I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet...

5
1L ii ri IJ \ 1•' e 6 VCOR CBEHUISDEN DE VERLOREN ZOON. (Ben fregrnerit uit zijn leven). L angs den plassigen landwegsjoktedeVerloren Zoon. Het was een rechte weg, waar geen eind aan kwam, een weg, met hier en daar een boom en soms een eenzame hoeve, nat en druilig In den ijzigen regen. Slijkerige akkers aan beide kanten, grauw en hopeloos zich uitstrekkend tot den gezichtseinder, grauw en hopeloos, alsof er een vloek op rustte. De verloren zoon voelde de ellende van dezen dagende misère van zijn bestaan zwaar op zich drukken. Zwaarder en feller dan anders. De on- verschilligheid, die hij de kracht en het behoud wist van zijn zwerversleven, was vandaag ot een dun vliesje afgesleten. En in het gemoed van den verloren zoon, die anders momenten kende, dat hij zijn berooidheid met gelaten zwier droeg, rommelde nu een dompe moedeloosheid. Het was dan ook al te bar. Midden in de velden liep hij nu, waarheen wist hij niet; geen musch was er te zien en dan die regen, die wind en het slijk, het gladde, glibberige slijk, dat zijn schoenen aan den grond scheen vast te zuigen! Het was wèl erg! Het was zóó erg, dat hij het niet over zich kon verkrijgen, te gaan bedelen aan de enkele boerenhuizen, die hij voorbij kwam. Daar waren honden en snauwende menschen. Nee, vandaag niet, al was hij flauw van den honger. Dat er dan ook nog maar hij! ,,Er is niet eens een slootje, als ik me wou verdrinken ,dacht de verloren zoon met I I een plotselinge vleug van zijn ouden galgen- humor. ,,Het is me een lot."Enverdersjouwde hij, uren en uren, naar hij dacht. Er kwam y geen eind en geen I verandering aan den weg. En almaar door viel de regen. En de wind stak weer op, scherp en guur en JV Y1,1 sneed door zijn dunne kleeding. De avond begon te vallen. ,,Nou uitrusten" zei de zwer. A j ver tot zichzelf en ging zitten op een steenen paaltje langs den Weg. Hier bleef hij nu maar. Knap, die hem verder kreeg. En hij schurkte zich in zijn stinkende kleeren. Toen kwam er heel in de verte een stip op j 14d ' L ;(iXr 51, ill 1 en ging zitten op een paaltje

Transcript of I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet...

Page 1: I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit . zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen.

1L

ii

ri IJ

• \ 1•' e

6 VCOR CBEHUISDEN

DE VERLOREN ZOON. (Ben fregrnerit uit zijn leven).

Langs den plassigen landwegsjoktedeVerloren Zoon. Het was een rechte weg, waar geen

eind aan kwam, een weg, met hier en daar een boom en soms een eenzame hoeve, nat en druilig In den ijzigen regen. Slijkerige akkers aan beide kanten, grauw en hopeloos zich uitstrekkend tot den gezichtseinder, grauw en hopeloos, alsof er een vloek op rustte.

De verloren zoon voelde de ellende van dezen dagende misère van zijn bestaan zwaar op zich drukken.

Zwaarder en feller dan anders. De on-verschilligheid, die hij de kracht en het behoud wist van zijn zwerversleven, was vandaag ot een dun vliesje afgesleten. En in het gemoed van den verloren zoon, die anders momenten kende, dat hij zijn berooidheid met gelaten zwier droeg, rommelde nu een dompe moedeloosheid. Het was dan ook al te bar. Midden in de velden liep hij nu, waarheen wist hij niet; geen musch was er te zien en dan die regen, die wind en het slijk, het gladde, glibberige slijk, dat zijn schoenen aan den grond scheen vast te zuigen!

Het was wèl erg! Het was zóó erg, dat hij het niet over zich kon verkrijgen, te gaan bedelen aan de enkele boerenhuizen, die hij voorbij kwam. Daar waren honden en snauwende menschen. Nee, vandaag niet, al was hij flauw van den honger. Dat er dan ook nog maar hij! ,,Er is niet eens

een slootje, als ik me wou verdrinken —,dacht de verloren zoon met

I I een plotselinge vleug van zijn ouden galgen- humor. ,,Het is me een lot."Enverdersjouwde hij, uren en uren, naar hij dacht. Er kwam

y geen eind en geen

I verandering aan den weg. En almaar door viel de regen. En de wind stak weer op, scherp en guur en

JV Y1,1 sneed door zijn dunne kleeding. De avond begon te vallen. ,,Nou uitrusten" zei de zwer.

Aj ver tot zichzelf en ging zitten op een steenen paaltje langs den Weg. Hier bleef hij nu maar.

Knap, die hem verder kreeg. En hij schurkte zich in zijn stinkende kleeren.

Toen kwam er heel in de verte een stip op

j

14d '

L ;(iXr 51, ill

1

en ging zitten op een paaltje

Page 2: I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit . zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen.

HULP VOOR ONBEHUISDE

den weg. Een' stip die bewoog. Een auto? En wat dan nog? Die liet hem toch ijskoud 1 zitten! Nader kwam de stip, werd grooter en rumoerig. Het was een open, platte vracht- .

auto. ,,Probeeren", dacht de verloren zoon, ,,als je niet waagt. dan :•

win je niet." En hij wenkte al uit de verte. ,

Met een knars bleef

de auto bij hem stil- staan. Uit het glazen stuurhokje keek de

hem chauffeur aan, •.

,Mot je naar de stad? vroeg die, met ruwe goedigheid. ,,Ja", zei de verloren zoon op goed geluk". Klim dan -

maar op den wagen, zei de man, ,,onder de leege zakken lig je droog. Zeg, je bent toch alleen, hè?" ,,Nou wat", zei de verloren zoon met een opgeluchte knipoog, ,,al me familie is weggeregend." ,,'k Doe 't

,,Juffrouw, mag Ik een woordje met Uwé?"

in de slaapstee was het jofel.

omdat 't morgen Kerstmis is." zei de chauffeur nog. ,,Gelijk heb je, broer," beaamde de verloren zoon, maar hij dacht: ,,An me zolen, Kerstmis!"

Onder de leege zakken, vochtig en nat en haast even doorweekt als hijzelf, vond de ver-

loren zoon het nog zoo kwaad niet. Het zoemen van den motor maakte hem slaperig en hij begon op weldadige wijze te ontdooien. Zoo reden ze lang, heel lang. Hij lag maar te soezen. Toen

stopte de auto weer. ,,Hè wat," zei de passagier

en zat opeens klaar wakker overeind. ,,Je moet er hier af," zei de chauffeur, ,,ik wil geen herrie

met me baas krijgen." En zóó kwam het, dat de verloren zoon,

vanuit het landelijke, plotseling stond tusschen de hooge huizen van een randbuurt der groote stad. Hier kende hij den weg, vanouds. Hier ook voelde hij zich thuis en kreeg hij weer moed. ,,Nou eerst eens slaapcenten zien te krijgen. ,,Vooruit maar!" Er was geen prinserij in zicht en er kwam een dikke burgerjuffrouw aan met

een karbies. ,,Juffrouw, mag ik een woordje met uwé," zei de verloren zoon met zijn meewarige bedelstem. ,,'k Heb geen eten gehad en ik heb geen slaapcenten en ik kom van buiten." Zoo'n jonge knul," zei de juffrouw misprijzend. ,,Afijn, 'tis morgen Kerstmis." En ze gaf hem een dubbeltje. Een uur later had hij warempel vijf en zeventig centen bij elkaar en allemaal omdat 't morgen

Kerstmis was, ,,Daar ga ik er een op pakken." zei de verloren zoon tot zichzelf. .,Bij tante Mie

Page 3: I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit . zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen.

HULP VOOR ONBEHUISDEN

'n Heitje om te maffen, twee duppies om te meer hebben, dat moest moeder toch inzien en

bikken en twee katsies om op te kikkeren." En hij moest eruit, eens en voorgoed. dat deed hij ook. ,,'n Zorg," had de verloren zoon gezegd en

Bij tante Mie in de slaapstee was het jofel. was heengegaan. Kort daarna hoorden ze, dat Er was net genoeg licht, dat je elkaar kon zien. hij voor rijwieldiefstal preventief zat. En 't was

Er hing een zware lucht van eten en natte zitten en opstaan gebleven, met drie jaar Veen- kleeren en uit het onderdeurtje van de kachel huizen op den koop toe. De reclasseering? Nee, scheen een vurige gloed, die alleen al fijowasen ho maar! Help zoo'n nummer maar eens! gezellig. Daar zat de verloren zoon met zijn rug Zonder dwang wou hij niets uitvoeren als tegen den muur en daar zullen we hem maar rinkelrooien en zuipen. even laten zitten. ,,Maar in zijn hart is hij toch niet kwaad," zei

moeder. En daar bleef ze bij.

!. ,,Prettig Kerst- feest," zeiden de

,

inenschen den vol- genden morgen te-gen elkander en savonds staken ze dekerstboomen aan Inde benedenhuizen brandden de lichtjes fleurig en kleurig in de mooie kamers waarvan de over-

• '. . . gordijnen niet Wa-

• - ,

;.. ,' ren toegechoven. En wie er langs

....;.' -

kwam, keek even naar binnen. Een- •

zamen enverlatenen

d voelen op zoo'n avond hun leed dub-bel zwaar, als ze die gezelligheid zien en ze vergeten dan,

IUL•'l is dc verloren Loon ZCh!jcS opgestaan. dat de lichtjes van Het is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit

zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen. Dat vergeten dus nu eerst gebeuren. Kort en goed: de verloren ze, en gaan haastig verder, piekerend over wat zoon had nooit gedeugd. Als jongen al, was had kunnen zijn Maar niet enkel de eenzamen zijn reputatie allesbehalve geweest. En toen zijn het, die op Kerstavond iets voelen knagen hij opgroeide, was hij er niet beter op geworden. aan hun hart. Ook de starren van geest, de Slecht en gemeen vond iedereen hem, behalve koudhartigen, de meelijloozen, de hardvochtigen, zijn moeder, die zei, dat hij in zijn hart niet voelen juist dan, dat er in hun leven iets hapert. zoo slecht was. Ze waren er wel erger, vond Doch ze halen de schouders op, zeggen ,,onzin" zij. Niets was er met hem te beginnen. Hij wou en gaan huns weegs. niets. Als hij werk had, was 't voor 'a blauwen

Het zijn enkel de armen, zij die veel willen, maar Maandag en altijd kwam er de grootste heibel van. .

weinig kunnen, die zorgen hebben en een vrouw En al sloegen zijn vader, toen die nog leefde, en later zijn broers hem half lam, het hielp geen en kinderen en zucht naar levensvreugde, maar

steek. Hij wou niets. En toen was hij nog aan geen geld; die kijken goedmoedig naar binnen

den drank gaan raken, ook. En als hij dan en zeggen: ,,O, hoe mooi!"

stomdronken thuiskwam, sloeg dat mirakel den Kerstavond dan, met lichtjes in de huizen, en boel kort en klein. Ze konden hem thuis niet de lichten der straat, onder een loodgrijze

Page 4: I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit . zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen.

- HULP VOOR ONBEHUISDEN 9

lucht, zich spiegelend in rimpelende plassen, hier en daar tusschen de opdrogende straatkeien.

De verloren zoon, met de handen in de zakken en de schouders hoog opgetrokken, liep langs de huizen. Zijn kleeren waren nog kil en nat, maar hij had geslapen en vandaag alweer gegeten en nu ging hij eens kijken of er hier of daar nog wat te vangen viel.

Een gesjochten jongen vindt altijd wel iets en van boffen moet je het hebben.

Zoo ging hij over de breede stoep, langs de benedenhuizen, waar de kerstboomen brandden. Maar daar keek hij niet naar. ,,Ieder voor zich en God voor ons allen," zei hij. Anderen gingen hem niet aan. Als hij nou maar z'n slaapcenten bij elkaar kreeg, met 'n overschot voor jajem In een zijstraat van een volksbuurt wist hij een zaaltje, waar ze zongen en baden en waar ieder welkom was. Aan dat zingen en bidden had hij lak, maar vanavond zouden ze misschien wel wat weggeven. En dus eens gaan kijken. Tijd genoeg! Op visite hoefde hij niet. ,,Hier moet het zoowat zijn", dacht de verloren zoon en sloeg een dwars-straat in. En terwijl hij dat deed, botste hij bijna tegen een oude vrouw aan, die van den anderen kant kwam.

,,Kijk dan uit!" zei die met een kijfsteni. Maar toen ineens riep ze met schrik, vreugde

en verbazing: ,,Goeie God Hein!" De verloren zoon had zijn moeder ontmoet!

Onder het licht van den hoeklantaren stonden ze elkaar aan te staren, moeder en zoon, zonder iets te zeggen. Hij was met zijn figuur verlegen en poogde vergeefs een branie-houding aan te nemen. En de moeder wou wat zeggen maar kon niet. Het was, of haar een brok in de keel zat. ,,Ja, dat ben ik nou," zei de verloren zoon tenslotte met een schorre stem, die hemzelf als die, van een vreemde in de ooren klonk. Toen kwamen er twee groote tranen uit de oogen der oude vrouw en een krampachtige snik schokte op uit haar keel. En waarachtig, daar had je 't, een oogenblik voelde de verloren zoon ook net of hij zou gaan grienen.

Samen liepen ze toen zwijgend verder, het kleine, sjofele, gebogen vrouwtje en de gore zwerver..,

In het kamertje van zijn moeder zat de verloren zoon. Hij vond het vreemd en on wezenlijk, zich-zelf daar te zien onder de lamp en tegen een paar meubeltjes aan te kijken, die hij nog kende uit zijn jeugd. Maar dergelijke dingen gebeuren en daar zat hij nou. Gevraagd had ze nog niets. Alleen maar gezeurd, toen hij eerst niet mee wou. 't Was zoo raar in hem geweest even; als een

kind had hij zich laten meetroonen. Dadelijk was ze voor hem gaan zorgen en had hem droog goed gebracht, van zijn vader nog. Toch wel lekker, zóó. En nou was ze in haar keukentje voor hem bezig. Hij rook een lucht van gebakken spek. Gebakken spek met gebakken appies. Mocht ze hem voorzetten! Het petroleumkacheltje scheen mild door roode ruitjes. Het was stil en behaaglijk in dat kamertje. De verloren zoon werd er suffig van. En in zijn hart kwam een groot welbehagen, terwijl hij daar zoo zat te wachten. Een welbehagen en een voldaanheid, zooals hij die nooit gekend had en die hij ook niet herkende, maar die hem deden verlangen, dat dit nu nooit meer mocht veranderen.

Hij at schrokkig en gulzig en zwijgend keek zijn moeder toe. Zij voelde, dat deze Kerstavond een groot, ongedacht geluk in haar bestaan had gebracht. Het was haar, of een vaag, vreemd verlangen, dat in haar hart had gewoond en welks vervulling onmogelijk scheen, nu plotseling toch werkelijkheid was geworden. En ze begon te praten, zacht en geduldig, hem alles vertellend, alsof hij van een lange reis was teruggekeerd. Van zijn broers en zusters, dat die het goed hadden en zorgden, dat zij rond kon met haar ouderdomsrente. Nee, over hem hèm praatten ze niet. Och, jongen, waarom moest dat toch allemaal záó gebeuren......De verloren zoon, gaf geen antwoord, doch Zat maar te kijken en dacht na.... ,,Welja", zoo dacht hij ,,ik zal daar mesjogge zijn, den weg weer op te tippelen, als ik hier voor koefnoen logeeren kan. En ze heeft nog wel wat in 'r spaarpot ook. 't Worden gouden dagen, maar ik moet het slim aanleggen". En plotseling sloeg hij met zijn vuist op tafel alsof een nieuwe wilskracht, een onwrikbaar genomen besluit, hem bezielden: ,.Nou zul je nog plezier van me gaan beleven, ouwe. Je zal zien, nou ga ik anders worden. 't Is nu ernst hoor. Je hebt me dat nog nooit hooren zeggen. Nou wil ik gaan werken als iedereen, datje je niet meer voor me hoeft te schamen. Nou zal je zien, hoe alles nog goed wordt".

Stom van verbazing maar met een groote vreugde in haar oogen, zat de oude moeder te luisteren naar haar verdoolden zoon. Nee, zoo had ze hem nog nooit bezig gehoord. Zou er dan toch nog uitkomst zijn voor hem en voor haar? Als ze dat nog eens mocht beleven! Nee, ze had gelijk gehad, kwaad was hij niet. En hij meende 't deze keer. Dat voelde en dat begreep ze. En met blijde opgewondenheid begon ook zij te praten. Ja, nu zal alles weer goed worden. Zoolang er leven is, is er hoop, nietwaar. Bij haar moest hij nu blijven en uitkijken naar werk.

Page 5: I 1L - HVO-QueridoHet is moeilijk, over iemand te schrijven, den kerstboom dezorgen toch niet verjagen uit . zonder zijn doopceel te hebben gelicht. Dat moet de kamers waar ze in schijnen.

EE

En' dat zou hij gauw vinden ook. Zoo'n flinke, sterke, kerel. Als hij maar wou! En zij zou meehelpen zoeken. De broers en zusters zouden er pas van hooren als hij weer ordentelijk aan den slag was. Waar kon hij beter en veiliger zijn dan bij zijn eigen moeder?

En de verloren zoon praatte mee en slurpte aan een kop heete koffie. Voor den vorm stribbelde hij nog een beetje tegen en hij vond zich zelf geweldig slim en handig. Net een tooneelspeler. waarachtig. En hij voelde, dat het zóó goed was en dat er een heele reeks feestelijke weken vóór hem lagen.....

**

In het kamertje lei de verloren zoon op een kermisbed en kon den slaap niet vatten. Hij woelde en woelde maar om. Uit de bedstede kwam zacht en regelmatig de ademhaling van zijn rustig slapende moeder. Al het gebeurde van den avond roesde door zijn hersens. Hij dacht aan de ontmoeting op straat, aan de tranen die hij in de oogen van zijn moeder had gezien en aan den prop, dien hij toen in zijn eigen keel voelde. Hij dacht aan de zorg, waarmee ze hem dadelijk omringd had, aan haar blijdschap over zijn ,,bekeering". En hij zag zich zelf en ook haar in de nabije toekomst.

Hij zag zich 's morgens uitgaan, zoogenaamd om werk te zoeken, met haar arme centen in zijn zak en haar zegewenschen als geleide. Hij zag zich rondlanterfanten langs de straat en binnenstappen in een kroegje, waar makkers van zijn eigen slag rond de toonbank hingen. Hij zag zich met een rood drankhoofd de trap bij zijn moeder opstrompelen. Hij hoorde zich vloekend uitvaren bij haar zacht verwijt. Hij zag de nette meubeltjes één voor één naar Oome Jan ver-huizen, nu de broers en zusters niet meersteunen wilden, omdat hij er was. Hij zag zich tenslotte zoekend naar het spaarduitje van de oude vrouw. Hij zag en hoorde dat alles, zooals hij haar ademhaling hoorde vlak bij zich en zooals hij haar profiel zag op het hoofdkussen, daar vóór zich in de bedstee met het wapperend nachtlicht. En hij wist, dat het zoo gaan zou.....

Toen is de verloren zoon zachtjes opgestaan, heel voorzichtig, oppassend, geen lawaai te maken, Uit het keukentje heeft hij zijn eigen kleeren gehaald en die van zijn vader netjes opgevouwen op een stoel gelegd. Even nog heeft hij naar zijn slapende moeder gekeken, die daar te rusten lag met een gelukkigen trek op haar oud gezicht. En be-hoedzaam, trede voor trede, is hij de trap afge-gaan en heeft de deur geluidloos achter zich

dichtgetrokken. En toen hij eenmaal'buiten was, is hij met vluggen stap heengewandeld, de verloren zoon, heen, de stad uit, naar de wegen zonder achterland, naar de wegen zonder genade, die hem eindelijk zullen voeren naar het oord, waar misschien om zijn ééne goede daad, het gemeste kalf voor hem geslacht zal worden.

L. C. P. KOENEN.

ONS BESTUUR

Tot het Bestuur der Vereeniging traden nog toe Mr. A. M. Blaisse en Mr. A. J. Hendrix.

Wij heeten beide Bestuursleden van harte welkom.

De ledige plaatsen in het Bestuur zijn thans zeker op alleszins waardige wijze verder aangevuld.

OUWE KENNIS.

In jaren en jaren had ik hem niet gezien. ja,

eerlijk gezegd, ik had niet meer aan hem ge-dacht.

Als je zoo tijden achter je hebt, dat er 3 a 500 jongens per jaar aan je geest voorbij trokken - dan - dan - blijven er slechts enkele hangen. Dat zijn dan de heel sprekende gevallen. Of de heel aardige, leuke en flinke jongens of de erge last-posten.

Tot geen der beide categorieën behoorde hij, on-ze Dirk, en toch toen ik hem weer zag en hij zijn naam noemde, toen zag ik hem weer zitten in mijn klas, daar in het Rijks-Opvoedingsgesticht ,,de Kruisberg".

De eerste bank van de 3de rij, daar zat hij, ons bleek, ietwat tenger en verwend grootestadskindje, dat ik ,,het kasplantje" noemde. Goed verstand had ie, dat herinnerde ik me ook nog.

Nu zag ik hem dan weer, hij zelf had opzettelijk er voor gezorgd de kennismaking te kunnen her-nieuwen,

Het was onder ietwat eigenaardige omstandig-heden, dat hij zich aan mij voorstelde.

De afdeeling ,,Amstelveen:scheweg" van ,,Ons Huis" had me gevraagd eens wat te komen ver-tellen over ,,het werken onder de jongens in een Observatiehuis". in verschillende kranten en krant-jes was daarvan mededeeling gedaan. Dirk nu had 't gelezen in een buurtblaadje, 't Bilderdijkkwar-tier geheeten. Hij had gezien, de voorletters klop-pen en dus ...... hij moest eens zien of dat zijn vo-rige onderwijzer was.

Met 'genoegen had ik aan de uitnoodiging vol-daan en ik vertelde dus wat 't Observatiehuis is