HOOFDSTUK 6 Mestbeleid (CRV MineRaal) · excretie staat in het laatste blok. 196 DEEL 2: mestbeleid...

8
Vanaf 1998 hanteerde de Nederland- se overheid voor landbouwbedrijven een mineralenaangiftesysteem met maxima voor balansoverschotten, bekend als Minas. Ze deed dit om invulling te geven aan Europese milieurichtlijnen voor emissies van stikstof en fosfor. In 2003 gaf de Europese Unie aan dit systeem niet te accepteren. Daarom heeft de landbouw vanaf 2006 te maken met andere wettelijke regels. Kern daarvan is dat maxima zijn gesteld aan het gebruik van or- ganische en minerale meststoffen. De mestproductie van de veestapel moet worden berekend en een mestover- schot moet worden afgevoerd. Nederland heeft zich in Europa sterk gemaakt voor derogatie, een uitzon- deringspositie, voor bedrijven met overwegend grasland. In december 2005 heeft de Europese Commissie aan Nederland een defini- tieve derogatiebeschikking afgege- ven. Veehouders met ten minste 70 procent blijvend grasland mogen in plaats van 170 kg stikstof nu 250 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest toedienen. Wel moet de veehouder als hij gebruik wil maken van de de- rogatie, een sluitend bemestingsplan kunnen tonen. Om daar praktisch mee om te kun- nen gaan, is CRV Mineraal ontwikkeld. Deelnemende bedrijven en organi- saties vanaf het eerste uur zijn Agri- firm, BLGG AgroXpertus, CRV, De Heus Voeders, Dienst Regelingen, ForFarmers, Hendrix UTD, Rijnvallei en de zuivelindustrie. Het programma geldt inmiddels als standaard in de sector. Het resultaat van deze unieke samen- werking tussen verschillende partijen is dat er veel praktische en weten- schappelijke kennis is gebundeld in CRV Mineraal. Zo kan aan vrijwel alle overheidseisen worden voldaan en alle partijen in de sector werken ef- fectief samen zonder zich te onder- scheiden van de concurrent. Alles wat automatisch of via koppelin- gen kan worden bijgehouden, wordt in CRV Mineraal verwerkt, mits de deelnemers daarvoor vooraf toestem- ming geven aan CRV. Deze cijfers ge- combineerd met eigen invoer resul- teren in een actueel bemestingsplan. De dierlijke mest kan veel effectiever worden aangewend, wat de sector een geweldige besparing én een po- sitief imago oplevert. Iedere veehouder kan, eventueel samen met zijn adviseur, op een eenvoudige manier gebruikmaken van een hoogwaardig en goed on- derbouwd bemestingsplan en daar- bij veel kosten, tijd en administratief werk besparen. Overzichten op papier CRV Mineraal werkt via internet, maar de deelnemers ontvangen ook drie overzichten op papier. In januari is dat het voorlopig bedrijfsoverzicht. Diegenen die hun mineralenboek- houding van het voorgaande boek- jaar nog niet hebben afgerond, krijgen hiermee een allerlaatste mo- gelijkheid. Eind februari volgt het definitieve jaar- overzicht over het afgelopen kalen- derjaar, bedoeld voor het archief. In april verschijnt het overzicht waarop relevante informatie staat die nodig is voor de gecombineerde opgave voor Dienst Regelingen. HOOFDSTUK 6 MESTBELEID (CRV MINERAAL) 194 DEEL 2: MESTBELEID 195 DEEL 2: MESTBELEID INTERNET: INLOGCODE CRV Mineraal is alleen te bewerken en te bekijken via de CRV-site onder Vee- Manager/Mestbeleid. De deelnemers gebruiken daarvoor hun inlogcode. Is de inlogcode zoek? Bel dan met de CRV-klantenservice [p. 221]. De CRV Mineraal-overzichten zijn op elk gewenst moment op te vragen.

Transcript of HOOFDSTUK 6 Mestbeleid (CRV MineRaal) · excretie staat in het laatste blok. 196 DEEL 2: mestbeleid...

Vanaf 1998 hanteerde de Nederland-se overheid voor landbouwbedrijven een mineralenaangiftesysteem met maxima voor balansoverschotten, bekend als Minas. Ze deed dit om invulling te geven aan Europese milieurichtlijnen voor emissies van stikstof en fosfor. In 2003 gaf de Europese Unie aan dit systeem niet te accepteren. Daarom heeft de landbouw vanaf 2006 te maken met andere wettelijke regels. Kern daarvan is dat maxima zijn gesteld aan het gebruik van or-ganische en minerale meststoffen. De mestproductie van de veestapel moet worden berekend en een mestover-schot moet worden afgevoerd. Nederland heeft zich in Europa sterk gemaakt voor derogatie, een uitzon-deringspositie, voor bedrijven met overwegend grasland. In december 2005 heeft de Europese Commissie aan Nederland een defini-tieve derogatiebeschikking afgege-ven. Veehouders met ten minste 70 procent blijvend grasland mogen in plaats van 170 kg stikstof nu 250 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest toedienen. Wel moet de veehouder als hij gebruik wil maken van de de-rogatie, een sluitend bemestingsplan kunnen tonen. Om daar praktisch mee om te kun-nen gaan, is CRV Mineraal ontwikkeld. Deelnemende bedrijven en organi- saties vanaf het eerste uur zijn Agri-firm, BLGG AgroXpertus, CRV, De Heus Voeders, Dienst Regelingen, ForFarmers, Hendrix UTD, Rijnvallei en de zuivelindustrie. Het programma geldt inmiddels als standaard in de sector. Het resultaat van deze unieke samen-

werking tussen verschillende partijen is dat er veel praktische en weten-schappelijke kennis is gebundeld in CRV Mineraal. Zo kan aan vrijwel alle overheidseisen worden voldaan en alle partijen in de sector werken ef-fectief samen zonder zich te onder-scheiden van de concurrent. Alles wat automatisch of via koppelin-gen kan worden bijgehouden, wordt in CRV Mineraal verwerkt, mits de deelnemers daarvoor vooraf toestem-ming geven aan CRV. Deze cijfers ge-combineerd met eigen invoer resul-teren in een actueel bemestingsplan.De dierlijke mest kan veel effectiever worden aangewend, wat de sector een geweldige besparing én een po-sitief imago oplevert.Iedere veehouder kan, eventueel samen met zijn adviseur, op een eenvoudige manier gebruikmaken van een hoogwaardig en goed on-derbouwd bemestingsplan en daar-bij veel kosten, tijd en administratief werk besparen.

Overzichten op papierCRV Mineraal werkt via internet, maar de deelnemers ontvangen ook drie overzichten op papier. In januari is dat het voorlopig bedrijfsoverzicht. Diegenen die hun mineralenboek-houding van het voorgaande boek-jaar nog niet hebben afgerond, krijgen hiermee een allerlaatste mo-gelijkheid.Eind februari volgt het definitieve jaar-overzicht over het afgelopen kalen-derjaar, bedoeld voor het archief. In april verschijnt het overzicht waarop relevante informatie staat die nodig is voor de gecombineerde opgave voor Dienst Regelingen.

HOOFDSTUK 6Mestbeleid (CRV MineRaal)

194 DEEL 2: mestbeleid 195DEEL 2: mestbeleid

INTERNET:inlOgCOde

CRV Mineraal is alleen te bewerken en te bekijken via de CRV-site onder Vee-Manager/Mestbeleid. De deelnemers gebruiken daarvoor hun inlogcode. Is de inlogcode zoek? Bel dan met de CRV-klantenservice [p. 221].De CRV Mineraal-overzichten zijn op elk gewenst moment op te vragen.

6.1 CRV MINERAAL

CRV Mineraal kent een aantal over-zichten waarop de gegevens worden vermeld. Die overzichten zijn:

bedrijfsoverzicht:– grond en gewas;– gemiddeld aantal dieren;– melkproductiekenmerken;– berekening voorspelde mestpro-

ductie;– gebruiksruimte dierlijke mest;– berekening gebruik en ruimte dier-

lijke mest;– bebruiksruimte meststoffen;– berekening gebruik en ruimte kunst-

mest;– bedrijfssysteem (en de benodigde

mestopslagcapaciteit);– dierlijke en organische mest;– kunstmest beschikbaar voor be-

mesting. derogatie. Deelnemers aan de dero-gatiemodule ontvangen een overzicht van:– bodemonderzoek en bemestings-

behoefte;– brondgebruik;– landbouwkundig optimale mestgift

per ha;– voorgenomen mestgift binnen ge-

bruiksruimte; – confrontatiematrix (of de bemesting

past binnen de gebruiksnorm). bedrijfsspecifieke excretie (bex). Deelnemers aan bex ontvangen een overzicht van: – voergegevens;– resultaten bedrijfsspecifieke excre-

tie;– analyse (rantsoenkenmerken). diertelkaart Veesaldokaart Veeregister

6.2.1 CRV MINERAALbedrijfsoverzicht

1 DeelnamegegevensHet BRS-nummer is het LNV-relatie-nummer waaronder de deelnemer is geregistreerd bij Dienst Regelingen. Aan één BRS-nummer kunnen meer-dere UBN’s gekoppeld zijn.

Omdat de veehouders de mestboek-houding per BRS-nummer dienen bij te houden, werkt CRV Mineraal ook op BRS-niveau. De gegevens van naam en adres zijn van de deelnemer naar wie de papieren versie wordt ge-stuurd. In het aparte blok Uitgangspun-ten staat verder: het BRS-nr., de gekop-pelde ubn’s. Periode: dit betreft altijd de periode van één jaar voorafgaand aan de verwerkingsdag óf de gegevens van het geselecteerde kalenderjaar. Wordt er wel of geen gebruikgemaakt van derogatie en bedrijfsspecifieke ex-cretie en is er wel of geen sprake van beweiding of fosfaatdifferentiatie.

2 Grond en gewasHier staat per grondsoort het aantal hectares blijvend grasland en bouw-land, zoals de veehouder heeft inge-bracht of zoals bij Dienst Regelingen is geregistreerd. Voor bouwland staat het aantal hectares van de zes belang-rijkste gewassoorten weergegeven en in het op één na laatste blokje worden deze hectares samengevat en tevens het percentage bouwland vermeld. Veehouders die derogatie hebben aangevraagd, moeten minimaal 70 procent grasland in gebruik hebben. Het laatste blok geeft het eventuele aantal hectares aan dat buiten de mest-wetgeving valt (bijvoorbeeld natuurter-reinen). Zijn de gegevens van Dienst Regelingen die binnen het programma worden gebruikt inmiddels verouderd, dan kan de deelnemer via de CRV-site zelf de actuele grond- en gewasinfor-matie opgeven. De juiste gegevens dienen via de gecombineerde opgave aan de Dienst Regelingen te worden gemeld.

3 Gemiddeld aantal dierenIn dit overzicht wordt een jaargemid-delde van dieraantallen gepresen-teerd over de periode van één jaar voorafgaand aan de verwerkingsda-tum of een kalenderjaar. Het gemiddelde dieraantal wordt be-rekend door per diercategorie van elk aanwezig dier het aantal dagen aan-wezig op te tellen en dit getal te delen door 365 (indien geen schrikkeljaar).Alle graasdieren die bij het BRS-num-

mer horen, worden per diercategorie weergegeven. Er zijn verschillende diercategorieën; alleen de aanwezige diercategorieën worden afgedrukt. De dieraantallen worden altijd op hele getallen afgerond, behalve de gemid-delden en het aantal in berekening. Deze gegevens komen overeen met de informatie op de Veesaldokaart.

4 Melkproductiekenmerken De zuivelindustrie geeft de zuivelleve-ranties door. De gemiddelde produc-tie per koe bestaat uit de geleverde

kilogrammen melk per jaar gedeeld door het gemiddeld aantal aanwezige melkkoeien. Het gemiddeld ureumgetal is het ge-middelde van de tankleveranties uit het voorgaande jaar. Beide getallen (gemiddelde productie en ureumge-tal) worden gebruikt voor het vaststel-len van de stikstofproductie op het bedrijf. Hiervoor wordt het gemiddeld aantal aanwezige melkkoeien verme-nigvuldigd met de excretienorm die hoort bij de vastgestelde productiecij-fers en het ureumgetal.

Indien het ureumgetal niet bekend is, gaat de overheid uit van een gemid-deld ureumgetal van 26. Deelnemers die lager uitkomen, mogen meer ku-bieke meters mest aanwenden op hun bedrijf. De berekende stikstof(N)-excretie staat in het laatste blok.

196 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

197DEEL 2: mestbeleid

INTERNET:inbRengen

Door de unieke samenwerking met voerleveranciers, de zuivel, geac-crediteerde grondlaboratoria, Dienst Regelingen en CRV wordt veel in-formatie gecombineerd en daardoor overzichtelijk aangeleverd. CRV Mi-neraal is interactief. Dit wil zeggen dat de deelnemers zelf ook gegevens kunnen inbrengen of corrigeren. Het programma laat direct de effecten zien van bijvoorbeeld extra aan- of af-voer van mest. Hierdoor is het moge-lijk om op een gemakkelijke manier een compleet bemestingsplan op te stellen. Wat kan er onder meer worden inge-bracht via internet: – deelname aan derogatie, bewei-

ding, fosfaatdifferentiatie, bedrijfs-specifieke excretie en of u het be-mestingsadvies op perceels- of op snedeniveau gebruikt;

– grondgebruik;– de bodemonderzoeken koppelen

aan de percelen;– gegevens over andere graasdieren

(schapen, geiten, paarden etc.) en staldieren;

– capaciteit van de mestopslag, be-gin- en eindvoorraad en de af- en aanvoer van (kunst)mest inclusief de gehalten;

– de werkelijk toegediende mestgif-ten;

– invoer gegevens bedrijfsspecifieke excretie;

– invoer gegevens staldieren;– beheer klantnummers (inzicht in

machtigingen en klantnummers voor uitwisselingen).

Opvragen en uitprinten van de ge-wenste overzichten kan bij Overzich-ten.

1

2

3

4

in het programma worden vastgelegd. Uitzondering hierop is de categorie jongvee jonger dan één jaar. Hierbij wordt er standaard van uitgegaan dat het tot een leeftijd van twee maan-den op stro staat (en vaste mest pro-duceert). De beweidingsduur en het percentage vaste mest zijn online aan te passen. Met deze informatie wordt dan gerekend.

6 Gebruiksruimte dierlijke mestVoor zowel stikstof als fosfaat bestaat er een zogenaamde plaatsingsruimte op het bedrijf. Deze wordt voor stik-stof bepaald op basis van het aantal hectares dat het bedrijf in gebruik heeft en of het bedrijf wel of geen ge-bruik maakt van derogatie. Deelname aan derogatie houdt in dat per hec-tare 250 kg stikstof aangewend mag worden in plaats van de standaard van 170 kg. Eén van de voorwaarden hierbij is dat het bedrijf minimaal 70 procent van het areaal als blijvend grasland moet hebben. De plaatsingsruimte voor stikstof wordt berekend door het aantal hec-tares te vermenigvuldigen met 250 of 170 kg stikstof per hectare (afhanke-lijk van deelname aan derogatie). De plaatsingsruimte voor fosfaat wordt verkregen door de hectares te verme-nigvuldigen met de gebruiksnormen per hectare. Deze fosfaatgebruiks-norm is vanaf 2010 afhankelijk van het PAL-getal of Pw-getal van de bodem en de grondsoort.

7 Berekening gebruik en ruimtedierlijke mestDe berekening voor de gebruiks-ruimte van dierlijke mest is toegelicht bij punt 6. Om de hoeveelheid be-schikbare mest uit te rekenen wordt bij de beginvoorraad de voorspelde mestproductie (zie punt 5) en even-tuele aangevoerde mest opgeteld. De afvoer en de eindvoorraad gaan daarvan af. Het resultaat, de beschikbare aantal-len kilogrammen stikstof (N) en fosfaat (P205) staat bij C en D. De beschikbare mest is onderver-deeld op basis van drijfmest in de put – via beweiding – of vaste mest. Door

de beschikbare hoeveelheid mest af te trekken van de gebruiksruimte dierlijke mest komt het saldo in beeld. Wanneer er te weinig ruimte is voor de beschikbare mest, komt hieruit een negatief getal. In dat geval wordt de gebruiksruimte dierlijke mest over-schreden en moet het plan worden aangepast.Op basis van de kilogrammen N en P205 per ton, wordt per onderdeel de hoeveelheid mest in tonnen aangege-ven. De opdeling naar in de put en via beweiding wordt door de deelnemer gedaan aan de hand van de invoer beweiding bij ‘Graasdieren’.De begin- en eindvoorraad en hoe-veelheden aan- en afgevoerde dier-lijke mest kunnen via de CRV-site worden ingebracht. Door een klik op het vraagteken naast het invulscherm komt relevante informatie in beeld. Het is bijvoorbeeld handig om de eindvoorraad over te nemen als be-ginvoorraad. Door het bemestingsplan vroegtijdig op te stellen heeft de ondernemer tij-dig inzicht in een mogelijke over- of onderschrijding van de normen. Hij kan afhankelijk van de specifieke si-tuatie rondom voederwinning en bo-demtoestand de juiste bemestings-strategie toepassen.

ConclusiesIn de eerste conclusie wordt op basis van het saldo (zie punt 7) aangegeven of de gebruiksruimte wel of niet wordt overschreden met … kg stikstof of fos-faat of beide. De tweede conclusie betreft het onbenut laten van de ge-bruiksruimte dierlijke mest. In dat geval staat bij ‘ha onbenut’ (punt 6) een aan-tal hectares. Door dit aantal hectares te vermenigvuldigen met 80 (verschil tus-sen 250 kg en 170 kg) komt de extra ruimte bij derogatie in beeld.Veehouders die minimaal 80 procent van de fosfaatproductie op eigen grond aanwenden, mogen maximaal 20 procent van de totale fosfaatpro-ductie via boer-boertransport afvoeren. Deze percentages vindt u onder aan het overzicht. Deelnemers die onder de norm zitten, hebben mogelijkheden voor aanvoer van dierlijke mest.

5 Berekening voorspelde mestproductieDoor de gemiddelde dieraantallen uit het rollend jaargemiddelde te verme-nigvuldigen met de stikstof- en fos-faatexcretienormen die gelden per diercategorie, wordt de mineralenpro-ductie in kilogrammen stikstof en fos-faat van het bedrijf zichtbaar.CRV Mineraal gaat er in de bereke-ning van uit dat uitsluitend drijfmest wordt geproduceerd met uitzondering van nuka’s en hanteert de daarbij be-horende excretienormen. Wordt er op het bedrijf ook vaste mest geprodu-ceerd, dan kan dit per diercategorie

Opnemen mestvoorraad

198 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

199DEEL 2: mestbeleid

5

6

7

Dit betreft de kilogrammen stikstof en fosfaat vermenigvuldigd met de wette- lijk vastgelegde werkingscoëfficiënten. Wat overblijft is de ruimte voor stikstof (I) en fosfaat (J) uit kunstmest. Door de begin- en eindvoorraad en de aan- en afgevoerde hoeveelheden kunstmest van elkaar af te trekken, blijft de be-schikbare hoeveelheid kunstmest over. Die wordt ook afgetrokken van de to-tale gebruiksruimte. Het saldo, op de onderste regel, voor stikstof en fosfaat geeft aan of de veehouder wel of niet binnen de gebruiksruimte gebleven is.

WerkingscoëfficiëntOmdat niet alle mineralen uit dierlijke mest efficiënt worden benut, worden de kilogrammen stikstof en fosfaat uit dierlijke mest niet volledig in mindering gebracht op de totale gebruiksnorm. De berekende kilogrammen worden eerst vermenigvuldigd met een wer-kingscoëfficiënt.

Conclusie gebruiksruimte meststoffenAls er naar aanleiding van de conclusie bij berekening gebruik en ruimte dierlij-ke mest (zie punt 8) nog te veel dierlijke mest op het bedrijf wordt aangewend, verschijnt de volgende tekst: de ge-bruiksruimte dierlijke mest wordt nog overschreden. Hierdoor kan de conclu-sie met betrekking tot de gebruiksruim-te kunstmest onjuist zijn. In de tweede conclusie wordt op basis van saldo bij totale gebruiksruimte meststoffen (zie punt 11) aangegeven of de gebruiks-ruimte wel of niet wordt overschreden.

10 BedrijfssysteemDe wettelijk benodigde mestopslag-capaciteit (1 september-1 maart) voor het bedrijf wordt berekend door het gemiddelde aantal aanwezige dieren per diercategorie te vermenigvuldi-gen met de forfaitaire mestproductie per dier. De totaaltelling geeft de be-nodigde kubieke meters (m³) mestop-slagcapaciteit aan.

11 Dierlijke en organische mest be-schikbaar voor bemestingHier staat een overzicht van de dier-lijke en organische mest die be-schikbaar is voor bemesting. In de berekening worden de (bekende) be-ginvoorraad, de productie, de aan- en afvoer van mest en de eindvoorraad meegenomen.

12 Kunstmest beschikbaar voor be-mestingDit is een overzicht van de kunstmest die beschikbaar is voor bemesting. In de berekening worden de (bekende) beginvoorraad, aan- en afvoer van kunstmest en de eindvoorraad mee-genomen.

Online programmaDe CRV Mineraal-overzichten zijn elk gewenst moment online op te vragen. Na het aanbrengen van aanvullingen en/of wijzigingen kan direct een nieuw overzicht worden getoond waarin alle wijzigingen zijn verwerkt. Hierdoor zijn de gevolgen van de wijziging op bijvoorbeeld mestafzet op plaatsings-ruimte direct zichtbaar.

8 Gebruiksruimte meststoffen Per hectare gelden gebruiksnormen voor het totaal aantal kilogrammen stikstof en fosfaat dat mag worden aangewend. Voor de bepaling van de totale gebruiksnorm van stikstof zijn drie parameters van belang:– het aantal hectares; – de grondsoort;– het soort gewas. Voor stikstof geldt per gewas-grond-soortcombinatie een andere norm. Het aantal hectares binnen deze combina-tie op het bedrijf wordt vermenigvuldigd met de geldende norm. De uitkomsten opgeteld is de totale gebruiksruimte voor stikstof voor het bedrijf.Voor fosfaat wordt onderscheid ge-maakt naar grasland en bouwland. Het aantal hectares vermenigvuldigd met bijbehorende norm geeft de totale ge-bruiksruimte fosfaat voor het bedrijf.

9 Berekening gebruik en ruimte kunstmestBij punt 8 is de totale gebruiksruimte voor stikstof (G) en fosfaat (H) berekend. Hiervan wordt het werkzame deel vanuit de dierlijke mest afgetrokken.

CRV Mineraal berekent exact de beschikbare hoeveelheden kunstmest voor bemesting

DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

201DEEL 2: mestbeleid200

8

9

10

11

12

6.2.2 CRV MINERAALderogatie

Het derogatieoverzicht geeft voor een belangrijk deel inzicht in de onderliggende gegevens op basis waarvan op het bedrijfsoverzicht de gebruiksnormen worden berekend. De laatste pagina bevat de confron-tatiematrix die inzichtelijk maakt of de gebruiksnormen wel of niet worden overschreden. Het bedrijfsoverzicht en het derogatieoverzicht vormen ge-zamenlijk het bemestingsplan.

bemestingsplan lnVHet ministerie van LNV heeft voor de derogatiedeelnemers een bemes-tingsplanverplichting opgesteld die bestaat uit twee delen en twaalf pun-ten omvat. Het eerste deel behelst de bereke-ning van de (landbouwkundig) op-timale bemesting. De werking van mest wordt hierbij berekend volgens de landbouwkundige werkingscoëf-ficiënten. Het tweede deel omvat de berekening van voorgenomen bemesting. De mestgiften moeten worden berekend volgens de wette-lijke regels (dus ook de formele wer-kingscoëfficiënten). Deze twee delen dienen met elkaar ‘geconfronteerd’ te worden. Om dat uit te kunnen voeren, moeten eerst de twaalf punten uit het bemestingsplan zijn ingevuld. Hieronder staan de twaalf punten van LNV waaraan het bemestingsplan moet voldoen en de wijze waarop CRV Mineraal daar invulling aan geeft.

1. het gemiddeld aantal dieren per diersoort in het kalenderjaar CRV Mineraal: het gemiddeld aantal runderen per diercategorie wordt au-

tomatisch berekend als een rollend jaargemiddelde, waarbij de overige graasdieren zelf toegevoegd kunnen worden [p. 196].

2. het huisvestingssysteemCRV Mineraal: alle berekeningen zijn standaard gebaseerd op drijfmest (met uitzondering van nuka’s tot twee maan-den). Levert het huisvestingssysteem een ander soort mest op, dan kan dat via internet worden vastgelegd. In de berekeningen wordt hiermee dan re-kening gehouden.

3. het volume van de mestopslagca-paciteit (m3) onderscheiden naar op-slag voor vaste mest en drijfmestCRV Mineraal: de benodigde mestop-slagcapaciteit wordt berekend op basis van het rollend jaargemiddelde van de dieraantallen. De werkelijke mestop-slagcapaciteit van het bedrijf op basis van stalcapaciteit of milieuvergunning kan worden vastgelegd. 4. een berekening van de stikstof- en fosfaatproductie op basis van het ge-middelde aantal dierenCRV Mineraal: de stikstof- en fosfaat-productie wordt berekend voor alle graasdieren (runderen), waarbij de on-der punt 1 toegevoegde overige (graas)dieren ook worden meegenomen.

5. de afvoer van dierlijke mest in kg N en P205, gedifferentieerd in drijf-mest en vaste mest CRV Mineraal: op basis van de pro-

ductie dierlijke mest en het grondge-bruik van het bedrijf wordt berekend of het bedrijf dierlijke mest moet af-voeren. Deelnemers moeten zelf de werkelijke hoeveelheden afgevoerde mest vastleggen.

6. de aanvoer van dierlijke mest in kg N en P205, gedifferentieerd in drijfmest en vaste mestCRV Mineraal: indien het grondge-bruik van het bedrijf meer ruimte biedt dan de eigen dierlijke mestproductie, wordt dit op CRV Mineraal gemeld als ruimte voor aanvoer overige dierlijke mest. De werkelijke hoeveelheid aan-gevoerde mest kan de deelnemer zelf vastleggen.

7. een schema met daarin weerge-geven hoeveel gemeten hectares van welke gewassen op welke per-celen worden verbouwd, gekoppeld aan een kaart van de percelen (ge-waspercelen, gemeten maat)CRV Mineraal: de veehouder dient zelf een schets te maken of zijn BRP-kaart (bedrijfsregistratiepercelenkaart) te kopiëren. Een overzicht van grond-gegevens inclusief kaart is ook digitaal beschikbaar via www.hetlnvloket.nl.

8. een overzicht van de in de afge-lopen jaren uitgevoerde bodemana-lyses en de in het lopende jaar uit te voeren bodemanalysesCRV Mineraal: de door de deelne-mende grondlaboratoria uitgevoerde bodemonderzoeken van de laatste

vier jaar worden op het derogatieover-zicht ‘Bodemonderzoek en bemes-tingsbehoefte’ vermeld. Monsters die op 1 februari jonger zijn dan vier jaar, zijn nog geldig voor derogatie (geldt alleen voor stikstof). Monsters voor fosfaat mogen op 15 mei niet ouder zijn dan vier jaar. Oudere bodemon-derzoeken dienen opnieuw genomen te worden. Het overzicht kan digitaal worden aangevuld met ontbrekende grondmonsters, bijvoorbeeld van aan-gekocht land of grondmonsters die in opdracht van een andere veehouder zijn uitgevoerd.

9. de bemestingsbehoefte (in kg N en P205) van de gewassen per perceelCRV Mineraal: de landbouwkundig optimale bemestingsbehoefte wordt weergegeven op het derogatieover-zicht ‘Landbouwkundig optimale mest-gift’. Er dient een koppeling gelegd worden tussen percelen en bodem-onderzoeken om zo ook de hectares

mee te nemen in het overzicht. Deze koppeling is met name van belang om ook te kunnen voldoen aan punt 11 en 12 van het bemestingsplan.

10. de voorgenomen dierlijke mest-gift per perceel (kg N en P205 per hectare). Naast een berekening van de totale stikstof wordt er ook een berekening van de werkzame stik-stof gemaakt. deze mestgift mag op perceelsniveau afwijken van de gebruiksnorm, maar dient op be-drijfsniveau uiteraard wel binnen de gebruiksnormen te passenCRV Mineraal: soorten en hoeveelhe-den mest moeten worden ingebracht, waarna de voorgenomen gift N en P205 uit dierlijke mest wordt bere-kend.

11. de voorgenomen gift van ove-rige meststoffen per perceel (kg N en P205 per hectare). onder overige meststoffen vallen kunstmest, com-

post, zuiveringsslib en overige orga-nische meststoffen CRV Mineraal: soorten en hoeveel-heden meststoffen kunnen worden ingebracht, waarna de voorgenomen gift N en P205 uit overige meststoffen automatisch wordt berekend.

12. een berekening of de voorgeno-men totale bemesting past binnen de wettelijke gebruiksnormen, dus binnen de stikstofgebruiksnorm van alle meststoffen, de stikstofgebruiks-norm dierlijke mest en kunstmest, en de fosfaatgebruiksnormCRV Mineraal: er wordt berekend of de voorgenomen bemesting past bin-nen de wettelijke gebruiksnormen.

Elke vier jaar moet de grond worden onderzocht op stikstof (N) en fosfaat (P205)

Vervoersbewijs dierlijke meststoffen

202 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

203DEEL 2: mestbeleid

derogatieoverzichten

1 Bodemonderzoek en bemestingsbehoefteHet bemestingsplan in CRV Mineraal is gebaseerd op bodemonderzoe-ken. De bodemonderzoeken mogen vanuit de wetgeving maximaal vier jaar oud zijn en alleen uitgevoerd worden door geaccrediteerde labo-ratoria. Op het overzicht staan de uitgevoer-de grondonderzoeken gedurende de laatste vier jaar. Getoond worden de aanwezige geldige grond- en onder-zoeksgegevens met een waardering van het stikstofleverend vermogen (NLV) en de fosfaattoestand.Het overzicht van het grondgebruik bevat de namen van de percelen, het gewas dat er geteeld wordt, de grondsoort en de oppervlakte. Indien van toepassing wordt daar ook het aantal hectares natuur en een ver-volgteelt getoond.

2 Landbouwkundig optimale mestgift per ha Op basis van de aanwezige gege-vens (hoeveelheid beschikbare mest, oppervlakte per soort grond en ge-was) wordt een landbouwkundig op-timaal bemestingsadvies opgesteld. Het advies is opgedeeld in een ad-vies voor enerzijds dierlijke mest (DM) en anderzijds stikstof en fosfaat uit kunstmest.

3 Voorgenomen mestgift binnengebruiksruimte Deelnemers weten op basis van het overzicht ‘Landbouwkundig optimale mestgift per ha’ (zie punt 2) de wen-selijke hoeveelheid te geven dierlijke mest. De verdeling van de mestgiften is een voorstel, de gebruiker kan de mestgift vervolgens aanpassen naar eigen wens tot een voorgenomen be-mesting. De werkelijk mestgiften dienen later in het systeem te worden ingebracht. Het programma berekent daarna de totale hoeveelheden stikstof en fos-faat uit dierlijke mest per hectare (en per perceel) met behulp van de mest-codetabel (werkelijke gift dierlijke

mest x (forfaitaire) mineralengehalten van de mestsoort). Deze waarden worden per kolom (kg N-totaal uit DM/perceel en kg P205-totaal uit DM/perceel) opgeteld en automatisch ingevuld bij T, U en W op het overzicht.De voorgenomen dierlijke mestgiften, de totalen stikstof en fosfaat, worden (met de oppervlakte) van de perce-len vervolgens doorgerekend met de wettelijke normen.

4 Confrontatiematrix De laatste stap uit het LNV-plan is de confrontatiematrix, ofwel: voldoet het bemestingsplan aan de diverse nor-men? Mocht dit niet het geval zijn, dan heeft de deelnemer via de voor-genomen bemesting de gelegenheid andere keuzes te maken, waardoor het bemestingsplan wel aan de eisen voldoet.De confrontatiematrix is te zien op het laatste blad van de derogatieover-zichten.

5 Op de eerste regel is het gebruik van N en P205 volgens het plan ‘Voor-genomen mestgift’ te zien (T, U, en W) (zie punt 4).

6 De tweede regel laat het gebruik van N en P205 voor dit bedrijf volgens de wettelijke rekenregels zien (C, D, en J). De berekening van deze gege-vens is te vinden op het Bedrijfsover-zicht Mineraal in dit boek onder punt 7 en 9 [p. 199 en 201].

7 Op de derde regel staat de ge-bruiksruimte voor N en P205 voor dit bedrijf (A, G, B en H). De berekening van deze gegevens is te vinden op het Bedrijfsoverzicht Mineraal in dit boek onder punt 6 en 8 [p. 199 en 201]. Zolang de aantallen kg N en P205, die afgedrukt staan bij Gebruiksruimte (re-gel drie), hoger zijn dan de aantallen kilogrammen op regel twee (gebruik volgens de wettelijke rekenregels), blijft de deelnemer binnen de toege-stane normen.

204 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

205DEEL 2: mestbeleid

1

2

3

4

5

6

7

Voervoorraad opmeten

6.2.3 CRV MINERAALbedrijfssPecifieke excretie (bex)

Het is mogelijk om binnen CRV Mi-neraal gebruik te maken van de bex, de bedrijfsspecifieke excretie. Met de bex wordt de stikstof- en fosfaatpro-ductie van de veestapel berekend op basis van de efficiëntie van het voer. Om de bex te kunnen berekenen moet een geaccrediteerd laborato-rium de kuilen opmeten (het aantal kubieke meters) en bemonsteren op droge stof, vem, stikstof en fosfor. De beginvoorraad, de aanleg en aanvoer, en de eindvoorraad van de voeder-middelen kunnen in CRV Mineraal onder bedrijfsspecifieke excretie wor-den vastgelegd.Op het invulscherm ‘algemeen’ dient men aan te geven dat er gerekend moet worden met de rekenregels van bedrijfsspecifieke excretie. Direct is te zien of de bex voordelen biedt. Het analyse-overzicht dat bij het bex-overzicht hoort, levert management-informatie waarmee veehouder en ad-viseur niet alleen het rantsoen van de veestapel kunnen controleren, maar ook kunnen leren welke voedermid-delen en rantsoenbestanddelen de stikstof- en fosfaatexcretie verlagen, of juist verhogen.

206 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

207DEEL 2: mestbeleid

6.2.4 CRV MINERAAL– diertelkaart – veesaldokaart – veeregister

diertelkaartDe diertelkaart geeft de aantallen die-ren per diercategorie op de eerste dag van elke maand aan.

VeesaldokaartDe veesaldokaart geeft het gemid-delde aantal dieren weer per dierca-tegorie, gebaseerd op de tellingen per dag. Deze diercategorieën wor-den bepaald aan de hand van de geregistreerde diercategorieën (rund-vee) bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.Het aantal dieren gemiddeld per dier-categorie wordt berekend door de dierdagen totaal te delen door 365 (indien geen schrikkeljaar). De aan-

tallen worden daarna op hele cijfers afgerond. In het blok eronder staan de wijzigingen per dag weergegeven. Met behulp van de vermelde wijzi-gingsdatum kan in Veeregister pre-cies achterhaald worden welke dieren het betreft en de reden van mutatie. Bijvoorbeeld het aantal erbij/eraf in verband met verkoop, aankoop, ge-boorte, sterfte, overgang naar een an-dere categorie, inscharing, uitscharing of terugscharing.In de laatste kolommen staat het aan-tal dieren voor en na de wijziging en de gevolgen voor het totale aantal dierdagen.

VeeregisterIn het veeregister staan alle mutaties op dierniveau. De tekst in het eerste blok onder 1, 2 en 3 geeft een duide-lijke verklaring over de mutaties in het blok daaronder: ‘Wijziging’.

Het aantal dieren wordt automatisch bijgehouden in het I&R-systeem

208 DEEL 2: mestbeleid

hoofdstuk 6mestbeleid

209DEEL 2: mestbeleid