I Klengel - Klingen und singen · 2020. 3. 4. · Klengel - Klingen und singen Julius Röntgen...

22
76 I Klengel - Klingen und singen Julius Röntgen heeft er nooit een geheim van gemaakt dat zijn vader, de violist Engelbert Röntgen (1829-1897), was geboren in een familie waarin de muziek niet op de eerste plaats kwam. 1 Weliswaar werd er bij vader Engelbert thuis muziek gemaakt - in ieder geval speelden zijn vader, Johann Röntgen, en hijzelf viool -, de Röntgens waren toch vooral handwerkslieden, ontwerpers, meubelmakers, uitvinders en... likeurstokers. Ook Engelbert was geen nur-Musiker: hij kon ook mooi tekenen en was een vernuftig uitvinder. 2 De muziek werd bij Julius Röntgen vooral aangedragen door zijn moeder (Pauline Klengel) en haar familieleden. 3 In Leipzig was en is nog altijd de familie Klengel een begrip. 4 Zoals het voor de nakomelingen van Julius Röntgen een geweldige ervaring was – en is - dat de naam van vader, grootvader en overgrootvader is aangebracht in een cartouche in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, zo was het voor Julius Röntgen, zijn ouders, zusjes, ooms, tantes, neven en nichten een gelukkig stemmende ervaring om de naam van hun vader en grootvader te zien in het oude, eerste Gewandhaus. Op een van de vier marmeren gedachtenisplaten in de concertzaal prijkte in goud de naam van de violist Moritz Klengel (1794-1870), naast die van Christiaan Pohlenz (dirigent van het Gewandhausorchester in de jaren 1827-1835), Felix Mendelssohn-Bartholdy (dirigent van hetzelfde orkest in de jaren 1837- 1847) en Ferdinand David (concertmeester in de jaren 1836-1873 en 1 Haagsche Courant, 5 maart 1930. 2 Bewijzen daarvan zijn wel de elektromagnetische kalender en het planetarium die Engelbert had gebouwd. Een foto van het planetarium bevindt zich in de documentatie Röntgen in het NMI (Den Haag). Meer voorbeelden in: Herinneringen Julius Röntgen jr., 4. 3 In de literatuur, tot en met Muller en Röntgen (red.),Sentendo Nuova Forza, heeft men meer oog voor de Röntgens dan voor de Klengels. De naam Röntgen spreekt nu eenmaal sterker tot de verbeelding dan de onbekendere naam Klengel. 4 Over de muziekfamilie Klengel: Marion Recknagel, Klengel, Julius Klengel d.J., Paul Klengelen Axel Beer, August Klengel, in: MGG, Personenteil 10 (Stuttgart, 2003), 266-270.

Transcript of I Klengel - Klingen und singen · 2020. 3. 4. · Klengel - Klingen und singen Julius Röntgen...

  • 76

    I Klengel - Klingen und singen Julius Röntgen heeft er nooit een geheim van gemaakt dat zijn vader, de violist Engelbert Röntgen (1829-1897), was geboren in een familie waarin de muziek niet op de eerste plaats kwam.1 Weliswaar werd er bij vader Engelbert thuis muziek gemaakt - in ieder geval speelden zijn vader, Johann Röntgen, en hijzelf viool -, de Röntgens waren toch vooral handwerkslieden, ontwerpers, meubelmakers, uitvinders en... likeurstokers. Ook Engelbert was geen ‘nur-Musiker’: hij kon ook mooi tekenen en was een vernuftig uitvinder.2 De muziek werd bij Julius Röntgen vooral aangedragen door zijn moeder (Pauline Klengel) en haar familieleden.3 In Leipzig was en is nog altijd de familie Klengel een begrip.4 Zoals het voor de nakomelingen van Julius Röntgen een geweldige ervaring was – en is - dat de naam van vader, grootvader en overgrootvader is aangebracht in een cartouche in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, zo was het voor Julius Röntgen, zijn ouders, zusjes, ooms, tantes, neven en nichten een gelukkig stemmende ervaring om de naam van hun vader en grootvader te zien in het oude, eerste Gewandhaus. Op een van de vier marmeren gedachtenisplaten in de concertzaal prijkte in goud de naam van de violist Moritz Klengel (1794-1870), naast die van Christiaan Pohlenz (dirigent van het Gewandhausorchester in de jaren 1827-1835), Felix Mendelssohn-Bartholdy (dirigent van hetzelfde orkest in de jaren 1837-1847) en Ferdinand David (concertmeester in de jaren 1836-1873 en

    1 Haagsche Courant, 5 maart 1930. 2 Bewijzen daarvan zijn wel de elektromagnetische kalender en het planetarium die Engelbert had gebouwd. Een foto van het planetarium bevindt zich in de documentatie Röntgen in het NMI (Den Haag). Meer voorbeelden in: Herinneringen Julius Röntgen jr., 4. 3 In de literatuur, tot en met Muller en Röntgen (red.),Sentendo Nuova Forza, heeft men meer oog voor de Röntgens dan voor de Klengels. De naam Röntgen spreekt nu eenmaal sterker tot de verbeelding dan de onbekendere naam Klengel. 4 Over de muziekfamilie Klengel: Marion Recknagel, ‘Klengel’, ‘Julius Klengel d.J.’, ‘Paul Klengel’ en Axel Beer, ‘August Klengel’, in: MGG, Personenteil 10 (Stuttgart, 2003), 266-270.

  • 77

    leraar en collega van Engelbert Röntgen).5 Vooral met Mendelssohn en David verkeerde Klengel posthuum in goed gezelschap. Moritz Klengel en zijn kinderen Volgens de Stammtafel Klengel is het geslacht Klengel afkomstig uit het dorpje Grünberg bij Hermsdorf in de buurt van Dresden.6 De naam Klengel zou zijn afgeleid van 'klingen und singen' en verwijzen naar de muzikaliteit van de familie. De hiervoor reeds genoemde Moritz Gottlieb Klengel (1794-1870), Röntgens geliefde grootvader en eerste mentor, werd geboren in het dorpje Stolpen, 20 kilometer ten oosten van Dresden. Als 15-jarige vioolvirtuoos soleerde hij in 1809 bij het Gewandhausorchester en reeds in 1814 werd hij aan datzelfde orkest verbonden. Alfred Richter, de chroniqueur van het muziekleven in het 19de-eeuwse Leipzig, heeft voor hem niets dan lof.7 Klengel, jaren lang aanvoerder van de tweede violen, verving vaak Ferdinand David als concertmeester. Dat zijn naam prijkte op een van de gedachtenisplaten in het oude Gewandhaus, dankte hij aan het feit dat hij maar liefst 54 jaar - van 1814 tot 1868 - in dienst was geweest van het orkest. Van 1835 tot 1850 zat hij naast David en was hij aanvoerder van de tweede violen. In 1866 gold hij weliswaar als ‘emeritus’ maar bleef voorlopig spelen. Richter beschrijft Klengels kinderlijke vreugde in de muziek. Hij stond altijd mee te bewegen en te wiegen, zoals ook Johann Strauss deed. Maar, aldus Richter, bij Strauss was het een pose en bij Klengel 5 Zo blijkt uit een maquette van de oude zaal bewaard in het Mendelssohnhaus te Leipzig. Een vage afbeelding van de oude Gewandhauszaal in het eerste fotokatern van: Mundus (ed.), Carl Reinecke. De zaal werd afgebroken in 1894. 6 Stammtafel Klengel, collectie Fridtjof Thiadens, Weener. De Stammtafel is samengesteld door de celliste Eva Klengel, (1891-1975), dochter van Julius Röntgens volle neef, Julius Klengel (1859-1933). Deze Julius Klengel jr. geldt heden ten dage nog altijd als de beroemdste van alle Klengels. Al in 1880 werd hij door Joseph Joachim de ‘cellokoning’ genoemd. Hij was een leerling van Emil Hegar in de jaren 1869-1874. Met zijn neef Julius Röntgen zat hij in het klasje van zijn vader Julius Klengel sr.; in 1876 deed hij als 'wilder' Abitur aan de Nikolaischule. Vanaf 1874 was hij solist en vanaf 1881 solocellist van het Gewandhausorchester. Tegelijk was hij leraar aan het Conservatorium der Musik. Ook hij was bevriend met Grieg en Brahms. De ‘Europäische Cellistenmacher’ zoals hij ook wordt genoemd heeft ongeveer 1000 leerlingen gehad onder wie Ludwig Hoelscher, Gregor Piatigorski en Guilhermina Suggia (de vriendin van Pablo Casals). Onder de nakomelingen van Julius Klengel jr. zijn verschillende musici. Mundus (ed.), Alfred Richter, 237-242. Wolfgang Orf, ‘Julius Klengel. ein Kapittel Leipziger Musikgeschichte’, in: Forner, Festschrift Hochschule für Musik (Leipzig, 1993), 73-90. 7 Mundus (ed.), Alfred Richter, 237-239.

  • 78

    was het echt. Zijn nerveuze dispositie bleek uit de zenuwtrekken in zijn gezicht. Zijn jongste dochter, Pauline, en zijn kleinzoon Julius Röntgen zouden de grimassen van hem hebben overgenomen.8 Moritz was niet de eerste Klengel in de muziek.9 Zijn vader, Johann Gottlieb Klengel (1761-1848), was cantor en schoolmeester in Stolpen; in 1836 had hij daar zelfs zijn gouden jubileum als musicus gevierd. Moritz’ oudere broer August Gottlieb Klengel (1787-1860) was een gevierd tenorzanger. Moritz’ neef August Alexander Klengel (1784-1852) was een leerling van Muzio Clementi. Deze August Alexander - pianist, organist en componist - maakte enige tijd deel uit van de vriendenkring van de pianovirtuoos Ignaz Moscheles. Men noemde hem ook wel de ‘Fugenschmied’ of ‘Kanon-Klengel’; Liszt zou altijd zijn Canons und Fugen bij zich hebben gehad, waarheen hij ook ging!10

    Moritz Klengel was al jong weduwnaar. Nadat zijn vrouw Suzanne Roger in mei 1841 op 45-jarige leeftijd was overleden, bleef hij achter met drie kinderen.11 Het Leipziger Adressbuch van 1845 vermeldt de ‘Musiker’ Klengel als bewoner van de Packhofgasse (nr. 5), een straatje tussen de Neue Straße en de Waageplatz.12 De vier Klengels hebben er tot eind september 1846 gewoond en verhuisden toen naar een nieuw huis op Lehmannsgarten. Het oudste kind, Julius Klengel sr. (1818-1879), was waarschijnlijk lang bij zijn vader in de kost; hij trad pas in 1851 in het huwelijk. Ook de oudste dochter, Nanny (1820-1890), woonde lang thuis; zij trouwde in het begin van de jaren vijftig met de fors oudere Berlijnse rentenier August Kabrun (1807-

    8 Mundus (ed.), Alfred Richter, 239. Julius zou deze zenuwtrek volgens Richter later hebben overwonnen. 9 Zur Erinnerung an dr. Julius Klengel. 10 Haagsche Courant, 5 maart 1930. Liszt zou dat aan Röntgen hebben verteld bij diens bezoek in Weimar in juni 1870. Klengels werk gold als een tegenhanger van Bachs Wohltemperierte Klavier. Posthuum verschenen zijn canons en fuga's. De uitgever - Moritz Hauptmann - beweerde dat Klengel zijn gedachten zo ordende als Bach zou hebben gedaan als hij 'in onze tijd' (omstreeks 1850) zou hebben geleefd. Zie hiervoor: Tovey, A musician talks, 120. Zie ook van Klengel: Les Avant-Coureurs. Uebungen für Pianoforte, enthaltend 24 Canons in allen Dur- und Moll-Tonarten. Neue, mit Fingersatz versehene, wohlfeile Ausgabe. In 3 Heften. Heft 2. Mainz, Schott [ca. 1844]. 11 Hohlfeld, Leipziger Geschlechter III, 294, nr. 1187. 12 Zij woonden daar ook al in 1841. Op de kaart van Leipzig uit 1869 (Verlag Louis Rocca (1869), Stadtarchiv Leipzig) ligt de Packhofgasse op een steenworp afstand van het station van de Thüringische Eisenbahn. De huidige Packhofstraße is een zijstraat van de Nordstraße, dicht bij het Hauptbahnhof.

  • 79

    1878), een vriend van Felix Mendelssohn.13 Nanny Klengel was, zoals zoveel andere Klengels voor en na haar, vroeg rijp; ze had reeds als negenjarige opgetreden met het Gewandhausorchester en in 1830 op ‘Extrakonzerte’ in het Gewandhaus gespeeld.14 Met haar huwelijk kwam vermoedelijk een einde aan haar muzikale carrrière. Het nakomertje, Friederike Pauline (Pauline, 1831-1888), is altijd bij haar vader blijven wonen, ook nadat zij in 1854 met Engelbert Röntgen was getrouwd en kinderen van hem had gekregen. Ook in Pauline, volgens haar zoon Julius een ‘groote pianiste’, ging een enorm talent verloren. Anders dan haar zuster Nanny heeft zij echter na haar huwelijk incidenteel op concerten van familieleden meegespeeld. Bovendien heeft zij haar kinderen Julius en Line leren pianospelen.15 Lehmannsgarten Westelijk van de Thomaskirche, aan de buitenzijde van Leipzigs oude vestingwerken die vanaf het einde van de achttiende eeuw in verval waren geraakt en sindsdien waren ontmanteld, bevond zich sinds het einde van de 17de eeuw de Klein-Bose’sche Garten, aangelegd door de koopman en Rathsherr Georg Bose.16 In die lommerrijke tuin waren ook een ‘Kaffee- und Speisehaus’; een mooie bestemming voor de zondagse wandeling. De Klein-Bose’sche Garten, met in het midden een ronde vijver, werd in de 19de eeuw naar de nieuwe eigenaars eerst Richtersgarten en daarna Lehmannsgarten genoemd.17 Op de 13 De late huwelijksdatum blijkt uit het levensbericht van Julius Klengel (Zur Erinnerung). Zij zou nooit haar broer hebben vervangen op school en hem op zijn huwelijksreis in 1851 hebben vergezeld als zij toen al getrouwd was geweest. Mendelssohn had voor Kabrun in augustus 1835 bemiddeld toen hij bij Streicher een vleugel wilde kopen. www.musikerbriefe.at/schrift.asp?nr=3930 (11 januari 2007). Aldaar: Kabrun, August. 3010 Mendelssohn-Bartholdy; 126/99-1. 14 Mundus (ed.), Alfred Richter, 236. 15 In het Röntgenarchief wordt een Japans kistje bewaard dat zij van de beroemde schrijfster Bettina von Arnim-Brentano (1785-1859) had gekregen, waarschijnlijk na afloop van een concert. 16 Het navolgende wijkt af van de voorstelling van Röntgen-des Amorie van der Hoeven, Brieven van Julius Röntgen, 2. Zij steunde op gegevens haar in 1933 verstrekt door Paul Klengel (Leipzig) die zij bovendien slordig interpreteerde. Zo laat zij Mendelssohn in 1847 op Lehmannsgarten wonen. Tinte, Coll. Röntgen. Dossier Brieven van Julius Röntgen. 17 Leipzig, Stadtarchiv. Verzeichnis der Hausnummer der Stadt Leipzig 1842 (Bibliothek nr. 1010). Daarbij horend de Neue Brandkatasternummer 1589 en 1590

  • 80

    stadsplattegrond van Leipzig uit 1840 heet de tuin ‘Lehmanns- sonst Richtersgarten’.18 Het terrein was inmiddels uitgebreid en omgevormd tot een complex van tuinen en open land met voetpaden langs het riviertje de Pleiße. Aan de zijde van de stad, bij de Centralhalle, lag de oude vijver, waarop de paden uitliepen. In de Verzeichnis der Hausnummern der Stadt Leipzig uit 1842 heet het perceel bij de vijver nog An der Pleiße en op nr. 2 woonde de eigenaar Lehmann. Hij gaf opdracht voor de bouw van woningen en vervolgens werd zijn naam aan het nieuwbouwcomplex verbonden. Leipzig in seiner Vergangenheit und Gegenwart (1847) meldt over Lehmannsgarten: ‘Durch besondere schöne Anlagen hat er sich nicht ausgezeichnet; doch ist er angenehm gelegen. Neubauten scheinen auch diesen Garten bald aus den noch vorhandenen streichen zu wollen.’19 Het gidsje was niet actueel, want reeds in 1845-46 was op Lehmannsgarten de eerste nieuwbouw gerealiseerd: de vijver was gedempt en precies op die plaats was over de gehele breedte van de ‘Garten’ een bouwblok verrezen met tuinen aan de achterzijde. Elke bewoner had daar een eigen, omheind perceeltje. De bebouwing - een langgerekt bouwblok, vier etages hoog, met daarboven zolders onder een dak - oogde als een woonkazerne, maar was wel chic en voornaam. Aan de voorzijde, vanwaar men uitkeek over de oude stad, toonde het complex zich van zijn fraaiste kant, met prachtige sierbeelden. Lehmannsgarten was niet bestemd voor ‘einfache Leute’.20 De familie Klengel nam eind september 1846 zijn intrek op de derde etage van het derde bouwblok: Lehmannsgarten 2q (later omgenummerd tot 3 iii).21 Uit het Leipziger Adressbuch van 1847 blijkt dat op Lehmannsgarten verder stonden ingeschreven - onder anderen - de violist Ferdinand David en de theoreticus en latere Thomascantor E.F.

    (oude nummers 982 en 981). Aldaar ook Leipziger Adressbuch von 1845. Met vriendelijke dank aan Olaf Hillert, Bestandsreferent. Hij heeft alle woningen van J.M.C.E.F. Röntgen tussen 1849 en 1854 voor mij uit de akten gelicht. 18 Leipzig, Stadtarchiv. Stadplan von Leipzig (1840). 19 Leipzig in seiner Vergangenheit und Gegenwart (1847) (Reprint 1996 Connewitzer Verlagsbuchhandlung), 94, 95. 20 Dat mag ook blijken uit het feit dat de Kabruns, die rentenierden en in Berlijn een villa hadden gehad, het blijkbaar niet beneden hun stand vonden zich in 1872 op Lehmannsgarten I, 1 te vestigen. Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr.4, 27 april 1872. 21 Herinneringen Julius Röntgen jr., 3.

  • 81

    Richter. Abrahamine des Amorie van der Hoeven (1870-1940), de tweede vrouw van Julius Röntgen die in 1896-1897 één jaar op Lehmannsgarten heeft gewoond, dacht in 1934 met weemoed terug aan ‘Het groote blok huizen met zijn heerlijke tuinen die in het voorjaar schitterden van bloeiende vruchtboomen en schalden van vogelgezang.’22 Engelbert Röntgen in Leipzig De jonge violist Engelbert Röntgen (1829-1897) kwam op een onbekend tijdstip in 1851 bij zijn oudere collega Klengel op Lehmannsgarten inwonen.23 Al sinds de lente van 1848 was Engelbert goed bekend in Leipzig. Engelbert Röntgen was op 30 september 1829 geboren in Deventer. Zijn vader, Johann Engelbert Röntgen (1804-1877), was geboortig van Lennep, 50 kilometer ten oosten van Düsseldorf, waar de familie al enkele generaties had gewoond en actief was in de lakenfabricage.24 J.E. Röntgen had zich als enige van de familie in Nederland gevestigd, in Deventer. Daar werd hij slijter, caféhouder (in de Assenstraat) en likeurstoker en trouwde er met Carolina Huyser (1803-1863). Hun oudste zoon, Johann Matthias Carl Engelbert (de hiervoor genoemde Engelbert), was dus van vaderszijde Duits en van moederszijde Nederlands. Zomin als zijn zoon Julius Röntgen ooit perfect Nederlands zou spreken en schrijven, zo zou Engelbert zelf het Duits nooit helemaal onder de knie krijgen. Engelbert kreeg halverwege

    22 Röntgen-des Amorie van der Hoeven, Brieven van Julius Röntgen, 3. In 1899 werd Lehmannsgarten opgeofferd aan het verkeer en afgebroken. De nieuwe verkeersring rondom het oude centrum van Leipzig en - ter hoogte van Lehmannsgarten - in het bijzonder de Dittrich Ring maakten dit noodzakelijk. Het verzengende geallieerde bombardement op Leipzig van begin december 1943 heeft vervolgens de laatste restjes weggevaagd die nog herinnerden aan de dagen van weleer. De plaats waar Röntgens geboortehuis heeft gestaan laat zich thans bepalen ter hoogte van het plantsoen tussen de Zentralstrasse en het Nikischplatz. 23 Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). De biographie somt de hoogtepunten uit de jaren 1846-1855 op. Volgens het Namenregister van het Conservatorium (nr. 212) (Leipzig, Hochschule für Musik, bibliotheek) woonde Engelbert in Richters Garten, Quergebäude Links 1, II. Stock. 24 Uit dezelfde familie, eveneens in Lennep geboren: de ontdekker van de Röntgenstralen Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923). Hij was een achterneef van Engelbert Röntgen. Hun vaders waren volle neven. Zie: J.E.F. Röntgen, ‘De familiegeschiedenis van de Röntgens’, in: Muller en Röntgen (red.), Sentendo nuova forza.

  • 82

    de jaren dertig zijn eerste vioollessen, maar niets wees er toen op dat hij in de muziek verder zou gaan.25 Tekenen, ontwerpen en uitvinden zaten hem, evenals veel andere familieleden, in het bloed. In 1846 was hij leerling van de Deventer Tekenakademie en daaruit blijkt wel dat hij kunstschilder wilde worden. De zilveren stift met inscriptie ('Johan Mathias Carel Engelbert Röntgen. Leerling der Teeken-Academieschool te Deventer, 1847') markeerde echter voor hem het hoogtepunt en tevens eindpunt van zijn kunstzinnige opleiding.26 In de herfst van 1847 besloot de 18-jarige voor een muziekstudie naar het in 1843 door Felix Mendelssohn gestichte Conservatorium der Musik in Leipzig te gaan. Engelbert had tóch voor de muziek gekozen en werd daarmee de eerste professionele musicus in de familie Röntgen.

    Op 4 november 1847 overleed Felix Mendelssohn. Ongetwijfeld kwam het bericht van zijn dood bij de Röntgens in Deventer hard aan, maar het heeft niets veranderd aan Engelberts besluit in Leipzig te gaan studeren. Het conservatorium aldaar was met de conservatoria van Parijs (1795), Luik en Brussel (beide in 1831) het enige in zijn soort in Europa; voor de Duitse landen was het zelfs de eerste hogere kunstinrichting voor muziek.27 Dat Engelbert voor Leipzig koos en niet voor Parijs is voorstelbaar. Een paar Nederlandse jongens hadden zich sinds 1843 in Leipzig aangemeld en een van hen (nummer 3 in 1845) was de organist Jan Albert van Eijken (1823-1868) uit Amersfoort.28 De Van Eijkens hadden contacten in Deventer en kenden de Röntgens goed. Zo had in 1843 vader Gerrit van Eijken samengespeeld met Johann Röntgen, een verdienstelijk amateur-violist, op het jubileumconcert van het Deventer muziekcollege Unis par les sons de la Musique.29 Ongetwijfeld bestond er vanaf 1845 via zoon Jan Albert

    25 Volgens zijn eigen opgave kreeg hij les van Gerhard, Schneegass en Stroober. Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). 26 Herinneringen Julius Röntgen jr. 2; Tinte, Coll. Röntgen. 27 Hedwige Baeck-Schilders, ‘De bevordering van het muziekonderwijs in Nederland en België’, in: Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis, 398-402. 28 Zie de biografie Van Gerrit Jan van Eijken, de jongere broer van Jan Albert, door René Rakier, in: Hiu en Van der Klis (red.), Het Honderd Componistenboek, 116-119. 29 Betreffende het jubileumconcert van het 50-jarige Unis pas les sons de la Musique (1793-1843) vindt men e.e.a. in het Stadsarchief Deventer (Athenaeumbibliotheek): Archief Unis nr.24/29. Jan ten Bokum deelde mij mee dat anders dan hij in zijn Muziek in de IJsselsteden stelde (p.30-31) had verondersteld, niet de kinderen Röntgen en Van Eijken

  • 83

    van Eijken een contactlijntje Deventer-Leipzig. De uitstekende naam van de docenten, concertmeester Ferdinand David voorop, verhoogden de aantrekkingskracht van Leipzig. Engelbert had een paar maanden om zijn toelating voor te bereiden. Intrigerend is dat hij in geen van zijn notities gewag maakt van de revolutiestemming in die periode in Europa. In februari en maart was het hard toegegaan in Parijs, Berlijn en Wenen. Leipzig was zelfs het toneel geweest van de maartrevolutie in Saksen. De onrust en mogelijke gevaren hebben de jonge Röntgen niet op andere gedachten kunnen brengen.

    Op 27 april 1848 maakte Engelbert Röntgen zijn opwachting in de Messestadt; hij speelde er voor op het Conservatorium en werd een dag later officieel als leerling 'aufgenommen'.30 Daarmee was hij de zevende Nederlander sinds 1843 die op het Königliches Conservatorium der Musik werd ingeschreven. Het oude gebouw van deze slechts vijf jaar oude onderwijsinstelling lag op de Neumarkt, naast het eerste Gewandhaus. Engelberts leraar viool was Ferdinand David, de concertmeester van het Gewandhausorchester, voor wie Mendelssohn een paar jaar eerder zijn vioolconcert had geschreven. Theorie kreeg hij van Ernst Friedrich Richter en Moritz Hauptmann en pianoles van Ernst Ferdinand Wenzel. Van zijn jaargenoten noemt hij de componist Salomon Jadassohn en de organist Robert Papperitz, beiden evenals hijzelf in later jaren ‘Professor’ aan het Conservatorium. Alle docenten roemden Röntgens vlijt. Wenzel bijvoorbeeld noemt hem 'Ein Musterschüler dessen Ernst, Fleiß und Ausdauer nicht genug zu loben ist. Kannte als er ins Conservatorium eintrat kaum die Tasten des Pianofortes und spielt jetzt Mozart'sche Sonaten correct und mit Fertigkeit’. Ook David was zeer over Röntgen te spreken, met name over zijn vaardigheid als kwartet- en orkestmusicus.31

    Men had vertrouwen in Engelbert en gaf hem alle kansen. In oktober 1849 speelde hij voor het eerst mee op een abonnementsconcert van het Gewandhausorchester: hij bezette toen de laatste lessenaar bij de tweede violen en juist over deze groep zwaaide Moritz Klengel de scepter. Eind maart 1850 sloot Engelbert meespeelden, maar de vaders. De kinderen zouden volgens hem immers na afloop een presentje hebben gekregen en daarvan meldt het kasboek niets. 30 Over Engelberts Leipziger jaren: Mundus (ed.), Alfred Richter, 232-235. 31 Leipzig, Hochschule für Musik, bibliotheek. Conservatorium ‘Namenregister Schüler’ nr. 212: J.M.C.E. Röntgen. Met bijgevoegd het ‘Lehrerzeugnis’.

  • 84

    zijn leertijd aan het Conservatorium af en ging terug naar Deventer. Daar sloot hij vriendschap met de kort tevoren beroepen lutherse predikant Abraham Dirk Loman; in de zomer deed hij niets dan orgelspelen in de Lutherse kerk.32 In september werd hij alweer gevraagd om terug te komen naar Leipzig en er mee te spelen in het orkest; op 1 oktober 1850 volgde zijn aanstelling.33 In oktober 1853 werd hij opgenomen in het pensioenfonds en daarmee was zijn vaste aanstelling een feit en tevens zijn verblijf in Leipzig verzekerd. In 1857 zou hij Moritz Klengel - inmiddels zijn schoonvader - opvolgen als ‘Außerordentlicher Lehrer’ viool aan het conservatorium.34 Hij zou deze post tot in 1874 bekleden. Twee privéleerlingen van Engelbert maakten naam: Paul Klengel en Amanda Maier.35 Vanaf 1869 was hij tweede concertmeester van het Gewandhausorchester en vanaf 1873 - na de dood van David - tot zijn eigen overlijden (12 december 1897) eerste concertmeester, welke plaats hij deelde met Henry Schradieck. Bij de concerten onderscheidde de concertmeester zich overigens van zijn collega’s. Het was in Leipzig gewoonte dat alleen de concertmeester stond; alle andere musici zaten. Engelbert verliefd, verloofd en gehuwd In de herfst van 1850 bezocht Engelbert Röntgen voor het eerst Lehmannsgarten en daar raakte hij al spoedig bevriend met Moritz

    32 Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). Het gaat hier overigens om de oude Lutherse kerk aan de Spinhuisplas te Deventer. Het orgel van A.A. Hinsz (1739) werd in 1853 verkocht en heeft van 1854 tot 1913 dienst gedaan in de Ruïnekerk van Bergen-Binnen. Zie: www.ruinekerk.nl en aldaar onder Geschiedenis en daar onder Orgel (11 januari 2007). In de plaats van dat instrument kwam in 1853 - ongetwijfeld op instigatie van de muzikale Abraham Loman - een orgel van C.F. Naber. 33 Leipzig, Hochschule für Musik, Conservatorium ‘Namenregister Schüler’ nr. 212: J.M.C.E. Röntgen. 'Wurde an Zahns Stelle, der nach Bremen ging, bei dem Leipziger Orchester als Extra-Geiger und zugleich Vorspieler bei Ballets, den 1sten October 1850 angestellt, und dazu aus Holland zur Probe eingeladen.' 34 Mundus (ed.), Alfred Richter, 232-235. Klengel was vanaf de stichting ‘Außerordentlicher Lehrer’ geweest. 35 Leipzig, Hochschule für Musik, Conservatorium ‘Namenregister Schüler’ nr. 1436: P.M.F. Klengel. Paul Klengel zou zes jaar les hebben gehad van Engelbert Röntgen en aansluitend naar David zijn overgegaan. Over Paul Klengel: ’In Memoriam dr. Paul Klengel’.

  • 85

    Klengels oudste zoon, Julius.36 De omgang met Moritz en Julius was hartelijk en al snel zeer vertrouwd en in 1851 mocht Engelbert zelfs bij de Klengels komen inwonen. Datzelfde jaar nog vatte hij liefde op voor Klengels jongste dochter, de toen 20-jarige Pauline. Op 30 september bleek de liefde wederzijds. Ongetwijfeld was het de muziek die de twee samenbracht. Jaren later zou Engelbert daarover aan zijn vriend Loman schrijven: ‘Want muzijk dat is nu eenmaal zoo dat agens wat ons, Pauline en mij, regeert.’37 In het voorjaar van 1852 heeft Engelbert Moritz Klengel op de hoogte gebracht van de situatie, midden op straat ('Auf der Frankfurter Straße'), en het bericht is goed gevallen. Moritz had Engelbert leren kennen als een betrouwbaar, vlijtig musicus en een goede vioolleraar.38 Hij was, kortom, een ideale schoonzoon. Op 4 juli 1853 volgde de verloving, trots aangekondigd in het Leipziger Tageblatt door de vader van de aanstaande bruid.39Om met Pauline te kunnen trouwen moest Engelbert wel het Saksisch staatsburgerschap hebben.40 Op 7 maart 1854 heeft hij dit aangevraagd en al op 22 juni 1854 kwam de bevestiging. Daarmee was hij officieel een zelfstandig inwoner van de stad Leipzig. Er was nu geen beletsel meer voor een huwelijk en op 25 juni werd dit in de Reformierte Kirche voltrokken. Het jonge paar bleef wonen bij vader Moritz. Klengel senior was immers toch maar een man alleen, bovendien was hij sinds jaar en dag inwoning gewend en zijn huis was groot genoeg. Gedrieën vormden Moritz, Engelbert en Pauline een hecht bolwerk. Ethel Smyth schreef over hun huis: ‘In those walls was the concentrated essence of old german musical life.’41 De geboorte van Julius Röntgen Op Lehmannsgarten, in grootvaders huis, aanschouwde Julius Engelbert Röntgen op woensdag 9 mei 1855, 's morgens om vier uur, 36 Voor het hiernavolgende: Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D76: Biographie Engelbert Röntgen (autograaf). 37 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september 1859. 38 Herinneringen Julius Röntgen jr., 2. 39 Leipziger Tageblatt, 6 juli 1853. 40 Leipzig, Stadtarchiv, Aufnahmeakten, Bürgerakten, Nr. 15180. 41 Smyth, Impressions, 142.

  • 86

    het levenslicht. Na hem zouden nog twee zusjes volgen: op 30 januari 1857 Johanna Caroline (Hanne) (1857-1926) en op 11 april 1860 Caroline Elisabeth (Line) (1860-1936). De drie kinderen Röntgen hebben het karakter van de samenwoning in huize Klengel een nieuwe impuls gegeven; Moritz Klengel woonde voortaan in bij zijn kinderen. Dit alles ging overigens in de beste harmonie. Grootvader volgde de muzikale verrichtingen van zijn kleinkinderen met het grootste plezier en gaf hun piano- en vioolles. Engelbert schreef zijn vriend Loman op 11 september 1859: ‘Buitendien leeft hij weer op in zijne kleinkinder die dan ook met groote liefde aan hem hangen.’42 Julius Röntgen, zijn leven lang een hartstochtelijk altvioolspeler, verklaarde later onomwonden dat hij van zijn grootvader ‘Bratsche’ had leren spelen.43 Engelbert noemde in zijn brieven aan Loman het familiehuis een slakkenhuis ('Schneckenhaus'). Daarbij doelde hij op de centraal gelegen grote muziekkamer, waarin de vleugel domineerde. De aangrenzende eetkamer werd alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt. Met Kerstmis stond daar de kerstboom en waren rondom de cadeautjes uitgestald.44 Voor Julius Röntgen was dit het mooiste moment van het jaar en deze kersttraditie is hij zijn hele leven trouw gebleven. Er ging wat hem betreft niets boven ‘Weihnachten’, met uiteraard ‘Bescheerung’.

    Op zijn 69ste verjaardag kreeg grootvader van de bijna negenjarige Julius de vierstemmige ‘Glückwunsch für meinem lieben Großpapa zu seinem Geburtstage am 4ten Mai 1864’. Ook de goedbedoelde tekst was van zijn begaafde kleinzoon: ‘Ich wünsche Dir, mein[em] Großpapa, viel Glück zum heut’gen Fest. Bleib immer neunundsechzig Jahr: das wünscht dein Julius.’45 Het was duidelijik dat de kleine Röntgen zijn grootvader zo lang mogelijk bij zich wilde houden. Bij de verjaardagen van de huisgenoten speelde opa ‘s morgens vroeg steevast het Preludium in C uit de eerste band van Bachs Wohltemperierte Clavier. C-groot: reinheid, onschuld en vreugde ineen.

    42 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september 1859. 43 De Haagsche Post, 25 april 1925. 44 Herinneringen Julius Röntgen jr., 3. 45 Tinte, Coll. Röntgen. Röntgen vond het niet de moeite waard dit stuk op te nemen in zijn Compositionen von Julius Röntgen (Den Haag, NMI, Arch. Röntgen, D 81 (1864-1876)).

  • 87

    Met zijn kinderen zo dicht bij zich had grootvader ook verzorging, zoals bleek in het voorjaar van 1870, toen hij twee maanden achtereen zwaar ziek was en voor zijn leven werd gevreesd. Op 13 april kwam zelfs tante Nanny over uit Berlijn, omdat grootvader het niet lang meer zou maken.46 Moritz Klengel kwam er toch boven op en in mei ging hij ook weer mee op wandelingen. Op 14 september 1870 echter kwam de fatale slag en noteerde Julius in zijn dagboek: 'Starb unser guter Großpapa in seinem 78. Jahre'.47 Na de begrafenis was Julius meer dan een maand ‘sehr krank’. Nooit in zijn leven heeft hij een zo sterke reactie gehad op een overlijden als toen. De Klengels bleven ook na de dood van vader zeer op elkaar betrokken. De band werd alleen maar sterker toen op 27 april 1872 ook tante Nanny en haar man August Kabrun een appartement betrokken op Lehmannsgarten.48

    Engelbert heeft altijd enorm genoten van de huiselijke muziekbeoefening, met zijn schoonvader Moritz, zijn zwager Julius en zijn vrouw Pauline en later met zijn kinderen Julius en Line. Vooral het musiceren met zoon Julius en de neven Klengel - Paul en Julius jr. - was een dagelijks terugkerend feest. Ook kwamen er wel eens collega’s uit het orkest op bezoek - vooral David en de cellist Emil Hegar - en vrienden - onder anderen de zanger Julius Stockhausen en de violist Joseph Joachim. Een scherp onderscheid tussen collega’s en vrienden bestond er overigens niet. Van het een kwam al spoedig het ander: zo heeft de 12-jarige Julius Röntgen in 1867 en 1868 verschillende keren gerepeteerd en geconcerteerd met de toen 24-jarige Emil Hegar, de begaafde aanvoerder van de celli in het Gewandhausorchester.49 Aan deze markante musicus, de leraar en voorganger van Julius Klengel jr., droeg Julius in 1872 zijn Eerste cellosonate op.50 Van Engelberts leerlingen heeft vooral Amanda Maier sinds augustus 1873 veel op Lehmannsgarten gemusiceerd,

    46 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 2, 13 april 1870. 47 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 2, 14 september 1870. 48 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 4, 27 april 1872. 49 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 1, 29 december 1867, 11, 15, 18, 24 januari, 1 en 13 maart, 25 oktober, 3 november 1868, 10 januari 1869, 21 maart, 17 augustus en 3 september 1869. 50 Het stuk werd uitgegeven bij Breitkopf & Härtel als opus 3.

  • 88

    doorgaans begeleid door haar latere geliefde en echtgenoot Julius Röntgen.51

    Met het vertrek van Julius naar Amsterdam, begin 1878, veranderde er veel voor Engelbert. Hij zou zijn zoon, die hem in zijn leven naar zijn eigen zeggen niets dan vreugde had gegeven, voortaan alleen nog in de vakanties zien, slechts enkele dagen, maar er waren jaren dat zelfs dat niet werd gehaald.52 Wekelijks werden tussen Leipzig en Amsterdam brieven en correspondentiekaarten gewisseld; met Kerstmis kwam er traditioneel een ‘Weihnachtskiste’ met lekkernijen en cadeautjes. De keren dat Engelbert zijn zoon en schoondochter in Amsterdam heeft bezocht, zijn met moeite op de vingers van één hand te tellen. Op 25 juli 1888 overleed zijn vrouw Pauline, na een ziekte van jaren.53 Nadat zijn pianospelende dochter Line in april 1891 het ouderlijk huis op Lehmannsgarten had verlaten, wegens haar huwelijk met de beeldhouwer Arthur Trebst,54 bleef Engelbert achter met zijn ongehuwde dochter Hanne. Zij maakte geen muziek maar gaf tekenles en bijbelonderricht op een lagere school. Het was stil om hem heen geworden en de ziel was voor hem uit het huis verdwenen.55 Hij overleed op 12 december 1897, drie dagen na een uitvoering van de Missa Solemnis van Beethoven, waarin hij - zo heeft hij het althans zelf ervaren - zichzelf in de vioolsolo in het ‘Benedictus’ voor het eerst in zijn leven had overtroffen.56 Onkel Julius 51 Over Amanda Maier hierna 291-311. 52 Den Haag, NMI, Arch. Röntgen. D 78. De uitspraak van Engelbert Röntgen over zijn zoon: 10 december 1886. 53 Benestad en De Vries Stavland, Grieg-Röntgen Briefwechsel, 85-86. 54 Friedrich Arthur Trebst (1861-1922). Na zijn Italiëreis van 1893 vestigde hij zich in Lepzig als zelfstandig beeldhouwer, vooral van religieuze plastieken. Zie voor hem: www.garnisonfriedhof-berlin.de/11-7.htm (11 januari 2007). Voor 15 april 1916 - de dag van hun zilveren huwelijk - componeerde Röntgen Gesang des Lebens (Otto Friedrich Hartleben) voor achtstemmig koor. Volgens de kerkelijke administratie (Hohlfeld, Leipziger Geschlechter III, 461. nr. 1929) huwde Line Röntgen op 15 april 1891. 55 Leipzig, Universitätsbibliothek, Sondersammlungen, Taut nr. 28. Brief van ER aan PK, 12 mei 1891. Hierin schrijft Engelbert ook over het huwelijk van Line. 56 Smyth, Impressions, 394, 482 Den Haag, NM , Arch Röntgen Doos 2584 Edvard Grieg. Erinnerungen und Briefe, 207 Zijn necrologie door Hugo Nolthenius in Weekblad voor Muziek 4(1897), 18 december , 418

  • 89

    Wilhelm Julius Klengel (1818-1879), in het dagelijks leven Julius Klengel, was de peetoom van Julius Röntgen. Op 10 juni 1855 hield hij in de Reformierte Kirche de kleine Röntgen, die naar hem was vernoemd, ten doop.57 Voor oom Julius, of simpelweg ‘Onkel’, zou het peetvaderschap geen dode letter zijn. Hij was vele jaren de alom aanwezige figuur in het leven van de jonge Julius Röntgen: als leraar, raadgever en inspirator. Oom en neef hadden veel gemeen: hun muzikaliteit, wijde blik, diepgang, ontembare schrijflust en ijver. Ook deelden zij hun humor en liefde voor verkleedpartijen. Beiden waren bovendien letterlijk zeer kortzichtig (bijziend). Vanaf het najaar van 1861 kreeg de relatie tussen de beide Julii duidelijk vorm. Julius Röntgen was zeseneenhalf jaar oud toen hij in het klasje bij zijn oom thuis belandde.

    Julius Klengel was, in de woorden van zijn kleindochter Eva Klengel, een ‘Privatgelehrter’, een studeerkamergeleerde die zich naar hartelust aan zijn liefhebberijstudiën kon wijden.58 Vanaf 1836 had hij de universiteit van Leipzig bezocht. Daar studeerde hij eerst theologie, later filosofie en Sanskrit. Door zijn oogkwaal - fel licht kon hij niet verdragen - heeft hij twee keer langer over zijn studie gedaan dan gewoon zou zijn geweest. Klengel promoveerde op 19 maart 1842 tot doctor in de filosofie. Zijn ooglijden verhinderde hem een betrekking op zijn niveau te bekleden; bovendien was zijn gestel niet sterk en moest hij regelmatig rusten. Zijn zwager Engelbert schreef op 11 september 1859 aan zijn vriend Loman dat zijn zwager sukkelde en veel lessen moest verzuimen: ‘Zijne oogen laten hem ook niet veel bezigheden toe.’ Niettemin zag Klengel toch kans ‘wat muziek te schrijven’.59

    Op 20 juli 1851 trad Julius Klengel in het huwelijk met Friederike Elisabeth (‘Lieschen’) Werner (1818-1890) en met haar kreeg hij zes kinderen: vier jongens en twee meisjes. Zijn huis - Mühlgasse 3 - lag op tien minuten loopafstand van Lehmannsgarten: langs de Pleisse, dicht bij de Botanische Tuin en de Obstmarkt en recht tegenover het bolwerk van de oude stad met Schloß Pleissenburg.60 Volgens zijn 57 Hohlfeld, Leipziger Geschlechter III, 461, nr. 1929. Peetouders waren grootvader Moritz Klengel, grootmoeder Caroline Röntgen uit Deventer en oom Julius Klengel. 58 Stammtafel Klengel; Voor het hiernavolgende: Zur Erinnerung an dr. Julius Klengel. 59 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september 1859. 60 Ter hoogte van de huidige Dimitroffstraße en het Leuschnerplatz. Op de plaats van het slot verrees later het stadhuis.

  • 90

    zwager Engelbert had Klengel een ‘groot quartier’. Hij had ook kostgangers, ‘Pfleglinge’, en mede met hun maandelijkse bijdrage kon hij in zijn onderhoud voorzien.61

    Julius Klengel vond zijn bestemming in het lesgeven, de wetenschap en de muziek; wat het laatste betreft vooral het componeren en het zelf musiceren. Hij speelde verdienstelijk viool en piano en beschikte over een goede theoretische kennis, hoewel hij nooit systematisch muziekonderricht had genoten. Die had ook hij zoals veel andere Klengels van huis meegekregen; zijn vader maakte zoveel muziek en er kwamen zoveel briljante musici bij de Klengels aan huis dat daarvoor weinig nodig was. Van omstreeks 1840 dateren Klengels eerste compositieprobeersels. Begin 1842 bezocht Felix Mendelssohn de Klengels op de Packhofgasse en hij kon maar geen genoeg krijgen van Julius’ liederen, die hij falsetterend doorzong.62 In de zomer van 1847 reisde dr. Klengel met de Mendelssohns mee naar Zwitserland, waar hij als huisleraar de kinderen onder zijn hoede nam.

    Vanaf 1842 gaf Klengel wekelijks ‘Singstunden’ op de bekende meisjesschool van Melly Dumas; zijn zusjes Nanny en Pauline moesten regelmatig voor hem invallen. Als Klengel zich sterk genoeg voelde, wandelde hij 's avonds met zijn leerlingen naar het oude observatorium om daar naar de sterren te kijken. Op de terugweg streek het gezelschap niet zelden neer in een kerkje in de buurt. Dr. Klengel nam dan plaats achter het orgel en liet de meisjes zingen. Als ze tenslotte op huis aangingen was het vaak ‘Ach, Herr Doktor, eine Geschichte!’ en zo’n verzoek was nooit tevergeefs. Klengel gaf in en buiten de school ‘Literaturstunden’ die ook werden bezocht door ‘gebildete Mutter’.

    Sedert 1855 was dr. Klengel bestuurslid van de Bach-Gesellschaft die in 1850 door onder anderen Robert Schumann, Franz Liszt en Moritz Hauptmann in het leven was geroepen. In de jaren 1860-1878 trad hij op als secretaris en was de laatste jaren van zijn leven voorzitter. Klengel was mede verantwoordelijk voor de

    61 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 11 september 1859. 62 In 1862 verschenen Julius Klengels eerste drie opusnummers bij Breitkopf & Härtel.

  • 91

    ‘Gesamtausgabe’ van Bachs werken die in de periode 1851-1899 in losse delen is verschenen.63

    Van de nijvere kamermuziekcomponist die Julius Klengel is geweest, merkte men na zijn dood op dat hij altijd alles in potlood noteerde, ‘Da ihn Mangel an Zeit und die Stete Freude an neu zu schaffen dem hinderte, das einmal niedergeschriebene durchzustreifen.' Het was bij Klengel dus een voortdurend verder willen en verder moeten. Oom Julius en neef Julius waren wat dat betreft uit hetzelfde hout gesneden. Op 2 april 1865 schreef Engelbert Röntgen aan zijn vriend Loman in Amsterdam: ‘Wat ik U hier stuur van Julius is een getrouw afschrift van zijn manuscript en menig kleinigheid heb ik onveranderd gelaten om U een duidelijke voorstelling van zijne wijze te geven; er ontbreekt natuurlijk zeer veel aan voordrachtstekens, daar hij gewoonlijk liever iets nieuws maakt als zich, wanneer het eenmaal klaar is, nog lang daarmede bezig te houden, daar hij zelf te weinig gewicht erop legt. Zoo is het ook niet mogelijk hem te bewegen iets van deze zaken zelve te speelen, zoolang hij het componeert speelt hij het en vaak de moeyelijkste passagen het best, doch dan is het afgedaan en hij speelt ze niet meer.’64 Julius Klengel en Julius Röntgen waren deïstische kunstenaars: nadat de scheppingsdaad had plaatsgevonden, trokken zij hun handen van het werk af.65 De lessen van oom Julius Julius Klengel heeft behalve zijn eigen vier zoons ook zijn neef en petekind Julius Röntgen les gegeven, ‘selbständig und allein bis zur

    63 In 1899 was dit doel bereikt - sinds 1851 waren in totaal 46 banden verschenen - en ging de oude Bach-Gesellschaft op in de Neue Bachgesellschaft die zich beijverde voor de Neue Bachausgabe. Zie: www.neue-bachgesellschaft.de en aldaar onder Geschichte (11 januari 2007). Dit gezelschap moet men overigens niet verwarren met de Leipziger Bachverein, in 1874 gesticht door Spitta, Volkland, Holstein en Von Herzogenberg, die zich toelegde op het uitvoeren van Bachs werken. 64 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, 2 april 1865. 65 Kees Fens, ‘De hele schepping in één dag. Wim Hazeu schrijft biografie van Simon vestdijk’, in: De Volkskrant, 11 november 2005: ‘Vestdijk was een theïstische schepper: na het maken verloor hij de interesse in zijn schepping. Het gaat hier om een gedwongen theïsme; het voltooide boek werd vrijwel meteen door een nieuw verdrongen. De schepper Vestdijk kende geen zevende dag.’ Met dank aan Lietje Boswijk, Amsterdam, die mij hierop attent maakte.

  • 92

    völligen Universitätsreife’.66 Het onderricht aan de jonge Röntgen besloeg in totaal twaalf jaar: van eind 1861 tot oktober 1873. Een onvoorstelbaar lange periode onder één en dezelfde leraar en alles bovendien onder de stolp van de familie. Julius Röntgen noemde in het interview met de Haagsche Post zijn lessen bij oom Julius zijn ‘wetenschappelijke vorming’.67 Nu had oom Julius in zijn neef en naamgenoot wel een heel makkelijke, zeer dankbare en stimulerende leerling. In het voorjaar van 1863 schreef Engelbert Röntgen aan Loman over de lessen van zijn zoon: 'Hij gaat niet in eene school, maar wordt door mijn zwager met nog drie andere jongens privatim onderwezen en hoewel hij slechts elken dag twee uurtjes onderrigt heeft, is dat kleine kereltje reeds zoo te huis in alle mogelijke zaken dat het eene ware lust is. Hij schrijft al zeer goed, leest en rekent onverbeterlijk. Geographie heeft hij al tenminste in de grootste vormen geheel en al in ‘t hoofd en sedert een paar dagen brengt hij ook al de eerste Lateinische brokken te huis. Op deze wijze is voor hem gezorgd en de vorming zal hem zeker bij mijn zwager wel geworden die hem noodig is; of hij eens Musiker worden moet, zal de tijd eerst leeren.’68

    Röntgen moet al op jonge leeftijd hebben geweten dat hij niet naar school hoefde en het voor hem ook niet nodig was het geijkte curriculum te doorlopen. Zijn zusjes, nichtjes en vriendjes deden dat wel, maar voor hem nu eenmaal golden andere maatstaven. Hij kreeg privéles en werkte in zijn eigen tempo. Uit Röntgens eerste dagboekjes blijkt hoe gedisciplineerd het bij oom Julius toeging. Meestal waren de lessen 's morgens van zeven tot negen, maar ook 's middags van twee tot vier kwam voor. Tussen Kerstmis en oud en nieuw gingen de lessen gewoon door. Toen de neven Klengel in november 1870 roodvonk hadden, had Julius een week geen school.69 Als er wel eens lesdagen uitvielen, werd de achterstand ingehaald door dagen met drie uur les. In zijn dagboeken tekende Röntgen dagelijks aan ‘Schule’ of ‘Nicht in der Schule’ en er was nooit enig spoor van verveling of grimmigheid. Integendeel. Vaak ging Julius na school nog met oom wandelen. Ook zijn neef Georg Klengel [‘Ritter’], die even oud was als hij en tegelijk met hem in het huisklasje zat, ging dan mee. 66 Zur Erinnerung an dr. Julius Klengel. 67 De Haagsche Post, 25 april 1925. 68 Tinte, Coll. Röntgen. Brief van ER aan ADL, ongedateerd [voorjaar 1863]. 69 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek, nr. 3, 25 november 1870.

  • 93

    ‘Beim Onkel’ sleet in Röntgens dagboek al spoedig af tot ‘B.O’. Ooms lessen waren voor de jonge Röntgen vorming in de breedste zin des woords. Julius Klengel senior had een gewillig oor voor alles waarmee zijn neef kwam aanzetten; hij was niet alleen zijn leraar en mentor maar ook zijn klankbord. En niet alleen ‘s morgens, maar de hele dag. Op 29 december 1869 schreef Röntgen: ‘Abends beim Onkel meine Violinsonate gespielt’.70 Op 1 januari 1871 speelde hij samen met zijn moeder zijn nieuwe vierhandige stukken aan oom voor.71 Tientallen composities van de jonge Röntgen hebben op deze manier in ooms huis op de Mühlgasse hun eerste uitvoering beleefd. Het huishouden van oom Julius was in muzikaal opzicht minstens even bevredigend als dat van de Röntgens. Evenals Engelbert Röntgen had Julius Klengel sr. zijn eigen familie-ensemble en het ging mogelijk nog veel gepassioneerder toe dan bij de Röntgens: Paul speelde de eerste viool, Georg de tweede, oom Julius de alt, Julius junior de cello en Susanne piano.72 In de jaren zestig speelden de Klengels al werken van Brahms en dat was minstens vijf jaar voor de Röntgens zich aan Brahms hebben gewaagd.73

    Ondertussen ontwikkelde de jonge Röntgen zich tot een intellectueel van formaat. Dat blijkt ook uit verschillende cadeautjes waarmee men hem dacht blij te maken met zijn verjaardag en met Kerstmis. Afgezien van boeken over bijvoorbeeld klassieke goden, kevertjes en kristallen kwam ook de wereldliteratuur al vroeg voorbij. Met Kerstmis 1869 kreeg Julius junior werk van Cicero, een jaar later de geïllustreerde Divina Commedia van Dante en op 9 mei 1871 lag het verzameld werk van Horatius op zijn cadeautafel; dat laatste was overigens een geschenk van oom Julius.74 Dit alles was geen eenvoudige kost en er is geen reden aan te nemen dat het ging om vertalingen. Maar zelfs als het wel vertalingen waren, dan was het niveau nog altijd ambitieus. Niet alleen de klassieken maar ook natuur- 70 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 2, 29 december 1869. 71 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 3, 1 januari 1871. 72 Susanne (1852-1931), Paul (1854-1935) en Julius (1859-1933) waren professionele musici. Ook Jenny (1856-1890) was later in de muziek werkzaam. Georg (1857-1891) en Friedrich (1860-1930) kozen voor andere beroepen. 73 Zie hierna 161-163. Wolfgang Orf, ‘Julius Klengel. Ein Kapittel Leipziger Musikgeschichte’, in: Forner, Festschrift. Hochschule, 73-90 en hier 75. 74 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 2, 25 december 1869; JR Dagboek nr. 3, 25 december 1870 en 9 mei 1871.

  • 94

    en scheikunde kwamen bij oom Julius aan bod. Op 30 november 1871 experimenteerde Röntgen samen met zijn neef Georg bij oom met waterstofgas. Drie dagen later was hij bij de Klengels opnieuw uitgenodigd voor ‘Gasexperimente’.75 Soms deden de Röntgens experimenten op Lehmannsgarten en kwamen de Klengels bij hen leren en genieten.

    Na 1870 schoten de lessen bij Onkel er steeds vaker bij in; concerten en lessen van muziekdocenten gingen blijkbaar voor. Na de lessen bij Franz Lachner in München (zomer 1872) werden in de tweede helft van september de lessen bij oom hervat. Het was de laatste etappe, naar later zou blijken. Half januari 1873 kwam de vertaling van Sophocles’ Electra vanuit het Grieks in het Latijn gereed, een huzarenstukje waarop Röntgen zijn hele leven trots is geweest.76Ongetwijfeld was dit werkstuk voor oom en neef het hoogtepunt, de kroon op jaren samenwerken. Wat was er verder nog te bereiken? Op 29 januari 1873 hebben ze nog een begin gemaakt met de Bacchanten van Euripides, maar of dit ook tot een vertaling in het Latijn heeft geleid, is niet bekend.77 Dat ook anderen een bijdrage zouden hebben geleverd aan dit geleerdenwerk ligt niet voor de hand. Waarschijnlijker is het dat oom en neef samen hun eigen spoor hadden getrokken.

    Oom Julius was ook in voor andere bezigheden. Half april 1873 heeft Julius samen met hem de titels en de volgorde van de stukken uit Julius' drie quatre-mainsbundels Aus der Jugendzeit vastgesteld.78Sommige stukjes kregen van oom andere titels; hij hechtte waarde aan een goede dramatische en logische volgorde.79 De boog was al niet meer zo gespannen als hij in het begin van het jaar was geweest. Nadat ze half september Gerusalemme Liberata van Torquato Tasso (1575) ter hand hadden genomen, had Julius in oktober 1873 voor het laatst ‘Schule’.80 De les van 21 oktober 1873, de

    75 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 3, 30 november, 3 december 1871. 76 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 14 januari 1873. Den Haag, NMI, Arch. Röntgen. In het Register van het Archief Röntgen (1934) blijkt dat de vertaling in twee delen is opgenomen onder de programma’s en tekstboekjes. Tinte, Coll. Röntgen. 77 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 29 januari 1873. 78 Verschenen bij Breitkopf & Härtel als opus 4. 79 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 17 en 18 april 1873. 80 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 5, 16 september 1873.

  • 95

    dag voor hij afreisde naar Cannstatt voor zijn eerste tournee met de zanger Julius Stockhausen, werd afgezegd.

    Het einde van de lessen bij oom Julius valt vrijwel samen met de laatste muzieklessen bij Ernst Friedrich Richter medio 1873. Na Julius’ tweede en laatste tournee met Stockhausen, voorjaar 1874, was een hervatting van de lessen bij oom Julius ondenkbaar. Alles was nu gericht op het ‘echte’ leven. Toen Julius zich vanaf half april 1874 gedurende enkele maanden heeft voorbereid op het Freiwilligen Examen, deed hij dit niet met zijn oom, maar onder leiding van vakgeleerden die de stof bij hem er in een hoog tempo hebben ingestampt. Het ging om wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, Engels en Frans. Blijkbaar waren deze disciplines bij oom niet of nauwelijks aan bod gekomen.81 ‘Gleich nach meinen Eltern’ Julius Klengel sr. was en bleef het opgewekte middelpunt van de familie en de grote inspirator van de Klengels, Röntgens en Kabruns. Alle latere vermeldingen van oom Julius in de dagboeken van zijn neef Julius Röntgen tonen hem van zijn meest ondernemende, creatieve en gezellige kant. Zo begonnen op 1 juli 1876 de repetities voor het blijspel Dr. Saßafraß dat oom had geschreven voor zijn eigen zilveren huwelijk.82 Neef Julius kreeg de rol van Magister Schnapphahn toebedeeld. Op tweede kerstdag dat jaar werd er bij de Klengels een poppenspel opgevoerd, eveneens van oom: Der Aufgeweckte Prometheus.83 Op 3 oktober 1877 gingen de Röntgens, Klengels en Kabruns met karren naar het in de buurt van Leipzig gelegen dorpje Wahren, waar ze de middag en avond doorbrachten. Tot slot had oom Julius, verkleed als ‘Mädchen aus der Fremde’, voor ieder een

    81 Zie hierna 154-155. Het is opmerkelijk dat Röntgen zijn opgaven en dictaten van geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde in één dik cahier heeft samengepropt. Tinte, Coll. Röntgen. Pas na 1903 ontwikkelde Julius in de Franse conversatie enige, hoewel geringe handigheid. In het contact met Pablo Casals was dat van belang. Met zijn Engelse vriend Donald Tovey sprak hij Duits. Mien Röntgen sprak echter vloeiend Frans en Engels. Zie hierna 498-500. 82 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 7, 1 juli 1876. 83 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 8, 26 december 1876.

  • 96

    cadeautje met een rijmpje.84 Bij het zilveren huwelijksfeest van Engelbert en Pauline Röntgen-Klengel op 25 juni 1879 voerde oom een Prolog op. Hij had zich verkleed als de waard van de herberg waar het jonge echtpaar Röntgen destijds de huwelijksnacht had doorgebracht.85

    Begin november 1879 vernam Julius Röntgen in Amsterdam dat oom Julius ongeneeslijk ziek was. Op 28 november kwam het bericht van zijn overlijden. Julius tekende in zijn dagboek aan: 'Wie traurig muß es in Leipzig sein. So hart für mich nicht teilnehmen zu können und alles allein durchmachen zu müssen. Lieber, armer Onkel Julius.'86 De brief die hij diezelfde dag aan zijn verloofde Amanda schreef, is bevlekt door tranen. Toch verwoordt Röntgen treffend welke betekenis Onkel voor hem had gehad: ‘Er war ein Mensch wie es wenig gibt, in seiner herrlichen Bescheidenheid, Aufopferung für Andere, mit seinem großen Wissen, seiner vielseitigen Begabung. Was ich ihm zu danken habe, schätze ich immer mehr, es kommt gleich nach meinen Eltern.’87

    Julius Röntgen zou op 20 augustus 1881 voor het eerst zelf vader worden en hij noemde zijn zoon Julius; niet naar zichzelf, maar naar zijn oom en mentor, naar wie hij destijds ook zelf was vernoemd.

    Samenvatting Julius Röntgen was een kind van muzikale ouders. Zijn vader, Engelbert Röntgen, oud-student van het Conservatorium der Musik te Leipzig, speelde van 1850 tot zijn dood (1897) als violist, tweede concertmeester (vanaf 1869) en eerste concertmeester (vanaf 1873) in het Gewandhausorchester. Zijn moeder, Pauline Klengel, was een begaafd pianiste. De Klengels hebben de belangrijkste bijdrage geleverd aan Röntgens muzikale en algemene vorming. Moeder Pauline en grootvader Moritz leerden de jongen pianospelen en (alt)vioolspelen; oom Julius heeft hem in zijn huisklasje intellectueel

    84 Tinte, Coll. Röntgen, JR Dagboek nr. 8, 3 oktober 1877. 85 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 9, 25 juni 1879. Op 7 november 1872 was er in het Gewandhaus een eestconcert ter gelegenheid van het gouden huwelijks eest van de koning van Saksen De Prolog die werd uitgesproken was geschreven door Julius Klengel sr 86 Tinte, Coll. Röntgen. JR Dagboek nr. 9, 28 november 1879. 87 Tinte, Coll. Röntgen. Brief JR aan AM, 28 november 1879.

  • 97

    gevormd. Deze Julius Klengel, Röntgens eerste mentor, was een geleerde van formaat en bovendien een ijverig componist. Evenals later Julius Röntgen componeerde hij onverdroten en was hij nauwelijks of niet geïnteresseerd in wat hij had voltooid. Oom en neef waren deïstische kunstenaars.