I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die...

16
BULLETIN 2010015 Opvoeden in de multi- etnische stad FOTO: JAAP MAARS St.Jacobsstraat 331 3511 BP UTRECHT (030) 232 24 07 (030) 236 97 49 [email protected] www.nvo.nl T F E I 11 E JAARGANG NUMMER 3 MEI 2010 PRIJS LOSSE NUMMERS 2,75 PROF. DR. TREES PELS is onderzoeker bij het Verwey- Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar ‘Opvoeden in de multi-etnische stad’ aan de VU. Ze doet al decennia lang onderzoek naar de opvoeding in migrantengezinnen en de professionele steun daarbij. De kloof tussen die gezinnen en opvoedingsprofessionals is nog altijd groot. Dat maakt haar soms ongeduldig. Maar ze is blij met het programma ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ van minister Rouvoet. ‘Voor het eerst wordt er vanuit de overheid in die termen naar het jeugdbeleid gekeken.’ > 2

Transcript of I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die...

Page 1: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

BULLETIN2

01

00

15

Opvoedenin de multi-etnischestad

F O T O : J A A P M A A R S

S t. J a cobss t raa t 33 1

35 1 1 BP UTRECHT

(030 ) 232 24 07

(030 ) 236 97 49

i n f o@nvo .n l

www.nvo .n l

T

F

E

I

1 1 E J AA RGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0 • P R I J S L O S S E NUMMER S € 2 , 7 5

P R O F . D R . T R E E S P E L Sis onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut en bijzonderhoogleraar ‘Opvoeden in demulti-etnische stad’ aan de VU.Ze doet al decennia langonderzoek naar de opvoedingin migrantengezinnen en deprofessionele steun daarbij.De kloof tussen die gezinnenen opvoedingsprofessionals isnog altijd groot. Dat maakthaar soms ongeduldig. Maarze is blij met het programma‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’van minister Rouvoet. ‘Voorhet eerst wordt er vanuit deoverheid in die termen naarhet jeugdbeleid gekeken.’

…> 2

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 1

Page 2: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

D I R E C T I EHans Bo smanAanwezig: maandag t/m donderdag.

S E C R E TA R I A ATMar i j k e Mu l l e r (Hoofd)Anoes j ka van L eu rHet secretariaat is bereikbaar opwerkdagen van 9.00 tot 17.00 uur.

L E D E NADM I N I S T R AT I EAnneke V i s s e rBereikbaar van maandag t/mdonderdag van 9.00 tot 13.30 uur.

OP L E I D I NG & KWA L I T E I T

Den i s Koe t sAanwezig: maandag t/m vrijdag.

L i s e t t e de J ongSpreekuur registratie en accreditatie:dinsdag en vrijdag van 9.00 tot 12.00 uur.Aanwezig: maan-, dins- en vrijdag.

L au r a L impe rAanwezig: maan-, dins- en(even weken) donderdag.

F I N ANC I Ë L E A DM I N I S T R AT I E

An i t a van R i j n soeve rAanwezig: dins-, woens- en vrijdag.

CO L L E G E VAN T O E Z I C H T

N i co l i ne Ja cobs(Ambtelijk secretaris)Aanwezig: maandag 10.00–16.00 uur.

L E D E NAC T I V I T E I T E NLa ra van de r L i ndenAanwezig: maandag t/m woensdag.

P R E N COMMUN I C AT I E

R i nke BokAanwezig: maandag t/m woensdag.

E X T E R N E A D V I S E U R SJo l ande P f e i f f e r(Secretaris College van Beroep)

F rank de K l ee r( Juridische helpdesk)Telefoon: 0347-34 35 40Spreekuur: vrijdag 9.00–12.00 uur.

R E D A C T I E

R i nke Bok (Eindredacteur)Sask i a DamenAnnem ieke Fe rwedaChan ta l Maasakke r s

KO P I JHet volgende NVO-Bulletin (nummer 4,2010) verschijnt in juli 2010. De deadlinevoor kopij is 03-06-2010.Redactie-adres: St. Jacobsstraat 3313511 BP Utrecht, ter attentie vanRinke Bok, [email protected] .

2Ze is altijd geïnteresseerd geweest in

de blik van anderen op de wereld. Mis-

schien dat ze zich daarom al zo lang

verdiept in migranten gezinnen. Ze weet

het niet precies. Maar dat ze bevlogen

raakte, is zeker.

Opgeleid als klinisch psycholoog aan

de universiteit van Amsterdam, kwam

ze op haar 24-ste voor het eerst in con-

tact met Turkse en Marokkaanse gezin-

nen. ‘Ik begon net te werken en ontdek-

te dat mijn beeld van de wereld niet het

enige was, dat ik een mono-cultureel

mensbeeld had. In die gezinnen leerde

ik kijken door de ogen van een ander,

met heel andere normen en waarden,

andere doelen bij de opvoeding van

kinderen.’

Het is een blik die bij veel van de pro-

fessionele opvoeders ontbreekt. ‘Zeker

bij de oudere generatie, die niet in een

multi-etnische omgeving is gesociali-

seerd en is opgeleid in een witte con-

text.’

En dat verklaart voor een deel de

kloof tussen professionals en gezinnen.

Voor een deel. ‘Het is een gelaagde

problematiek’, zegt ze.

A L L O C H T O N E O U D E R S

S C H A K E L E N N I E T S N E L

P R O F E S S I O N E L E H U L P I N

Uit veel van haar onderzoek blijkt dat

jeugdzorg migrantengezinnen te laat

bereikt en niet effectief is. Zodat alloch-

tone jongeren relatief minder terecht -

komen bij de vrijwillige hulpverlening

en zijn oververtegenwoordigd bij de

zwaardere hulpverlening en in het justi-

tiële circuit. Allochtone ouders schake-

len niet snel professionele hulp in. Hoe

komt dat?

Trees Pels: ‘Zij gaan, net als alle

ouders, allereerst te rade bij hun direc-

te vriendenkring. Als ze het daar niet

mee redden, gaan ze eventueel daar-

buiten kijken. Het probleem is dat die

binnencirkel, net als bij autochtonen,

veelal mono-etnisch is. En doorgaans

wat lager opgeleid. Dus daar is ook

weinig kennis over alle mogelijkheden

om met deskundigen in contact te

komen. Er is weinig sociaal kapitaal.’

H E T H A N G T A F VA N D E

I N D I V I D U E L E P R O F E S S I O N A L

Naast die onbekendheid is er ook spra-

ke van wantrouwen. Trees Pels: ‘In dat

netwerk zingen allerlei verhalen rond.

Deels negatieve verhalen en clichés:

ze nemen je kinderen van je af! Het zijn

vaak geen eigen ervaringen, maar ver-

halen van horenzeggen. Die kunnen

wel bang maken. En er is de angst dat

de eigen ideeën over hun problemen of

die van hun kinderen niet herkend of

erkend worden. Dat ze niet serieus

worden genomen.’

En die angst is deels terecht. Deels

niet. ‘Het is langzamerhand een aardig

bejaard probleem’, zegt ze. ‘De afgelo-

pen decennia is er heel wat gebeurd

aan interculturalisatie in de pedagogi-

sche wereld. Allerlei professionals heb-

ben zich in die materie verdiept en doen

hun best om dichter bij de mensen te

staan. Aan de andere kant zijn er ook

veel professionals die dat niet doen en

daar ook niet op worden aangesproken.

Bij veel instellingen is diversiteitsbeleid

niet verankerd, geen onderdeel van de

algehele aanpak. Dus blijft het afhan-

gen van de individuele professional. Als

die verdwijnt, verdwijnt de expertise.

Dat gebrek aan verankering is echt een

groot probleem.’

H E T B E K L I J F T N I E T

Het zou haar een lief ding waard zijn als

de overheid pedagogische instellingen

harder zou aanspreken op hun bereik en

toegankelijkheid voor iedereen. ‘Zodat

die professional – die aan de basis wel-

willend en sensitief bezig is – niet zo

alleen staat. Dat is nu vaak wel het

geval. Vanuit de stad, de provincie en de

centrale overheid komen het geld, de

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

21…>

Opvoedenin de multi-etnischestad

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 2

Page 3: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

regels, de procedures en prestatieaf-

spraken. Als er op dat niveau geen eisen

worden gesteld, geen sancties zijn en

diversiteit niet gefaciliteerd wordt, kom je

er als instelling makkelijker onderuit.’

‘Zolang diversiteit in het jeugdbeleid

niet is verankerd, kun je goede praktijken

onderzoeken tot je een ons weegt’, ver-

zucht Trees Pels. ‘We weten inmiddels

wel hoe je allochtone gezinnen kunt

bereiken. Bijvoorbeeld via intermediairs.

Zoals buurtmoeders en contactfunctiona-

rissen uit allerlei etnische groepen die

een brug vormen tussen gezinnen en

pedagogische instellingen en scholen.

Dat werkt prima. Alleen worden die vaak

betaald uit tijdelijke subsidiepotjes. En

zo beklijft het niet.’

M E E T L A D D E R D I V E R S I T E I T

I N T E R V E N T I E S

Uit onderzoek van Trees Pels blijkt dat

aangepaste interventies en methodieken

meer bereik en effect sorteren onder

migrantengezinnen dan de bestaande,

die meestal zijn gebaseerd op de wes-

terse middenklasse. Tot haar vreugde is

daar de laatste tijd meer aandacht voor.

‘Vanuit het Verwey-Jonker Instituut heb-

ben we vorig jaar een studie afgerond:

Meetladder Diversiteit Interventies. Daar-

bij zijn we systematisch nagegaan waar

je allemaal op moet letten om te beoor-

delen of een methodiek diversiteitgevoe-

lig is. Dus: geschikt voor een bredere

categorie dan de witte middenklasse.

Ook het Nederlands Jeugd Instituut heeft

recent onderzoek gedaan naar de diver-

siteitgevoeligheid van erkende interven-

ties voor jeugd en gezin. En: welke inter-

venties er in Nederland zijn die meer bot-

tom-up zijn ontstaan. Die interventies zijn

vaak niet evidence based en ook niet

systematisch beschreven, maar hebben

wel een groot bereik en slaan aan bij

moeilijker bereikbare groepen.’

B A L A N S T U S S E N

M E T H O D I E K E N

Het is zaak een balans te vinden tussen

die twee soorten methodieken, vindt

Trees Pels. En om samen te werken met

organisaties van migranten die met

eigen initiatieven komen om het gat in

de opvoedmarkt te dichten. Als voor-

beeld noemt ze de Marokkaanse vrou-

wenorganisatie Al Amal in Utrecht die

jaren geleden al startte met opvoe-

dingsondersteuning aan de eigen kring.

Ze was er ooit uitgenodigd voor een

bijeenkomst over het gebrek aan com-

municatie tussen moeders en puber-

dochters over relaties en seksualiteit.

‘De zaal zat vol met vrouwen, van vier

generaties. Kom daar maar eens om bij

een Centrum voor Jeugd en Gezin!

Inmiddels zijn ze uitgegroeid tot een

semiprofessionele organisatie en geven

ze ook opvoedingsondersteuning aan

multiproblem gezinnen. Organisaties

als Al Amal zitten dicht bij de bron,

daar komen de vragen binnen en wor-

den antwoorden bedacht. Zij kunnen

een brug vormen naar het reguliere

aanbod, net als intermediairs. Hoe de

schakeling tussen dergelijk initiatief van

onderop en het reguliere aanbod vorm

moet krijgen zijn we nu aan het onder-

zoeken.’

B I J D E O V E R G A N G N A A R

H E T V O O R G E Z E T O N D E R -

W I J S G A AT V E E L M I S

Subsidie voor onderzoek naar meer

diversiteit in het jeugdbeleid komt, via

ZonMW, van de ministeries voor Jeugd

en Gezin en voor Wonen, Wijken en

Integratie van VROM. Een onderdeel

van het programma Diversiteit in het

Jeugdbeleid is de oprichting van drie

Academische Werkplaatsen. In Brabant,

Rotterdam en Amsterdam. Trees Pels is

vanuit haar leerstoel aan de VU, en

namens het Verwey-Jonker Instituut

betrokken bij de Academische Werk-

plaats in haar woonplaats Amsterdam.

‘Wij noemen het niet Academische

Werkplaats, maar Kenniswerkplaats

Tienplus. Die kenniswerkplaats beoogt

te werken aan de kloof tussen de

behoefte aan opvoedingsondersteuning

en het aanbod. En dan specifiek voor

de leeftijd tienplus. Daar hebben we

voor gekozen omdat er vooral bij de

overgang van het basis- naar het voort-

gezet onderwijs veel misgaat. Eigenlijk

valt de hele jeugdketen dan uit elkaar.

Voor allochtonen is dat extra risicovol

omdat bij hen de afstand tot allerlei

voorzieningen toch al zo groot is.’

S A M E N W E R K I N G M E T C J G

In de kenniswerkplaats werken, naast

de genoemde kennisinstituten, de stad

Amsterdam, drie stadsdelen, Hoge-

school INHolland en de academische

werkplaats GGD-AMC samen. Trees

Pels is er heel blij mee. ‘Het mooie van

zo’n werkplaats is dat kennis zo dichter

bij praktijk en beleid staat en daar

dienstbaar aan is. Wat je onderzoekt, is

sneller bruikbaar. En wat er in de prak-

tijk mee gebeurt, kun je sneller analy-

seren en verbeteren.’

Na een jaar voorbereiding is de Ken-

niswerkplaats Tienplus vorig jaar

december van start gegaan. Er is een

aantal deelprojecten, waarin onder

andere nauw met het Centrum voor

Jeugd en Gezin (in Amsterdam: Ouder

en Kind Centrum) wordt samengewerkt.

‘In Amsterdam is er consensus om

het Ouder Kind Centrum te verbinden

aan het onderwijs, zonder de taken van

de school zelf te verzwaren. We zijn al

bezig op een paar scholen voor voort-

gezet onderwijs. Zij hebben vaak hun

handen vol aan problematische kinde-

ren. En ze zien het als een belangrijke

uitdaging om vooral allochtone ouders

dichter bij de school te halen. Sommige

scholen organiseren daarvoor ouder-

ochtenden, andere scholen worden al

moe bij het idee. Door het Ouder Kind

Centrum aan de school te verbinden,

hoeven scholen dat niet meer allemaal

zelf te doen. Ze kunnen hun pedagogi-

sche verantwoordelijkheid delen met

een andere partner, die laagdrempeli-

ge ondersteuning biedt. Misschien kan

zo ook het preventieve vangnet verbe-

terd worden.’

3

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

…> 4

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 3

Page 4: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

L A S T I G E V R A G E N V O O R

D E W I T T E P R O F E S S I O N A L

In een ander project onderzoekt de ken-

niswerkplaats de inhoud van opvoe-

dingsondersteuning. Moet die niet wor-

den aangevuld? Trees Pels: ‘Uit allerlei

onderzoeken van mij en collega’s komt

steeds weer naar voren dat er vragen

over de opvoeding zijn waar je als witte

professional niet zo makkelijk op ingaat.

Zoals: hoe voed je je kind op als moslim

in Nederland? Hoe leer je het omgaan

met de constante stroom aan negatieve

berichten en beeldvorming? Zeker voor

Marokkaanse ouders is deze stigmatise-

ring een taakverzwaring in de opvoeding.

Maar ook andere groepen hebben daar

last van. We willen kijken hoe je ouders,

maar ook bijvoorbeeld leerkrachten, daar

pedagogisch in kunt ondersteunen. Daar-

naast bekijken we de laagdrempelige

opvoedingsondersteuning van Triple P,

die in Amsterdam stadsbreed wordt inge-

voerd. Samen met de uitvoerders gaan

we na hoe dit programma nog verbeterd

kan worden om optimaal op de situatie

en vragen van ouders aan te sluiten.’

Via de samenwerkingspartner INHol-

land werpt de kenniswerkplaats ook

een blik op de professionalisering. ‘Uit

inventarisaties blijkt dat er mondjes-

maat aandacht is voor diversiteit in

opleidingen’, zegt Trees Pels. ‘INHolland

neemt een kijkje in eigen keuken en

maakt werk van diversiteit. Dat gebeurt

onder andere door studenten onder

begeleiding te laten participeren in

onze onderzoeken in het veld.’

A F S T E M M I N G

P E D A G O G I S C H A A N B O D

Een van de belangrijkste onderdelen

vindt Trees Pels het project dat een visie

wil ontwikkelen op de schakeling tus-

sen zelforganisaties van migranten en

het reguliere aanbod aan opvoedings-

ondersteuning.

‘Vanuit het Verwey-Jonker Instituut heb-

ben we al eerder onderzoek gedaan

naar het grensvlak tussen het institutio-

nele pedagogische aanbod aan gezin-

nen en de civil society, het vrijwilligers-

aanbod. Gemeenten worstelen erg met

de vraag hoe je die twee aan elkaar

kunt passen. Dat moet wel gebeuren,

anders houd je twee gescheiden circuits.

En missen reguliere instellingen de kans

op een beter bereik aan de onderkant

en de kans om te leren van de innovatie

van onderop.’

Volgens Trees Pels moet het reguliere

aanbod aan opvoedingsondersteuning

permanent in beweging blijven. ‘De pro-

blematiek en de beleving daarvan, laat

allerlei verschuivingen zien en dus nieu-

we vragen waar het professionele aan-

bod aan moet voldoen. Zo komen er

steeds meer gemengde huwelijken die

onherroepelijk nieuwe opvoedingsvra-

gen oproepen. Ook gemengde huwelij-

ken met iemand uit het land van her-

komst, die helemaal opnieuw moet

beginnen met een partner die hier is

gesocialiseerd.’

Ook zo’n kwestie die sterk in bewe-

ging is, is de rol van vaders als opvoe-

ders. ‘Net als bij autochtonen zie ik bij

Marokkaanse gezinnen nieuwe taak -

verdelingen. Voorheen waren de taken

gescheiden; moeders zorgden voor zorg

en troost, vaders waren de autoriteit in

de familie, de morele leidsman en

onderhielden de contacten met instellin-

gen. Inmiddels treden meer moeders

naar buiten en blijven meer vaders een

dag thuis om voor hun kinderen te zor-

gen. De vraag van vaders naar opvoed-

cursussen neemt toe. Vaders claimen

een deel van de opvoeding en moeders

moeten dat afstaan. Het is van belang

dat instellingen in hun aanbod op deze

ontwikkelingen inspelen.’

M I S S C H I E N T O C H

E T N I S C H E R E G I S T R A T I E

Wat vindt ze als pleitbezorger van veran-

kering van diversiteit in het jeugdbeleid

van registratie op etniciteit? Moeten de

Centra voor Jeugd en Gezin daar maar

eens mee beginnen?

‘Het probleem van bereik en toeganke-

lijk van algemene instellingen speelt al

minstens 25 jaar. Langzamerhand word

ik een beetje ongeduldig en ben ik tot

de conclusie gekomen dat we het goed

moeten overwegen. Als je het aan de

vrije markt overlaat, komt er weinig van

terecht of gaat het veel te langzaam.

Zeker sinds er begin deze eeuw moeilij-

ker gedacht wordt over cultuurverschil-

len, is diversiteitsbeleid minder vanzelf-

sprekend geworden. Er is meer weer-

stand tegen het idee dat onze instellin-

gen zich zouden moeten aanpassen aan

migranten en hun nakomelingen.’

Indertijd was ze heel blij dat minister

Rouvoet de Centra voor Jeugd en Gezin

in het leven riep. ‘Eindelijk een breed,

laagdrempelig instituut waar ook alloch-

tone ouders terechtkunnen voor opvoe-

dingsondersteuning. Maar dat dit gaat

lukken is niet vanzelfsprekend, en daar-

om vind ik dat de Centra voor Jeugd en

Gezin zich inderdaad moeten verant-

woorden: bereiken ze een evenredig

aantal allochtone gezinnen gezien de

regio die ze moeten bedienen? Bereiken

ze dezelfde mate van tevredenheid bij

allochtone als bij autochtone klanten?

Vinden allochtone ouders dat er goede

en passende opvoedingsondersteuning

wordt geboden? Ik ben voor een sterke-

re vorm van het aanspreken van instel-

lingen daarop. Misschien moet dat via

etnische registratie. Ik zie niet direct hoe

het anders zou moeten.’

ANN EM I E K HAA L BOOM

n Het onderzoek ‘Verschillen in de

etnische achtergrond van forensische

en reguliere jeugd-ggz-cliënten’ van

Albert Boon, Anna de Haan en Sjouk

de Boer, gepubliceerd in het eerste

nummer van Kind en Adolescent van

dit jaar, kreeg veel belangstelling in

de mainstream media. In het

volgende NVO-Bulletin aandacht

voor dit onderzoek en een gesprek

met de opsteller(s).— RB

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

43 …>

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 4

Page 5: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

5

Dit is de derde aflevering van

de rubriek ‘De Knuppel’, een nieuwe

columnachtige rubriek, die tot enig

gekrakeel zou kunnen leiden in het

pedagogische hoenderhok.

Het gaat níet over personen,

wel over clichés, heilige huisjes,

vastgeroeste standpunten,

vanzelfsprekendheden, tunnelvisies

enzovoort. De knuppel zal voor

ieder nummer aan een andere

auteur worden doorgegeven.

Uiteraard zijn uw reacties

van harte welkom: [email protected]

We zullen ze – zo nodig ingekort –

in het volgende NVO-Bulletin

opnemen.

Waar heeft de pedagoog zich toch verstopt?, vroeg ik mij laatst af tijdens hetbekijken van de documentaire ‘Sam’ van Ria Bremer. De oud AVRO-coryfee volgt delevensgeschiedenis van Sam, een jongen die door een onbekende spierziekte doof,blind en zeer ernstig motorisch beperkt is geworden en uiteindelijk permanentbeademd wordt. De achterliggende vraag was: wat is kwaliteit van leven en wiebepaalt dat? In de documentaire komt steeds opnieuw de behandelend arts vanhet Sophia Kinderziekenhuis in beeld. Andere professionals zien we alleen op deachtergrond; ze worden niet met naam en discipline genoemd en ze worden nietgeïnterviewd. Als ik langer kijk, groeit bij mij de ergernis. Niet over dedocumentaire, maar over iets wat hij illustreert. Hoe komt het toch dat als het gaatom zoiets belangrijks als passieve of actieve levensbeëindiging van kinderen metbeperkingen, steeds weer een arts met zijn snufferd op tv komt? Waar zijn in ditdebat de pedagogen gebleven? Gaandeweg de documentaire blijkt dat Sam er nu niet meer was geweest als zijn

ouders naar de behandelend arts hadden geluisterd. Zonder zijn ouders had dezewaarschijnlijk hoogbegaafde man geen kennis kunnen vergaren en niet meerkunnen communiceren met zijn omgeving. Zijn ouders vochten voor een doventolken onderwijs, tot de rechtbank aan toe. Opnieuw vraag ik mij af wanneer eenvakgenoot nu eindelijk eens een duit in het zakje doet. De orthopedagoog is tochbij uitstek de aangewezen persoon om te wijzen op mogelijkheden omontwikkeling te bevorderen bij kinderen met (meervoudige) beperkingen? Dat er geen pedagoog in de documentaire in beeld komt, hoeft niet te betekenen

dat er geen pedagogische betrokkenheid is geweest bij deze casus, en al helemaalniet dat dit geval representatief is voor andere casuïstiek. Bovendien is devoorstelling van de praktijk gedateerd: zijn we niet al lang afgestapt van hetmedisch model? Er wordt toch naar `passend onderwijs’ gestreefd voor kinderenmet beperkingen? Allemaal waar, maar betekent dat dan ook dat wij als pedagogen tegenwoordig

wél bepalend zijn als het gaat om ingrijpende beslissingen over behandeling vankinderen of wilsonbekwame volwassenen? Slaan we bijvoorbeeld met onze vuist optafel als in zorginstellingen gedragsregulerende medicatie, separatie of fixatie wordtgerechtvaardigd op basis van organisatorische of financiële redenen? Weigeren wijallemaal, zonder uitzondering, een zorgplan te ondertekenen als wij het hier nietmee eens zijn? En maken wij een vuist voor cliënten waarbij vrijheidsbeperkendemiddelen worden toegepast terwijl ze ‘vrijwillig’ zijn opgenomen? Eerlijk gezegd denk ik dat deze vragen met ‘nee’ moeten worden beantwoord.

Ik realiseer me dat ook ik me veel te vaak voeg naar de gestelde kaders. Ik moetde eerste collega nog tegenkomen die het management bij wijze van spreken overhet bureau durft te trekken. Ik weet dat er nauwelijks pedagogen te vinden zijn,met uitzondering van enkele mannelijke exemplaren, die met hun kop op detelevisie durven als het gaat om belangrijke maatschappelijke kwesties. In demedia wordt de laatste tijd veel gediscussieerd over de slapte van mensen diepassief toekijken bij zinloos geweld, en ik vraag me af: zijn wij pedagogen eigenlijkniet van een bijzonder slap soort? Na afloop van de documentaire is mijn ergernis gelukkig omgeslagen in een

gevoel van strijdlust. Wij pedagogen moeten een voorbeeld nemen aan andereberoepsgroepen, zoals artsen, die gevraagd en ongevraagd verkondigen waar zevoor staan en wat hun meerwaarde is tegenover andere disciplines. Dus bij dezeneen oproep: neem jezelf en je beroep serieus en sla eens vaker met je vuist optafel, BAMM!

SA SK I A DAMEN

BAMM!!

D E K N U P P E L

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:00 Pagina 5

Page 6: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

W I E N E E M T N U E E N

O R T H O P E D A G O O G

Z O N D E R W E R K -

E R V A R I N G ?

Door de ingewikkelde procedure

was het me niet gelukt om stage te

lopen bij Molendrift dat mij als de

ideale werkplek voor ogen stond. Op

advies van het hoofd van de Genera-

listenopleiding schreef ik een open

sollicitatiebrief. Aarzelend, want wie

neemt er nu een orthopedagoog aan zonder werkervaring? Op

zijn minst een goede sollicitatie-ervaring, dacht ik. Ik was dan

ook verbaasd toen ik werd uitgenodigd voor een sollicitatie -

gesprek en toen ik na een paar dagen hoorde dat ik was aan-

genomen kon ik mijn oren niet geloven. Ik kon na de zomerva-

kantie beginnen en ik had dan nog niet eens officieel mijn bul!

Eenmaal aan het werk werd ik bevestigd in mijn toekomst -

ideaal: dit is wat ik wilde.

Ik merkte dat mijn jonge leeftijd zowel voor- als nadelen

had. Bij ouders zag ik soms dat ze even moesten slikken als ze

mij als hun behandelaar naar beneden zagen komen. Het

stond haast op hun voorhoofd geschreven: ‘Dat meisje heeft

vast niet zo veel ervaring en zij gaat ons kind onderzoeken?’

Sommige ouders gaven dit ook aan door bij de eerste kennis-

making te zeggen: ‘Jij bent nog niet zo oud hè?’ of ‘Jij werkt

hier vast nog niet zo lang!’

Ik had daar in het begin best moeite mee. Ik kreeg haast

medelijden met ouders dat ze het met mij moesten doen, en ik

had het gevoel dat ik me tegenover hen moest bewijzen.

Voor mijn gevoel moest ik meer doen dan mijn oudere colle-

ga’s om het vertrouwen van ouders te winnen. Gelukkig werd

ik bij Molendrift goed begeleid en ik heb nooit het gevoel

gehad dat hulp van mij onderdeed voor die van een meer

ervaren collega.

6C H R I S T A S T E N E K E Rwerkt sinds twee jaar als

orthopedagoog bij Molendrift,een hulpverleningsinstelling ophet gebied van leer-, gedrags-

en opvoedingsproblemen inGroningen. In september 2009

is ze begonnen aan deopleiding tot Orthopedagoog-

Generalist bij het UPO-G.Tot zover niet veel bijzonders.

Maar nu: Christa is 23 jaar.In onderstaande bijdrage

vertelt ze waar ze als jongeortho pedagoog tegenaan liep,en soms nog steeds tegenaan

loopt, maar ook welkevoordelen ze van haar jonge

leeftijd ervaart.

Op mijn 18e vertrok ik naar Groningen om orthopedagogiek te

gaan studeren. Ik kreeg al snel te horen dat ik naast mijn stu-

die ‘werkervaring’ op moest doen. Ik kreeg een leuk oppas-

gezin met drie schatten van kinderen en hielp als PGB-bege-

leider een jongen van 15 jaar met het syndroom van Asperger

bij het maken van zijn huiswerk. Ik meldde me aan als testlei-

der bij de universiteit en werkte mee aan verschillende pro-

jecten en onderzoeken. Tijdens mijn stage in het laatste jaar

van de studie maakte ik ‘echt’ kennis met het werkveld. Bij de

ambulante begeleiding vanuit het CSBO in Groningen deed ik

onderzoek, en gaf ik individuele begeleiding aan kinderen

met lees- en spellingproblemen. Ik leerde veel en met name

door de complimenten, aanmoedigingen en goede feedback

van mijn toenmalige stagebegeleiders en de universiteit,

groeide mijn zelfvertrouwen als orthopedagoog. Ik wist wat ik

wilde: een leuke baan als orthopedagoog en zo snel mogelijk

beginnen met de opleiding tot NVO Orthopedagoog-Genera-

list.

1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0

De voor(oor) -delen van

JONG Z

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:22 Pagina 6

Page 7: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

V O O R D E L E N

Langzamerhand begon ik ook de voordelen van mijn leeftijd

in te zien. Ik was zelf nog niet zo lang van de basis- en mid-

delbare school. Ik herkende nog veel lesmethoden en wist mij

nog veel van mezelf als scholier te herinneren. Pubermeisjes

vonden het heel leuk om met mij te praten over tv-program-

ma’s als ‘America’s next top model’ of ‘Grey’s Anatomy’, waar

zowel zij als ik naar keken. Ook konden we het na de bege-

leiding hebben over waar ik of zij toch dat leuke jasje had

gekocht en of zij al naar de nieuwe ‘Zara’ in de stad waren

geweest. Ook puberjongens gaven aan blij te zijn dat ik hun

begeleider was en dat ik niet zo was als één van ‘die oude

taarten’ met wie ze op school moesten praten. Ik begon mijn

leeftijd bij het aansluiting zoeken met pubers te ervaren als

een groot voordeel en merkte dat ik met deze gelijkwaardige

relatie op zich al heel veel kon bereiken.

A F E N T O E N O G H I N D E R

Inmiddels zijn we twee jaar verder. Af en toe ondervind ik nog

hinder van mijn leeftijd.

Wanneer ik een gesprek heb met een leerkracht op een

school die mij nog niet eerder heeft ontmoet, sta ik er niet

meer van te kijken wanneer ik door de betreffende leerkracht

eerst straal genegeerd word.

Het verbaast mij ook niet wanneer de persoon in kwestie

als hij voor de tweede keer langsloopt vraagt ‘wat hij voor me

kan doen’. Wanneer ik mijn naam zeg, kan hij dan ook alleen

maar stamelen: ‘Oh, dus u bent…’. Dit ervaar ik niet alleen

op scholen, maar zelfs laatst bij de praktijkavond

(Ortho)pedagogiek van de NVO voor studenten. Alle studen-

ten staan bij de ingang van de zaal in de rij om zich aan te

melden. Ik loop hier als spreker ‘stoer’ langs, hoewel die mei-

den maar een paar jaar jonger zijn dan ik. Zelf ben ik inder-

tijd als student ook naar deze informatieavond geweest en

hoorde het praatje van een medewerker van Molendrift.

Nu vond ik het leuk om als orthopedagoog die informatie

gaat geven aan de andere kant te staan. De organisator van

de avond ontvangt in eerste instantie echter wel de mannelij-

ke orthopedagoog van een jaar of vijftig die achter mij staat,

maar reageert pas op mij als ik me voorstel.

G E E F J O N G E O R T H O P E D A G O G E N

E E N K A N S

Inmiddels ben ik bijna een jaar bezig met de opleiding tot

Orthopedagoog-Generalist. Toen ik begon aan de opleiding

vreesde ik opnieuw dat medestudenten veel meer kennis

zouden hebben dan ik. Maar ik merkte al snel dat ik tijdens

het jaar dat ik gewerkt had al best wel wat kennis had opge-

daan en dat ook ik wel iets in kon brengen. Hoewel ik de

jongste ben, voel ik me nu tijdens colleges en discussies

gelijkwaardig aan de rest. Ik heb al veel van de opleiding

geleerd, zowel qua inhoudelijke kennis als qua persoonlijk-

heid. Zo heb ik ontdekt dat ervaring niet alles zegt. Het gaat

vooral ook om de persoon die je bent, met je eigen persoon-

lijke kwaliteiten en de manier waarop je omgaat met mensen

en met nieuwe informatie. De hoeveelheid bagage die je aan

ervaring hebt, is hierbij van ondergeschikt belang. Het gaat

erom wat je met je bagage doet, wat je uitstraalt naar ande-

ren en dat je stevig in je schoenen staat. Ik weet inmiddels

dat ik trots op mezelf mag zijn en vertrouwen mag hebben in

mezelf als orthopedagoog. Ik ben waarschijnlijk niet voor

niets zo jong al zo ver gekomen. Hierbij dan ook een indirec-

te oproep aan alle werkgevers die mijn verhaal lezen. Geef

jonge orthopedagogen een kans om te laten zien wat ze in

huis hebben, om zich te ontwikkelen en laat ze leren van

meer ervaren collega’s.

CHR I S TA S T EN E K E R

1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0

7

G ZIJN Chr i s ta S teneker

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:22 Pagina 7

Page 8: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

In het opleidingstrajectvan de NVO Orthopedagoog-

Generalist is een belangrijke rolweggelegd voor bevoegde

supervisoren. Om te kunnenworden ingeschreven in het

supervisorenbestand NVOOrthopedagoog-Generalist

moet men onder andere ‘metgoed gevolg de supervisoren -opleiding tot supervisor NVO

Orthopedagoog-Generalisthebben afgerond’. Opleidingen

die kunnen worden gevolgdzijn ‘Supervisie geven aan

Orthopedagoog-Generalisten inopleiding’ bij RINO Zuid en

‘Supervisie geven aan gedrags -wetenschappers in het kadervan post-master registratie -trajecten’ bij GITP PAO (deze

zijn voorlopig geaccrediteerd).De eveneens door deze laatsteopleidings instelling verzorgde

geaccrediteerde opleiding‘Supervisie geven aan gedrags -

wetenschappers’ is vijf jaargeleden ontwikkeld door Marja

Hodes en Heleen van Praag.De laatste drie jaar geeft Marja

Hodes de cursus samen metB R A M D E M U Y N C K .

Die vertelt hieronder samenmet G E E S J E B R O U W E R ,

(nog net) student hoe zij decursus ervaren.

1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0

8cursisten nogal van de inhoud van het

programma. We hebben toen besloten

om tijd te gaan investeren in intakege-

sprekken. Cursisten beschrijven vooraf

een begeleidingsproces, formuleren

hun leerbehoeften, en daarover gaan

we het gesprek aan. Dit stelt ons in

staat goed af te stemmen op de groep.

We merken dat in het intakegesprek het

leerproces al begonnen is.’

A A N J A G E R I N D E E I G E N

V O R M I N G

De rol van de supervisor is groot in het

opleidingstraject tot Orthopedagoog-

Generalist. Is deze groep er klaar voor?

Bram de Muynck: ‘Ja, wij denken van

wel. Cursisten zeggen aan het einde dat

ze zich nog beginnelingen voelen. Vaak

gaat er een nieuwe wereld open met

een eigen begrippenkader. Iemand zegt

dan: “Supervisie is echt wel heel anders

dan hulpverlening”. En dat is waar:

supervisie is begeleidingskunde en geen

hulpverlening. Maar het gevoel van

beginneling kun je als supervisor blijven

houden, omdat zich steeds weer nieuwe

en verrassende dingen blijven voordoen.

De cursus is misschien niet meer dan

een stevige aanjager in de vorming die

je doormaakt in je begeleidingsrol. Ieder

jaar zijn er cursisten die na afloop een

groepje vormen om met elkaar intervisie

te gaan doen. Met als onderwerp: inter-

visie over supervisie geven.’

Bram de Muynck vertelt dat ze ieder jaar

mensen hebben gehad die zeiden dat

de cursus ze echt heeft veranderd. ’Het

is een cadeautje om dat te horen, want

behalve theorie aandragen en bespre-

ken en veel oefenen, zijn de mensen

vooral met hun eigen leervragen aan het

De super vopleiding

Meer informatie over supervisie in

het kader van de NVO Ortho peda -

goog-Generalist en de eisen voor

registratie vindt u in de registratie -

brochure www.nvo.nl > NVO

registraties en op de supervisoren -

pagina op het ledengedeelte van

de website.

FO

TO

: JAAP M

AARS

B R A M D E M U Y N C K

D O C E N T

Bram de Muynck is orthopedagoog en

docent bij de supervisorenopleiding.

Wat is volgens hem een belangrijke

eigenschap van een goede supervisor

en hoe leren jullie dit aan de mensen

in de opleiding?

‘Een supervisor moet vooral goed zijn

in de afstemming op de leervragen van

de orthopedagoog in opleiding. Super-

visie is niet het afdraaien van een aan-

tal lesjes volgens een bepaald schema.

Supervisie is ook niet het nakijken of

iemand zijn werk wel goed heeft

gedaan. In supervisie brengt iemand

een werkervaring in (op afstand van het

werk) en daar ga je als supervisor en

supervisant(en) heel goed naar kijken.

Zo’n werkervaring kan zijn: een lastig

gesprek met een groepsleider of een

ouder, maar het kan ook gaan over

diagnostiek, bijvoorbeeld: hoe kom ik

nu tot goede hypothesen?’

A F S T E M M I N G O P

D E G R O E P

De opleiding loopt vijf jaar. Zijn er in

deze tijd aanpassingen in het pro-

gramma geweest op basis van de

ervaringen, ook van de docenten?

‘De belangrijkste aanpassingen

betroffen de compositie van de oplei-

ding. We hebben de opbouw wat logi-

scher gemaakt door de onderwerpen

parallel te laten lopen aan de fasen van

het supervisieproces.

In een van de eerste cursusgroepen

verschilden de verwachtingen van de

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:28 Pagina 8

Page 9: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

Ze stelt dat rust en reflectie vaak onder

druk staan in deze tijd waarin produc-

tiecijfers en snelle, geprotocolleerde

zorg hoog op de agenda staan. ‘Ik wil

daarom graag een pleidooi houden

voor het belang van goede supervisie in

de opleiding van gedragswetenschap-

pers. Ook daarna is blijvende intervisie

mijns inziens onontbeerlijk. De per-

soonlijke en relationele kwaliteiten van

de professional bepalen immers vaak

het succes van de behandeling.’

I N Z I C H T I N P A R A L L E L -

P R O C E S S E N

Geesje Brouwer was al gestart met

supervisie geven voordat ze aan deze

opleiding begon. ‘Bij mijn vorige super -

visanten had ik wat meer moeite om

supervisie en werkbegeleiding goed te

scheiden, nu verloopt dat een stuk beter.

Het is heel leerzaam je vragen vanuit de

supervisiesessies, natuurlijk anoniem,

tijdens de bijeenkomsten in te kunnen

brengen. De docenten creëerden daarbij

al snel een veilige leersituatie in de

groep. Net zoals een beginnende

gedragswetenschapper onzeker is over

de eigen beroepskwaliteiten, heeft de

beginnende supervisor dat natuurlijk

ook. Ik heb tijdens de opleiding vooral

meer inzicht gekregen in het optreden

en kunnen benutten van parallelproces-

sen. Een situatie waar je supervisant

tegen aanloopt kan zich verplaatsen

naar het supervisieproces.’

‘Of ik klaar ben nu om als supervisor

aan de slag te gaan? Wellicht ben je

nooit helemaal klaar. Ik denk dat je je

moet blijven ontwikkelen in dit mooie

vak waarbij altijd je persoon in het

geding is. Ik voel mij in ieder geval beter

toegerust en misschien ben ik inmiddels

“goed genoeg”…

L I S E T T E D E J ONG / R I NK E BOK

1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0

Geesje Brouwer: ‘Ik had al jarenlang in

verschillende functies stage- en werk-

begeleiding gegeven en ik was direct

enthousiast om nu ook gedragsweten-

schappers in hun vervolgopleiding te

gaan superviseren. Omdat ik mij er ter-

dege van bewust was dat supervisie

meer is dan “je vak overdragen”, had ik

behoefte aan meer kennis en vooral

ook aan vaardigheden die je nodig

hebt om een goede supervisor te wor-

den. Daarom meldde ik me aan bij de

supervisorenopleiding.’

T H E O R I E E N P R A K T I J K

Inmiddels heeft ze de opleiding bijna

afgerond. En die heeft aan haar ver-

wachtingen voldaan. ‘Er wordt een flink

stuk theorie geboden. Maar het is fijn

dat je tijdens de bijeenkomsten direct

praktisch gaat oefenen aan de hand

van die theorie.

De bijeenkomsten zijn intensief en

levendig. Er is veel ruimte voor inbreng

van de deelnemers die allemaal vanuit

verschillende werkvelden ervaring met

zich meebrengen. Omdat er steeds een

maand tussen de bijeenkomsten zit, is

er voldoende tijd om de inhoud te laten

bezinken en om er in je eigen werksitua-

tie mee aan de slag te gaan. Het is dus

wel nodig dat je tijdens de opleiding ook

al een of meer supervisanten hebt.’

R U S T E N R E F L E C T I E

Geesje noemt als een van de belang-

rijkste punten dat ze geleerd heeft om

veel meer aan te sluiten bij het proces,

de leervragen en leerstijl van de super-

visant.

‘Door het jarenlang geven van werk-

begeleiding had ik toch een neiging

ontwikkeld om meer adviserend en

oplossingsgericht te werk te gaan. Ter-

wijl het er in de supervisie om gaat dat

iemand vooral zijn eigen vaardigheden

als professional ontwikkelt.

Geheel onverwacht merkte ik dat

positieve effecten van reflectie over mijn

kwaliteiten en valkuilen als supervisor

ook buiten de supervisiesessies optra-

den, bijvoorbeeld in de omgang met

eigen cliënten en collega’s.’

er visoren-g werk. Kennelijk is het gelukt om een

goede leeromgeving te creëren. We wer-

ken ook veel met video. Cursisten mer-

ken dan dingen op die ze nog nooit eer-

der hebben gezien, zelfs al heeft men

een therapieopleiding gehad. Dat is

iedere keer weer verrassend. Fascine-

rend is om te zien dat iedereen op zijn

eigen manier leert. We gaan uit van

ervaringsleren, zoals je dat ook in super-

visie doet.

Ik ben docent in verschillende master-

opleidingen en andere scholingstrajec-

ten, maar dit is beslist de leukste cursus.

Cursisten hebben doorgaans veel erva-

ring, kennen de ins en outs van het vak,

en hebben daarom zelf veel in te bren-

gen. Het is geweldig leuk om met ze

mee te mogen kijken. De motivatie van

de cursisten is groot en ik kijk altijd weer

uit naar de volgende cursusdag. Het is

ook een groot plezier om met Marja

Hodes samen te werken. We zijn goed

op elkaar ingespeeld en bevredigend is

ook dat we steeds weer nieuwe dingen

leren en ontwikkelen.’

G E E S J E B R O U W E R

S T U D E N T

Geesje Brouwer werkt als orthopeda-

goog/gz-psycholoog bij de divisie kin-

deren en jeugdigen van Mondriaan

GGZ in Heerlen. Een paar jaar geleden

werd ze gevraagd of ze binnen de

instelling supervisie wilde gaan geven

aan gz-psychologen in opleiding.

n Zie ook oproep jaarlijkse supervisoren -

avond op pagina 13.

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:28 Pagina 9

Page 10: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

10Online hulpverlening wordt nietmeer gezien als een modieuze

gril van een paar computer -nerds. Serieuze instellingen alsGGZ en Jeugd Riagg maken ergebruik van als aanvulling op

hun aanbod. Een serie vanpositieve publicaties volgt oponderzoek waaruit blijkt datonline hulpverlening werkt,

doet het wantrouwen bijprofessionals en het grotepubliek slinken. ‘Zorg op

afstand is het nieuwe tover -woord’, kopte de Volkskrant

onlangs. Tegelijkertijd neemt debezorgdheid over de wildgroei

aan helpsites voor jongerentoe. Ouders kunnen voor hulp

en advies bij opvoeding viacyberspace al geruime tijd

terecht bij een aantal sites dathet Lieve-Lita-stadium allang isontstegen. Voorlopers voor zo’nverantwoorde aanpak vormen

de pedagogen vanO N L I N E P E D A G O O G . N L .

Barbara Arbesser-Rastburg

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

FO

TO

: RIN

KE BO

K

Barbara Arbesser-Rastburg studeerde

samen met Eveline Groeneveld peda-

gogiek in Utrecht. De beide orthopeda-

gogen vonden werk op verschillende

plaatsen in Nederland. Eveline toog

naar Enschede en Barbara begeleidde

zelfs een tijdje opvoeders in een kinder-

tehuis in Zuid-Amerika, maar ze bleven

contact houden. Samen zonnen ze op

een manier hoe je ouders die met een

‘licht probleem’ kampten, zou kunnen

bedienen. ‘We kregen veel te horen als

we bijvoorbeeld op verjaardagsfeestjes

vertelden dat we orthopedagoog

waren,’ zegt Barbara. ‘Soms ernstige

problemen, maar ook veel zaken waar-

mee je niet direct mee naar de huisarts,

de GGD of een andere hulpverlener zou

gaan. Veel van die ouders zochten toch

al online naar informatie, dus dat leek

ons een logische plek om hen tegemoet

te treden.’

De man van Eveline studeerde af als

technisch informaticus aan de universi-

teit van Twente en startte El Niño, een

ICT-bedrijf dat de basis vormt voor de

onlinepedagoog.

G R E N Z E N

De hulpverlening beperkt zich dus tot

‘lichte problemen’. Barbara: ‘Als we de

indruk hebben dat het gaat om meer

complexe problematiek, en om systemi-

sche problemen, proberen we mensen

naar een verwijzing te begeleiden. We

doen in ieder geval niet aan diagnos-

tiek. Daarvoor heb je toch direct contact

nodig, je zou bijvoorbeeld ook moeten

kunnen observeren.’

De meestvoorkomende vragen gaan

over jonge kinderen: opstandige kinde-

ren, slaapproblemen, niet naar bed wil-

len, problemen op school, pesten en

dergelijke.

‘We zijn ons zeer bewust van de

grenzen van onze online hulpverlening.

We pretenderen niet een volledig op de

persoon afgestemd advies uit te bren-

gen. We leggen bewust geen dossiers

aan. Wel houdt de cliënt de neerslag

van de e-mail en chatsessies ter

beschikking. Voor die sessies maken

we overigens gebruik van geavanceer-

de encryptie om de privacy te waarbor-

gen. We hebben ons dan ook onverkort

verbonden aan de NVO-beroepscode,’

zegt Barbara.

E - M A I L E N C H AT S E S S I E S

Op www.onlinepedagoog.nl vindt de

bezoeker onder andere nieuwsberich-

ten en artikelen. Uiteraard stellen de

orthopedagogen zich daar voor, en er

wordt uitgelegd hoe het systeem werkt

en wat hij moet doen, desgewenst toe-

gelicht in voorbeeldfilmpjes.

Online =

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:01 Pagina 10

Page 11: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

11

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

P E R E - M A I L G E S T E L D E H U L P V R A A G

‘Hallo Online Pedagoog,

Onze zoon Jesse (5) is het afgelopen jaar erg bazig tegen zijn klas -

genoten. Hij zit in groep 2 en heeft geen problemen om mee te komen.

Hij is al bezig met leren lezen en schrijven omdat hij zich een beetje

verveelt op school. Hij voetbalt graag en speelt graag op de computer.

Wanneer ik (moeder) wegga, begint Jesse te huilen. Hij heeft maanden

niet bij anderen willen spelen, alleen bij ons thuis. Sinds een half jaar

heeft hij last van nachtmerries. Zodra wij hem naar bed hebben

gebracht, roept hij na 1 minuut al dat hij niet kan slapen. Als we dan niet

komen, begint hij te gillen, krijsen, schreeuwen en huilen. Vaak komt hij

uit bed naar beneden. Wij brengen hem dan weer naar boven maar het

wordt altijd een strijd.

Hoe moeten we hiermee omgaan? Wij zijn zo ongeveer ten einde raad…’

Simon en Diana

E E N O N L I N E C O N S U L T

A N T W O O R D V I A E - M A I L V A N D E O N L I N E P E D A G O O G :

Gebruikers maken eenmalig (gratis)

een account aan. Dan kunnen ze via

een kalender een afspraak maken met

een van de orthopedagogen voor een

chatsessie of vragen stellen per e-mail.

Dan moet eerst via Ideal een betaling

worden gedaan van € 12,95 per e-mail

of € 14,95 per 30 minuten voor een

chatsessie. Eerdere chat-sessies, e-

mailcorrespondentie en betalingsover-

zichten kunnen worden teruggekeken.

Van de betalingen kan een factuur wor-

den gedownload voor declaratie bij de

zorgverzekeraar.

Hiernaast is een voorbeeld van een

e-mailsessie opgenomen. De antwoor-

den bij de voorbeelden die ik mocht

inzien waren uitgebreid, soms zo’n

1800 woorden. Dat was vooral het

geval bij de wat lastiger cases, waarin

ook verwijzingen naar andere hulpver-

leners waren opgenomen. Vanwege de

beperkte ruimte is in dit voorbeeld bijna

de helft van de antwoorden van de

pedagoog weggeknipt. Bij de verwijder-

de tekst – aangegeven als (…) – gaat

het meestal om een verdere uitwerking

en uitleg. Uiteraard is het voorbeeld

door de pedagoog geanonimiseerd.

R B

e =in

Beste Simon en Diana,

Hartelijk dank voor uw e-mail aan Online Pedagoog. Ik kan me goed voorstellen

dat het gedrag van jullie zoon rond de bedtijd jullie zorgen baart.

Allereerst zal ik iets vertellen over de belevingswereld van vijfjarige kinderen in

het algemeen. Daarna zal ik wat tips geven met betrekking tot uw zoon.

Kinderen van ongeveer vijf jaar maken grote stappen in hun cognitieve

ontwikkeling door. Dit is op vele terreinen te merken: (…)

Wat vijfjarige kinderen nog niet altijd kunnen, is fantasie van werkelijkheid

onderscheiden. Of dit de reden is dat nachtmerries zich juist op deze leeftijd zo

vaak manifesteren is nog niet wetenschappelijk bewezen, maar (…). Milde

angsten voor monsters, heksen en andere magische sprookjesfiguren zijn op

vijfjarige leeftijd geen uit zondering.

Kinderen van deze leeftijd zijn ook tot het besef gekomen dat de aan wezigheid

van de ouder niet zo vanzelfsprekend is als ze op jongere leeftijd dachten (…)

Een nieuwe soort separatieangst doet zich bij sommige kinderen voor, die na

verloop van tijd in de meeste gevallen weer vanzelf verdwijnt. (…)

Jullie zoon heeft blijkbaar ook dikwijls last van nachtmerries. Mede hierdoor kan

het gaan slapen een angstige situatie voor hem vormen. (…)

Uit jullie mailtje blijkt veel betrokken heid, wat natuurlijk een hele belangrijke

positieve factor is. Jullie frustratie kan ik me goed voorstellen.

Ik heb een aantal tips voor jullie opgesteld. Wellicht hebben jullie een aantal

zaken al geprobeerd: …> 12

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:02 Pagina 11

Page 12: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

12Soms helpen boeken kinderen om hun gevoelens beter

onder woorden te brengen.

Voorbeelden van semi-therapeutische boeken over slaap-

angst zijn:

n ‘Ook draken moeten slapen’ van Jeanne Willis

of het vermakelijke kinderboek:

n ‘Negenennegentig draken’ van Barbara Sleigh (…)

T I P 4

B L I J F G O E D G E Ï N F O R M E E R D

Hou ook goed contact met school en de eventuele oppas

en blijf met uw zoon praten over wat hij meemaakt en help

hem hierbij onderscheid te maken tussen fantasie en wer-

kelijkheid. (…)

In de opvoeding is het met name bij kinderen die claimend

aandacht trekken belangrijk om consequent te zijn. (…)

Tip 5 en 6 zijn interventies die te proberen zijn als tip 1 tot 4

niet voldoende helpen.

T I P 5

K I E S E E N M E E R C E N T R A L E S L A A P P L E K

Jullie vertelden dat jullie zoontje op zolder slaapt. Hoewel

dit bij elk kind anders is, zou het ook kunnen dat jullie zoon

met de zolder (onbewust) een negatieve associatie heeft:

de zolder is de verste kamer in het huis en het verste af van

de woonkamer waar u zich waarschijnlijk bevindt. (…)

T I P 6

M A A K E E N B E L O N I N G S S C H E M A

Bij het aanleren van nieuw gedrag, c.q. het afleren van oud

gedrag is iedereen gevoelig voor beloningen. Bij volwasse-

nen bestaat deze beloning vaak uit een trots gevoel dat zij

zelf krijgen door bepaald gedrag vol te houden. (…)

Bij jongere kinderen kan er gewerkt worden met kleine

beloningen. (…)

Een voorbeeld van een belonings schema is (…).

Het is belangrijk om het doel van een dergelijk systeem

goed uit te leggen. (…)

Ik wens jullie heel veel succes met jullie zoon en hoop dat

het avond ritueel voor zowel u als hem snel weer prettiger

wordt.

Met vriendelijke groet,

BARBARA A R B E S S E R

ON L I N E P EDAGOOGWWW.ON L I N E P EDAGOOG .N L

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

1 1 …>

T I P 1

S T R U C T U R E E R D E A V O N D

Kies voor een vast avondritueel. Zelfde bedtijd, verhaaltje

voorlezen, knuffelen en dan weg. Maak het ritueel duidelijk

voor je zoon: zorg ervoor dat hij goed weet wanneer de dag

‘over’ is en hij moet slapen. (…)

Eindig de dag op een ontspannen manier. Lees dus een

rustig verhaaltje voor dat weinig aanleiding kan geven tot

het hebben van nachtmerries. (…)

T I P 2

P R A A T O V E R D E R E D E N V A N H E T H U I L E N

Praat overdag op een rustig tijdstip over het avondritueel. (…)

Op vijfjarige leeftijd vinden kinderen het vaak lastig om dit

zelf te verwoorden (…)

Basistraining EMDR bij kinderen en

adolescenten september-december 2010

Doelstelling: Leren toepassen van EMDR (Eye Movement

Desensitization and Reprocessing) bij kinderen en

adolescenten met posttraumatische stressstoornis (PTSS)

en andere traumagerelateerde stoornissen.

Doelgroep: Geregistreerde of in opleiding zijnde GZ

psychologen, klinisch psychologen, kinder- en jeugd -

psychologen (NIP), Orthopedagogen (NVO generalist),

gedragstherapeuten (aspirant/lid VGCt), eerste lijns -

psychologen (NIP), psychotherapeuten en psychiaters

die werken met kinderen en/of adolescenten.

Accreditatie: Vereniging EMDR Nederland (VEN), NIP

herkwalificatie eerstelijnspsychologen, NVvP, VGCt

(nascholing), FGzP (in het kader van overgangsregeling

en herregistratie KP), NVO Orthopedagoog-Generalist

(bij en nascholing).

Docenten: Drs. R. Beer, Drs. E. ten Broeke,

Prof. Dr. A. de Jongh en Drs. C. de Roos.

Data: 17, 18 september, 9 oktober en 10 december 2010.

Plaats: Den Dolder.

Kosten: € 895,–

Informatie en aanmelding: www.emdrkindenjeugd.nl

A D V E R T E N T I E

FO

TO

: RB

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:02 Pagina 12

Page 13: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

LEDENACTIVITEITENVANUIT DE NETWERKEN13

OP R O E P I N T E R V I S I E G R O E PA U T I S M EJanneke Varkevisser is op zoek naar collega’s die over Autis-

me als gedeeld werkveld een intervisiegroep(je) zouden wil-

len opzetten. Ze woont in het Gooi en hoopt op collega’s die

ook centraal in het land zitten.

n Stuur een mail naar [email protected].

D E N V O - B E R O E P S C O D EOp maandagavond 31 mei in Amsterdam wordt de vijfde bij-

eenkomst over de nieuwe NVO-beroepscode: ‘De NVO-

beroepscode: houvast of handicap’ georganiseerd.

Op deze informatie- en discussieavond licht Mr. Nicoline

Jacobs, medewerker juridische ethische zaken van de NVO

en ambtelijk secretaris van het College van Toezicht, de ach-

tergronden en details van de beroepscode toe. Doelstelling

van de bijeenkomst is om van u te horen hoe u de Beroeps-

code ervaart en toepast.

n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl

P E D A G O G E N E N M A N A G E M E N TOp maandag 14 juni 2010 van 15.30 – 20.00 uur organiseert

de NVO en het netwerk POM – Pedagogen Organisatie en

Management – een studiebijeenkomst onder de titel

‘Pedagogen en management: wie is de sterkste?’

Met deze studiebijeenkomst beogen we dat er een

discussie op gang komt die:

n ‘bewustzijn’ creëert over beroepsethische

verantwoordelijkheid en professionele autonomie enerzijds

en economische middelen en bedrijfsmatige belangen

anderzijds;

n een leidraad oplevert voor handelen van de professional

en van de manager;

n grenzen in kaart brengt, te stellen aan professionele

autonomie èn aan efficiency-argumenten en

n verantwoordelijkheid in morele en in juridische zin, voor

de individuele functionaris en voor een multidisciplinair

team, helderder maakt.

n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl

W E P E N O W BDe werkgroep Inhoudelijke Thema’s organiseert op vrijdag-

ochtend 4 juni de workshop ‘Kort en goed? Het Vijf-gesprek-

kenmodel als eerste stap’ door drs. R. Stoffer.

n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl

S T U D E N T E N E N S T A R T E R SHet netwerk Studenten en Starters organiseert op woensdag-

avond 9 juni de actuele workshop ‘Met ingehouden adem:

Kindermishandeling in Nederland’ door drs. I. Martens.

n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

Meer informatie: n E-mail: [email protected]

n Telefoon: 030-232 06 37 n Maa / din ( tot 15 uur) / woe

A L G E M E N EL E D E N V E R G A D E R I N G ( A L V )

Attentie: De Algemene Ledenvergadering (ALV)

van de NVO is niet(zoals bij een bericht over hetJaarverslag aangekondigd)

op 2 juli, maar op

D I N S D A G 2 9 J U N I 2 0 1 0

Alle NVO-leden krijgen eenschriftelijke uitnodiging en agenda.

J A A R L I J K S E S U P E R -V I S O R E N A V O N DOp woensdag 24 november 2010 zal de jaarlijkse super-

visorenavond worden georganiseerd door de Commissie

Generalist. Meer informatie over o.a. het programma zal

in de zomermaanden bekend worden. Iedere supervisor

NVO Orthopedagoog-Generalist zal een uitnodiging en

inschrijfformulier ontvangen voor deze bijeenkomst.

Noteer deze datum alvast in uw agenda! L D J

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:03 Pagina 13

Page 14: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

NVO BESTUURSBERICHTEN14

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

C E N T R A V O O R J E U G D E N G E Z I N

C J G - B R O C H U R E

Onlangs is de brochure ‘Professionals in het Centrum voor

Jeugd en Gezin – Samenwerken in het belang van jeugdigen

en opvoeders’ verschenen. Op de website van het Ministerie

van Jeugd en Gezin licht demissionair minister Rouvoet de

publicatie in een videoboodschap toe. U kunt op dezelfde

plaats de brochure bekijken en downloaden. De pagina is

toegankelijk via een link op de homepage van de NVO. Naast

andere beroepsverenigingen, branchekoepels, de VNG,

kennisinstituten en het programmaministerie van Jeugd en

Gezin heeft de NVO aan deze brochure bijgedragen.

Bij het secretariaat is een aantal exemplaren van de bro-

chure voor leden beschikbaar.

R E G I O N A L E B I J E E N K O M S T E N V O O R

C J G - P R O F E S S I O N A L S

Samen met de beroepsverenigingen NIP, AJN, Phorza, V&VN,

en NVMW organiseert de NVO in de tweede helft van dit jaar

zes regionale bijeenkomsten voor beroepsbeoefenaren, van

verschillende disciplines, die werkzaam zijn in het CJG of het

CJG vertegenwoordigen. De bijeenkomsten zijn bedoeld als

ondersteuningsaanbod voor professionals. Het gaat om

bewustwording van de CJG visie, en over wat het samengaan

in een CJG betekent voor uw beroepsuitoefening.

De bijeenkomsten van de samenwerkende beroepsvereni-

gingen zijn momenteel nog in voorbereiding, maar ze wor-

den zeker uitdagend. Houdt u voor het programma en de

definitieve planning de website van de NVO in de gaten.

N V O - N E T W E R K C J G

Het is van groot belang dat de NVO een netwerk CJG rijker

wordt. Ten eerste vanwege de noodzakelijke input van en

klankbord bij leden over beroepsinhoudelijke zaken. Bij

gebrek aan het netwerk is het nu voor het bureau en betrok-

ken kaderleden zeer lastig in CJG’s werkzame leden/collega’s

te benaderen en te raadplegen. Ten tweede is in de leden -

administratie het CJG net zo nieuw als in het veld, en dus

relatief onbekend. De NVO wil graag weten welke leden in

een CJG werkzaam zijn. Niet alleen om een actieve bijdrage

te vragen, maar juist ook om een grotere groep leden gericht

te kunnen voorzien van relevante informatie, zoals de CJG-

brochure.

Vindt u ook dat een netwerk CJG van belang is, stuurt u dan

een e-mail naar de coördinator ledenactiviteiten, Lara van

der Linder via [email protected] waarin u aangeeft dat

u geïnteresseerd bent en of u (eventueel later) een actieve

bijdrage zou willen leveren.

R I C H T L I J N O N T W I K K E L I N GI N D E J E U G D Z O R G Eerder werd u in het NVO-Bulletin geïnformeerd over dit

project, een initiatief van de beroepsverenigingen NVO, NIP,

NVMW en Phorza en gesubsidieerd door het programma -

ministerie van Jeugd en Gezin. De eerste vergadering van

de stuurgroep van het project waarin namens de NVO de

heer dr. J.E.H. van Luit, verbonden aan de Universiteit Utrecht

zitting heeft, heeft inmiddels plaatsgevonden.

Binnenkort wordt gestart met de eerste fase van het eerste

ontwikkeltraject: de probleemanalyse voor de te ontwikkelen

richtlijn hechtingsproblematiek. Op korte termijn kunt u de

ontwikkelingen van project via de website van de NVO

volgen.

D O O R S T A R T N I P / N V OW E R K G R O E P G E S L O T E NJ E U G D Z O R GNa het gereedkomen van de handleiding, de checklist en de

model instemmingsverklaringen voor orthopedagogen en

psychologen die verzocht wordt in te stemmen op de verkla-

ring van Bureau Jeugdzorg als bedoeld in artikel 29b lid 5 en

artikel 29c lid 4 van de Wet op de jeugdzorg, is het even stil

geweest vanuit de werkgroep.

Momenteel wordt de doorstart van de gezamenlijke werk-

groep voorbereid, uiteraard in nauwe samenwerking met de

sector Jeugd van het NIP. Thema’s die op de rol staan zijn:

welke behoefte aan bij- en nascholing is er bij collega’s in het

veld en hoe kunnen NIP en NVO aanbod faciliteren? Hoe ga

je om met cliënten die al in gesloten jeugdzorg zitten en

waarvan de opname wel of niet verlengd moeten worden?

En hoe kan worden bijgedragen aan het verbeteren van de

kwaliteit van de hulpverlening aan cliënten in een gesloten

setting? Slechts drie punten, maar veel werk. Het is ook niet

onvoorstelbaar dat er twee werkgroepen komen. Binnenkort

worden leden via hun netwerkkeuze jeugdzorg nader geïn-

formeerd en uitgenodigd.

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:03 Pagina 14

Page 15: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

A D V E R T E N T I E S

De PDBO-Randstad organiseert opvrijdag 1 oktober 2010 het jubileumcongres:

‘Diagnostiek en behandelingvan kinderen en jongeren’

Ontwikkelingen in de diagnostiek en behandelingin drie werkvelden:(1) onderwijsleerproblemen, (2) psychosociale problemen en(3) verstandelijke, lichamelijke en andere beperkingen.

Het congres is gecentreerd rondom het thema categoriale versusdimensionele diagnostiek en individuele versus systemische(of inter actionele) behandeling.

Keynote speakers zijn prof. dr. Alan Carr (University College Dublin,Ierland) en prof. dr. Caroline Braet (Universiteit Gent, België)

In de ochtend en de middag worden zes thematische parallel-sessies aangeboden op de drie genoemde werkvelden.

In juni kunt u het definitieve programma en de openstelling vande inschrijving verwachten. Zie: www.pdbo-randstad.nl

Houdt deze dag vrij in uw agenda !

Postdoctorale cursussen

Handelingsgerichte diagnostiek

bij onderwijsleerproblemen

In 2011 vinden er twee cursussen Handelingsgerichte

Diagnostiek plaats: HGD1 (zes ochtenden) en HGD2

(zes dagen). Basis is het boek van Noëlle Pameijer en

Tanja van Beukering (2004) ‘Handelingsgerichte

diagnostiek: een praktijkmodel voor diagnostiek en

advisering bij onderwijsleerproblemen’.

Docenten: Tanja van Beukering en Noëlle Pameijer.

Data cursus: 17/1, 7/2, 28/2, 14/3, 4/4, 18/4 2011.

Locatie: Utrecht.

Toelatingscriteria: Doctoraalexamen pedagogiek of

psychologie. Cursist moet praktisch werkzaam zijn

i.v.m. de opdrachten.

De cursussen zijn geaccrediteerd voor NVO/Ortho -

pedagoog/Generalist en NIP/Kinder/jeugdpsycholoog:

HGD1 (18 uur) en HGD2 (36 uur).

Informatie: [email protected].

Aanmelden: vóór 1 oktober 2010.

Redact ie l id

NVO-

Bul le t in

gezocht

De redactie is op zoek naar

versterking, liefst van iemand

die in het werkveld jeugdzorg

werkzaam is. Er vinden zo’n

zes redactievergaderingen

per jaar plaats in Utrecht.

Hebt u interesse, of wilt u

meer informatie? Neem dan

contact op met Rinke Bok via

de NVO of [email protected]

EEG Professionals organiseert voor de derde keer de volledige theorie- en praktijkopleiding tot Neurofeedback therapeut.

Het is een specialistische neurofeedbackopleiding, bestaande uit 28 opleidingsdagen verspreid over 12 maanden. De opleiding start in september 2010.

Indien u interesse heeft in deze opleiding, mailt u dan uw gegevens naar [email protected] en u ontvangt onze uitgebreide brochure.

EEG Professionals B.V.Benoordenhoutseweg 232596 BA Den Haag

Tel: 0900-EEGPROF (0900-3347763)Mail: [email protected]: www.eegprofessionals.nl

Opleiding tot Neurofeedback Therapeut NIP, BCIA en BFE erkend en KP geaccrediteerd

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:56 Pagina 15

Page 16: I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die laagdrempeli-ge ondersteuning biedt. Misschien kan zo ook het preventieve vangnet

Cursus CogmedWerkgeheugenTraining doorBeterBrein®

De Cogmed Werkgeheugen

Training uit Zweden is thans in het

Nederlands beschikbaar. Het is

een evidence-based kortdurende

training bij ADHD, herstel na

hersenbloeding of chemokuur.

Deze training is verder veel -

belovend bij aandachts problemen

in het algemeen, en werk -

geheugen gerelateerde leer -

problemen. BeterBrein® is de

enige door Cogmed erkende

opleider in Nederland

en Vlaanderen.

Na een uitgebreide intake gaat

de cliënt thuis 5 weken lang trainen.

U als coach volgt de training via de

Cogmed server en heeft wekelijks

(telefonisch) contact. Daarna vindt

er een evaluatie en een follow-up

gesprek plaats. Er bestaan versies

voor kinderen van 4-7 jaar, 7–17 jaar

en voor volwassenen. De versie van

7–17 jr. is er desgewenst ook in een

fonetisch gesproken uitvoering. Qua

duur, kosten, werkwijze en effectiviteit

is de Cogmed Werk geheugen Training

bij uitstek geschikt om te integreren

in uw ortho-pedagogische setting.

Z E L F C O G M E D C O A C H

W O R D E N

Cursus: Twee dagdelen met een

theoretisch deel en praktisch deel

Daarnaast gaat u een Cogmed

training van 25 uur thuis bij uzelf

uitvoeren. Een dagdeel: evaluatie

en voorbereiding op het zelf gaan

coachen van cliënten.

Data: De cursus wordt op meerdere

data centraal in Nederland gegeven.

Kosten: 800 euro inclusief Cogmed

training, reader, handouts, lunch

koffie en thee

Info aanmelden: www.beterbrein.nl

of stuur een e-mail naar

[email protected].

Accreditatie: geaccrediteerd voor

de registratie NVO Orthopedagoog-

Generalist en K&J

RE

DA

CT

IE:

RIN

KE B

OK /

GR

AF

ISC

HE

VO

RM

GE

VIN

G:

DE K

REEFT, A

MSTERDAM

/ D

RU

KW

ER

K:

STOLW

IJK/GRAFAX, D

IEM

EN /

UIT

GA

VE

:NEDERLANDSE V

ERENIG

ING V

AN P

EDAGOGEN E

N O

NDERW

IJSKUNDIG

EN (N

VO) /

MEI2010

1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0

A D V E R T E N T I E S

NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:09 Pagina 16