I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die...
Transcript of I in de multi- etnische stad€¦ · sche verantwoordelijkheid delen met een andere partner, die...
BULLETIN2
01
00
15
Opvoedenin de multi-etnischestad
F O T O : J A A P M A A R S
S t. J a cobss t raa t 33 1
35 1 1 BP UTRECHT
(030 ) 232 24 07
(030 ) 236 97 49
i n f o@nvo .n l
www.nvo .n l
T
F
E
I
1 1 E J AA RGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0 • P R I J S L O S S E NUMMER S € 2 , 7 5
P R O F . D R . T R E E S P E L Sis onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut en bijzonderhoogleraar ‘Opvoeden in demulti-etnische stad’ aan de VU.Ze doet al decennia langonderzoek naar de opvoedingin migrantengezinnen en deprofessionele steun daarbij.De kloof tussen die gezinnenen opvoedingsprofessionals isnog altijd groot. Dat maakthaar soms ongeduldig. Maarze is blij met het programma‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’van minister Rouvoet. ‘Voorhet eerst wordt er vanuit deoverheid in die termen naarhet jeugdbeleid gekeken.’
…> 2
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 1
D I R E C T I EHans Bo smanAanwezig: maandag t/m donderdag.
S E C R E TA R I A ATMar i j k e Mu l l e r (Hoofd)Anoes j ka van L eu rHet secretariaat is bereikbaar opwerkdagen van 9.00 tot 17.00 uur.
L E D E NADM I N I S T R AT I EAnneke V i s s e rBereikbaar van maandag t/mdonderdag van 9.00 tot 13.30 uur.
OP L E I D I NG & KWA L I T E I T
Den i s Koe t sAanwezig: maandag t/m vrijdag.
L i s e t t e de J ongSpreekuur registratie en accreditatie:dinsdag en vrijdag van 9.00 tot 12.00 uur.Aanwezig: maan-, dins- en vrijdag.
L au r a L impe rAanwezig: maan-, dins- en(even weken) donderdag.
F I N ANC I Ë L E A DM I N I S T R AT I E
An i t a van R i j n soeve rAanwezig: dins-, woens- en vrijdag.
CO L L E G E VAN T O E Z I C H T
N i co l i ne Ja cobs(Ambtelijk secretaris)Aanwezig: maandag 10.00–16.00 uur.
L E D E NAC T I V I T E I T E NLa ra van de r L i ndenAanwezig: maandag t/m woensdag.
P R E N COMMUN I C AT I E
R i nke BokAanwezig: maandag t/m woensdag.
E X T E R N E A D V I S E U R SJo l ande P f e i f f e r(Secretaris College van Beroep)
F rank de K l ee r( Juridische helpdesk)Telefoon: 0347-34 35 40Spreekuur: vrijdag 9.00–12.00 uur.
R E D A C T I E
R i nke Bok (Eindredacteur)Sask i a DamenAnnem ieke Fe rwedaChan ta l Maasakke r s
KO P I JHet volgende NVO-Bulletin (nummer 4,2010) verschijnt in juli 2010. De deadlinevoor kopij is 03-06-2010.Redactie-adres: St. Jacobsstraat 3313511 BP Utrecht, ter attentie vanRinke Bok, [email protected] .
2Ze is altijd geïnteresseerd geweest in
de blik van anderen op de wereld. Mis-
schien dat ze zich daarom al zo lang
verdiept in migranten gezinnen. Ze weet
het niet precies. Maar dat ze bevlogen
raakte, is zeker.
Opgeleid als klinisch psycholoog aan
de universiteit van Amsterdam, kwam
ze op haar 24-ste voor het eerst in con-
tact met Turkse en Marokkaanse gezin-
nen. ‘Ik begon net te werken en ontdek-
te dat mijn beeld van de wereld niet het
enige was, dat ik een mono-cultureel
mensbeeld had. In die gezinnen leerde
ik kijken door de ogen van een ander,
met heel andere normen en waarden,
andere doelen bij de opvoeding van
kinderen.’
Het is een blik die bij veel van de pro-
fessionele opvoeders ontbreekt. ‘Zeker
bij de oudere generatie, die niet in een
multi-etnische omgeving is gesociali-
seerd en is opgeleid in een witte con-
text.’
En dat verklaart voor een deel de
kloof tussen professionals en gezinnen.
Voor een deel. ‘Het is een gelaagde
problematiek’, zegt ze.
A L L O C H T O N E O U D E R S
S C H A K E L E N N I E T S N E L
P R O F E S S I O N E L E H U L P I N
Uit veel van haar onderzoek blijkt dat
jeugdzorg migrantengezinnen te laat
bereikt en niet effectief is. Zodat alloch-
tone jongeren relatief minder terecht -
komen bij de vrijwillige hulpverlening
en zijn oververtegenwoordigd bij de
zwaardere hulpverlening en in het justi-
tiële circuit. Allochtone ouders schake-
len niet snel professionele hulp in. Hoe
komt dat?
Trees Pels: ‘Zij gaan, net als alle
ouders, allereerst te rade bij hun direc-
te vriendenkring. Als ze het daar niet
mee redden, gaan ze eventueel daar-
buiten kijken. Het probleem is dat die
binnencirkel, net als bij autochtonen,
veelal mono-etnisch is. En doorgaans
wat lager opgeleid. Dus daar is ook
weinig kennis over alle mogelijkheden
om met deskundigen in contact te
komen. Er is weinig sociaal kapitaal.’
H E T H A N G T A F VA N D E
I N D I V I D U E L E P R O F E S S I O N A L
Naast die onbekendheid is er ook spra-
ke van wantrouwen. Trees Pels: ‘In dat
netwerk zingen allerlei verhalen rond.
Deels negatieve verhalen en clichés:
ze nemen je kinderen van je af! Het zijn
vaak geen eigen ervaringen, maar ver-
halen van horenzeggen. Die kunnen
wel bang maken. En er is de angst dat
de eigen ideeën over hun problemen of
die van hun kinderen niet herkend of
erkend worden. Dat ze niet serieus
worden genomen.’
En die angst is deels terecht. Deels
niet. ‘Het is langzamerhand een aardig
bejaard probleem’, zegt ze. ‘De afgelo-
pen decennia is er heel wat gebeurd
aan interculturalisatie in de pedagogi-
sche wereld. Allerlei professionals heb-
ben zich in die materie verdiept en doen
hun best om dichter bij de mensen te
staan. Aan de andere kant zijn er ook
veel professionals die dat niet doen en
daar ook niet op worden aangesproken.
Bij veel instellingen is diversiteitsbeleid
niet verankerd, geen onderdeel van de
algehele aanpak. Dus blijft het afhan-
gen van de individuele professional. Als
die verdwijnt, verdwijnt de expertise.
Dat gebrek aan verankering is echt een
groot probleem.’
H E T B E K L I J F T N I E T
Het zou haar een lief ding waard zijn als
de overheid pedagogische instellingen
harder zou aanspreken op hun bereik en
toegankelijkheid voor iedereen. ‘Zodat
die professional – die aan de basis wel-
willend en sensitief bezig is – niet zo
alleen staat. Dat is nu vaak wel het
geval. Vanuit de stad, de provincie en de
centrale overheid komen het geld, de
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
21…>
Opvoedenin de multi-etnischestad
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 2
regels, de procedures en prestatieaf-
spraken. Als er op dat niveau geen eisen
worden gesteld, geen sancties zijn en
diversiteit niet gefaciliteerd wordt, kom je
er als instelling makkelijker onderuit.’
‘Zolang diversiteit in het jeugdbeleid
niet is verankerd, kun je goede praktijken
onderzoeken tot je een ons weegt’, ver-
zucht Trees Pels. ‘We weten inmiddels
wel hoe je allochtone gezinnen kunt
bereiken. Bijvoorbeeld via intermediairs.
Zoals buurtmoeders en contactfunctiona-
rissen uit allerlei etnische groepen die
een brug vormen tussen gezinnen en
pedagogische instellingen en scholen.
Dat werkt prima. Alleen worden die vaak
betaald uit tijdelijke subsidiepotjes. En
zo beklijft het niet.’
M E E T L A D D E R D I V E R S I T E I T
I N T E R V E N T I E S
Uit onderzoek van Trees Pels blijkt dat
aangepaste interventies en methodieken
meer bereik en effect sorteren onder
migrantengezinnen dan de bestaande,
die meestal zijn gebaseerd op de wes-
terse middenklasse. Tot haar vreugde is
daar de laatste tijd meer aandacht voor.
‘Vanuit het Verwey-Jonker Instituut heb-
ben we vorig jaar een studie afgerond:
Meetladder Diversiteit Interventies. Daar-
bij zijn we systematisch nagegaan waar
je allemaal op moet letten om te beoor-
delen of een methodiek diversiteitgevoe-
lig is. Dus: geschikt voor een bredere
categorie dan de witte middenklasse.
Ook het Nederlands Jeugd Instituut heeft
recent onderzoek gedaan naar de diver-
siteitgevoeligheid van erkende interven-
ties voor jeugd en gezin. En: welke inter-
venties er in Nederland zijn die meer bot-
tom-up zijn ontstaan. Die interventies zijn
vaak niet evidence based en ook niet
systematisch beschreven, maar hebben
wel een groot bereik en slaan aan bij
moeilijker bereikbare groepen.’
B A L A N S T U S S E N
M E T H O D I E K E N
Het is zaak een balans te vinden tussen
die twee soorten methodieken, vindt
Trees Pels. En om samen te werken met
organisaties van migranten die met
eigen initiatieven komen om het gat in
de opvoedmarkt te dichten. Als voor-
beeld noemt ze de Marokkaanse vrou-
wenorganisatie Al Amal in Utrecht die
jaren geleden al startte met opvoe-
dingsondersteuning aan de eigen kring.
Ze was er ooit uitgenodigd voor een
bijeenkomst over het gebrek aan com-
municatie tussen moeders en puber-
dochters over relaties en seksualiteit.
‘De zaal zat vol met vrouwen, van vier
generaties. Kom daar maar eens om bij
een Centrum voor Jeugd en Gezin!
Inmiddels zijn ze uitgegroeid tot een
semiprofessionele organisatie en geven
ze ook opvoedingsondersteuning aan
multiproblem gezinnen. Organisaties
als Al Amal zitten dicht bij de bron,
daar komen de vragen binnen en wor-
den antwoorden bedacht. Zij kunnen
een brug vormen naar het reguliere
aanbod, net als intermediairs. Hoe de
schakeling tussen dergelijk initiatief van
onderop en het reguliere aanbod vorm
moet krijgen zijn we nu aan het onder-
zoeken.’
B I J D E O V E R G A N G N A A R
H E T V O O R G E Z E T O N D E R -
W I J S G A AT V E E L M I S
Subsidie voor onderzoek naar meer
diversiteit in het jeugdbeleid komt, via
ZonMW, van de ministeries voor Jeugd
en Gezin en voor Wonen, Wijken en
Integratie van VROM. Een onderdeel
van het programma Diversiteit in het
Jeugdbeleid is de oprichting van drie
Academische Werkplaatsen. In Brabant,
Rotterdam en Amsterdam. Trees Pels is
vanuit haar leerstoel aan de VU, en
namens het Verwey-Jonker Instituut
betrokken bij de Academische Werk-
plaats in haar woonplaats Amsterdam.
‘Wij noemen het niet Academische
Werkplaats, maar Kenniswerkplaats
Tienplus. Die kenniswerkplaats beoogt
te werken aan de kloof tussen de
behoefte aan opvoedingsondersteuning
en het aanbod. En dan specifiek voor
de leeftijd tienplus. Daar hebben we
voor gekozen omdat er vooral bij de
overgang van het basis- naar het voort-
gezet onderwijs veel misgaat. Eigenlijk
valt de hele jeugdketen dan uit elkaar.
Voor allochtonen is dat extra risicovol
omdat bij hen de afstand tot allerlei
voorzieningen toch al zo groot is.’
S A M E N W E R K I N G M E T C J G
In de kenniswerkplaats werken, naast
de genoemde kennisinstituten, de stad
Amsterdam, drie stadsdelen, Hoge-
school INHolland en de academische
werkplaats GGD-AMC samen. Trees
Pels is er heel blij mee. ‘Het mooie van
zo’n werkplaats is dat kennis zo dichter
bij praktijk en beleid staat en daar
dienstbaar aan is. Wat je onderzoekt, is
sneller bruikbaar. En wat er in de prak-
tijk mee gebeurt, kun je sneller analy-
seren en verbeteren.’
Na een jaar voorbereiding is de Ken-
niswerkplaats Tienplus vorig jaar
december van start gegaan. Er is een
aantal deelprojecten, waarin onder
andere nauw met het Centrum voor
Jeugd en Gezin (in Amsterdam: Ouder
en Kind Centrum) wordt samengewerkt.
‘In Amsterdam is er consensus om
het Ouder Kind Centrum te verbinden
aan het onderwijs, zonder de taken van
de school zelf te verzwaren. We zijn al
bezig op een paar scholen voor voort-
gezet onderwijs. Zij hebben vaak hun
handen vol aan problematische kinde-
ren. En ze zien het als een belangrijke
uitdaging om vooral allochtone ouders
dichter bij de school te halen. Sommige
scholen organiseren daarvoor ouder-
ochtenden, andere scholen worden al
moe bij het idee. Door het Ouder Kind
Centrum aan de school te verbinden,
hoeven scholen dat niet meer allemaal
zelf te doen. Ze kunnen hun pedagogi-
sche verantwoordelijkheid delen met
een andere partner, die laagdrempeli-
ge ondersteuning biedt. Misschien kan
zo ook het preventieve vangnet verbe-
terd worden.’
3
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
…> 4
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 3
L A S T I G E V R A G E N V O O R
D E W I T T E P R O F E S S I O N A L
In een ander project onderzoekt de ken-
niswerkplaats de inhoud van opvoe-
dingsondersteuning. Moet die niet wor-
den aangevuld? Trees Pels: ‘Uit allerlei
onderzoeken van mij en collega’s komt
steeds weer naar voren dat er vragen
over de opvoeding zijn waar je als witte
professional niet zo makkelijk op ingaat.
Zoals: hoe voed je je kind op als moslim
in Nederland? Hoe leer je het omgaan
met de constante stroom aan negatieve
berichten en beeldvorming? Zeker voor
Marokkaanse ouders is deze stigmatise-
ring een taakverzwaring in de opvoeding.
Maar ook andere groepen hebben daar
last van. We willen kijken hoe je ouders,
maar ook bijvoorbeeld leerkrachten, daar
pedagogisch in kunt ondersteunen. Daar-
naast bekijken we de laagdrempelige
opvoedingsondersteuning van Triple P,
die in Amsterdam stadsbreed wordt inge-
voerd. Samen met de uitvoerders gaan
we na hoe dit programma nog verbeterd
kan worden om optimaal op de situatie
en vragen van ouders aan te sluiten.’
Via de samenwerkingspartner INHol-
land werpt de kenniswerkplaats ook
een blik op de professionalisering. ‘Uit
inventarisaties blijkt dat er mondjes-
maat aandacht is voor diversiteit in
opleidingen’, zegt Trees Pels. ‘INHolland
neemt een kijkje in eigen keuken en
maakt werk van diversiteit. Dat gebeurt
onder andere door studenten onder
begeleiding te laten participeren in
onze onderzoeken in het veld.’
A F S T E M M I N G
P E D A G O G I S C H A A N B O D
Een van de belangrijkste onderdelen
vindt Trees Pels het project dat een visie
wil ontwikkelen op de schakeling tus-
sen zelforganisaties van migranten en
het reguliere aanbod aan opvoedings-
ondersteuning.
‘Vanuit het Verwey-Jonker Instituut heb-
ben we al eerder onderzoek gedaan
naar het grensvlak tussen het institutio-
nele pedagogische aanbod aan gezin-
nen en de civil society, het vrijwilligers-
aanbod. Gemeenten worstelen erg met
de vraag hoe je die twee aan elkaar
kunt passen. Dat moet wel gebeuren,
anders houd je twee gescheiden circuits.
En missen reguliere instellingen de kans
op een beter bereik aan de onderkant
en de kans om te leren van de innovatie
van onderop.’
Volgens Trees Pels moet het reguliere
aanbod aan opvoedingsondersteuning
permanent in beweging blijven. ‘De pro-
blematiek en de beleving daarvan, laat
allerlei verschuivingen zien en dus nieu-
we vragen waar het professionele aan-
bod aan moet voldoen. Zo komen er
steeds meer gemengde huwelijken die
onherroepelijk nieuwe opvoedingsvra-
gen oproepen. Ook gemengde huwelij-
ken met iemand uit het land van her-
komst, die helemaal opnieuw moet
beginnen met een partner die hier is
gesocialiseerd.’
Ook zo’n kwestie die sterk in bewe-
ging is, is de rol van vaders als opvoe-
ders. ‘Net als bij autochtonen zie ik bij
Marokkaanse gezinnen nieuwe taak -
verdelingen. Voorheen waren de taken
gescheiden; moeders zorgden voor zorg
en troost, vaders waren de autoriteit in
de familie, de morele leidsman en
onderhielden de contacten met instellin-
gen. Inmiddels treden meer moeders
naar buiten en blijven meer vaders een
dag thuis om voor hun kinderen te zor-
gen. De vraag van vaders naar opvoed-
cursussen neemt toe. Vaders claimen
een deel van de opvoeding en moeders
moeten dat afstaan. Het is van belang
dat instellingen in hun aanbod op deze
ontwikkelingen inspelen.’
M I S S C H I E N T O C H
E T N I S C H E R E G I S T R A T I E
Wat vindt ze als pleitbezorger van veran-
kering van diversiteit in het jeugdbeleid
van registratie op etniciteit? Moeten de
Centra voor Jeugd en Gezin daar maar
eens mee beginnen?
‘Het probleem van bereik en toeganke-
lijk van algemene instellingen speelt al
minstens 25 jaar. Langzamerhand word
ik een beetje ongeduldig en ben ik tot
de conclusie gekomen dat we het goed
moeten overwegen. Als je het aan de
vrije markt overlaat, komt er weinig van
terecht of gaat het veel te langzaam.
Zeker sinds er begin deze eeuw moeilij-
ker gedacht wordt over cultuurverschil-
len, is diversiteitsbeleid minder vanzelf-
sprekend geworden. Er is meer weer-
stand tegen het idee dat onze instellin-
gen zich zouden moeten aanpassen aan
migranten en hun nakomelingen.’
Indertijd was ze heel blij dat minister
Rouvoet de Centra voor Jeugd en Gezin
in het leven riep. ‘Eindelijk een breed,
laagdrempelig instituut waar ook alloch-
tone ouders terechtkunnen voor opvoe-
dingsondersteuning. Maar dat dit gaat
lukken is niet vanzelfsprekend, en daar-
om vind ik dat de Centra voor Jeugd en
Gezin zich inderdaad moeten verant-
woorden: bereiken ze een evenredig
aantal allochtone gezinnen gezien de
regio die ze moeten bedienen? Bereiken
ze dezelfde mate van tevredenheid bij
allochtone als bij autochtone klanten?
Vinden allochtone ouders dat er goede
en passende opvoedingsondersteuning
wordt geboden? Ik ben voor een sterke-
re vorm van het aanspreken van instel-
lingen daarop. Misschien moet dat via
etnische registratie. Ik zie niet direct hoe
het anders zou moeten.’
ANN EM I E K HAA L BOOM
n Het onderzoek ‘Verschillen in de
etnische achtergrond van forensische
en reguliere jeugd-ggz-cliënten’ van
Albert Boon, Anna de Haan en Sjouk
de Boer, gepubliceerd in het eerste
nummer van Kind en Adolescent van
dit jaar, kreeg veel belangstelling in
de mainstream media. In het
volgende NVO-Bulletin aandacht
voor dit onderzoek en een gesprek
met de opsteller(s).— RB
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
43 …>
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 22:59 Pagina 4
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
5
Dit is de derde aflevering van
de rubriek ‘De Knuppel’, een nieuwe
columnachtige rubriek, die tot enig
gekrakeel zou kunnen leiden in het
pedagogische hoenderhok.
Het gaat níet over personen,
wel over clichés, heilige huisjes,
vastgeroeste standpunten,
vanzelfsprekendheden, tunnelvisies
enzovoort. De knuppel zal voor
ieder nummer aan een andere
auteur worden doorgegeven.
Uiteraard zijn uw reacties
van harte welkom: [email protected]
We zullen ze – zo nodig ingekort –
in het volgende NVO-Bulletin
opnemen.
Waar heeft de pedagoog zich toch verstopt?, vroeg ik mij laatst af tijdens hetbekijken van de documentaire ‘Sam’ van Ria Bremer. De oud AVRO-coryfee volgt delevensgeschiedenis van Sam, een jongen die door een onbekende spierziekte doof,blind en zeer ernstig motorisch beperkt is geworden en uiteindelijk permanentbeademd wordt. De achterliggende vraag was: wat is kwaliteit van leven en wiebepaalt dat? In de documentaire komt steeds opnieuw de behandelend arts vanhet Sophia Kinderziekenhuis in beeld. Andere professionals zien we alleen op deachtergrond; ze worden niet met naam en discipline genoemd en ze worden nietgeïnterviewd. Als ik langer kijk, groeit bij mij de ergernis. Niet over dedocumentaire, maar over iets wat hij illustreert. Hoe komt het toch dat als het gaatom zoiets belangrijks als passieve of actieve levensbeëindiging van kinderen metbeperkingen, steeds weer een arts met zijn snufferd op tv komt? Waar zijn in ditdebat de pedagogen gebleven? Gaandeweg de documentaire blijkt dat Sam er nu niet meer was geweest als zijn
ouders naar de behandelend arts hadden geluisterd. Zonder zijn ouders had dezewaarschijnlijk hoogbegaafde man geen kennis kunnen vergaren en niet meerkunnen communiceren met zijn omgeving. Zijn ouders vochten voor een doventolken onderwijs, tot de rechtbank aan toe. Opnieuw vraag ik mij af wanneer eenvakgenoot nu eindelijk eens een duit in het zakje doet. De orthopedagoog is tochbij uitstek de aangewezen persoon om te wijzen op mogelijkheden omontwikkeling te bevorderen bij kinderen met (meervoudige) beperkingen? Dat er geen pedagoog in de documentaire in beeld komt, hoeft niet te betekenen
dat er geen pedagogische betrokkenheid is geweest bij deze casus, en al helemaalniet dat dit geval representatief is voor andere casuïstiek. Bovendien is devoorstelling van de praktijk gedateerd: zijn we niet al lang afgestapt van hetmedisch model? Er wordt toch naar `passend onderwijs’ gestreefd voor kinderenmet beperkingen? Allemaal waar, maar betekent dat dan ook dat wij als pedagogen tegenwoordig
wél bepalend zijn als het gaat om ingrijpende beslissingen over behandeling vankinderen of wilsonbekwame volwassenen? Slaan we bijvoorbeeld met onze vuist optafel als in zorginstellingen gedragsregulerende medicatie, separatie of fixatie wordtgerechtvaardigd op basis van organisatorische of financiële redenen? Weigeren wijallemaal, zonder uitzondering, een zorgplan te ondertekenen als wij het hier nietmee eens zijn? En maken wij een vuist voor cliënten waarbij vrijheidsbeperkendemiddelen worden toegepast terwijl ze ‘vrijwillig’ zijn opgenomen? Eerlijk gezegd denk ik dat deze vragen met ‘nee’ moeten worden beantwoord.
Ik realiseer me dat ook ik me veel te vaak voeg naar de gestelde kaders. Ik moetde eerste collega nog tegenkomen die het management bij wijze van spreken overhet bureau durft te trekken. Ik weet dat er nauwelijks pedagogen te vinden zijn,met uitzondering van enkele mannelijke exemplaren, die met hun kop op detelevisie durven als het gaat om belangrijke maatschappelijke kwesties. In demedia wordt de laatste tijd veel gediscussieerd over de slapte van mensen diepassief toekijken bij zinloos geweld, en ik vraag me af: zijn wij pedagogen eigenlijkniet van een bijzonder slap soort? Na afloop van de documentaire is mijn ergernis gelukkig omgeslagen in een
gevoel van strijdlust. Wij pedagogen moeten een voorbeeld nemen aan andereberoepsgroepen, zoals artsen, die gevraagd en ongevraagd verkondigen waar zevoor staan en wat hun meerwaarde is tegenover andere disciplines. Dus bij dezeneen oproep: neem jezelf en je beroep serieus en sla eens vaker met je vuist optafel, BAMM!
SA SK I A DAMEN
BAMM!!
D E K N U P P E L
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:00 Pagina 5
W I E N E E M T N U E E N
O R T H O P E D A G O O G
Z O N D E R W E R K -
E R V A R I N G ?
Door de ingewikkelde procedure
was het me niet gelukt om stage te
lopen bij Molendrift dat mij als de
ideale werkplek voor ogen stond. Op
advies van het hoofd van de Genera-
listenopleiding schreef ik een open
sollicitatiebrief. Aarzelend, want wie
neemt er nu een orthopedagoog aan zonder werkervaring? Op
zijn minst een goede sollicitatie-ervaring, dacht ik. Ik was dan
ook verbaasd toen ik werd uitgenodigd voor een sollicitatie -
gesprek en toen ik na een paar dagen hoorde dat ik was aan-
genomen kon ik mijn oren niet geloven. Ik kon na de zomerva-
kantie beginnen en ik had dan nog niet eens officieel mijn bul!
Eenmaal aan het werk werd ik bevestigd in mijn toekomst -
ideaal: dit is wat ik wilde.
Ik merkte dat mijn jonge leeftijd zowel voor- als nadelen
had. Bij ouders zag ik soms dat ze even moesten slikken als ze
mij als hun behandelaar naar beneden zagen komen. Het
stond haast op hun voorhoofd geschreven: ‘Dat meisje heeft
vast niet zo veel ervaring en zij gaat ons kind onderzoeken?’
Sommige ouders gaven dit ook aan door bij de eerste kennis-
making te zeggen: ‘Jij bent nog niet zo oud hè?’ of ‘Jij werkt
hier vast nog niet zo lang!’
Ik had daar in het begin best moeite mee. Ik kreeg haast
medelijden met ouders dat ze het met mij moesten doen, en ik
had het gevoel dat ik me tegenover hen moest bewijzen.
Voor mijn gevoel moest ik meer doen dan mijn oudere colle-
ga’s om het vertrouwen van ouders te winnen. Gelukkig werd
ik bij Molendrift goed begeleid en ik heb nooit het gevoel
gehad dat hulp van mij onderdeed voor die van een meer
ervaren collega.
6C H R I S T A S T E N E K E Rwerkt sinds twee jaar als
orthopedagoog bij Molendrift,een hulpverleningsinstelling ophet gebied van leer-, gedrags-
en opvoedingsproblemen inGroningen. In september 2009
is ze begonnen aan deopleiding tot Orthopedagoog-
Generalist bij het UPO-G.Tot zover niet veel bijzonders.
Maar nu: Christa is 23 jaar.In onderstaande bijdrage
vertelt ze waar ze als jongeortho pedagoog tegenaan liep,en soms nog steeds tegenaan
loopt, maar ook welkevoordelen ze van haar jonge
leeftijd ervaart.
Op mijn 18e vertrok ik naar Groningen om orthopedagogiek te
gaan studeren. Ik kreeg al snel te horen dat ik naast mijn stu-
die ‘werkervaring’ op moest doen. Ik kreeg een leuk oppas-
gezin met drie schatten van kinderen en hielp als PGB-bege-
leider een jongen van 15 jaar met het syndroom van Asperger
bij het maken van zijn huiswerk. Ik meldde me aan als testlei-
der bij de universiteit en werkte mee aan verschillende pro-
jecten en onderzoeken. Tijdens mijn stage in het laatste jaar
van de studie maakte ik ‘echt’ kennis met het werkveld. Bij de
ambulante begeleiding vanuit het CSBO in Groningen deed ik
onderzoek, en gaf ik individuele begeleiding aan kinderen
met lees- en spellingproblemen. Ik leerde veel en met name
door de complimenten, aanmoedigingen en goede feedback
van mijn toenmalige stagebegeleiders en de universiteit,
groeide mijn zelfvertrouwen als orthopedagoog. Ik wist wat ik
wilde: een leuke baan als orthopedagoog en zo snel mogelijk
beginnen met de opleiding tot NVO Orthopedagoog-Genera-
list.
1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0
De voor(oor) -delen van
JONG Z
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:22 Pagina 6
V O O R D E L E N
Langzamerhand begon ik ook de voordelen van mijn leeftijd
in te zien. Ik was zelf nog niet zo lang van de basis- en mid-
delbare school. Ik herkende nog veel lesmethoden en wist mij
nog veel van mezelf als scholier te herinneren. Pubermeisjes
vonden het heel leuk om met mij te praten over tv-program-
ma’s als ‘America’s next top model’ of ‘Grey’s Anatomy’, waar
zowel zij als ik naar keken. Ook konden we het na de bege-
leiding hebben over waar ik of zij toch dat leuke jasje had
gekocht en of zij al naar de nieuwe ‘Zara’ in de stad waren
geweest. Ook puberjongens gaven aan blij te zijn dat ik hun
begeleider was en dat ik niet zo was als één van ‘die oude
taarten’ met wie ze op school moesten praten. Ik begon mijn
leeftijd bij het aansluiting zoeken met pubers te ervaren als
een groot voordeel en merkte dat ik met deze gelijkwaardige
relatie op zich al heel veel kon bereiken.
A F E N T O E N O G H I N D E R
Inmiddels zijn we twee jaar verder. Af en toe ondervind ik nog
hinder van mijn leeftijd.
Wanneer ik een gesprek heb met een leerkracht op een
school die mij nog niet eerder heeft ontmoet, sta ik er niet
meer van te kijken wanneer ik door de betreffende leerkracht
eerst straal genegeerd word.
Het verbaast mij ook niet wanneer de persoon in kwestie
als hij voor de tweede keer langsloopt vraagt ‘wat hij voor me
kan doen’. Wanneer ik mijn naam zeg, kan hij dan ook alleen
maar stamelen: ‘Oh, dus u bent…’. Dit ervaar ik niet alleen
op scholen, maar zelfs laatst bij de praktijkavond
(Ortho)pedagogiek van de NVO voor studenten. Alle studen-
ten staan bij de ingang van de zaal in de rij om zich aan te
melden. Ik loop hier als spreker ‘stoer’ langs, hoewel die mei-
den maar een paar jaar jonger zijn dan ik. Zelf ben ik inder-
tijd als student ook naar deze informatieavond geweest en
hoorde het praatje van een medewerker van Molendrift.
Nu vond ik het leuk om als orthopedagoog die informatie
gaat geven aan de andere kant te staan. De organisator van
de avond ontvangt in eerste instantie echter wel de mannelij-
ke orthopedagoog van een jaar of vijftig die achter mij staat,
maar reageert pas op mij als ik me voorstel.
G E E F J O N G E O R T H O P E D A G O G E N
E E N K A N S
Inmiddels ben ik bijna een jaar bezig met de opleiding tot
Orthopedagoog-Generalist. Toen ik begon aan de opleiding
vreesde ik opnieuw dat medestudenten veel meer kennis
zouden hebben dan ik. Maar ik merkte al snel dat ik tijdens
het jaar dat ik gewerkt had al best wel wat kennis had opge-
daan en dat ook ik wel iets in kon brengen. Hoewel ik de
jongste ben, voel ik me nu tijdens colleges en discussies
gelijkwaardig aan de rest. Ik heb al veel van de opleiding
geleerd, zowel qua inhoudelijke kennis als qua persoonlijk-
heid. Zo heb ik ontdekt dat ervaring niet alles zegt. Het gaat
vooral ook om de persoon die je bent, met je eigen persoon-
lijke kwaliteiten en de manier waarop je omgaat met mensen
en met nieuwe informatie. De hoeveelheid bagage die je aan
ervaring hebt, is hierbij van ondergeschikt belang. Het gaat
erom wat je met je bagage doet, wat je uitstraalt naar ande-
ren en dat je stevig in je schoenen staat. Ik weet inmiddels
dat ik trots op mezelf mag zijn en vertrouwen mag hebben in
mezelf als orthopedagoog. Ik ben waarschijnlijk niet voor
niets zo jong al zo ver gekomen. Hierbij dan ook een indirec-
te oproep aan alle werkgevers die mijn verhaal lezen. Geef
jonge orthopedagogen een kans om te laten zien wat ze in
huis hebben, om zich te ontwikkelen en laat ze leren van
meer ervaren collega’s.
CHR I S TA S T EN E K E R
1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0
7
G ZIJN Chr i s ta S teneker
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:22 Pagina 7
In het opleidingstrajectvan de NVO Orthopedagoog-
Generalist is een belangrijke rolweggelegd voor bevoegde
supervisoren. Om te kunnenworden ingeschreven in het
supervisorenbestand NVOOrthopedagoog-Generalist
moet men onder andere ‘metgoed gevolg de supervisoren -opleiding tot supervisor NVO
Orthopedagoog-Generalisthebben afgerond’. Opleidingen
die kunnen worden gevolgdzijn ‘Supervisie geven aan
Orthopedagoog-Generalisten inopleiding’ bij RINO Zuid en
‘Supervisie geven aan gedrags -wetenschappers in het kadervan post-master registratie -trajecten’ bij GITP PAO (deze
zijn voorlopig geaccrediteerd).De eveneens door deze laatsteopleidings instelling verzorgde
geaccrediteerde opleiding‘Supervisie geven aan gedrags -
wetenschappers’ is vijf jaargeleden ontwikkeld door Marja
Hodes en Heleen van Praag.De laatste drie jaar geeft Marja
Hodes de cursus samen metB R A M D E M U Y N C K .
Die vertelt hieronder samenmet G E E S J E B R O U W E R ,
(nog net) student hoe zij decursus ervaren.
1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0
8cursisten nogal van de inhoud van het
programma. We hebben toen besloten
om tijd te gaan investeren in intakege-
sprekken. Cursisten beschrijven vooraf
een begeleidingsproces, formuleren
hun leerbehoeften, en daarover gaan
we het gesprek aan. Dit stelt ons in
staat goed af te stemmen op de groep.
We merken dat in het intakegesprek het
leerproces al begonnen is.’
A A N J A G E R I N D E E I G E N
V O R M I N G
De rol van de supervisor is groot in het
opleidingstraject tot Orthopedagoog-
Generalist. Is deze groep er klaar voor?
Bram de Muynck: ‘Ja, wij denken van
wel. Cursisten zeggen aan het einde dat
ze zich nog beginnelingen voelen. Vaak
gaat er een nieuwe wereld open met
een eigen begrippenkader. Iemand zegt
dan: “Supervisie is echt wel heel anders
dan hulpverlening”. En dat is waar:
supervisie is begeleidingskunde en geen
hulpverlening. Maar het gevoel van
beginneling kun je als supervisor blijven
houden, omdat zich steeds weer nieuwe
en verrassende dingen blijven voordoen.
De cursus is misschien niet meer dan
een stevige aanjager in de vorming die
je doormaakt in je begeleidingsrol. Ieder
jaar zijn er cursisten die na afloop een
groepje vormen om met elkaar intervisie
te gaan doen. Met als onderwerp: inter-
visie over supervisie geven.’
Bram de Muynck vertelt dat ze ieder jaar
mensen hebben gehad die zeiden dat
de cursus ze echt heeft veranderd. ’Het
is een cadeautje om dat te horen, want
behalve theorie aandragen en bespre-
ken en veel oefenen, zijn de mensen
vooral met hun eigen leervragen aan het
De super vopleiding
Meer informatie over supervisie in
het kader van de NVO Ortho peda -
goog-Generalist en de eisen voor
registratie vindt u in de registratie -
brochure www.nvo.nl > NVO
registraties en op de supervisoren -
pagina op het ledengedeelte van
de website.
FO
TO
: JAAP M
AARS
B R A M D E M U Y N C K
D O C E N T
Bram de Muynck is orthopedagoog en
docent bij de supervisorenopleiding.
Wat is volgens hem een belangrijke
eigenschap van een goede supervisor
en hoe leren jullie dit aan de mensen
in de opleiding?
‘Een supervisor moet vooral goed zijn
in de afstemming op de leervragen van
de orthopedagoog in opleiding. Super-
visie is niet het afdraaien van een aan-
tal lesjes volgens een bepaald schema.
Supervisie is ook niet het nakijken of
iemand zijn werk wel goed heeft
gedaan. In supervisie brengt iemand
een werkervaring in (op afstand van het
werk) en daar ga je als supervisor en
supervisant(en) heel goed naar kijken.
Zo’n werkervaring kan zijn: een lastig
gesprek met een groepsleider of een
ouder, maar het kan ook gaan over
diagnostiek, bijvoorbeeld: hoe kom ik
nu tot goede hypothesen?’
A F S T E M M I N G O P
D E G R O E P
De opleiding loopt vijf jaar. Zijn er in
deze tijd aanpassingen in het pro-
gramma geweest op basis van de
ervaringen, ook van de docenten?
‘De belangrijkste aanpassingen
betroffen de compositie van de oplei-
ding. We hebben de opbouw wat logi-
scher gemaakt door de onderwerpen
parallel te laten lopen aan de fasen van
het supervisieproces.
In een van de eerste cursusgroepen
verschilden de verwachtingen van de
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:28 Pagina 8
Ze stelt dat rust en reflectie vaak onder
druk staan in deze tijd waarin produc-
tiecijfers en snelle, geprotocolleerde
zorg hoog op de agenda staan. ‘Ik wil
daarom graag een pleidooi houden
voor het belang van goede supervisie in
de opleiding van gedragswetenschap-
pers. Ook daarna is blijvende intervisie
mijns inziens onontbeerlijk. De per-
soonlijke en relationele kwaliteiten van
de professional bepalen immers vaak
het succes van de behandeling.’
I N Z I C H T I N P A R A L L E L -
P R O C E S S E N
Geesje Brouwer was al gestart met
supervisie geven voordat ze aan deze
opleiding begon. ‘Bij mijn vorige super -
visanten had ik wat meer moeite om
supervisie en werkbegeleiding goed te
scheiden, nu verloopt dat een stuk beter.
Het is heel leerzaam je vragen vanuit de
supervisiesessies, natuurlijk anoniem,
tijdens de bijeenkomsten in te kunnen
brengen. De docenten creëerden daarbij
al snel een veilige leersituatie in de
groep. Net zoals een beginnende
gedragswetenschapper onzeker is over
de eigen beroepskwaliteiten, heeft de
beginnende supervisor dat natuurlijk
ook. Ik heb tijdens de opleiding vooral
meer inzicht gekregen in het optreden
en kunnen benutten van parallelproces-
sen. Een situatie waar je supervisant
tegen aanloopt kan zich verplaatsen
naar het supervisieproces.’
‘Of ik klaar ben nu om als supervisor
aan de slag te gaan? Wellicht ben je
nooit helemaal klaar. Ik denk dat je je
moet blijven ontwikkelen in dit mooie
vak waarbij altijd je persoon in het
geding is. Ik voel mij in ieder geval beter
toegerust en misschien ben ik inmiddels
“goed genoeg”…
L I S E T T E D E J ONG / R I NK E BOK
1 1 E J A A R G A N G • N U M M E R 3 • M E I 2 0 1 0
Geesje Brouwer: ‘Ik had al jarenlang in
verschillende functies stage- en werk-
begeleiding gegeven en ik was direct
enthousiast om nu ook gedragsweten-
schappers in hun vervolgopleiding te
gaan superviseren. Omdat ik mij er ter-
dege van bewust was dat supervisie
meer is dan “je vak overdragen”, had ik
behoefte aan meer kennis en vooral
ook aan vaardigheden die je nodig
hebt om een goede supervisor te wor-
den. Daarom meldde ik me aan bij de
supervisorenopleiding.’
T H E O R I E E N P R A K T I J K
Inmiddels heeft ze de opleiding bijna
afgerond. En die heeft aan haar ver-
wachtingen voldaan. ‘Er wordt een flink
stuk theorie geboden. Maar het is fijn
dat je tijdens de bijeenkomsten direct
praktisch gaat oefenen aan de hand
van die theorie.
De bijeenkomsten zijn intensief en
levendig. Er is veel ruimte voor inbreng
van de deelnemers die allemaal vanuit
verschillende werkvelden ervaring met
zich meebrengen. Omdat er steeds een
maand tussen de bijeenkomsten zit, is
er voldoende tijd om de inhoud te laten
bezinken en om er in je eigen werksitua-
tie mee aan de slag te gaan. Het is dus
wel nodig dat je tijdens de opleiding ook
al een of meer supervisanten hebt.’
R U S T E N R E F L E C T I E
Geesje noemt als een van de belang-
rijkste punten dat ze geleerd heeft om
veel meer aan te sluiten bij het proces,
de leervragen en leerstijl van de super-
visant.
‘Door het jarenlang geven van werk-
begeleiding had ik toch een neiging
ontwikkeld om meer adviserend en
oplossingsgericht te werk te gaan. Ter-
wijl het er in de supervisie om gaat dat
iemand vooral zijn eigen vaardigheden
als professional ontwikkelt.
Geheel onverwacht merkte ik dat
positieve effecten van reflectie over mijn
kwaliteiten en valkuilen als supervisor
ook buiten de supervisiesessies optra-
den, bijvoorbeeld in de omgang met
eigen cliënten en collega’s.’
er visoren-g werk. Kennelijk is het gelukt om een
goede leeromgeving te creëren. We wer-
ken ook veel met video. Cursisten mer-
ken dan dingen op die ze nog nooit eer-
der hebben gezien, zelfs al heeft men
een therapieopleiding gehad. Dat is
iedere keer weer verrassend. Fascine-
rend is om te zien dat iedereen op zijn
eigen manier leert. We gaan uit van
ervaringsleren, zoals je dat ook in super-
visie doet.
Ik ben docent in verschillende master-
opleidingen en andere scholingstrajec-
ten, maar dit is beslist de leukste cursus.
Cursisten hebben doorgaans veel erva-
ring, kennen de ins en outs van het vak,
en hebben daarom zelf veel in te bren-
gen. Het is geweldig leuk om met ze
mee te mogen kijken. De motivatie van
de cursisten is groot en ik kijk altijd weer
uit naar de volgende cursusdag. Het is
ook een groot plezier om met Marja
Hodes samen te werken. We zijn goed
op elkaar ingespeeld en bevredigend is
ook dat we steeds weer nieuwe dingen
leren en ontwikkelen.’
G E E S J E B R O U W E R
S T U D E N T
Geesje Brouwer werkt als orthopeda-
goog/gz-psycholoog bij de divisie kin-
deren en jeugdigen van Mondriaan
GGZ in Heerlen. Een paar jaar geleden
werd ze gevraagd of ze binnen de
instelling supervisie wilde gaan geven
aan gz-psychologen in opleiding.
n Zie ook oproep jaarlijkse supervisoren -
avond op pagina 13.
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:28 Pagina 9
10Online hulpverlening wordt nietmeer gezien als een modieuze
gril van een paar computer -nerds. Serieuze instellingen alsGGZ en Jeugd Riagg maken ergebruik van als aanvulling op
hun aanbod. Een serie vanpositieve publicaties volgt oponderzoek waaruit blijkt datonline hulpverlening werkt,
doet het wantrouwen bijprofessionals en het grotepubliek slinken. ‘Zorg op
afstand is het nieuwe tover -woord’, kopte de Volkskrant
onlangs. Tegelijkertijd neemt debezorgdheid over de wildgroei
aan helpsites voor jongerentoe. Ouders kunnen voor hulp
en advies bij opvoeding viacyberspace al geruime tijd
terecht bij een aantal sites dathet Lieve-Lita-stadium allang isontstegen. Voorlopers voor zo’nverantwoorde aanpak vormen
de pedagogen vanO N L I N E P E D A G O O G . N L .
Barbara Arbesser-Rastburg
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
FO
TO
: RIN
KE BO
K
Barbara Arbesser-Rastburg studeerde
samen met Eveline Groeneveld peda-
gogiek in Utrecht. De beide orthopeda-
gogen vonden werk op verschillende
plaatsen in Nederland. Eveline toog
naar Enschede en Barbara begeleidde
zelfs een tijdje opvoeders in een kinder-
tehuis in Zuid-Amerika, maar ze bleven
contact houden. Samen zonnen ze op
een manier hoe je ouders die met een
‘licht probleem’ kampten, zou kunnen
bedienen. ‘We kregen veel te horen als
we bijvoorbeeld op verjaardagsfeestjes
vertelden dat we orthopedagoog
waren,’ zegt Barbara. ‘Soms ernstige
problemen, maar ook veel zaken waar-
mee je niet direct mee naar de huisarts,
de GGD of een andere hulpverlener zou
gaan. Veel van die ouders zochten toch
al online naar informatie, dus dat leek
ons een logische plek om hen tegemoet
te treden.’
De man van Eveline studeerde af als
technisch informaticus aan de universi-
teit van Twente en startte El Niño, een
ICT-bedrijf dat de basis vormt voor de
onlinepedagoog.
G R E N Z E N
De hulpverlening beperkt zich dus tot
‘lichte problemen’. Barbara: ‘Als we de
indruk hebben dat het gaat om meer
complexe problematiek, en om systemi-
sche problemen, proberen we mensen
naar een verwijzing te begeleiden. We
doen in ieder geval niet aan diagnos-
tiek. Daarvoor heb je toch direct contact
nodig, je zou bijvoorbeeld ook moeten
kunnen observeren.’
De meestvoorkomende vragen gaan
over jonge kinderen: opstandige kinde-
ren, slaapproblemen, niet naar bed wil-
len, problemen op school, pesten en
dergelijke.
‘We zijn ons zeer bewust van de
grenzen van onze online hulpverlening.
We pretenderen niet een volledig op de
persoon afgestemd advies uit te bren-
gen. We leggen bewust geen dossiers
aan. Wel houdt de cliënt de neerslag
van de e-mail en chatsessies ter
beschikking. Voor die sessies maken
we overigens gebruik van geavanceer-
de encryptie om de privacy te waarbor-
gen. We hebben ons dan ook onverkort
verbonden aan de NVO-beroepscode,’
zegt Barbara.
E - M A I L E N C H AT S E S S I E S
Op www.onlinepedagoog.nl vindt de
bezoeker onder andere nieuwsberich-
ten en artikelen. Uiteraard stellen de
orthopedagogen zich daar voor, en er
wordt uitgelegd hoe het systeem werkt
en wat hij moet doen, desgewenst toe-
gelicht in voorbeeldfilmpjes.
Online =
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:01 Pagina 10
11
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
P E R E - M A I L G E S T E L D E H U L P V R A A G
‘Hallo Online Pedagoog,
Onze zoon Jesse (5) is het afgelopen jaar erg bazig tegen zijn klas -
genoten. Hij zit in groep 2 en heeft geen problemen om mee te komen.
Hij is al bezig met leren lezen en schrijven omdat hij zich een beetje
verveelt op school. Hij voetbalt graag en speelt graag op de computer.
Wanneer ik (moeder) wegga, begint Jesse te huilen. Hij heeft maanden
niet bij anderen willen spelen, alleen bij ons thuis. Sinds een half jaar
heeft hij last van nachtmerries. Zodra wij hem naar bed hebben
gebracht, roept hij na 1 minuut al dat hij niet kan slapen. Als we dan niet
komen, begint hij te gillen, krijsen, schreeuwen en huilen. Vaak komt hij
uit bed naar beneden. Wij brengen hem dan weer naar boven maar het
wordt altijd een strijd.
Hoe moeten we hiermee omgaan? Wij zijn zo ongeveer ten einde raad…’
Simon en Diana
E E N O N L I N E C O N S U L T
A N T W O O R D V I A E - M A I L V A N D E O N L I N E P E D A G O O G :
Gebruikers maken eenmalig (gratis)
een account aan. Dan kunnen ze via
een kalender een afspraak maken met
een van de orthopedagogen voor een
chatsessie of vragen stellen per e-mail.
Dan moet eerst via Ideal een betaling
worden gedaan van € 12,95 per e-mail
of € 14,95 per 30 minuten voor een
chatsessie. Eerdere chat-sessies, e-
mailcorrespondentie en betalingsover-
zichten kunnen worden teruggekeken.
Van de betalingen kan een factuur wor-
den gedownload voor declaratie bij de
zorgverzekeraar.
Hiernaast is een voorbeeld van een
e-mailsessie opgenomen. De antwoor-
den bij de voorbeelden die ik mocht
inzien waren uitgebreid, soms zo’n
1800 woorden. Dat was vooral het
geval bij de wat lastiger cases, waarin
ook verwijzingen naar andere hulpver-
leners waren opgenomen. Vanwege de
beperkte ruimte is in dit voorbeeld bijna
de helft van de antwoorden van de
pedagoog weggeknipt. Bij de verwijder-
de tekst – aangegeven als (…) – gaat
het meestal om een verdere uitwerking
en uitleg. Uiteraard is het voorbeeld
door de pedagoog geanonimiseerd.
R B
e =in
Beste Simon en Diana,
Hartelijk dank voor uw e-mail aan Online Pedagoog. Ik kan me goed voorstellen
dat het gedrag van jullie zoon rond de bedtijd jullie zorgen baart.
Allereerst zal ik iets vertellen over de belevingswereld van vijfjarige kinderen in
het algemeen. Daarna zal ik wat tips geven met betrekking tot uw zoon.
Kinderen van ongeveer vijf jaar maken grote stappen in hun cognitieve
ontwikkeling door. Dit is op vele terreinen te merken: (…)
Wat vijfjarige kinderen nog niet altijd kunnen, is fantasie van werkelijkheid
onderscheiden. Of dit de reden is dat nachtmerries zich juist op deze leeftijd zo
vaak manifesteren is nog niet wetenschappelijk bewezen, maar (…). Milde
angsten voor monsters, heksen en andere magische sprookjesfiguren zijn op
vijfjarige leeftijd geen uit zondering.
Kinderen van deze leeftijd zijn ook tot het besef gekomen dat de aan wezigheid
van de ouder niet zo vanzelfsprekend is als ze op jongere leeftijd dachten (…)
Een nieuwe soort separatieangst doet zich bij sommige kinderen voor, die na
verloop van tijd in de meeste gevallen weer vanzelf verdwijnt. (…)
Jullie zoon heeft blijkbaar ook dikwijls last van nachtmerries. Mede hierdoor kan
het gaan slapen een angstige situatie voor hem vormen. (…)
Uit jullie mailtje blijkt veel betrokken heid, wat natuurlijk een hele belangrijke
positieve factor is. Jullie frustratie kan ik me goed voorstellen.
Ik heb een aantal tips voor jullie opgesteld. Wellicht hebben jullie een aantal
zaken al geprobeerd: …> 12
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:02 Pagina 11
12Soms helpen boeken kinderen om hun gevoelens beter
onder woorden te brengen.
Voorbeelden van semi-therapeutische boeken over slaap-
angst zijn:
n ‘Ook draken moeten slapen’ van Jeanne Willis
of het vermakelijke kinderboek:
n ‘Negenennegentig draken’ van Barbara Sleigh (…)
T I P 4
B L I J F G O E D G E Ï N F O R M E E R D
Hou ook goed contact met school en de eventuele oppas
en blijf met uw zoon praten over wat hij meemaakt en help
hem hierbij onderscheid te maken tussen fantasie en wer-
kelijkheid. (…)
In de opvoeding is het met name bij kinderen die claimend
aandacht trekken belangrijk om consequent te zijn. (…)
Tip 5 en 6 zijn interventies die te proberen zijn als tip 1 tot 4
niet voldoende helpen.
T I P 5
K I E S E E N M E E R C E N T R A L E S L A A P P L E K
Jullie vertelden dat jullie zoontje op zolder slaapt. Hoewel
dit bij elk kind anders is, zou het ook kunnen dat jullie zoon
met de zolder (onbewust) een negatieve associatie heeft:
de zolder is de verste kamer in het huis en het verste af van
de woonkamer waar u zich waarschijnlijk bevindt. (…)
T I P 6
M A A K E E N B E L O N I N G S S C H E M A
Bij het aanleren van nieuw gedrag, c.q. het afleren van oud
gedrag is iedereen gevoelig voor beloningen. Bij volwasse-
nen bestaat deze beloning vaak uit een trots gevoel dat zij
zelf krijgen door bepaald gedrag vol te houden. (…)
Bij jongere kinderen kan er gewerkt worden met kleine
beloningen. (…)
Een voorbeeld van een belonings schema is (…).
Het is belangrijk om het doel van een dergelijk systeem
goed uit te leggen. (…)
Ik wens jullie heel veel succes met jullie zoon en hoop dat
het avond ritueel voor zowel u als hem snel weer prettiger
wordt.
Met vriendelijke groet,
BARBARA A R B E S S E R
ON L I N E P EDAGOOGWWW.ON L I N E P EDAGOOG .N L
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
1 1 …>
T I P 1
S T R U C T U R E E R D E A V O N D
Kies voor een vast avondritueel. Zelfde bedtijd, verhaaltje
voorlezen, knuffelen en dan weg. Maak het ritueel duidelijk
voor je zoon: zorg ervoor dat hij goed weet wanneer de dag
‘over’ is en hij moet slapen. (…)
Eindig de dag op een ontspannen manier. Lees dus een
rustig verhaaltje voor dat weinig aanleiding kan geven tot
het hebben van nachtmerries. (…)
T I P 2
P R A A T O V E R D E R E D E N V A N H E T H U I L E N
Praat overdag op een rustig tijdstip over het avondritueel. (…)
Op vijfjarige leeftijd vinden kinderen het vaak lastig om dit
zelf te verwoorden (…)
Basistraining EMDR bij kinderen en
adolescenten september-december 2010
Doelstelling: Leren toepassen van EMDR (Eye Movement
Desensitization and Reprocessing) bij kinderen en
adolescenten met posttraumatische stressstoornis (PTSS)
en andere traumagerelateerde stoornissen.
Doelgroep: Geregistreerde of in opleiding zijnde GZ
psychologen, klinisch psychologen, kinder- en jeugd -
psychologen (NIP), Orthopedagogen (NVO generalist),
gedragstherapeuten (aspirant/lid VGCt), eerste lijns -
psychologen (NIP), psychotherapeuten en psychiaters
die werken met kinderen en/of adolescenten.
Accreditatie: Vereniging EMDR Nederland (VEN), NIP
herkwalificatie eerstelijnspsychologen, NVvP, VGCt
(nascholing), FGzP (in het kader van overgangsregeling
en herregistratie KP), NVO Orthopedagoog-Generalist
(bij en nascholing).
Docenten: Drs. R. Beer, Drs. E. ten Broeke,
Prof. Dr. A. de Jongh en Drs. C. de Roos.
Data: 17, 18 september, 9 oktober en 10 december 2010.
Plaats: Den Dolder.
Kosten: € 895,–
Informatie en aanmelding: www.emdrkindenjeugd.nl
A D V E R T E N T I E
FO
TO
: RB
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:02 Pagina 12
LEDENACTIVITEITENVANUIT DE NETWERKEN13
OP R O E P I N T E R V I S I E G R O E PA U T I S M EJanneke Varkevisser is op zoek naar collega’s die over Autis-
me als gedeeld werkveld een intervisiegroep(je) zouden wil-
len opzetten. Ze woont in het Gooi en hoopt op collega’s die
ook centraal in het land zitten.
n Stuur een mail naar [email protected].
D E N V O - B E R O E P S C O D EOp maandagavond 31 mei in Amsterdam wordt de vijfde bij-
eenkomst over de nieuwe NVO-beroepscode: ‘De NVO-
beroepscode: houvast of handicap’ georganiseerd.
Op deze informatie- en discussieavond licht Mr. Nicoline
Jacobs, medewerker juridische ethische zaken van de NVO
en ambtelijk secretaris van het College van Toezicht, de ach-
tergronden en details van de beroepscode toe. Doelstelling
van de bijeenkomst is om van u te horen hoe u de Beroeps-
code ervaart en toepast.
n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl
P E D A G O G E N E N M A N A G E M E N TOp maandag 14 juni 2010 van 15.30 – 20.00 uur organiseert
de NVO en het netwerk POM – Pedagogen Organisatie en
Management – een studiebijeenkomst onder de titel
‘Pedagogen en management: wie is de sterkste?’
Met deze studiebijeenkomst beogen we dat er een
discussie op gang komt die:
n ‘bewustzijn’ creëert over beroepsethische
verantwoordelijkheid en professionele autonomie enerzijds
en economische middelen en bedrijfsmatige belangen
anderzijds;
n een leidraad oplevert voor handelen van de professional
en van de manager;
n grenzen in kaart brengt, te stellen aan professionele
autonomie èn aan efficiency-argumenten en
n verantwoordelijkheid in morele en in juridische zin, voor
de individuele functionaris en voor een multidisciplinair
team, helderder maakt.
n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl
W E P E N O W BDe werkgroep Inhoudelijke Thema’s organiseert op vrijdag-
ochtend 4 juni de workshop ‘Kort en goed? Het Vijf-gesprek-
kenmodel als eerste stap’ door drs. R. Stoffer.
n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl
S T U D E N T E N E N S T A R T E R SHet netwerk Studenten en Starters organiseert op woensdag-
avond 9 juni de actuele workshop ‘Met ingehouden adem:
Kindermishandeling in Nederland’ door drs. I. Martens.
n Nadere informatie vindt u op www.nvo.nl
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
Meer informatie: n E-mail: [email protected]
n Telefoon: 030-232 06 37 n Maa / din ( tot 15 uur) / woe
A L G E M E N EL E D E N V E R G A D E R I N G ( A L V )
Attentie: De Algemene Ledenvergadering (ALV)
van de NVO is niet(zoals bij een bericht over hetJaarverslag aangekondigd)
op 2 juli, maar op
D I N S D A G 2 9 J U N I 2 0 1 0
Alle NVO-leden krijgen eenschriftelijke uitnodiging en agenda.
J A A R L I J K S E S U P E R -V I S O R E N A V O N DOp woensdag 24 november 2010 zal de jaarlijkse super-
visorenavond worden georganiseerd door de Commissie
Generalist. Meer informatie over o.a. het programma zal
in de zomermaanden bekend worden. Iedere supervisor
NVO Orthopedagoog-Generalist zal een uitnodiging en
inschrijfformulier ontvangen voor deze bijeenkomst.
Noteer deze datum alvast in uw agenda! L D J
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:03 Pagina 13
NVO BESTUURSBERICHTEN14
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
C E N T R A V O O R J E U G D E N G E Z I N
C J G - B R O C H U R E
Onlangs is de brochure ‘Professionals in het Centrum voor
Jeugd en Gezin – Samenwerken in het belang van jeugdigen
en opvoeders’ verschenen. Op de website van het Ministerie
van Jeugd en Gezin licht demissionair minister Rouvoet de
publicatie in een videoboodschap toe. U kunt op dezelfde
plaats de brochure bekijken en downloaden. De pagina is
toegankelijk via een link op de homepage van de NVO. Naast
andere beroepsverenigingen, branchekoepels, de VNG,
kennisinstituten en het programmaministerie van Jeugd en
Gezin heeft de NVO aan deze brochure bijgedragen.
Bij het secretariaat is een aantal exemplaren van de bro-
chure voor leden beschikbaar.
R E G I O N A L E B I J E E N K O M S T E N V O O R
C J G - P R O F E S S I O N A L S
Samen met de beroepsverenigingen NIP, AJN, Phorza, V&VN,
en NVMW organiseert de NVO in de tweede helft van dit jaar
zes regionale bijeenkomsten voor beroepsbeoefenaren, van
verschillende disciplines, die werkzaam zijn in het CJG of het
CJG vertegenwoordigen. De bijeenkomsten zijn bedoeld als
ondersteuningsaanbod voor professionals. Het gaat om
bewustwording van de CJG visie, en over wat het samengaan
in een CJG betekent voor uw beroepsuitoefening.
De bijeenkomsten van de samenwerkende beroepsvereni-
gingen zijn momenteel nog in voorbereiding, maar ze wor-
den zeker uitdagend. Houdt u voor het programma en de
definitieve planning de website van de NVO in de gaten.
N V O - N E T W E R K C J G
Het is van groot belang dat de NVO een netwerk CJG rijker
wordt. Ten eerste vanwege de noodzakelijke input van en
klankbord bij leden over beroepsinhoudelijke zaken. Bij
gebrek aan het netwerk is het nu voor het bureau en betrok-
ken kaderleden zeer lastig in CJG’s werkzame leden/collega’s
te benaderen en te raadplegen. Ten tweede is in de leden -
administratie het CJG net zo nieuw als in het veld, en dus
relatief onbekend. De NVO wil graag weten welke leden in
een CJG werkzaam zijn. Niet alleen om een actieve bijdrage
te vragen, maar juist ook om een grotere groep leden gericht
te kunnen voorzien van relevante informatie, zoals de CJG-
brochure.
Vindt u ook dat een netwerk CJG van belang is, stuurt u dan
een e-mail naar de coördinator ledenactiviteiten, Lara van
der Linder via [email protected] waarin u aangeeft dat
u geïnteresseerd bent en of u (eventueel later) een actieve
bijdrage zou willen leveren.
R I C H T L I J N O N T W I K K E L I N GI N D E J E U G D Z O R G Eerder werd u in het NVO-Bulletin geïnformeerd over dit
project, een initiatief van de beroepsverenigingen NVO, NIP,
NVMW en Phorza en gesubsidieerd door het programma -
ministerie van Jeugd en Gezin. De eerste vergadering van
de stuurgroep van het project waarin namens de NVO de
heer dr. J.E.H. van Luit, verbonden aan de Universiteit Utrecht
zitting heeft, heeft inmiddels plaatsgevonden.
Binnenkort wordt gestart met de eerste fase van het eerste
ontwikkeltraject: de probleemanalyse voor de te ontwikkelen
richtlijn hechtingsproblematiek. Op korte termijn kunt u de
ontwikkelingen van project via de website van de NVO
volgen.
D O O R S T A R T N I P / N V OW E R K G R O E P G E S L O T E NJ E U G D Z O R GNa het gereedkomen van de handleiding, de checklist en de
model instemmingsverklaringen voor orthopedagogen en
psychologen die verzocht wordt in te stemmen op de verkla-
ring van Bureau Jeugdzorg als bedoeld in artikel 29b lid 5 en
artikel 29c lid 4 van de Wet op de jeugdzorg, is het even stil
geweest vanuit de werkgroep.
Momenteel wordt de doorstart van de gezamenlijke werk-
groep voorbereid, uiteraard in nauwe samenwerking met de
sector Jeugd van het NIP. Thema’s die op de rol staan zijn:
welke behoefte aan bij- en nascholing is er bij collega’s in het
veld en hoe kunnen NIP en NVO aanbod faciliteren? Hoe ga
je om met cliënten die al in gesloten jeugdzorg zitten en
waarvan de opname wel of niet verlengd moeten worden?
En hoe kan worden bijgedragen aan het verbeteren van de
kwaliteit van de hulpverlening aan cliënten in een gesloten
setting? Slechts drie punten, maar veel werk. Het is ook niet
onvoorstelbaar dat er twee werkgroepen komen. Binnenkort
worden leden via hun netwerkkeuze jeugdzorg nader geïn-
formeerd en uitgenodigd.
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:03 Pagina 14
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
A D V E R T E N T I E S
De PDBO-Randstad organiseert opvrijdag 1 oktober 2010 het jubileumcongres:
‘Diagnostiek en behandelingvan kinderen en jongeren’
Ontwikkelingen in de diagnostiek en behandelingin drie werkvelden:(1) onderwijsleerproblemen, (2) psychosociale problemen en(3) verstandelijke, lichamelijke en andere beperkingen.
Het congres is gecentreerd rondom het thema categoriale versusdimensionele diagnostiek en individuele versus systemische(of inter actionele) behandeling.
Keynote speakers zijn prof. dr. Alan Carr (University College Dublin,Ierland) en prof. dr. Caroline Braet (Universiteit Gent, België)
In de ochtend en de middag worden zes thematische parallel-sessies aangeboden op de drie genoemde werkvelden.
In juni kunt u het definitieve programma en de openstelling vande inschrijving verwachten. Zie: www.pdbo-randstad.nl
Houdt deze dag vrij in uw agenda !
Postdoctorale cursussen
Handelingsgerichte diagnostiek
bij onderwijsleerproblemen
In 2011 vinden er twee cursussen Handelingsgerichte
Diagnostiek plaats: HGD1 (zes ochtenden) en HGD2
(zes dagen). Basis is het boek van Noëlle Pameijer en
Tanja van Beukering (2004) ‘Handelingsgerichte
diagnostiek: een praktijkmodel voor diagnostiek en
advisering bij onderwijsleerproblemen’.
Docenten: Tanja van Beukering en Noëlle Pameijer.
Data cursus: 17/1, 7/2, 28/2, 14/3, 4/4, 18/4 2011.
Locatie: Utrecht.
Toelatingscriteria: Doctoraalexamen pedagogiek of
psychologie. Cursist moet praktisch werkzaam zijn
i.v.m. de opdrachten.
De cursussen zijn geaccrediteerd voor NVO/Ortho -
pedagoog/Generalist en NIP/Kinder/jeugdpsycholoog:
HGD1 (18 uur) en HGD2 (36 uur).
Informatie: [email protected].
Aanmelden: vóór 1 oktober 2010.
Redact ie l id
NVO-
Bul le t in
gezocht
De redactie is op zoek naar
versterking, liefst van iemand
die in het werkveld jeugdzorg
werkzaam is. Er vinden zo’n
zes redactievergaderingen
per jaar plaats in Utrecht.
Hebt u interesse, of wilt u
meer informatie? Neem dan
contact op met Rinke Bok via
de NVO of [email protected]
EEG Professionals organiseert voor de derde keer de volledige theorie- en praktijkopleiding tot Neurofeedback therapeut.
Het is een specialistische neurofeedbackopleiding, bestaande uit 28 opleidingsdagen verspreid over 12 maanden. De opleiding start in september 2010.
Indien u interesse heeft in deze opleiding, mailt u dan uw gegevens naar [email protected] en u ontvangt onze uitgebreide brochure.
EEG Professionals B.V.Benoordenhoutseweg 232596 BA Den Haag
Tel: 0900-EEGPROF (0900-3347763)Mail: [email protected]: www.eegprofessionals.nl
Opleiding tot Neurofeedback Therapeut NIP, BCIA en BFE erkend en KP geaccrediteerd
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 25-05-10 23:56 Pagina 15
Cursus CogmedWerkgeheugenTraining doorBeterBrein®
De Cogmed Werkgeheugen
Training uit Zweden is thans in het
Nederlands beschikbaar. Het is
een evidence-based kortdurende
training bij ADHD, herstel na
hersenbloeding of chemokuur.
Deze training is verder veel -
belovend bij aandachts problemen
in het algemeen, en werk -
geheugen gerelateerde leer -
problemen. BeterBrein® is de
enige door Cogmed erkende
opleider in Nederland
en Vlaanderen.
Na een uitgebreide intake gaat
de cliënt thuis 5 weken lang trainen.
U als coach volgt de training via de
Cogmed server en heeft wekelijks
(telefonisch) contact. Daarna vindt
er een evaluatie en een follow-up
gesprek plaats. Er bestaan versies
voor kinderen van 4-7 jaar, 7–17 jaar
en voor volwassenen. De versie van
7–17 jr. is er desgewenst ook in een
fonetisch gesproken uitvoering. Qua
duur, kosten, werkwijze en effectiviteit
is de Cogmed Werk geheugen Training
bij uitstek geschikt om te integreren
in uw ortho-pedagogische setting.
Z E L F C O G M E D C O A C H
W O R D E N
Cursus: Twee dagdelen met een
theoretisch deel en praktisch deel
Daarnaast gaat u een Cogmed
training van 25 uur thuis bij uzelf
uitvoeren. Een dagdeel: evaluatie
en voorbereiding op het zelf gaan
coachen van cliënten.
Data: De cursus wordt op meerdere
data centraal in Nederland gegeven.
Kosten: 800 euro inclusief Cogmed
training, reader, handouts, lunch
koffie en thee
Info aanmelden: www.beterbrein.nl
of stuur een e-mail naar
Accreditatie: geaccrediteerd voor
de registratie NVO Orthopedagoog-
Generalist en K&J
RE
DA
CT
IE:
RIN
KE B
OK /
GR
AF
ISC
HE
VO
RM
GE
VIN
G:
DE K
REEFT, A
MSTERDAM
/ D
RU
KW
ER
K:
STOLW
IJK/GRAFAX, D
IEM
EN /
UIT
GA
VE
:NEDERLANDSE V
ERENIG
ING V
AN P
EDAGOGEN E
N O
NDERW
IJSKUNDIG
EN (N
VO) /
MEI2010
1 1 E J AARGANG • NUMMER 3 • ME I 2 0 1 0
A D V E R T E N T I E S
NVO-Bulletin-11-3-06_SC 11-3 26-05-10 08:09 Pagina 16