Document

40
Foliolum JAARGANG XVIII EDITIE II DECEMBER 2004 UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIE G.F.S.V. PHARMACIAE SACRUM Dies-Themanummer: Polyfarmacie Polyfarmacie een risicofactor? Aanpak in verzorgingstehuizen Polyfarmacie bij ouderen Psychofarmaca

description

http://www.psgroningen.nl/foliolum/december2004.pdf

Transcript of Document

Page 1: Document

FoliolumJAARGANG XVIII EDITIE II DECEMBER 2004

UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIEG.F.S.V. PHARMACIAE SACRUM

Dies-Themanummer:Polyfarmacie

Polyfarmacie een risicofactor?

Aanpak in verzorgingstehuizen

Polyfarmacie bij ouderen

Psychofarmaca

Page 2: Document
Page 3: Document

Vul/Bindmiddel:

4 Redactioneel5 Praesespraat6 Vakgroepen Belicht8 Promovendi29 Verenigingslied “Pharmaciae Sacrum”30 Student in Zweden32 Column34 Rondje met de Dies35 Verslag EIK-weekend36 Commissiepraat39 De Achterkrant: Liefdesmix

Farmacon: Polyfarmacie

10 Riks factors for the development of adverse drug eventsDr. Patricia van den Bemt, ziekenhuisapotheker

17 Aanpak van ongewenste polyfarmacie in verzorgingstehuizenDr. M. Nelissen-Vrancken, apotheker en Ir. G.P. Schouten

21 Polyfarmacie bij ouderen: eigenlijk dan wel oneigenlijk!Dr. L.J.G. Veehof

24 Psychofarmaca / Psychiatrische patientenzorgDr. E.R. Heerdink

Polyfarmacie in de praktijk: drie meningen16 Openbare apotheek Helpman 20 Openbare apotheek Paddepoel (levert aan verzorgingstehuis)23 Ziekenhuisapotheek Martiniziekenhuis

Redactie: Stefan Vegter, Nadine Hofman, Anouk Rademaker, Manon Fouchier, Eveline Richert, Femke de Velde

G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking methet Universitair Centrum voor Farmacie aan de

Rijksuniversiteit Groningen

FoliolumJaargang XVIII Editie II December [email protected]

Ab-actiaat:N. Hofman

email:[email protected]

Drukkerij: W. Scholmaoplage 1100 stuksCopyright 2004: niets mag van deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van

druk, microfilm,of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de Redactiecommissie der Foliolum.

Page 4: Document

4 4R

edac

tione

elFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Onbeschrijfelijk

Lectori Salutem,

De Groningse Farmaceutische Studentenvereniging “Pharmaciae Sacrum” wordt dit jaar 123 jaar oud. Een verenig-ing, door en voor studenten, diezowel zijn tradities hooghoudt als met zijn tijd meegaat. Het Foliolum is hier eengoed voorbeeld van. Zoek in de archieven op het bestuurshok maar eens naar een van de eerste nummers van ditblad, ook al weer 18 jaar geleden. Met de huidige computer- en drukkertechniek ziet het blad er nu heel wat mod-erner uit. De lay-out van het blad wordt ook elk jaar weer aangepast door de nieuwe commissie. Maar ook dit jaarblijven oude tradities voortbestaan. Zo moeten zowel het Foliolum logo als het P.S. wapen in elk blad hetzelfde bli-jven. Het Foliolum logo is dan nog maar 3 jaar oud, het zal nog vele jaren hetzelfde blijven. Het P.S. Wapen is velemalen ouder, maar bestond ook niet altijd in zijn huidige vorm. Zie ook bladzijde 29. Ook sommige rubrieken zijnal eerder gepubliceerd of ook traditie geworden. Ouderejaars zullen de rubriek 'Farma-koppels' wel herkennen vaneerdere jaargangen. Ook was er al eerder een column, toen Conny's Corner genoemd, geschreven door een bekendekantinemedewerkster. Een andere bekende traditie is het zingen van het verenigingslied op activiteiten. Kent u dit lied niet en wilt u toch uit volle borst kunnen meezingen, kijk dan op bladzijde 29.

Nieuwe tradities kunnen ook gemaakt worden. De rubriek "rondje met…", dit keer uiteraard met de Dies-com-missie, is een voortzetting van het "eten met…" van vorig jaar. Zal het een traditie worden? We zullen het vanzelfzien. Dit nummer is het themanummer van de viering van de 123e Dies Natalis. Het symposium op 8 decemberzal namelijk over polyfarmacie gaan. Ik hoop in ieder geval dat het maken van een Dies-thema nummer een tra-ditie zal worden. Het geeft de Diesviering en het symposium in het bijzonder naar mijn idee namelijk een meer-waarde door de bezoeker een thema-blad in handen te geven.

Een definitie zal ik niet geven, laat een casus dit voor mij doen. Mr. X heeft een klein overgewicht en een daar-door ontwikkelde Diabetes Type II. Hij krijgt op 73 jarige leeftijd een herseninfarct. Door toegediende bloedver-dunners kreeg hij 1 week later een hersenbloeding, wat een tijdelijke verlamming aan de rechterkant van zijnlichaam veroorzaakt. Inmiddels is Mr. X 74 jaar oud, woont thuis met mantelzorg en kan door revalidatie weerbewegen en (met een looprek) lopen. Sinds zijn infarct heeft hij slaapproblemen en is hij wat depressief gewor-den. Het lijstje medicijnen die Mr. X elke dag moet nemen is niet gering:

- Ascal 38 mg (carbasalaatcalcium)- Lactulose 20 ml- Gliclazide rectaal 80 mg (3 maal daags)- Lanoxin (digoxine) 0.25 mg- Metformine 850 mg (2 maal daags)- Norvasc 10 mg (amlodipine)- Paracetamol 500 mg- Persantin rectaal 150 (dipyridamol) (2 maal daags)- Seroxat 20 mg- Temazepam 10 mg - Tenormin 50 mg (atenolol)- Tramal rectaal 100 mg (tramadol) (2 maal daags)- Zocor 20 mg (simvasetine)- Tramadol 50 mg

Opdracht: Zoek van elk medicijn zijn eigenschappen (kort) en indicatie op, toegepast opde genoemde casus. Mail dit vóór 10 januari naar [email protected]

en win een onbeschrijfelijk mooie prijs!

Page 5: Document

December

01. Real Life Game 06. STOF vergadering 07. P.S. - Borrel 08. Dies 09. Dies 10. Dies

Januari

05. Stof-vergadering 05. PS-nieuwjaarsborrel 22. EJC Feest 27. ALV Pharmaciae Sacrum 29. AV K.N. P.S.V

Februari

02. Stof-vergadering 03. PS-borrel 10. INTERPHARM excursie

Geachte leden,

Het 123e jaarfeest staat weer voor de deur. Elk jaar is dit jaarfeest, Dies Natalis genaamd, weer een grootsgebeuren. 123 Jaar geleden op de 12e van de 12e kon men waarschijnlijk niet voorzien dat de toen gestichtevereniging nu nog altijd zou bestaan; en hoe. Nog altijd is Pharmaciae Sacrum bloeiende en kan zij ieder jaarweer vele enthousiaste studenten verwelkomen. Als bestuur hopen wij ook dit jaar voor Pharmaciae vele studen-ten actief te krijgen; opdat P.S. een nog hogere leeftijd zal mogen bereiken! Ook dit jaar is er weer voor gekozenom het themagedeelte, door de redactiecommissie tot “farmacon” omgedoopt, te koppelen aan het thema van hetsymposium van de Dies. Het thema dit jaar is “polyfarmacie”. In de door de Dies-commissie gebruikte slogansals 1,2,3 polyfarmacie komt in ieder geval de leeftijd van P.S. goed naar voren. De Dies-commissie snijdt met hetonderwerp “polyfarmacie” een zeer praktijkgerichte kwestie aan. Verschillende sprekers zullen ingaan op polyfar-macie in de openbare apotheek en bijvoorbeeld de polyfarmacie bij ouderen. Deze laatste groep patiënten wordtde laatste tijd steeds beter op haar wenken bediend. Zo worden er tegenwoordig rollen met plastic zakjes met demedicijnen voor de dag aan deze groep patiënten geleverd. Op het zakje staat een beschrijving van de kleur en ofgrootte van de in te nemen tablet en ook wanneer en hoe het ingenomen dient te worden. In de praktijk blijkt dater zo veel minder fouten optreden en het is voor de “ouderen” wel zo gemakkelijk. Een ander bijkomend prob-leem vormen uiteraard de interacties tussen de te gebruiken medicijnen, hierover zal ook op het symposium wor-den gesproken. Het Foliolum zal dezelfde informatie bevatten, en ongetwijfeld nog veel meer, en zal als handigeondersteuning dienen tijdens het symposium. Ook kunt u zich zo van te voren helemaal op de hoogte brengenvan hetgeen dat tijdens het symposium besproken zal worden.

Dan rest mij nog te vermelden dat ik u allen hoop te mogen verwelkomen op de activiteiten van de Dies Natalis.Verder wil ik bij voorbaat de redactiecommissie bedanken voor haar bijdrage aan de Dies en uiteraard de DiesCommissie zelf die ongetwijfeld uitgeput maar voldaan hun week af zal sluiten.

Met vriendelijke groet,

Namens het 123e bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”

Erik Rexwinkelh.t. praeses

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

55Praesespraat

Rexwinkel

Page 6: Document

6 6Va

kgro

ep B

elic

ht

Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg, door Vokaline VroomgMij is gevraagd een stukje te schrijven in het nieuwe item 'vakgroep belicht'. Misschien handig als ik mezelfeerst even voorstel. Mijn naam is Fokaline Vroom, ik ben afgestudeerd in de farmacie en sinds maart van ditjaar doe ik onderzoek bij de vakgroep Sociale farmacie, Farmaco-epidemiologie en Farmacotherapie, oftewelSFF. De afdeling staat onder supervisie van Prof. Lolkje de Jong-van den Berg en Prof. Koos Brouwers. Onzeafdeling houdt zich op zeer veel verschillende manieren bezig met onderzoek naar geneesmiddelen nadat dezeeenmaal op de markt beschikbaar zijn gekomen. Op het gebied van de Farmaco-epidemiologie wordt bijvoor-beeld onderzoek gedaan naar geneesmiddelgebruik bij zwangere vrouwen, kinderen en ouderen. Ikzelf doeonderzoek naar DMARDs (Disease Modifying Anti-Rheumatic Drugs) en zwangerschap. Op het gebied van deFarmacotherapie en Farmaceutische patiëntenzorg neemt het onderzoek naar farmacogenetica een steedsbelangrijkere plaats in. Daarnaast doet de afdeling onderzoek naar farmacoecomische aspecten van geneesmid-delen en ook de geschiedenis van de farmacie komt aan bod. Belangrijk voor alle onderzoeksgebieden is deInterActie DataBank (IADB). In deze databank wordt, in samenwerking met circa 50 apotheken in Noord-,Midden- en Oost-Nederland, informatie verzameld over geneesmiddelgebruik. De databank bevat inmiddels demedicatiegegevens van zo'n 500.000 personen en je kunt je voorstellen dat hier veel informatie uit te halen is.Ikzelf kan bijvoorbeeld nagaan welke vrouwen zwanger zijn geweest en welke geneesmiddelen er zijn gebruikttijdens de zwangerschap. Maar er kan ook gekeken worden wat er gebeurt wanneer een geneesmiddel uitpatent is geraakt. En dat is nog maar een kleine stukje van de mogelijkheden die we hebben met de IADB. Ditwas in een vogelvlucht wat er binnen ons afdeling zoal gebeurt op het gebied van onderzoek. Wil je meerweten of lijkt het je leuk om mee te lopen in ons onderzoek kijk dan eens op onze site(http://www.farm.rug.nl/sff/) of stuur een mailtje ([email protected]). En wie weet tot ziens, Fokaline ([email protected]) P.S. We zijn afgelopen zomer verhuisd en wonen nu op Bloemsingel 1.

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

Kijken naar het leven door een vergrootglas: Analytische BiochemieDe basiseenheid Bioanalyse en Toxicologie, o.l.v. prof. dr. R. Bischoff, heeft sinds eind augustus 2004 eennieuwe naam: Analytische Biochemie. Deze naamsverandering is het gevolg van het innoverende karakter vanhet onderzoek waarvan het zwaartepunt niet bij toxicologie ligt maar bij de analyse van eiwitten in een biolo-gische matrix. Het is een eenheid die zich kenmerkt door samenwerking onderling, met ziekenhuizen en metindustrie. Centraal staat het analyseren van het leven. In onze wetenschappelijke kijk op het leven proberen weorganismen te simplificeren tot een punt waarop we ze kunnen bestuderen (bijv. eiwitten in een biologischematrix) en zo kwalitatieve en kwantitatieve informatie achterhalen over de regulatie van het geheel op molecu-lair niveau. Het is duidelijk dat analyse van losse onderdeeltjes een beperkt soort informatie oplevert, maarlang geleden al schreef een zekere fysioloog, Claude Bernard: "... if we break up a living organism by isolatingits different parts, it is only for the sake of ease in analysis and by no means in order to consider them separa-tely. Indeed, when we wish to ascribe to a physiological quality its value and true significance, we must alwaysrefer to its whole and draw our final conclusions only in relation to the effects in the whole." Anders gezegd:door een vergrootglas blijven facetten van een organisme buiten het blikveld, maar een vergrootglas heeft decapaciteit dingen te belichten die anders niet opgevallen waren. We beseffen dat een uiteindelijke conclusiealleen getrokken kan worden in relatie tot het geheel.

Waar is ons vergrootglas op gericht?Ons vergrootglas bestaat vooral uit capillaire hogedruk-vloeistofchromatografie gevolgd door massaspectrome-trie (LC/MS). In de eiwitanalyse hebben we bewust gekozen te focussen op bepaalde klassen van eiwitten enpeptiden. We kijken naar enzymen die weefsel afbreken, zogenaamde MatrixMetalloProteases (MMPs), of zedoor hun affiniteit met een bepaald molecuul te zuiveren zijn uit biologische matrices. We proberen biomarkers(bijv. een uniek peptide) te identificeren die aanwijzingen opleveren over ziektebeelden en voortgang.Voorbeelden van veelvoorkomende aandoeningen waar we aan werken zijn Chronic Obstructive PulmonaryDisease (COPD) en baarmoederhalskanker (Cervixcarcinoom). Bij COPD kijken we naar de afbraak van extra-cellulaire matrix in de longen en het effect van oxidatieve stress door sigarettenrook op redox-gevoelige eiwit-ten. Sera van Cervixcarcinoom-patienten wordt gescreend op kenmerkende peptiden. Ook is er onderzoek naarpsychiatrische aandoeningen en hun relatie tot het soort voedsel wat gegeten wordt ("food-mood" interactie).Uiteraard is er meer onderzoek dan hier beschreven staat, voor een uitgebreidere indruk zie www.biomac.nl. Ubent vanzelfsprekend van harte welkom om u te komen oriënteren als bovenstaand verhaal u aanspreekt.

Gedeeltelijk uit de oratie van prof. dr. R. Bischoff. Drs. Maria de Vries

Page 7: Document
Page 8: Document

8 8Pr

omov

endi

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

C.F. Sio - Biotechnologie verbetert productieproces antibiotica

Cefalosporine antibiotica zijn belangrijke geneesmiddelen bij het bestrijden van infecties. In Nederland wor-den ze vooral gebruikt als reserve voor infecties die resistent zijn voor gangbare middelen, maar in anderedelen van de wereld zijn ze inmiddels al eerste keus. Daarom is het noodzakelijk dat ze grootschalig en milieu-vriendelijk geproduceerd kunnen worden, zodat deze geneesmiddelen betaalbaar blijven. Het nu gebruikelijkchemische proces is niet erg efficiënt en levert veel duur afval op. Biotechnologisch, dat wil zeggen metenzymreacties, kan het beter, maar dat proces is nog niet klaar voor industriële toepassing.

Charles Sio onderzocht of een van de enzymen uit het proces verbeterd kon worden. Dat bleek inderdaad hetgeval: door een combinatie van gerichte en willekeurige mutaties werd het enzym 36 keer beter. Sio conclu-deert dat de ontwikkeling van een industrieel bruikbaar enzym dus zeker mogelijk is. Tijdens zijn onderzoekstuitte Sio ook op een gen dat een eiwit aanmaakt waarmee de bacterie Pseudomonas aeruginosa letterlijkonschadelijk gemaakt kan worden. Deze bacterie kan levensgevaarlijke ontstekingen veroorzaken bij mensendie brandwonden hebben of lijden aan cystische fibrose.

Charles Sio (Hengelo, 1974) studeerde farmacie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de vak-groep Farmaceutische Biologie en werd gefinancierd door STW. Sio werkt als postdoc door bij dezelfde vak-groep.

Datum en tijd vrijdag 12 november 2004, 13.15 uurPromovendus C.F. Sio, tel. (050)363 76 69, fax (050) 363 30 00, e-mail: [email protected] (werk)Proefschrift Mutants and homologs of cephalosporin acylase: for antibiotics and antibiosisPromotor prof.dr. W. QuaxFaculteit wiskunde en natuurwetenschappenPlaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

A. Tramarin - HIV/AIDS zorg in Italië kan financieel beter

De Italiaan Andrea Tramarin onderzocht welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan bij de zorg, kosten enkwaliteit van leven van de Italiaanse HIV/AIDS-patiënt in de jaren negentig. Ook berekende hij de financiëlebaten van mogelijke interventies in de huidige zorg, met name de thuiszorg, en medicatie met HAART (HighlyActive AntiRetroviral Therapy).

Tramarin reikt beleidsmakers onder andere een methode aan om op een rationele manier financiële middelenvoor HIV/AIDS-patiënten te verdelen over diverse typen gezondheidszorg. Uit gegevens over aanbod engebruik van vier typen zorg bij AIDS - ziekenhuisverpleging, dagbehandeling, thuiszorg en beschermde woon-vormen - concludeert hij dat er relatief teveel thuiszorg wordt aangeboden. Hij schat dat een rationele herver-deling van het aanbod een potentiële besparing van 9,2 % met zich meebrengt.

PromovendiFWN

Page 9: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

99Prom

ovendiDoor vervolgens de Italiaanse nationale context in een multinationale scenario analyse in te brengen maakteTramarin het mogelijk om toekomstige impacts op zorggebruik en kosten te berekenen voor de EU in haargeheel. De methodologie illustreerde dat bij schattingen van toekomstig zorggebruik voor AIDS-patiëntenrekening gehouden moet worden met de stadia van ernst (chronisch of laat).

Ook de epidemiologische, klinische en economische veranderingen die plaatsvonden rondom de introductievan HAART in Italië analyseerde Tramarin; met name de impact op zorggebruik, kosten, beperkingen, afhan-kelijkheid en kwaliteit van leven bij patiëntencohorten uit 1994 en 1998. Overall mat hij grote verschillen inmortaliteit, ziekenhuisopnames, verpleegduur en directe kosten. Het 1998-cohort had een betere kwaliteit vanleven na 6 maanden wat betreft emotionele reactie en energie, en het percentage volledig afhankelijke patiën-ten was lager in 1998 dan in 1994 (1,4 % versus 6,8 %). Tot slot analyseerde Tramarin de impact van diarreeop de kwaliteit van leven en de potentiële effecten ervan als bijwerking van HAART.

Andrea Tramarin (Padua, Italië, 1958) studeerde geneeskunde aan de universiteit van Padua. Zijn promotie-onderzoek deed hij bij het San Bortolo Hospital in Vicenza (Italië) - waar hij nog steeds werkt als arts- insamenwerking met de afdeling Sociale Farmacie, Farmaco-epidemiologie & Farmacotherapie (SFF) van deRUG. Het onderzoek maakt deel uit van een tweetal grotere projecten: 1) EU-Concerted Action forMultinational Scenarios on HIV/AIDS en 2) Analysis of observational data on HIV/AIDS hospital care andquality-of-life in two European centres for HIV-treatment (Vicenza and Groningen). Financiers zijn: Italiaanseoverheid, farmaceutische industrie, EU en Johns Hopkins University.

Datum en tijd vrijdag 19 november 2004, 13.15 uurPromovendus A. Tramarin, tel. 00 39 444 993 789, fax 00 39 444 993 998, e-mail: [email protected] (werk)Proefschrift The changing economic burden of HIV/Aids in Italy: from hospital care to pharmaceutical carePromotor prof.dr. J.R.B.J. BrouwersFaculteit wiskunde en natuurwetenschappenPlaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

H. Westers - Bacillus subtilis gestript

Het onderzoek van Helga Westers was erop gericht de bacterie Bacillus subtilis te optimaliseren voor de pro-ductie van eiwitten die kunnen dienen als geneesmiddel. Genetisch materiaal dat de bacterie niet nodig heeftom onder laboratoriumcondities te overleven, werd verwijderd. De bacterie maakt dan minder eigen eiwitten,wat de zuivering van het gewenste eiwit makkelijker maakt. Ook bestudeerde Westers de stressrespons, dieonder andere ontstaat als de bacterie niet-eigen eiwit aanmaakt. De intensiteit van die respons bleek handig alsmaat voor de productieniveaus van bepaalde eiwitten.

Helga Westers (Ten Boer, 1976) studeerde biologie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de afde-ling Farmaceutische Biologie (onderzoekschool GUIDE) en gefinancierd door de EU. Westers gaat verder inhet onderzoek als postdoc bij de afdeling Moleculaire Genetica.

Datum en tijd vrijdag 5 november 2004, 13.15 uurPromovendus mw. H. Westers, tel. (050)363 21 07, fax (050)363 23 48, e-mail: [email protected] (werk)Proefschrift Genome engineering and protein secretion stress in the BACELL factoryPromotor prof.dr. W.J. Quax en prof.dr. J.M. van DijlFaculteit wiskunde en natuurwetenschappenPlaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

Page 10: Document

10 10D

r. P.

van

den

Bem

tFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Risk factors for the development of adver

Dr Patricia van den Bemt,

Ziekenhuisapotheker

Vormt polyfarmacie een risicovoor de patient? Dr. van denBemt verrichtte een onder-zoek naar de risicofactorenvoor schadelijke bijwerkingen.De invloed van leeftijd,geslacht, soort medicijn en hetaantal medicijnen werdonderzocht. De conclusie geefteen duidelijk antwoord.

AbstractAdverse drug events in hospitalised patients lead toincreased morbidity, mortality and costs. Earlydetection of adverse drug events could aid in theprevention of these adverse outcomes. A cost-effec-tive system for the early detection of adverse drugevents should focus on high risk patients. A studywas set up with the primary aim to identify charac-teristics that are associated with the development ofadverse drug events (ADEs) in hospitalisedpatients.

ADE reports were gathered from physicians andnurses (spontaneous reports) and from patients afterintensive ward interviews by hospital pharmacists.All patients admitted to the internal medicine wardsof two Dutch hospitals, during a two month period,were included.

The following characteristics were analysed fortheir potential relationship to the occurrence ofADEs: age (categorised), gender, number of drugsprescribed during hospital stay, types of drugs usedand changes in drug use on admission.Age was found to be inversely associated with thedevelopment of ADEs. Furthermore, statisticallysignificant associations were found for the numberof drugs prescribed per hospitalised patient, fornewly prescribed drugs and for the cessation ofdrugs on hospital admission. The use of gastroin-testinal drugs, central nervous system drugs andantibiotics was associated with the development ofADEs, when compared to all other drugs taken bythe patients.

In this study, the most important risk factors arethe number of drugs used per patient and the star-ting of a new drug during hospitalization. As mosthospitalised patients start new drug therapies whilein hospital, this seems an inappropriate focus.However, careful monitoring of patients using morethan 7 drugs at a time may be possible in a cost-effective system for the early detection of ADEs.

IntroductionAdverse drug events (ADEs) frequently occur inhospitalised patients. Two recently published stu-dies report rates of 0.7% [1] and 2.4% [2], while arecent meta analysis reports an incidence of 10.9%of both serious and non serious adverse drug events[3]. Classen et al. have shown that these ADEs leadto excess mortality, morbidity and costs [2]. Earlydetection of ADEs would aid in the prevention ofthese adverse outcomes. For this purpose, sponta-neous reporting is commonly used, but it has thedisadvantage of substantial underreporting.Intensive monitoring probably has overcome thisproblem. It is, however, not a very efficient methodfor the detection of ADEs. It consumes a lot of timeand results in the reporting of a large number ofminor ADEs. A system that focuses on certainpatients who are at high risk for the development ofADEs is likely to be more efficient in the preven-tion of ADEs. Therefore, one would like to identifyrisk factors that lead to adverse drug events, butespecially in Europe there is a paucity of studies onrisk factors for the development of ADEs in hospi-talised patients. Such a study was set up, with theobjective to identify risk factors that are related tothe development of adverse drug events in hospita-lised patients.

Page 11: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

1111D

r. P. van den Bem

t

rse drug events in hospitalised patients.Methods

SettingThe study was conducted in the internal medicinewards of two Dutch general hospitals (in Tilburgand Delft).

Study DesignThe study was of a follow-up design. The durationof the study was two months. It was conductedfrom October 1, 1996 to November 30, 1996 inTilburg and from May 1, 1997 to June 30, 1997 inDelft. An ADE was defined as any noxious, unin-tended, and undesired effect of a drug (possiblycausally related), which occurs at doses used inhumans for prophylaxis, diagnosis, or therapy.Reports of ADEs were collected from three sour-ces, namely from doctors and nurses (spontaneousreporting) and from patients (intensive ward inter-view by hospital pharmacists). The use of threesources enabled us to identify adverse drug eventswith a relatively high degree of sensitivity.

Population and samplingAll patients admitted to the specified wards (inclu-ding geriatric patients) during the two months peri-od, were included. Exclusion criteria were notapplicable to the spontaneous reporting of doctorsand nurses, because adverse drug event reportingby doctors and nurses is part of daily care and the-refore applies to all patients. For the collection ofpatiënt reports, the patients had to be interviewedby the hospital pharmacists. Patients were includedin this daily ward interview, when they gave oralinformed consent and when they could understandthe questions.

Before the study started, the doctors and nurses ofthe specified wards were given instructions regar-ding the procedure for reporting adverse drugevents. They were asked to report all adverse drugevents (both serious and non serious) on specialforms. Data on this report form include gender anddate of birth of the patient involved, informationabout the suspected medicine (name, dose, frequen-cy, route of administration), concomitantly usedmedication, and other available information consi-dered relevant by the reporter (including diseases,factors possibly related to the event and laboratoryfindings).

All reporting forms were sent to the hospital phar-macy. The investigator (a hospital pharmacist) thenresponded to the reporter by giving information oradvice concerning the reported adverse drug event.

Patient reports were collected during a daily wardround by the investigator. The investigator askedthe patient whether he/she experienced an adversedrug event. If so, the investigator asked informationabout the time relationship. Both questions wereprinted on a special form (different from the doc-tor/nurse form), which also contained patient cha-racteristics such as age and gender. Adverse drugevents were only recorded when the patient couldlink it to a suspected drug, when the time relations-hip between drug and adverse drug event wasappropriate and when it had occurred during hospi-tal stay. Four investigators (hospital pharmacists)participated in the daily visits in the wards. Byusing the above mentioned form, the investigatorsmade sure to collect the necessary information in aconsistent manner.

Age and gender of the patients admitted to the spe-cified wards were recorded, as well as their lengthof hospital stay. Adverse drug events were classi-fied according to the World Health Organization(WHO) code, which classifies adverse drug eventsinto system-organ classes and into preferred termsfor the ADE [4]. The drugs prescribed to thepatients before (by using the records of the commu-nity pharmacies of the patients) and during admis-sion (by using the records of the hospital pharma-cies) were recorded. The drugs were classifiedaccording to the Anatomical Therapeutic Chemical(ATC) code [5]. The changes in drug use on admis-sion to the hospital were also recorded (again byusing the records of the community pharmacies ofthe patients).

The study was approved by the medical ethicscommittees of the participating hospitals.

Data AnalysisThe following variables were analysed for theirpotential relationship to the occurrence of ADEs:age, gender, number of drugs prescribed during hos-pital stay, types of drugs used (both before andduring hospital stay; classified according to the ATCcode; only the five most frequently prescribed clas-ses of drugs were analysed for their relationship withthe reporting of adverse drug events, because these

Page 12: Document

12 12D

r. P.

van

den

Bem

tFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

five classes contained 80% of all prescribed drugsand the other 20% of drugs belonged to 11 classes)and changes in drug use. Changes in drug use weredefined as the cessation of drugs used before hospi-tal admission or the prescription of new drugs onhospital admission or during hospital stay.

The data were analysed using Statistical Packagefor Social Sciences (SPSS) version 9.0.Logistic regression analysis was used to determinethe relationship between the development of anadverse drug event and age, gender, number ofdrugs prescribed during hospital stay, classes ofdrugs used before and during hospital stay (compa-red to all other drugs the patient used) and changesin drug use on admission. By using multiplelogistic regression an adjustment was made for pos-sible confounders (e.g. the relationship between ageand the development of an adverse drug event wascorrected for gender, length of hospital stay andnumber of drugs prescribed).

Logistic regression analysis was used to be able toestimate the magnitude of the association betweenindividual risk factors and the probability of deve-loping an ADE. This is a follow-up study and the-refore these associations could also have beenexpressed as risk ratio's instead of odds ratio's bymeans of simple 2x2 table analysis. However, wealso wanted to adjust for several possible confoun-ding variables, ie perform a multivariate analysis,so we chose to use logistic regression analysis. Thisis a convenient and the most common used appro-ach in such instances.

ResultsNine patients refused to participate in the studyand were therefore excluded. The remaining 538patients were included in the study, of which 149(27.7%) experienced one or more adverse drugevents. Most adverse drug events were reportedduring the intensive ward visit (85%) and theremaining 15% of the adverse drug events wasreported by doctors and nurses. There was a smalloverlap in ADEs reported by the three sources (11reports). Table 1 shows some general characte-ristics of the study population. A total of 460patients received newly prescribed drugs on hospi-tal admission or during hospital stay, while 211patients had one or more of their medications ces-sated on hospital admission. The five classes ofdrugs that were most frequently prescribed beforeand/or during hospital stay were: gastrointestinaldrugs (396 patients), central nervous system drugs(376 patients), cardiovascular drugs (312 patients),drugs acting on the blood (294 patients) and antibi-otics (183 patients).

The type of adverse drug events, classified bysystem-organ class, can be found in table 2. Mostadverse drug events were gastro-intestinal effects,followed by psychiatric disorders and central &peripheral nervous system disorders and disordersof skin and appendages.

Table 3 shows the association between the deve-lopment of an adverse drug event and the characte-ristics age (categorised), gender, number of drugsprescribed during hospital stay (categorised), newlyprescribed drug, cessation of drug on hospitaladmission and class of drugs, as well as their confi-dence intervals, both without adjustment for possi-ble confounding factors (odds ratio's) and withadjustment for possible confounders (adjusted oddsratio's). Age was found to be inversely associatedwith the development of ADEs. Furthermore, sta-tistically significant associations were found for thenumber of drugs prescribed per hospitalisedpatient, for newly prescribed drugs, for the cessa-tion of drugs on hospital admission and for the useof gastrointestinal drugs, central nervous systemdrugs and antibiotics. Gender and use of drugsacting on the blood and cardiovascular drugs werenot statistically significantly associated with thedevelopment of ADEs, but after adjustment for pos-sible confounders the use of drugs acting on theblood was statistically significantly associated withADEs.

DiscussionWhen the incidence of adverse drug events in thispopulation is compared with the results of the metaanalysis of Lazarou et al. [3], it is rather high:27.7% versus 10.9% in the meta analysis. Threereasons can explain this result. First, all possibleadverse drug events were included, while Lazarouet al. included probable and definite adverse drugevents only. Secondly, most of the reports wereobtained by asking the patient for any adverse drugevents that he or she had noticed (i.e. intensivemonitoring). It has been shown in older studies thatthis increases the number of reports [6]. This studyaimed to collect adverse drug events with a highdegree of sensitivity, so three sources of reportswere used (doctors, nurses, patients), withoutapplying a formal causality assessment. In thismanner, adverse drug events were collected with ahigh degree of sensitivity, but the method lacksspecificity. Because risk factors were studied thatcan possibly lead to adverse drug events in hospi-talised patients, a high degree of sensitivity seemedmore important than a high degree of specificity.However, even this method of asking patients forany experienced ADEs still results in some under-reporting, because patients are of course unable to

Page 13: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

1313D

r. P. van den Bem

t

Gemiddelde leeftijd 68.7 jaarGeslacht:Man 43.5 %Vrouw 56.5%Aantal medicijnen voorgeschreven:<4 21.0 %4-6 27.9 %7-9 23.8 %>9 27.3 %Gemiddelde opnameduur 16.5 dagen

system-organ class: number of ADE's (%)

gastro-intestinal system disorders 108 (43.5)psychiatric disorders 28 (11.3)skin and appendages disorders 22 (8.9)central & peripheral nervous systemdisorders

22 (8.9)

body as a whole - general disorders 20 (8.1)platelet,bleeding & clotting disorders 9 (3.6)other 39 (15.7)

characteristic Odds Ratio (95% C.I. b))

Adjusted Odds Ratio a) (95% C.I. b) )

age< 60 years 1 (ref.c) ) 1 (ref.c)) 60 74 years 0.69 (0.42 1.11) 0.70 (0.43 1.14)75 80 years 0.56 (0.31 1.02) 0.54 (0.30 0.99)> 80 years 0.36 (0.21 0.61) 0.34 (0.20 0.59)gender 1.20 (0.82 1.76) 1.30 (0.89 1.92)number of drugs prescribed< 4 1 (ref.c)) 1 (ref.c))4 6 2.61 (1.32 5.18) 4.00 (1.91 8.39)7 9 3.50 (1.76 6.96) 5.55 (2.62 11.76)10 or more 5.01 (2.58 9.76) 8.50 (4.03 18.19)newly prescribed drug 6.65 (2.63 16.81) 8.17 (3.16 21.13)cessation of drug on hospital admission 1.50 (1.02 2.20) 1.84 (1.23 2.76)Type of druggastrointestinal drugs 2.13 (1.32 3.45) 2.38 (1.44 3.91)central nervous system drugs 1.66 (1.07 2.57) 1.88 (1.19 2.95)cardiovascular drugs 0.70 (0.48 1.03) 1.02 (0.65 1.60)drugs acting on the blood 1.33 (0.91 1.95) 1.73 (1.14 2.62)antibiotics 2.44 (1.65 3.60) 2.71 (1.81 4.06)

a) Adjusted for possible confounding factors (age, gender, number of drugs prescribed, length of hospital stay)

b) C.I. = Confidence Intervalc) ref. = reference categoryd) For each drug class the reference category was the total of all other drug classes

Table 1:General characteristics of the study population (n=538)

Table 2:Type of adverse drug events, classified bysystem-organ class (WHO)

Table 3:Association of the development of adverse drug events with the characteristicsage, gender, number of drugs prescribed, newly prescribed drug, cessation of drug onhospital admission and type of drug

Page 14: Document

14 14D

r. P.

van

den

Bem

p]t

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

recognize e.g. laboratory abnormalities and becausethey may forget to tell certain ADEs. This mayresult in selection or recall bias.Thirdly, the length of hospitalization in this studywas relatively long, so there may have been simplymore time for ADEs to occur. The length of hospi-talization in this study can be explained by theinclusion of geriatric patients. In the Netherlandsthey often have to wait for admission to a nursinghome; time they unjustly spend in a hospital bed.

Though it is generally stated that the incidence ofadverse drug events increases with increasing age,there is still much debate about age as an indepen-dent risk factor for adverse drug events in literature[7-15]. Factors such as the number of drugs usedper patient, the number of clinical diagnoses andthe length of hospital stay are considered to be res-ponsible for the increase in adverse drug reactionswith increasing age. Carbonin et al. showed thatage was not an independent risk factor for adversedrug events in hospitalised patients [16]. In a recentstudy of Moore et al. patients with an adverse drugevent during hospital stay were not older than thosewithout an adverse drug event [17]. In this study aninverse relationship was found between age andadverse drug events. Patients older than 80 years ofage were significantly less likely to have adversedrug events than younger patients. This may be dueto underreporting by both health care professionalsand patients, which has been stated to increase withincreasing age [10]. A study of reporting rates ofadverse drug events to the Committee on Safety ofMedicines showed that reporting rates were highestin the fifth and sixth decades and declined thereaf-ter [18]. In this study, the decline in ADEs withincreasing age may have been partly due to pro-blems of comprehension and hearing in communi-cating verbal ADE reports.

Adverse drug events were reported in slightly morewomen than men in this study, although this diffe-rence did not reach statistical significance. In gene-ral, adverse drug events are stated to occur moreoften in women than in men [7,9,17,19].

This study showed two risk factors that were stron-gly associated with the reporting of adverse drugevents. The first of these, the number of drugs usedper patient during hospitalization, is a well knownrisk factor from literature [7-15]. The second onehas not been described before, but seems very logi-cal from a pharmacological point of view. The star-ting of newly prescribed drugs during hospitalisa-tion was strongly associated with the reporting ofadverse drug events. This can be explained by thepharmacological actions of newly started drugs:most adverse drug events will occur shortly afterstarting a drug.

Thereafter, either tolerance for the adverse drugevent develops or the patient discontinues themedication.

The cessation of a drug on hospital admission wasalso found to be associated with the reporting ofadverse drug events. In this case, there may verywell have been a causal relationship. The drug mayhave been stopped because it was thought to be thecause of an adverse reaction.

This study showed that patients who used gastroin-testinal drugs, central nervous system drugs andantibiotics were more likely to report an adversedrug event. After adjustment for age and genderthis was also found for drugs acting on the blood. Itis worth noting, however, that the association bet-ween ADEs and the five most prescribed classes ofdrugs (as compared to all other classes of drugs thepatients used) was determined. The fact that theseclasses are prescribed so often may be related tothe occurrence of ADEs.

Finally, the overlap in the three sources (doctors,nurses, patients) could have influenced the results.However, this overlap was very small (11 reports)compared to the total number of ADE's, so theinfluence is probably not substantial.

ConclusionAdverse drug events in hospitalised patients lead toexcess morbidity, mortality and costs [2,3,17].Therefore, measures to prevent these adverse drugevents are likely to have a positive influence onpatient care, both directly (less morbidity and mor-tality due to adverse drug events) and indirectly(cost savings). By focusing a system for the detecti-on of ADEs on patients with risk factors the earlydetection and prevention of ADEs may be possiblein a cost effective manner. In this study, the mostimportant risk factors are number of drugs used perpatient and the starting of a new drug during hospi-talisation. As most hospitalised patients start newdrug therapies while in hospital, this seems an inap-propriate focus. However, careful monitoring ofpatients using more than 7 drugs at a time may bepossible in a cost-effective system for the earlydetection of ADEs. Future studies should look intothe effect of interventions, aiming at reducing thenumber of drugs used per patiënt, on the frequencyof adverse drug events in hospitalised patients.

AcknowledgementWe wish to thank the participating communitypharmacists, doctors, nurses and patients for theircontribution to this study.

Page 15: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

1515D

r. P. van den Bem

tReferences1. Leape LL, Brennan TA, Laird N, et al. The

nature of adverse events in hospitalised patients. Results of the Harvard Medical Practice Study II. N Engl J Med 1991.

2. Classen DC, Pestotnik SL, Scott Evans R, et al.Adverse drug events in hospitalised patients. JAMA 1997;277:301 06.

3. Lazarou J, Pomeranz BH, Corey PN. Incidence of adverse drug events in hospitalised patients. A metaanalysis of prospective studies. JAMA

4. Anonymous. International monitoring of adverse reactions to drugs. Adverse reaction terminology. Uppsala: WHO Collaborating Centre for International Drug Monitoring, 1995.

5. Anonymous. Anatomical Therapeutic Chemical (ATC) classification index. Oslo: WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology, 1994.

6. Mitchell AS, Henry DA, Sanson Fisher R, et al.Patients as a direct source of information on adverse drug events. BMJ 1988;297:891 93.

7. Hoigné R, Lawson DH, Weber E. Risk factors for adverse drug events epidemiological approaches. Eur J Clin Pharmacol 1990

8. Brawn LA, Castleden CM. Adverse drug eventsan overview of special considerations in the managege ment of the elderly patient. Drug Safety 1990

9. Denham MJ. Adverse drug events. Br Med Bull1990;46:53 62.

10. Lamy PP. Adverse drug effects. Clin Geriatr Med 1990;6:293 307.

11. Gurwitz JH, Avorn J. The ambiguous relation etween aging and adverse drug events. Ann Intern Med 1991;114:956 66.

12. Lindley CM, Tully MP, Paramsothy V, et al. Inappropriate medication is a major cause of adverse drug events in elderly patients. Age andAgeing 1992;21:294 300.

13. Atkin PA, Shenfield GM. Medication related aadverse reactions and the elderly: a literature review. Adverse Drug React Toxicol Rev 1995;14:175 91.

14. Holland EG, Degruy FV. Drug induced disorders. Am Family Physician 1997;56:1781 88.

15. D'Arcy PF. Adverse drug events in hospital and in the community. Adverse Drug React Toxicol Rev 1997;16:95 101.

16. Carbonin P, Pahor M, Bernabei R, et al. Is age an independent risk factor of adverse drug events in hospitalised medical patients? J Am Geriatr Soc1991;39:1093 99.

17. Moore N, Lecointre D, Noblet C, et al. Frequency and cost of serious adverse drug events in a department of general medicine. Br J Clin Pharmacol 1998;45:301 08.

18. Mann RD, Rawlins MD, Fletcher P, et al. Age and the spontaneous reporting of adverse reactions in the United Kingdom. Pharmacoepidemiology and Drug Safety 1992;1:19 23.

19. Kando JC, Yonkers KA, Cole JO. Gender as a risk factor for adverse events to medications. Drugs 1995;50:1 6.

Page 16: Document

16 16Pr

aktij

k: D

e op

enba

re a

poth

eek

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

Een stukje over 'polyfarmacie', met de 'gewone patiënt' aan de balie in het vizier… Tja, wat is in de eerste plaats polyfarmacie? Eigenlijk is het helemaal geen goede benaming en zou 'polymedi-catie' een betere keuze zijn. En hoe groot is die 'poly' dan volgens de officiële definitie, als die er al is? Tienmeningen over polyfarmacie leveren evenveel verschillende definities op. De meest gangbare definitie is vol-gens mij 'het gebruik van vijf of meerdere medicamenten tegelijkertijd'.

En wat wordt bedoeld met een 'gewone patiënt'. Is een patiënt die slechts één medicijn gebruikt (singlefarma-cie, wat een raar woord) gewoon? De jonge pilgebruikster buiten beschouwing gelaten is 'singlefarmacie' eerderuitzondering. Nee, laten we het maar niet hebben over de 'gewone' (gemiddelde) patiënt. Elke patiënt is andersen verdient zorg op maat.

Natuurlijk worden er door de jaren heen steeds meer medicijnen voorgeschreven; het geneesmiddel-gebruikstijgt naarmate de vergrijzing toeneemt. Bij het ouder worden nemen de kwalen toe; er is meestal geen sprakemeer van één chronische aandoening, maar van twee of nog meer. Elke aandoening (astma/COPD, diabetes,hypertensie, hartfalen om maar een paar te noemen) wordt op zijn minst met één maar vaak met meer medicij-nen behandeld en daar is weer de zoveelste 'polyfarmacie-patiënt'.

Polyfarmacie klinkt negatief, alsof het altijd 'teveel' is. Dat klopt voor medicatie die onnodig gebruikt wordt.Elk medicijn dat niet persé (meer) nodig is, is er één te veel. Vaak wordt door de voorschrijver verzuimd om naeen bepaalde periode het gebruik van een medicijn te heroverwegen. Het herhalen via de receptenlijn gaatgemakkelijk, de arts heeft geen overzicht meer. Een ander voorbeeld van onnodig geneesmiddelgebruik is dub-belmedicatie (bijv. na een ziekenhuisopname) of het gebruik van een geneesmiddel tegen een kwaal die dooreen ander geneesmiddel geïnduceerd wordt ('het behandelen van een bijwerking'). Dit laatste is niet altijd perdefinitie verkeerd, denk maar aan het (verplicht) voorschrijven van een laxans bij het gebruik van een opiaat.

Toch is polyfarmacie niet altijd te voorkomen. Er zijn nu eenmaal aandoeningen die een waslijst aan geneesmid-delen vereisen. Of richtlijnen die een gecombineerd gebruik van geneesmiddelen voorschrijven. Een voorbeeldhiervan is de behandeling van de huidige type II diabeet: als op (meestal) oudere leeftijd diabetes wordt gecon-stateerd is er vaak al veel meer aan de hand dan alleen een te hoge bloedsuikerwaarde: de bloeddruk moet (streng)onder controle gehouden worden en de lipidenspiegel moet omlaag met een cholesterolverlager (statine).

En kijkt de openbare apotheker dan alleen maar toe? Nou, nee. Door het actief controleren van medicatiebewa-kingslijsten en het bestuderen van bijbehorende geneesmiddelprofielen worden bij ons elke dag interventiesgepleegd met de voorschrijvers. Deze controle zou veel beter tot zijn recht komen als de diagnose van de betref-fende patiënt bekend was bij de apotheker. Daar is het laatste woord nog lang niet over gezegd. Zo zijn er ookeen aantal specialismen die (in ieder geval bij mij) regelmatig tot frustraties leiden: patiënten van cardiologie enpsychiatrie zijn meestal polyfarmacie-patiënten waar ik niet veel van begrijp. Hoe kan de specialist nu het effectvan een middel evaluaeren als er meteen minimaal vijf tegelijkertijd worden voorgeschreven? Er zal wel sprakezijn van gecombineerde aandoeningen, maar dan nog.

Verder is bekend dat in den lande her en der speciale polyfarmacie-projecten zijn opgezet. Geselecteerde patiën-ten worden dan uitgebreid onder de loep genomen door een apotheker en een huisarts. Als er voldoende tijd,geld, en motivatie bij beide partijen aanwezig is, moeten we daar nog maar eens de kunst gaan afkijken…..

In de Praktijk:Polyfarmacie in deopenbare apotheek

Door Annette Schmidt-Sanderink,Apotheker, Apotheek Helpman AG

Page 17: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

1717D

r. Nelissen, Ir Schouten

InleidingHet onderwerp polyfarmacie krijgt de laatste jarensteeds meer aandacht mede door de toenemendevergrijzing en de daarmee gepaard gaande toenamevan chronische ziekten en chronisch geneesmidde-lengebruik. Uit cijfers van de StichtingFarmaceutische Kengetallen (SFK) blijkt dat circa80% van de medicatie bij 65-plussers chronischgebruikt wordt [1]. Formeel is er sprake van polyf-armacie bij gelijktijdig gebruik van twee of meergeneesmiddelen. In de praktijk spreekt men echtergewoonlijk van polyfarmacie bij gelijktijdiggebruik van vijf of meer geneesmiddelen.Polyfarmacie komt in Nederland voor bij 8 tot 22%van de thuiswonende ouderen [2]. Bij bewonersvan verzorgingshuizen - in totaal circa 110.000ouderen - ligt dit percentage aanzienlijk hoger, totzo'n 40%.

De problematiek rond polyfarmacie is helder: detoename van gelijktijdig gebruik van meerderegeneesmiddelen verhoogt de kans op ongewensteinteracties en bijwerkingen en de therapietrouw ismoeilijker te realiseren. Bij ouderen heeft deze pro-blematiek een extra dimensie, aangezien reacties opgeneesmiddelen veranderen met het ouder worden.Niet alleen is het risico van bijwerkingen doorinteracties verhoogd, maar ook de wijze van pre-senteren van de bijwerkingen kan verschillen metdie van jongeren. Het kan daarom in de praktijksoms moeilijk zijn vast te stellen of er sprake is vaneen bijwerking, waardoor het risico bestaat dat eenbijwerking ten onrechte wordt toegeschreven aande aandoening. Uit enkele Nederlandse en buiten-landse onderzoeken blijkt dat circa 15% van de zie-kenhuisopnamen van ouderen in verband wordtgebracht met ernstige bijwerkingen [3,4]. Tevenskan het gebruik van bepaalde medicatie bij ouderenals riskant aangemerkt worden. Hoe meer middelentegelijk worden voorgeschreven, hoe groter de kansis dat er ongewenste medicatie tussen zit [5].

Verantwoorde PolyfarmacieDe problematiek rond polyfarmacie is zoalsgezegd helder, maar het vinden van een oplossingis helaas een stuk minder duidelijk. Men dient nietuit het oog te verliezen dat polyfarmacie vaak geïn-diceerd is en veilig kan zijn. Voorwaarde is wel dater een adequate therapiekeuze plaats vindt, waarbijrekening gehouden wordt met de prognose van depatiënt, co-morbiditeit en de te verwachten bijwer-kingen: dus behandeling met de juiste geneesmid-delen in de juiste dosering. Essentieel bij het makenvan een goede therapiekeuze is dat de behandelaarvan een patiënt op de hoogte is van alle voorge-schreven medicatie. De geneesmiddelenzorg rondouderen is echter vaak complex. De complexiteitvan de zorgvragen, de betrokkenheid van meerderevoorschrijvers (en andere zorgverleners) en dewijze waarop herhaalreceptuur wordt afgehandeldzijn enkele factoren die ondoelmatig voorschrijvenvaak sluipend doen ontstaan. De apotheker kan inde praktijk dan ook een centrale rol spelen bij hetvoorkómen, signaleren en verhelpen van problemendie het gevolg kunnen zijn van polyfarmacie.

Aanpak in verzorgingstehuizenMedio 2001 zijn in diverse regio's proeftuinenOuderenzorg gestart, die gericht waren op het ver-beteren van de geneesmiddelenzorg rond ouderen.DGV, Nederlands instituut voor verantwoord medi-cijngebruik, is betrokken geweest bij de proeftui-nen Ouderenzorg in Eindhoven en in Tilburg [6,7].In deze proeftuinen stond het verbeteren van deonderlinge afstemming tussen de verschillendezorgverleners betrokken bij de geneesmiddelenzorgin vijf verzorgingshuizen centraal. De geneesmid-

Polyfarmacie wordt niet alleen als pro-bleem erkent. Er wordt ook daadwerke-lijk onderzoek naar gedaan. Dr.Marjorie Nelissen-Vrancken, apotheker,en Ir G.P. Schouten aan het woord overopgezette proeftuinen met betrekking totpolyfarmacie bij ouderen.

Aanpak van ongewenste polyfarmaciein verzorgingstehuizen

Page 18: Document

18 18Fo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

delenzorg van ouderen in verzorgingshuizen is doorde betrokkenheid van verzorgend personeel nogcomplexer dan die van zelfstandig wonende oude-ren. Het verzorgend personeel speelt namelijk eenbelangrijke rol bij de distributie van geneesmidde-len, de herhaalreceptuur en het monitoren van(ongewenste) effecten van geneesmiddelen.

De aanpakDoor het opzetten van een nieuwe overlegstructuur(het FTO-plus of polyfarmacie-overleg) is getrachteen betere onderlinge afstemming en een beteremedicatiebewaking in de betrokken verzorgingshui-zen te realiseren. De medicatie van de bewonerswerd besproken in een overleg tussen de eigen apo-theker, de eigen huisarts en een vertegenwoordigervan het verzorgingshuis. Hierbij werden actuele,door de apotheker uitgedraaide medicatieoverzich-ten gebruikt. In het algemeen werd alleen de medi-catie besproken van bewoners met gelijktijdiggebruik van vijf of meer geneesmiddelen.Belangrijke speerpunten bij het screenen en opti-maliseren van de medicatie waren:

*preventie en aanpak van ongewenste polyfarmacie*voorkomen van over- en onderdosering (hanteren

geriatrische dagdosering)*optimaliseren van de therapietrouw (kiezen van

adequate toedieningsvormen)*monitoren van eventuele bijwerkingen.

Tijdens het overleg formuleerden de drie discipli-nes (apotheker, huisarts, vertegenwoordiger verzor-gingshuis) gezamenlijk de gewenste medicatiever-anderingen. Hierna besprak de huisarts deze met depatiënt en pas na diens goedkeuring werden devoorgestelde veranderingen geëffectueerd door hetinformeren van de apotheker en het verzorgings-huis. Indien nodig observeerde de verzorging debewoner(s) en bracht zij de huisarts op de hoogtevan ongewenste ontwikkelingen, waarna tussentijdsbezoek aan de bewoner(s) en eventueel bijstellingvan de medicatie kon plaatsvinden. Na drie tot zesmaanden vond een tweede overleg plaats, waarbijde oorspronkelijke interventie en eventuele tussen-tijdse medicatieveranderingen door huisarts of spe-cialist werden geëvalueerd.

De apotheker speelde hierbij een centrale rol: dehuisarts en de vertegenwoordiger van het verzor-gingshuis werden voor het overleg op de hoogtegebracht van het actuele medicatiegebruik en even-tuele bijzonderheden van de te bespreken bewo-ners. In onderling overleg werden eventuele medi-catiewijzigingen besproken en vastgelegd, waarnade apotheker zorgde voor een adequate uitvoeringvan de vastgelegde wijzigingen.

EffectmetingAlle medicatiegegevens van de besproken bewo-ners werden vastgelegd met speciale formulierendie tijdens het medicatieoverleg werden ingevuld.Deze gegevens werden na de interventieperiodegeanalyseerd en zo nodig aangevuld met gegevensvan de apotheek. Er werd gekeken naar medicatie-wijzigingen, veranderingen in de geneesmiddel-kosten (onderzocht in één verzorgingshuis) en erva-ringen van de deelnemende zorgverleners. Ook isonderzocht hoe groot de inspanning was die dezorgverleners geleverd hebben en is middels eenenquête geïnventariseerd wat de succesfactoren enknelpunten waren van de interventie.

ResultatenIn totaal zijn 281 bewoners besproken (142 inTilburg en 139 in Eindhoven). Het gemiddelde aan-tal uitgevoerde medicatiewijzigingen per bewonerwas 1,79 (Tilburg) en 2,15 (Eindhoven). Er was eenduidelijke relatie tussen het aantal gebruikte midde-len en het aantal voorgenomen interventies:gemiddeld werden 0,3 interventies voorgenomenper gebruikt geneesmiddel.

De meest voorkomende medicatiewijziging washet stoppen van een geneesmiddel (zie tabel 1). Demeest gestopte geneesmiddelen waren paracetamol(6%), temazepam (5%) en ipratropium (4%).Andere wijzigingen waren het omzetten naar eenander geneesmiddel, het wijzigen van de dosering,het toevoegen van een geneesmiddel en het wijzi-gen van de toedieningsvorm. In de verzorgingshui-zen in Tilburg werd 23% van voorgenomen wijzi-gingen niet doorgevoerd, met name door het nietakkoord gaan van de patiënt met de voorgesteldewijziging. Andere redenen waren geen overleg tus-sen huisarts en bewoner of het ontbreken van debenodigde informatie over indicatiestelling door despecialist.

Het stoppen van een geneesmiddel is verantwoor-delijk voor een daling van 10-14% van het aantalgebruikte geneesmiddelen na de interventie (zietabel 2). In Eindhoven bleek het ontbreken van deindicatie voor het geneesmiddel de belangrijkste

Tabel 1: Uitgevoerde medicatiewijzigingen

Type wijziging Tilburg EindhovenStoppen 46 % 57 %Starten 3 % 6 %Omzetten 31 % 17 %Doseringswijzigingen 16 % 18 %Wijziging toedieningsvorm 4 % 2 %

Page 19: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

1919D

r. Nelissen, Ir Schouten

goede mogelijkheden om de kwaliteit en de doel-matigheid van de farmaceutische zorg in verzor-gingshuizen te verbeteren. Deze realistische enhaalbare werkwijze kan op eenvoudige wijze inge-past worden in de bestaande werkwijze van dehuisarts, de apotheker en het verzorgingshuis. Deresultaten van beide projecten pleiten ervoor om demedicatie van de gehele populatie ouderen - dusook de thuiswonende ouderen - in de huisartsen-praktijk periodiek te screenen (periodiek onder-houd). Met name het checken of de indicatie voorhet medicijngebruik nog aanwezig is, blijkt erg zin-vol.

De ondervonden weerstand van de patiënt voormedicatieveranderingen onderstreept het belangvan goede voorlichting aan de patiënt. Hierbij dientde zorgverlener zich af te vragen: welke informatieover geneesmiddelengebruik is belangrijk voorouderen en hoe zorg ik dat de informatie over-komt? Een goede taakverdeling tussen de zorgver-leners onderling over de voorlichting aan individu-ele ouderen is zowel bij de preventie als bij deinterventie van ongewenste polyfarmacie onont-beerlijk. Een goede afstemming tussen de verschil-lende zorgverleners zorgt voor een beter beklijvenvan de informatie en leidt tot minder weerstand enverwarring die veelvuldig optreedt bij de ouderepatiënt bij het wijzigen van de medicatie (denkhierbij ook aan wijzigingen na ontslag uit zieken-huis en omzettingen van specialité naar generiek).

VervolgactiviteitenMomenteel ondersteunt DGV zes (andere) verzor-gingshuizen bij het opzetten en uitvoeren van eendergelijk polyfarmacieproject. De werkwijze isonder de aandacht gebracht bij de zorgverleners enoverige verzorgingshuizen in Nederland en in 2005zal de interventie in tenminste 15 verzorgingshui-zen worden toegepast. Ter ondersteuning van hetbevorderen van verantwoorde polyfarmacie wordttevens gewerkt aan de verdere ontwikkeling vanhulpmiddelen. Vanaf eind 2004 zijn bij DGV her-ziene FTO-modules over polyfarmacie beschikbaar.Deze FTO-modules kunnen gebruikt worden voorhet bespreken en aanpakken van de problematiekbij zowel thuiswonende ouderen als bewoners vanverzorgingshuizen (zie www.medicijngebruik.nlvoor nadere informatie). Vanaf begin 2005 is tevenshet praktijkprogramma 'Polyfarmacie' bij de SFKbeschikbaar ter ondersteuning van het opsporen vande individuele patiënten met polyfarmacie uit deeigen apotheekgegevens (zie www.sfk.nl voornadere informatie). Tevens is er een lezing'Polyfarmacie bij ouderen' en schriftelijk voorlich-tingsmateriaal beschikbaar voor patiënten en hunfamilie (zie www.medicijngebruik.nl).

reden (77%) om een geneesmiddel te stoppen.Overige redenen waren dubbelmedicatie (4%),contra-indicatie (2%) en medicatie niet in overeen-stemming met gehanteerde formularium (3%). InTilburg nam het gemiddeld aantal geneesmiddelenbinnen drie maanden weer enigszins toe, groten-deels door het starten van nieuwe medicatie, maarook door het terugdraaien van enkele uitgevoerdeinterventies. Ten gevolge van de daling in hetgeneesmiddelgebruik zijn tevens de geneesmiddel-kosten gereduceerd. Uit de analyse van de genees-middelenkosten (inclusief receptregelvergoeding)in een verzorgingshuis in Eindhoven bleek eenreductie van circa €150 per bewoner per jaar gerea-liseerd te zijn.

Tabel 2. Gemiddeld aantal chronisch gebruiktegeneesmiddelen per bewoner

De tijdsinvestering voor het bespreken van de eer-ste screening van de medicatie bedroeg gemiddeld10,6 minuten per patiënt en voor de follow-upbij-eenkomst gemiddeld slechts 3,2 minuten. Het bij-houden en bewaken van de bewonersmedicatie kostdus beduidend minder tijd dan een eerste screening.

Uit de enquête bleek dat de zorgverleners de toege-paste werkwijze in de proeftuinen goed realiseer-baar vonden. De proeftuin heeft geleid tot een hel-dere verdeling van taken en verantwoordelijkhedentussen de verschillende betrokken partijen.Positieve neveneffecten waren duidelijkere afspra-ken ten aanzien van de geneesmiddelendistributiebinnen de verzorgingshuizen en een toename vanhet gebruik van een lokaal formularium. Alsbelangrijke succesfactoren voor het slagen van deinterventie werden de samenwerking/het overlegtussen de drie disciplines en ieders bereidheid ommee te werken, een strakke agenda tijdens het over-leg, het voorwerk door de apotheker, een financiëlevergoeding (als stimulans), het doorzettingsvermo-gen van de projectleider en de motivatie van hetprojectteam genoemd. De belangrijkste belemme-rende factoren vond men de tijdsinvestering/werk-druk, de administratieve rompslomp (voor de effec-tevaluatie) en de weerstand van de patiënt voormedicatieveranderingen.

ConclusiesMedicatieoverleg tussen huisarts, apotheker envertegenwoordiger van het verzorgingshuis biedt

Aantal chronischegeneesmiddelen

Tilburg Eindhoven

vóór interventie 8,1 5,7na interventie 7,3 (-9,9 %) 4,6 (- 13,8 %)na 3 maanden 7,7 (-4,9 %) --

Page 20: Document

20 20Pr

aktij

k: V

erzo

rgin

gste

huis

-apo

thee

kFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Literatuur (behorend bij voorgaande artikel)1. Recept vaak op herhaling. Pharm Weekbl 2002;137(15):535.2. Heerdink ER. Polyfarmacie bij ouderen in Nederland. Een overzicht van beschikbare gegevens. Pharm

Weekbl 2002;137(36):1257-9.3. Jansen PAF. Valkuilen bij medicatiegebruik door ouderen. Geneesmiddelenbull 2000;34(5):53-9.4. Beijer HJM, de Blaey CJ. Hospitalization caused by adverse drug reactions (ADR): a meta-analysis of

observational studies. Pharm World Science 2002;24:46-54.5. De Vries HR. Van oude mensen de dingen die verkeerd gaan. Med Farm Med 2004;42(7):98-9.6. Hopman JM. Projectverslag Proeftuin Ouderenzorg Eindhoven, mei 2002.7. Casti M, Eimers M. Projectverslag Proeftuin Ouderenzorg Tilburg, juni 2002.

De medicatie die door onze apotheek wordt afgeleverd aan ons verzorgingstehuis wijkt niet wezenlijk af vanwat wij gemiddeld afleveren. Echter, doordat verzorgingstehuizen voornamelijk worden bewoond door oude-ren worden er gemiddeld wel meer medicijnen per persoon gebruikt. Ook is het geen uitzondering dat eenenkele persoon tien verschillende geneesmiddelen naast elkaar gebruikt. Het gebruik van al die verschillendegeneesmiddelen naast elkaar kan in de praktijk ongewenste interacties opleveren. Daarbij moet bijvoorbeeldworden gedacht aan het gelijktijdige gebruik van verschillende diuretica, soms in combinatie met digoxine, decombinatie van NSAID's en bloeddrukverlagende middelen, het gelijktijdige gebruik van ibuprofen en acetyl-salicylzuur in lage dosering, NSAID's in combinatie met SSRI's, en ga zo maar door.

Het gevaar dat hierbij op de loer ligt is de mogelijkheid dat een bijwerking die optreedt als gevolg van hetcombineren van twee geneesmiddelen wordt behandeld met weer een extra geneesmiddel. Het is daarom vanbelang dat het geneesmiddelgebruik van bewoners van een verzorgingstehuis goed wordt gecontroleerd.Daartoe worden in steeds meer verzorgingstehuizen de medicijnen via het zogenaamde baxter-systeem ver-strekt. Met dit systeem worden alle medicijnen per inname-tijdstip verpakt. Op deze manier wordt er zorg voorgedragen dat precies de juiste hoeveelheden op het juiste moment worden ingenomen. Bijkomend voordeel isdat elke week door de apotheek bestanden moeten worden aangeleverd waarin het actuele geneesmiddelge-bruik van de verschillende bewoners van het verzorgingstehuis staat. Tijdens het aanleveren van die bestandenwordt er systematisch controle uitgevoerd, en kan er direct worden ingegrepen als er bijvoorbeeld in de dienstmedicijnen worden voorgeschreven die een interactie hebben met bestaande medicatie.

Concluderend kan worden gezegd dat het gebruik van veel geneesmiddelen naast elkaar op zich geen pro-bleem is, er moet echter wel actief op worden toegezien dat ongewenste interacties zo veel mogelijk achterwe-ge blijven. Tevens kan het gebruik van veel verschillende geneesmiddelen met name de oudere gebruiker in dewar brengen. In een verzorgingstehuis kan het gebruik van een baxter-systeem in beide gevallen helpen bij hetbeperken van deze problemen.

In de Praktijk:Polyfarmacie in deopenbare apotheek (verzorgingstehuis)

Door Hans Roelevink,Apotheker, Apotheek Paddepoel

Page 21: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

2121D

r. L.J.G. Veehof

Het onderwerp polyfarmacie spreekt tot de ver-beelding. Veelal wordt aan dit begrip een negatievebetekenis toegekend, te weten: te veel, te lang, tevaak, onnodig, niet rationeel, gevaarlijk etc. Zowelin de wetenschappelijke als ook in de lekenperswordt polyfarmacie zeer verschillend geinterpre-teerd. Naast de negatieve effecten bestaan er ookpositieve. Onder andere bij ouderen met ernstigecardiale of pulmonale problematiek draagt hetgebruik van meerdere geneesmiddelen bij aan dekwaliteit en mogelijk zelfs aan de verlengingvan leven.

Bij het meervoudige medicijngebruik bij ouderenzijn een aantal vragen cruciaal: Hoe erg is het ?Komen er veel problemen uit voort ? Kan het ookminder ? Of moet het juist meer ? Is het nog nodig?

Ondanks uitgebreid onderzoek bestaat er nogsteeds onvoldoende inzicht in de epidemiologie van"adverse effects" van geneesmiddelen bij ouderen.De beschikbare methoden om het voorkomen van"adverse effects" te meten schieten tekort.Over hetalgemeen wordt er een grote spreiding gevonden inmeetmethoden en onderzochte populaties.In veel onderzoeken is gekeken naar de combina-ties van geneesmiddelen welke potentieel tot inter-acties leiden. Vaak blijft onduidelijk in hoeverredeze combinaties dit ook daadwerkelijk doen enhoe klinisch relevant of hoe ernstig deze zijn.In de literatuur wordt vaak een percentage van 13-15% genoemd; het heeft betrekking op 13 tot 15%van de ziekenhuisopnames waarbij een verbandwordt verondersteld met geneesmiddelen.

Polyfarmacie bij ouderen: eigenlijk dan wel oneigenlijk!

Polyfarmacie - gedefinieerd als het chronischgebruik van twee of meer middelen tegelijkertijd -komt voor bij ongeveer 35% van de ouderen. Noggeen 5% van de ouderen gebruikte vijf of meergeneesmiddelen chronisch. In een gemiddelde huis-artsenpraktijk gaat het om ongeveer 30 ouderen.

Globaal gebruiken thuiswonende ouderen 1,5 - 4,5geneesmiddelen tegelijkertijd, ouderen in een ver-zorgingshuis 2,3 - 5, ouderen die een polikliniekvan een ziekenhuis bezoeken 2,1 - 4,7 middelen enouderen in een verpleeghuis gebruiken gemiddeld 3- 7,2 middelen. Duur van gebruik varieert hierbij.

Bij polyfarmacie gaat het vooral om cardiovascu-laire middelen - vooral diuretica - en psychofarma-ca. Ontwikkeling van polyfarmacie doet zich vooralvoor bij mensen met diabetes, coronaire ischemieen hypertensie, waarbij toename van geneesmidde-lengebruik samen gaat met het optreden van boe-zemfibrilleren, hartfalen of hypertensie. Als het ommeervoudig geneesmiddelengebruik gaat, zien wede laatste jaren een toename van antidepressiva enmaagmiddelen. De protonpompremmers staanbovenaan in de toptien van meest gebruikte genees-middelen en paroxetine steeg in de geneesmiddelentop-10 van de tiende plaats in 2000 naar de vierdeplaats in 2001.

Als het om interacties tussen geneesmiddelen gaatbetreft het voornamelijk psychofarmaca ( benzodi-azepinen en antidepressiva), NSAIDs en diuretica.Globaal kunnen ten aanzien van polyfarmacie tweepatientenprofielen onderscheiden worden: ouderenmet hart- en vaatziekten gebruiken veelal meerderemiddelen tegelijk, vaak noodzakelijk uit oogpuntvan kwaliteit en verlenging van leven.

Polyfarmacie komt vooral voor bij ouderen. Dr.L.J. G. Veehof constateerd twee vormen vanpolyfarmacie bij ouderen: eigenlijke, waarbijmeerdere medicijnen ook werkelijk een beterebehandeling inhouden en oneigenlijke, dienatuurlijk moeten worden voorkomen. In dit arti-kel de verschillen tussen deze groepen en demanier waarop de oneigenlijke groep kan wordentegengegaan.

Page 22: Document

22 22D

r. L.

J.G. V

eeho

fFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Tot slot: Het begrip polyfarmacie leidt tot verwar-ring. Beter is te spreken van doelmatig of ondoel-matig geneesmiddelengebruik bij ouderen. Bijondoelmatig voorschrijven gaat het vooral om lang-durig en steeds bij herhaling voorschrijven vangeneesmiddelen, waarvoor mogelijk geen indicatiemeer is. Bij ouderen dient dan ook tevens gelet teworden op te hoge doseringen.

Voorzichtige conclusie uit het weinige onderzoekover interventies ter reductie van ondoelmatiggeneesmiddelengebruik is dat toch het meeste suc-ces geboekt wordt door feedback op voorschrijfge-drag door oa de apotheker. Overleg en samenwer-king met de apotheker is dus onontbeerlijk. De apo-theker kan daarbij meer dan nu het geval is huisart-sen feedback geven op grond van "evidence-based"richtlijnen en literatuur.

Ouderen die chronisch psychofarmaca gebruikenvormen de andere patientengroep. De indicatiesvoor chronisch gebruik van deze middelen zijnvaak niet duidelijk of rationeel. Preventie van chro-nisch psychofarmacagebruik bij ouderen is vanbelang.

Herbeoordeling van chronische medicatie en rede-nen van voorschrijven is geen gemeengoed in dehuisartspraktijk. Het feit dat polyfarmacie een over-zichtelijk probleem is en er in Nederland verschil-lende vormen van samenwerking tussen huisartsenen apothekers bestaan maakt het mogelijk om ophet niveau van de individuele huisartspraktijk of inhuisartsengroepsverband (HAGRO) strategieën teontwikkelen gericht op het individuele welzijn vanpatiënten. Deze aanpak leidt tot verbetering van dekwaliteit van zorg door arts en apotheker. Daarbijkan de deskundigheid van de apotheker beter dannu het geval is benut worden. Het accent dient dante liggen op de risicogroepen.

Truus (80) en Katrijn (92) met dé tip om gezond te blijven: “Het foliolum, drie maal daags!”

NIEUW!Het Foliolum wordt niet alleen gelezen door studenten en onderzoekers.Vanaf dit nummer telkens een foto van het Foliolum op een plek waar jehem niet zou verwachten. Dit keer: Truus en Katrijn!

Page 23: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

2323Praktijk: ziekenhuisapotheek

Door Annemarie van der Aart,Ziekenhuisapotheker, Martineziekenhuis

In de Praktijk:Polyfarmacie in de ziekenhuisapotheek

De farmacotherapie van patiënten in het ziekenhuis is vaak gecompliceerd. Veel patiënten zijn ouderen, die bijopname soms al veel geneesmiddelen gebruiken, en voor de aandoeningen waarvoor ze zijn opgenomen wordenvaak nog meer medicijnen voorgeschreven. Polyfarmacie komt in het ziekenhuis dan ook veel voor.

In een steekproef van tien patiënten, genomen op het moment dat ik dit stukje schrijf, gebruiken er vier (40%) 5of meer geneesmiddelen. Op bepaalde afdelingen, bijvoorbeeld interne geneeskunde, cardiologie en pulmonolo-gie is zelfs bij 80% van de patiënten sprake van polyfarmacie. Vaak is dit onvermijdelijk. Bij veel van de aan-doeningen waarmee mensen op dit soort afdelingen belanden, is therapie met meerdere medicijnen nodig.Bovendien is er ook vaak sprake van een combinatie van ziektebeelden, zoals bijvoorbeeld bij een diabeet diena een hartinfarct op de hartbewaking wordt opgenomen.

Dit neemt niet weg dat er bij iedere patiënt kritisch naar het geneesmiddelgebruik gekeken moet worden.Indicaties voor een medicijn bestaan soms niet meer, interacties kunnen leiden tot bijwerkingen en niet-herken-de bijwerkingen kunnen leiden tot het voorschrijven van meer geneesmiddelen. Een goede arts schrijft nietalleen voor, maar durft ook te schrappen!

Wat is de rol van de ziekenhuisapotheker in dit geheel? Naar aanleiding van relevante medicatiebewakingsigna-len neemt de ziekenhuisapotheker contact op met de arts. Soms is het voldoende een arts te attenderen op eeninteractie, zodat hij of zij de effecten herkent als ze optreden en zo nodig actie kan ondernemen. Andere kerenwordt in overleg gekozen voor een ander geneesmiddel of wordt een geneesmiddel gestopt. Daarnaast beoor-deelt de ziekenhuisapotheker dagelijks in de computer de medicatieoverzichten van alle patiënten waarbij iets inde medicatie is veranderd. Omdat je hierbij een compleet beeld hebt van de actuele medicatie van zo'n patiënt,is het mogelijk het gebruik van geneesmiddelcombinaties te interpreteren en te letten op rationeel voorschrijfge-drag. Waar nodig wordt naar aanleiding van deze overzichten ook weer overleg gepleegd met de arts. Ten slottegeven de ziekenhuisapothekers farmacologie-onderwijs aan co-assistenten en arts-assistenten. Tijdens deze les-sen worden o.a. casussen besproken waarbij sprake is van polyfarmacie en waarbij ze het geneesmiddelgebruikmoeten beoordelen en rationaliseren. Er wordt daarbij veel aandacht besteedt aan 'evidence based medicine',hetgeen inhoudt dat de keuzes die gemaakt worden bij het voorschrijven van geneesmiddelen mede gebaseerdzijn op goed wetenschappelijk onderzoek.

Het terugdringen van het aantal geneesmiddelen dat een patiënt gebruikt is geen doel op zich. Polyfarmacie isvaak noodzakelijk. Telkens moet de arts zich echter afvragen of de medicijnen die de patiënt gebruikt (nogsteeds) noodzakelijk zijn. De apotheker kan hierin de nodige ondersteuning bieden.

Page 24: Document

24 24D

r. E.

R. H

eerd

ink

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

Page 25: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

2525D

r. E.R. H

eerdink

Page 26: Document

26 26D

r. E.

R. H

eerd

ink

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

Page 27: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

2727D

r. E.R. H

eerdink

Page 28: Document
Page 29: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

2929Verenigingslied “Pharm

aciae Sacrum”

Verenigingslied “Pharmaciae Sacrum”Wij Pharmaceuten uit Groningenverheffen onze stemmen nu saamals studenten zeer trots en trouwzijn wij vereend door één naam

genietend van studie en sfeerschalt door Néerland ons clublied weer

Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in handPharmaciae Sacrum, oudste van Nederland

Al in achttieneenen tachtigwerd in het hoge noorden

op de twaalfde van de twaalfdezij gesticht met vele woorden

voor onze club werd fier geleefden steeds naar uitbreiding gestreefd

Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in handPharmaciae Sacrum, oudste van Nederland

Elk jaar weer in decembergaan poeders en pillen opzij

vierend de Dies Natalisis ieder lid van de partij

en houden nog immer in erehetgeen dat wij zo begeren

Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in handPharmaciae Sacrum, oudste van Nederland

Wapen PS 1963 Wapen PS 1965 Wapen PS 1968 Huidig PS wapen

Page 30: Document

30 30St

uden

t in

Zwed

enFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Studeren in het buitenland, datkun jij ook!Voordat ik het besefte zat ik in het vliegtuig, weg van mijn vertrouwdeomgeving, weg van Groningen, weg van Nederland op weg naar het onbe-kende. Het onbekende was een 4 maanden durend onderzoeksproject inStockholm, Zweden.

Door Hans J.C. Buiter

De Reis naar het onbekendeZaterdag 28 februari jl. was het dan zover, na afscheidgenomen te hebben van mijn vriendin en familie, ben ikvertrokken vanaf Schiphol met het vliegtuig naarStockholm. Twee uren later lande ik temidden van eenhevige sneeuwbui op Arlanda, de internationale luchtha-ven van Zweden. Na mijn koffer opgehaald te hebben ende douane gepasseerd te zijn stond ik buiten in de kou,dus op zoek naar de bus richting Stockholm. Deze had iksnel gevonden en een verbazingwekkende busrit van 40minuten volgde. Verbazingwekkend zowel door de metsneeuw bedekte mooie omgeving die aan mij voor bijflitste en over van de snelheid van de bus, met dik 90kilometer per uur. Over een besneeuwde autosnelweg rij-den was voor mij toch wel een beetje een shock. En danben je er en uit de bus en sta je zo midden in Stockholm,in een woord geweldig! Mijn hotel was snel gevonden,het bleek toch een beetje af te wijken van de brochure.Voor de komende 4 maanden had ik de beschikking overeen geheel in retro stijl ingerichte kamer. Kortom eenkamer met een bed en een eigen badkamer in een appar-tement van een 82-jarige oude dame.

De voorbereidingDrie maanden eerder was ik nog druk bezig met mijnbijvak (afstudeerproject), dat gericht was op de synthesevan nieuwe dopaminerge verbindingen, bij de vakgroepFarmacochemie. Ik wilde eigenlijk ook nog meer onder-zoek gaan doen dat betrekking zou hebben op radioche-mie en PET en daarom heb ik geïnformeerd bij mijnbegeleider Prof. Dr. H.V. Wikström naar een onderzoeks-project in het buitenland. Na overleg met een mede stu-dent die reeds in Zweden was geweest kwam ik tot debeslissing dat ik ook graag naar Zweden zou willen enwel naar het PET-centrum van het Karolinska Instituut teStockholm. Via mijn begeleider kwam ik in contact methet hoofd van de radiochemie vakgroep van het PET-centrum, Prof. C. Halldin. Na enig overleg per e-mailwerd ik uitgenodigd om 4 maanden onderzoek te komendoen in het PET-centrum.

FinancieringEven voor 4 maanden naar het buitenland dat kost tochwel een aardige duit. Zweden staat er toch om bekenddat het een vrij prijzig land is. In Stockholm is alleszo'n beetje anderhalf maal zo duur als in Nederland.Voor een biertje betaal je in daar omgerekend toch algauw zo'n 5 euro voor 0.4 l en een komkommer koopje niet per stuk, nee dat gaat per gram. Gelukkig hoefdeik niet alles zelf te bekostigen en kon ik aanspraakmaken op een aantal algemene fondsen, het MarcoPolo fonds van de universiteit en het stipendiafondsvan de KNMP. Daarnaast heb ik bijdragen gekregenvan andere fondsen, die meer betrekking hadden opmijn onderzoeksproject. Zoals de Saal van Zwanenbergstichting, Prinses Beatrix fonds en SolvayPharmaceutical B.V..

Het laboratorium in Stockholm

Page 31: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

3131Student in Zw

edenHet Karolinska Instituut

Het Karolinska Instituut is een van Europa's grootstemedische universiteiten en werd opgericht in 1810.Een van de mede oprichters was Jöns Jacob Berzelius,een van de eerste Zweedse wetenschappers. Zijn veleopvolgers hebben ervoor gezorgd dat het KarolinskaInstituut op 's werelds medische kaart werd gezet. Ditdeden zij door de onderzoekstraditie en de weten-schappelijke expertise van het Karolinska Instituut tecontinueren en te verbeteren. In 1895 verkoos AlfredNobel het Karolinska Instituut als de organisatie die dewinnaar van de Nobel prijs voor de geneeskunde zounomineren.

De Vakgroep en het PET-centrumMaandag ochtend 1 maart was het dan zover, de dikkeschoenen aan getrokken en door de sneeuw naar hetinstituut gelopen alwaar ik om 9 uur een ontmoetinghad met professor Halldin. Hij stelde mij tijdens hetwerkoverleg voor aan de leden van de vakgroep, devoertaal was hoofdzakelijk Engels omdat het een vrijinternationale groep was. Na het werkoverleg werd iknaar mijn werkplek gebracht, dit was in de kelder, opeen kamer tezamen met een biologe. Het bleek dat dekelder gereserveerd was voor onderzoekers, hierbevonden zich dan ook diverse laboratoria. Maar geenPET-centrum te bekennen, deze bleken ze verstopt tehebben in de kelder van een ander gebouw waar jedoor middel van een tunnelstelsel kon komen.

Het OnderzoekMijn project was gericht op hetsynthetiseren en radioactief labellen van verschillendedopaminerge verbindingen, om zo studie te kunnendoen naar ziekten als Parkinson en schizofrenie. Het isnamelijk gebleken dat het labellen van dit soort verbin-dingen kan zorgen voor een zeer geschikte radio tra-cers met een hoge affiniteit voor de dopamine D2receptoren. Deze tracers kunnen worden gebruikt inPET voor het tracen van dopamine D2 receptoren. Ookheb ik meegewerkt aan de ontwikkeling van het nieu-we geautomatiseerde fluorinatie systeem van de PETgroep.

Vrije tijd en cultuurDoor de weeks was ik ieder dag druk bezig. De werk-tijden varieerden, de ene keer van 8 tot 5 of van 9 tot 5en soms werd het echt laat, e-mailen en msn'en met hetthuisfront. Ik wilde eigenlijk niet iedere avond stil zit-ten en via een AIO regelde ik toegang tot de fitnessruimte met sauna. Dus 2 keer per week even lekkersporten en dan bijkomen in de "Bastu", ja dat is saunain het Zweeds. Vrijdagavonden werden door mij zeergoed besteed dan was het namelijk tijd voor ijshockey,samen met een Rus gingen we bij een Zweed thuis lek-ker op de bank zitten 'gamen' onder het genot van eenlekker Zweeds biertje met 3,5% alcohol. In het week-end deed ik de was en ging ik naar musea en 's avondslekker de stad in met vrienden.In het begin van mijn verblijf in Zweden kon ik eigen-

Hans Buiter in Zweden

lijk bar weinig Zweeds verstaan, het was voor mijmeer een mengelmoes van Engels, Fries, Duits enNederlands met een aantal rare klinkers die ook inKnäckebröd voor komen. Na enige tijd kon ik rede-

lijk omgaan met de taal en je leertook deze taal vaak zoals je elkevreemde taal eigenlijk niet zoumoeten leren. Wat me wel op viel

is het feit dat Zweden zeer gesteld zijn op hun pri-vacy en je niet snel zullen uitnodigen om een keerbij hun thuis langs te komen, pas als zij de kat reedsmeerdere malen uit de boom gekeken hebben ben jewelkom bij hun thuis. Dit proces kun je wel eenbeetje versnellen door aan te bieden om een fles met'lekkers' mee te nemen. Echter kleeft er wel eenmaar aan het betreden van hun 'walhalla', je moet jeschoenen uit doen. Of dit nu traditie is of dat zegewoon zuinig zijn op hun mooie houten vloeren ismij niet duidelijk geworden in die 4 maanden.

Aan alles komt een eindVoordat ik er erg in had waren de 4 maanden voor-bij en zat ik weer in het vliegtuig terug naarNederland, terug naar mijn vriendin en familie. Nogeven vakantie en dan begint de beroepsopleiding.Het was een onvergetelijke tijd, iets wat ik nietgraag gemist zou hebben en als ik de kans weerkrijg zou ik het zeker weer doen.

Bijkomen in de “Bastu”,dat is sauna in het Zweeds

Page 32: Document

GlaswerkGoed, ‘Het is tijd voor het tweede deel.’

We zijn weer 2 maanden verder in het jaar.Wij zitten nu tussen twee blokken in. Wat is er nu aan pluimage voorbij gekomen? Zeer gevarieerde soorten.Dat kan het spannend maken.Het vak dat liep is opgedeeld in 2 elementen; Farmaceutische Chemie & BioAnalyse.

Bij Farmaceutisch Chemie, proberen de prakticanten er achter te komen met welke stoffen ze te makenhebben. Dit kan op allerlei manieren, maar hoe?? Hier kom je achter als je zelf het vak komt lopen. Dat moetje gewoon meegemaakt hebben. We hebben wel een gezellige foto toegevoegd. Voor de sfeer impressie.

Dat het enerverende weken zijn, merk je aan een ieder. Dachten, wij, dat sommige items, alleen weggelegdzijn voor onervaren practicanten in het eerste jaar. NOT! Ook 2de en 3de jaars studenten mengen “gif” alsde beste. Dit kan in verschillende kleur varianten met of zonder rokende dampen. Het wordt wel opgelost,maar een ieder staat wel even weer strak op de beentjes. De meeste van de groep, hadden een stabiele hand-greep, er sneuvelde weinig glaswerk, voor deze keer dan! Dat kan bij het volgende practicum zo snel weerandersom zijn.

‘Ook 2de en 3de jaars studenten mengen “gif” als de beste.’

Dit Farmaceutisch blokje wordt afgelost met een weekje naar BioAnalyse. Hier wordt behalve veel van jeopgebouwde kennis gevraagd ook het vermogen te hebben om met zeer geavanceerde apparatuur om te gaan.En hier ook nog goed resultaat mee te boeken. Niet alleen producten wordt getest, maar de student zelf ook.Voornamelijk op creativiteit, doorzettingsvermogen en discipline. Als je deze test doorstaan hebt, krijg je hierhelaas geen studiepunten voor.

Als dit gehele vak achter de rug is, hebben we het toetje voor het laatst bewaard. Gezamenlijk met goedemoed en zin, wordt er collectief gesopt, geschrobt en ook gelachen. In principe heeft iedereen het vakgehaald. Dus dit levert een ontspannende sfeer op. Als beloning voor gedane arbeid, krijgt een ieder zijn borgterug. Is toch weer 10 euro in de knip.

In deze periode loopt er nog een keuzevak, dit wordt door het lage aantal deelnemers, nu bij de basiseenheidzelf gegeven. De locatie is Farmaceutisch Biologie. Hier lopen ze mee, met het lopende onderzoek. Dat isnatuurlijk een mooie manier om direct te “proeven” aan dit vakgebied. Dat betekent natuurlijk niet, dat wijdan niet bestaan. Ook voor keuzevakkers zijn we een vraagbaak en/of uitleenservice, mits het niet te gekwordt.

Het volgende blok staat weer bij ons op de gang te trappelen om binnen te komen. Dat zullen we dan gaan behandelen. Hopelijk heeft iedereen die de afgelopen 7 weken bij ons het practicum hebben gelopen, het tentamen ook zo succesvol afgesloten. Vast wel!

Tot de volgende keer. Het Practicumbeheer.

Folio

lum

Ed.

II D

ecem

ber 2

004

32C

olum

n: G

lasw

erk

32

Page 33: Document
Page 34: Document

Natuurlijk hebben we voor dit nummer weer een rondje met een commissie gehad. Met de Dies in hetvooruitzicht zijn we gaan borrelen met de Dies commissie in The Lazy Frog. In deze uiterst drukke kroeg onder-wierpen we de commissie aan een paar pittige vragen, waarop we uiteraard zeer interessante antwoorden hebbengekregen. Zo is bijvoorbeeld volgens Anneliene het verband tussen pindakaas en kerstmis dat in pindakaas noot-jes zitten en dat met kerst nootjes op de bar ook heel belangrijk zijn...

Na een rondje van onze commissie begonnen we met het stellen van de vragen. Allereerst waren we benieuwdhoe hard de Dies commissie al had gewerkt. Oorspronkelijk was het plan om paaldanseressen tijdens het gala inte huren, maar dit bleek later toch niet geschikt. Gelukkig kan er wel worden gedronken tijdens het gala. VolgensDario wordt Anneliene het meeste lam (wie anders?). Vervolgens constateert Jacomijn dat ze als eerste lam is enis Marianne om 7 uur ’s ochtends nog niet lam. Gelukkig voor hen is het hoofd van de HC de BOB (he Manon?).Wanneer Jacomijn zou moeten kiezen tussen doof, blind of stom, zou ze kiezen voor doof omdat ze dan haarbiertje nog kan zien en kan zeggen dat ze het lekker vond.

Op de vraag wie ze stiekem als date zou willen voor het gala had Anneliene een ingewikkeld antwoord. Eerstnoemde ze Rexwinkel, maar dit kon niet omdat hij aan een andere tafel zit en ze dan niet naar hem toe kan lopen.Hier plaatsen wij grote vraagtekens bij. Haar tweede keus was Rene, op wie ze stiekem altijd al verliefd isgeweest en wederzijds. Dit hebben ze vorig jaar gevierd met een etentje en doen ze dit jaar weer.

Op het moment van schrijven is het thema nog niet algemeen bekend, maar voor 1023 euro wil Marianne hetthema van de 123ste Dies wel verklappen. Dit vindt Anneliene een beetje naief maar wel lief. Vervolgens was deopdracht aan Dario om een vraag aan een commissielid te stellen. Het origineelste wat hij kon vragen aanAnneliene was wat ze zou doen voor 2000 euro... Na lang overleg vroeg hij aan Jan: ‘Hebben we wel genoeggeld?’. Waarschijnlijk was de oorzaak van het gebrek aan fantasie dat hij de hele avond cola dronk. Annelienedronk duidelijk geen cola; haar favoriete drankje is (geheel in thema) een aardbeiencocktail gemixt met meloen.Nu we het toch over eten en drinken hebben: na een vraag aan Jan bleek dat Jacomijn de keukenprinses van decommissie is. Haar pannenkoeken met fruit zullen altijd in zijn geheugen gegrift blijven staan!

Zoals bij het vorige rondje met de Almanak de smurfen aan bod kwamen, waren deze keer de kippen aan debeurt. Jacomijn vond zichzelf de stresskip, Anneliene het haantje de voorste, Jan het ei (hij was zeer vereerd),Marianne het chickie en Dario ging met de kippen op stok. Aan/op het einde van de avond was Anneliene nogsteeds in een kippensfeer. Op de vraag wie het thema had bedacht, antwoordde zij: “We hebben het samen opge-broed. 1, 2, 3 Dies knipoog en toen was het er”. Uiteraard!!! Ook Marianne betrok de schijnbaar belangrijke Diesknipoog in haar antwoord op de vraag of ze een leuke anekdote wist binnen haar commissie. Vlak daarna hadJacomijn het weer over knipogen. Zij ergert zich namelijk aan Dario omdat hij een foto voor de Almanak heeftuitgezocht waar zij met een halfdicht oog opstaat. Pas op de onthullingsborrel begrepen we waar dit over ging... Vooral het mannelijke deel van onze commissie was erg benieuwd naar het ondergoed wat Jacomijn droeg. Zeheeft haar voorkeur voor een losse boxer en daarom komen er geen Dies themastrings. We vragen ons ook af watDario draagt als hij ’s middags (nee niet ’s ochtends...) 123 seconden voor de spiegel staat! Het getal 123 waseen steeds terugkerend thema tijdens de avond. Marianne wist zeker dat ze 12300 dagen oud was. Dit is volgensons ruim 33 jaar...

Jan, alias Janus of Janneke, was niet erg blij metalle slijmvragen die hij kreeg. Hij moest hetFoliolum eerst een cijfer tussen de 8 en de 10geven, waarop hij een ontwijkend antwoord gaf:“8, 9, 10 december!”. Ook wilde hij onze com-missie niet roemen in 10 woorden. We zijn pas eenvolwaardige commissie als we allemaal op de Dieskomen. Gelukkig vinden wij Jan ook erg lief. ;)Natuurlijk zijn we allemaal aanwezig op deonbeschijfelijk mooie verjaardag van onzestudievereniging!

de Dies commissie34 34

Ron

dje

met

de

Die

sFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4

Rondjem

etde...

Page 35: Document

Verslag van het EIK-w

eekendFoliolum

Ed.II Decem

ber 20043535

Na een zwaar tentamen waren we allemaal toe aaneen knallend feestweekend, door de EIK georgan-iseerd. Vandaar dat we vrijdagmiddag 15 oktobermet bijna alle eerstejaars naar Appelscha vertrokkenom de tentamenstress eruit te drinken. Dat was natu-urlijk ook de ideale situatie om elkaar beter te lerenkennen.Toen we aankwamen kregen we de gelegenheid omonze bedden op te maken en onze spullen tedumpen. Hierna konden we aanschuiven voor eenvoedzame maaltijd, bereid door de KOOK. VooralErik Rexwinkel liet zijn complimenten blijken dooreen tweede keer op te scheppen! De meeste eerste-jaars hielden het slechts bij één bordje… (maar ja,Erik is al wat langer student). Onder het eten vroegPetra de aandacht om mee te delen dat we die avondlevend Stratego gingen spelen, georganiseerd doorde toenmalige EJC. En zo stapten we, bewapend metzaklamp of telefoon, het bos in om zo de glow-in-the-dark-vlag van elkaar te vinden. Veel vlaggenwerden er niet gevonden maar grappige situatiesdeden zich genoeg voor: er werden hoofdengestoten, er werd gestru-ikeld over boomstronkenen de rode vlag verdweenop mysterieuze wijze (voornadere uitleg neem contactop met Gertruud H. enMatthijs vd K.). Na tweeuur in het bos rondbanjerenwaren we wel toe aan eenverfrissend biertje.Gelukkig ging de tap snelopen, vloeide het bier rijke-lijk en kon het feest beginnen. Na drie uur feesten endansen hield de helft het al voor gezien. Voor degelukkigen die door bleven feesten ging er een gratisfust in. Door overmaat aan alcohol kwamen er alsnel leuke roddels in het dagboek. Volgens de oud-erejaars ging het fust er echter niet snel genoegdoorheen. Toch ging het bier niet bij iedereen altijdde goede kant op…In de kleine uurtjes hielden de ouderejaars zichbezig met het keren van de vroege slapers. VooralMartin maakte zich hierdoor snel populair onder deeerstejaars.Op de Tukkerslaapzaal hielden de mensen zich methele andere dingen bezig….. er werd met winegumsgesmeten en het eerste Farma-koppel werd gevor-md.Zaterdagochtend werd iedereen brak wakker. Wewerden niet alleen gewekt door het gekletter van

pannen, maar ook een zelf-ingezongen ringtone vanEvangeline: “ Wake up! Word wakker! Always lookat the bright site of life! “(En dit allemaal in eenzwaar Brabants accent he!). Gelukkig had onzezorgzame KOOK een heerlijk ontbijt voor onsklaargemaakt. Na het ontbijt was het tijd om onzekrachten te meten op de stormbaan en rond te rennenin een 4-broekenpak. Er werd veel gelachen,gevallen en toegekeken. De beste groep won eenlekkere slagroomtaart.Na een (iets te lange) pauze begon het drankspel metde commissies. Alle commissies hadden een eigendrankspel verzonnen om gezellige, enthousiasteeerstejaars te charteren voor hun commissie. Defotocommissie en Dies vielen erg in de smaak (nouja.. het spel wel, de drank wat minder). Mocht jerond deze tijd nog honger hebben, er was ontbi-jtkoek genoeg! En was je nog niet draaierig van dedrank, dan zorgde de draaimolen daar wel voor.Tijdens het drankspel van de EIK kreeg je een kaart-je met daarop de helft van een bekend duo. Op zoeknaar de andere helft dus! Zo vond Tom Jerry, Ushi

vond Van Dijk en MarcAnthony kon Jennifer Lopezin zijn armen sluiten. Samenmet zijn of haar date zochtiedereen een plaatsje aan demooi gedekte tafel. Het 5-gangenmenu kon beginnen!In tropische sferen werd ergesmuld van tapas, gour-gettesoep, wraps, ijs en totslot sangria. Na een paar

uurtjes op bed te hebben gele-gen om wat energie op te doen was iedereen er klaarvoor om in hawaii-outfit te verschijnen op de dans-vloer. Samen met de commissies werd er flinkgefeest en ging het gratis fust er sneller doorheendan de avond ervoor. Onverwachts danstalent kwamlos toen Nirvana door de speakers schalde. Deeerstejaars waren niet te stoppen en bleven langwakker. De keercommissie had het deze avond danook niet zo druk. Om 06.00uur verstoorde het bran-dalarm nog onze welverdiende nachtrust, maar daar-na kon iedereen echt zijn bed(of voor een enkelingde greppel, opzoeken). De volgende ochtend stonder na weer een prima ontbijt nog één puntje op hetprogramma: De EJC-verkiezing! Na een spannendestrijd met de geduchte concurrentie, zijn wij dat dusgeworden en hadden wij de eer dit stukje te schri-jven, dus bij deze! Tot op het eerste EJC feest! EJC 2004-2005 ’ Farma Sutra’

Verslag van het EIK-weekendEJC ‘Farma Sutra’

Page 36: Document

38 38C

omm

issi

epra

atFo

liolu

m E

d.II

Dec

embe

r 200

4 CommissiepraatCommissiepraatHHet EIK weekend was dit jaar ook weer een groot succes. Een mooi verslag daarvan kun jeet EIK weekend was dit jaar ook weer een groot succes. Een mooi verslag daarvan kun jeelders lezen in dit Foliolum. Maar niet alleen de eerstejaars waren aanwezig op het weekend,elders lezen in dit Foliolum. Maar niet alleen de eerstejaars waren aanwezig op het weekend,ook de commissies vermaakten zich er prima. De interviews die de praeses van het foliolumook de commissies vermaakten zich er prima. De interviews die de praeses van het foliolummet hun hield, laten dit ook duidelijk zien. met hun hield, laten dit ook duidelijk zien. TTerugkomende vragen waren wat het commissieerugkomende vragen waren wat het commissie--spelletje was en wat de commissieleden mee zouden nemen op een onbewoond eiland. spelletje was en wat de commissieleden mee zouden nemen op een onbewoond eiland. Lees hierLees hier de interviews!de interviews!

SSSSur Sum Sutra, de commissie voorfarmaceutische wetenschappers,was natuurlijk ook aanwezig op hetEIK-kamp. Oud SSS lid Annemariehad het volste vertrouwen in de nieu-we commissie: "ja natuurlijk, wantwij hebben het goede voorbeeld gege-ven!". Dorieke, een nieuw SSS lid, hadal aardig wat gedronken, maar wist nogte melden dat er al was vergadert en eennaam bedacht. Zelfs de kleur van decommissiekleding was al bepaald! DeSSS hoopte op het kamp de laatste ledenvoor hun team te vinden. Het commissie-spel leek daar niet echt voor gemaakt.Volgens Dorieke was het een memoryspel,"met hele vieze blauwe mint wodka met sju.Net vloeibare tandpasta, heel goor!". Na dezewijze woorden werd het interview helaasafgebroken omdat ze heel nodig naar de wcmoest (waggelde).

AlmanakDe almanak maakte er een mooi feest van op het EIK-kamp.Ezeltje prik met een glossy poster uit de Playboy was hunspel. Deze poster is overigens zoekgeraakt volgens Loek.De eenzame eerstejaars die deze diefstal op zijn gewetenheeft kan anoniem contact opnemen met deRedactiecommissie ([email protected]). VolgensAlex gaat de Almanak over twee weken naar de drukker,het boekwerk is dan ook bijna klaar. Hoe druk de alma-nak het heeft? Volgens Rory "teringdruk!". Alex zoueen hele grote boot meenemen naar een onbewoondeiland. Alex: "om weer terug te komen". Of Rory noggaat regelen op het EIK-kamp? Rory: "Nee, want mijnmoeder leest het Foliolum ook!" Gelukkig voor joulevert het Foliolum geen beeldmateriaal he Rory! Totslot de wijze woorden van Alex: "Kom 9 decembernaar de almanakonthulling!".

BECOok met de BEC gaat het goed volgensSander. Ze liggen goed op schema, zelfs eenbeetje voor. Volgens Sander wordt het niet deminste BEC. De Questrix van de BEC, Annemieke, heeft dan ook een uiterst geniale tactiek om dit voorelkaar te krijgen. Annemieke: "We winkelen allemaal bij de AH voor de Airmiles. Als we geluk hebben danhalen we Belgie!". De eerstejaars zijn volgens de BEC heel gezellig, ze hebben er vertrouwen in dat hetgoed actieve leden worden. Het spel van de BEC was Bexxen©. De vraag wat BEC leden mee zoudennemen op een onbewoond eiland hoefde natuurlijk niet gesteld te worden, want dat leek deRedactiecommissie wel duidelijk. De rest van PS natuurlijk, om er een mooie BEC te vieren!

Page 37: Document

RWPTC

De nieuwe Rij-Wiel-Prestatie-Tocht-Commissie was helaas niet te fiets naar het kamp gekomen maar ver-maakte zich toch prima. Toch Jammer dat Dafne twijfelde aan de schrijfkwaliteiten van de interviewer vanhet Foliolum: "kun je dit zelf nog lezen morgen?". Ja natuurlijk! Het spel van de RWPTC heette Titanic,een groot glas bier met daarin een klein glaasje, die langzaam volgeschonken moet worden met apfelkorn.De persoon bij wie het kleine glaasje zinkt, moet adten. Dafne: "Jammer alleen dat ik zelf twee keer moestadten". Ondanks het hoge alcoholpromillage wist ze toch nog te vertellen dat de RWPTC erg mooi wordt."Waarom?", wou de redactiecommissie graag weten. Dafne: "is dit een diepte interview ofzo?" Gelukkigwas met Daniel wel een normaal gesprek te voeren, hij was namelijk tapper van dienst op het kamp. Ookde RWPTC hoopt op dit kamp het laatste zadel van hun vierpersoons-tandem te vullen. In afwachting daar-van is er nog niet veel vergaderd, maar dat gaat zeker wel gebeuren. Daniel wil zn surfplank meenemen ophet onbewoonde eiland. Dat vinden wij toch wel een beetje raar voor een fietscommissie!

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

3939C

omm

issiepraat

InternetCiePraeses Emiel was druk bezig te integreren met de eerstejaars. Naar eigen zeggen legde hij uit hoe belang-rijk de Internetcommissie is. De internetcommissie is natuurlijk ook erg belangrijk. Volgens Emiel zijn ergrootste plannen voor de toekomst. Het drama dat de site down was en problemen met het fotosysteem zijngelukkig opgelost. De bedoeling van het spel van de Internetcie was om blind toetsen in een toetsenbord tezetten. Dat bleek nog niet zo makkelijk met drank op. Wat Emiel mee zou nemen op het onbewoondeeiland? "mn laptop! Die plug ik in in een palmboom" Kijk, zulke commissie-spirit zien wij graag. Emielvindt het jammer dat de commissie af en toe het imago van Nerds heeft, dat is zeker niet het geval. OokAnouk is het hier mee eens. Anouk: "Ben ik een nerd?". Ze heeft het erg naar haar zin bij de internetcom-missie, maar neemt toch liever Brad Pitt mee op het eiland.

FotocommissieHelaas werd de feestsfeer ook de interviewer vanhet Foliolum op een gegeven moment te veel. Defotocommissie is daardoor niet geïnterviewd.Uiteraard hoef je maar op de site van PS te kijkenen het fotoboek in te zien om te weten dat het metde fotocommissie ook erg goed gaat. Bovendienhad de fotocommissie erg weinig tijd voor eeninterview, omdat Yu Su jarig was op het EIK-kamp en dat vierde door uitgebreid te break-dan-cen.

Page 38: Document
Page 39: Document

Foliolum Ed.II D

ecember 2004

3939A

chterkrant: Liefdesmix

STEM NU!! Wat is je favoriete farmakoppel? Is het een goede mix of niet...

Het kan zijn dat deze lijst verouderd is. Betrokkenen kunnen enige veranderingenaan ons doorgeven. Verder zijn we uiteraard heel benieuwd naar nieuwe ontwik-kelingen. RegelTap??? Aankomende Dies??? EJC feestjes??? Het volgende nummer zal een bijgewerkte lijst bevatten.

De zoetsappige EIK regelaars...

Rory & Anne KristinLebberen op blote voeten

Dorieke & MarkKoffiemelk adje

Ebian & SophieWannabe en real EJC

Peter & LousDESSEN elkaar nog steeds

Michiel R. & RianneTe oud om op te noemen

José & JohannesOp Congres slapend bij elkaar gekomen

Thomas & MirtheFriends forever

Kirsten & SanderDe Almanak wordt nog steeds bestuurd

Wendy & ReinierKNPSV vs PS

Marlies S. & DjoekSinds 1881

Bernadine & LexAlbertus Atque Polit

Mariët & BastiaanDe EJC feesten hebben toch nog hun doelbereikt… EJC olé olé olé!

Jon & MarliesGeneeskunde heeft toch weer de overhand

Bart & MarloesSamen supporters van FC Twente

Anne & JelmerTake a cute picture

Tessa & JoostFresh and fine (alleen) op EJC

Page 40: Document

VIOXX, FOSAMAX, PROSCAR, MAXALT, SINGULAIR & ARCOXIA zijn geregistreerde handelsmerken van Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, NJ, USA

COZAAR is een geregistreerd handelsmerk van E.I. du Pont Nemours and Company, Wilmington, Delaware, USA

EZETROL is een geregistreerd handelsmerk van: MSD Singapore Company, LLC

Merck Sharp & Dohme BV, Postbus 581, 2003 PC Haarlem, Tel. 023-5153153, www.msd.nl, 1104GEN03NL652EX1103

Raadpleeg alvorens deze producten voor te schrijven de volledige productinformatie