Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en...

68
Drs. Meta Flikweert Dr. Katinka Lünnemann Hulp verlenen aan het gezin Literatuurstudie naar systeemgerichte benadering in geval van huiselijk geweld Februari 2003

Transcript of Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en...

Page 1: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Drs. Meta FlikweertDr. Katinka Lünnemann

Februari 2003

Hulp verlenen aan het gezin

Literatuurstudie naar systeemgerichte benaderingin geval van huiselijk geweld

Page 2: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4
Page 3: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut3

Inhoud

1 Inleiding en opzet literatuurstudie 51.1 Inleiding 51.2 Doelstelling 61.3 Vraagstelling 61.4 Onderzoeksopzet 61.5 Leeswijzer 7

2 Ontwikkelingen in de systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld in Nederland 92.1 Inleiding 92.2 Ontwikkelingen in (het denken over) systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld

in Nederland 92.3 Stand van zaken (dader)hulpverlening in de praktijk in Nederland 112.4 Conclusie 19

3 Internationale ontwikkelingen in systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld 213.1 Inleiding 213.2 Ontwikkelingen in de V.S. 213.3 Interventies en technieken van behandeling 223.5 Conclusie 27

4. Evaluatie & Effectmetingen van projecten huiselijk geweld in Nederland 294.1 Inleiding 294.2 Evaluatie van Nederlandse projecten 294.3 Voorlopige resultaten van De Aanpak 304.4 Evaluatie CLAS 314.5 Meetinstrumenten 324.6 Conclusie 33

5 Internationale effectmetingen van projecten systeemgerichte aanpak huiselijk geweld 355.1 Inleiding 355.2 Het uitvoeren van evaluaties en effectstudies bij interventies huiselijk geweld 355.3 Overzicht van resultaten van effect studies 405.4 Conclusie 43

6. Conclusies en aanbevelingen 456.1 Ontwikkelingen in de hulpverlening bij partner geweld in de V.S en in Nederland 456.2 Basisprincipes voor wetenschappelijk verantwoorde effectmetingen van interventies

bij huiselijk geweld 46

Bijlage 1 Module De Waag van de dr. Henri van der Hoeven Stichting 49

Bijlage 2 Methodiekbeschrijving De Aanpak 53

Literatuurlijst 65

Page 4: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut4

Page 5: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut5

1 Inleiding en opzet literatuurstudie

1.1 Inleiding

Geweld binnenshuis is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Meer daneen kwart van de bevolking is in een bepaalde periode van haar of zijn leven slachtoffer vanherhaald geweld door partner, ouder of huisgenoot. Hoe intenser het geweld is, hoe vaker hetgeweld gepleegd wordt door de partner, waarbij mannen vaker ernstig geweld plegen danvrouwen (Van Dijk e.a 1997).

De term huiselijk geweld wordt door de overheid gebruikt, ter aanduiding van geweld datdoor iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Grofweg kunnen drievormen van huiselijk geweld worden onderscheiden: partnergeweld, kindermishandeling enoudermishandeling. De overheid vat overigens ook geweld gepleegd door familie en huisvrien-den onder huiselijk geweld.

Geweld binnenshuis heeft grote maatschappelijke aandacht. Vanaf eind jaren tachtig zijn erlokaal verschillende initiatieven genomen om de aanpak van geweld binnenshuis te verbeteren.De vrouwenopvang en vrouwenhulpverlening, en de politie waren hier vaak voortrekkers. (Lün-nemann & Overgaag 2002) De overheid startte begin deze eeuw een landelijk project ‘Voorko-men en bestrijden huiselijk geweld’ gericht op het versterken van de integrale samenwerking.Een project waar deskundigen uit het veld en ambtenaren samenwerkten in het uitdiepen vande knelpunten in de huidige aanpak van huiselijk geweld en het zoeken naar oplossingen voordeze knelpunten. De nota 'Privé geweld - Publieke zaak' is het eindrapport ter afsluiting van ditlandelijke project in april 2002.

Onder de vele initiatieven rond de thematiek van geweld binnenshuis zijn verschillende hulp-verleningstrajecten op lokaal niveau, zoals relatietherapie, daderhulp via een drangtraject waarde politie een rol in speelt, daderhulp in een justitieel kader of een systeemgerichte aanpak. Desysteemgerichte hulpverlening en begeleiding van cliëntsystemen met relationele geweldspro-blematiek staat in Nederland nog in de kinderschoenen.

Het werken vanuit een systeemgerichte benadering is echter niet nieuw. Sinds de jarenvijftig gaan mensen uit de wetenschap en de praktijk het gezin zien als een ‘systeem’, dat wilzeggen als een eenheid waarvan de onderdelen interacteren, covariëren en zich samen ontwik-kelen. De gezinsbenadering bekijkt ‘problemen binnen het systeem van relaties waarin zij op-treden, en probeert veranderingen te bewerkstelligen door in te grijpen in het grotere systeem inplaats van alleen in het individu.’ (Burnham, 1986, p.9)1 Sinds 1965 bestaat er in Nederland inhet maatschappelijk werk en bij andere hulpverlenende instanties belangstelling voor de invloedvan gezinsdynamica op het individuele gezinslid en de problemen van het gezin als geheel,volgens Jaski in het voorwoord van de Nederlandse vertaling van het boek van Burnham Inlei-ding in de gezinsbehandeling. Er heeft volgens hem een verschuiving plaatsgevonden van dezorg voor het individu naar het begeleiden van het systeem.

1 De gezinsstructuurtherapie van Minuchin en de ‘strategische’ benadering van Haley en het thera-

piemodel van het Mental Research Institute (Palo Alto) zijn van invloed geweest op het denken enhandelen van Burnham. (Burnham & Breuker, 1988).

Page 6: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut6

Dit rapport is een verslag van een literatuurstudie naar goede voorbeelden van systeemgerichtehulpverlening aan slachtoffers, plegers en andere betrokkenen bij geweld in de privé-sfeer (bij-voorbeeld kinderen die getuige waren van geweld tegen hun moeder).

1.2 Doelstelling

Dit onderzoek betreft een literatuurstudie naar good practices ten aanzien van hulpverlening bijhuiselijk geweld in Nederland en in het buitenland, waarvan een evaluatie bestaat. Het gaathierbij om de methodische elementen en de randvoorwaarden die noodzakelijk zijn om te ko-men tot een effectieve systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld. Onderdeel is de studienaar de meetinstrumenten die zowel nationaal als internationaal gehanteerd worden om deeffecten en resultaten van de behandeling bij huiselijke geweld (of bij aanverwante terreinen) teonderzoeken.

Tevens zal het behandelaanbod in Nederland voor plegers van huiselijk geweld in kaartworden gebracht. Naast het bieden van een overzicht zal met name gekeken worden wat desuccesvolle elementen daarin zijn

1.3 Vraagstelling

De vraagstelling voor de literatuurstudie luidt als volgt: 1. Welke systeemgerichte modellen of programma’s zijn te onderscheiden voor de behande-

ling van verschillende cliëntsystemen in het algemeen en voor plegers van geweld tegen departner in het bijzonder?

2. Wat zijn de effecten zijn van deze programma’s?3. Wat zijn succes- en risicofactoren ?4. Welke meetinstrumenten worden gehanteerd om de effecten en resultaten van de pro-

gramma’s te onderzoeken?

1.4 Onderzoeksopzet

Het onderzoek zal verricht worden aan de hand van een literatuurstudie met als focus een sys-teemgerichte aanpak huiselijk geweld. Aangezien de omvang van de middelen voor deze lite-ratuurstudie beperkt is, beperken we het onderwerp van deze studie voornamelijk tot het fysiekeen geestelijke geweld tussen partners. Good practices van systeemgerichte benadering zullenworden beschreven. Onder good practice verstaan we projecten die voldoen aan de volgendecriteria:a) Er bestaat een beschrijving van methodische grondslagen van het project.b) Er heeft een onafhankelijke wetenschappelijke effectevaluatie van het project plaatsgevon-

den. Hoewel de aanpak van seksueel geweld binnen deze studie niet één van de speerpunten is, zaldit onderwerp wel aan de orde komen, waar relevante raakvlakken bestaan op het gebied van(systeemgerichte) hulpverlening.

Van der Linden en Steketee hebben een literatuurstudie verricht naar de stand van zaken inNederland en het buitenland wat betreft het behandelingsaanbod als het gaat om seksuele de

Page 7: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut7

linquenten enerzijds en het behandelaanbod voor plegers van huiselijk geweld (geweld in departnerrelatie) anderzijds. De door hen verrichte studie vormt het vertrekpunt voor deze litera-tuurstudie.

De systeemgerichte aanpakken van huiselijk geweld vanaf 1980 tot 1998 worden in ditboek besproken. Tevens bespreken zij enkele projecten waarbij op een succesvolle manierwordt samengewerkt tussen justitiële- en zorgvoorzieningen. Zij concluderen dat in Nederlandhet behandelaanbod incidenteel is en dat de meeste Riagg's geen specifiek aanbod hebben.Als er een aanbod is, dan zijn de verschillen groot: relatietherapie, groepstherapie, en individu-ele therapie. Zij constateren dat er de laatste tijd steeds meer gebruik wordt gemaakt van desysteembenadering, gericht op beide partners en kinderen. Tevens merken zij op dat er nog teweinig aandacht is voor jeugdigen die huiselijk geweld ervaren. Deze groep verdient meer aan-dacht, zeker gezien het aanwezige gevaar dat deze slachtoffers op latere leeftijd zelf pleger vangeweld binnenshuis worden. (Van der Linden & Steketee, 1999).

In de studie van Van der Linden en Steketee is niet gekeken naar mogelijke meetinstrumentenom de effecten van de aanpakken op langere termijn te meten. De literatuursearch voor dit deelvindt plaats voor de periode vanaf 1990 tot heden. Als het gaat om het behandelaanbod vindteen update plaats, dat wil zeggen dat de literatuur op het gebied van het behandelaanbod ingeval van huiselijk geweld wordt aangevuld tot en met 2002.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding en opzet van het onderzoek volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van de ont-wikkelingen in de (systeemgerichte) aanpak van geweld tussen partners in Nederland. Ver-schillende projecten die een systeemgerichte benadering toepassen, worden in dit hoofdstukbesproken. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de internationale ontwikkelingen op dit gebiedbeschreven. Ook hier worden de verschillende hulpverleningsmodellen besproken. In hoofdstuk4 volgt een beschrijving van de stand van zaken betreft de evaluaties en effectmetingen vanprojecten ter voorkoming van geweld tussen partners in Nederland. Hoofdstuk 5 behandelt destand van zaken betreffende de evaluaties en effectmetingen van projecten ter voorkoming vangeweld tussen partners in het buitenland. Met name in de VS bestaat er ruime ervaring meteffectstudies van daderhulpverleningsprogramma’s, helaas minder op het gebied van pro-gramma’s met een systeemgerichte benadering. Hierin worden naast de onderzoeksdesignsook verschillende meetinstrumenten besproken. Tenslotte volgen in hoofdstuk 6 de conclusiesen aanbevelingen.

Page 8: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut8

Page 9: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut9

2 Ontwikkelingen in de systeemgerichte aanpak van huiselijk geweldin Nederland

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst nagegaan wat de ontwikkelingen zijn in het hulpverleningsaanbodbij huiselijk geweld, en hoe op beleidsniveau over deze problematiek nagedacht wordt. Vervol-gens wordt bekeken wat de stand van zaken van hulpverlening bij geweld tussen partners inNederland is.

2.2 Ontwikkelingen in (het denken over) systeemgerichte aanpak van huiselijk geweldin Nederland

Huiselijk geweld is het eerst door vrouwenbewegingen aan de orde gesteld. In eerste instantieis het antwoord gezocht in het oprichten van Blijf van mijn Lijf-huizen en opvanghuizen waarvrouwen (en hun kinderen) langer kunnen verblijven. De aandacht richtte zich in deze tijd metname op de slachtoffers. Na verloop van tijd blijkt dat veel vrouwen weer teruggaan naar hunpartner zonder dat de veiligheid van de vrouwen (en kinderen) is gewaarborgd. (Groen, 2001,p.27) Wanneer de gewelddadige partner geen hulpverlening heeft ontvangen, is de kans grootdat het patroon van gewelddadige gedragingen voortgezet zal worden. Vanuit het idee dat ge-weld alleen kan stoppen als de dader zelf verandert, wordt in de jaren tachtig en met name inde jaren negentig de daderhulpverlening ontwikkeld. Verschillende projecten worden opgezetmet een verschillend karakter: vanuit een vrijwillige, drang of dwang benadering, al dan niet insamenwerking met justitie.

Langzaam maar zeker komt er (ook in de vrouwenopvanghuizen) een ontwikkeling op gangwaarbij het accent verschuift van een individuele naar een familie- of gezinsbenadering. Vol-gens Groen ‘leidt dit op verschillende fronten tot nieuwe ontwikkelingen in de hulpverlening. Zoworden er op dit moment zorgprogramma’s ontwikkeld die tot doel hebben de hulpverlening telaten samenwerken als gewelddadig gedrag in gezinnen wordt geconstateerd. Instellingen vanjustitie, politie en hulpverlening hebben verscheidene samenwerkingsverbanden opgericht.’(Groen, 2001, p.28)

Zoals uit de volgende paragraaf zal blijken, zijn deze samenwerkingsverbanden vooralgericht op een meersporenbeleid. De verschillende betrokkenen bij huiselijk geweld krijgen elkhun eigen hulpverleningstraject aangeboden. Hiermee is echter nog geen sprake van een sys-teemgerichte aanpak, waarbij alle betrokkenen (uiteindelijk) gezamenlijk een hulpverleningstra-ject doorlopen.

Vanuit de overheid lijkt het besef van het belang van systeemgerichte benadering bij huiselijkgeweld steeds meer op te komen. In 2002 wordt ter afsluiting van het landelijk project ‘Voorko-men en bestrijden huiselijk geweld’ de nota ‘Privé geweld - Publieke zaak’ uitgebracht. In hetbijbehorende 'Model handelingsprotocol' wordt gepleit voor een samenhangende aanpak. ‘Hetbelangrijkste uitgangspunt bij de ontwikkeling van het model-handelingsprotocol is dat huiselijkgeweld een samenhangende aanpak en waar mogelijk een systemische benadering vereist.Daarmee wordt in de eerste plaats bedoeld dat de interventies en de hulp zich dienen te richtenop alle direct betrokkenen en dat zij in onderlinge samenhang en afstemming moeten worden

Page 10: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut10

uitgevoerd. (…) Slachtoffers van huiselijk geweld staan immers niet op zichzelf, zij maken deeluit van gezinssystemen en familieverbanden en in veel gevallen zetten zij hun relatie met depleger voort, ook nadat het geweld naar buiten is gekomen.

In de tweede plaats betekent een samenhangende aanpak dat de interventies en hulp on-derling op elkaar afgestemd dienen te zijn, zowel inhoudelijk op het niveau van methoden endoelen als voor wat betreft timing en planning. Een samenhangende aanpak stelt hoge eisen,zowel op het niveau van het beleid en management als op het niveau van de uitvoering. Voorbeide niveaus geldt dat men de problematiek vanuit een breder perspectief zal moeten beziendan alleen vanuit de eigen sector of beroepsgroep. Zo vereist het creëren van een volledig enop de problematiek toegesneden aanbod de samenwerking met en afstemming op het aanbodvan anderen. En in de uitvoering zullen beroepskrachten zich voortdurend bewust moeten zijnvan de mogelijkheden van anderen en van de consequenties van het eigen handelen voor datvan anderen.’ (p. 8-9, Model handelingsprotocol, Ministerie van Justitie, 2002).

In het kader van het landelijk project ‘Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld’ is het ’Model -handelingsprotocol & Randvoorwaarden zorgprogramma’s ontwikkeld. Hierin worden verschil-lende basisprogramma’s beschreven waarin kort de modulen voor de individuele betrokkenenals ook modulen voor combinaties van betrokkenen weergegeven worden. Telkens kan pergezinssysteem bekeken worden wie voor welke module in aanmerking komt.

In het basisprogramma ‘Huiselijk geweld tegen volwassenen’ wordt aanbevolen de volgen-de modules te bieden:

Individuele traject• Modules voor slachtoffers: informatie en advies, individuele begeleiding, groepshulpverle-

ning en residentiële opvang, koppeling naar andere programma’s.• Modules voor plegers: informatie en advies, lotgenoten groep, dadertherapie.• Modules voor kinderen die getuige zijn van geweld: diagnostiek, speltherapie, individuele

begeleiding, groepshulpverlening, koppeling naar andere programma’s.Gezamenlijk traject• Modules voor beide partners: partnerrelatiegesprekken.• Modules voor beide partners en hun kinderen: systeemgesprekken.

Bij alle voorgestelde modules is een korte beschrijving gegeven. Bij de partnerrelatiegesprek-ken luidt deze beschrijving: ‘Geweld tussen partners heeft belangrijke gevolgen voor hun relatie.Het geweld brengt schade aan het onderling vertrouwen en, wanneer zij daar behoefte aanhebben, zullen zij in partnerrelatiegesprekken moeten kunnen werken aan de verbetering vanhun relatie.’ De beschrijving van de systeemgesprekken luidt: ‘In een aantal gevallen zal erbehoefte zijn in systeemgesprekken te werken aan herstel van onderlinge relaties.’ (p. 29–31,Model handelingsprotocol, Ministerie van Justitie 2002).

Geconcludeerd kan worden dat men de laatste jaren tot het inzicht is gekomen dat bij proble-men van geweld tussen partners het raadzaam is om aan alle betrokken partijen hulp te biedendoor middel van een systeemgerichte benadering. De methodische uitwerking van een dergelij-ke benadering is echter nog uiterst summier.

Page 11: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut11

2.3 Stand van zaken (dader)hulpverlening in de praktijk in Nederland

Hoewel het denken over hulpverlening bij huiselijk geweld steeds meer in de richting van eensysteemgerichte aanpak gaat, staan de ontwikkelingen in de praktijk nog in de kinderschoenen.Voor we in paragraaf 2.3.3 bij de uitwerking van de systeemgerichte benadering in de praktijkkomen, wordt eerst het beeld geschetst van de ontwikkelingen op het gebied van (da-der)hulpverlening en de opkomende lokale en regionale samenwerkingsverbanden tussen ver-schillende organisaties die zich richten op het tegengaan van huiselijk geweld.

2.3.1 Daderhulpverlening

In de nota ‘Privé geweld - Publieke zaak’ worden de ontwikkelingen geschetst op het gebiedvan daderhulpverlening. Wat betreft hulpverlening op vrijwillige basis ‘is in de afgelopen jarenop verschillende plaatsen in het land gestart met projecten. Soms zijn dat projecten binnen hetreguliere aanbod van Algemeen Maatschappelijk Werk en de Geestelijke Gezondheidszorg.Soms zijn het speciale projecten van regionale of lokale samenwerkingsverbanden, waarbij devrouwenopvang vaak een initiërende rol speelt.’ (p. 31)

Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot Plegertherapie in een justitieel kader. ‘Van de acht forensische poliklinieken2 in ons land, die op basis van de AWBZ worden bekos-tigd, hebben vier poliklinieken een behandelprogramma voor plegers (en daders) van huiselijkgeweld. Voor deze behandeling zijn speciale methodieken ontwikkeld. De overige vier beschik-ken over een breder programma gericht op plegers van geweld, waaronder huiselijk geweld.’ (p.32)De behandeling in detentie is lijkt eveneens een punt van aandacht.‘In april 2001 zijn drie voorbeeldprojecten gestart die gericht zijn op het beperken van recidive-gevaar bij met name de plegers van ernstige gewelds- en/of zedenmisdrijven. Tegelijk zijn ervier voorbeeldprojecten gestart die gericht zijn op het verlenen van psychische zorg aan gedeti-neerden met een hulpvraag (ten aanzien van geweld tegen de partner? mf & kl). In de voor-beeldprojecten wordt de zorg in detentie uitgebreid met een behandelaanbod vanuit de forensi-sche poliklinieken en ambulante instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Er wordt in de-tentie een start gemaakt met de behandeling. Tevens worden de daders gemotiveerd voor vrij-willige behandeling na detentie. De continuïteit van de behandeling na detentie is essentieelvoor het succes.’ (p.32)

2.3.2 Samenwerkingsprojecten

Onlangs heeft Transact als werkdocument een inventarisatie gemaakt van verscheidene inte-grale aanpakken van geweld in relaties. Op basis van een aantal criteria zijn 14 projecten geselecteerd: Thuisfront Noord Nederland (Friesland, Groningen, Drenthe), Project Geweld in Relaties Eind-hoven. Samenwerkingsverband Geweld in Relaties Parkstad Limburg (en samenwerkingsver

2 De Waag in Utrecht (dependances in Amsterdam en Den Haag), Kairos in Nijmegen, De Tender in

Deventer, Stichting GgzE in Eindhoven (dependance in Maastricht), AFP in Noord-Nederland, HetDok in Rotterdam, De Transfer in Arnhem, het ambulatorium van Hoeve Boschoord.

Page 12: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut12

band Maastricht e.o), Geweld tegen Vrouwen, een Aanpak voor het Platteland Overijssel, Ad-vies en Meldpunt Een Veilig Huis Utrecht, Steunpunt Relationeel Geweld Amsterdam, Geweldachter de Voordeur(Gemeente Rotterdam), AWARE Rotterdam, De Aanpak Overijssel, ProjectGeweld in het gezin Haarlem, Veiligheidsnetwerk Huiselijk Geweld Zwijndrecht, Regionale Aan-pak Huiselijk Geweld Zuid-Holland-Zuid, De Vrijblijvendheid Voorbij (Provincie Zeeland), HetProject Relationeel Geweld Nijmegen. (p. 2 - 4, van der Linden, Mastenbroek, 2002)

In al deze projecten zijn vrouwen en meisjes die geweld in hun relatie meemaken de doelgroep.Daarnaast wordt in de rapportage geconcludeerd: ‘in de meeste projecten gaat het om eensysteemaanpak waarbij zowel aan slachtoffers hulp wordt geboden, als aan plegers en daders -naast het politieel/juridisch normstellend handelen - hulp bij het stoppen van hun agressie’ (metuitzondering van het project in Zwijndrecht). (Van der Linden, Mastenbroek, 2002, p. 6,)De inhoudelijke en vooral methodische beschrijvingen van de verschillende projecten zijn be-perkt, waardoor het niet mogelijk is om te toetsen of het bij al deze projecten daadwerkelijk omeen systeemgerichte aanpak gaat. Het lijkt erop dat bij een aantal projecten er hoogstens spra-ke is van een meersporenbeleid.

2.3.3 Methodiekbeschrijvingen projecten met een (deels) systeemgerichte benadering

Hoewel eigenlijk nog geen één project aan onze criteria voldoet om in het rapport te wordenopgenomen (1. Methodische beschrijving van systeemgerichte benadering van het project,waarbij 2. een onafhankelijke effectevaluatie is uitgevoerd), willen we toch een aantal veelbelo-vende projecten nader beschrijven, te weten: VeiligHuis, De Aanpak en de CLAS-benadering.Dit zijn de projecten waarvan de meest uitgebreide inhoudelijke en methodische beschrijvingenzijn gepubliceerd in de afgelopen jaren. Naar verwachting zullen effectmetingen worden verrichtbij de eerste twee genoemde projecten: VeiligHuis en De Aanpak.

2.3.3.1 Zorgprogramma een VeiligHuis, zorgprogramma relationeel geweld, Utrecht.

Het Zorgprogramma een VeiligHuis is het resultaat van drie jaar intensieve samenwerking tus-sen Utrechtse instellingen met een hulpaanbod rondom relationeel geweld (VrouwenopvangUtrecht, 2001). Dit programma wordt samengevat op enkele onderdelen van het project diegericht zijn op daderhulpverlening en een systeemgerichte aanpak. De samenvatting is geba-seerd op de publicatie ‘Zorgprogramma een VeiligHuis, zorgprogramma relationeel geweld,Utrecht ‘(2001).

Zeventien samenwerkingspartners in de regio Utrecht hebben zich gecommitteerd aan de uit-voering van het zorgprogramma VeiligHuis. Naast het zorgprogramma heeft deze samenwer-king tot meer concrete afspraken geleid over de strafrechtelijke aanpak, vastgelegd in het Pro-tocol een VeiligHuis. Deze strafrechtelijke aanpak bij relationeel geweld voorziet onder anderein een vroegtijdig hulpverleningstraject voor plegers van dit geweld.

In het zorgprogramma gaat het om de betrokkenen: vrouwen als slachtoffer van relationeelgeweld, de mishandelende partner en de kinderen als getuigen. Het programma is opgezetrond de vraag van de vrouw als slachtoffer. Er zijn zes hulpvragen van vrouwen geformuleerd:

Page 13: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut13

Hulpvraag 1: Vrouw wil over het geweld pratenHulpvraag 2: Vrouw wil bij partner blijven en thuis de geweldsspiraal doorbrekenHulpvraag 3: Vrouw wil (tijdelijk) weg bij haar partnerHulpvraag 4: Vrouw loopt levensgevaar en wil acuut weg bij haar partnerHulpvraag 5: Vrouw wil een einde maken aan de belaging van ex-echtgenoot of ex-familieleden(stalking)Hulpvraag 6: Vrouw blijft de gevolgen ondervinden van relationeel geweld in het verleden.

Per hulpvraag is weergegeven welke modules door welke organisaties georganiseerd worden.Per module zijn verschillende onderwerpen uitgewerkt, zoals: de visie van de organisatie, hetdoel, de activiteiten, voor welke doelgroep, de capaciteit, met welke disciplines samengewerktwordt, welke locatie, frequentie en duur, de wijze van voortgangsbewaking, contra-indicaties ende kosten. Bijlage 1 is een voorbeeld van de uitwerking van de module De Waag van de dr.Henri van der Hoeven Stichting wat het aanbod voor de mishandelende partner betreft. Dezemodule is gericht op daders van relationeel geweld en hun partners. Bij hulpvraag één tot en met drie is het bij een aantal instellingen mogelijk om naast individuelegesprekken, ook hulpverleningsgesprekken te voeren waarbij de partner aanwezig is. Bij hulp-vraag vier en vijf wordt door enkele organisaties geprobeerd naast individuele gesprekken metde vrouw, indien mogelijk ook gesprek(ken) te voeren met de mishandelende partner/stalker.Systeemgesprekken met het hele gezin en relatiegesprekken worden aangeboden bij hulpvraagzes.

In het zorgprogramma wordt tevens het aanbod van tweede-lijns organisaties (GGZ) beschre-ven en het aanbod voor kinderen.

Projecten In het rapport worden een aantal projecten beschreven die het resultaat zijn van verschillendesamenwerkingsverbanden. Twee projecten waarbij een koppeling plaatsvindt tussen de hulp-verlening van het slachtoffer en de dader, zullen we er verder uitlichten.

Project daderhulp thuisgeweld, Maatschappelijk Werk van Politie regio Utrecht en De Waag

De politie regio Utrecht heeft samen met De Waag 'Thuisgeweld' ontwikkeld. In oktober 1999 isdeze pilot gestart.

WerkwijzeHet startpunt van de hulpverlening ligt bij een melding bij de politie, meestal door de vrouw zelfof door mensen uit haar onmiddellijke omgeving. De maatschappelijk werker van de politieneemt contact op met de vrouw en bepaalt met haar de aard en omvang van het geweld enmogelijkheden om het geweld te stoppen. Er worden afspraken gemaakt over de veiligheid vande vrouw en haar gezinsleden en er wordt gesproken over de mogelijkheid van een hulpaanbodaan de partner. De partner wordt vervolgens met toestemming van de vrouw uitgenodigd op hetpolitiebureau voor een gesprek met de maatschappelijk werker en een therapeut van De Waag.Centraal in dit gesprek staan het geweld, de verantwoordelijkheid hiervoor en de verantwoorde-lijkheid van de man om dit geweld te stoppen. De hulpverlening aan de man wordt overgedra-gen aan De Waag en de maatschappelijk werker van de politie gaat met de vrouw een parallel

Page 14: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut14

lopend traject in. Als het geweld is gestopt en de wederzijdse wens bestaat om de relatie voortte zetten, wordt de hulpverlening aan de vrouw door De Waag overgenomen.

Hoe verder met de dader? Vrouwenopvang Utrecht en De WaagDit project is er op gericht de vrijwillige hulpverlening aan slachtoffers en daders op elkaar af testemmen en aan elkaar te koppelen. De deskundigheid van beide instellingen wordt ingezet omhet aanbod uit te breiden en de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren. Concreet kunnen(ex-)partners van vrouwen die zich aanmelden of verblijven bij Vrouwenopvang Utrecht (VOU),gebruik maken van de mogelijkheid van het vrijwillig hulpverleningsaanbod door De Waag. Ookkunnen met vrouwen, hun ex-partners en eventuele kinderen systeemgesprekken worden ge-voerd, mits de (ex-)partner in behandeling is bij De Waag. Tijdens deze gesprekken kan wordenonderzocht of herstel van veiligheid mogelijk is, al dan niet gekoppeld aan herstel van de relatie.Van de systeemgesprekken kan een preventieve werking uitgaan. In de begeleidingsfase of denazorgperiode bieden systeemgesprekken de mogelijkheid om tot een functionele communica-tie te komen met de (ex-)partner over de gedeelde zorg voor de kinderen.

Tot zover de samenvatting van het project VeiligHuis. Opvallend bij het project VeiligHuis is dater ook ruime aandacht bestaat voor methodiek-ontwikkeling en training en deskundigheidsbe-vordering op het gebied van systeemgericht werken, gericht op het stoppen van geweld in (mi-granten)gezinnen.

2.3.3.2 De Aanpak

Het programma waarin de systeemgerichte benadering van huiselijk geweld het meest ver ont-wikkeld lijkt te zijn, is De Aanpak. Dit is een samenwerkingsverband van Stichting Transact,Vrouwenopvang Overijssel (voorheen Berendina Stoel Stichting, Blijf van mijn Lijf Zwolle en Blijfvan mijn Lijf Twente) en de landelijke FIOM. Bijkomend voordeel van De Aanpak is dat het eenuitgebreide wetenschappelijke verantwoording en methodiekbeschrijving bevat van alle onder-delen van het programma. Aan de hand van de publicatie De Aanpak, systeemgerichte hulp bijgeweld in relaties (van Outsem, 2001) volgt een korte beschrijving van deze methode. Voor eenuitgebreidere beschrijving, zie bijlage 2.

De methodiek van De Aanpak is gebaseerd op publicaties en informatie van Justine van La-wick, Martine Groen en Jan Baars, Job Vos en Sjef Rademakers, Virginia Goldner, Alan Jenk-ins en Colin Iles.

De Aanpak richt zich op heteroseksuele partnerrelaties bij wie sprake is van geweld doorde mannelijke partner en waarvan de vrouw een beroep heeft gedaan op de vrouwenopvang.Grote delen zijn volgens van Outsem in beginsel ook toepasbaar op cliëntsystemen waarvan devrouw nog bij de partner verblijft.

Het belangrijkste doel van De Aanpak is: het stoppen van het geweld en bevorderen datbeide ouders actief participeren in de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De partnersworden gestimuleerd om gezamenlijk op constructieve wijze te werken aan het herstel van derelatie, of aan een zo harmonieus mogelijke beëindiging ervan.De structuur van het programma is flexibel en multimodaal, de verschillende onderdelen van demethode kunnen worden ingezet of weggelaten, al naar gelang de hulpverlener dat nodig acht.De Aanpak kent drie fasen: de motiveringsfase, de individuele hulpverleningsfase en de sys-teemgerichte hulpverleningsfase.

Page 15: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut15

In de methodiekbeschrijving van het project De Aanpak wordt de inhoud van de specifieke indi-viduele hulpverlening uitgesplitst per type dader. Voor elk type wordt uitgewerkt welke ge-spreksthema’s, oefeningen en psycho-educatie er gegeven worden en welke gevolgen het heeftvoor het casemanagement.

Van Outsem (1999) typeert de mishandelende mannen in negen categorieën:1. Verslaafde mishandelende mannen.2. Getraumatiseerde mishandelende mannen.3. Impulsieve/machteloze mishandelende mannen.4. Psychotische/dillusionele3 mishandelende mannen.5. Antisociale mishandelende mannen.6. Sadistische mishandelende mannen.7. Extreem jaloerse/bezitterige mishandelende mannen.8. Habitueel gewelddadige/agressieve mishandelende mannen.9. Cultureel defensieve mishandelende mannen.

Ook voor mishandelde vrouwen heeft van Outsem in 1999 een typologie gemaakt. Deze typo-logie ziet er als volgt uit:1. Incidentele slachtoffers.2. Chronische slachtoffers.3. Traumarepeterende slachtoffers;4. Afhankelijke slachtoffers;5. Psychologisch agressieve slachtoffers;6. Slachtoffers van het borderline type;7. Verslaafde slachtoffers. (van Outsem, 1999)

De systeemgerichte hulpverleningsfase heeft als basisonderdelen:• eventuele systeemoverleggen;• relatiegesprekken;• gezinsgesprekken.

In de relatiegesprekken wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn en wat de na te streven doel-stelling is waar de partners aan gaan werken. In de publicatie worden achtereenvolgens driedoelstellingen genoemd: 1. Tot een beslissing komen over stoppen of doorgaan met de relatie.2. Relatieherstel.3. Zo harmonieus mogelijk beëindigen van de relatie.Logischerwijs is het niet mogelijk om alle drie de doelstellingen na te streven. Aan de hand vande beslissing die gemaakt wordt ten aanzien van de eerste doelstelling, zal besloten worden omverder te werken aan de tweede of de derde doelstelling. Bij de systeemgesprekken gaat aandeze drie doelstellingen nog een andere doelstelling vooraf, namelijk: het creëren van rust in derelatie in het beginstadium van de hulpverlening nadat de individuele hulpverlening is gestart,maar op het moment dat er nog geen indicatie is gesteld voor relatiegesprekken.

3 Dillusioneel: last hebben van waanvoorstellingen.

Page 16: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut16

Als vervolg op de relatiegesprekken kunnen ook nog gezinsgesprekken worden georganiseerd.De gezinsgesprekken hebben tot doel de schade bij de verschillende gezinsleden vast te stellenen actie te ondernemen om de schade te herstellen. In het boek wordt alles uitvoerig uitgewerkt. Zo worden precies de kenmerken en de opzet vande gesprekken beschreven, en wat de rol van de begeleiding daarin is. Zelfs de thema’s die inde verschillende soorten gesprekken aan de orde gesteld moeten worden, zijn letterlijk uitge-werkt.

Bijvoorbeeld:Thema's in de gezinsgesprekken• Hoe hebben alle gezinsleden afzonderlijk de gezinssituatie beleefd? Wat heeft het met hen

gedaan, welke schade is aangericht?• Wat is volgens ieder gezinslid het probleem en wat is er nodig om dat op te lossen?• Hoe liggen de verhoudingen tussen de verschillende gezinsleden? Wat vindt men van el-

kaar, wat voelt men voor elkaar en wat wil men met elkaar?• Kan het vertrouwen in elkaar hersteld worden, en zo ja hoe? Wat is hiervoor nodig?• Wat hebben beide ouders als opvoeders te bieden en welke verantwoordelijkheden hebben

de ouders naar hun kinderen? Hoe kunnen beide ouders deze verantwoordelijkheden ge-stalte geven?

• Wat willen de kinderen van hun ouders? Wat zijn hun behoeften?• Is er sprake van parentificatie4 bij de kinderen? Is het de taak van de kinderen geworden

om de ruzies te voorkomen, hun vechtende ouders te scheiden, hun moeder op te vangenna de gewelddadige episoden en hun vader te kalmeren als hij weer boos is?

• Hebben de kinderen partij moeten kiezen voor één van beide ouders? Wat zijn hiervan degevolgen? Hoe kan dit veranderd worden?

• Hoe verdelen de ouders de opvoeding van de kinderen? Bij een scheiding dient duidelijk teworden hoe de verhoudingen tussen de gezinsleden worden. Wat willen de kinderen hierin?

• Wat kan ieder gezinslid doen om te helpen het probleem thuis op te lossen?• Geweld thuis als slecht voorbeeld voor de kinderen: hoe kan deze schade worden hersteld?• Is er naast de gezinsgesprekken nog verdere hulp nodig voor het gezin of voor de indi-

viduele gezinsleden?

Aanvullend op de basisonderdelen kunnen de partners of het gezin als geheel nog een aantalkeuzemodulen worden aangeboden. Dit zijn:• Time-out.• Feedback geven en ontvangen.• Communicatietraining.• Relatievaardigheidstraining.• Rituelen voor wraak, genoegdoening en verzoening.

Het is de bedoeling dat de relatiegesprekken een concreet actieplan opleveren. Dit is een lijstvan afspraken en activiteiten waaraan de partners zich committeren. Van gesprek tot gesprekwordt een voorlopig actieplan opgesteld, geëvalueerd en zonodig bijgesteld. De relatiegesprek-ken worden beëindigd als men een definitief actieplan heeft waaraan beide partners zich gerui

4 Parentificatie: niet bij de leeftijd passende zorg van kinderen voor ouders.

Page 17: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut17

me tijd hebben weten te houden, met als resultaat het stoppen van het huiselijk geweld en eenbetere onderlinge communicatie.

Zoals het project beschreven is, maakt het een goede indruk. Het zit methodisch degelijk inelkaar. De hulpverlening bestaat uit verschillende componenten die voor alle betrokkenen uithet gezin op maat aangepast worden. Het perspectief van alle betrokkenen staat centraal in dehulpverlening, met aandacht voor wederzijds respect (ook vanuit de hulpverlener) en het her-stellen van vertrouwen in relaties. Ieder wordt verantwoordelijk gesteld voor zijn/haar eigenacties en door de relatie/systeemgesprekken wordt inzicht gegeven in de consequenties vanieders handelen. Alternatieve communicatiepatronen worden aangeleerd waardoor men in detoekomst in staat is om op een meer adequate manier met conflicten binnen de relatie en in hetgezin om te gaan.

2.3.3.3 Contextuele Leergroepen voor Alle betrokkenen bij Seksueel Misbruik (CLAS)

In Nederland lijkt het systeemgerichte hulpverleningsaanbod op het gebied van huiselijk geweldallereerst ontwikkeld te zijn voor gezinssystemen waarbij sprake is van seksueel geweld. Hoe-wel deze literatuurstudie zich voornamelijk richt op fysiek en mentaal geweld tussen partners, isdeze hulpverleningsvorm, CLAS genaamd, zeker het beschrijven waard omdat de CLAS-methode tevens kan worden ingezet bij andere complexe geweldssituaties binnen het gezin.

CLAS staat voor een aanpak van seksueel misbruik die in Nederland begin jaren negentig isontwikkeld door Jeugddorp Bethanië in Horn, Limburg.

De contextuele benadering is gebaseerd op de theorie van I. Boszormenyi-Nagy. Daarinwordt seksueel misbruik geplaatst in de context van langlopende, intergenerationele familierela-ties waarin elk individu is opgenomen. Seksueel misbruik binnen gezins- of familieband bete-kent een ernstige schending van vertrouwen. De onderlinge gezins- en familierelaties vormen inde contextuele aanpak de belangrijkste aangrijpingspunten om te werken aan dit herstel vanvertrouwen. 'Herstel van vertrouwen' is overigens niet synoniem aan herstel van gezinsrelaties.Het betekent wel dat naast het slachtoffer, ook andere belangrijke familieleden bij de hulp be-trokken worden. (Baeten, 2000)

Op de internetsite 'www.seksueelgeweld.nl' is de nodige informatie weergegeven over CLAS-projecten. De onderstaande informatie over doelgroep, doelstelling, hulpvormen, uitgangspun-ten, individuele-, context- en groepsgesprekken is van deze internetsite afkomstig. DoelgroepCLAS is bedoeld voor mensen van alle leeftijden, zowel voor slachtoffers als voor plegers, maarook voor degenen die bij hen betrokken zijn, bijvoorbeeld niet-misbruikende ouders, partnersvan slachtoffers, broers en zussen, nieuwe partners van ouders, grootouders en andere fami-lieleden.

DoelstellingDe hulp die CLAS biedt, is gericht op het verwerken van het seksueel misbruik en het zoveelmogelijk herstellen van de betrouwbaarheid van en het vertrouwen in de verstoorde gezins- enfamilierelaties. CLAS-hulpverleners hebben oog voor de positie van alle betrokkenen. Indiengewenst worden daarbij ook plegers betrokken. Het streven is te voorkomen dat het slachtoffergeïsoleerd van gezin of familie verder moet leven en dat de schuld van het misbruik bij hem of

Page 18: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut18

haar komt te liggen. Daarom is het belangrijk te zorgen dat de pleger de verantwoordelijkheidvoor het misbruik op zich neemt. Ook andere gezinsleden worden actief bij de hulpverleningbetrokken. Waar nodig werken CLAS-hulpverleners 'outreachend' om contact te krijgen metbijvoorbeeld andere gezins- en familieleden die aanvankelijk niet bij de aanmelding betrokkenzijn.

Hulpvormen CLAS-hulpverleners zoeken samen met de cliënten naar geschikte vormen vanhulp, variërend van individuele gesprekken en gesprekken met meerdere gezins- of familiele-den tot groepen voor bijvoorbeeld slachtoffers, moeders of plegers. Naast homogene groepenbestaan ook gemengde groepen waaraan slachtoffers, plegers, niet-misbruikende ouders enfamilieleden kunnen deelnemen.

Uitgangspunten van CLASContextueel werken betekent dat rekening wordt gehouden met de familiebanden die tussenverschillende generaties betrokkenen bestaan -de context - en de loyaliteiten die daarvan deeluitmaken. Ook al zijn familiebanden beschadigd als gevolg van seksueel misbruik, ze blijvenhoe dan ook in het leven van de betrokkenen een belangrijke rol spelen.

De CLAS-hulpverlening gaat uit van:• Wederzijds respect: erkenning van de grenzen van betrokkenen en het -helpen - beëin-

digen van alle vormen van grensoverschrijding. Wederzijds respect geldt ook voor derelatie tussen hulpverlener en cliënt.

• Erkenning: een proces op gang brengen waardoor betrokkenen zicht krijgen op hun ei-gen investeringen in het gezin of de familie.

• Meerzijdige partijdigheid: streven van de hulpverlener om iedere betrokkene in zijnwaarde te laten, waardoor hij voor alle gezinsleden betrouwbaar wordt en niet zelf ver-wikkeld raakt in de onderlinge strijd. Belangrijk is onderscheid te maken tussen het ge-drag dat afgekeurd kan worden en de persoon die gesteund wordt. Het streven is ookde cliënten deze houding bij te brengen.

• Dialoog: het zoeken van betrokkenen en hulpverleners naar mogelijkheden om de ver-stoorde balans in de onderlinge gezinsrelaties te doorbreken en te herstellen. Cruciaaldaarin is dat betrokkenen zich bewust worden van hun verantwoordelijkheden tegen-over anderen en dat zij de volledige verantwoordelijkheid nemen voor hun gedrag en degevolgen daarvan.

• Herstel van vertrouwen: schending van het vertrouwen binnen familie relaties wordt alseen van de schadelijkste gevolgen van seksueel misbruik beschouwd. Werken aan hetherstel van de betrouwbaarheid van de relaties tussen de familieleden is daarom eenbelangrijk doel.

De inhoud en de vorm van de hulpverlening worden afgestemd op de individuele behoeften('hulp op maat'). Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen individuele gesprekken encontextgesprekken enerzijds, en het werken in groepen anderzijds. De CLAS-hulpverlenerswerken zelf zoveel mogelijk in gemengde koppels, zodat zowel het mannelijk als het vrouwelijkperspectief binnen de hulpverlening aanwezig is.

Page 19: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut19

Individuele gesprekken en contextgesprekkenIn de intakefase bekijken CLAS-hulpverleners samen met de cliënt welke vormen van hulpver-lening in zijn of haar situatie het meest geschikt zijn en in welke volgorde. Vaak krijgen cliënteneerst individuele begeleiding en in een later stadium zogeheten 'contextgesprekken' met ou-ders, partners of andere familieleden die voor de cliënt belangrijk zijn. Doel van de gesprekkenis het op gang brengen van de onderlinge dialoog met het oog op het herstel van de vertrou-wensbanden. Ook in de individuele gesprekken wordt aandacht besteed aan belangrijke fami-lieleden.

GroepenCLAS kent twee soorten groepen: homogene groepen en gemengde groepen. Homogenegroepen bestaan uit ongeveer zes tot acht -in de loop van de tijd wisselende - deelnemers vanhetzelfde geslacht en in min of meer dezelfde levensfase. De groepen bestaan uitsluitend uitbijvoorbeeld slachtoffers, partners van slachtoffers, broers en zussen, plegers of niet-misbruikende ouders. De leden van een groep hebben met elkaar gemeen dat ze in dezelfdepositie zitten wat betreft het misbruik. De onderlinge verschillen in persoon, situatie, ervaring enlevensfase worden benut om onder begeleiding van hulpverleners elkaar te steunen en vanelkaar te leren. Naast herkenning en erkenning biedt dat de deelnemers mogelijkheden om tewerken aan het vinden van een nieuw evenwicht tussen geven en ontvangen in relaties. Essen-tieel onderdeel van dit proces is het erkennen van eigen pijn en geschaad vertrouwen, het lerenaanspreken van anderen op hun schuld en verantwoordelijkheden, en -voor de plegers - heterkennen van schuld en het oppakken van de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Gemengde groepen hebben gedurende zes tot tien bijeenkomsten een vaste samenstelling vanmensen die in verschillende posities met seksueel misbruik te maken hebben gehad. Bij destart van de groep kennen de deelnemers elkaar niet en verkeren ze in verschillende stadia vanverwerking. Een groep bestaat uit drie slachtoffers, drie plegers, drie niet-misbruikende oudersen drie hulpverleners, en kan eventueel naar geslacht worden ingedeeld. Doel is de dialoog opgang te brengen en de deelnemers te leren omgaan met de uiteenlopende gevoelens die hetcontact met betrokkenen in andere posities bij hen teweegbrengt en de verschillende beteke-nissen die dat voor hen heeft. Met name bij plegers en andere gezinsleden moet dit uiteindelijkleiden tot besef en erkenning van de eigen verantwoordelijkheid en van de gevolgen van hungedrag. Gemengde groepen bieden een goede gelegenheid om hun inzicht te verruimen envaardigheden te oefenen die de deelnemers nodig hebben voor de contacten binnen hun eigengezin en familie.

2.4 Conclusie

Er is de laatste jaren een duidelijke trend de hulpverlening steeds meer rond het hele (ge-zins)systeem te organiseren. Steeds vaker ziet men in dat om huiselijk geweld te stoppen, dedader ook bij de hulpverlening moet worden betrokken. Vanuit de overheid wordt het systeem-gericht werken gestimuleerd, gezien de nota Privé geweld - Publieke zaak, waar verschillendebasisprogramma’s rond huiselijk geweld staan vermeld. De methodische uitwerking van metname de systeemgerichte modules blijven echter uiterst summier.

Page 20: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut20

Er zijn de laatste jaren verscheidene omvangrijke samenwerkingsverbanden opgezet, waarinverschillende betrokken organisaties die gericht zijn op huiselijk geweld hun activiteiten inter-sectoraal op elkaar afstemmen. Er wordt dan meestal een meersporenbeleid gevoerd; de ver-schillende gezinsleden worden ieder op een eigen individueel spoor behandeld. Er zijn recentenkele projecten in Nederland ontwikkeld waarbij de verschillende hulpverleningstrajecten bin-nen een gezin op elkaar afgestemd worden en er gewerkt wordt aan het herstellen van vertrou-wen in relaties. Bij deze projecten wordt naast individuele hulpverlening aan de verschillendebetrokkenen, ook relatie- en systeemgesprekken geboden. De projecten VeiligHuis, De Aanpaken CLAS zijn hier voorbeelden van.

Page 21: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut21

3 Internationale ontwikkelingen in systeemgerichte aanpak vanhuiselijk geweld

3.1 Inleiding

De Verenigde Staten lijken internationaal gezien voorop te lopen in de ontwikkelingen in dehulpverlening aan slachtoffers en daders van partner geweld. De meeste beschikbare literatuurbetreffende dit onderwerp is ook afkomstig uit de V.S. In het kort zullen deze ontwikkelingen inde V.S. geschetst worden. Wanneer het in de tekst over andere landen gaat, zal dit explicietvermeld worden.

3.2 Ontwikkelingen in de V.S.

Bea Hanson laat in haar verhandeling over daderhulpverlening en behandelingstechnieken inhet Handbook of Domestic Violence Intervention Strategies zien dat in de V.S. vanaf de jarenzeventig altijd grote discussies gaande zijn over welke behandelingsperspectieven en interven-ties toegepast moeten worden in het tegengaan van huiselijk geweld (Hanson p.419 - 441 inRoberts, 2001). Deze paragraaf is een samenvatting van Hanson’s overzicht.

Tot de beweging van vrouwelijke slachtoffers van partner geweld van zich liet horen in dezeventiger jaren, werd huiselijk geweld (als vrouwenmishandeling al als probleem gedefinieerdwerd) vooral toegeschreven aan bepaalde aspecten van de individuele man voornamelijk alseen fysiologisch of intrapsychisch probleem. (Schechter, 1982) In antwoord op de kritiek van defeministische beweging op de fysiologische en intrapsychische benadering, ontwikkelde deliteratuur op dit vlak zich meer richting het werken met partners of met familiesystemen, of hetwerken met daders in groepen met een nadruk op psycho-educatieve en cognitief-behavior-istische technieken. (Dutton, 1995; Edleson & Tolman, 1992; Thorne-Finch, 1992) VolgensHanson ontwikkelt zich een aanzienlijke tegenstelling tussen de systeemgerichte en de groeps-behandelings benaderingen ten aanzien van de geschiktheid en de effectiviteit van deze inter-venties. (2001)

In de late jaren zeventig ontwikkelde men vanuit de vrouwenbeweging de eerste behande-lingsmodellen die gebruik maakten van groepshulpverlening om daders te behandelen. Publie-ke druk op het strafrechtelijke wetsysteem om meer effectief antwoord te geven op daders vanhuiselijk geweld, en de reactie op de bestaande fysiologische -, intrapsychische - en systeem-benadering, leidde tot de ontwikkeling van daderhulpverleningsprogramma’s. (Dutton, 1995;Thorne-Finch,1992) De eerste daderhulpverleningsgroepen die specifiek met mannelijke daderswerkten, waren vrijwillige groepen die een ‘social learning orientation’ toepaste, toegespitst ophet verbeteren van vaardigheden voor conflictbeheersing. (Dutton, 1995; Ganley1981; Ganley &Harris, 1978)

In de begin jaren tachtig werden daderhulpverleningsgroepen opgelegd door de rechtban-ken. Deze waren ontwikkeld in Duluth, Minnesota door het Duluth Abuse Intervention Project(DAIP) (Pence&Paymar, 1993). Gebaseerd op het werk van Paulo Freire (1970), ontwikkeldeDAIP een ‘cultureel offensief’ tegen huiselijk geweld waarmee ze een confrontatie aanging methet gedachtegoed dat het mannelijk gewelddadige gedrag legitimeerde. (Mederos, 1999) DAIPnam het werken met dader op in een systemische benadering waarbij de politie, de rechtban-ken, pleitbezorgers van vrouwelijke slachtoffers, hulpverleningsinstellingen en andere gemeen

Page 22: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut22

telijke instellingen samenwerken in het tegengaan van huiselijk geweld. (Mederos, 1999; Pence& Paymar, 1993; Pence & Sheppard, 1999) Dit laatste punt van samenwerking met andereinstellingen wordt ook door Gondolf in 2002 bevestigd.

3.3 Interventies en technieken van behandeling

In deze paragraaf worden een aantal verschillende vormen van interventies beschreven die inde V.S. toegepast worden.

3.3.1 Cognitief behavioristische benadering

De doelen van de cognitief behavioristische benadering zijn om tegelijkertijd:• Patronen van gedachtegangen bloot te leggen die voor de plegers het ongewenste gedrag

rechtvaardigden en het voor hen legitimeerde om dit gedrag voort te zetten.• Het probleemgedrag te onderbreken en het te vervangen door er alternatief, meer accepta-

bel gedrag te leren. Andere vaardigheden worden aangeleerd om het alternatieve gedragte versterken en het handelingsrepertoire uit te breiden, bijvoorbeeld communicatie, con-flicthantering, en ontspanningsoefeningen om de stress te verlagen. (Gondolf, 2002)

3.3.2 Psychodynamische benadering

Deze benadering richt zich meer op de emotionele kant en de persoonlijkheid van de individu-ele man. Als resultaat van hun opvoeding zijn veel mannen slachtoffer geworden en lijden nuaan trauma’s, emotionele pijn, slechte controle van impulsen, angst voor intimiteit of problemenom zich te binden of te hechten aan iemand. Psychodynamische therapie helpt de mannen omdeze problemen te behandelen. (Gondolf, 2002)

3.3.3 Duluth (Power and Control vs Equality) model

De benadering die de laatste tijd volgens Gondolf de meeste navolging kent, is het Duluth mo-del. (Gondolf, 2002)

Het Duluth model beschouwt geweld door mannen als een component van de patriarchi-sche samenleving waarin mannen zich het recht verschaffen om controle en dominantie overhun vrouw uit te oefenen. In deze benadering wordt geweld tegen vrouwen niet gezien als ietsepisodisch, maar meer als een uiting van systematische mannelijke controle dat, gelijk metemotioneel, seksueel en verbaal misbruik, functioneert om vrouwen te intimideren en te onder-werpen. Op deze manier gesteld is het gebruik van geweld intentioneel en het resultaat van eenindividuele keuze. In plaats van het verlies van controle, zien zij het juist als handhaving daar-van. Het geformuleerde doel van deze interventie is om mannen compleet de verantwoordelijk-heid op zich te laten nemen voor hun gedrag. Het programma richt zich op de deconstructie vande basis van gewelddadige episodes in ‘power and control’ motieven en deze te vervangenmet een gelijkheidsmodel voor relaties (Pence&Paymar, 1993)

Het Duluth model omvat acht thema’s die behandeld worden in een gestructureerd behan-delprogramma. Elk thema wordt gepresenteerd in een periode van drie weken. In totaal bestaat

Page 23: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut23

het programma dus uit vierentwintig sessies. De thema’s die behandeld worden, zijn: geweld-loosheid, niet bedreigend gedrag, respect, vertrouwen en steun, eerlijkheid en verantwoorde-lijkheid, seksueel respect, partnerschap, overleg en redelijkheid. In de eerste week wordt hetthema gedefinieerd en geanalyseerd. Na een korte ‘check-in’ waarin elke man zijn vorderingenbeschrijft ten aanzien van zijn actieplan, volgt er een video of rollenspel waarin een man een‘power en control’ tactiek gebruikt. Als groep vullen de mannen een logboek in waarin de moti-vatie, de tactieken en de effecten van het gedrag worden ontleed. De groepsleider geeft les endeelt persoonlijke controlelogboeken uit waarin zij hun persoonlijke incidenten van huiselijkgeweld kunnen beschrijven. In de tweede week wordt na de ‘check-in’ door de hele groep ie-ders persoonlijke logboek geanalyseerd. De laatste week bij elk thema wordt gebruikt om ge-weldloos en niet dreigend gedrag te verkennen en te oefenen. De mannen spelen in een rollen-spel niet controlerende alternatieven op de incidenten die zij hebben beschreven in hun logboe-ken. Daarna wordt er tijd besteed aan het doen van vaardigheidsoefeningen zoals time-outs,positief zelfinzicht, assertiviteit en communicatievaardigheden. Er is weinig tot geen gelegen-heid gedurende de groepsbijeenkomsten voor onverwachte onderwerpen; de groepsbegeleiderhoudt de controle over de richting van de gesprekken en de uitleg van het gedrag van de man-nen. Het bediscussiëren van de eigen ervaringen van mannen met slachtofferschap of onder-drukking wordt gezien als het meegaan in hun slachtofferschap (wat hun legitimatie verstrektvoor hun gewelddadig gedrag) in plaats van hun daderschap en dus gevaarlijk voor slachtof-fers. (Mankowski, Haaken en Silvergleid, 2002)

Er zijn inmiddels verschillende variaties van dit model, maar er bestaat volgens Gondolf welovereenstemming over de fundamenten. Hij noemt de volgende drie fundamenten: 1. Mannen moeten geconfronteerd worden met hun mishandeling van vrouwen. Veel van hen

zijn opgegroeid met het idee dat het gebruik van geweld normaal is, accepteerbaar, of ge-woon ‘cool’. Zij moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor hun gedrag of de consequen-ties voor lief nemen als ze dat niet doen.

2. Zoals ook bij de cognitief-behavioristische benadering benadrukt wordt, moeten mannen indaderhulpverleningsprogramma’s ook specifiek aandacht besteden aan hun gedachten pa-tronen - de rationalisaties, de excuses en rechtvaardigingen - die hun geweld en misbruikversterken. Ze moeten simpele technieken aanleren om hun gedrag te stoppen en er alter-natief gedrag voor in de plaats aanleren.

3. Sommige mannen hebben aanvullend nog specifieke hulp nodig om met hun emotionele enpsychische wonden uit hun jeugd om te gaan. (Gondolf, 2002)

Het derde punt wat door Gondolf benoemd wordt, lijkt een behoorlijke verruiming van het oor-spronkelijke gedachtegoed van het Duluth-model. Waarschijnlijk zal deze aanvullende hulpindividueel geboden worden, om niet tezeer in tegenspraak te zijn met de oorspronkelijke prin-cipes.5

Het Duluth-model vindt niet alleen in de V.S. grote navolging, maar ook daarbuiten. Zo meldtIpso Facto dat naast het GRIP-project in Nederland het Duluth model wordt toegepast in Duits-land en in Schotland. Een verschil met het Amerikaanse programma is dat men in Schotlandvoorafgaand aan de groepsbehandeling acht individuele sessies kent. (Ipso Facto 2002). Vol

5 Dit is inderdaad het geval bij het project De Waag in Nederland.

Page 24: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut24

gens Lipchik wordt het Duluth programma beschouwd als het prototype voor daderhulpverle-ningsprogramma’s over de hele wereld. (Lipchick, Sirles, Kubicki, 1997)

3.3.4 Relatie en systeembenadering

Er wordt in de internationale wetenschappelijke literatuur nauwelijks geschreven over relatiethe-rapie en met name niet over systeembenadering. Als er al over geschreven wordt, gebeurt ditvanuit een defensieve houding. Zo worden door Babcock en La Taillada in hun hoofdstuk in hetboek Domestic Violence, Guidelines for Research-Informed Practice telkens verschillendesoorten interventies beschreven, gevolgd door kritieken die op deze interventie bestaan. Bij derelatietherapie wordt van dit stramien afgeweken: eerst worden de kritieken van de relatie- enfamilietherapie besproken voordat het potentiële nut ervan beschreven wordt. (Babcock en LaTaillada in Vincent, Jouriles, 2000) Ook Lipchick begint met de weerstanden weer te geventegen relatietherapie. Beide auteurs geven aan dat de methodieken ervan beschuldigd wordendat de daders ervan weerhouden worden om de volledige verantwoordelijkheid op zich te ne-men omdat in deze methodieken gebruik gemaakt wordt van empatische technieken. Daarnaastzou door beide partners te behandelen de implicatie gegeven worden dat de vrouw, het slacht-offer zou moeten veranderen. Daarnaast zou de methode gevaarlijk, onethisch en ineffectiefzijn. Gevaarlijk omdat wat de vrouw in de therapie vertelt, de volgende dag tegen haar gebruiktkan worden door de man. Onethisch omdat men er vanuit gaat dat de vrouw moet veranderen.Ineffectief omdat de mishandelaar zal liegen en bedriegen gedurende de behandeling. Ook hetimpliciete doel van het behouden van de relatie wordt ter discussie gesteld.

Er worden door Lipchick een aantal criteria gegeven op basis waarvan de geschiktheid van derelatie/systeemtherapie beoordeeld kan worden:1. Intensiteit en chroniciteit van de mishandeling. Hoe minder chronisch de mishandeling, hoe

beter de prognose.2. Kwaliteit van de relatie. Beide partners moeten in staat zijn om concrete voorbeelden te

geven van wat zij waarderen in elkaar en in hun relatie. Er moet bewijs zijn voor de capaci-teit tot empathie en wederkerigheid.

3. Psychische status. Cliënten waarbij tekenen van mogelijke neurologische of psychologischeafwijkingen zijn, moeten geëvalueerd worden door een psychiater.

4. Alcoholmisbruik of andere verslavingen. Gaat alcohol- of drugsmisbruik vooraf aan mishan-delingen? Als de relatie wederzijds als bevredigend wordt beoordeeld en vrij is van mishan-deling tenzij bepaalde stoffen worden gebruikt, wordt een behandeling tegen alcohol- ofdrugsverslaving aangeraden.

5. Voorgaande interventies. Wat heeft wel en niet gewerkt bij pogingen in het verleden (huneigen inspanningen of door professionele interventies) om de relatie te verbeteren?

6. De doelstellingen van de cliënten Beide partners moeten overeenstemmen in een drietalvoornemens: 1. dat zij in de toekomst geen geweld meer willen, 2. dat zij hun relatie willenbehouden, en 3. dat zij willen werken aan het voortbestaan van de relatie.

7. Motivatie. Beide partners moeten open staan om aan zichzelf te werken, niet alleen maar te verwachten dat alleen de ander moet veranderen. (Lipchick, Sirles, Kubicki, 1997)

Aangezien 50-70 procent van koppels met kinderen waarbij huiselijk geweld plaatsvindt en 62%van de koppels die geen hulpverlening zoeken, ervoor kiezen om bij elkaar te blijven, kan rela

Page 25: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut25

tietherapie (mits veilig en ethisch uitgevoerd) volgens Babcock en LaTaillade een mogelijk al-ternatief zijn. (Babcock en La Taillada in Vincent, Jouriles, 2000)

Lipchik en haar collega’s hebben het oplossingsgerichte therapie model overgenomen. Gedu-rende de therapie wordt gefocust op de uitzonderingen van hun klachten, hun bestaande enpotentiële krachten en hoe ze deze krachten kunnen versterken. In gevallen waar het gaat ompartnergeweld betekent dit: nagaan wat er gebeurt als het koppel wel goed met elkaar overwegkan (wanneer er geen dwang en geweld aan te pas komen). Een belangrijk aspect van de op-lossingsgerichte therapie is dat de therapeut zowel een accepterende en respectvolle houdingheeft ten opzichte van de dader als de partner van de dader; dit geeft vanaf het begin een veili-ge start. Deze therapeutische benadering reduceert wantrouwen en ontkenning, en maakt hetvoor beide partners mogelijk om hun situatie en de nodige veranderingen eerlijk in te zien. Erwordt getracht te komen tot een win-win situatie voor beide partners waarin beide partners keu-zes willen maken die goed zijn voor de relatie, want dat is voor beide ook het individuele be-lang. (Lipchik, Sirles, Kubicki, 1997)

3.4. Veelbelovende nieuwe benaderingen

Babcock en La Taillade geven in hun hoofdstuk in het boek Guidelines for Research -InformedPractice (Vincent & Jouriles 2000) aan dat er een aantal veelbelovende ontwikkelingen gaandezijn die als alternatief voor het bestaande aanbod kunnen dienen, of als een bruikbaar aanvul-lend component. Deze vormen van hulpverlening zijn nog niet uitgebreid getest, maar voorlopi-ge gegevens indiceren hun bruikbaarheid en ze hebben bewezen succesvol te zijn bij proble-men die gerelateerd zijn aan huiselijk geweld. In deze paragraaf volgt een overzicht van hunbevindingen. Het matchen van de behandeling en het type daderHet is duidelijk dat de ‘one-size-fits all’ toepassing van interventies niet tegemoet kan komenaan de diversiteit onder de daders. (Healy e.a., 1998)Holzworth-Munroe en Stuart (1994) hebben een typologie gecreëerd waarin daders in drie di-mensies beschreven worden: de ernst van de mishandeling in de relatie, gebruik van geweldzowel binnen als buiten de relatie, en de mate van psychopathologie of persoonlijkheidsstoornisvan de dader. Zij karakteriseren drie grote subgroepen daders: alleen binnen het gezin mishan-delaars, dysforische/borderline daders en in het algemeen gewelddadig/antisociale daders.

Er worden verschillende functies gehecht aan geweld door de verschillende subtypen da-ders. Zo gebruiken dysforische/borderline type daders geweld om te voorkomen dat hun partnerhen verlaat. Antisociale daders gebruiken geweld vaak meer als soort controlemiddel, om hunvrouwen te onderwerpen. Ook de ‘trigger’ om geweld te gaan gebruiken verschilt per type da-der: de een zal geweld gaan gebruiken wanneer de vrouw zich terugtrekt, terwijl een ander ditdoet na verbaal geweld van de vrouw. Het begrijpen van deze verschillende antecedenten enfuncties van geweld kan helpen in het op maat maken van de behandeling voor verschillendedaderprofielen zodat er een meer contextuele behandeling ontstaat. (Babcock, La Taillade inVincent, Jouriles, 2000)Gondolf verkreeg na een factoranalyse op de ‘Millon Multiaxical Clinical Inventory’ (MCMI; Mil-lon 1994) vier typen subschalen gegenereerd die de gangbare persoonlijkheidstypen van da-ders weergaf:

Page 26: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut26

• Kleine mate van psychopathologie• Antisociaal/narcistisch• Ontwijkend/afhankelijk• Zware psychopathologie6

Aandacht voor alcohol misbruikIn zijn ‘ multisite’ evaluatie vond Gondolf (1998) dat de enige substantiële predictor voor hetvoorspellen van geweld was of de man dronken was gedurende de follow-up. Hoewel hulpverlening bij alcoholmisbruik geen substitutie is voor daderhulpverlening (Babcocken Steiner, 1999) kan het toevoegen van een dergelijke component wel de werkzaamheid vandaderhulpverlening vergroten voor het relatief grote deel van daders in de hulpverlening meteen verslavingsprobleem.

Groepen met aandacht voor het versterken van relaties Een trainingsgroep gericht op het vergroten van vaardigheden om relaties te versterken bleekaan te slaan bij daders van partner geweld. De doelstelling van dit programma (ontwikkeld doorBernard Guerney in 1997) is het versterken van relaties. Mannen worden geholpen om inter-persoonlijke vaardigheden aan te leren die relaties versterken en het hen mogelijk maken omhun gebruik van geweld te stoppen. Allerlei interventies worden toegepast: rollenspellen, huis-werkopdrachten om hun expressieve vaardigheden en vermogen tot empathie te vergroten, enhet verbeteren van communicatie met hun partner en het leren identificeren van en het omgaanmet hun emoties. (Waldo, 1988)

Dialectische gedragstherapieTwee factoren die door het Duluth model en de Cognitieve-Behavioristische Therapie over hethoofd worden gezien, zijn de moeilijkheden die daders hebben met affectregulering en hunneiging om reactief te reageren op directe confrontatie door therapeuten. Dialectische ge-dragstherapie (DBT: Linehan, 1993) heeft empirische werkzaamheid bewezen en is geplaatstop de empirisch geteste ondersteunende behandelingen lijst voor personen met Borderlinestoornissen. (Chambless e.a. 1996) DBT veronderstelt dat mensen met een Borderline stoornisemotie-dysregulatie ondervinden, gebaseerd op biologische afwijkingen. (Waltz, 1999)Hoe deze behandeling methodisch plaatsvindt, wordt in de beschrijving niet duidelijk.

Gebruik van bindingstheorieënIn de Compassion Workshop (Stosny 1995) wordt een cognitief-behavioristische interventietoegepast, gebaseerd op de hechtingstheorie, die de oorsprong zoekt van geweld in het gebruikvan boosheid van de dader om gevoelens van diepe pijn, of schaamte, afwijzing, machteloos-heid of percepties van niet-geliefd zijn. Het is gericht op het ontwikkelen van compassie voorzichzelf en voor anderen.

6 In dit verband kan ook naar Nederlandse literatuur verwezen worden. Zoals in paragraaf 2.3.3.2 is

beschreven, geeft Van Outsem een typologie van mishandelende mannen en slachtoffers. Dezetypologie wordt ook in de praktijk gebruikt in het project De Aanpak om de hulpverlening op depersoonlijkheid van de cliënt af te stemmen.

Page 27: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut27

Stage of Change modelCliënten veranderen door het doorlopen van 5 stadia:• De fase voorafgaand aan bezinning, waarin individuen er niet van overtuigd zijn dat zij een

probleem hebben of niet willen veranderen• De bezinningsfase, waarin een persoon actief de mogelijkheid om te veranderen overweegt• De voorbereidingsfase, waarin het individu een meer uitgesproken doel heeft om te veran-

deren en zich daar aan committeren en plannen maken om hun gedrag te veranderen.• De actieve fase, waarin iemand stappen neemt om te veranderen, en strategieën toepast

om terugval tot het probleemgedrag te voorkomen.• De handhavingsfase, waarin het individu de verandering consolideert en integreert in

zijn/haar levensstijl. (Prochaska, DiClemente, en Norcross, 1992)

Cliënten zijn het meest geneigd te veranderen wanneer zij zich zelf ‘eigenaar’ beschouwen vanhun problematische, gewelddadige gedrag; als sprake is van een innerlijke motivatie. Als spra-ke is van een externe motivatie, zoals het ontlopen van straf, is de kans op verandering kleiner.(Daniels en Murphy, 1997). Confronterende benaderingen lijken weinig effectief te werken bijreactieve cliënten.

Motivationeel interviewen (Miller en Rolnick, 1991) wordt gezien als een voorbereidendprogramma om mannen te bewegen van ontkenning en minimaliseren, naar bereidheid tot ver-andering (Edleson, 1996).

Het Relapse Prevention Model (Marlatt and Gordon, 1985) kan een raamwerk bieden omtechnieken te ontwikkelen om mannen te helpen bij het behouden van geweldvrije relaties. Eénvan de doelen is om cliënten te helpen die een terugval hebben gehad om weer terug op hetrechte pad te komen.

Voor alle genoemde belovende ontwikkelingen geldt dat zij nog uitgebreid wetenschappelijkgetest moeten worden alvorens daadwerkelijk gesproken kan worden van verbeteringen.

3.5 Conclusie

Zoals uit het vergelijkende onderzoek van Babcock en La Taillade blijkt, is het grootste positieveeffect niet gebaseerd op het meest toegepaste Duluth model, noch op de Cognitieve-Behavioristische Therapie, maar van een trainingsgroep gericht op het vergroten van vaardig-heden om de communicatie in relaties te versterken.

In het land waar systeemgerichte benadering oorspronkelijk is ontwikkeld, lijkt deze benaderingnu een beetje in ongenade te zijn geraakt. Er wordt weinig over geschreven in relatie met hui-selijk geweld, en als er dan over wordt geschreven, gebeurt dit vanuit een zeer defensievehouding.

Daderhulpverlening is wel op grote schaal ontwikkeld en doorgevoerd, met name in devorm van groepsbehandeling. Het betreft groepen die gebaseerd zijn op de principes van cog-nitief-behaviorische behandeling en het profeministische Duluth model. Met name het Duluthmodel kent (in variaties) wereldwijde navolging.

Page 28: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut28

Page 29: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut29

4 Evaluatie & Effectmetingen van projecten huiselijk geweld in Nederland

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nagegaan of van de in hoofdstuk 2 beschreven projecten ook evaluatiesen effectmetingen zijn uitgevoerd. Allereerst wordt kort ingegaan op samenwerkingsprojectendie gericht zijn op daderhulpverlening of waarbij een meersporentraject is gevolgd. Vervolgenswordt uitgebreider ingegaan op projecten waarin een syteemgerichte benadering gehanteerdwordt.

4.2 Evaluatie van Nederlandse projecten

Op basis van het materiaal van de inventarisatie van Transact (2002) kan geconcludeerd wor-den dat in alle veertien geselecteerde projecten7 wel procesevaluaties uitgevoerd zijn, maar dater weinig aandacht is voor cliëntonderzoek en er vrijwel geen onafhankelijke effectmetingen vandeze projecten hebben plaatsgevonden.

Het Rotterdamse Aware project is het meest uitgebreid geëvalueerd door een onafhankelij-ke onderzoeksinstelling, de Universiteit Utrecht. De kern van het Aware-project betreft eenalarmsysteem voor vrouwen die het slachtoffer zijn van stalking door hun ex-partner en is ge-richt op de veiligheid van de vrouwen en niet op het herstellen van de relatie. De effectiviteit vanhet project wordt afgemeten van het criterium: in aanraking komen met de politie. Deze operati-onalisering is erg beperkt, omdat niet het gepleegde geweld wordt gemeten, maar alleen ofsprake is van een melding bij de politie.

Bij het GRIP-project in Amsterdam was door het onderzoeksbureau Ipso Facto een uitge-breide onderzoeksopzet gemaakt voor een effectmeting (zie paragraaf 4.5.). Door de zeer te-genvallende aantallen daders die aan het programma deelnamen en bereid waren om de vra-genlijsten in te vullen, was een effectmeting niet mogelijk. Wel heeft een procesevaluatieplaatsgevonden, waarbij de vraag centraal stond wat geleerd kon worden van het GRIP. (IpsoFacto, 2002).

Andere projecten waarbij volgens Transact een onafhankelijk onderzoeksbureau of onafhanke-lijke onderzoekers betrokken zijn, zijn de projecten in Zeeland en Noord-Nederland. ‘HetNoord-Nederlandse pilotproject Thuisfront - Eerste Hulp bij Thuisgeweld in drie proefgebiedenvan de provincie Groningen - wordt geëvalueerd met een effectmeting door een onafhankelijkonderzoeksbureau. De eerste meting zal 1 oktober 2002 klaar zijn en de definitieve metingwordt een jaar later verwacht. Het zal worden uitgevoerd door het onafhankelijke ProvinciaalOntwikkelingsinstituut Zorg en Welzijn, door middel van het meten van terugval zoals opgete-kend in politie-rapportage. Ondertussen vinden door hetzelfde instituut procesmetingen plaatsten behoeve van methodiekontwikkeling (wat gaat goed, wat zijn ontwikkelingspunten). In Zee-land is het onafhankelijk onderzoeksbureau SCOOP vanaf het begin bij het project betrokken.Tijdens de voorbereidingen werd onderzoek naar hulpvragen onder cliënten uitgevoerd. Ook

7 Zie hoofdstuk 2 (paragraaf 2.3.2.) voor namen van de geselecteerde projecten inventarisatie

Transact.

Page 30: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut30

zullen effectmetingen worden gedaan. Het bureau doet onder andere de effectmeting van hetZeeuwse Marietje Kesselsproject. De projecten in Haarlem, Rotterdam, Eindhoven, Limburg,Zuid-Holland Zuid, Platteland Overijssel, Nijmegen en voorlopig ook Zeeland zijn - naast deprocesevaluaties en bijsturingen - niet geëvalueerd. Het Advies en Meldpunt Utrecht heeft eente korte looptijd voor evaluatie; gegevens over Steunpunt Amsterdam ontbreken.’ (p. 19-21, Vander Linden, Mastenbroek 2002)

4.3 Voorlopige resultaten van De Aanpak

Aangezien in hoofdstuk 2 De Aanpak als voorbeeld is uitgewerkt van systeemgerichte benade-ring, wordt in dit hoofdstuk enige aandacht besteed aan de voorlopige resultaten van de proce-sevaluatie van dit programma. Door het Verwey-Jonker Instituut zal, als de benodigde financie-ring hiervoor wordt gevonden, in 2003 en 2004 een effectmeting worden uitgevoerd ten aanzienvan ‘De Aanpak’.

4.3.1 Aantallen

In de publicatie De Aanpak, systeemgerichte hulp bij geweld in relaties (2001) staan een aantalkerngegevens over de doorstroom van het project genoemd. ‘In totaal zijn tijdens de looptijdvan het project 53 mishandelde vrouwen benaderd met het voorstel voor systeemgerichte hulp.Van deze vrouwen stemden 23 in met dit voorstel (43 procent). Van de 23 partners van dezevrouwen zijn er 21 benaderd met het voorstel van systeemgerichte hulp. Van deze 21 mannenis met achttien mannen (86 procent) 1 kennismakingsgesprek gevoerd. Van deze 18 mannenbleken er 13 gemotiveerd (57 procent van het totaal aantal benaderde mannen, 67 procent vande mannen met wie een kennismakingsgesprek is gevoerd).

Tijdens het project zijn er bij vijf cliëntsystemen relatiegesprekken gevoerd. Aan het eindvan de pilot waren de overige acht relaties ook toe aan de systeemgerichte hulpverleningsfase.

De relatiegesprekken konden om praktische redenen pas in een laat stadium van het pro-ject gevoerd konden worden. Ook is de werving van cliëntsystemen laat op gang gekomen.Aangezien de relatie- en gezinsgesprekken pas kunnen plaatsvinden na een individueel voor-traject, bleef weinig tijd over om met meer cliëntsystemen relatie- en gezinsgesprekken te voe-ren.’ (van Outsem, 2001)

Wat kan volgens van Outsem uit deze gegevens worden opgemaakt? ‘Allereerst is de mate waarin de mishandelende mannen bereid bleken om aan de hulpverleningdeel te nemen, verrassend hoog en zeer bemoedigend te noemen. Zo blijkt dat bijna drie vande vijf voor hulp benaderde mishandelen mannen daadwerkelijk meedoet aan de hulpverlening.Een belangrijke motiverende factor daarbij blijkt het feit dat deze mannen kinderen hebben. Inde literatuur is geen beter resultaat te vinden voor een hulpverleningsproject op dit gebied, ge-baseerd op volledig vrijwillige deelname van de mishandelende mannen. Het resultaat is bo-vendien veelbelovend omdat de cliëntsystemen die bij dit project betrokken zijn tot de ernstigstecategorie van cliëntsystemen met relationeel geweldproblematiek kunnen worden gerekend. Decombinatie van outreachend werken en de motivatieverhogende gesprekstechnieken blijkenzeer effectief.

Wat de vrouwen betreft, was bijna de helft van de mishandelde vrouwen die gedurende delooptijd van het project opgenomen waren in een voorziening voor vrouwenopvang bereid ommee te doen. Hieruit blijkt dat ook een groot deel van deze slachtoffers behoefte heeft aan een

Page 31: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut31

systeemgerichte vorm van hulpverlening en daar positieve resultaten van verwacht.’(p. 18-19,Van Outsem, 2001)

4.3.2 Conclusies van hulpverleners

De hulpverleners van het project geven volgens van Outsem ‘unaniem aan dat het systeemge-richt werken met relatie- en gezinssystemen met relationeel geweldproblematiek hen, in verge-lijking met individueel werken, meer inzichten heeft opgeleverd in de patronen en processen diehebben geleid tot het ontstaan en instandhouden van het geweld. Ook geven zij aan dat zij doorhet systeemgericht werken meer oog hebben gekregen voor het aandeel van beide partners inde problematiek. Hierdoor is, in hun eigen beleving, de effectiviteit van hun hulpverlening aan-merkelijk toegenomen.

Het systeemgericht werken met cliëntsystemen met relationeel geweldproblematiek blijkteen zware taak voor hulpverleners. Het vergt veel tijd, energie, doorzettingsvermogen, kennisen vaardigheden. Instellingen die een systeemgerichte methode willen implementeren in hetkader van hun hulpverleningsaanbod dienen dan ook aan de uitvoerende hulpverleners de be-nodigde ondersteuning te bieden. Denk aan voldoende training, tijd, faciliteiten en een realisti-sche case-load. Het is ook raadzaam om ervaren hulpverleners in te zetten die voldoende ge-traind zijn in het systeemgericht werken.

De ervaring heeft bovendien geleerd dat het zeer vruchtbaar is om in een samenwer-kingsverband van verschillende instellingen te werken aan een systeemgerichte hulpverleningvan relationeel geweldproblematiek. Door deze samenwerking kon gebruik worden gemaaktvan de specifieke deskundigheden van de verschillende deelnemende instellingen en van ver-schillende werk- en gesprekslocaties. Ook was er een ruimer spectrum aan faciliteiten beschik-baar. Waar er wordt samengewerkt, is het belangrijk om een gemeenschappelijke visie te ont-wikkelen. Dit kost veel tijd, maar is zo belangrijk voor het welslagen van een project als dit, dater voldoende tijd voor moet worden uitgetrokken.’ (van Outsem, 2001)

4.4 Evaluatie CLAS

Het NIZW heeft in 2000 een publicatie uitgebracht waarin het CLAS-project Haaglanden werdgeëvalueerd. In dit onderzoek is onder andere gekeken op welke wijze de CLAS-methodiekvorm en inhoud kreeg en wat er bereikt is in de hulpverleningsgesprekken in het project CLAS-Haaglanden. (Baeten e.a., 2000)

Het was echter niet mogelijk resultaten van de hulpverlening vast te stellen, omdat gege-vens bij uitstroom van de cliënten ontbraken. Er is alleen een op basis van casuïstiek geba-seerd overzicht op wat werd bereikt. Uiteindelijk wordt door de onderzoekers voorzichtig gecon-cludeerd dat 'op grond van beschikbare informatie gezegd kan worden dat bij het grootste deelvan de cliëntsystemen in elk geval positieve ontwikkelingen op gang kwamen op relationeelgebied. (Baeten e.a., 2000)

Op het terrein van de daadwerkelijk toegepaste methodiek brengt het onderzoek van Baetenmeer informatie naar voren. Thema's binnen de hulpverlening die aan de orde kwamen:1. loyaliteit, oftewel onderlinge - openlijke of verborgen - verbondenheid;2. vertrouwen en betrouwbaarheid;3. balans tussen geven en ontvangen;

Page 32: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut32

4. schuld en schuldgevoel;5. parentificatie, oftewel niet bij de leeftijd passende zorg van kinderen voor ouders;6. communicatie, of beter gezegd: een gebrek daaraan. (Baeten, e.a., 2000, p. 88 - 95).

Tevens is door Baeten onderzocht welke hulpverlenende interventies plaatsgevonden hebben.Daarbij kwamen een aantal algemene interventies naar voren:

1. Werken aan een vertrouwensrelatie met cliënten:* erkenning geven voor de moeilijke situatie waarin cliënten zich bevinden;* aandachtig en begripvol luisteren;* meedenken en -werken met de cliënt bij het zoeken naar oplossingen;* erkennen dat hulpverleners vertrouwen ook eerst moeten verdienen.

2. Vragen en luisteren.3. Doorvragen en onderzoeken.4. Sturen of leiden van het proces.5. Steunen van de cliënten (Baeten, e.a., 2000, p. 95-97). Van de 17 contextuele interventies die uit de verrichtingenregistraties gedestilleerd werden,waren er negen die veelvuldig werden gebruikt:1. open en duidelijk zijn over de hulpverlening;2. outreachend werken;3. oriëntatie op hulpbronnen;4. meerzijdige partijdigheid;5. overdracht van informatie tussen gezinsleden;6. verbindend spreken;7. werken met genogrammen (familiestambomen)8. parentificatie toelichten;9. de vraag stellen: Wat heb je nodig? (Baeten e.a., 2000, p. 97 - 113)

Naar aanleiding van de bevindingen worden een aantal conclusies getrokken. Een van dezeconclusies is dat de CLAS-methodiek overdraagbaar is gebleken.

CLAS-Haaglanden heeft gedurende de projectperiode hulp geboden aan 42 cliëntsystemenwaar seksueel misbruik speelde. Uiteindelijk werd bij 19 cliëntsystemen het hulpverleningscon-tact binnen de projectperiode afgesloten. Gemiddeld waren 2,8 cliënten per systeem bij dehulpverlening betrokken.

De vraag naar de resultaten van CLAS-hulpverlening voor de cliënten en cliëntsystemenkan, op basis van het Haagse experiment, moeilijk beantwoordt worden. Van de 19 cliëntsys-temen waarvan het hulpverleningscontact binnen de projectperiode werd afgesloten, zijn teweinig uitstroomgegevens bekend om uitspraken te kunnen doen over de bereikte resultaten. (Baeten e.a., 2000, p. 127 - 133)

4.5 Meetinstrumenten

Ipso Facto is het enige onderzoeksbureau in Nederland dat geprobeerd heeft een effectmetingop te zetten waarin gebruik werd gemaakt van bestaande meetinstrumenten.In paragraaf 4.2. is beschreven dat Ipso Facto een uitgebreide onderzoeksopzet had gemaaktom het GRIP-project te kunnen evalueren. In de oorspronkelijke opzet was het de bedoeling om

Page 33: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut33

bij de deelnemers onder andere twee bestaande meetinstrumenten af te nemen: de SymptonChecklist SCL-90(ontworpen door Arrindell, W.A., J.H.M. Ettema, 1986), ook bekend als deklachtenlijst van Derogatis, en de NVM.

De SCL-90 is een zelfbeoordelingsschaal die lichamelijke en psychische klachten meet tenbehoeve van de screening van psychopathologie. De vragenlijst bestaat uit 90 omschrijvingenvan klachten, waarbij de onderzochte moet aangeven in welke mate hij/zij daar de afgelopenweek last van heeft gehad. Er zijn acht schalen: agorafobie; angst; depressie; somatischeklachten; insufficientie van denken en handelen; wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit;hostiliteit en slaapproblemen. Een totaalscore op de SCL-90 duidt het algehele niveau van psy-chisch/lichamelijk disfunctioneren aan (psychoneurotisme). De SCL-90 kan onder andere ge-bruikt worden in diagnostiek en in onderzoek naar effecten van therapie. De schalen wordenmet behulp van negen plastic sleutels gescoord. Voor het verkrijgen van de totaalscore dienende ruwe scores plus de score 'overig' te worden opgeteld. Voor de normeringsschaal is gekozenvoor een zevenpuntsindeling lopend van 'zeer laag' tot 'zeer hoog'. De SCL-90 is ook af te ne-men en te scoren in het software programma 'Swets Test Manager voor Windows'. De afnameduur is circa 20 minuten. Het meetinstrument is zowel individueel als groepsgewijs af te nemen.Er zijn normen voor poliklinische psychiatrische patiënten algemene bevolking, chronische pijn-patienten, klinische verslaafden, en eerstelijns cliënten van psychologen- en huisartsenpraktij-ken. De herziene handleiding van de SCL-90 zal eind 2002 verschijnen.8K

Daarnaast wilde Ipso Facto gebruik maken van de NVM, ontwikkeld door Luteijn en Kok in1985.

De NVM is de verkorte Nederlandse versie van de Amerikaanse MMPI (Minnesota Multip-hasic Personality Inventory). Het doel van de NVM is de bepaling van persoonlijkheidsaspectendie relevant zijn in een klinische context. De vragenlijst bestaat uit 83 vragen met 3 antwoord-mogelijkheden. Er worden 5 persoonlijkheidsaspecten gemeten: negativisme, somatisering,verlegenheid, ernstige psychopathologie en extraversie. Afname van de test neem 15 à 20 mi-nuten in beslag.9

4.6 Conclusie

Het is duidelijk dat evaluatie en zeker effectmeting van projecten gericht op een (systeemge-richte) benadering van huiselijk geweld nog in de kinderschoenen staat.

Doordat het veelal betrekkelijk nieuwe projecten betreft, zijn de aantallen cliëntsystemendie hulp ontvangen hebben nog beperkt. Tot nu toe zijn er slechts veelal ‘provisorische’ interneprocesevaluaties uitgevoerd. Een enkele poging tot effectmeting van een project is gestrand ophet weinige materiaal wat verkregen werd.

In Nederland spelen nog geen methodologische discussies over hoe wetenschappelijkverantwoord de uitkomsten en effecten van dergelijke projecten kunnen worden gemeten, nochwordt gediscussieerd over de onderliggende vraag wat überhaupt verstaan kan worden onderuitkomsten van een systeemgerichte aanpak bij huiselijk geweld.

8 Informatie van www.Swetstest.nl.9 Informatie van www.Swetstest.nl.

Page 34: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut34

Page 35: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut35

5 Internationale effectmetingen van projecten systeemgerichte aanpak huiselijk geweld

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan internationale effectmetingen van projecten met een systeemgerichteaanpak tegen huiselijk geweld centraal. Welke onderzoeksdesigns worden toegepast? Watverstaat men onder uitkomsten? Zijn uit al die evaluatieonderzoeken methodieken en technie-ken te abstraheren die meer effect hebben dan andere? Wat zijn succesvolle elementen?

5.2 Het uitvoeren van evaluaties en effectstudies bij interventies huiselijk geweld

De roep om programma’s te evalueren wordt niet alleen in Nederland, maar ook in de V.S.steeds groter. Er kleven volgens Gondolf echter nogal wat substantiële moeilijkheden aan hetevalueren van dergelijke programma’s en ook de problemen in de interpretatie van de resulta-ten worden vaak onderschat. De problemen zijn:• Het verkrijgen van toegang tot en medewerking van medewerkers van het programma. • Het in beeld krijgen van de invloed van de bredere context.• Het construeren van praktische en betekenisvolle maten van uitkomst.• Het succesvol volgen van respondenten gedurende de follow-ups.• Het verkrijgen van eerlijke en accurate antwoorden van de respondenten (het vermijden van

sociaal wenselijke antwoorden).

Het succes van een evaluatie van een programma is volgens Gondolf mede afhankelijk van watmet de evaluatie bereikt moet worden:• Is het om feedback te verkrijgen zodat het programma verder ontwikkeld en verbeterd kan

worden?• Is het om verantwoording af te leggen naar financiers?• Is het om politieke beleidsvragen te beantwoorden en richting aan het veld te geven?

5.2.1 Wat zijn uitkomsten?

De problemen beginnen al bij het conceptualiseren van het begrip evaluatie. Wat kan preciesworden verstaan onder het programma dat geëvalueerd kan worden? Hoe zijn uitkomsten tedefiniëren en te meten? Wat wordt precies verstaan onder ‘succes’ en ‘mislukking’? Gondolfstelt dat een populaire manier om het doel van de evaluatie te karakteriseren is om na te gaanof een programma al dan niet “werkt”. Maar wat bepaalt of een programma “werkt”? Welk effectvan een programma is nodig? Hij geeft het volgende voorbeeld: Is het veiliger maken van hetleven van 1 op de 10 vrouwen (een kans van 10% verandering) genoeg? Aan de andere kant:is met meer in gevaar brengen van het leven van 1 op 10 vrouwen genoeg voor het oordeel dateen programma niet werkt? (Gondolf, 2002)

Ook in het hoofdstuk van Babcock en La Taillada wordt gesteld dat de vraag of behande-ling op het gebied van huiselijk geweld ‘werkt’ afhankelijk is van de vraag wat men verstaatonder succes van behandeling: als de daders rapporteren dat hun gebruik van geweld is afge

Page 36: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut36

nomen? Of als zij en / of de partners rapporteren dat er totaal geen geweld meer is gebruikt?Als er geen politie meer bij betrokken is? (Babcock & La Taillade in Vincent & Jouriles, 2000) Edleson geeft aan dat een van de onderliggende spanningsvelden bij de interventieprogram-ma’s het gebrek aan overeenkomst is tussen de betrokkenen hoe een effectief programma ge-definieerd kan worden. (Edleson, 1996) Het gevolg is dat er heel veel evaluaties gepubliceerdzijn die verschillende succescriteria hanteren.

De meeste evaluaties focussen op het al dan niet aanwezig zijn van een bepaald gedragna afloop van een programma, wat gewoonlijk met de term ‘een dichotome uitkomst van succesof mislukking’ aangeduid wordt. Dit is een beperkte benadering, volgens Gondolf. Eigenlijk zoumen bij de uitkomsten de gehele constellatie van mishandeling moeten bevatten (dus naastfysieke mishandeling het verbale geweld en dergelijke). Ook zou de ervaring van vrouwen alsvrouwen meegenomen moeten worden. Voelen de vrouwen zich veilig? Is de kwaliteit van hunleven verbeterd? Daarbij moet ook niet alleen na afloop van het programma gemeten worden ofhet geweld is gestopt. Dit moet nog jarenlang met regelmatige intervallen (bijv. om de driemaanden) gemeten worden.

Gondolf geeft als voorbeeld de vergelijking met een alcohol programma. Er bestaat redelij-ke overeenstemming in het veld over het idee dat alcoholisme een chronische ziekte is, waarbijsoms terugvallen voorkomen. In een studie die zij verricht hebben bij een intensieve behande-ling van alcoholisten kwam naar voren dat driekwart binnen twee jaar na de behandeling weleens alcohol had gebruikt. Als het doel was om totaal geen alcohol meer te drinken, dan was ditproject dus een grote mislukking. Maar bij de follow-up na 3 jaar bleek dat driekwart van depatiënten geen alcohol had gedronken de laatste maanden. De meerderheid van de patiëntenleek op weg te zijn naar herstel. (Gondolf, 2002)

5.2.2 Onderzoeksdesigns

De meest fundamentele kwestie in het vaststellen van de effectiviteit van een bepaald pro-gramma is volgens Gondolf misschien wel het onderzoeksdesign. Hij besteedt een groot deelvan zijn boek aan de uitleg over verschillende onderzoeksdesigns die tot nu toe toegepast zijnin wetenschappelijk effectonderzoek bij projecten op het gebied van huiselijk geweld. Tevensbrengt hij in kaart wat de beperkingen van deze onderzoeksdesigns zijn. In deze paragraaf volgteen kort overzicht van zijn bevindingen.

Een aantal vragen dienen goed overwogen te worden bij het opzetten en organiseren van eenevaluatie:• Wie zijn de onderzoekssubjecten? Hoe en wanneer worden ze benaderd, en hoe lang wor-

den ze gevolgd?• Wat voor soort informatie wordt er verzameld? - zelfrapportage van mannen en vrouwen,

politie, programma archieven?• Met wie worden de subjecten vergeleken? Worden de mannen die deelnemen aan het pro-

gramma vergeleken met de drop-outs van datzelfde programma, met participanten aan an-dere programma’s, een vergelijkbare groep mannen die op proefverlof, of met henzelf aanhet begin van het programma?

Experimentele designsEr zijn twee opties in het omgaan met deze vergelijkingskwesties: het experimentele en hetquasi-experimentele design. Veel wetenschappers zweren bij het experimentele design. Dit

Page 37: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut37

wordt in de gezondheidszorg vaak toegepast om medicatie te testen. De ene helft van de groepdie een bepaalde behandeling nodig heeft, krijgt deze behandeling wel aangeboden, de anderehelft van de groep niet en dient als controlegroep. In het geval van de daderhulpverlening wor-den cliënten dus ‘at random’ over twee groepen verdeeld, waarbij ervoor gezorgd wordt dat deachtergrondkenmerken van de cliënten (bijvoorbeeld mate van mishandeling, crimineel gedrag,alcohol, persoonlijkheid en motivatie) gelijk over de twee groepen worden verdeeld om de inter-ne validiteit te kunnen waarborgen.

Er kleven echter de nodige beperkingen en bezwaren aan het experimentele design. Het grootste probleem is dat de random assignment erg moeilijk is om te implementeren, omdatrespondenten weigeren om aan een bepaalde groep deel te nemen en juist in de andere groepwillen. Ook is het mogelijk dat advocaten bezwaar aantekenen tegen het feit dat hun cliënteneen behandelingsprogramma moeten volgen, terwijl een dader met vergelijkbare vergrijpen ervan af komt zonder behandeling, in de controlegroep. Er zijn ook ethische bezwaren: een manervan weerhouden om daderhulpverlening te volgen kan zijn partner in een risicovolle situatiebrengen. Het kan de man ook nog eens het signaal geven dat er weinig of geen consequentieszijn voor het mishandelen van zijn partner. Daarnaast hebben de meeste experimentele designsgeen aandacht voor de context waarin het programma uitgevoerd wordt. Een programma kan ineen setting weinig effect hebben, maar hetzelfde programma kan zeer veel effect hebben wan-neer het functioneert in een setting waarin drop-outs snel weer terug naar de gevangenis ge-stuurd worden of snel weer teruggebracht worden naar het programma. Er zijn nog andere riskante kwesties aan het uitvoeren van experimentele designs. De meestvoordehandliggende is dat experimentele groepen van deelnemers aan programma’s zowel dedrop-outs als de volhouders bevatten. Dus experimentele designs gaan uit van de intentie vanbehandeling, in plaats van een bepaalde dosis aan respons (bijvoorbeeld hoeveel sessies ie-mand heeft gevolgd)

Tenslotte kan het experimentele design voor een dermate verstoring van het oorspronkelij-ke systeem zorgen, dat de evaluatie eigenlijk meer gaat over het effect van het experimenterenin plaats van het programma.

Kwalitatieve designsEen deel van de wetenschappers gaan nog verder in het afwijzen van experimentele designs.Zij vinden deze niet alleen indringend maar ook onrealistisch. (Dobash e.a., 2000; Pawson &Tilly, 1997; Van Voohis, Cullen, & Applegate, 1995) Experimenten manipuleren een setting omeen controlegroep te verkrijgen en in dat proces veranderen zij de setting ook. In veel experi-menten is het programma dat getest wordt, gecreëerd voor het doeleinde van wetenschappelijkonderzoek of vastgelegd met een strikt protocol. Dit gebeurt om een consistente behandeling tekunnen verzekeren (de behandeling precies uitgevoerd volgens de bijbehorende methodischeprincipes), maar een speciaal ontworpen en opgelegd programma kan de werkelijkheid onjuistrepresenteren. Hulpverleners zijn geneigd hun expertise in te zetten waarbij ze anticiperen opde cliënten en in dat proces zullen ze programma-protocollen aanpassen en indien nodig ervanafwijken. Experimenten houden geen rekening met de context van de werkelijkheid van demeeste goed opgezette programma’s. Deze programma’s maken over het algemeen deel uitvan een omvattend interventiesysteem waarin tevens politie, rechterlijke macht, slachtofferhulp,andere hulp- en dienstverlenende instanties en de gemeenschap vertegenwoordigd zijn.

Tegenstanders van de experimentele benadering leggen meer nadruk op kwalitatieve enbeschrijvende benaderingen waarin de focus niet zozeer op onbuigzame methoden liggen maarmeer op het formuleren van de vragen (bijv. heeft het programma meerwaarde, wat voor infor-matie is nodig om het programma verder te ontwikkelen, etc). Deze benaderingen vallen soms

Page 38: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut38

onder de rubriek ‘postmodernistisch’ gedachtegoed die de sociale wereld ziet als een door-gaand proces van subjectieve interpretaties. Ook begrippen als: kwalitatief, proces, etnogra-fisch, context specifiek, handelingsgericht, realistisch, sociaal constructivistisch, of vierde gene-ratie evaluatie, zijn van toepassing. Deze benaderingen hebben hun beperkingen. Het grootsteprobleem is dat de subjectiviteit van de evaluatie het moeilijk maakt om de uitkomsten te gene-raliseren en direct toepasbaar te maken voor beleid. De uitkomsten zijn meer beschrijvend danverklarend van aard; ze identificeren niet in die mate exact oorzaak en gevolg zoals bij eenexperimenteel design wel het geval is.

Quasi-experimentele designs Gegeven de beschreven complicaties en beperkingen, vertouwen de meeste onderzoekers vanhuiselijk geweld zich op quasi-experimentele designs. Om het effect te kunnen identificeren vanhet wel en niet deelnemen aan een programma, vergelijken deze designs doorgaans de uit-komsten van mannen die een programma compleet doorlopen hebben, met mannen die zichvroegtijdig uit het programma hebben teruggetrokken (de zogenaamde drop-outs). Het voordeelis dat dit design een dose respons10 vertegenwoordigt in plaats van de ‘intentie om de behan-deling te volgen. Dit programma is minder indringend, meer ethisch verantwoord en meer rea-listisch. De programma’s en de settingen waarin ze functioneren worden op deze manier nietgemanipuleerd. (Gondolf, 2002, p. 36-45)

Beperkingen van onderzoeksdesigns in voorgaande evaluatiesGondolf geeft vervolgens de beperkingen aan van zo’n 40 evaluaties van daderhulpverlenings-programma’s:• Kleine omvang van de steekproef.• ‘Singelsite designs’ (onderzoeksontwerpen die zich richten op één (systeem van) organisa-

ties).• Geen of onvoldoende representativiteit van de steekproeven.• Karakteristieken van daders niet systematisch gemeten.• Lage respons gedurende de follow-up.• Intervallen van 6 tot 12 maanden in de follow-up.• Alleen de oorspronkelijke partners zijn meegenomen (niet de nieuwe partners bij een ver-

broken relatie).• Geen gelijkwaardige vergelijkings- of controlegroep.• Evaluatie uitgevoerd door het management van de eigen organisatie, daarom een geneigd-

heid tot het beschrijven van het succes van het programma.• ‘Random assignment’ oftewel willekeurige toekenning van respondenten aan groepen is

moeilijk om te implementeren.

Op basis van de voorgaande overwegingen en bevindingen, komt Gondolf tot een naturalisti-sche vergelijking van vier programma’s in settingen die variëren in omvang en intensiteit, eenzogenaamd ‘multisite evalution design’.

MeetinstrumentenOm de effectiviteit van programma's te onderzoeken, worden vaak meetinstrumenten gebruikt.In de literatuur worden verschillende meetinstrumenten genoemd waarvan gebruik wordt ge-maakt in geval van partnergeweld. Maher heeft onlangs een artikel gepubliceerd waarin zij on

10 De man heeft in dat geval al zeker een x-aantal sessies bijgewoond.

Page 39: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut39

der andere een verhandeling geeft over het gebruik van meetinstrumenten bij effectonderzoekvan interventies bij partner geweld. Hier volgt een samenvatting.Om accuraat vast te kunnen stellen of er enige veranderingen hebben plaatsgevonden, kunnenverschillende psychologische tests tijdens de intake, de afsluiting van het programma en enigetijd na afsluiting van het programma (follow-up) worden afgenomen en geanalyseerd. De verre-weg meest gebruikte standaard test om het gebruik van geweld te meten is de Conflict TacticsScale (dit wordt bevestigd door Babcock en La Taillade, 2000), ontworpen door Strauss e.a. in1979. Het origineel is vele malen getest en herzien.11 De meest recente versie is de Revised Conflict Scale (CTS2, Straus e.a., 1996). De CTS be-staat uit 78 vragen waarin de respondent gevraagd wordt om de frequentie van gewelddadigegebeurtenissen aan te geven op een schaal van 0 (dit is nog nooit gebeurd) tot 6 (dit is meerdan 20 keer voorgekomen in het afgelopen jaar). De gedragingen die in de lijst genoemd wor-den variëren van "Ik beledigde of schold mijn partner uit" tot "Ik had een botbreuk als gevolgvan een ruzie met mijn partner". Elke oneven genummerde vraag is geformuleerd in de "Ik-vorm": Ik deed …tegen mijn partner". De even genummerde vragen zijn geformuleerd in de"mijn partner-vorm": Mijn partner deed … tegen mij". (Maher, 2000)Een ander instrument dat volgens Maher vaak toegepast wordt, is de Dyadic Adjustment Sca-le(DAS), in 1976 ontworpen door Spainer. Deze schaal omvat 32 items die in vier categorieënonder te verdelen zijn: • dyadische12 tevredenheid;• dyadische cohesie;• dyadische consensus;• het uiten van affecties.Respondenten worden gevraagd om bij elk item een indicatie te geven in hoeverre er gelijkheiddan wel verschil van mening bestaat tussen zichzelf en hun partner. Items kunnen gescoordworden op een schaal van 0 (het koppel is het op dit item altijd met elkaar eens) tot 5 (koppel ishet op dit item altijd met elkaar oneens). (Spainer, 1976) Tolman & Bennet geven aan dat andere vormen van screening vaak gebruikt worden aan hetbegin van een programma, zoals: psychopathologische screening [de Minnesota MultiphasicPersonality Inventory, (MMPI, Hathaway & McKinley, 1951) en de Million Clinical Multiaxial In-ventory (Millon, 1983)], drugs en alcohol misbruik test [de Michigan Alcohol Screening Test(Selzer, 1971)], kwaadheid en agressiviteittest [de Boss-Durkee Hostility Inventory (Buss-Durkee, 1957)], depressie evaluatie (MMCI, auteur niet genoemd), test om afwijkend gedrag temeten, test om normen en waarden op het gebied van sekse rollen vast te stellen [de Bem SexRole Inventory (Bem, 1974)], stress-test (auteur niet genoemd), test om gewelddadig gedrag inhet gezin van oorsprong te meten (auteur niet genoemd), test om houding ten opzichte vanzichzelf te meten [self esteem test Coopersmith, 1967)] en de houding ten opzichte van vrou-wen [de Attitudes Towards Women Scale (Spence & Helmrich)] en ten opzichte van anderen in

11 Voorbeelden van onderzoek waarin de CTS volgens Maher is toegepast: Cantos, Neidig & O'Leary

(1994), Caulfield & Riggs (1992), Dutton & Starzomski (1993), Gottman, Jacobson, Rushe, Shortt,Babcock, La Taillada & Walts (1995), Jouriles & O'Leary (1985), O'Leary, Vivian & Maolne (nog indruk), Riggs (1993). (Maher, 2000). Ook in het artikel van Lipchik werd melding gemaakt van ge-bruik van de CTS (Lipchik, Sirles, Kubicki, 1997).

12 Dyadische relaties: individu tegenover individu, gezin tegenover hulpverlener, land tegen land. Inde hulpverlening kan ingegaan worden op de problemen die in de interacties tussen de twee par-tijen ontstaan (Burnham, 1988).

Page 40: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut40

het algemeen [de Generalized Expectations of Others Questionnaire(Eisler, Frederiksen & Pe-terson, 1978)]. (Tolman & Bennet, 1990)

Andere gegevens die vaak gevraagd worden betreffen demografische informatie zoals:inkomen, opleiding, baan, burgerlijke staat, leeftijd, etniciteit, geschiedenis van geweld (slacht-offer van kindermishandeling, al eerder gearresteerd/veroordeeld, misbruik van of door niet-familieleden, veroordelingen voor andere misdaden, etc. (Maher, 2000)

5.3 Overzicht van resultaten van effect studies

Babcock en La Taillade geven in hun hoofdstuk van het boek Domestic Violence, Guidelines forResearch-Informed Practice (2000) een overzicht van vijftien effectstudies. In deze paragraafbesteden we daar aandacht aan.

Een aantal studies die uitgevoerd zijn betreffen alleen maar een post-test (meting na af-loop), of sommigen een pre-post-test (metingen zowel voorafgaand als na afloop van de inter-ventie) zonder vergelijkingsgroep. De sterkere, meer kwantitatieve evaluaties van huiselijk ge-weld vallen volgens Babcock en La Taillade in twee categorieën: experimentele en quasi-experimentele designs. Zij hebben vijftien van dergelijke (quasi-) experimentele designs metelkaar vergeleken. Hierin worden allerlei verschillende soorten behandelingsprogramma’s on-derzocht. De meeste programma’s betreffen een (afgeleide van het) Duluth model, een aantalcognitief-behavioristische groepen (daarbij is soms ook onderscheid gemaakt tussen justitieelversus niet-justitieel opgelegde groepen), een aantal psycho-educatiegroepen, en een groepgericht op relatieversterking. Bij één onderzoek (Newell, 1994) is onder andere relatietherapietezamen met individuele therapie en AA (Alcoholics Anonymous) getest met als controlegroepdaders die geen enkele therapie hebben ondergaan.Beide auteurs hebben een maat gevonden waarbij de recidive cijfers gerapporteerd in verschil-lende studies gehercalculeerd worden tot een effectmaat waarbij gebruik gemaakt wordt vanhetzelfde metrische stelsel dat niet wordt beïnvloed door de omvang van de steekproef. Effec-ten kleiner dan 0,50 kunnen worden beschouwd als klein; effecten tussen 0,51 en 0.79 ‘medi-um’; en effecten boven 0,80 zijn groot te noemen. In experimentele designs kan met deze ef-fectmaat nagegaan worden wat de sterkte is van de behandelingseffecten; in quasi-experi-mentele designs schat het de sterkte van de relatie tussen behandeling en recidivisme. On-danks de verschillen in methodologie, design en follow-up intervallen, zijn de auteurs op dezemanier in staat om een aantal conclusies te trekken over de 15 onderzochte studies gebaseerdop hun effectmaten.

De gemiddelde effecten tussen zowel quasi- als pure experimentele designs zijn ongeveergelijk, gebaseerd op politieverslagen (d = 0.32), maar kleiner bij experimenten die gebruik ma-ken van partner verslagen (d=0.11). Wanneer de verschillende typen van behandeling onder-zocht worden, is het gemiddelde effect gebaseerd op processen-verbaal iets groter als het gaatom de meer recente studies van de Duluth-methode afgeleide type mannengroepen (gemiddel-de 0.44),13 dan wanneer ze vergeleken worden met studies van CBT groepen en ‘anger mana-gement’ programma’s (gemiddelde d = 0.14).14 Dit kan een indicatie zijn dat de huidige, multi-modale, aangepaste Duluth programma’s die heden ten dage zo dominant aanwezig zijn in hetveld, iets effectiever zullen zijn dan de meer op vaardigheden gerichte trainingen. In het eerdergenoemde onderzoek van Newel blijkt dat er een klein effect in positieve zin van d = 0.15 be

13 Babcock en Steiner 1999; Davis et al. 1998; Gondolf, 1998.14 Chen et al. 1989, Dunford 1998, Dutton et al 1997; Hamberger and Hastings 1988.

Page 41: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut41

staat bij de groep waarin onder andere relatietherapie werd gegeven (recidivepercentage van16%) versus een controlegroep die geen behandeling onderging (recidivepercentage van 22%).

Over het geheel genomen is daderhulpverlening gerelateerd aan een kleine reductie in recidi-visme van geweld binnenshuis. Geen enkele interventie, psycho-educatiegroepen, CBT (Cog-nitive Behavioristic Therapy) groepen of relatietherapie heeft volgens Babcock en La Tailladebewezen dat zij meer effectief zou zijn dan de ander. Met uitzondering van de studie van Daviset al. (1998) bleken korte programma’s even effectief te zijn als lange, meer uitgebreide pro-gramma’s (Gondolf, 1997, 1998).

Ook Hanson kwam onlangs nog tot de conclusie dat over de ongeveer 35 gepubliceerdeevaluaties er tot dusverre geen wetenschappelijk bewijs is dat een bepaald type hulpverleningaan daders beter werkt dan andere en dus meer uitbreiding behoeft, maar ook niet dat eenbepaalde methode niet zou werken en dus beter afgeschaft zou kunnen worden (Hansons,2002).

In alle bovengenoemde studies is het effect niet uitgesplitst naar type dader(profielen) ofnaar verschillende elementen van programma’s.

Een voorbeeld: multisite evaluatie door GondolfWe kunnen niet van alle evaluatie-onderzoeken die gedaan zijn de volledige uitwerkingen ge-ven. Toch willen we één uitzondering maken en de resultaten van een zeer recent onderzoekvan Gondolf bespreken. Dit betreft een wetenschappelijk goed onderbouwde studie, waaruitblijkt dat bij een ‘multisite-evaluation’ het Duluth model positieve effecten laat zien op het terug-dringen van geweld tussen partners. In de volgende alinea’s wordt een samenvatting van deresultaten gegeven.

De meerderheid van de mannen leek baat te hebben bij het volgen van het programma. Deovergrote meerderheid van de mannen stopten uiteindelijk met het gebruiken van geweld. Bijnade helft van de mannen heeft nog wel eens geweld gebruikt gedurende de 4 jarige follow-up,maar de meeste daarvan gebeurde gedurende de eerste negen maanden, waarbij velen nogparticipeerden in het programma. Na 2,5 jaar gebruikte 80% van de mannen geen geweld meeren na vier jaar bedroeg dit 90%. Tevens bleek er een reductie te zijn in de ernst van het geweld.Ook andere vormen van geweld, zoals controlerend gedrag, verbaal geweld, en dreigementen,namen sterk af. De meeste mannen hadden geleerd om andere handelingsalternatieven toe tepassen om met de spanningen binnen de relatie om te gaan. Het meest bemoedigend was deuitkomst dat de overgrote meerderheid van de vrouwen zich veilig voelde en het erg onwaar-schijnlijk achtten dat hun man in de toekomst weer geweld zou gaan gebruiken. Ook hun oor-deel over de kwaliteit van leven was aanzienlijk verbeterd.

Er bleek volgens Gondolf sprake te zijn van een redelijk programma effect. Zo bestond ereen substantieel verschil tussen de mannen die binnen twee maanden gestopt waren en demannen die het programma voltooid hadden, ook na controle op achtergrondvariabelen alspersoonlijkheid, demografische kenmerken, verschillen in relatie en gedrag.

Er waren echter geen verschillen te constateren tussen de verschillende settingen. De uit-komsten van langere en meer intensieve programma’s bleken hetzelfde te zijn als de kortere enminder intensieve programma’s. Dit kan verklaard worden door verschillen in de systeemcom-ponenten tussen de verschillende settingen. De uitkomsten van daderhulpverleningsprogram-ma’s zijn vaak beter wanneer er een snelle en directe verwijzing van de rechtbank plaatsvindt,er een periodieke terugblik of gespecialiseerde begeleiding bij voorwaardelijke invrijheidsstellingis, en gewerkt wordt via een voortdurend risico-management, aan de hand van psycho-sociale-en contextkenmerken van de dader bepalen hoe groot de kans op recidive is. Duidelijk is dat

Page 42: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut42

het systeem waarbinnen het programma functioneert, invloed heeft op de uitkomsten van hetprogramma.

Een deel van de mannen (ongeveer 20%) bleven hun vrouwen bij herhaling te mishande-len, gedurende de follow-up periode. Er zijn een aantal pogingen ondernomen om kenmerkenvan deze mannen te kunnen achterhalen. Dit bleek erg moeilijk te zijn. De voorspellingskrachtvan de uitkomsten op grond van informatie uit de intake was over het algemeen verwaarloos-baar. De belangrijkste risicofactoren waren dezelfde als die door criminologen vaak gevondenzijn bij gewelddadige mannen: ernstige voorgaande mishandelingen, een uitgebreid strafblad,en ernstige geestelijke afwijkingen. De risicofactoren die het beste toekomstige mishandelingbleken te voorspellen waren de voorspellingen van vrouwen en dronkenschap van de man ge-durende follow-up. (Gondolf, 2002)

De resultaten van Gondolfs’ multisite evaluatie leveren meer positieve resultaten op dan re-cente experimentele en quasi-experimentele evaluaties. Gondolf levert hiervoor een aantal ver-klaringen. De goed opgezette programma’s kunnen hebben gezorgd voor een deel van hetverschil. De meeste programma’s in andere evaluaties hadden hogere percentages drop-outs,waren relatief onstabiel, of waren net nieuw opgezet met onervaren hulpverleners. In veel voor-gaande evaluaties was de respons laag of werden er rechtbankverslagen gebruikt in plaats vanverslagen van slachtoffers. Er werden in andere evaluaties minder follow-up bevragingen ge-daan en de follow-up periode duurde vaak minder lang (vaak maar 1 jaar). Het grootste verschilzit volgens Gondolf in de longitudinale follow-up van zijn evaluatie waardoor de onderzoekers instaat waren om een analyse te maken van (trends van) nieuwe gewelddadigheden gedurendeeen lange tijd. Deze benadering liet een grote deëscalatie van geweld en mishandeling zien,evenals aanhoudende periodes zonder geweld. Verder werden in de analyses alleen de dadersopgenomen die zeker een bepaald aantal sessies hadden bijgewoond (‘dose effect’) in plaatsvan daders die wel naar een programma zijn verwezen maar vervolgens niet zijn komen opda-gen (‘intention-to-treat-effect’). De uitgebreide informatie over de mannen (verkregen uit testenen de afgenomen vragenlijst bij de intake) en de grote steekproef stelde de onderzoekers instaat om te controleren op selectie ‘bias’ (afwijking, vooringenomenheid) tussen de drop-outs ende deelnemers en om het effect daarvan vast te stellen.

Tenslotte blijken experimentele studies vaak beïnvloed te worden door compenserendeinterventies voor de controle groep. Mannen uit de controlegroep ontvangen toch vaak ander-soortige hulp of begeleiding, of hun partners krijgen hulp of verlaten hun man. Eén van de set-tingen in Gondolfs evaluatie liet een dergelijk compenserende invloed zien. In die gevallen is deuiteindelijke vergelijking niet met een pure controlegroep die bestaat uit mensen die geen be-handeling ondergaan, maar met een (deel van de groep) die een alternatieve behandeling ont-vangen.

Effectstudies partner- en systeemgerichte therapieOp het gebied van partnerhulpverlening en systeemgerichte therapie is weinig evaluatie-onderzoek verricht. Hanson haalt Brown en O’Leary aan die daar de volgende verklaring voorgeven:Door de verschuiving naar een ‘pro-arrest’ beleid, waarin huiselijk geweld eerder gezien wordtals crimineel gedrag dan als het resultaat van onjuiste communicatie tussen partners of psychi-sche ziekten, namen het aantal verwijzingen naar daderhulpverleningsgroepen toe. Onderzoeknaar interventies volgden deze trend wat als gevolg had dat de overgrote meerderheid van on-derzoek op het gebied van daderhulpverlening is uitgevoerd bij daders die het volgen van eengroep voor daderhulpverlening als wettelijke straf opgelegd hebben gekregen, terwijl er erg

Page 43: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut43

weinig evaluatief onderzoek is verricht naar de effectiviteit naar partnerhulpverlening (Hanson,2002).

In een longitudinale vergelijkende studie van de relatieve risico’s en baten van daderhulp-verlenings groepen en relatietherapie, vonden O’Leary, Heyman and Neidig (1999) dat manne-lijke en vrouwelijke respondenten aangaven dat zowel de psychologische als fysieke agressiesignificant was afgenomen bij beide therapievormen. Er waren ook geen verschillen tussen debehandelingen in de beoordeling van de vrouwen over hun eigen veiligheid en het vermogenom zichzelf niet de schuld te geven van de agressie van de man. Het enige verschil in effectvan beide behandelingstypes werd gevonden in de verbetering van oordelen over huwelijkssa-tisfactie van mannen die de relatietherapie hadden gevolgd. (Babcock, La Taillade in Vincent &Jouriles, 2000)

Het antwoord op de vraag of daderhulpverlening werkt, lijkt volgens Babcock en La Taillade nabestudering van vele effectmetingen te zijn: ja, wel iets, maar het algehele effect is klein. Er isnaar hun mening veel ruimte voor verbeteringen in de behandelingsinterventies.

Volgens Babcock en La Taillada zullen onderzoekers de sterke en zwakke factoren moetenonderzoeken van de verschillende programma’s en streven naar verbeteringen. Volgens hen ishet misschien nu tijd om de vraag te verschuiven van ‘werken behandelingen’ naar ‘hoe kunnenwe daderbehandelingen verbeteren?

Deze vraag is in Nederland nog lang niet aan de orde. Hier moeten eerst nog degelijkeevaluaties en effectmetingen uitgevoerd worden om te kunnen bewijzen of interventies bij hui-selijk geweld al dan niet werken.

5.4 Conclusie

In de V.S. is men op het gebied van evaluatie en effectmetingen bij interventies toegepast bijhuiselijk geweld al veel verder gevorderd dan in Nederland. Er zijn daar vele tientallen studiesverricht. Naast beschrijvende studies worden er ook steeds meer (quasi-) experimentele effect-studies uitgevoerd. Deze studies richten zich met name op daderhulpverlening gebaseerd opcognitief-behavioristische therapie en op projecten die werken met (een afgeleide van) het Du-luth model. Binnen deze studies blijken de effecten van de verschillende projecten klein en ge-matigd positief te zijn. Ze verschillen weinig van elkaar in gevonden effecten. Zoals eerder al isgesteld, is systeemtherapie uit de gratie. Dit heeft tot gevolg dat er ook weinig onderzoek naardeze wijze van hulpverlening is verricht.

Page 44: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut44

Page 45: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut45

6. Conclusies en aanbevelingen

6.1 Ontwikkelingen in de hulpverlening bij partner geweld in de VS en in Nederland

In hoofdstuk 2 en 3 is beschreven welke ontwikkelingen zowel nationaal als internationaal heb-ben plaatsgevonden op het gebied van hulpverlening bij partner geweld. Daaruit bleek dat defeministische beweging in eerste instantie in de V.S. gedurende de jaren zeventig in opstandkwam tegen de heersende opvattingen over geweld in heteroseksuele relaties. Geïnspireerddoor de vrouwenbeweging werd het Duluth model ontwikkeld. Dit betreft een model voor da-dertherapiegroepen, waarbij het accent gelegd wordt op het verantwoordelijkheid nemen doorde dader. Dit model krijgt wereldwijd navolging. Een ander model dat veel gebruikt wordt in deV.S. is de cognitieve-behavioristische therapie. In deze groepen ligt het accent op aanleren vannieuw gedrag. Ook in Nederland was het de vrouwenbeweging die geweld tegen vrouwen alseerste aan de orde stelde en Blijf-van-mijn-lijf en andere vrouwenopvanghuizen oprichtte. In dejaren tachtig en negentig kwamen initiatieven rond daderhulpverlening van de grond; niet alleenmoeten slachtoffers worden opgevangen en ondersteuning worden geboden, de plegers vanhet geweld moeten leren de verantwoordelijkheid te nemen voor het gepleegde geweld. Delaatste jaren ontstaan er steeds meer samenwerkingsverbanden tussen verschillende instantiesdie zich richten op het stoppen en voorkomen van geweld achter de voordeur. Daarbinnenwordt vaak een meersporentraject uitgezet voor alle betrokkenen bij huiselijk geweld: iederebetrokkenen krijgt een eigen hulpverlener. In Nederland komt men steeds meer tot inzicht dateen systeemgerichte benadering in bepaalde gevallen hele goede resultaten op kan leverenvoor het hele gezin. Nederland lijkt in dat opzicht verder te zijn dan de V.S. waarin relatiethera-pie en systeemgerichte benadering momenteel relatief weinig aandacht krijgen.

Systeemgerichte aanpakHoewel hulpverlening vanuit systeembenadering op zich niet nieuw is, staat de aandacht vooren uitwerking van een dergelijke methodiek bij partner geweld nog in de kinderschoenen. Eenaantal methodische principes die bij de verschillende projecten genoemd worden, zijn:• Het betrekken van alle betrokkenen bij de hulpverlening.• Kijken naar interacties tussen betrokkenen met aandacht voor beleving en betekenisgeving

van elke persoon.• Erkennen en benoemen van loyaliteit(sconflicten).• Verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag.• Analyseren van familiepatronen, vaak met behulp van de techniek van genogrammen.• Meerzijdige partijdigheid van de hulpverlener.• Werken aan herstel van vertrouwen in relaties. Wanneer dit niet lukt, streven naar een har-

monieuze beëindiging van de relatie.

Toepassingen in Nederland en de V.S. Verschillende projecten die een systeemgerichte benadering toepassen, zijn in hoofdstuk 2besproken: VeiligHuis, De Aanpak (gebaseerd op o.a. Goldner en Lawick & Groen), en deCLAS benadering. Van deze projecten zijn de methodische principes en doelstellingen be-schreven.

In de Verenigde Staten lijkt de systeemgerichte benadering op het gebied van partner ge-weld minder in de belangstelling te staan de laatste jaren. Wel is een beschrijving gevonden derelatietherapie van Lipchik en collega’s.

Page 46: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut46

Voorwaarden en risicofactoren van systeemaanpakWanneer partners willen investeren in hun relatie, lijkt de systeemgerichte benadering in verge-lijking met andere methodieken beter aan te sluiten omdat gewerkt wordt met alle betrokkenenin het gezin. Systeemgerichte benadering is echter niet altijd haalbaar. Er moeten aan eenaantal voorwaarden voldaan worden wil met systeemgerichte hulpverlening begonnen kunnenworden.

De belangrijkste voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil de systeemgerichte therapieenige kans van slagen hebben, zijn:• De situatie in het gezin moet veilig zijn: geweld moet stoppen alvorens begonnen kan wor-

den met de systeemgerichte therapie. Wanneer toch gewelddadigheden voorkomen gedu-rende de therapie, moet dit gelijk gemeld worden.

• Beide partners moeten als doelstelling hebben dat zij aan de relatie (of aan een harmonieu-ze afronding van de relatie) willen werken.

• Beide partners moeten open staan om aan zichzelf te werken; er mag niet de verwachtingzijn dat alleen de ander moet veranderen.

Er worden door wetenschappers een aantal risicofactoren genoemd die de kans op toekomstiggeweld vergroten. De belangrijkste risicofactoren volgens Gondolf zijn: ernstige voorgaandemishandelingen, een uitgebreid strafblad, en ernstige psychopathologische afwijkingen. Derisicofactoren die het beste toekomstige mishandeling bleken te voorspellen waren de voorspel-lingen van vrouwen en dronkenschap van de man gedurende follow-up. Ook door Lipchik werdalcoholmisbruik of andere vormen van verslaving en mannen met een neurologische of psy-chologische afwijkingen als risicofactor benoemd. De kans dat de systeemtherapie succesvolzal zijn, is in deze gevallen erg klein. Vaak vervallen deze mannen na enige tijd weer in hungewelddadige gedrag.

Voor wie is systeemgerichte aanpak geschikt? Als aan de bovengenoemde voorwaarden voldaan is, en de daders behoren niet tot de boven-genoemde risicogroepen, dan kan een systeemgerichte aanpak toegepast worden. Dat wil nietzeggen dat bij iedereen dezelfde behandeling toegepast moet worden. Er bestaat veel differen-tiatie in zowel typen daders als typen slachtoffers. Dit blijkt uit zowel Nederlandse als buiten-landse publicaties. Wanneer de hulpverlening op deze typologieën afgestemd is, kan men spre-ken over hulp op maat en is de kans op succes van de hulpverlening ook groter.

6.2 Basisprincipes voor wetenschappelijk verantwoorde effectmetingen van interventiesbij huiselijk geweld

In Nederland zijn geen effectstudies verricht van projecten ter voorkoming van geweld tussenpartners. Bij veel projecten is wel een procesevaluatie uitgevoerd. Met name in de V.S. bestaater ruime ervaring met effectstudies van daderhulpverleningsprogramma’s, echter minder op hetgebied van programma’s met een systeemgerichte benadering. Deze effectstudies worden uit-gevoerd aan de hand van een experimenteel of een quasi-experimenteel design. Vaak wordtdaarbij gebruik gemaakt van meetinstrumenten die op verschillende meetmomenten wordenafgenomen om het effect te meten.

Alle literatuur in ogenschouw nemende, kunnen de volgende methodologische aspectenvan belang zijn voor een goede evaluatie /effectmeting van projecten voor huiselijk geweld:

Page 47: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut47

Randvoorwaarden voor onderzoek• Een effectmeting moet uitgevoerd worden door onafhankelijke onderzoekers.• De omvang van de steekproef moet voldoende van omvang en representativiteit zijn om

statistisch verantwoorde uitspraken over effecten te kunnen doen.• De veiligheid van het slachtoffer staat voorop: zorg dat de gegevens die verzameld worden

bij het slachtoffer apart van de dader verzameld worden zodat wat zij zegt niet op een andertijdstip tegen haar gebruikt kan worden, en zorg eveneens dat de gegevens anoniem ver-werkt worden.

Opzet onderzoeka) Onderzoeksdesign• Voor het meten van effecten is een vergelijkingsgroep nodig.• Een quasi-experimenteel design is ethisch meer verantwoord en komt dichter bij de werke-

lijkheid dan een puur experimenteel design.• Een vergelijkingsgroep die bij quasi-experimenteel design vaak gebruikt wordt, is de groep

drop-outs van het programma. Daarbij moet wel gecontroleerd worden op achtergrondvari-abelen.

b) Vooraf: nadenken over doelstellingen en uitkomsten• Voorafgaand aan het onderzoek moet helder zijn wat de methodische en organisatorische

doelstellingen zijn van het project en hoe deze vertaald kunnen worden naar concreetmeetbare uitkomsten.

• Voorafgaand aan het onderzoek moet bepaald worden wanneer gesproken kan worden vanmislukking of succes van een bepaalde methode (percentage drop-outs, percentage hulp-verlening afgerond, stoppen of afnemen van fysiek geweld, stoppen of afnemen van andereuitingen van onderdrukking, verbetering van de relatie, vergroting gevoel van veiligheid,kwaliteit van leven, et cetera).

• Mogelijke interveniërende variabelen moeten van tevoren ingeschat worden: worden ookandere hulpverleningstrajecten gevolgd? Justitiële acties, informele hulp, et cetera.

c) DataverzamelingTriangulatie van verschillende dataverzamelingsmethoden en subjecten is wenselijk om deinterne validiteit van het onderzoek te vergroten doordat het onderwerp van onderzoekvanuit verschillende invalshoeken uitgewerkt wordt: zelfrapportage van daders en partners,naast meetinstrumenten, vragenlijsten en oordelen van de hulpverlener. Eventueel kunnenandere verificatiebronnen worden gebruikt: rapporten van politie, verslagen van ziekenhui-zen, et cetera.

Wanneer verschillende programma’s met elkaar vergeleken worden (multisite evaluati-on), bestaat er een beter referentiekader voor de kwaliteit van de verrichtingen van datproject.

Om het veranderingsproces zo duidelijk mogelijk in kaart te brengen zijn meerderemeetmomenten nodig: een nul- of prémeting voorafgaand aan de hulpverlening, een evalu-atie direct na de hulpverlening, gevolgd door verschillende nametingen.Om de respondenten zo goed mogelijk te kunnen volgen is het belangrijk om regelmatigeintervallen te hanteren tussen de nametingen (bijvoorbeeld om de 3 maanden gedurende15 maanden).

Page 48: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut48

Er kan gebruik gemaakt worden van verschillende bestaande meetinstrumenten. Demeest gebruikte meetinstrumenten zijn:• CTS (Conflict Tactics Scale, Straus, 1979) om te bepalen in welke mate er sprake is

van geweld.• DAS (Dyadic Adjustment Scale, Spanier, 1976) om meer inzicht te krijgen in de dyadi-

sche relatie van de partners.• In Nederland: korte Nederlandse MMPI (de NVM) om de onderliggende dimensies van

persoonlijkheid te meten.• SCL-90 klachtenlijst.

d) Analyse en rapportageIn de analyse is het belangrijk om oog te hebben voor diversiteit en resultaten te differentië-ren naar:• Verschillende typen plegers en slachtoffers.• Werkzame elementen in de hulpverlening.Bij het bepalen van directe effecten moet men rekening houden met interveniërende varia-belen, externe factoren die de uitkomst van de hulpverlening kunnen beïnvloeden.

In de huidige tijd waarin steeds meer nadruk komt te liggen op het verantwoorden van pro-gramma's (accountabillity) is het van belang dat programma's daadwerkelijk worden geëvalu-eerd en op hun effectiviteit getoetst worden door middel van onafhankelijk, wetenschappelijkverantwoord onderzoek. Dergelijk onderzoek kan opgezet worden volgens de hiervoor ge-noemde basisprincipes van effectmetingen.

Page 49: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut49

Bijlage 1 Module De Waag van de dr. Henri van der Hoeven Stichting, onderdeel van zorgprogramma VeiligHuis Utrecht

Aanbod voor mishandelende partner

VISIE

Om relationeel geweld te stoppen is het noodzakelijk daderhulpverlening aan te bieden, parallelaan een hulpverleningstraject voor het slachtoffer.

DOEL

Stoppen van het geweld door daders zover te krijgen een hulpaanbod te aanvaarden.

ACTIVITEITEN

Behandeling: - Aanwezigheid bij een eerste gesprek met de dader op het politiebureau - Intakegesprekken waarin geïnventariseerd wordt:

* de ontstaansgeschiedenis van de partnerrelatie • de spiraal van geweld; de invloed van het geweld op eventuele kinderen • steunbronnen buiten het gezin • getuigen van het geweld en hun effect op gevoelens van schaamte, schuld en veiligheid

- Individuele therapie - Groepstherapie - Parnerrelatietherapie

Module in het kader van het protocol een VeiligHuis Per bijeenkomst volgt het aangeboden programma in grote lijnen de volgende structuur: - Bespreken toepassing time-out procedure - Uitleg over een thema- Herkenning van het thema bij de individuele deelnemers- Individuele en groepsoefening van alternatief gedrag - Huiswerkopdracht

Programmabeschrijving1e beenkomst: agressie en de time-outprocedure: - Uitleg over de opbouw, regulatie en functie van agressie in relaties - Herkenning van signalen van cumulatie en agressie - Uitleg over de time-outprocedure - Oefening in spanningsbeheersing (fysiek en mentaal)

2e bijeenkomst: oorzaak en schuld, over de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag:

Page 50: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut50

- De vijf G's: gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag, gevolgen - Opsporen agressie-inducerende situaties - Zelfcontrole bij 'ondraaglijke' situaties - Toepassing time-outprocedure

3e bijeenkomst: functie van agressief gedrag in relaties:- Uitleg over gewelddadige en ongelijkwaardige communicatie - Uitleg over het belang van controle en macht in de relatie - Herkenning bij de deelnemers - Toepassing time-outprocedure

4e bijeenkomst: gedragsalternatieven: - Uitleg over geweldloze en gelijkwaardige communicatie - Ontwikkeling en oefening van alternatief gedrag - Toepassing time-outprocedure

5e bijeenkomst: middelengebruik:- De rol van alcohol en andere ontremmers- Herkenning bij de deelnemers- Afspraken over middelengebruik- Toepassing time-outprocedure

6e bijeenkomst: empathie en geweten: - Uitleg over de gevolgen van fysiek geweld voor partner en kinderen op korte termijn - Uitleg over de invloed van onveiligheid en traumatisering op lange termijn - Inlevingsoefening toepassing time-outprocedure

VOOR WIE

Daders van relationeel geweld en hun eventuele partner.

FREQUENTIE EN DUUR

Een behandeling duurt een half jaar, waarin wekelijks gesprekken plaatsvinden. In de nazorg-periode vinden maandelijks gesprekken plaats. De module in het kader van het protocol eenVeiligHuis bestaat uit zes wekelijkse bijeenkomsten van 1,5 uur. Het programma wordt doorlo-pend aangeboden (carousselvorm), zodat nieuwe deelnemers binnen een week kunnen starten.

DISCIPLINES

Om daders te achterhalen wordt nauw samengewerkt met het Maatschappelijk Werk van depolitie Utrecht.

VOORTGANGSBEWAKING- Dossiervorming- Intervisie- Supervisie

Page 51: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut51

CONTRA-INDICATIE- Man weigert hulp of is niet gemotiveerd- Geweld kan op korte termijn gevaarlijk escaleren- Ernstige zwakbegaafdheid- Psychiatrische problemen- Ernstige suïcidaliteit- Geen kennis van de Nederlandse taal

KOSTEN

Voor de cliënt is de hulp gratis. De Waag wordt gefinancierd uit de AWBZ.

Page 52: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut52

Page 53: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut53

Bijlage 2Methodiekbeschrijving De Aanpak

Om meer inzicht te geven in de opzet en de methodiek van De Aanpak zijn een aantal delennagenoeg letterlijk overgenomen uit hoofdstuk 1 (De Aanpak), hoofdstuk 4 (opzet van De Aan-pak) en hoofdstuk 8 (De systeemgerichte hulpverlening) van de publicatie ‘De Aanpak. Sys-teemgerichte hulp bij geweld in relaties'. Verduidelijkingen van begrippen of commentaar op detekst van de auteurs van deze literatuurstudie is weergegeven in voetnoten.

1. Inleiding

De methode, De Aanpak genoemd, is ontwikkeld aan de hand van literatuurstudie, praktijkerva-ringen en theorieontwikkeling. De methode is op vele punten vernieuwend en sluit aan bij wat erin andere innovatieprojecten rond relationeel geweld gebeurt. De Aanpak is met name geschiktvoor relaties waarbij de vrouw hulp heeft gezocht bij een instelling voor vrouwenopvang.

Doel van De Aanpak is: het geweld in de relatie te stoppen en te bevorderen dat beideouders actief participeren in de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De partners wordengestimuleerd om gezamenlijk op constructieve wijze te werken aan het herstel van de relatie, ofaan een zo harmonieus mogelijke beëindiging ervan. Als één van beide partners nog geen keu-ze kan maken, wordt ernaar gestreefd om middels gelijktijdige individuele hulpverlening hetgeweld te stoppen en duidelijk te krijgen welk toekomstperspectief de relatie nog heeft. Voortsis De Aanpak erop gericht dat beide partners en hun eventuele kinderen de gelegenheid krijgenom de effecten van de gewelddadige relatie verwerken. Tot slot heeft De Aanpak als doel datbeide partners leren voorkomen dat zij opnieuw in gewelddadige partnerrelaties terechtkomen.

Systeemgerichte methoden voor de hulpverlening van geweld binnen relaties zijn zeld-zaam, zowel in Nederland als in de rest van de wereld. Dit geldt zeker voor een methode diehulpverlening combineert met seksespecifieke hulpverlening.

1.2 Waarom een systeemgerichte aanpak?

Als er sprake is van geweld in een relatie, dan wordt in Nederland meestal alleen hulp verleendaan de vrouw. Het gedrag van de man die verantwoordelijk is voor het geweld wordt niet directaangepakt. Evenmin is er aandacht voor de complementaire gedragspatronen van de beidepartners die het geweld instandhouden en die voor een belangrijk deel seksespecifiek van aardzijn. In de hulpverlening is het daarom belangrijk om seksespecifieke patronen tussen partnersen verwachtingen over en weer bespreekbaar te maken. Met name de opvattingen en sociali-satie rond macht (wie is de baas?), het omgaan met meningsverschillen, ruzies, agressie, ge-weld en angst tussen man en vrouw zijn belangrijk.

De voornaamste reden voor een systeemgerichte aanpak bij relationeel geweld is datsneller zicht ontstaat op de manier waarop het geweld in de relatie ontstaat en voortduurt. Opdeze manier kan de negatieve interactiespiraal eerder en vanuit beide partner doorbroken wor-den. Daarnaast blijkt dat:

Page 54: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut54

• Er bij de man rust gecreëerd wordt: mannen kunnen hun verhaal kwijt en ze kunnen stoomafblazen waardoor er veelal geen (telefonische) stalking plaatsvindt als de vrouw in de op-vang verblijft. Vrouwen maken zich minder zorgen om hun man.

• Ook de mannen erkennen dat er een probleem is en dat zij bereid en in staat zijn om huneigen aandeel in de problemen te onderzoeken.

De methode van De Aanpak is allereerst ontwikkeld op basis van literatuurstudie. Na de lite-ratuurstudie is gesproken met hulpverleners die ervaring hebben met de hulpverlening enbegeleiding van cliënten en cliëntsystemen met de problematiek van relationeel geweld. Dehulpverleners van het team van De Aanpak zijn vervolgens aan de slag gegaan met de ont-wikkelde ideeën. Zij kregen hierbij de vrijheid om een jaar lang in de praktijk te experimente-ren met verschillende technieken en strategieën. De uiteindelijke methode is vervolgens ver-der ontwikkeld aan de hand van praktijkervaringen, verdere literatuurstudie en eigen ideeën-ontwikkeling van het projectteam.

Een studie naar de effectiviteit van de methode is, gezien de doelstelling van het project ende beperking van tijd en middelen, nog niet uitgevoerd.

Er zijn voor de methode van De Aanpak een aantal uitgangspunten geformuleerd:1. Veiligheid staat centraal.2. Het geweld moet stoppen.3. Geweld in de relatie moet bespreekbaar gemaakt worden.4. Eigen verantwoordelijkheid van de man en de vrouw.5. Hulpverlening op maat.6. Onderscheid tussen ouderschap en partnerschap.7. Snelle interventie.8. Motiveren is een doorlopend proces.

1.3 Opzet van De Aanpak

De inhoud van de methode is eclectisch15 en gericht op zowel bewustwording als gedrags-verandering van beide partners. Er wordt hierbij getracht om hulp te verlenen op drie niveaus:denken, voelen en handelen. Ook wordt aandacht besteed aan de seksespecifieke aspectenvan relationeel en huiselijk geweld. Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van gesprekken, oefe-ningen en psycho-educatie. Het maken en uitvoeren van concrete actieplannen is een zeerbelangrijk element.

Het motiveren en gemotiveerd houden van de cliënten is een punt van doorlopende aandacht.Veel cliënten blijken in de loop van de hulpverlening te overwegen om vroegtijdig met de hulp-verlening te stoppen als zij enige verbetering in hun situatie bespeuren, of als deze verbeteringjuist pas na veel moeite tot stand blijkt te kunnen komen. De motivatie van de deelnemendecliënten dient dan ook gedurende de verschillende fasen van de hulpverlening regelmatig ge-peild en zonodig gestimuleerd te worden.

15 Noot van de auteur: Eclectisch: gebruik makend van verschillende werkzame elementen van ver-schillende methodieken, aangepast aan de vaardigheden van de hulpverlener en de problemen enpersoonlijkheid van de cliënt.

Page 55: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut55

1.4 Structuur

De structuur van De Aanpak is zodanig ontwikkeld dat ze geheel of gedeeltelijk toepasbaar is inzoveel mogelijk verschillende gevallen van relationeel en huiselijk geweld. De problematiek vanrelationeel en huiselijk geweld is immers zeer complex en kent vele variaties wat betreft aard,oorzaak, verloop en praktische implicaties voor de betrokkenen. De structuur is daarom flexibelen multimodaal, dat wil zeggen dat verschillende onderdelen van de methode kunnen wordeningezet of weggelaten, al naar gelang de hulpverlener dat nodig acht. Er is een richtlijn voor devolgorde waarin de verschillende onderdelen aan de cliënten moeten worden aangeboden.Deze volgorde kan echter, indien de problematiek of de situatie van de cliënten erom vraagt,worden gewijzigd. Zodoende kan men voor iedere cliënt of cliëntsysteem een hulpverlenings-aanbod op maat maken. De meest voorkomende uitzonderlijke situaties in de hulpverlening aancliënten met problematiek van relationeel en huiselijk geweld worden in de methode beschre-ven. Deze beschrijvingen zijn ook voorzien van richtlijnen voor interventies en voor de planningen structurering van de hulpverlening.

De Aanpak kent drie fasen: de motiveringsfase, de individuele hulpverleningsfase en de sys-teemgerichte hulpverleningsfase.

1. MotiveringsfaseDeze fase bestaat uit de stappen:• voorlichting aan en motivering van de vrouw om gebruik te maken van De Aanpak;• schriftelijke en/of telefonische voorlichting aan en motivering van de man;• motivering van de man in een vis-à-vis gesprek;• voorlopige hulpverleningscontracten;• eventuele systeemoverleggen.

2. Individuele hulpverleningsfaseDeze fase bestaat uit de volgende basisonderdelen:• intake en diagnostiek (beide partners);• contractering, inclusief indicatiestelling (beide partners);• individuele hulpverlening aan de man, bestaande uit 1. een basis zelfcontroleprogramma om te zorgen dat het gewelddadige gedrag zo snel mogelijk stopt en 2. een specifiek hulpverleningsdeel, toegespitst op de specifieke problematiek van de mishandelende mannelijke partner;• individuele hulpverlening aan de vrouw rond de voor haar relevante thema's;• eventuele systeemoverleggen.

Aanvullend op deze basisstappen, kunnen zowel de vrouwelijke als de mannelijke cliënt nogenkele keuzemodulen worden aangeboden. Voor de man zijn dat een empathietraining endeelname aan een groep voor mannelijke plegers, voor de vrouw is dat de deelname aan eengroep voor vrouwelijke slachtoffers.

3. Systeemgerichte hulpverleningsfaseDeze fase in de hulpverlening heeft als basisonderdelen:• eventuele systeemoverleggen;• relatiegesprekken;• gezinsgesprekken.

Page 56: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut56

Aanvullend op de basisonderdelen, kunnen de partners of het gezin als geheel nog een aantalkeuzemodulen worden aangeboden. Dit zijn:• Time-out.• Feedback geven en ontvangen.• Communicatietraining.• Relatievaardigheidstraining.• Rituelen voor wraak, genoegdoening en verzoening

2.1 systeemgerichte hulpverlening

Binnen de systeemgerichte hulpverlening wordt onderscheid gemaakt tussen relatiegerichte ensysteemgerichte hulpverleningscontacten. Bij de laatste zijn ook de kinderen en eventuele an-dere betrokkenen aanwezig. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen systeemoverleg enrelatiegesprekken. Systeemoverleg kan plaatsvinden in het begin van De Aanpak en heeft totdoel om rust te creëren en te onderzoeken welk perspectief de relatie nog heeft.

Er zijn verschillende doelstellingen van de systeemgerichte hulp:16

1. Het creëren van rust in de relatie in het beginstadium van de systeemhulpverlening, nadat deindividuele hulpverlening is gestart, maar op het moment dat er nog geen indicatie is gesteldvoor relatiegesprekken.

2. Relatieherstel.3. Een zo harmonieus mogelijke beëindiging van de relatie.4. Tot een beslissing komen over het al dan niet doorgaan met de relatie.De inhoud van de relatiegesprekken hangt nauw samen met het gestelde doel ervan.

Rust en veiligheid creërenIn sommige gevallen kan het zeer nuttig zijn om één of twee gesprekken met beide partnerstegelijk te hebben, aan het begin van de hulpverlening. Deze gesprekken hebben als doel omrust en veiligheid te creëren. Op dat moment zijn de individuele hulpverleningstrajecten netingezet en is het nog niet duidelijk wat de doelstellingen van beide partners zijn of zullen wor-den.Dit soort relatiegesprekken hebben een zakelijk karakter en er wordt niet op de inhoud van derelatieproblematiek ingegaan. Dit moet vooraf aan beide partners duidelijk gemaakt worden. Hetis voor die duidelijkheid beter om deze gesprekken systeemoverleg te noemen.

Onderwerpen voor dit systeemoverleg:• Welke thema's spelen er bij beide partners? Waarover maken zij zich zorgen?• Waarover zouden zij graag op korte termijn afspraken willen maken?• Welke concrete en uitvoerbare afspraken kunnen er gemaakt worden zodat beide partners

de gelegenheid hebben om in alle rust en veiligheid na te denken over wat zij verder willen?

16 Noot van de auteur: logischerwijs is het niet mogelijk om alle vier de doelstellingen na te streven,

zeker niet in de aangegeven volgorde. Aan de hand van de beslissing die gemaakt wordt ten aan-zien van de vierde doelstelling, zal besloten worden om verder te werken aan de tweede of dederde doelstelling.

Page 57: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut57

• Welke afspraken kunnen er gemaakt worden voor een voorlopige omgangsregeling t.enaanzien van de kinderen?

• Welke afspraken moeten en kunnen er gemaakt worden over de financiën en de huis-vesting?

• Hoe kan worden gezorgd dat beide partners zich aan de afspraken houden? Hoe wordt het• nakomen van de afspraken gecontroleerd?• Wat zal er gedaan worden als één of beide partners zich niet aan de afspraken houden?

Welke consequenties worden hieraan verbonden?

Aan de cliënten moet duidelijk gemaakt worden dat dit niet de eerste gesprekken zijn van derelatiehulpverlening. Het ligt in deze fase nog open of er verder nog relatiegesprekken zullenplaatsvinden (met de eerste drie doelstellingen). De beslissing hierover vindt plaats in het kadervan de individuele hulpverlening van beide partners.

RelatieherstelAls de relatiegesprekken gericht zijn op relatieherstel, dan worden de volgende thema's behan-deld: De persoonlijke (individuele) problematiek van beide partners. Dit is reeds uitgediept in deindividuele begeleiding van beide partners, er is in ieder geval een begin mee gemaakt. Het isde bedoeling dat beide partners elkaar en elkaars problematiek beter leren begrijpen. De ge-schiedenis en het verloop van de relatie: wat is er goed en wat is er verkeerd gegaan? Hoe isdat zo gekomen? Hoe heeft de situatie tot geweld kunnen escaleren? Welke aanleidingen zijner voor de escalatie tot geweld in de relatie? Hoe kunnen beide partners deze aanleidingentijdig herkennen en er anders mee omgaan, zodat een gewelddadige escalatie voorkomenwordt? Wat zijn de gevolgen van de relatieproblemen en de escalatie voor de eventuele kinde-ren? Hoe kunnen beide partners wat dit betreft verantwoordelijkheid nemen voor het welzijn vanhun kinderen? Hebben de kinderen hulp nodig? Wat willen beide partners van elkaar en van derelatie? Hoe zou een goede relatie eruit kunnen zien voor beide partners? Wat is het eigenaandeel van beide partners in de problematiek binnen de relatie? Hoe kunnen beide partnerselkaar ondersteunen in het veranderen van hun eigen aandeel in de relatieproblematiek? Hoekunnen beide partners elkaar steunen in het overwinnen van hun individuele problematiek? Hoekan de (wederzijds) aangerichte schade worden goedgemaakt? Hoe kan men komen tot com-pensatie van het leed? Hoe kan men komen tot (wederzijdse) genoegdoening? Zijn hiervoorgeritualiseerde vormen te bedenken? Welke manieren kunnen beide partners ontwikkelen omtot de gewenste vorm van de relatie te komen? Welke afspraken kunnen hierover worden ge-maakt? Hoe kunnen beide partners een betere kwaliteit van hun relatie bereiken in termen vanconcrete bezigheden? Wat te doen als het weer fout gaat? Welke consequenties worden hier-over afgesproken?

Zo harmonieus mogelijk de relatie beëindigenDe relatiegesprekken die gericht zijn op een zo harmonieus mogelijke beëindiging van de relatiekennen de volgende thema's: Afscheid nemen van elkaar. Afscheid nemen van de relatie. Hoegaat het verder met de kinderen? Hebben zij hulp nodig? Hoe wordt het ouderschap geregeld?Hoe ziet het contact met elkaar eruit na beëindiging van de relatie? Welke afspraken kunnen ergemaakt worden zodat geweld en intimidatie zoveel mogelijk uitgesloten kunnen worden? Hoedient het contact met de kinderen te verlopen? Hoe dient een eventuele omgangsregeling eruitte zien? Het afhandelen van praktische zaken: welke concrete afspraken kunnen er wordengemaakt zodat contact hierover niet tot gewelddadige of intimiderende situaties leidt? Wat ge

Page 58: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut58

beurt er als er toch weer geweld of intimidatie plaatsvindt? Hierbij wordt ook gekeken naar juri-dische stappen en consequenties.

Tot een beslissing komen over voortzetting van de relatieHet kan zijn dat de partners bij het aangaan van de relatiegesprekken niet zeker weten of zijhun relatie willen continueren of beëindigen. Daarover moet dan eerst een beslissing wordengenomen. Relevante thema's: Wat voelen beide partners voor elkaar? In hoeverre bestaat er bijbeide partners het vertrouwen dat de problemen in de relatie nog opgelost kunnen worden? Inhoeverre bestaat er bij beide partners de motivatie om de problemen in de relatie op te lossen,en onder welke voorwaarden? - Wat zijn de voor- en nadelen van het continueren dan wel be-eindigen van de relatie? - Welke rol spelen de eventuele kinderen in de beslissing of de relatieal dan niet gecontinueerd wordt? Wat is het belang van de kinderen hierbij?

Zodra beide partners tot dezelfde beslissing zijn gekomen, worden de relatiegesprekken ge-voerd volgens de hierboven beschreven thematiek. Mochten beide partners niet tot een ge-meenschappelijk besluit kunnen komen, dan worden de relatiegesprekken gestopt. De hulp-verlening wordt dan aan beide partners individueel voortgezet. De relatiegesprekken kunnen ineen later stadium worden hervat als er zicht is op een gemeenschappelijk besluit.

2.2 Voorwaarden voor relatiegerichte hulp

Voordat de relatiegesprekken starten, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • Beide partners moeten gemotiveerd zijn voor de relatiegesprekken. De individuele hulp voor

beide partners dient gestart te zijn. • Beide partners dienen minstens twee individuele gesprekken te hebben gehad met hun

respectievelijke hulpverleners. De individuele voorbereiding op het eerste relatiegesprekdient hierbij te hebben plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de zogenaamde systeem-overleggen of systeemvergaderingen.

• De doelstellingen van beide partners voor de relatiegesprekken moeten duidelijk zijn: stre-ven naar herstel van de relatie, naar een zo harmonieus mogelijke beëindiging van de rela-tie, naar het komen tot een gemeenschappelijk besluit over het al dan niet continueren vande relatie of naar het creëren van rust in de aanloopfase van de systeemhulpverlening?

• Beide partners dienen expliciet hun motivatie kenbaar te hebben gemaakt voor eigen ge-dragsverandering. Beide partners dienen hun motivatie expliciet kenbaar te hebben ge-maakt om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen gedrag en aandeel in de proble-matiek.

• De fysieke en psychologische veiligheid van alle betrokkenen dient te allen tijde gewaar-borgd te zijn (dus ook van de man; denk bijvoorbeeld aan dreiging van een proces over devoogdij door de man).

• Gesprekken over de relatieproblemen en over het ouderschap dienen strikt van elkaar af-gebakend te worden.

2.3 Structuur en methoden van de systeemoverleggen en relatiegesprekken

Praktische structuur• Twee begeleiders, een man en een vrouw.

Page 59: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut59

• Aantal sessies: zo veel als nodig. Maximaal aantal kan ook bepaald worden door het beleidvan de uitvoerende instelling.

• Duur van de sessies: één tot anderhalf uur.• Frequentie: één keer per week of één keer per twee weken, al naar gelang de ernst van de

problematiek. Als beide partners weer bij elkaar wonen, is het meestal raadzaam om, zekerin de beginperiode van de hereniging van de partners, een frequentie van één keer perweek te hanteren. In de uitloopfase kan de frequentie van de sessies worden teruggebrachtnaar één keer per maand.

• Locatie: bij de hulpverleningsinstelling. Nooit op de locatie waar de mishandelde partnerverblijft of in de woning van (één van) beide partners. De fysieke veiligheid van de mishan-delde partner en van de hulpverleners dient gewaarborgd te zijn. Soms is het daarom zelfsbeter om een locatie te kiezen waar de hulpverleners niet werken.

• Gespreksruimte: de ruimte dient voldoende privacy te bieden voor het voeren van een ver-trouwelijk gesprek. De ruimte dient ook voldoende mogelijkheden te bieden voor de mis-handelde partner en de hulpverleners om in het geval van gewelddadig gedrag te kunnenvluchten of snel hulp van anderen in te kunnen schakelen.

• Opstelling in de ruimte tijdens het gesprek: de partners en de hulpverleners dienen bij voor-keur aan een tafel te zitten. De tafel dient dusdanig in de ruimte en ten opzichte van de deurte zijn opgesteld dat iedereen makkelijk en snel de ruimte kan verlaten.

• Opstelling aan tafel: de partners en de hulpverleners zitten ieder aan een andere kant vande tafel. De beide hulpverleners en de beide partners zitten om en om aan tafel, er zit dustussen beide partners altijd een hulpverlener. De beide partners dienen tegenover elkaaraan tafel plaats te nemen, de hulpverleners ook. Voor het begin van ieder relatiegesprekdient duidelijk te zijn wat er in dat gesprek besproken zal worden. Er moet dus een agendazijn die vooraf aan alle deelnemers kenbaar is gemaakt.

Methode van gespreksvoeringHet is de bedoeling dat de relatiegesprekken een voorbeeldfunctie hebben voor hoe de partnersmet elkaar kunnen omgaan, dus hoe ze met elkaar kunnen communiceren en met elkaar totoplossingen kunnen komen bij een conflict en meningsverschil. Daartoe wordt de volgendemethode van gespreksvoering gebruikt:

Regels en afspraken tijdens de relatiegesprekkenEr wordt met beide partners aan het begin van het eerste relatiegesprek een contract opgesteldover hoe de gesprekken worden gevoerd. Hierin wordt bepaald wat wel en niet toegestaan istijdens de relatiegesprekken. De volgende zaken zijn nooit toegestaan: schelden, dreigen,agressieve of obscene woorden en gebaren gebruiken, vernederende en belachelijk makendeopmerkingen plaatsen, beschuldigen. Tijdens de gesprekken worden de regels van feedbackgehanteerd. Kritiek moet altijd een opbouwend karakter hebben. Na het uiten van kritiek moeteen reëel alternatief geformuleerd worden door degene die kritiek geeft. Als één van beidepartners aangeeft iets niet (meer) te willen, moet de betreffende partner meteen daarop aange-ven wat hij of zij wél wil.

2. Rol van de begeleiders• De begeleiders zijn de gespreksleiders. Zij bepalen wie het woord krijgt en zorgen ervoor

dat beide partners evenredig aan het woord komen. Zij zorgen er ook voor dat de partnerselkaar niet in de rede vallen maar elkaar laten uitpraten.

Page 60: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut60

• De begeleiders stellen de agenda op en bewaken deze tijdens de relatiegesprekken. Dit wilzeggen dat zij ervoor zorgen dat de afgesproken punten ook daadwerkelijk worden bespro-ken en dat het gesprek niet afdwaalt. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als debegeleiders het functioneel achten om een thema te bespreken dat niet op de agendastond. Dit dient dan wel expliciet benoemd te worden.

• De begeleiders checken steeds of de boodschappen van de partners begrepen zijn. Ditgebeurt door de ontvangende partner in eigen woorden te laten vertellen wat de ander ge-zegd heeft.

• De begeleiders leggen het accent op de eigen verantwoordelijkheid van de partners voorhun eigen woorden en daden.

• De begeleiders zorgen ervoor dat passieve zinnen van de partners zoveel mogelijk wordenomgezet in actieve zinnen.

• De begeleiders zorgen ervoor dat zij niet als medium voor communicatie tussen de partnersgaan fungeren. De partners moeten elkaar steeds aanspreken als zij het over elkaar heb-ben. Hiervan kan afgeweken worden als de emoties te hoog oplopen of als blijkt dat een di-recte communicatie te moeilijk is.

• De begeleiders stimuleren de partners om hun gevoelens te verwoorden als zij proble-matische situaties beschrijven. De begeleiders stimuleren beide partners om zich in te levenin de gevoelens van de ander als deze gevoelens verwoordt. Dit kan door bijvoorbeeld aande andere partner te vragen hoe het voor hem of haar zou zijn in die situatie, of door te vra-gen of hij of zij het zich kan voorstellen dat de ander zich zo voelt.

• Bij een conflict treden de begeleiders niet op als rechters maar stimuleren ze de partnersom al pratend en onderhandelend tot een eigen oplossing en compromis te komen. De be-geleiders dragen dus alleen conflictoplossings- en onderhandelingsstrategieën aan. Bijconflicten en meningsverschillen geven de begeleiders aan dat deze conflicten mogen be-staan en niet altijd overbrugbaar zijn. In die gevallen waarin conflicten en meningsverschil-len onoverbrugbaar blijken, dragen de begeleiders mogelijkheden aan om ermee te lerenleven en om elkaar in elkaars waarde te laten.

• De begeleiders spreken de partners erop aan als zij zich in de relatiegesprekken niet aande afgesproken regels houden. Zij interveniëren hierbij direct en ontnemen zonodig desprekende partij tijdelijk het woord. Zij wijzen op een overtreding van de afspraken en geveneen alternatief aan conform de afspraken. Zo mogelijk kan van de overtreding een leererva-ring worden gemaakt door hem of haar op dat moment te laten zien wat het effect van deovertreding is. Er kan ook worden nagegaan waarom de betreffende overtreding is begaan.Zodoende kunnen er instrumenten worden gevonden om dergelijke overtredingen in detoekomst te voorkomen, zowel in de relatiegesprekken als daarbuiten.

• De begeleiders gebruiken de laatste vijftien minuten van ieder relatiegesprek voor het for-muleren van concrete afspraken en acties voor het actieplan (zie verder). De begeleidersgeven aan wanneer tot deze fase van het gesprek wordt overgegaan en zorgen ervoor datde voorafgaande fase wordt afgerond. Deze afronding vindt plaats door het besprokene kortsamen te vatten en een conclusie te formuleren. De begeleiders vragen aan de partners omkort op de geformuleerde conclusie te reageren en geven zonodig aan dat er in een vol-gend relatiegesprek verder wordt gepraat. De begeleiders zien erop toe dat de laatste vijf-tien minuten van het relatiegesprek ook daadwerkelijk aan het formuleren van concrete af-spraken en acties wordt besteed, en dat de partners niet over andere zaken met elkaar indiscussie gaan.

Page 61: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut61

Andere methodische aspecten• Ritualisering van overgangen: als de partners samen een belangrijke beslissing of stap

hebben genomen, dient deze gemarkeerd te worden via een passend ritueel. Deze rituelenkunnen de vorm hebben van afscheidsrituelen of rouwrituelen of van vieringsrituelen.

• Plaats patronen in de relatie in een seksespecifiek kader: ga na wat het verband is tussende seksesocialisatie van beide partners en de wijze van omgang met elkaar, of de weder-zijdse wensen en verwachtingen betreffende de relatie. Hou ook rekening met de cultureleaspecten van de seksesocialisatie van beide partners.

• Plaats patronen in de relatie in een cultureel kader: ga na wat het verband is tussen de cul-turele achtergrond van de partners en de wijze van omgang met elkaar, of de wederzijdsewensen en verwachtingen betreffende de relatie met elkaar.

• Geef ruimte aan en erkenning voor boosheid en pijn: het gaat dan om wederzijdse erken-ning van elkaars boosheid en pijn. Vervolgens kan nagegaan worden hoe men wederzijdsegenoegdoening kan krijgen en compensatie voor de pijn die de partners elkaar hebbenaangedaan. Denk eventueel aan geritualiseerde vormen van wederzijdse genoegdoening.Verder hoort hier ook bij: wederzijdse acceptatie van elkaars beperkingen en onvolkomen-heden en het afscheid nemen van oude ideaalbeelden van elkaar en van de relatie.

• Belichting en verduidelijking van loyaliteitsconflicten: welke loyaliteitsconflicten spelen er bijde partners, tussen de partners en met betrekking tot hun eventuele kinderen? Indien departners samen kinderen hebben, dient te worden nagegaan op welke manier deze kin-deren in een loyaliteitsconflict zijn geplaatst door de problematiek tussen hun ouders.

2.4 Het actieplan

Het is de bedoeling dat de relatiegesprekken een concreet actieplan opleveren. Dit is een lijstvan afspraken en activiteiten waaraan de partners zich committeren. Van gesprek tot gesprekwordt een voorlopig actieplan opgesteld, geëvalueerd en zonodig bijgesteld. De relatiegesprek-ken worden beëindigd als men een definitief actieplan heeft waaraan beide partners zich gerui-me tijd hebben weten te houden, met als resultaat het stoppen van het huiselijk geweld en eenbetere onderlinge communicatie. Het actieplan komt als volgt tot stand:• Aan het eind van ieder relatiegesprek (laatste vijftien minuten) wordt een inventarisatie ge-

maakt van wat er in dat gesprek aan de orde is gekomen.• Er wordt nagegaan welke elementen in deze inventarisatie een basis vormen voor concrete

afspraken of acties.• De geformuleerde afspraken en acties worden op papier gezet.• Zodra de mishandelde partner weer thuis is, of als er weer contact is tussen de partners

buiten de relatiegesprekken om, worden de gemaakte afspraken en acties uitgeprobeerd.

In de eerste vijftien minuten van het volgende relatiegesprek wordt op de gemaakteafspraken en acties teruggekomen.• Succesvolle afspraken en acties blijven op het (voorlopige) actieplan staan, de anderen

worden herzien.• Succesvolle afspraken en acties worden aangevuld met nieuwe afspraken en acties die in

het nieuwe gesprek aan de orde zijn gekomen.• Zodoende bouwt men aan het definitieve actieplan. Het definitieve actieplan is het plan

waarvan beide partners het gevoel hebben dat het afdoende is om het geweld te stoppenen om hun beider doelstelling wat betreft hun relatie te verwezenlijken.

Page 62: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut62

• Zodra men tot het definitieve actieplan is gekomen, wordt er met partners één keer permaand een relatiegesprek afgesproken om vinger aan de pols te houden.

2.5 Gezinsgesprekken

Als vervolg op de relatiegesprekken kunnen gezinsgesprekken worden georganiseerd. Dezegezinsgesprekken zijn relevant als beide partners van plan zijn om hun relatie te herstellen enweer samen de kinderen willen gaan opvoeden. Maar ook als de partners besluiten om nietmeer met elkaar verder te gaan, kunnen gezinsgesprekken waardevol zijn om de nieuwe vormvan de relatie tussen de ex-partners en hun kinderen duidelijk te krijgen.

Daarnaast hebben de gezinsgesprekken tot doel de relaties onderling tussen ouders enkinderen te herstellen en na te gaan welke hulp daar eventueel nog bij nodig is.

Voorwaarden voor het opstarten van gezinsgesprekken• De veiligheid van alle betrokkenen is gegarandeerd.• De hulpverleners die de gezinsgesprekken begeleiden, zijn dezelfde personen als de hulp-

verleners die de relatiegesprekken begeleiden.• De begeleidende hulpverleners vinden de gezinsgesprekken verantwoord.• De deelnemende kinderen zijn oud genoeg om aan een gezinsgesprek te kunnen deel-

nemen (minimumleeftijd: zes jaar bij normaal ontwikkelde kinderen).• Alle betrokkenen, dus ook de kinderen, zijn gemotiveerd om mee te doen aan de gezins-

gesprekken.

Kenmerken van de gezinsgesprekkenDe gezinsgesprekken hebben de volgende kenmerken:• Aantal begeleiders: twee, bij voorkeur een man en een vrouw.• Aantal sessies: zo veel als nodig.• Duur van de sessies: één uur.• Frequentie: eens per twee of drie weken.• Plaats: bij voorkeur dezelfde locatie als waar de relatiegesprekken hebben plaatsgevonden.

Thema's in de gezinsgesprekken• Hoe hebben alle gezinsleden afzonderlijk de gezinssituatie beleefd? Wat heeft het met hen

gedaan, welke schade is aangericht?• Wat is volgens ieder gezinslid het probleem en wat is er nodig om dat op te lossen?• Hoe liggen de verhoudingen tussen de verschillende gezinsleden? Wat vindt men van

elkaar, wat voelt men voor elkaar en wat wil men met elkaar?• Kan het vertrouwen in elkaar hersteld worden, en zo ja hoe? Wat is hiervoor nodig?• Wat hebben beide ouders als opvoeders te bieden en welke verantwoordelijkheden hebben

de ouders naar hun kinderen? Hoe kunnen beide ouders deze verantwoordelijkheden ge-stalte geven?

• Wat willen de kinderen van hun ouders? Wat zijn hun behoeften?• Is er sprake van parentificatie bij de kinderen? Is het de taak van de kinderen geworden om

de ruzies te voorkomen, hun vechtende ouders te scheiden, hun moeder op te vangen nade gewelddadige episoden en hun vader te kalmeren als hij weer boos is?

• Hebben de kinderen partij moeten kiezen voor één van beide ouders? Wat zijn hiervan degevolgen? Hoe kan dit veranderd worden?

Page 63: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut63

• Hoe verdelen de ouders de opvoeding van de kinderen? Bij een scheiding dient duidelijk teworden hoe de verhoudingen tussen de gezinsleden worden. Wat willen de kinderen hierin?

• Wat kan ieder gezinslid doen om te helpen het probleem thuis op te lossen?• Geweld thuis als slecht voorbeeld voor de kinderen: hoe kan deze schade worden her-

steld?• Is er naast de gezinsgesprekken nog verdere hulp nodig voor het gezin of voor de indi-

viduele gezinsleden?

Rol van de begeleiders• De begeleiders stellen zich op als directieve gespreksleiders. Zij zien erop toe dat het

woord evenredig verdeeld wordt over alle gezinsleden. Zij bepalen de thematiek van de be-treffende sessie. Zij interveniëren direct als er dreigende, agressieve, spottende, min-achtende of dominerende taal of gebaren worden gebruikt. De begeleiders stimuleren deconstructieve inbreng en openheid van alle gezinsleden. Als een gezinslid meer ruimte no-dig heeft om zich uit te drukken, dan zorgen de begeleiders ervoor dat die extra ruimte erkomt. De begeleiders zien erop toe dat kritiek op een opbouwende manier (volgens de re-gels van feedback) wordt gegeven.

• De begeleiders zorgen ervoor dat er geen moeilijke woorden, abstracte begrippen en vak-jargon worden gebruikt. De kinderen moeten het gesprek goed kunnen begrijpen.

• De kinderen worden door de begeleiders extra gestimuleerd om het woord te nemen en aante geven wat hun wensen en behoeften zijn. De begeleiders zorgen ervoor dat de kinderenniet in de rede worden gevallen door de ouders. De begeleiders vragen de ouders of zij hunkinderen hebben begrepen en vragen hen eventueel om de uitspraken van de kinderen inhun eigen woorden na te vertellen.

• De begeleiders dragen ideeën en oplossingsstrategieën aan. De gezinsleden bedenken zelfoplossingen voor de gezinsproblemen.

• De begeleiders maken steeds duidelijk dat niemand verplicht is om openheid van zaken tegeven als hij of zij dat niet wilt. Zij maken daarbij wel steeds duidelijk dat hoe opener ie-mand is, hoe groter de kans is dat men tot onderling begrip komt en daarmee tot oplossin-gen voor de problemen.

Page 64: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut64

Page 65: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut65

Literatuurlijst

Babcock, J.C. & La Taillade, J.J. Evaluating Interventions for Men Who Batter. In Vincent, J.P.,& Jouriles E.N. (2000). Domestic Violence Guidelines for Research-InformedPractice London and Philidelphia: Jessica Kingsley Publishers.

Beaten, P.A.C.M., M.C. Zwikker, H.E.M. Baartman, C.G.C. Jansen (2000). Verder met CLAS.Resultaten en overdraagbaarheid van contextuele hulpverlening na seksueel misbruik. Utrecht:NIZW.

Burnham, J.B. (1988). Inleiding in de gezinsbehandeling. Nijkerk: uitgeverij Intro.

Chin-A-Fat, B.E.S. & Steketee, M.J. (2001). Bemiddeling in uitvoering, evaluatie experimentenscheidings en omgangsbemiddeling. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Dijk, T. van e.a. (1997). Huiselijk geweld. Aard, omvang en hulpverlening. Den Haag: Ministerievan Justitie.

Dutton, D.G., Golant, S.K. & Pijnaker, H. (2000). De partnermishandelaar, een psychologischprofiel. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Gondolf, E.W. (2002). Batterer Intervention Systems. Issues, Outcomes and RecommendationsSage publications, Inc.

Groen, M. (2001). Geweld en schaamte. Richtlijnen voor de eerstelijnshulpverlening bij relatio-neel geweld in gezinnen van migranten en vluchtelingen. Vrouwenopvang Utrecht.

Ipso Facto, Evaluatie Geweld in Relaties Interventie Project, Houten (is (nog) niet gepubliceerd)

Lawick, J. van & Groen, M. (1998). Intieme Oorlog. Over geweld en kwetsbaarheid in gezins-relaties. Amsterdam: Van Gennip.

Linden, P. van der, M. Steketee (1999). Daderhulpverlening in Nederland. Inventarisatie vanhulpaanbod en preventie voor plegers van seksueel en huiselijk geweldUtrecht: Transact.

Linden, P van der (2002). Inventarisatie van integrale aanpakken van geweld in relaties. Verslag van een inventarisatie van integrale aanpakken van geweld in relaties in het kader vanhet project “Een nieuwe kijk op geweld in relaties”. Utrecht: Transact,

Lipchick, Sirles, Kubicki (1997). Multifaceted Approaches in Spouse Abuse Treatment. TheHaworth Press, Inc.

Lünnemann, dr. mr. K.D., Tak, prof. mr. P.J.P. & Piechocki, mr. D.J.G. (2002). Interventie dooruithuisplaatsing. De juridische mogelijkheden van uithuisplaatsing van plegers van huiselijkgeweld in Oostenrijk en Duitsland. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Page 66: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut66

Lünnemann, K.D. & Overgaag, A. (2002). Inventarisatie projecten huiselijk geweld en aanpakhuiselijk geweld op instellingsniveau, een verkennend onderzoek. Utrecht: Verwey-JonkerInstituut.

Maher McNamara, K., Kinnaird, C. (2000) Have We Stopped the Violence? Recommendationsfor Evaluating Domestic Violence Intervention Programs.

Mankowski, E., J. Haaken, C.S. Silvergleid. Collateral Damage: an analysis of the achievementsand unintended consequences of batterer intervention programs and discourse Artikel in Jour-nal of Family Violence, Vol 17, No 2, June 2002 p. 167-184.

Outsem, R. van (2001). De Aanpak. Systeemgerichte hulp bij geweld in relaties. Utrecht:Transact.

Privé geweld - Publieke zaak. (2002). Een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk ge-weld. Ministerie van justitie, Directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid.

Roberts, A.R. (2002). Handbook of Domestic Violence Intervention Strategies. Oxford UniversityPress.

Römkens, R.G. (1992). Gewoon geweld? Omvang, aard, gevolgen en achtergronden van ge-weld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.

Wit, M. de (2001). Zorgprogramma een VeiligHuis. Zorgprogramma relationeel geweldVrouwenopvang Utrecht.

Page 67: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut67

Colofon

opdrachtgever Ministerie van VWS

auteur(s) Drs. M.W.M. Flikweert, Dr. K.D. Lünnemann

vormgeving J. de Klein

uitgave Verwey-Jonker Instituut

De publicatieDe publicatie kan besteld worden via onze website: http://www.verwey-jonker.nl.Bestellen per fax of per e-mail kan ook: Verwey-Jonker Instituut, Kromme Nieuwegracht 6, 3512HG Utrecht, telefax 030-2300683, e-mail [email protected] onder vermelding van 'Hulpverlenen aan het gezin', uw naam, factuuradres en afleveradres.

© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2003

Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut.

Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.

The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute.

Partial reproduction is allowed, on condition that the source is mentioned.

Page 68: Hulp verlenen aan het gezin - Verwey-Jonker · Verwey-Jonker Instituut 3 Inhoud 1 Inleiding en opzet literatuurstudie 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doelstelling 6 1.3 Vraagstelling 6 1.4

Verwey-Jonker Instituut68

120203,D3541818kl/jd