dat een positieve uitwerking op de les zal hebben,
zien relatief veel leerkrachten nog andere voordelen voor hun eigen taak als leerkracht: 33% vindt
dat het lesgeven vaak of heel vaak efficiënter verloopt als zij gebruik maken van ict; 30% merkt
dat dit regelmatig het geval is. Daarnaast vindt 36% dat zij vaak of heel vaak een beter overzicht
hebben over de vorderingen van de leerlingen. Daar staat tegenover dat 21% vindt dat dit zelden
of nooit het geval is.
Op enkele andere punten lopen de meningen sterker uiteen of ziet men weinig effect. Zo is men
het er niet over eens of leerlingen dankzij de inzet van ict onderwijs krijgen dat is afgestemd op
hun individuele talenten. Volgens ruim een kwart is dat vaak of heel vaak het geval, terwijl dat
volgens bijna een kwart zelden of nooit zo is. Bij de vraag of leerlingen door het gebruik van ict
beter zicht hebben op hun eigen leerproces, geven vier op de tien leerkrachten aan dat dit zelden
of nooit het geval is.
5 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
15
Tabel 3.8 – Effecten van ict-gebruik, volgens inschatting van de leerkrachten (n=1956 tot 1965)6
Hoe vaak neemt u waar dat …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
leerprestaties verbeteren 7% 9% 33% 30% 17% 3%
leerlingen meer gemotiveerd
zijn
3% 2% 13% 30% 42% 10%
leerlingen sneller leren 8% 7% 32% 30% 20% 3%
lesgeven efficiënter verloopt 7% 7% 22% 30% 26% 7%
leerlingen onderwijs krijgen dat
is afgestemd op hun individuele
talenten (bijv. naar inhoud, in-
structievorm of tempo)
12% 10% 24% 28% 21% 5%
u beter overzicht hebt over vor-
deringen van leerlingen
12% 9% 19% 24% 27% 9%
leerlingen beter zicht hebben
op hun eigen leerproces
23% 16% 22% 18% 15% 5%
3.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs
Figuur 3.3 toont de resultaten van de vraag aan schoolleiders hoe het onderwijs op hun school
er over twee jaar uit zou moeten zien, wat ict betreft. Daarbij is gevraagd welke activiteiten over
twee jaar in meer dan de helft van de lessen zouden moeten plaatsvinden, dan wel welke toe-
passingen of apparatuur in meer dan de helft van de lessen gebruikt zouden moeten worden.
Bijna alle schoolleiders zijn van mening dat leerkrachten over twee jaar in meer dan de helft van
de lessen gebruik zouden moeten maken van een beamer of digibord (92%) en van digitaal leer-
materiaal (90%). In totaal worden veertien activiteiten door meer dan driekwart van de schoollei-
ders genoemd. Daaronder zijn het gebruik van specifieke leerprogramma’s die bij de les passen
(86%), klassikaal uitleg geven met behulp van digitale leermiddelen (84%), met leerlingen praten
over veiligheid op internet (84%) en leerlingen leren hoe zij moeten omgaan met sociale media
(81%).
Figuur 3.4 geeft een beeld van de mening van schoolleiders over apparatuur en programmatuur
die over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. De meeste
schoolleiders vinden dat de leerkrachten op hun school in meer dan de helft van de lessen gebruik
zouden moeten maken van een digibord (89%) en van een leerlingvolgsysteem (88%). Ook vindt
een ruime meerderheid dat hun leerkrachten over twee jaar in meer dan de helft van de lessen
gebruik zouden moeten maken van desktopcomputers of laptops (75%) en/of tablet-computers
(70%). Ruim een derde (69%) vindt dat een digitaal toetssysteem zou moeten worden gebruikt in
meer dan de helft van de lessen en bijna twee derde (63%) is van mening dat een digitaal systeem
voor afwezigheidsregistratie in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt.
6 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
16
Figuur 3.3 – Gewenste activiteiten met of rond ict-gebruik door leerkrachten, over twee jaar, in
meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=270)
Figuur 3.4 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leerkrachten, over twee
jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=264)
92%
90%
86%
84%
84%
81%
81%
78%
78%
77%
77%
77%
77%
76%
74%
67%
63%
61%
58%
33%
35%
39%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik van een beamer of digibord
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
met leerlingen praten over veiligheid op internet
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
websites tonen tijdens de les
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
89%
88%
75%
70%
69%
64%
45%
17%
15%
11%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
digibord
leerlingvolgsysteem
desktop-computer of laptop
tabletcomputer
digitaal toetssysteem
afwezigheidsregistratiesysteem
elektronische leeromgeving
mobiele telefoon
roostersystemen
e-books
17
De schoolleiders is ook gevraagd hun verwachtingen uit te spreken over de effecten van ict-
gebruik op school, over twee jaar (zie tabel 3.9). Zij verwachten van het gebruik van ict in het
onderwijs vooral dat leraren een beter overzicht over de vorderingen van leerlingen zullen heb-
ben: 71% verwacht op dit punt een groot of zeer groot effect. Verder verwachten veel schoollei-
ders dat leerlingen door de inzet van ict onderwijs krijgen dat naar inhoud, instructievorm en
tempo is afgestemd op hun individuele talenten (58% groot of zeer groot effect), dat de leerlingen
meer gemotiveerd zullen zijn (57% verwacht een groot of zeer groot effect) en dat het lesgeven
efficiënter verloopt (56% groot of zeer groot effect). Tabel 3.9 – Verwachte effecten van ict-gebruik, over twee jaar, naar inschatting van de school-
leiders (n=250 tot 255)7
Niet
/ n.v.t.
Zeer
beperkt
Beperkt Ongeveer
de helft
Groot Zeer
groot
leerprestaties zijn verbeterd 4% 4% 31% 39% 22% ---
leerlingen zijn meer gemoti-
veerd
2% 3% 11% 27% 48% 9%
leerlingen leren sneller 4% 5% 21% 37% 31% 2%
lesgeven verloopt efficiënter 2% 2% 11% 29% 47% 8%
leerlingen krijgen onderwijs dat
naar inhoud, instructievorm en
tempo is afgestemd op hun in-
dividuele talenten
2% 2% 13% 25% 49% 9%
leraren hebben beter overzicht
over de vorderingen van leer-
lingen
1% 3% 9% 17% 60% 10%
leerlingen hebben beter zicht
op hun eigen leerproces
1% 3% 16% 31% 43% 7%
leerlingen zijn voorbereid om
als burger te leven in de 21e
eeuw
3% 2% 12% 31% 43% 9%
ouders van leerlingen zijn beter
geïnformeerd over de ontwikke-
ling van leerlingen
5% 4% 18% 33% 37% 4%
3.6 Samengestelde variabelen en samenhangen
Met behulp van factor- en betrouwbaarheidsanalyse zijn op basis van de items in de vragenlijst
voor onderwijsgevenden over onderwijs zonder ict, de lesactiviteiten met en rond ict, de toepas-
singen en ingezette apparatuur en de gepercipieerde effecten vijf samengestelde variabelen ge-
construeerd. Een samengestelde variabele is de gemiddelde score over de achterliggende items.
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de items die zijn verwerkt in de samengestelde
variabelen. Ook is daar informatie over de betrouwbaarheid te vinden. Figuur 3.5 toont de
7 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zeer beperkt: < 10% van de leerlingen; beperkt: 10-40% van de leerlingen;
ongeveer de helft: 40-60% van de leerlingen; groot: 60-90% van de leerlingen; zeer groot:: > 90% van de leerlingen.
18
gemiddelde scores (op een schaal van 1 tot 6) en per variabele de gemiddelde score voor het
basisonderwijs, evenals de gemiddelde score plus en de gemiddelde score min de standaardde-
viatie.
De grafiek laat zien dat het onderwijs in het algemeen sterk leerkrachtgestuurd is en dat het
gebruik van ict relatief beperkt is. De relatief grote standaarddeviatie bij de lesactiviteiten met en
rond ict en bij de ervaren effecten wijst op aanzienlijke verschillen tussen onderwijsgevenden op
deze punten. Figuur 3.5 – Samengestelde variabelen
Toelichting: het rode blokje markeert de gemiddelde score; de bovenste waarde is het gemiddelde plus één stan-
daarddeviatie; de onderste waarde is het gemiddelde min één standaarddeviatie
Tabel 3.10 toont de correlaties tussen de samengestelde variabelen. Hier blijkt er een sterke
samenhang te zijn tussen de mate waarin activiteiten met en rond ict in de les worden toegepast,
de mate waarin verschillende toepassingen worden ingezet en programmatuur wordt gebruikt en
de ervaren effecten van ict. Leerkrachten die veel gebruikmaken van ict in de les zien dus sterkere
effecten van ict. Daarnaast zijn er redelijk sterke verbanden van de genoemde drie samenge-
stelde variabelen en de mate waarin het onderwijs leerkrachtgestuurd is. De variabele ‘leerling-
gestuurd’ hangt duidelijk minder sterk samen met de andere variabelen. In het basisonderwijs zijn er duidelijke verschillen tussen de onder-, midden- en bovenbouw in de
gemiddelde scores van de samengestelde variabelen. Figuur 3.6 laat dit zien. De verschillen zijn
statistisch significant (zie tabel 3.11). Zowel het gebruik van ict als de ervaren effecten daarvan
blijven in de onderbouw duidelijk achter in vergelijking met de midden- en bovenbouw. Qua acti-
viteiten met en rond ict in het onderwijs scoort de bovenbouw bovendien duidelijk hoger dan de
middenbouw. In de onderbouw heeft de leerkracht bovendien een minder sturende rol dan in de
midden- en bovenbouw.
4,2
3,1
2,42,2
2,6
4,9
3,9
3,3
2,9
3,6
5,5
4,6
4,1
3,5
4,7
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leerkrachtgestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
19
Tabel 3.10 – Correlaties tussen de samengestelde variabelen (n=1961 tot 2060)
Leerkracht-
gestuurd
Leerling-
gestuurd
Activiteiten
ict
Toepassingen
/ apparatuur
Leerlinggestuurd ,09
Activiteiten met of rond ict ,44 ,23
Toepassingen / apparatuur ,38 ,21 ,80
Effecten ,36 ,17 ,68 ,62
Figuur 3.6 – Samengestelde variabelen, naar bouw
Tabel 3.11 – Verdeling naar bouw; resultaten van variantieanalyse
F p E2
Leerkrachtgestuurd 418,27 <,001 ,290
Leerlinggestuurd 35,46 <,001 ,033
Activiteiten met of rond ict 703,75 <,001 ,407
Toepassingen / apparatuur 291,37 <,001 ,227
Effecten 192,62 <,001 ,164
4,34,0
2,4 2,4
3,0
5,1
3,7
3,3
3,0
3,8
5,1
3,9 3,8
3,2
4,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leerkrachtgestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
onderbouw middenbouw bovenbouw
21
4 Voortgezet onderwijs
4.1 Karakterisering van de school
Het aantal leerlingen per school varieert van 110 tot 2378. Gemiddeld heeft een school 942 leer-
lingen (met een standaarddeviatie van 654,2).
Rond een derde van de schoolleiders antwoordt op de vraag naar het ict-gebruik op school aan
dat hun school alleen ict gebruikt voor zover dit past binnen bestaande werkwijzen, terwijl de helft
aangeeft dat hun school ict gebruikt om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbe-
teren. De groep die de ambitie heeft om het onderwijs ingrijpend te veranderen en daarbij ict
gebruikt, is aanmerkelijk kleiner: 17% (zie tabel 4.1). Daarnaast is de schoolleiders gevraagd naar
de houding van het bestuur ten aanzien van het gebruik van ict in het onderwijs op school. Een
vijfde vindt dat het bestuur op dit punt een neutrale houding inneemt. Ruim de helft (58%) geeft
aan dat het bestuur dit aanmoedigt, en 22% antwoordt dat het bestuur het gebruik van ict op
school stimuleert door bijvoorbeeld ondersteuning, extra middelen of faciliteiten te bieden (tabel
4.2). Tabel 4.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op school (n=81)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor
zover het past binnen bestaande werkwijzen
28 35%
Onze school of instelling gebruikt ict om het
onderwijs stap voor stap te veranderen en te
verbeteren
39 48%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het
onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt
daarbij ict
14 17%
Tabel 4.2 – Typering door de schoolleider van de houding van het schoolbestuur ten aanzien van
ict-gebruik op school (n=252)
Aantal %
Ons bestuur neemt een neutrale houding in wat
het gebruik van ict in het onderwijs op school be-
treft
16 20%
Ons bestuur moedigt het gebruik van ict in het
onderwijs op school aan
47 58%
Ons bestuur stimuleert het gebruik van ict in het
onderwijs op school (bijvoorbeeld door onder-
steuning, extra middelen of faciliteiten te bieden)
18 22%
22
Het aantal leerlingen per computer varieert van 1 tot 13. Gemiddeld is er – volgens de opgave
van de schoolleiders – per 3,3 leerlingen één computer beschikbaar (met een standaarddeviatie
van 2,6). Er is geen significante samenhang tussen de leerling-computerratio en het aantal leer-
lingen op school.
4.2 Typering van het onderwijs
De docenten is verzocht aan de hand van tien stellingen het onderwijs te typeren dat zij geven.
Vijf stellingen hebben betrekking op onderwijs waarin de docent centraal staat (zie tabel 4.3),
terwijl er tevens vijf stellingen zijn over onderwijs dat leerlinggericht is (zie tabel 4.4). Evenals in
het basisonderwijs worden ook hier vooral activiteiten toegepast waarbij de leraar centraal staat
of een sturende rol heeft. Het meest genoemd, is het laten verwerken van leerstof door leerlingen
opdrachten te geven en oefeningen te laten maken. Dit doet 82% vaak of heel vaak (tabel 4.3).
Bijna driekwart (71%) stelt vaak of heel vaak vragen tijdens de les om te controleren of leerlingen
de leerstof beheersen. Twee derde van de leerkrachten bepaalt meestal zelf wat leerlingen leren
en het moment waarop zij dat doen. Ruim de helft (56%) vat vaak of heel vaak leerstof samen
tijdens de les. Tabel 4.3 – Typering door de docenten van het onderwijs dat zij geven – docentgericht
(n=1020 tot 1025)8
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
bepaal ik wat mijn leerlingen op
welk moment leren
--- 1% 8% 26% 44% 21%
ga ik met behulp van toetsen na
of leerlingen de behandelde
stof beheersen
2% 7% 17% 29% 34% 11%
laat ik leerlingen leerstof ver-
werken door opdrachten en oe-
feningen te geven
--- --- 2% 15% 44% 38%
stel ik tijdens de les vragen
over de leerstof om te controle-
ren of leerlingen de leerstof be-
heersen
--- 1% 5% 23% 41% 30%
vat ik de leerstof samen tijdens
de les
1% 2% 13% 29% 39% 17%
Evenals in het basisonderwijs, springt één item er qua frequentie uit bij de stellingen die betrek-
king hebben op onderwijs waarbij de leerling (meer) centraal staat: bijna de helft (45%) begeleidt
leerlingen vaak of heel vaak individueel bij hun leerproces. De overige vier activiteiten waarbij
sprake is van leerlinggericht onderwijs, worden aanzienlijk minder vaak toegepast: 32% geeft
leerlingen vaak of heel vaak ruimte om zelf te ontdekken op welke manier ze het beste leren, 19%
8 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
23
laat samenwerken en initiatief nemen van leerlingen vaak of heel vaak meewegen bij de beoor-
deling van het werk, 15% stimuleert leerlingen vaak of heel vaak om zelf te kiezen wanneer ze
wat willen leren en 12% laat leerlingen vaak of heel vaak feedback geven op elkaars werk (tabel
3.4). Tabel 4.4 – Typering door de docenten van het onderwijs dat zij geven – leerlinggericht
(n=1020 tot 1027)2
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
begeleid ik leerlingen individu-
eel bij hun leerproces
1% 2% 17% 35% 29% 16%
geef ik leerlingen ruimte om zelf
te ontdekken op welke manier
ze het beste leren
1% 7% 27% 34% 24% 8%
stimuleer ik dat leerlingen zelf
kiezen wanneer ze wat willen
leren
6% 23% 34% 22% 12% 3%
laat ik leerlingen elkaar feed-
back geven over hun werk
4% 21% 39% 23% 10% 2%
laat ik samenwerken en initiatief
nemen ook meewegen bij de
beoordeling van het werk
13% 23% 26% 18% 14% 5%
Op basis van de genoemde tien stellingen zijn twee samengestelde variabelen geconstrueerd,
die de gemiddelde score vormen over de desbetreffende items (zie paragraaf 4.6 en bijlage 1).
4.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs
Tabel 4.5 geeft een overzicht van het gebruik van ict tijdens de les en bij de lesvoorbereiding door
de docenten, evenals lesactiviteiten rond ict. Figuur 4.1 laat zien welke activiteiten zij vaak of heel
vaak uitvoeren. Bijna alle docenten (97%) maken gebruik van een beamer of digibord; 74% doet
dat vaak of heel vaak. Ook maken bijna alle docenten (97%) gebruik van digitaal leermateriaal in
de les; 54% maakt daar vaak of heel vaak gebruik van. Bijna alle docenten maken gebruik van
internet bij de lesvoorbereiding; 56% doet dat vaak of heel vaak. Ook maakt 56% vaak of heel
vaak gebruik van digitale voorzieningen zoals laptop of mobiele telefoon bij het voorbereiden van
lessen. Bijna de helft (45%) plaatst vaak of heel vaak informatie over de prestaties van leerlingen
in een digitaal informatiesysteem van de school. Leerlingen leren programmeren of coderen is de activiteit die het minst voorkomt. Ook het af-
stemmen van instructie en feedback op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
komt weinig voor; 63% van de docenten doet dat zelden of nooit.
24
Tabel 4.5 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leerkrachten; in volgorde van frequentie (n=1005
tot 1025)9
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
gebruik ik beamer of digibord 3% 4% 7% 12% 21% 53%
gebruik ik internet bij mijn les-
voorbereiding
2% 5% 15% 22% 27% 29%
bereid ik mijn lessen voor
m.b.v. digitale voorzieningen
zoals laptop of mobiele telefoon
6% 8% 13% 19% 23% 33%
maak ik bij mijn lessen gebruik
van digitaal lesmateriaal
3% 8% 17% 18% 28% 26%
geef ik klassikaal uitleg m.b.v.
digitale leermiddelen
5% 8% 16% 23% 31% 16%
plaats ik informatie over de
prestaties van leerlingen in een
digitaal informatiesysteem van
de school
14% 9% 12% 20% 26% 19%
toon ik websites tijdens mijn les 4% 13% 29% 24% 22% 9%
attendeer ik leerlingen op (ex-
tra) uitleg van leerstof die be-
schikbaar is via internet
9% 13% 23% 29% 21% 5%
breng ik websites met (extra)
uitleg of oefenmateriaal onder
de aandacht
8% 12% 28% 26% 22% 4%
stimuleer ik leerlingen gebruik
te maken van digitale toepas-
singen die bijdragen aan leren
9% 15% 27% 29% 16% 4%
laat ik alle lln. tegelijk met een
digitale voorziening werken, zo-
als een laptop of iPad
17% 18% 19% 18% 17% 10%
stel ik door mijzelf ontwikkeld
digitaal leermateriaal beschik-
baar aan mijn leerlingen
14% 19% 24% 17% 16% 10%
gebruik ik specifieke leer- of oe-
fenprogramma’s die bij mijn les-
sen passen
16% 17% 28% 20% 14% 5%
help ik leerlingen bij het vinden
en beoordelen van informatie
op internet
11% 22% 36% 21% 8% 1%
laat ik leerlingen online een test
of (oefen)toets maken
22% 21% 24% 19% 12% 2%
9 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
25
74%
56%
55%
54%
48%
45%
30%
28%
26%
26%
26%
20%
19%
14%
11%
9%
7%
6%
5%
5%
1%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
gebruik van een beamer of digibord
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
websites tonen tijdens de les
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
stimuleren van gebruik van digitale toepassingen
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
met leerlingen praten over veiligheid op internet
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
leerlingen leren programmeren of coderen
Vervolg tabel 4.5 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leerkrachten; in volgorde van frequentie
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
help ik leerlingen bij gebruik
van algemene computerpro-
gramma’s voor bijvoorbeeld
tekstverwerking of mail
26% 21% 23% 18% 9% 3%
praat ik met leerlingen over vei-
ligheid op internet
21% 28% 31% 14% 6% 1%
laat ik lln. werken met digitale
toepassingen die ze nodig heb-
ben in hun latere beroep
32% 24% 23% 13% 7% 1%
leer ik leerlingen hoe om te
gaan met sociale media
29% 29% 26% 10% 4% 1%
laat ik zien hoe online woorden-
boeken of digitale encyclope-
dieën kunnen helpen bij school-
werk
36% 23% 22% 12% 6% 1%
stem ik mijn instructie en feed-
back af op leerlingresultaten
verkregen via computerpro-
gramma’s
39% 24% 22% 10% 5% ---
leer ik leerlingen programmeren
of coderen
80% 11% 5% 3% 1% ---
Figuur 4.1 – Lesactiviteiten met of rond ict-gebruik die vaak of heel vaak voorkomen
26
Figuur 4.1 laat van de 22 onderscheiden activiteiten zien welk percentage leraren deze vaak of
heel vaak toepast. Bovenaan staat het gebruik van beamer of digibord (74%), gevolgd door het
gebruik van internet bij het voorbereiden van lessen (56%) en het voorbereiden van lessen met
behulp van digitale voorzieningen (55%). Ook het gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
scoort hoog (54% vaak of heel vaak). Andere activiteiten worden door minder dan de helft van de
docenten vaak of heel vaak toegepast.
Een kwart van de docenten gebruikt nul tot twee toepassingen vaak of heel vaak, rond de helft
gebruik drie tot acht toepassingen vaak of heel vaak en bijna een kwart gebruikt meer dan acht
toepassingen vaak of heel vaak (zie figuur 4.2). Figuur 4.2 – Verdeling, naar aantal toepassingen dat men vaak of heel vaak gebruikt
Tabel 4.6 geeft informatie over het gebruik van specifieke toepassingen van ict en het gebruik
van andere leermiddelen in de lessen. Daarbij gaat het vooral om apparatuur en programmatuur.
Papieren werk- en leerboeken worden het meest gebruikt: 69% gebruikt deze vaak of heel vaak.
Op de tweede plaats komen methodegebonden leermiddelen (66% vaak of heel vaak). Ruim de
helft (54%) gebruikt desktopcomputers of laptops vaak of heel vaak. Het digibord wordt vaak of
heel vaak gebruikt door 58% van de docenten; 21% gebruikt het niet (of heeft geen digibord). Het
minst gebruikt wordt simulatiesoftware (79% nooit), simulaties om beroepsspecifieke vaardighe-
den aan te leren (bijv, scheepvaart-, tractor- of machinekamersimulator) (90% nooit) en beroeps-
specifieke hardware of daarop afgestemde interfaces die later ook in de praktijk gebruikt wordt
(91% nooit).
25%
51%
23%
staartgroep: 0-2 toepassingen peloton: 3-8 toepassingen
kopgroep: meer dan 8 toepassingen
27
Tabel 4.6 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de docenten; in
volgorde van frequentie (n=960 tot 972)10
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Papieren werkboeken
en leerboeken
9% 6% 5% 11% 21% 48%
Methodegebonden leermiddelen 10% 4% 7% 13% 28% 38%
Desktopcomputer of laptop 10% 8% 13% 15% 19% 35%
Digibord 21% 4% 6% 10% 18% 40%
Presentatiesoftware
(bijv. Powerpoint)
9% 9% 18% 18% 20% 27%
Niet-methodegebonden leermid-
delen (zelf ontwikkeld/gevonden)
5% 9% 21% 28% 25% 12%
Internet als informatiebron 5% 10% 19% 29% 27% 10%
Video’s met uitleg (bijv. via
YouTube)
8% 11% 27% 24% 23% 7%
Verwerkingssoftware
(bijv. Word, Excel)
12% 12% 19% 23% 23% 10%
Mobiele telefoon 14% 18% 32% 22% 12% 3%
Communicatiesoftware
(bijv. email, skype, chat)
27% 15% 19% 17% 16% 7%
Oefensoftware 25% 17% 26% 17% 10% 5%
Elektronische leeromgeving
(bijv, Blackboard)
41% 11% 12% 14% 11% 11%
Tabletcomputer (bijv. iPad) 55% 11% 10% 7% 7% 10%
Evaluatiesoftware
(bijv. toetsen, adaptief toetsen)
46% 20% 16% 9% 6% 2%
Digitale voortgangsregistratie
(bijv. E-portfolio)
58% 13% 11% 6% 8% 4%
Cognitieve ondersteuningspro-
gramma’s (bijv. mindmaps)
48% 22% 18% 9% 3% 1%
Programma’s met combinatie van
instructie, oefenen en feedback
(bijv. Snappet)
54% 20% 12% 8% 3% 3%
Game ontwikkeld voor educatieve
doeleinden / leerdoelen
59% 18% 14% 6% 2% 1%
Sociale media (bijv, Facebook,
Twitter, Blog)
66% 17% 10% 4% 2% ---
E-books 75% 9% 7% 2% 3% 3%
10 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
28
Vervolg tabel 4.6 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de leerkrach-
ten
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Ict-toepassingen om leerlingen
beroepsvaardigheden te laten oe-
fenen (bijv. AutoCAD, Floorplan-
ner, Publisher, of andere)
73% 12% 7% 3% 3% 2%
Digitale meet- en weeginstrumen-
ten (bijv. voor lessen
techniek of scheikunde)
77% 9% 7% 4% 2% 1%
Simulatiesoftware (bijv.
natuurkundige proefjes)
79% 10% 7% 3% 1% 1%
Simulaties om beroepsspecifieke
vaardigheden aan te leren (bijv,
scheepvaart-, tractor- of machine-
kamersimulator)
90% 6% 3% 1% --- ---
Beroepsspecifieke hardware of
daarop afgestemde interfaces die
later ook in de praktijk gebruikt
wordt (bijv. car diagnostic soft-
ware of digitale draaibank)
91% 5% 2% 1% --- ---
4.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs
Op de vraag naar de effecten die zij zien van het gebruik van ict in het onderwijs, antwoorden
docenten vooral dat leerlingen daardoor meer gemotiveerd zijn (23% vaak of heel vaak). Een
ander effect dat relatief veel wordt ervaren, is dat het lesgeven efficiënter verloopt (eveneens 23%
vaak of heel vaak) (tabel 4.7). Hier staat echter tegenover dat een groep van gelijke omvang vindt
dat dit effect zelden of nooit optreedt. Ook bij de andere in de vragenlijst genoemde mogelijke
effecten lopen de meningen uiteen. Het effect dat docenten het minst zien, is dat leerlingen dank-
zij ict beter zicht hebben op hun leerproces; volgens 38% is dit zelden of nooit het geval.
29
Tabel 4.7 – Effecten van ict-gebruik, volgens inschatting van de leerkrachten (n=946 tot 952)11
Hoe vaak neemt u waar dat …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
leerprestaties verbeteren 9% 18% 34% 25% 12% 2%
leerlingen meer gemotiveerd
zijn
6% 10% 30% 31% 20% 3%
leerlingen sneller leren 12% 18% 37% 19% 13% 1%
lesgeven efficiënter verloopt 9% 14% 28% 26% 18% 5%
leerlingen onderwijs krijgen dat
is afgestemd op hun individuele
talenten (bijv. naar inhoud, in-
structievorm of tempo)
13% 19% 29% 22% 13% 3%
u beter overzicht hebt over vor-
deringen van leerlingen
17% 19% 23% 19% 17% 5%
leerlingen beter zicht hebben
op hun eigen leerproces
17% 21% 28% 21% 11% 2%
4.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs
Figuur 4.3 laat zien hoe het onderwijs met en rond ict er volgens de schoolleiders over twee jaar
uit zou moeten zien. De grafiek toont het percentage schoolleiders dat vindt dat de desbetreffende
activiteit in meer dan de helft van de lessen zouden moeten plaatsvinden. Evenals in het basis-
onderwijs scoren het gebruikmaken van digitaal leermateriaal (94%) en het gebruikmaken van
een beamer of digibord (92%) het hoogst. Ook het gebruik van specifieke leer- of oefenpro-
gramma’s die bij de lessen passen (92%), het met leerlingen praten over veiligheid op internet
(90%) en leerlingen leren hoe zij moeten omgaan met sociale media (88%), klassikaal uitleg ge-
ven met behulp van digitale leermiddelen, websites tonen tijdens de les en lessen voorbereiden
met gebruik van digitale voorzieningen (alle 85%) scoren hoog.
Figuur 4.4 toont de opvattingen van schoolleiders over apparatuur en programmatuur die over
twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. De meeste schoollei-
ders vinden dat de docenten op hun school in meer dan de helft van de lessen gebruik zouden
moeten maken van een leerlingvolgsysteem en een systeem voor afwezigheidsregistratie (beide
Ook de elektronische leeromgeving (88%) en het digibord (84%) worden veel genoemd. Ruim
driekwart vindt dat over twee jaar in meer dan de helft van de lessen een roostersysteem moet
worden gebruikt (78%) en ruim twee derde vindt dat in meer dan de helft van de lessen en gebruik
zou moeten worden gemaakt van desktopcomputers of laptops (69%).
11 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
30
Figuur 4.3 – Gewenste activiteiten met of rond ict-gebruik door leerkrachten, over twee jaar, in
meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=88)
Figuur 4.4 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leerkrachten, over twee
jaar, in meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=85)
94%
92%
92%
90%
88%
85%
85%
85%
83%
83%
79%
77%
77%
73%
73%
65%
63%
56%
54%
54%
44%
23%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
gebruik van een beamer of digibord
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
met leerlingen praten over veiligheid op internet
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
websites tonen tijdens de les
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregenvia comp. progr.
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
91%
91%
88%
84%
78%
69%
55%
46%
42%
39%
14%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
leerlingvolgsysteem
afwezigheidsregistratiesysteem
elektronische leeromgeving
digibord
roostersystemen
desktop-computer of laptop
digitaal toetssysteem
mobiele telefoon
tabletcomputer
beroepsspecifieke toepassingen (vmbo)
e-books
31
De schoolleiders is ook gevraagd naar hun verwachtingen over de effecten van het gebruik van
ict op school, over twee jaar (zie tabel 4.8). Zij verwachten van het gebruik van ict in het onderwijs
vooral dat leraren een beter overzicht over de vorderingen van leerlingen zullen hebben: 52%
verwacht hier een groot of zeer groot effect. Verder verwacht 44% een groot of zeer groot effect
in de zin dat leerlingen beter zicht hebben op hun leerproces. Op de derde plaats komt de ver-
wachting dat het lesgeven efficiënter zal verlopen door de inzet van ict (34% verwacht hier een
groot effect). Tabel 4.8 – Verwachte effecten van ict-gebruik, over twee jaar, naar inschatting van de school-
leiders (n=78 tot 81)12
Niet
/ n.v.t.
Zeer
beperkt
Beperkt Ongeveer
de helft
Groot Zeer
groot
leerprestaties zijn verbeterd 1% 14% 38% 32% 14% ---
leerlingen zijn meer gemoti-
veerd
--- 6% 28% 40% 26% ---
leerlingen leren sneller 4% 8% 35% 38% 16% ---
lesgeven verloopt efficiënter 3% 5% 28% 31% 34% ---
leerlingen krijgen onderwijs dat
naar inhoud, instructievorm en
tempo is afgestemd op hun in-
dividuele talenten
--- 5% 28% 23% 4% 4%
leraren hebben beter overzicht
over de vorderingen van leer-
lingen
1% 1% 16% 29% 48% 4%
leerlingen hebben beter zicht
op hun eigen leerproces
1% 5% 20% 30% 40% 4%
leerlingen zijn voorbereid om
als burger te leven in de 21e
eeuw
5% 6% 21% 40% 25% 4%
ouders van leerlingen zijn beter
geïnformeerd over de ontwikke-
ling van leerlingen
1% 4% 23% 38% 31% 4%
4.6 Samengestelde variabelen en samenhangen
Figuur 4.5 toont de gemiddelde schaalscores bij de samengestelde variabelen (zie bijlage 1 voor
een overzicht van deze variabelen). Ook geeft de figuur een indruk van de spreiding rond het
gemiddelde. Het beeld dat daaruit naar voren komt, is vergelijkbaar met het beeld voor het basis-
onderwijs (zie paragraaf 3.6). Het onderwijs is vooral docentgestuurd; activiteiten waar meer stu-
ring aan de leerling wordt overgelaten, komen in aanzienlijk mindere mate voor. Het gebruik van
ict is relatief beperkt. Op het punt van de waargenomen effecten van ict laat de grafiek een grote
12 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zeer beperkt: < 10% van de leerlingen; beperkt: 10-40% van de leerlingen;
ongeveer de helft: 40-60% van de leerlingen; groot: 60-90% van de leerlingen; zeer groot:: > 90% van de leerlingen.
32
spreiding zien. Net als in het basisonderwijs verschillen onderwijsgevenden ook hier dus aan-
zienlijk van mening over de effecten. Figuur 4.5 – Samengestelde variabelen; voortgezet onderwijs
Toelichting: het rode blokje markeert de gemiddelde score; de bovenste waarde is het gemiddelde plus één stan-
daarddeviatie; de onderste waarde is het gemiddelde min één standaarddeviatie
Tabel 4.9 laat de correlaties tussen de samengestelde variabelen zien. Evenals in het basison-
derwijs is er een sterke samenhang tussen de mate waarin activiteiten met en rond ict in de les
worden toegepast, de mate waarin verschillende toepassingen worden ingezet en programma-
tuur wordt gebruikt en de ervaren effecten van ict. Docenten die veel gebruikmaken van ict in de
les zien dus sterkere effecten van ict. Daarnaast zijn is er een redelijk sterk verband tussen de
mate waarin de onderwijsleeractiviteiten leerlinggestuurd zijn en de ervaren effecten van het ge-
bruik van ict. Ook is er een redelijk sterke samenhang tussen leerlinggestuurde activiteiten en de
inzet van activiteiten met en rond ict. Tussen de mate waarin de lessen docentgestuurd zijn en
de andere variabelen zijn geen noemenswaardige samenhangen te melden. Tabel 4.9 – Correlaties tussen de samengestelde variabelen (n=955 tot 1027)
Docent-
gestuurd
Leerling-
gestuurd
Activiteiten
ict
Toepassingen
/ apparatuur
Leerlinggestuurd -,03
Activiteiten met of rond ict ,15 ,34
Toepassingen / apparatuur ,15 ,22 ,82
Effecten ,03 ,39 ,64 ,54
Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen onderbouw en bovenbouw, wat de resultaten
bij de samengestelde variabelen betreft. De verschillen tussen onderwijstypen zijn wel significant.
4,1
2,72,5
2,2 2,2
4,7
3,63,3
2,93,2
5,3
4,44,1
3,6
4,3
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Docentgestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
33
Figuur 4.6 laat de gemiddelde scores per onderwijstype zien. Tabel 4.10 toont de resultaten van
de variantieanalyses. Door het relatief grote aantal respondenten leiden ook kleine verschillen al
tot een significante uitkomst. Daarom hanteren we als uitgangspunt dat een verschil pas relevant
is als het onderwijstype minimaal 3% variantie verklaart in de samengestelde variabele. De E2
dient dus minstens ,030 te zijn. Dit is het geval bij drie samengestelde variabelen (zie tabel 4.10):
leerlinggestuurd, activiteiten met of rond ict en effecten.
Uit de grafiek blijkt dat het onderwijs in vmbo-b/k gemiddeld meer leerlingestuurd is dan in vmbo-
g/t, havo en vwo en dat er in het vmbo-b/k meer activiteiten met en rond ict plaatsvinden. De
onderlinge verschillen tussen vmbo-g/t, havo en vwo zijn klein. Bij de mate waarin de docenten
effecten zien van het gebruik van ict, zijn de verschillen duidelijker. Docenten die lesgeven aan
het vmbo-b/k schatten dit effect gemiddeld het hoogst in (met een gemiddelde van 3,5 op een
schaal van 1 tot 6). Dit gemiddelde daalt in stapjes van 0,2 voor de volgende onderwijstypen.
Docenten die lesgeven aan het vwo zien gemiddeld het geringste effect van de inzet van ict (met
een gemiddelde van 2,9). Figuur 4.6 – Samengestelde variabelen, naar onderwijstype
Tabel 4.10 – Verdeling naar onderwijstype; resultaten van variantieanalyse
F p E2
Docentgestuurd 2,87 <,05 ,008
Leerlinggestuurd 14,26 <,001 ,040
Activiteiten met of rond ict 12,41 <,001 ,035
Toepassingen / apparatuur 5,22 <,005 ,016
Effecten 15,65 <,001 ,047
4,8
3,83,5
3,0
3,5
4,8
3,53,3
2,9
3,3
4,7
3,5
3,2
2,83,1
4,6
3,43,2
2,8 2,9
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Docentgestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
vmbo-b/k vmbo-g/t havo vwo
35
5 Speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs
5.1 Karakterisering van de school
Dit hoofdstuk heeft betrekking op het speciaal basisonderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs en het praktijkonderwijs. Het aantal leerlingen per school varieert van 44 tot 1501. Ge-
middeld heeft een school 358 leerlingen (met een standaarddeviatie van 465,8).
Ruim een kwart van de schoolleiders (28%) geeft aan dat hun school alleen ict gebruikt voor
zover dit past binnen bestaande werkwijzen. Een even grote groep geeft aan dat hun school de
ambitie heeft om het onderwijs ingrijpend te veranderen en daarbij ict gebruikt. De groep die daar
qua ambities tussenin zit, scholen waar ict wordt gebruikt om het onderwijs stap voor stap te
veranderen en te verbeteren, vormt 44% van het totaal (zie tabel 5.1). Ook is ruim een kwart
(28%) van mening dat het bestuur een neutrale houding inneemt wat het gebruik van ict in het
onderwijs op school betreft. De rest geeft aan dat het bestuur het gebruik van ict in het onderwijs
aanmoedigt (37%) of stimuleert door bijvoorbeeld ondersteuning, extra middelen of faciliteiten te
bieden (35%) (zie tabel 5.2). Tabel 5.1 – Typering door de schoolleider van het ict-gebruik op school (n=43)
Aantal %
Onze school of instelling gebruikt ict alleen voor
zover het past binnen bestaande werkwijzen
12 28%
Onze school of instelling gebruikt ict om het
onderwijs stap voor stap te veranderen en te
verbeteren
19 44%
Onze school of instelling heeft de ambitie om het
onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt
daarbij ict
12 28%
Tabel 5.2 – Typering door de schoolleider van de houding van het schoolbestuur ten aanzien van
ict-gebruik op school (n=43)
Aantal %
Ons bestuur neemt een neutrale houding in wat
het gebruik van ict in het onderwijs op school be-
treft
12 28%
Ons bestuur moedigt het gebruik van ict in het
onderwijs op school aan
16 37%
Ons bestuur stimuleert het gebruik van ict in het
onderwijs op school (bijvoorbeeld door onder-
steuning, extra middelen of faciliteiten te bieden)
15 35%
36
Het aantal leerlingen per computer varieert van 1 tot 6. Gemiddeld is er – volgens de opgave van
de schoolleiders – per 2,3 leerlingen één computer beschikbaar (met een standaarddeviatie van
1,1). Er is geen significante samenhang tussen de leerling-computerratio en het aantal leerlingen
op school. Ook is het verschil in leerling-computerratio tussen de vier verschillende onderwijsty-
pen niet significant.
5.2 Typering van het onderwijs
De leraren is verzocht te reageren op tien stellingen over het onderwijs dat zij geven. Vijf van de
stellingen hebben betrekking op onderwijs waarin de leraar centraal staat (zie tabel 5.3). Daar-
naast zijn er vijf stellingen over onderwijs dat (meer) leerlinggericht is (zie tabel 5.4). Net als bij
het basisonderwijs en voortgezet onderwijs worden vooral activiteiten waarbij de leraar centraal
staat of een sturende rol heeft, veel toegepast.
Driekwart van de leraren laat leerlingen vaak of heel vaak leerstof verwerken door hen opdrachten
te geven en oefeningen te laten maken (tabel 5.3). Ruim driekwart (79%) stelt tijdens de les vaak
of heel vaak vragen om na te gaan of leerlingen de leerstof beheersen. Bijna drie kwart (71%) vat
de leerstof vaak of heel vaak samen tijdens de les. Bijna twee derde van de leraren (63%) bepaalt
meestal zelf wat leerlingen leren en het moment waarop zij dat doen.
Tabel 5.3 – Typering door leraren van het onderwijs dat zij geven – leraargericht (n=354 tot 357)13
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
bepaal ik wat mijn leerlingen op
welk moment leren
--- 3% 9% 25% 42% 21%
ga ik met behulp van toetsen na
of leerlingen de behandelde
stof beheersen
5% 10% 20% 25% 28% 11%
laat ik leerlingen leerstof ver-
werken door opdrachten en oe-
feningen te geven
1% 1% 5% 18% 43% 33%
stel ik tijdens de les vragen
over de leerstof om te controle-
ren of leerlingen de leerstof be-
heersen
1% 1% 4% 16% 40% 39%
vat ik de leerstof samen tijdens
de les
1% 1% 9% 18% 42% 29%
13 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
37
Van de activiteiten waarbij de leerling meer centraal staat (tabel 5.4) wordt vooral het individueel
begeleiden van leerlingen bij hun leerproces genoemd; 82% doet dat vaak of heel vaak. De ove-
rige vier activiteiten worden aanzienlijk minder toegepast: 40% geeft leerlingen vaak of heel vaak
ruimte om zelf te ontdekken op welke manier ze het beste leren, 33% laat samenwerken en initi-
atief nemen van leerlingen vaak of heel vaak meewegen bij de beoordeling van het werk, 17%
laat leerlingen vaak of heel vaak feedback geven op elkaars werk en 23% stimuleert leerlingen
vaak of heel vaak om zelf te kiezen wanneer ze wat willen leren
Tabel 5.4 – Typering door leraren van het onderwijs dat zij geven – leerlinggericht
(n=356 tot 3572
Als leraar …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
begeleid ik leerlingen individu-
eel bij hun leerproces
--- --- 4% 13% 42% 40%
geef ik leerlingen ruimte om zelf
te ontdekken op welke manier
ze het beste leren
1% 6% 21% 32% 30% 10%
stimuleer ik dat leerlingen zelf
kiezen wanneer ze wat willen
leren
5% 22% 28% 21% 19% 4%
laat ik leerlingen elkaar feed-
back geven over hun werk
4% 18% 41% 21% 14% 3%
laat ik samenwerken en initiatief
nemen ook meewegen bij de
beoordeling van het werk
4% 13% 20% 29% 24% 9%
5.3 Aard van het ict-gebruik in het onderwijs
Tabel 5.5 geeft een overzicht van activiteiten tijdens de les waarbij de leraren ict gebruiken en
van activiteiten die betrekking hebben op ict. Figuur 5.1 laat zien welke toepassingen of activitei-
ten vaak of heel vaak in de les aan bod komen.
De meeste leraren (94%) maken in de les gebruik van een beamer of digibord; driekwart doet dat
vaak of heel vaak. Ook maken bijna alle leraren (96%) gebruik van digitaal leermateriaal in de
les; 63% maakt daar vaak of heel vaak gebruik van. Ruim de helft (54%) geeft vaak of heel vaak
klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen. Ook gebruikt ruim de helft (57%) vaak of
heel vaak internet bij de lesvoorbereiding. De helft plaatst vaak of heel vaak informatie over de
prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school. Bijna de helft (45%)
bereidt lessen vaak of heel vaak voor met behulp van digitale voorzieningen, zoals een laptop of
mobiele telefoon.
38
Tabel 5.5 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leraren; in volgorde van frequentie (n=348 tot
357)14
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
gebruik ik beamer of digibord 6% 3% 6% 10% 26% 50%
maak ik bij mijn lessen gebruik
van digitaal lesmateriaal
4% 4% 10% 18% 39% 24%
gebruik ik internet bij mijn les-
voorbereiding
2% 4% 11% 26% 32% 25%
geef ik klassikaal uitleg m.b.v.
digitale leermiddelen
6% 6% 13% 20% 29% 25%
plaats ik informatie over de
prestaties van leerlingen in een
digitaal informatiesysteem van
de school
15% 6% 12% 17% 29% 20%
bereid ik mijn lessen voor
m.b.v. digitale voorzieningen
zoals laptop of mobiele telefoon
8% 12% 16% 19% 26% 19%
gebruik ik specifieke leer- of oe-
fenprogramma’s die bij mijn les-
sen passen
10% 10% 20% 24% 29% 9%
toon ik websites tijdens mijn les 5% 11% 24% 28% 24% 8%
breng ik websites met (extra)
uitleg of oefenmateriaal onder
de aandacht
12% 15% 28% 24% 17% 4%
stel ik door mijzelf ontwikkeld
digitaal leermateriaal beschik-
baar aan mijn leerlingen
17% 21% 24% 16% 14% 8%
stimuleer ik leerlingen gebruik
te maken van digitale toepas-
singen die bijdragen aan leren
17% 14% 27% 27% 12% 3%
praat ik met leerlingen over vei-
ligheid op internet
18% 15% 27% 24% 12% 3%
laat ik alle lln. tegelijk met een
digitale voorziening werken, zo-
als een laptop of iPad
30% 15% 16% 14% 17% 8%
help ik leerlingen bij het vinden
en beoordelen van informatie
op internet
20% 15% 31% 22% 11% 1%
14 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
39
Vervolg tabel 5.5 – Aard van het ict-gebruik, volgens de leraren; in volgorde van frequentie
Als leraar …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
leer ik leerlingen hoe om te
gaan met sociale media
24% 15% 30% 19% 11% 1%
help ik leerlingen bij gebruik
van algemene computerpro-
gramma’s voor bijvoorbeeld
tekstverwerking of mail
30% 13% 22% 20% 13% 2%
attendeer ik leerlingen op (ex-
tra) uitleg van leerstof die be-
schikbaar is via internet
24% 22% 24% 16% 12% 2%
laat ik leerlingen online een test
of (oefen)toets maken
28% 16% 28% 18% 9% 2%
stem ik mijn instructie en feed-
back af op leerlingresultaten
verkregen via computerpro-
gramma’s
32% 16% 19% 22% 8% 2%
laat ik zien hoe online woorden-
boeken of digitale encyclope-
dieën kunnen helpen bij school-
werk
37% 20% 19% 15% 9% 1%
laat ik lln. werken met digitale
toepassingen die ze nodig heb-
ben in hun latere beroep
37% 21% 22% 14% 5% 1%
leer ik leerlingen programmeren
of coderen
67% 16% 9% 5% 2% 1%
Uit figuur 5.1 blijkt dat vier activiteiten vaak of heel vaak worden toegepast door meer dan de helft
van de onderwijsgevenden: gebruik van een beamer of digibord, gebruik van digitaal leermateri-
aal tijdens de les, het bij de lesvoorbereiding gebruikmaken van internet, en het klassikaal geven
van uitleg met behulp van digitale leermiddelen. Ook hier zijn de leraren ingedeeld in een ‘staart-
groep’, ‘peloton’ en ‘kopgroep’, afhankelijk van het aantal veelgebruikte toepassingen of activitei-
ten. Figuur 5.2 toont de verdeling.
De volgende vraag gaat over specifieke toepassingen van ict en het gebruik van andere leermid-
delen in de lessen. De voorgelegde items hebben vooral betrekking op apparatuur en program-
matuur. Tabel 5.6 toont de resultaten. De leraren gebruiken vooral een digibord (driekwart vaak
of heel vaak), methodegebonden leermiddelen (twee derde vaak of heel vaak), papieren werk-
en leerboeken (62% vaak of heel vaak) en desktopcomputers of laptops (49% vaak of heel vaak).
De minst gebruikte toepassingen zijn beroepsspecifieke toepassingen, simulaties en e-books.
40
Figuur 5.1 – Lesactiviteiten met of rond ict-gebruik die vaak of heel vaak voorkomen
Figuur 5.2 – Verdeling, naar aantal toepassingen dat men vaak of heel vaak gebruikt
76%
64%
57%
54%
49%
44%
38%
32%
25%
22%
21%
15%
15%
15%
14%
12%
12%
10%
10%
10%
6%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
gebruik van een beamer of digibord
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
websites tonen tijdens de les
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
met leerlingen praten over veiligheid op internet
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
26%
49%
25%
staartgroep: 0-2 toepassingen peloton: 3-8 toepassingen
kopgroep: meer dan 8 toepassingen
41
Tabel 5.6 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de leraren; in volg-
orde van frequentie (n=339 tot 347)15
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Digibord 8% 3% 5% 8% 23% 52%
Methodegebonden leermiddelen 5% 6% 7% 16% 34% 32%
Papieren werkboeken
en leerboeken
5% 5% 11% 17% 25% 37%
Desktopcomputer of laptop 11% 9% 13% 19% 21% 28%
Niet-methodegebonden leermid-
delen (zelf ontwikkeld/gevonden)
4% 6% 21% 29% 26% 14%
Internet als informatiebron 6% 7% 17% 26% 35% 9%
Oefensoftware 17% 10% 18% 23% 22% 10%
Video’s met uitleg (bijv. via
YouTube)
12% 12% 22% 25% 24% 5%
Verwerkingssoftware
(bijv. Word, Excel)
16% 14% 19% 21% 23% 7%
Presentatiesoftware
(bijv. Powerpoint)
16% 17% 19% 21% 14% 12%
Communicatiesoftware
(bijv. email, skype, chat)
38% 12% 15% 14% 15% 5%
Tabletcomputer (bijv. iPad) 49% 11% 11% 9% 10% 11%
Evaluatiesoftware
(bijv. toetsen, adaptief toetsen)
37% 22% 17% 14% 7% 3%
Mobiele telefoon 41% 15% 18% 14% 8% 3%
Programma’s met combinatie van
instructie, oefenen en feedback
(bijv. Snappet)
50% 14% 14% 8% 7% 5%
Game ontwikkeld voor educatieve
doeleinden / leerdoelen
49% 16% 16% 13% 6% 1%
Digitale voortgangsregistratie
(bijv. E-portfolio)
59% 10% 9% 11% 8% 3%
Cognitieve ondersteuningspro-
gramma’s (bijv. mindmaps)
47% 18% 22% 9% 3% 1%
Elektronische leeromgeving
(bijv, Blackboard)
66% 13% 7% 7% 3% 4%
Digitale meet- en weeginstrumen-
ten (bijv. voor lessen
techniek of scheikunde)
63% 16% 13% 6% 2% 2%
15 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
42
Vervolg tabel 5.6 – Gebruik van apparatuur, leermiddelen en toepassingen, volgens de leraren
Tijdens mijn lessen gebruik ik …
Nooit
/ n.v.t.
Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel
vaak
Sociale media (bijv, Facebook,
Twitter, Blog)
66% 16% 8% 6% 4% 1%
Ict-toepassingen om leerlingen
beroepsvaardigheden te laten oe-
fenen (bijv. AutoCAD, Floorplan-
ner, Publisher, of andere)
75% 14% 5% 3% 2% ---
Simulatiesoftware (bijv.
natuurkundige proefjes)
74% 15% 7% 2% 1% ---
E-books 81% 9% 6% 3% 1% 1%
Simulaties om beroepsspecifieke
vaardigheden aan te leren (bijv.
scheepvaart-, tractor- of machine-
simulator)
89% 8% 1% 1% 1% ---
Beroepsspecifieke hardware of
daarop afgestemde interfaces die
later ook in de praktijk gebruikt
worden (bijv. car diagnostic soft-
ware of digitale draaibank)
91% 6% 1% 1% 1% ---
5.4 Effecten van ict-gebruik in het onderwijs
De leraren is vervolgens gevraagd naar de effecten die zij zien van ict-gebruik. Tabel 5.7 toont
de resultaten. Leraren zien vooral dat leerlingen meer gemotiveerd zijn door het gebruik van ict
(45% vaak of heel vaak). Een ander positief effect is dat het lesgeven volgens relatief veel leraren
efficiënter verloopt. Dat is volgens een derde vaak of heel vaak het geval. Ook vindt een derde
van de leraren dat zij door het gebruik van ict een beter overzicht hebben over de vorderingen
van de leerlingen.
Op andere punten zijn de meningen meer verdeeld. Zo vindt een vijfde dat leerlingen vaak of heel
vaak beter zicht hebben op hun eigen leerproces door het gebruik van ict, terwijl een derde vindt
dat dit zelden of nooit het geval is. Ook over de vraag of de leerprestaties verbeteren als ict wordt
ingezet, zijn de opvattingen verdeeld. Terwijl een vijfde van de leraren dit vaak of heel vaak ziet,
vindt eveneens een vijfde dat dit slechts zelden of nooit het geval is. Van uiteenlopende meningen
is ook sprake bij de vraag of leerlingen door het gebruik van ict onderwijs krijgen dat is afgestemd
op hun individuele talenten (bijvoorbeeld naar inhoud, instructievorm of tempo).
43
Tabel 5.7 – Effecten van ict-gebruik, naar inschatting van de leraren (n=339 tot 342)16
Hoe vaak neemt u waar dat …
Nooit Zelden Soms Regelmatig Vaak Heel vaak
leerprestaties verbeteren 10% 8% 29% 32% 18% 3%
leerlingen meer gemotiveerd
zijn
6% 3% 15% 30% 34% 11%
leerlingen sneller leren 9% 10% 28% 29% 19% 5%
lesgeven efficiënter verloopt 7% 7% 24% 27% 24% 10%
leerlingen onderwijs krijgen dat
is afgestemd op hun individuele
talenten (bijv. naar inhoud, in-
structievorm of tempo)
10% 11% 28% 22% 20% 9%
u beter overzicht hebt over vor-
deringen van leerlingen
12% 11% 24% 21% 25% 7%
leerlingen beter zicht hebben
op hun eigen leerproces
19% 16% 24% 20% 16% 5%
5.5 Ambities en verwachtingen van schoolleiders rond ict in het onderwijs
De schoolleiders is gevraagd hoe het onderwijs op hun school, wat ict betreft, er over twee jaar
uit zou moeten zien. Specifiek is daarbij gevraagd welke activiteiten over twee jaar in meer dan
de helft van de lessen zouden moeten plaatsvinden, dan wel welke toepassingen of apparatuur
in meer dan de helft van de lessen gebruikt zouden moeten worden. Figuur 5.3 toont de resulta-
ten. Bijna alle schoolleiders vinden dat leraren over twee jaar in meer dan de helft van de lessen
gebruik zouden moeten maken van digitaal leermateriaal (94%), van een beamer of digibord
(92%) en van specifieke leerprogramma’s die bij de les passen (92%). Ook vinden velen het
belangrijk dat leraren in meer dan de helft van de lessen met leerlingen praten over veiligheid op
internet (90%) en leerlingen leren omgaan met sociale media (88%). In aanvulling hierop worden
nog acht activiteiten door meer dan driekwart van de schoolleiders genoemd, waaronder klassi-
kaal uitleg geven met behulp van digitale leermiddelen en websites tonen tijdens de les.
Figuur 5.4 geeft een beeld van de mening van schoolleiders over apparatuur en programmatuur
die over twee jaar in meer dan de helft van de lessen zou moeten worden gebruikt. Bijna alle
schoolleiders (98%) vinden dat de leraren op hun school in meer dan de helft van de lessen
gebruik zouden moeten maken van een leerlingvolgsysteem. Ook vinden veel schoolleiders dat
in meer dan de helft van de lessen gebruik zou moeten worden gemaakt van het digibord (87%)
en van desktopcomputer of laptop (83%). Ook vinden velen een afwezigheidsregistratiesysteem
van belang. Ruim driekwart vindt dat dit in meer dan de helft van de lessen dient te worden ge-
bruikt.
16 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zelden: 1-10% van de lessen; soms: 10-40% van de lessen; regelmatig:
40-60% van de lessen; vaak: 60-90% van de lessen; heel vaak: > 90% van de lessen.
44
Figuur 5.3 – Gewenste activiteiten met of rond ict-gebruik door leraren, over twee jaar, in meer
dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=48)
Figuur 5.4 – Gewenst gebruik van apparatuur en programmatuur door leraren, over twee jaar, in
meer dan de helft van de lessen, naar de mening van de schoolleider (n=48)
94%
92%
92%
90%
88%
85%
85%
85%
83%
83%
79%
77%
77%
73%
73%
65%
63%
56%
54%
54%
44%
23%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
gebruik van een beamer of digibord
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
met leerlingen praten over veiligheid op internet
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
websites tonen tijdens de les
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
98%
87%
83%
78%
69%
57%
57%
43%
35%
17%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerlingvolgsysteem
digibord
desktop-computer of laptop
afwezigheidsregistratiesysteem
digitaal toetssysteem
tabletcomputer
elektronische leeromgeving
roostersystemen
mobiele telefoon
e-books
45
Tot slot is de schoolleiders gevraagd naar hun verwachtingen rond de effecten van ict-gebruik op
school, over twee jaar (zie tabel 5.8). Zij verwachten van het gebruik van ict in het onderwijs
vooral dat leraren een beter overzicht over de vorderingen van leerlingen zullen hebben. Ruim
twee derde (69%) verwacht hier een groot of zeer groot effect. Ruim de helft (56%) verwacht een
(zeer) groot effect in de zin dat leerlingen onderwijs krijgen dat naar inhoud, instructievorm en
tempo is afgestemd op hun individuele talenten, terwijl de helft een (zeer) groot effect verwacht
op de mate waarin leerlingen door het gebruik van ict zicht hebben op hun eigen leerproces. Een
groot of zeer groot effect op de motivatie van de leerlingen wordt voorzien door bijna de helft
(48%) van de schoolleiders. Tabel 5.8 – Verwachte effecten van ict-gebruik, over twee jaar, naar inschatting van de school-
leiders (n=44 tot 46)17
Niet
/ n.v.t.
Zeer
beperkt
Beperkt Ongeveer
de helft
Groot Zeer
groot
leerprestaties zijn verbeterd 2% 2% 44% 31% 20% ---
leerlingen zijn meer gemoti-
veerd
--- --- 18% 33% 44% 4%
leerlingen leren sneller 2% 2% 40% 33% 20% 2%
lesgeven verloopt efficiënter --- 2% 11% 43% 39% 5%
leerlingen krijgen onderwijs dat
naar inhoud, instructievorm en
tempo is afgestemd op hun in-
dividuele talenten
--- 2% 7% 35% 43% 13%
leraren hebben beter overzicht
over de vorderingen van leer-
lingen
2% 2% 7% 20% 56% 13%
leerlingen hebben beter zicht
op hun eigen leerproces
4% 4% 13% 28% 43% 7%
leerlingen zijn voorbereid om
als burger te leven in de 21e
eeuw
2% 4% 20% 38% 31% 4%
ouders van leerlingen zijn beter
geïnformeerd over de ontwikke-
ling van leerlingen
4% 4% 13% 35% 39% 4%
5.6 Samengestelde variabelen en samenhangen
Ook voor de groep onderwijsgevenden aan het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal
onderwijs en praktijkonderwijs zijn gemiddelde schaalscores berekend bij de samengestelde va-
riabelen (zie bijlage 1 voor een overzicht van deze variabelen). Figuur 5.5 toont de resultaten.
17 Omschrijving van de antwoordcategorieën: zeer beperkt: < 10% van de leerlingen; beperkt: 10-40% van de leerlingen;
ongeveer de helft: 40-60% van de leerlingen; groot: 60-90% van de leerlingen; zeer groot:: > 90% van de leerlingen.
46
Ook hier is te zien dat het onderwijs vooral leraargestuurd is en dat er in mindere mate activiteiten
zijn waar meer sturing aan de leerling wordt overgelaten. De mate waarin activiteiten met en rond
ict worden toegepast en waarin toepassingen en apparatuur worden ingezet, ligt op hetzelfde
niveau als bij het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De inschatting van de effecten is ver-
gelijkbaar met de inschatting die leerkrachten in het basisonderwijs maken, en dus positiever dan
in het voortgezet onderwijs. De spreiding is hier echter nog groter dan in het basisonderwijs en
voortgezet onderwijs. De meningen over de effecten van het gebruik van ict lopen dus sterk uit-
een. Figuur 5.5 – Samengestelde variabelen; speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs
en praktijkonderwijs
Toelichting: het rode blokje markeert de gemiddelde score; de bovenste waarde is het gemiddelde plus één stan-
daarddeviatie; de onderste waarde is het gemiddelde min één standaarddeviatie
Tabel 5.9 toont de correlaties tussen de samengestelde variabelen. Ook hier is er een sterke
samenhang tussen de mate waarin activiteiten met en rond ict in de les worden toegepast, de
mate waarin verschillende toepassingen worden ingezet en programmatuur wordt gebruikt en de
ervaren effecten van ict. Tabel 5.9 – Correlaties tussen de samengestelde variabelen (n=341 tot 356)
Docent-
gestuurd
Leerling-
gestuurd
Activiteiten
ict
Toepassingen
/ apparatuur
Leerlinggestuurd ,11
Activiteiten met of rond ict ,32 ,27
Toepassingen / apparatuur ,33 ,26 ,85
Effecten ,26 ,18 ,68 ,64
4,0
3,2
2,42,2
2,5
4,7
4,0
3,3
2,9
3,6
5,4
4,8
4,2
3,6
4,7
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leraargestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
47
Bij twee van de vijf samengestelde variabelen zijn er significante verschillen tussen onderwijsty-
pen (zie figuur 5.6 en tabel 5.10). Het speciaal basisonderwijs scoort het hoogst op de factor
‘leraargestuurd’ (met een gemiddelde van 5 op een schaal van 1 tot 6). Bij de factor ‘leerlingge-
stuurd’ komt het praktijkonderwijs het hoogst uit (gemiddeld 4,3). Bij de activiteiten met en rond
ict, de toepassingen en programmatuur en de waargenomen effecten zijn de verschillen tussen
onderwijstypen niet significant. Figuur 5.6 – Samengestelde variabelen, naar onderwijstype
Tabel 5.10 – Verdeling naar onderwijstype; resultaten van variantieanalyse
F p E2
Leraargestuurd 14.46 <,001 ,110
Leerlinggestuurd 7,83 <,001 ,062
Activiteiten met of rond ict 1,10 n.s. ,009
Toepassingen / apparatuur 1,50 n.s. ,013
Effecten 2,03 n.s. ,018
5,0
3,9
3,4
3,0
3,8
4,5
3,7
3,1
2,8
3,5
4,7
3,9
3,3
2,9
3,5
4,54,3
3,3
2,9
3,5
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leraargestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
sbo so vso pro
49
6 Totaaloverzicht en samenhangen
6.1 Totaaloverzicht
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de resultaten over de verschillende onderwijstypen
heen. Dat gebeurt in de vorm van zes grafieken die resultaten van de vragenlijst voor onderwijs-
gevenden laten zien.
Figuur 6.1 geeft een beeld van de aard van het ict-gebruik in de lessen en van activiteiten die
betrekking hebben op ict. Figuur 6.2 toont het percentage leraren dat de desbetreffende activitei-
ten vaak of heel vaak toepast. Veel leraren maken vaak of heel vaak gebruik van een beamer of
digibord (82%) en van digitaal leermateriaal in de les (65%). Meer dan de helft geeft vaak of heel
vaak klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen (57%). Verder maakt 57% vaak of
heel vaak gebruik van internet bij de lesvoorbereiding en bereidt de helft vaak of heel vaak lessen
voor met behulp van digitale voorzieningen. Ook plaatst de helft vaak of heel vaak informatie over
de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem.
Figuur 6.3 toont de resultaten van de vraag naar de inzet van specifieke toepassingen en het
gebruik van specifieke apparatuur. Figuur 6.4 toont in hoeverre verschillende toepassingen of
soorten apparatuur vaak of heel vaak worden gebruikt. Ook hier komt het digibord op de eerste
plaats; dit wordt door 77% van de leraren vaak of heel vaak gebruikt. Op de tweede plaats komen
methodegebonden leermiddelen (71%), gevolgd door papieren werkboeken en leerboeken
(67%). De helft maakt in de les vaak of heel vaak gebruik van desktopcomputers of laptops.
Figuur 6.5 geeft inzicht in de effecten van ict-gebruik die leraren de afgelopen drie maanden in
hun lessen hebben waargenomen. Zij constateren vooral dat hun leerlingen door het gebruik van
ict meer gemotiveerd zijn; 42% heeft dit vaak of heel vaak waargenomen. Ongeveer een derde
heeft vaak of heel vaak gezien dat zij als leraar een beter overzicht hebben over de vorderingen
van de leerlingen en dat het lesgeven efficiënter verloopt (beide door 31% vaak of heel vaak
waargenomen). Een kwart heeft in de lessen vaak of heel vaak waargenomen dat leerlingen
dankzij het gebruik van ict onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individuele talenten.
Figuur 6.6, tot besluit, toont de gemiddelde scores op de samengestelde variabelen en de sprei-
ding rond het gemiddelde. De grafiek laat zien dat de lessen – volgens de opgave door de leraren
– vooral leraargestuurd zijn. Activiteiten waar meer sturing aan de leerling wordt overgelaten,
komen aanzienlijk minder frequent voor. De grafiek laat ook zien dat het gebruik van ict in de les
of activiteiten die met ict te maken hebben, nog niet heel frequent voorkomen. Over de waarge-
nomen effecten is men gematigd positief. De gemiddelde score ligt hier precies in het midden van
de schaal. De grote spreiding rond het gemiddelde wijst erop dat de opvattingen van leraren over
de effecten van het gebruik van ict in de les sterk uiteenlopen.
50
Figuur 6.1 – Aard van ict-gebruik en activiteiten rond ict, in de afgelopen drie maanden (N varieert van 3372 tot 3441)
18%
4%
6%
63%
30%
25%
14%
25%
40%
34%
9%
16%
28%
17%
24%
5%
32%
43%
30%
25%
12%
10%
4%
18%
23%
22%
13%
18%
19%
17%
9%
7%
21%
14%
17%
5%
13%
20%
17%
5%
11%
25%
28%
15%
14%
11%
24%
27%
28%
29%
21%
22%
23%
9%
24%
26%
23%
13%
16%
20%
20%
9%
17%
14%
26%
20%
24%
5%
15%
18%
25%
20%
12%
16%
26%
17%
16%
26%
20%
20%
16%
11%
18%
22%
34%
12%
22%
25%
32%
2%
6%
8%
17%
8%
6%
9%
24%
30%
10%
14%
12%
30%
15%
4%
12%
60%
32%
7%
8%
24%
25%
1%
9%
22%
3%
27%
8%
3%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
gebruik ik beamer of digibord
maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leermateriaal
stel ik door mijzelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar
toon ik websites tijdens mijn les
bereid ik mijn lessen voor met behulp van digitale voorzieningen
gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
leer ik leerlingen programmeren of coderen
leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder de aandacht
help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet
laat ik zien hoe online woordenboeken of dig. encyclopedieën kunnen helpen
help ik lln bij gebruik van algemene programma’s voor bijv tekstverwerking of mail
gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
plaats ik informatie over de prestaties van lln in een digitaal informatiesysteem
laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets maken
stimuleer ik lln gebruik te maken van digitale toepassingen die bijdragen aan leren
attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof die beschikbaar is via internet
geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
laat ik alle lln tegelijk met een digitale voorziening werken, zoals laptop of iPad
laat ik lln werken met digitale toepassingen die ze nodig hebben in hun latere beroep
stem ik mijn instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via …
nooit / n.v.t. zelden (1-10% vd lessen) soms (10-40% vd lessen) regelmatig (40-60% vd lessen) vaak (60-90% vd lessen) heel vaak (>90% vd lessen)
51
Figuur 6.2 – Ict-gebruik en activiteiten rond ict die vaak of heel vaak voorkomen (N varieert van 3372 tot 3441)
82%
65%
57%
57%
51%
49%
33%
30%
23%
21%
18%
17%
15%
15%
12%
10%
9%
9%
7%
7%
5%
2%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
gebruik van een beamer of digibord
gebruik van digitaal leermateriaal tijdens de les
klassikaal uitleg geven m.b.v. digitale leermiddelen
internet gebruiken bij de lesvoorbereiding
info over prestaties in digitaal informatiesysteem plaatsen
lessen voorbereiden met gebruik van digitale voorzieningen
specifieke leerprogramma's passend bij de les gebruiken
websites tonen tijdens de les
hele klas tegelijk met digitale voorzieningen laten werken
websites met leermateriaal onder aandacht brengen
zelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar stellen
stimuleren het gebruik van digitale toepassingen
attenderen op extra uitleg die beschikbaar is via internet
instr./feedb. afstemmen op resultaten verkregen via comp. progr.
leerlingen online een test of (oefen)toets laten maken
helpen bij gebruik van algemene computerprogramma's
met leerlingen praten over veiligheid op internet
helpen bij vinden/beoordelen van informatie op internet
laten zien hoe online woordenb./encyclop. kunnen helpen
leerlingen leren hoe om te gaan met sociale media
lln laten werken met dig. toep. later nodig in hun beroep
leerlingen leren programmeren of coderen
52
Figuur 6.3 – Gebruik van specifieke toepassingen en apparatuur in de afgelopen drie maanden (N varieert van 3266 tot 3302)
82%
12%
43%
8%
45%
14%
14%
55%
42%
13%
5%
18%
65%
73%
45%
47%
67%
65%
42%
68%
8%
6%
4%
8%
7%
17%
10%
14%
9%
15%
17%
13%
8%
13%
16%
15%
20%
17%
10%
10%
14%
16%
6%
4%
8%
5%
12%
20%
4%
13%
24%
20%
12%
16%
27%
19%
20%
12%
9%
22%
20%
7%
8%
13%
8%
7%
6%
22%
18%
11%
8%
12%
20%
23%
8%
13%
23%
29%
22%
5%
9%
10%
7%
7%
12%
4%
12%
14%
29%
23%
7%
20%
12%
15%
25%
6%
9%
19%
31%
21%
4%
5%
5%
7%
13%
23%
30%
26%
28%
57%
8%
13%
10%
4%
3%
5%
8%
6%
3%
7%
44%
41%
10%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
e-books
desktop-computer of laptop
mobiele telefoon
digibord
tabletcomputer (bv iPad)
presentatiesoftware (bv. Powerpoint)
oefensoftware
programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feedback (bv Snappet)
evaluatiesoftware, (bv toetsen, adaptief toetsen)
video’s met uitleg (bv via Youtube)
internet als informatiebron
verwerkingssoftware (bv Word, Excel)
digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniek of scheikunde)
simulatiesoftware (bv. natuurkundige proefjes)
cognitieve ondersteuningsprogramma’s (bv mindmaps)
game ontwikkeld voor educatieve doeleinden / leerdoelen
elektronische leeromgeving (bv Blackboard)
digitale voortgangsregistratie (bv. E-portfolio)
communicatiesoftware (bv email, skype, chat)
Social media (bv Facebook, Twitter, Blog)
papieren werkboeken en leerboeken
methodegebonden leermiddelen
niet-methodegebonden leermiddelen (zelf ontwikkeld of gevonden, bijvoorbeeld via collega’s of internet)
nooit / n.v.t. zelden (1-10% vd lessen) soms (10-40% vd lessen) regelmatig (40-60% vd lessen) vaak (60-90% vd lessen) heel vaak (>90% vd lessen)
53
Figuur 6.4 – Gebruik van specifieke toepassingen en apparatuur, voor zover dit vaak of heel vaak voorkomt (N varieert van 3266 tot 3302)
77%
71%
67%
51%
40%
36%
35%
29%
27%
24%
21%
20%
13%
10%
10%
9%
9%
6%
4%
3%
3%
3%
1%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
digibord
methodegebonden leermiddelen
papieren werkboeken en leerboeken
desktop-computer of laptop
internet als informatiebron
niet-methodegebonden leermiddelen
oefensoftware
presentatiesoftware (bijv. Powerpoint)
verwerkingssoftware (bijv Word, Excel)
video's met uitleg (bijv via Youtube
tabletcomputer
comunicatiesoftware (bijv. e-mail, Skype, chat)
evaluatiesoftware (toetsen / adaptief toetsen)
progr. met combinatie van instructie, oefenen en feedback
digitale voortgangsregistratie (bijv. e-portfolio)
mobiele telefoon
elektronische leeromgeving
game voor educatieve doeleinden
cognitieve ondersteuningsprogramma's (bijv. mindmap)
e-books
digitale meet- en weeginstrumenten
sociale media
simulatiesoftware
54
Figuur 6.5 – Waargenomen effecten van ict-gebruik in de afgelopen drie maanden (N varieert van 3243 tot 3262)
8%
9%
8%
12%
14%
21%
11%
11%
9%
13%
12%
17%
33%
18%
33%
24%
26%
21%
24%
29%
30%
27%
29%
25%
22%
19%
16%
34%
18%
24%
19%
24%
14%
8%
3%
7%
5%
7%
4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
leerprestaties verbeteren
leerlingen zijn meer gemotiveerd
leerlingen leren sneller
lesgeven verloopt efficiënter
leerlingen krijgen onderwijs dat is afgestemd op hun individuele talenten
leraar heeft beter overzicht over vorderingen van leerlingen
leerlingen hebben beter zicht op hun eigen leerproces
nooit / n.v.t. zelden (1-10% vd lessen) soms (10-40% vd lessen)
regelmatig (40-60% vd lessen) vaak (60-90% vd lessen) heel vaak (>90% vd lessen)
55
Figuur 6.6 – Samengestelde variabelen
Toelichting: het rode blokje markeert de gemiddelde score; de bovenste waarde is het gemiddelde plus één standaarddeviatie;
de onderste waarde is het gemiddelde min één standaarddeviatie
4,1
3,0
2,42,2
2,4
4,8
3,8
3,3
2,9
3,5
5,5
4,6
4,1
3,6
4,6
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leraargestuurd Leerlinggestuurd Activiteiten ict Toepassingen Effecten
56
6.2 Samenhangen
Tabel 6.11 toont de correlaties tussen de samengestelde variabelen, voor de gehele groep on-
derwijsgevenden. Er is een sterke samenhang tussen de mate waarin activiteiten met en rond ict
in de les worden ondernomen, het gebruik van specifieke toepassingen en apparatuur en de
waargenomen effecten van het gebruik van ict. De samenhang tussen de mate waarin activiteiten
met of rond ict worden ingezet en de mate waarin specifieke toepassingen worden of apparatuur
worden ingezet enerzijds en de mate waarin het onderwijs leraargestuurd is anderzijds, is gerin-
ger, maar wel significant. Datzelfde geldt voor de mate waarin het onderwijs leerlinggestuurd is.
De samenhang tussen leraargestuurd onderwijs en waargenomen effecten en de samenhang
tussen leerlinggestuurd onderwijs en waargenomen effecten is eveneens significant. ook hier zijn
de correlatiecoëffiënten niet hoog. Tabel 6.11 – Correlaties tussen de samengestelde variabelen (n=3259 tot 3443)
Leraar-
gestuurd
Leerling-
gestuurd
Activiteiten
ict
Toepassingen
/ apparatuur
Leerlinggestuurd ,07
Activiteiten met of rond ict ,34 ,26
Toepassingen / apparatuur ,30 ,21 ,81
Effecten ,27 ,26 ,65 ,59
Uit variantieanalyses waarin is nagegaan of er significante verschillen tussen onderwijstypen zijn
bij de samengestelde variabelen, komen twee relevante samenhangen naar voren (waarbij de
onafhankelijke variabele minstens drie procent variantie verklaart in de afhankelijke variabele).
Het gaat hier om de mate waarin het onderwijs leerlinggestuurd is en om de mate waarin de leraar
effecten van het gebruik van ict waarneemt. Figuur 6.7 laat voor deze twee samengestelde vari-
abelen de verschillen tussen de onderscheiden onderwijstypen zien. Figuur 6.7 – Samengestelde variabelen met relevante verschillen tussen onderwijstypen
3,9 3,83,73,5
3,93,6
3,9
3,5
4,3
3,53,8
3,53,53,3
3,5
3,13,4
2,9
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
Leerlinggestuurd Effecten
sbo so bao vso pro vmbo-b/k vmbo-g/t havo vwo
57
Om verdere samenhangen op te sporen, zijn lineaire regressieanalyses uitgevoerd, met als af-
hankelijke variabelen achtereenvolgens de mate van inzet van ict en lesactiviteiten rond ict in de
les (tabel 6.12) en de waargenomen effecten van het gebruik van ict in het onderwijs (tabel 6.13).
De onafhankelijke (of voorspellende) variabelen zijn respectievelijk de waargenomen effecten en
de inzet van ict en activiteiten rond ict in de les, de samengestelde variabelen die betrekking
hebben op leraargestuurd en op leerlinggestuurd onderwijs en geslacht, leeftijd en aantal lesuren
van de onderwijsgevende. De beste voorspeller van de mate van inzet van activiteiten met en
rond ict zijn de waargenomen effecten. Deze samengestelde variabele verklaart 42,5% van de
variantie in de te voorspellen variabele. De mate waarin het onderwijs leraargestuurd is, voegt
daar nog 3,2% verklaarde variantie aan toe (tabel 6.12). De waargenomen effecten van het ge-
bruik van ict in het onderwijs worden het beste voorspeld door de mate waarin er in de les activi-
teiten met of rond ict zijn. Deze samengestelde variabele verklaart 42,5% van de variantie in de
waargenomen effecten (tabel 6.13). Tabel 6.12 – Variabelen die de mate van inzet van ict en lesactiviteiten rond ict voorspellen; re-
sultaten van lineaire regressieanalyse
R2 B std.error β T p
Waargenomen effecten ,425 ,472 ,011 ,603 44,54 <,001
Leraargestuurd onderwijs ,457 ,232 ,017 ,185 13,66 <,001
Tabel 6.13 – Variabelen die de waargenomen effecten van het gebruik van ict voorspellen; resul-
taten van lineaire regressieanalyse
R2 B std.error β T p
Activiteiten met en rond ict ,425 ,832 ,017 ,652 48,53 <,001
Om na te gaan wat de samenhang tussen variabelen op schoolniveau en het gebruik van ict en
de aandacht voor zaken rond ict in de les is, is een multiniveau-analyse uitgevoerd. Hiervoor zijn
data geselecteerd van onderwijsgevenden uit de midden- en bovenbouw van het basisonderwijs
en van onderwijsgevenden uit het voortgezet onderwijs. Daarbij is als ondergrens gesteld dat
vragenlijsten zijn ingevuld door minimaal vier onderwijsgevenden per school. Er is voor de ana-
lyse een selectie gemaakt van de samengestelde variabelen en de variabele ‘basisonderwijs’
(score 1 staat voor basisonderwijs, score 0 voor voortgezet onderwijs). Deze data zijn gekoppeld
aan data op schoolniveau die zijn geaggregeerd op basis van de schoolleidersvragenlijst. Daarbij
gaat het om vier variabelen: het beleid ten aanzien van ict op school (drie antwoordcategorieën),
de houding van het bestuur wat ict in het onderwijs betreft (drie antwoordcategorieën), de wen-
selijke omvang van activiteiten met of rond ict in meer dan de helft van de lessen (aantal door de
schoolleider geselecteerde activiteiten) en de leerling-computerratio. Indien meer schoolleiders
de vragenlijst van een bepaalde school hebben ingevuld, is de gemiddelde score over die ant-
woorden berekend. Bij de vragen over beleid op school en de houding van het bestuur is ervan
uitgegaan dat de antwoordcategorieën een ordinale schaal vormen.
Tabel 6.12 toont de resultaten van de multiniveau-analyse. Uit het nulmodel blijkt dat er 10%
variantie op schoolniveau is. Scholen verschillen dus onderling in de mate waarin activiteiten met
en rond ict worden uitgevoerd. Zoals de regressieanalyse al liet zien, vormen de door de leraar
58
waargenomen effecten van het gebruik van ict de beste voorspeller van de genoemde activiteiten.
In aanvulling daarop vormen zowel de mate waarin het onderwijs leraargericht is als de mate
waarin het onderwijs leerlinggericht is significante voorspellers van de mate waarin activiteiten
met en rond ict plaatsvinden. In het basisonderwijs wordt significant minder van de genoemde
activiteiten gemeld dan in het voortgezet onderwijs. Van de vier variabelen op schoolniveau in de
analyse laten er drie een significant resultaat zien. Op scholen met een hogere leerling-compu-
terratio, dus waar verhoudingsgewijs minder computers beschikbaar zijn, zijn er minder activitei-
ten met en rond ict. Nog net significant zijn de verwachtingen van de schoolleider op het gebied
van activiteiten met en rond ict over twee jaar en het beleid van de school op het punt van ict in
het onderwijs. Deze variabelen leveren echter slechts een kleine bijdrage als voorspeller. Tabel 6.12 – Variabelen die de mate van inzet van ict en lesactiviteiten rond ict voorspellen; re-
sultaten van multiniveau-analyse; 2188 onderwijsgevenden in 174 scholen
Nulmodel
Coëff. std.error
Model 1
Coëff. std.error.
Model 2
Coëff. std.error.
p
Fixed effecten
• Intercept 3,459 (0,026) 0,581 (0,121) 0,483 (0,137)
Leraarniveau
• waargenomen effecten van ict 0,404 (0,014) 0,395 (0,014) <,001
• leerlinggestuurd onderwijs 0,180 (0,017) 0,177 (0,017) <,001
• leraargestuurd onderwijs 0,162 (0,022) 0,163 (0,022) <,001
• basisonderwijs -0,149 (0,039) -0,132 (0,034) <,005
Schoolniveau
• leerling-computerratio -0,027 (0,007) <,005
• verwachtingen leiding ict-inzet 0,007 (0,003) <,05
• beleid rond ict op school 0,066 (0,029) <,05
Random effecten
• variantie op schoolniveau 0,059 (0,012) 0,018 (0,005) 0,009 (0,004)
• variantie op leraarniveau 0,529 (0,017) 0,333 (0,010) 0,334 (0,010)
Deviantie 4948,5 3883,4 3847,4
Verbetering modelfit 1065,1 36,0
59
7 Conclusies
7.1 Inzet van ict in het onderwijs
Uit het vragenlijstonderzoek bij leraren blijkt dat er in de lessen vooral activiteiten worden uitge-
voerd waarbij de leraar centraal staat of de sturing heeft. Daarbij gaat het vooral om het geven
van opdrachten of het laten maken van oefeningen, het stellen van vragen tijdens de les om na
te gaan of leerlingen de leerstof beheersen en het tijdens de les samenvatten van de leerstof.
Activiteiten waarbij de leerling meer mogelijkheden tot sturing heeft of waarbij de leerling centraal
staat, komen aanzienlijk minder vaak voor. Het meest genoemd, wordt het geven van individuele
begeleiding aan leerlingen tijdens het leerproces. Op de tweede plaats komt het ruimte geven
aan leerlingen om zelf te ontdekken op welke manier zij het beste leren. Uit de vergelijking tussen
onderwijstypen blijkt dat de meer leerlinggerichte activiteiten het meest voorkomen in het prak-
tijkonderwijs en het minst in het vwo.
Activiteiten met of rond ict die vaak in de les worden toegepast, zijn het werken met beamer of
digibord, het gebruik van digitaal leermateriaal en het klassikaal geven van uitleg met behulp van
digitale leermiddelen. Bij het voorbereiden van lessen maken veel leraren gebruik van digitale
voorzieningen en van internet. Ook plaatsen veel leraren vaak informatie over de prestaties van
leerlingen in een digitaal informatiesysteem. Uit de vragen naar het gebruik van specifieke appa-
ratuur en programmatuur blijkt eveneens dat het digibord veel wordt gebruikt. Ook worden aan
de onderwijsleermethode gebonden leermiddelen veel gebruikt. De helft van de leraren maakt in
de les vaak of heel vaak gebruik van de desktopcomputer of laptop.
De door de onderwijsgevende waargenomen effecten van het gebruik van ict in het onderwijs
vormen – van de op basis van de antwoorden geconstrueerde samengestelde variabelen en van
een aantal achtergrondkenmerken – de beste voorspeller van de mate waarin activiteiten met en
rond ict voorkomen. De variantie op schoolniveau in de te voorspellen variabele bedraagt 10%,
dus er zijn verschillen tussen scholen die het vermelden waard zijn. Van de in dit onderzoek
gemeten variabelen op schoolniveau bleek de leerling-computerratio de meeste samenhang te
vertonen met de inzet van activiteiten met en rond ict.
Op de vraag welke activiteiten met of rond ict over twee jaar op hun school in meer dan de helft
van de lessen zouden moeten plaatsvinden, noemen veel schoolleiders – minstens 80 procent –
het gebruik van beamer of digibord, het gebruik van digitaal leermateriaal, het klassikaal geven
van uitleg met digitale leermiddelen, het gebruik van specifieke leer- of oefenprogramma’s, het
leren omgaan met sociale media en het praten over veiligheid op internet. Ook vinden veel school-
leiders dat leraren bij het voorbereiden van meer dan de helft van de lessen internet zouden
moeten gebruiken. Bij de vragen naar specifieke toepassingen of apparatuur worden het leerling-
volgsysteem en het digibord het meest genoemd.
7.2 Effecten van ict in het onderwijs
Gevraagd naar de effecten die de leraren waarnemen van het gebruik van ict in het onderwijs,
geven zij vooral aan dat leerlingen hierdoor meer gemotiveerd zijn. Andere belangrijke effecten
60
die relatief vaak worden gezien, zijn dat de leraar een beter overzicht heeft over de vorderingen
van de leerlingen en dat het lesgeven efficiënter verloopt. Ook bij de waargenomen effecten is er
een significant verschil naar onderwijstype. In het speciaal basisonderwijs zijn leraren het meest
positief over deze effecten. In het vwo zien de leraren over het geheel genomen de kleinste ef-
fecten. Bij de samengestelde variabele die een beeld geeft van de waargenomen effecten van
het gebruik van ict in het onderwijs is de spreiding in de antwoorden relatief groot. Tegenover
leraren die duidelijk positief oordelen over de effecten, staan dus andere leraren waarvoor niet
vaststaat dat ict tot uitgesproken effecten leidt.
De mate waarin de leraar gebruikmaakt van ict in het onderwijs is de beste voorspeller van de
door de leraar waargenomen effecten. Aangezien daarnaast bleek dat de waargenomen effecten
de beste voorspeller zijn van de mate waarin activiteiten met en rond ict plaatsvinden, kunne we
concluderen dat er een sterke wisselwerking is tussen de aandacht van de leraar voor ict in het
onderwijs en de effecten die de leraar ziet van het gebruik van ict.
De schoolleiders verwachten van het gebruik van ict in het onderwijs vooral dat leraren meer
overzicht hebben over de vorderingen van hun leerlingen. Op de tweede plaats komt de verwach-
ting dat leerlingen door de inzet van ict onderwijs krijgen dat naar inhoud, instructievorm en tempo
is afgestemd op hun individuele talenten. Daarnaast verwachten relatief veel schoolleiders posi-
tieve effecten op de motivatie van de leerlingen, dat het lesgeven efficiënter verloopt en dat leer-
lingen meer zicht hebben op hun eigen leerproces.
61
Bijlage 1 – Samengestelde variabelen Tabel A – Samengestelde variabele ‘Leraargericht onderwijs’
Als leraar
… bepaal ik wat mijn leerlingen op welk moment leren
… ga ik met behulp van toetsen na of leerlingen de behandelde stof beheersen
… laat ik leerlingen leerstof verwerken door opdrachten en oefeningen te geven
… stel ik tijdens de les vragen over de leerstof om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen
… vat ik de leerstof samen tijdens de les
5 items; Cronbachs alpha: 0,68
Tabel B – Samengestelde variabele ‘Leerlinggericht onderwijs’
Als leraar
… begeleid ik leerlingen individueel bij hun leerproces
… geef ik leerlingen ruimte om zelf te ontdekken op welke manier ze het beste leren
… stimuleer ik dat leerlingen zelf kiezen wanneer ze wat willen leren
… laat ik leerlingen elkaar feedback geven over hun werk
… laat ik samenwerken en initiatief nemen ook meewegen bij de beoordeling van het werk
5 items; Cronbachs alpha: 0,75
Tabel C – Samengestelde variabele ‘Effecten van ict in het onderwijs’
Hoe vaak neemt u waar dat door gebruik van ict
… leerprestaties verbeteren
… leerlingen meer gemotiveerd zijn
… leerlingen sneller leren
… lesgeven efficiënter verloopt
… leerlingen onderwijs krijgen dat is afgestemd op hun individuele talenten (bijvoorbeeld naar inhoud,
instructievorm of tempo)
… u beter overzicht hebt over vorderingen van leerlingen
… leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leerproces
7 items; Cronbachs alpha: 0,91
62
Tabel D – Samengestelde variabele ‘Activiteiten met en rond ict’
Als leraar
… gebruik ik beamer of digibord
… maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leermateriaal
… geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
… gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
… plaats ik informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school
… bereid ik mijn lessen voor met behulp van digitale voorzieningen zoals laptop of mobiele telefoon
… gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
… toon ik websites tijdens mijn les
… stem ik mijn instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
… stel ik door mijzelf ontwikkeld digitaal leermateriaal beschikbaar aan mijn leerlingen
… breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder de aandacht
… laat ik alle leerlingen tegelijk met een digitale voorziening werken, zoals een laptop of iPad
… praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
… stimuleer ik leerlingen gebruik te maken van digitale toepassingen die bijdragen aan leren
… attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof die beschikbaar is via internet
… leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
… laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets maken
… help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet
… help ik leerlingen bij gebruik van algemene computerprogramma’s voor bijv. tekstverwerking of mail
… laat ik zien hoe online woordenboeken of digitale encyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
… laat ik leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodig hebben in hun latere beroep
… leer ik leerlingen programmeren of coderen
22 items; Cronbachs alpha: 0,92
63
Tabel E – Samengestelde variabele ‘Gebruik van specifieke programmatuur en apparatuur’
Tijdens mijn lessen gebruik ik
… E-books
… Desktopcomputer of laptop
… Mobiele telefoon
… Digibord
… Tabletcomputer (bijv. iPad)
… Presentatiesoftware (bijv. Powerpoint)
… Oefensoftware
… Programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feedback (bijv. Snappet)
… Evaluatiesoftware, (bijv. toetsen, adaptief toetsen)
… Video’s met uitleg (bijv. via YouTube)
… Internet als informatiebron
… Verwerkingssoftware (bijv. Word, Excel)
… digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniek of scheikunde)
… Simulatiesoftware (bijv. natuurkundige proefjes)
… Cognitieve ondersteuningsprogramma’s (bijv. mindmaps)
… Game ontwikkeld voor educatieve doeleinden / leerdoelen
… Elektronische leeromgeving (bijv. Blackboard)
… Digitale voortgangsregistratie (bijv. E-portfolio)
… Communicatiesoftware (bijv. email, skype, chat)
… Sociale media (bijv. Facebook, Twitter, Blog)
… Papieren werkboeken en leerboeken
… Methodegebonden leermiddelen
… Niet-methodegebonden leermiddelen (zelf ontwikkeld of gevonden, bijvoorbeeld via collega’s of
internet)
23 items; Cronbachs alpha: 0,84
64
Bijlage 2 – Vragenlijst voor onderwijsgevenden
V10 Wat is of zijn uw functies binnen uw school? (meer antwoorden mogelijk)
1 Docent of leerkracht
2 Lid van de schoolleiding
3 ICT-coördinator, informatiemanager
4 Een andere functie, namelijk: …………………………………………………………………
V20 In welke van de volgende schooltype(n) bent u actief als onderwijsgevende? (meer antwoorden mogelijk)
1 Basisonderwijs
2 Speciaal basisonderwijs (sbo)
3 Speciaal onderwijs (so)
4 Voortgezet speciaal onderwijs (vso)
5 Praktijkonderwijs
6 Vmbo beroepsgericht (b/k)
7 Vmbo gemengd / theoretisch (gl/tl) / mavo
8 Havo
9 Vwo
Indien meer dan één antwoord bij v20 → v21, anders naar v22
V21 U heeft aangegeven in meer dan één schooltype actief te zijn als onderwijsgevende. Beantwoord de volgende vragen s.v.p. voor het onderwijs in het schooltype waarin u het grootste aantal uren werkzaam bent. Indien uw activiteiten gelijk zijn verdeeld over meer dan één schooltype, kies dan zelf voor welk schooltype u de vragenlijst invult.
Voor welk schooltype vult u de vragenlijst in?
1 Basisonderwijs
2 Speciaal basisonderwijs (sbo)
3 Speciaal onderwijs (so)
4 Voortgezet speciaal onderwijs (vso)
5 Praktijkonderwijs
6 Vmbo beroepsgericht (b/k)
7 Vmbo gemengd / theoretisch (gl/tl) / mavo
8 Havo
9 Vwo
Indien bao, sbo of so → v22, anders naar v23
V22 In welke bouw/groepen geeft u les? (meer antwoorden mogelijk)
1 Onderbouw / groep 1/2
2 Middenbouw / groep 3/4/5
3 Bovenbouw / groep 6/7/8
→ v30
65
V23 In welke bouw(en) geeft u les? (meer antwoorden mogelijk)
1 onderbouw
2 bovenbouw
V24 In welk vak(gebied) geeft u (hoofdzakelijk) les?
1 Nederlands
2 Moderne vreemde talen
3 Exacte vakken
4 Mens en maatschappij
5 Kunstzinnige vakken
6 Bewegen en sport
7 Beroepsgerichte vakken
8 Anders, namelijk ..........................................
V30 Hoeveel uur geeft u gemiddeld les per week?
5 … uur per week
Indien meer dan één antwoord bij v22 → v40, anders naar v50
V40 U heeft aangegeven in meer dan één bouw les te geven. Beantwoord de volgende vragen s.v.p. voor de bouw waar u het grootste aantal uren lesgeeft. Indien uw activiteiten gelijk zijn verdeeld over meer dan één bouw, maak dan zelf een keuze. Voor welke bouw vult u de vragenlijst in?
1 onderbouw
2 middenbouw
3 bovenbouw
66
V50 Dit eerste blok vragen gaat over uw lessen in het algemeen. Bij welk deel van de lessen heeft zich naar uw (in)schatting in de afgelopen drie maanden de volgende situatie voorgedaan?
Als leraar ... Nooit / n.v.t.
Zelden (1-10 % van de lessen)
Soms (bij 10%-
40% van de lessen)
Regelmatig (bij 40%-
60% van de lessen)
Vaak (bij 60%-
90% van de lessen)
Heel vaak of bij elke les (>90% van de lessen)
1 … bepaal ik wat mijn leer-lingen op welk moment le-ren
2 ... ga ik met behulp van toetsen na of leerlingen de behandelde stof beheersen
3 … laat ik leerlingen leerstof verwerken door opdrachten en oefeningen te geven
4 … stel ik tijdens de les vra-gen over de leerstof om te controleren of leerlingen de leerstof beheersen
5 … vat ik de leerstof samen tijdens de les
6 … begeleid ik leerlingen in-dividueel bij hun leerproces
7 ... geef ik leerlingen ruimte om zelf te ontdekken op welke manier ze het beste leren
8 … stimuleer ik dat leer-lingen zelf kiezen wanneer ze wat willen leren
9 … laat ik leerlingen elkaar feedback geven over hun werk
10 … laat ik samenwerken en initiatief nemen ook meewe-gen bij de beoordeling van het werk
67
V60 In dit vragenblok gaan we in op het gebruik van ict tijdens uw lessen.
Bij welk deel van uw lessen heeft zich naar uw (in)schatting in de afgelopen drie maanden de vol-gende situatie voorgedaan?
Als leraar ... Nooit / n.v.t.
Zelden (1-10 % van de lessen)
Soms (bij 10%-
40% van de lessen)
Regelmatig (bij 40%-
60% van de lessen)
Vaak (bij 60%-
90% van de lessen)
Heel vaak of bij elke les (>90% van de lessen)
1 … gebruik ik beamer of di-gibord
2 … maak ik bij mijn lessen gebruik van digitaal leerma-teriaal
3 … stel ik door mijzelf ont-wikkeld digitaal leermateri-aal beschikbaar aan mijn leerlingen
4 … toon ik websites tijdens mijn les
5 … bereid ik mijn lessen voor met behulp van digi-tale voorzieningen zoals laptop of mobiele telefoon
6 … gebruik ik internet bij mijn lesvoorbereiding
7 … leer ik leerlingen pro-grammeren of coderen
8 … leer ik leerlingen hoe om te gaan met sociale media
9 … praat ik met leerlingen over veiligheid op internet
10 … breng ik websites met (extra) uitleg of oefenmate-riaal onder de aandacht
11 … help ik leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet
12 … laat ik zien hoe online woordenboeken of digitale encyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
13 … help ik leerlingen bij ge-bruik van algemene compu-terprogramma’s voor bij-voorbeeld tekstverwerking of mail
14 … gebruik ik specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij mijn lessen passen
15 … plaats ik informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatie-systeem van de school
68
16 … laat ik leerlingen online een test of (oefen)toets ma-ken
17 … stimuleer ik leerlingen gebruik te maken van digi-tale toepassingen die bij-dragen aan leren
18 … attendeer ik leerlingen op (extra) uitleg van leerstof die beschikbaar is via inter-net
19 … geef ik klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
20 … laat ik alle leerlingen te-gelijk met een digitale voor-ziening werken, zoals een laptop of iPad
21 … laat ik leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodig hebben in hun latere beroep
22 … stem ik mijn instructie en feedback af op leer-lingresultaten verkregen via computerprogramma’s
V70 In dit vragenblok gaan we in op het gebruik van specifieke ict-toepassingen.
Bij welk deel van uw lessen heeft zich naar uw (in)schatting in de afgelopen drie maanden de vol-gende situatie voorgedaan?
Tijdens mijn lessen gebruik ik ... Nooit / n.v.t.
Zelden (1-10 %
van de les-sen)
Soms (bij 10%-
40% van de lessen)
Regelmatig (bij 40%-
60% van de lessen)
Vaak (bij 60%-
90% van de lessen)
Heel vaak of bij
elke les (>90% van de lessen)
1 … E-books
2 … Desktopcomputer of laptop
3 … Mobiele telefoon
4 … Digibord
5 … Tabletcomputer (bv iPad)
6 … Presentatiesoftware (bv. Po-werpoint)
7 … Oefensoftware
8 … Programma’s met combinatie van instructie, oefenen en feed-back (bv Snappet)
9 … Evaluatiesoftware, (bv toet-sen, adaptief toetsen)
10 … Video’s met uitleg (bv via Youtube)
11 … Internet als informatiebron
69
12 … Verwerkingssoftware (bv Word, Excel)
13 … digitale meet- en weeginstru-menten (bijv. voor lessen tech-niek of scheikunde)
14 … Simulatiesoftware (bv. na-tuurkundige proefjes)
15 … Cognitieve ondersteunings-programma’s (bv mindmaps)
16 … Game ontwikkeld voor edu-catieve doeleinden / leerdoelen
17 … Elektronische leeromgeving (bv Blackboard)
18 … Digitale voortgangsregistratie (bv. E-portfolio)
19 … Communicatiesoftware (bv email, skype, chat)
20 … Social media (bv Facebook, Twitter, Blog)
21 … Papieren werkboeken en leerboeken
22 … Methodegebonden leermid-delen
23 … Niet-methodegebonden leer-middelen (zelf ontwikkeld of ge-vonden, bijvoorbeeld via col-lega’s of internet)
V24 t/m v26 alleen voor vmbo
24 <vmbo>… Ict-toepassingen om leerlingen beroepsvaardigheden te laten oefenen (bijvoorbeeld met AutoCAD, Floorplanner, Pu-blisher of andere beroepsspeci-fieke programma's)
25 <vmbo>…… Simulaties om be-roepsspecifieke vaardigheden aan te leren (bijvoorbeeld met een scheepvaartsimulator, een tractorsimulator of machineka-mersimulator)
26 <vmbo>…… Beroepsspecifieke hardware of daarop afgestemde interfaces die later ook in de praktijk gebruik wordt, (bijvoor-beeld car diagnostic software of digitale draaibank)
70
V80 In dit vragenblok gaan we in op het effect van ict-gebruik in het onderwijs.
Bij welk deel van de lessen heeft zich naar uw (in)schatting in de afgelopen drie maanden de vol-gende situatie voorgedaan?
Hoe vaak neemt u waar dat door gebruik van ict ... Nooit / n.v.t.
Zelden (1-10 % van de lessen)
Soms (bij 10%-
40% van de lessen)
Regelmatig (bij 40%-
60% van de lessen)
Vaak (bij 60%-
90% van de lessen)
Heel vaak of bij elke les (>90% van de lessen)
1 … leerprestaties verbeteren
2 … leerlingen meer gemoti-veerd zijn
3 … leerlingen sneller leren
4 … lesgeven efficiënter ver-loopt
5 ..leerlingen onderwijs krij-gen dat is afgestemd op hun individuele talenten (bv. naar inhoud, instructievorm of tempo)
6 … u beter overzicht hebt over vorderingen van leer-lingen
7 … leerlingen beter zicht hebben op hun eigen leer-proces
V90 U bent:
1 Man
2 Vrouw
V91 Wat is uw leeftijd?
………… jaar
Hartelijk dank voor uw medewerking. Klik op 'bevestig' om uw antwoorden op te slaan.
71
Bijlage 3 – Vragenlijst voor schoolleiders en schoolbestuurders
V10 Wat is uw functie of wat zijn uw functies binnen uw school? (meer antwoorden mogelijk)
1 Bestuurder
2 Directeur, adjunct-directeur, manager, decaan, (con)rector, coördinator of vergelijkbaar
3 Locatieleider
4 Afdelingsleider of teamleider
5 Docent, leerkracht of vergelijkbaar
6 ICT-coördinator, informatiemanager
7 Een andere functie, namelijk: …………………………………………………………………
V20 In welk schooltype of welke schooltypen bent u actief in de schoolleiding? (meer antwoorden mogelijk)
1 Basisonderwijs
2 Speciaal basisonderwijs (sbo)
3 Speciaal onderwijs (so)
4 Voortgezet speciaal onderwijs (vso)
5 Voortgezet onderwijs
Indien 1 schooltype ingevuld → V30
V21 Indien u in meer dan één schooltype actief bent in de schoolleiding, beantwoord de volgende vragen dan s.v.p. voor het onderwijs in het schooltype waarin u het grootste aantal uren werkzaam bent. Indien uw activiteiten gelijk zijn verdeeld over meer dan één schooltype, kies dan zelf voor welk schooltype u de vragenlijst invult.
Voor welk schooltype vult u de vragenlijst in?
10 Basisonderwijs
11 Speciaal basisonderwijs (sbo)
12 Speciaal onderwijs (so)
13 Voortgezet speciaal onderwijs (vso)
14 Voortgezet onderwijs
72
V30 In dit vragenblok gaan we in op het gebruik van ict tijdens de lessen.
Geef s.v.p. aan welke van de onderstaande activiteiten over twee jaar in meer dan de helft van de lessen op uw school zouden moeten plaatsvinden (meer antwoorden mogelijk).
1 Leraren maken gebruik van beamer of digibord
2 Leraren gebruiken tijdens hun les digitaal leermateriaal
3 Leraren stellen digitaal leermateriaal dat zij zelf hebben ontwikkeld beschikbaar aan hun leerlingen
4 Leraren tonen websites tijdens hun les
5 Leraren bereiden lessen voor met gebruik van digitale voorzieningen, zoals laptop of mobiele telefoon
6 Leraren gebruiken internet bij hun lesvoorbereiding
7 Leraren leren leerlingen programmeren of coderen
8 Leraren leren leerlingen hoe om te gaan met sociale media
9 Leraren praten met leerlingen over veiligheid op internet
10 Leraren brengen websites met (extra) uitleg of oefenmateriaal onder de aandacht
11 Leraren helpen de leerlingen bij het vinden en beoordelen van informatie op internet
12 Leraren laten zien hoe online woordenboeken of digitale encyclopedieën kunnen helpen bij schoolwerk
13 Leraren helpen leerlingen bij gebruik van algemene computerprogramma’s voor bijvoorbeeld tekstverwerking of mail
14 Leraren gebruiken specifieke leer- of oefenprogramma’s die bij hun lessen passen
15 Leraren plaatsen informatie over de prestaties van leerlingen in een digitaal informatiesysteem van de school
16 Leraren laten leerlingen online een test of (oefen)toets maken
17 Leraren stimuleren leerlingen gebruik te maken van digitale toepassingen die bijdragen aan leren
18 Leraren attenderen leerlingen op (extra) uitleg van leerstof die beschikbaar is via internet
19 Leraren geven klassikaal uitleg met behulp van digitale leermiddelen
20 Leraren laten alle leerlingen tegelijk met een digitale voorziening werken, zoals een laptop of een iPad
21 Leraren laten leerlingen werken met digitale toepassingen die ze nodig hebben in hun latere beroep
22 Leraren stemmen hun instructie en feedback af op leerlingresultaten verkregen via computerprogramma’s
V40 Geef s.v.p. aan welke van de onderstaande digitale hulpmiddelen over twee jaar in meer dan de helft van de lessen op uw school zouden moeten worden gebruikt (meer antwoorden mogelijk).
1 E-books
2 Desktopcomputer of laptop
3 Mobiele telefoon
4 Digibord
5 Tabletcomputer (bv iPad)
6 Digitale meet- en weeginstrumenten (bijv. voor lessen techniek of scheikunde)
7 Roostersystemen
8 Elektronische leeromgeving
9 Afwezigheidsregistratiesysteem
10 Leerlingvolgsysteem
11 Digitaal toetssysteem
12 Beroepsspecifieke toepassingen
73
V50 Voor welk deel van de leerlingen verwacht u op uw school door gebruik van ict over twee jaar de hieronder genoemde effecten te kunnen bereiken?
Niet / n.v.t.
Zeer beperkt (bij <10%
van de leer-lingen)
Beperkt (bij 10-40% van de leer-
lingen)
Ongeveer de helft
(bij 40-60% van de leer-
lingen)
Groot (bij 60-90% van de leer-
lingen)
Zeer groot (bij >90%
van de leer-lingen)
1 Leerprestaties zijn verbe-terd
2 Leerlingen zijn meer gemo-tiveerd
3 Leerlingen leren sneller
4 Lesgeven verloopt efficiën-ter
5 Leerlingen krijgen onderwijs dat naar inhoud, instructie-vorm en tempo is afge-stemd op hun individuele ta-lenten
6 Leraren hebben beter over-zicht over de vorderingen van leerlingen
7 Leerlingen hebben beter zicht op hun eigen leerpro-ces
8 Leerlingen zijn voorbereid om als burger te leven in de 21ste eeuw
9 Ouders van leerlingen zijn beter geïnformeerd over de ontwikkeling van leerlingen
V60 Hoeveel leerlingen telt uw school of locatie?
Indien u dit niet precies weet, vragen we u een inschatting te maken
..… leerlingen
Dat weet ik niet
V61 Hoeveel computers, zoals desktops, laptops, tablets etc., zijn er naar schatting op de hierboven ge-noemde school of locatie beschikbaar voor onderwijsdoeleinden (inclusief de computers die leerlingen zelf meenemen)?
Indien u dit niet precies weet, vragen we u een inschatting te maken
..… computers
Dat weet ik niet
74
V70 Welke omschrijving sluit momenteel het beste aan bij de situatie van uw school?
1 Onze school gebruikt ict alleen voor zover het past binnen bestaande werkwijzen
2 Onze school gebruikt ict om het onderwijs stap voor stap te veranderen en te verbeteren
3 Onze school heeft de ambitie om het onderwijs ingrijpend te veranderen en gebruikt daarbij ict
V80 Welke omschrijving sluit momenteel het beste aan bij de houding van het bestuur van uw school?
1 Ons bestuur neemt een neutrale houding in wat het gebruik van ict in het onderwijs op school betreft
2 Ons bestuur moedigt het gebruik van ict in het onderwijs op school aan
3 Ons bestuur stimuleert het gebruik van ict in het onderwijs op school (bijvoorbeeld door ondersteuning, extra
middelen of faciliteiten te bieden)
Hartelijk dank voor uw medewerking. Klik op 'bevestig' om uw antwoorden op te slaan.
75