Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten - krimpenaandenijssel.nl · opstellen van het plan was de wens van...
Transcript of Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten - krimpenaandenijssel.nl · opstellen van het plan was de wens van...
26
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
4.1 Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de
uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te
worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het
voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan
relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in
de betreffende paragraaf.
4.2 Watertoets
Waterbeheer en watertoets
In Krimpen aan den IJssel is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
en Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het kwalitatief en kwantitatief waterbeheer. Tevens
is het Hoogheemraadschap verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan de
waterkeringen. Alle watergangen zijn in beheer bij het Hoogheemraadschap van Schieland
en de Krimpenerwaard. Dit betekent dat geen enkele verandering aan de waterhuishouding
zal kunnen plaatsvinden zonder de nadrukkelijke toestemming van de waterbeheerder.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen
aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief
en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante
nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt
behandeld.
Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
Nationaal Waterplan (NW);
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
Waterwet.
27
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan;
Provinciale Structuurvisie;
Verordening Ruimte.
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK)
is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de
Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met
gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met
gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de
waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en
deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De
laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk
waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen.
Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van
wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een
ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak
en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame
bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water
voor burgers nemen toe;
de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij
de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het
waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water
bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het
Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van
het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het
Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende
verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan
het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te
worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van
overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van
water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het
Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Gemeentelijk beleid
Het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is in 2001 tot stand gekomen door
samenwerking tussen de gemeente Krimpen aan den IJssel, het Hoogheemraadschap van de
Krimpenerwaard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. De reden voor het
opstellen van het plan was de wens van de waterschappen in Zuid-Holland-Zuid om voor alle
stedelijke kernen in hun beheersgebied een stedelijk waterplan op te stellen. Bij het
opstellen van dit plan was er nog sprake van twee waterbeheerders, waarbij het
Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard de waterkwantiteit verzorgde en het
Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden ging over de waterkwaliteit. Na 1 januari
28
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
2005 is bij de uitvoering van het plan sprake van een integraal waterschap het
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Het doel van het Stedelijk Waterplan Krimpen aan den IJssel is het ontwikkelen van een
gezamenlijke visie op het stedelijk water van gemeente, hoogheemraadschap,
zuiveringsschap en belangenvertegenwoordigers. Deze visie wordt vervolgens uitgewerkt in
een maatregelenplan. De visie is geënt op het idee dat het stedelijk water in Krimpen aan
den IJssel schoon en gezond moet zijn en geen overlast mag veroorzaken. Tevens is in het
plan rekening gehouden met het belang van alle overheden, verenigingen, stichtingen en
bewoners.
De ambitie van dit Stedelijk Waterplan is het realiseren van een zo goed mogelijk
functionerend watersysteem zowel op het gebied van waterkwantiteit als waterkwaliteit
binnen de planperiode die loopt tot 2015. Voor de waterkwantiteit houdt dit in dat binnen de
grenzen van Krimpen aan den IJssel geen knelpunten optreden in de afvoer van water door
de watergangen.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het noordoosten van het
plangebied uit veengrond en in het zuidwesten uit zeekleigrond. Het plangebied ligt in
peilgebied Krimpen (GPG-490) met een flexibel peil dat varieert tussen NAP -2,02 m en
-2,07 m. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen de NAP -1,9 en +1,7 m.
Waterkwantiteit
Aan de noordkant grenst het plangebied aan de Hollandsche IJssel en aan de zuidkant aan
een aftakking van de Lek. Ook zijn in het plangebied verschillende watergangen aanwezig.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied wordt gezocht naar locaties voor natuurvriendelijke oevers. Verder
liggen er in het plangebied geen KRW-waterlichamen.
Veiligheid en waterkeringen
Het noordelijke en westelijke deel van het plangebied ligt in de kern-/beschermingszone van
de IJsseldijk en het zuidelijke deel van het plangebied ligt in de kern-/beschermingszone van
de Lekdijk. Ook ligt in het noordwesten een deel van het plangebied buitendijks. De
Hollandsche IJssel kering is een stormvloedkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd en een gedeeltelijk gescheiden rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen
mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen grootschalige functieveranderingen en/of
herinrichtingen mogelijk worden gemaakt. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen
plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag
verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door
het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon
hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat
29
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden
gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor
de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld
meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling
diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare
materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de
bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor
nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater
niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de
bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde
aangehouden:
hemelwater vasthouden voor benutting;
(in)filtratie van afstromend hemelwater;
afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap
vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor
het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van
hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een
beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit
betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het
Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling
beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de
aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt
gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de
toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en
gehandhaafd.
Scheepvaart
Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas (inclusief
buitendijkse gebieden). Hiermee ziet zij toe op een veilige en ongehinderde afvoer van
water. Omdat het beheer van de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas ligt bij
Rijkswaterstaat, moet ook de wetgeving voor de scheepvaart in acht worden genomen. Het
is voor Rijkswaterstaat van belang dat een vlotte, veilige en efficiënte verkeersafwikkeling
gewaarborgd blijft. Ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden mogen de
scheepvaart niet hinderen. Rijkswaterstaat hanteert speciale regels ter bescherming van de
vaarweg en de oevers. Zo dient langs vaarwegen, op basis van de Richtlijn Vaarwegen (RVW
2011) voor CEMT-klasse V, waartoe de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas behoort, in
binnenbochten een vrijwaringszone van 25 m aangehouden te worden. Door deze zone te
vrijwaren van bebouwing wordt het risico op aanvaringen en storingen van de scheepsradar
zoveel mogelijk beperkt. De Richtlijn Vaarwegen is voor Rijkswaterstaat kaderstellend voor
het ontwerpen en inrichten van vaarwegen en hun oevers. Deze richtlijnen zijn niet als
publiekrechtelijke belemmering opgenomen in het Kadaster.
30
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Beleidsregels grote rivieren (Bgr)
Op het buitendijkse deel van het plangebied is de Waterwet van toepassing. Daar waar de
Waterwet onverkort van toepassing is, wordt ook getoetst aan de Bgr. Op grond van de Bgr
is in dit plangebied het bergend regime van toepassing. Rijkswaterstaat borgt daarmee dat
de rivier en het buitendijkse gebied voldoende waterbergend vermogen heeft en blijft
houden. Dit betekent tevens dat het gebied bij hoog water deels onder water kan lopen. Op
grond van de Bgr is het bebouwen van onbebouwde gronden mogelijk, als het verlies aan
bergend vermogen van de rivier gecompenseerd kan worden. Voor de betreffende gronden is
de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen.
Waterveiligheid
Delen van het plangebied zijn buitendijks gelegen. Er is sprake van een beperkte
getijdewerking. Om problemen met wateroverlast te voorkomen. dient met deze
getijdewerking rekening gehouden te worden bij ontwikkelingen om voldoende drooglegging
te waarborgen.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als
'Water - 1' en 'Water - 2', de laatste is toegekend aan de Hollandsche IJssel en de Sliksloot
en het overige water in het plangebied is bestemd als 'Water - 1'. Voor waterkeringen
(kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming.
Tevens is ter plaatse van de stormvloedkering inclusief haar beschermingszones een
passende dubbelbestemming worden opgenomen.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige
systeem ter plaatse.
4.3 Archeologie en cultuurhistorie
Over het ontstaan van Krimpen aan den IJssel is weinig bekend. In 1277 wordt voor het
eerst in geschriften melding gemaakt van een ambacht, ofwel een dorp op de IJssel. Door de
eeuwen heen is de naam op uiteenlopende wijze geschreven: Crimpene op den Yssel,
Crimpen opte Issel, Crimpene of Crempene op 't IJssel. In de volksmond werd de plaats
begin 1800 ook wel Tingenijssel genoemd. Krimpen was in het verleden een ander woord
voor rivierbocht. Met de toevoeging 'aan den IJssel' onderscheidt het dorp zich van de
buurgemeente Krimpen aan de Lek.
Krimpen aan den IJssel ligt in de westpunt van de Krimpenerwaard. Een gebied dat al
eeuwen ingeklemd ligt tussen twee rivieren, de Hollandsche IJssel en de Lek, die vanaf de 8e
eeuw hun huidige bedding volgen. Historische geschriften maken melding van het feit dat
Krimpen aan den IJssel in 1630 vijftig huizen telde met in totaal tweehonderd inwoners. Het
dorp bleef eeuwenlang een agrarische samenleving met in 1946 zo'n 6.550 inwoners. De
mensen woonden voornamelijk langs de IJssel- en Lekdijk. Ook stonden er huizen in de tot
1855 zelfstandige gemeente Stormpolder. Veel Krimpenaren hadden werk in de
steenbakkerijen en op de scheepswerven, die zich al sinds eeuwen gevestigd hadden in de
Stormpolder en langs de IJsseldijk.
31
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de
inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de
veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen
bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer
voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De
uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de
belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het
archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt
voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder'
betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in
de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Archeologische verwachtingen- en beleidskaart (2011)
Dit rapport vormt een toelichting op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en
de beleidskaart. Het is een uitwerking van de landelijk dekkende IKAW en de provinciale
Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland. De kaart en het beleid is gedetailleerder
uitgevoerd dan de beleidsstukken van de hogere schaalniveaus. In figuur 4.1 is een uitsnede
te zien van de weergave van archeologische verwachtingen in het plangebied.
Figuur 4.1 Archeologische verwachting
32
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
In het plangebied komen gebieden voor met een lage, middelhoge en hoge archeologische
verwachting. Gebieden met een hoge archeologische verwachting betreft de zone van de
stroomruggen en de dijklinten, de cultuurhistorische elementen en delen van de Oude
Tiendweg. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting betreft de
stroomruggen zonder specifieke aanwijzingen voor bewoning tot en met de 19e eeuw, delen
van de Oude Tiendweg en cultuurhistorische elementen waarop grootschalige woningbouw
heeft plaatsgevonden.
Gebieden met een lage archeologische verwachting betreft die delen van de veengebieden
waar geen aanwijzingen voor archeologische resten zijn. Hier dient bij plangebieden groter
dan 10.000 m², waarvan de bodemingrepen dieper reiken dan 1 m onder maaiveld,
archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd.
Indien het onderzoek in de gebieden uitwijst dat een vindplaats aanwezig is, dient gestreefd
te worden naar behoud van de resten 'in situ' (in de grond) door planaanpassing. Indien dit
niet gerealiseerd kan worden, wordt de informatie veiliggesteld door archeologisch
vervolgonderzoek.
Het verdient de voorkeur de omgevingsconditie 'archeologie' zo vroeg mogelijk in de
planvorming van de gemeente Krimpen aan den IJssel te betrekken. Op deze wijze kan zicht
worden gekregen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden, is behoud 'in
situ' (in de bodem) het beste te realiseren, kan zicht worden gekregen op mogelijke kosten
als behoud in de bodem niet realiseerbaar is, en kan ook al in de grondexploitatie rekening
worden gehouden met mogelijke archeologiekosten (bijvoorbeeld de kosten van opgraven).
Monumenten en beeldbepalende objecten
Bij monumenten wordt onderscheid gemaakt tussen rijksmonumenten, provinciale
monumenten en gemeentelijke monumenten. De gemeente Krimpen aan den IJssel kent
geen provinciale en gemeentelijke monumenten, in het plangebied komen echter wel tien
rijksmonumenten voor. Een rijksmonument is een gebouw of object dat van algemeen
belang is wegens de schoonheid, de betekenis voor wetenschap of de historische waarde.
Een monument moet 50 jaar of langer geleden zijn gemaakt om in het kader van de
'monumentenwet voor bescherming' in aanmerking te komen. Volgens de monumentenwet
1988 is de definitie van een monument:
1. vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
2. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld
onder 1.
Voor het bestemmingsplan en toekomstige ontwikkelingen is het belangrijk dat er verbinding
wordt gelegd met de aangewezen monumenten en de overige historisch waardevolle
bebouwing. Voor monumenten is sprake van een algemene bescherming van de bestaande
situatie en de doelstelling om de in verval geraakte monumenten te herstellen.
Veranderingen en uitbreidingen (in de directe omgeving) van monumenten mogen uitsluitend
ondergeschikt van aard zijn.
Bij besluit van 2 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders de nota
'Inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden in Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Die
nota bevat een inventarisatie van alle beeldbepalende objecten en gebieden binnen de
gemeente, waaronder ook de rijksmonumenten. In 2012 is de vervaardiging van een
'Cultuurhistorische Waardenkaart' met een bijbehorende catalogus ter hand genomen.
De gemeente kent vooralsnog geen gemeentelijke of provinciale monumenten. Dat leidt
ertoe dat naast de rijksmonumenten geen van de in de lijst genoemde beeldbepalende
33
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
objecten of gebieden in het kader van het bestemmingsplan een beschermde status heeft
ingevolge de Monumentenwet. De gemeente heeft het voornemen de vastgestelde nota bij
de eerstkomende actualisering van de welstandsnota te betrekken.
In Bijlage 1 is een tabel opgenomen met een opsomming van de beeldbepalende objecten en
gebieden in het plangebied. De volgnummers in de tabel verwijzen naar de nummering,
zoals die is opgenomen in de 'Inventarisatie beeldbepalende objecten/gebieden in Krimpen
aan den IJssel' en op de 'Cultuurhistorische Waardenkaart'.
Er staan objecten c.q. gebouwen in de tabel die op de bij dit plan behorende verbeelding de
bouwaanduiding 'karakteristiek' (ka) hebben gekregen. Ter plaatse zijn beperkende regels
van toepassing.
4.4 Bodem
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te
worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te
worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden
vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is
bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de
beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt
door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van
bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet
functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen
dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde
gebruik.
Onderzoek
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van een
functiewijziging waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Naast het
vaststellen van een bestemmingsplan zijn er nog meer momenten waarop rekening moet
worden gehouden met de bodemkwaliteit. Dit betreft onder meer het aanvragen van een
omgevingsvergunning voor bouwen of het uitvoeren van grondverzet.
Daarnaast voert de gemeente taken uit in het kader van de Wet bodembescherming. In het
plangebied zijn, met name op de bedrijventerreinen, enkele locaties gelegen waar in het
kader van het bodemprogramma reeds bodemsaneringen zijn uitgevoerd of nog moeten
worden gestart. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen relatie met (de
monitoring van) het bodemprogramma.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
34
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
4.5 Flora en fauna
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals
opgenomen in Bijlage 2.
Huidige situatie
In het plangebied liggen groenstroken, parken, watergangen en tuinen. Het
bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk
gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige
functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot
kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of
bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Om
de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen is een ecologisch
bureauonderzoek uitgevoerd.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde
status, zoals Natura 2000. De Hollandsche IJssel maakt deel uit van de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS). Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen
ontwikkelingen voorzien die een negatief effect kunnen hebben op de EHS. De
Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het
plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van
beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit
dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen
of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel
is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is consoliderend van
aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Flora- en faunawet staat de
uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.6 Bedrijven en milieuhinder
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid
van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
rekening gehouden wordt met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende
bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige
functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt
van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van
Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en
bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van
Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie
2009). In dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de SvB 'bedrijventerrein' die is
opgenomen in Bijlage 1 van de regels en van de SvB 'functiemenging', Bijlage 2 van de
regels. Een toelichting op beide SvB's is opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting.
35
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
De richtafstanden uit de SvB 'bedrijventerrein' gelden ten opzichte van de gebiedstypen
'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Indien sprake is van overige gebiedstypen kan
beargumenteerd van de richtafstanden worden afgeweken. Milieuzonering is alleen van
toepassing op nieuwe situaties zoals de ontwikkeling van nieuwe milieugevoelige
bestemmingen en de vestiging van nieuwe bedrijven/start van nieuwe bedrijfsactiviteiten. De
richtafstanden zijn niet van toepassing op bestaande situaties, daarvoor geldt dat
afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden in het milieuspoor (milieuvergunning of
milieumelding).
Onderzoek
In het plangebied worden de bestaande bedrijfsbestemmingen gehandhaafd. Nieuwe
bedrijfslocaties worden niet mogelijk gemaakt. Voor de bestaande bedrijventerreinen en
verspreid liggende bedrijfslocaties zijn twee systematieken van milieuzonering toegepast.
Bedrijventerreinen
Voor de bestaande bedrijventerreinen Parellelweg-west (ten noorden en ten zuiden van de
Industrieweg) en IJsseldijk is op basis van de systematiek van inwaartse milieuzonering een
algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten opgesteld. Dit betekent dat de
toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten, uitgedrukt in milieucategorieën, is afgestemd op de
meest nabijgelegen milieugevoelige bestemmingen zoals woningen en bedrijfswoningen.
- Burgerwoningen
De bedrijventerreinen liggen aan de Hollandsche IJssel en de Haven. In de zone langs de
bedrijventerreinen zijn naast de woonfunctie plaatselijk ook andere functies aanwezig zoals
sportvoorzieningen en verspreid liggende bedrijfslocaties. Bovendien zijn de woningen
gelegen langs de wegen Lekdijk/Parallelweg en IJsseldijk die tevens fungeren als
ontsluitingsweg voor de genoemde bedrijventerreinen. De aanwezige woonbebouwing in
deze zone wordt niet getypeerd als 'rustige woonwijk', ter plaatse is reeds sprake van een
verhoogde milieubelasting. De richtafstanden ten opzichte van het gebiedstype 'rustige
woonwijk' worden daarom met één afstandsstap verlaagd. In de omgeving van de woningen
in deze zone zijn bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 toegestaan op een afstand van 30 m,
categorie 3.2 op 50 m en categorie 4.1 op 100 m. Voor overige woongebieden geldt dat het
gebiedstype 'rustige woonwijk' is gehanteerd.
- Bedrijfswoningen
Voor de aanwezige bedrijfswoningen geldt dat er minder hoge eisen worden gesteld aan het
woon- en leefklimaat in relatie tot de nabijgelegen bedrijvigheid. Er is vaak sprake van een
verhoogde milieubelasting als gevolg van de eigen bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van deze
woningen is het daarom onmogelijk dat een leefklimaat kan worden bereikt dat overeenkomt
met een rustige woonwijk. Daarnaast levert het toepassen van standaardrichtafstanden een
te grote en onnodige beperking op voor de aanwezige bedrijven. Ten opzichte van deze
bestaande bedrijfswoningen worden de richtafstanden daarom met twee afstandsstappen
verkleind. Dat betekent dat in de directe omgeving van bedrijfswoningen bedrijfsactiviteiten
uit categorie 3.1 mogelijk zijn en categorie 3.2-bedrijven op 30 m van bedrijfswoningen zijn
toegestaan, tenzij de algemene toelaatbaarheid al wordt beïnvloed door de nabijheid van
burgerwoningen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan omdat deze beperkingen
opleggen aan de algemene toelaatbaarheid en bedrijfsvoering van bedrijven in de directe
omgeving hiervan. Ook zijn nieuwe bedrijfswoningen op grond van het provinciale beleid niet
toegestaan.
36
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Verspreid liggende bedrijfslocaties
In het gehele plangebied komen buiten de bedrijventerrein enkele verspreid liggende
bedrijfslocaties voor. De locaties grenzen direct aan de woongebieden. Voor deze locaties
wordt daarom geen zonering toegepast op basis van richtafstanden. Dit zou een situatie
opleveren waarin er nauwelijks bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn die algemeen kunnen
worden toegelaten. Voor deze locaties wordt daarom gewerkt met een milieuzonering op
basis van de systematiek van functiemenging. Daarbij wordt niet gewerkt met een
categorie-indeling op basis van richtafstanden maar een categorie-indeling op basis van de
toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten direct naast of boven woningen. Deze categorieën
zijn weergegeven in de SvB 'functiemenging' die eveneens is opgenomen in de bijlagen bij
de regels. Alleen bedrijven met een beperkte milieu-invloed, waarbij omliggende woningen
bouwkundig zijn afgescheiden van de bedrijfsactiviteiten, worden algemeen toegelaten
(categorie B2).
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de bovenstaande uitgangspunten is de milieuzonering nader uitgewerkt. Op
het gezoneerde terrein IJsseldijk zijn grotendeels bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 en 3.2
toegestaan. Op een klein deel is de toelaatbaarheid beperkt tot categorie 2. Op het
bedrijventerrein Parallelweg-west zijn grotendeels bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 tot en
met 3.2 toegestaan. Ten zuiden van de Industrieweg is tevens ruimte voor categorie
4.1-bedrijven. Voor de beide bedrijventerreinen geldt dat de toelaatbaarheid bestaat uit de
hoogst mogelijke categorieën op basis van de uitgewerkte milieuzonering. Op enkele locaties
is de toelaatbaarheid ingeperkt vanwege de aanwezigheid van bedrijfswoningen op het
bedrijventerrein.
Inschaling huidige bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de
categorieën van de SvB 'bedrijventerrein' en SvB 'functiemenging'. Enkele bedrijven vallen in
een hogere categorie dan ter plaatse algemeen toelaatbaar wordt geacht of voeren
bedrijfsactiviteiten uit die niet in de Staat zijn opgenomen. Deze bedrijven hebben een
specifieke bedrijfsbestemming (aanduiding sb) gekregen. Daarmee zijn op deze locaties de
aangegeven specifieke bedrijfsactiviteiten toegestaan of activiteiten die vallen onder de
algemeen toelaatbare categorieën. Gelet op het huidige functioneren van deze bedrijven op
het bedrijventerrein acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te
bestemmen/te verplaatsen. Deze bedrijven dienen in hun huidige bedrijfsvoering al rekening
te houden met de omliggende (bedrijfs)woningen. In de huidige situatie is geen sprake van
knelpuntsituaties, er zijn ook geen klachten van omwonenden of anderen bekend. In Bijlage
5 is een overzicht opgenomen van de bedrijfslocaties waarvoor een specifieke
bedrijfsbestemming is opgenomen.
Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen gebruikmaken van een afwijkingsbevoegdheid om ter
plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein' bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste twee
naastgelegen categorieën toe te staan, mits deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de
geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze)
naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten uit de
algemeen toelaatbare milieucategorieën.
Voor de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' geldt dat bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste
één naastgelegen categorie uit de SvB 'functiemenging' en bedrijfsactiviteiten die niet
voorkomen in de SvB 'functiemenging' na afwijking zijn toegestaan mits ook hierbij wordt
aangetoond dat zij geen onaanvaardbare milieuhinder veroorzaken in de omgeving. Ook bij
37
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
deze systematiek worden specifieke bedrijfsbestemmingen toegekend aan bedrijfslocaties
waar de huidige bedrijfsactiviteiten niet binnen de algemene toelaatbaarheid passen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de
bestemmingsregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter
plaatse van de woningen. Tevens is daarmee bereikt dat bestaande en toekomstige bedrijven
niet in hun functioneren worden belemmerd. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de
vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.7 Horeca
Algemeen
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen
een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een
gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van
bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten
(SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van
hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de
verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt
vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. De Staat is
opgenomen in Bijlage 3 van de regels. Voor een toelichting op de regeling van
Horecavoorzieningen met de SvH wordt verwezen naar Bijlage 4 van de toelichting.
Algemene toelaatbaarheid en beoordeling
In de huidige situatie zijn op een drietal locaties horecabedrijven aanwezig waarvoor een
bestemming 'horeca' is opgenomen met een algemene toelaatbaarheid voor
horeca-activiteiten tot en met categorie 2. De bestaande horeca-activiteiten vallen binnen
deze algemene toelaatbaarheid.
Verder biedt het plan de mogelijkheid tot de ontwikkeling van horeca-activiteiten ter plaatse
van de aanduiding horeca (h) binnen de bestemming 'woongebied'. In die gevallen is de
algemene toelaatbaarheid, vanwege de kenmerken van het gebied, beperkt tot maximale
categorie 1b. Dit zijn horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder
veroorzaken voor omwonenden. Voor activiteiten die niet passen binnen de algemene
toelaatbaarheid, maar die wel wenselijk zijn en kunnen worden ingepast in de omgeving, is
een specifieke horecabestemming opgenomen (sh). Ter plaatse zijn alleen activiteiten
toegestaan die zijn omschreven in de specifieke bestemming of activiteiten die passen
binnen de algemeen toegelaten categorieën 1a en 1b. Hiermee wordt het ontstaan van
nieuwe hinder voorkomen. In Bijlage 5 is een lijst met horecalocaties opgenomen waarvoor
een specifieke horecabestemming is opgenomen.
38
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
4.8 Industrielawaai
Beleid en normstelling
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd
die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet
geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In
de regels van het voorliggende bestemmingsplan worden deze inrichtingen aangeduid als
'wgh-inrichtingen'. Tot de geluidszone behoort het gebied tussen de grens van het
industrieterrein en de grens van de zone, zoals in de wet is vastgelegd. Buiten een
geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het de gezamenlijke bedrijfsactiviteiten
op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies
Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke
voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone
liggen, is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op
grond van de Wgh kan het college van burgemeester en wethouders de betreffende hogere
grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan
wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of
financiële aard.
Saneringsprogramma industrielawaai
Voor diverse gezoneerde bedrijventerrein zijn in het verleden saneringsprogramma's voor
industrielawaai uitgevoerd. Dat is ook het geval voor de bedrijventerreinen IJsseldijk en
Stormpolder. Met het saneringsprogramma zijn bij diverse bedrijven maatregelen
doorgevoerd om de geluidsemissie te beperken. Doel van deze sanering was om de
geluidsbelasting ter plaatse van woningen die binnen de geluidszone zijn gelegen, te
beperken. De uitkomsten van de sanering zijn vastgelegd door de vaststelling van Maximaal
Toelaatbare Geluidsniveaus (MTG) ter plaatse van woningen binnen de geluidszone. Deze
MTG-waarden bepalen de feitelijke geluidsruimte binnen de geluidszone. De zonegrens en de
MTG-waarden zijn bepalend voor de toetsing van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.
Zowel voor de bedrijventerreinen binnen de geluidszone Stormpolder als het gezoneerde
terrein IJsseldijk zijn in 1998 en 1997 geluidssaneringsprogramma's vastgesteld.
Onderzoek
Het plangebied is gelegen binnen de industriële geluidszones van een viertal gezoneerde
bedrijventerreinen. Het gaat om de geluidszones Stormpolder, IJsselmonde Noordrand, De
Zaag/De Noord en IJsseldijk.
IJsseldijk
Het gezoneerde bedrijventerrein IJsseldijk is het enige gezoneerde bedrijventerrein dat in
het plangebied is gelegen. In lijn met het vigerende bestemmingsplan zijn alleen
Wgh-inrichtingen toegestaan in het oosten en westen van het gezoneerde terrein. Ter
plaatse van de aanduiding 'sbt-6' is de vestiging van Wgh-inrichtingen niet toegestaan. Ter
plaatse van deze aanduiding zijn in de huidige situatie ook geen Wgh-inrichtingen aanwezig,
op grond van het vigerend bestemmingsplan was de vestiging van Wgh-inrichtingen alleen
toegestaan buiten het aanduidingsvlak.
39
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
De geluidszone reikt tot over een deel van het bestaande woongebied. Met de vaststelling
van de MTG-waarden is het maximale geluidsniveau ter plaatse van woningen binnen de
geluidszone reeds gemaximeerd. De MTG-waarden zijn voor diverse woningen vastgesteld,
onder meer langs de IJsseldijk. De MTG-waarden bedragen 55 dB(A). Binnen de zone worden
geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De uitvoering van het
bestemmingsplan levert daarom geen beperking op voor de bedrijven op het bedrijventerrein
IJsseldijk.
40
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Figuur 4.2 Ligging geluidszone IJsseldijk
41
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Stormpolder
De geluidszone van Stormpolder reikt tot over de westrand van het plangebied. Het gebied
tussen de Lekdijk en Tuinstraat is binnen de geluidszone gelegen. Tussen de woonbebouwing
en het gezoneerde terrein is een strook met lichtere bedrijvigheid gelegen. In het
woongebied dat is gelegen binnen de geluidszone zijn twee MTG-waarden van 55 dB(A)
vastgesteld voor de adressen Lekdijk 43 en 45. Dat betekent dat de gecumuleerde
geluidsbelasting vanwege bedrijfsactiviteiten op het gezoneerde terrein Stormpolder, ook bij
toekomstige ontwikkelingen, ter plaatse van deze beide woningen niet meer dan 55 dB(A)
mag bedragen.
De Zaag/De Noord
Voor de geluidszone De Zaag/De Noord geldt dat de zone enkel reikt tot het bedrijventerrein
Parallelweg/De Krom. Omdat binnen het deel van de geluidszone dat reikt tot het plangebied
geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn gelegen, wordt niet nader op deze geluidszone
ingegaan.
IJsselmonde Noordrand
De geluidszone IJsselmonde Noordrand is gelegen rond enkele gezoneerde terreinen op de
zuidoever van de Maas in de gemeente Ridderkerk. De zonegrens reikt juist tot enkele
woningen in Krimpen aan den IJssel, gelegen aan de Waalsingel ter hoogte van De Waal en
enkele woningen aan de Lekdijk. Voor de bedrijventerreinen binnen de geluidszone
IJsselmonde-Noordrand geldt echter dat de geluidsrelevante bedrijfsactiviteiten sterk zijn
afgenomen door transformatie van delen van het gezoneerde terrein naar woningbouw. Deze
transformatie is tevens aanleiding geweest voor de uitvoering van een saneringsprogramma.
Het resultaat is dat de contouren na sanering, die op termijn worden vastgelegd in
bestemmingsplannen, op veel kortere afstand van het gezoneerde terrein zijn gelegen dan
de huidige geluidszone. De saneringscontouren reiken niet tot in het plangebied zodat de
geluidszone IJsselmonde Noordrand niet relevant is voor het voorliggend bestemmingsplan.
42
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Figuur 4.3 Ligging geluidszone Stormpolder, De Zaag/De Noord en IJsselmonde Noordrand
Conclusie
De industriële geluidszone Stormpolder, die is vastgesteld voor bedrijventerreinen die buiten
het plangebied zijn gelegen, en de industriële geluidszone IJsseldijk voor bedrijventerrein
IJsseldijk, gelegen binnen het plangebied, zijn relevant voor het voorliggende
bestemmingsplan. Voor beide zones geldt dat binnen de geluidszone geluidsgevoelige
bestemmingen zoals woningen aanwezig zijn. Om ontoelaatbare geluidsbelastingen ter
plaatse van deze woningen te voorkomen, is in het verleden reeds een
geluidssaneringsprogramma uitgevoerd en zijn bijbehorende MTG-waarden vastgesteld voor
de Maximaal Toelaatbare Geluidbelasting. Deze MTG-waarden bedragen 55 dB(A). Deze
waarde komt overeen met de uiterste grenswaarde voor industrielawaai. Ter plaatse van het
woongebied binnen de geluidszone is vanuit het oogpunt van industrielawaai sprake van een
aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De wet geluidhinder, onderdeel industrielawaai, staat de
vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Voor overige bedrijventerreinen, die
geen deel uitmaken van een gezoneerd terrein, geldt dat afstemming met de omgeving voor
het onderdeel geluid, heeft plaatsgevonden door het toepassen van milieuzonering (zie 4.6
Bedrijven en milieuhinder).
43
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
4.9 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet
milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide
en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke
ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde)
en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde
stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de
buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide
(NO2) 1)
jaargemiddelde
concentratie
60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde
concentratie
40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde
concentratie
40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde
concentratie
max. 35 keer p.j. meer
dan 50 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren
dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3
overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende
Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer kunnen gemeenten de bevoegdheid tot
het vaststellen van bestemmingsplannen slechts uitoefenen indien is aangetoond dat er als
gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan geen sprake is van een (dreigende)
overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke
plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening
gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een
project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft
te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder
dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, het plan heeft daarom geen effect op de
luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege
blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de
luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de
luchtkwaliteit langs maatgevende wegen. Uit de monitoringstool blijkt dat langs de
maatgevende wegen in en om het plangebied zowel in 2012 als in de prognosejaren 2015 en
2020 ruimschoots wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10. Voor NO2
44
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
geldt dat tot 2015 nog niet wordt voldaan aan de Europese grenswaarde voor de
jaargemiddelde concentratie NO2. De tijdelijk verhoogde grenswaarde die in Nederland op
grond van de Wet milieubeheer is toegestaan (na derogatie van de Europese Commissie)
wordt echter niet overschreden. In 2015 wordt in de directe omgeving van de N210 nabij de
Algerabrug juist voldaan aan de Europese grenswaarde. De jaargemiddelde concentraties
NO2 vormt ter plaatse een aandachtspunt. Op grotere afstand van de N210 wordt voldaan
aan de grenswaarden aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen
naarmate de afstand tot de weg groter wordt. De bijdrage van overige bronnen in de
omgeving, zoals industrie, is overigens in de achtergrondconcentratie verwerkt. Dankzij het
treffen van bronmaatregelen, zoals schonere motoren, zal de achtergrondconcentratie NO2
dalen zodat in 2020 ruimschoots aan de grenswaarde wordt voldaan.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied wordt in 2012 en in de prognosejaren 2015 en 2020 voldaan
aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Voor de N210 nabij de Algerabrug geldt dat de
jaargemiddelde concentratie NO2 tot 2015 in de directe omgeving van de weg een
aandachtspunt vormt dat wordt gemonitord. In 2020 is niet langer sprake van een
(dreigende) overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. Voor de rest van
het plangebied geldt dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor
luchtkwaliteit.
4.10 Externe veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten
te worden gekeken, namelijk:
bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben
voor de externe veiligheid;
vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het
plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een
persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met
gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en
gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt
weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang
overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het
externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de
risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle
inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor
het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een
richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan,
ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
45
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een
verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De
in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als
oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe
veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen
opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor
het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een
streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van
kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties
een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van
de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.
Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire
vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven
te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog
buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit
Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met
deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet
Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze
AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi):
uitgegaan wordt van het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er
binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor
beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een
oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet
worden verantwoord (in bestaande en nieuwe situaties). In een aantal situaties kan worden
volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
1. het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de
aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de
grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
2. het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
3. het GR neemt met minder dan 10% toe en de oriënterende waarde wordt niet
overschreden.
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de
verwachte toekomstige personendichtheid ingeval van concrete ontwikkelingen in het
invloedsgebied;
het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt
kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer
in staat te stellen om een advies uit te brengen.
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Onderzoek
Inrichtingen
In het plangebied is één inrichting gelegen waarvan de externe veiligheidsrisico's relevant
zijn in het ruimtelijk spoor. Dit betreft het lpg-tankstation aan de Nieuwe Tiendweg 21 met
een vergunde doorzet van maximaal 1.000 m³ per jaar. De maatgevende PR 10-6-contour
bedraagt op grond van de huidige Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) 45 m rond
het vulpunt voor lpg. Binnen de PR 10-6-contour zijn geen kwetsbare objecten (ook geen
beperkt kwetsbare objecten) aanwezig zodat aan de grenswaarde voor het PR wordt
voldaan. De PR 10-6-contour is met een veiligheidszone aangegeven op de verbeelding.
Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 150 m rond het vulpunt en de opstelplaats voor de
lpg-tankwagen. Het invloedsgebied reikt tot de omliggende woonbebouwing. Uit informatie
van DCMR Milieudienst Rijnmond blijkt dat het GR, rekening houdend met uitvoering van het
LPG-convenant maatregelen, in de huidige situatie een factor 0,3 maal de oriënterende
waarde bedraagt. Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen sprake
van een toename van het GR. In de verantwoording van het GR wordt ingegaan op het
effectscenario en op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Voor overige risicorelevante bedrijfsactiviteiten geldt dat er generieke veiligheidsafstanden
van toepassing zijn, de veiligheidsrisco's reiken niet tot buiten de inrichting.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over de N210 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om brandbare
vloeistoffen (LF1 en LF2) en brandbare gassen (GF3). Deze weg maakt onderdeel uit van de
gemeentelijk routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit recente tellingen blijkt
dat over deze weg 132 vervoersbewegingen met stofcategorie GF3 (waaronder lpg)
plaatsvindt. Het vervoer van deze stof is maatgevend voor het PR en het GR. Ter hoogte van
het plangebied wordt de C.G. Roosweg getypeerd als een weg binnen de bebouwde kom. Uit
de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) volgt dat voor een weg binnen de bebouwde
kom geen PR 10-6-contour geldt.
Met behulp van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport kan tevens de
indicatieve hoogte van het GR worden bepaald aan de hand van de vervoersaantallen en de
personendichtheid binnen het invloedsgebied. De kortste afstand tot aanwezige bebouwing
bedraagt circa 20 m en de personendichtheid bedraagt circa 100 pers/ha. Uit bijlage 9 bij de
Handleiding blijkt dat de drempel van 10% van de oriënterende waarde bij bovenstaande
kenmerken pas wordt overschreden bij een vervoersaantal van 1930 transporten GF3 per
jaar. Omdat het aantal transporten ruim minder dan 1930 bedraagt, wordt de drempel van
10% van de oriënterende waarde voor het GR naar alle waarschijnlijkheid niet overschreden.
Omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een berekening van het GR niet
noodzakelijk. In de verantwoording GR wordt ingegaan op het effectscenario voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Over de Hollandsche IJssel vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het
Basisnet Water is de Hollandsche IJssel benoemd als groene vaarweg. Dit betekent dat de
frequentie van het vervoer zodanig is dat er geen beperkingen gelden vanwege het PR en het
GR omdat externe veiligheidsrisico's niet reiken tot de oever. Ook geldt er geen
plasbrandaandachtsgebied.
Over de Nieuwe Maas vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De risico's zijn
beperkt. In de verantwoording van het GR wordt ingegaan op maatregelen om effecten
ingeval van een incident met toxische stoffen te beperken.
47
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Transport door buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. De
kenmerken van deze leiding zijn weergegeven in onderstaande tabel, de ligging is
weergegeven in figuur 4.3.
Tabel 4.2 Kenmerken leiding
naam maximale
werkdruk
uitwendige
diameter
PR 10-6
-contour
invloedsgebied
GR
Aardgasleiding Gasunie
(W-513-02-KR)
40 bar 6,63 inch 0 m 70 m
Figuur 4.3 Ligging aardgastransportleiding W-513-02-KR
De leiding vormt een verbinding tussen het hoofdroutenet en het gasdrukregel- en
meetstation aan de Verbindingsweg 15. De PR 10-6-contour is niet buiten de leiding gelegen,
zodat aan de grenswaarde voor het PR wordt voldaan. In verband met de vaststelling van
het bestemmingsplan, is voor de leiding een risicoberekening uitgevoerd met behulp van het
rekenpakket CAROLA. Het rapport is opgenomen in Bijlage 6. Het invloedsgebied voor het GR
is relatief klein omdat het een leiding met een beperkte druk en diameter betreft. Binnen het
invloedsgebied voor het GR is nauwelijks bebouwing aanwezig zodat er sprake is van een
lage personendichtheid. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van het GR. Uit de
risicoberekening blijkt dat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt.
48
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Verantwoording GR
Effectscenario
Het worstcasescenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de C.G. Roosweg en het
lpg-tankstation Shell Langeland aan de Nieuwe Tiendweg 21, bestaat uit een BLEVE met een
tankwagen met brandbaar gas. Het worstcasescenario voor het transport van aardgas door
aardgastransportleiding W-513 bestaat uit een fakkelbrand als gevolg van een breuk in de
leiding. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas wordt rekening
gehouden met het toxisch scenario. De effecten die behoren bij deze effectscenario's zijn
beschreven in het advies van de VRR (zie Bijlage 7).
Maatregelen ter beperking van risico's
Voor de Nieuwe Maas is in het Basisnet Water een vervoersplafond vastgesteld waarmee
ruimte is geboden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Maatregelen aan de bronkant om
risico's te beperken zijn daarom niet aan de orde. De C.G. Roosweg maakt onderdeel uit van
de gemeentelijke/provinciale routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor deze
weg is geen vervoersplafond vastgesteld, het huidige vervoer leidt niet tot knelpunten ten
aanzien van externe veiligheid. Dat geldt tevens voor de hogedruk aardgasleiding. Er is
daarom geen reden voor het treffen van maatregelen in de zin van het beperken van het
vervoer van gevaarlijke stoffen of het streven naar het beperken van de aanwezigheid van
personen. Er worden in het invloedsgebied van de weg geen ontwikkelingen mogelijk
gemaakt zodat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico.
Maatregelen ter beperking van effecten
Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om
de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor de genoemde scenario's geldt dat
effecten kunnen worden beperkt indien aanwezigen tijdig worden gewaarschuwd, gebouwen
tijdig kunnen worden ontruimd en de omgeving op een juiste manier is ingericht waarmee
vluchten van de bron af mogelijk is gemaakt. Er is sprake is van bestaand stedelijk gebied
dat voldoende mogelijkheden biedt voor ontvluchting. Het plan maakt geen ontwikkelingen
mogelijk binnen de 1% letaliteiteffectafstand van de N210 (35 m vanuit de weg) of de
aardgastransportleiding (15 m vanuit het hart van de leiding) of de 1% letaliteiteffectafstand
van de Nieuwe Maas. Op de bouwkundige maatregelen die worden genoemd in het advies
van de brandweer wordt daarom niet nader ingegaan. De uitvoering van bouwkundige
maatregelen (zoals positie nooduitgangen en dergelijke) kan ook niet zeker worden gesteld
in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van een
vergunningaanvraag voor eventuele nieuwe bebouwing.
Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten
Uit het advies van de VRR blijkt dat in het plangebied geen bijzonderheden zijn ten aanzien
van de bereikbaarheid van objecten waar mensen verblijven, behalve voor het woongebied
ten westen van de C.G. Roosweg (Oosterstraat, Blijdendijkstraat en Waalstraat). De
bereikbaarheid voor de brandweer is in de avonduren niet optimaal. De VRR geeft in haar
advies geen reden voor de suboptimale situatie. Met de veiligheidsregio wordt overleg
gevoerd over noodzaak om de bereikbaarheid te verbeteren. De bluswatervoorziening in het
plangebied voldoet aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en
Rampenbestrijding (NVBR).
Beschouwing van zelfredzaamheid
Binnen het invloedsgebied van de beide onderscheiden risicobronnen is geen sprake van de
aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen
49
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
bijzondere maatregelen nodig zijn. Binnen het invloedsgebied van de N210 en de
aardgastransportleiding is geen sprake van de aanwezigheid van hoogbouw. Dat geldt wel
voor het lpg-tankstation aan de Nieuwe Tiendweg. Het betreft bestaande bebouwing waarvan
wordt aangenomen dat het gebouw beschikt over voldoende vluchtwegen. De omgeving is
zodanig ingericht dat ontvluchten mogelijk is.
In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan
worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt,
evenals de rest van Krimpen aan den IJssel, dat er een dekking is van het Waarschuwings-
en alarmeringssysteem (WAS). Verder wordt invulling gegeven aan de risicocommunicatie
door middel van de campagne 'goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.
Na uitvoering van bovenstaande maatregelen is sprake van een restrisico. De mogelijk
optredende incidenten worden door de VRR ingeschaald in maatrampklasse I (fakkelbrand
aardgastransportleiding, toxisch scenario Nieuwe Maas) of maatrampklasse III
(BLEVE-scenario lpg-tankstation en N210). Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid
en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het
aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.11 Kabels en leidingen
Aan de noordoostzijde van het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding
gelegen. Deze verbinding is inclusief belemmerende strook opgenomen in de regels en op de
verbeelding. Ook de aanwezige hogedruk aardgasleiding inclusief belemmerde strook is een
dubbelbestemming opgenomen waarmee ongewenste ontwikkelingen worden uitgesloten en
de ongestoorde ligging van de leiding zeker te stellen. Verder is in het plangebied een
straalpad voor telecomverbindingen aanwezig. Voor dit straalpad is een gebiedsaanduiding
'vrijwaringszone - straalpad' opgenomen waarbinnen een hoogtebeperking geldt voor nieuwe
bebouwing.
In het plangebied en directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante leidingen
zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn ook geen bovengrondse
hoogspanningsverbindingen gelegen in het plangebied. De conclusie is dat het aspect kabels
en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het plan.
50
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag
hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij een globale wijze van bestemmen is
toegepast. De historisch waardevolle situatie en recente ontwikkelingen (vergunde
bouwplannen) zijn daarbij - vergelijkbaar met reeds bestaande situaties - voorzien van een
passende regeling. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke
ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen dienen bestemmingsplannen
op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal
uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op deze nieuwe Wro, Bro en
daarbij behorende ministeriële regelingen. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de
terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden
bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan is echter de nodige flexibiliteit ingebracht
door middel van de opname van algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Deze
opzet biedt flexibiliteit voor perceelsgewijze ontwikkelingen die mogelijk zijn ingevolge het
vigerende bestemmingsplan en biedt tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en
gebruikers van de aangrenzende gebieden. De omvang van de diverse functies is verankerd
in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk
begrensd.
Bepaalde onderdelen van de regels hebben een zekere ruimtelijke hardheid gekregen, zoals
de situering van de toegelaten hoofdgebouwen binnen een aantal bestemmingen. Daarmee
vindt een duidelijke afbakening plaats ten opzichte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen,
waarvoor bijvoorbeeld in het geval van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied'
kwantitatieve normen zijn opgenomen met betrekking tot de oppervlakte van erfbebouwing.
Vanuit de systematiek zijn in het bestemmingsplan allereerst aaneengesloten gebieden met
een bepaalde karakteristiek onderscheiden. Per aaneengesloten gebied met specifieke
kenmerken (bijvoorbeeld gebieden met een grote menging van functies en woongebied voor
planmatig tot stand gekomen woongebieden) zijn bestemmingsregelingen opgenomen
bestaande uit een bestemmingsomschrijving, een aantal bouwregels en eventueel de
bevoegdheden van het bevoegd gezag voor het afwijken van het bestemmingsplan dan wel
het stellen van nadere eisen.
51
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
5.2 Opbouw regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities
van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van
belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun
gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en
slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 De bestemmingen
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf
wordt in alfabetische volgorde kort ingegaan op de inhoud van de verschillende
bestemmingen waarbij, conform de landelijke standaarden, in alfabetische volgorde eerst
alle enkelbestemmingen worden behandeld en vervolgens de dubbelbestemmingen. In het
bestemmingsplan is bewust een onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen 'Wonen' en
'Woongebied'. Hieronder wordt hier nader op ingegaan.
Bedrijventerrein
Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied aanwezige bedrijven. Voor de
bedrijfsbestemming is een passende regeling opgenomen, overeenkomstig de huidige
milieucategorie. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, bedrijfswoningen en
benzinestations niet toegestaan. De bouwhoogte van de gebouwen, alsmede het
bebouwingspercentage binnen de bedrijfsbestemming is aangegeven in de regels en op de
verbeelding.
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, zodat
het bevoegd gezag bedrijven kan toestaan uit twee subcategorieën hoger (bijvoorbeeld van
3.1 naar 4.1) en bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten,
indien het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te
behoren tot de toegelaten categorieën op die gronden. Tevens is het college van
burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de
bouwwerken, mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat
betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.
Centrum
Door het toekennen van de bestemming 'Centrum' kan de ontwikkeling van een centrum,
waarbinnen centrumfuncties mogelijk zijn, worden gestimuleerd. Dit centrum heeft de
potentie om zich te ontwikkelen tot een centrumgebied met een functie die de stadsgrens
overschrijdt. In de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies opgenomen die in
combinatie met elkaar gerealiseerd kunnen worden. Het gaat hierbij om de combinatie van
wonen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen en
cultuur en ontspanning. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming
zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding.
52
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Gemengd
De bestemming 'Gemengd' is opgenomen om ruimte te bieden om op deze locaties
verschillende functies toe te staan die de leefbaarheid in de wijk ten goede komt. Op deze
wijze is het mogelijk om het basisvoorzieningenniveau binnen de delen van het plangebied
op peil te houden. Binnen deze bestemming zijn derhalve meerdere functies mogelijk. In de
bestemmingsomschrijving zijn de diverse functies genoemd. Het gaat hierbij om het wonen
uitsluitend op de verdiepingen, detailhandel, maatschappelijke functies, bedrijven en
dienstverlening zijn enkel toegestaan op de begane grondlaag. De gebruiks- en
bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn vastgelegd in de regels en op de
verbeelding.
Groen
Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen met structurele betekenis,
speelvoorzieningen, wegen en voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen en
waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegestaan.
Maatschappelijk
Aan de voorzieningen in het plangebied, waaronder kerken, scholen en overige
maatschappelijke voorzieningen is de bestemming 'Maatschappelijk' toegekend. De gebruiks-
en bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn vastgelegd in de regels en op de
verbeelding. Binnen deze bestemming zijn meerdere maatschappelijke activiteiten
toegestaan.
Recreatie - Dagrecreatie
De gronden voor extensieve dagrecreatie en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming
'Recreatie - Dagrecreatie'. Binnen deze bestemming is tevens bijbehorende bebouwing
toegestaan. Het maximaal te bebouwen oppervlak is gemaximeerd door middel van een
bebouwingspercentage in de regels.
Verkeer
De in het plangebied aanwezige hoofdverkeerswegen/stroomwegen hebben de bestemming
'Verkeer' toebedeeld gekregen. De overige wegen en erven met een verblijfsfunctie zijn
opgenomen in de omliggende bestemming. Binnen deze bestemmingen is ook ruimte voor
nuts-, speel-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze
bestemmingen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Deze bestemmingen richten zich op een groot deel van het openbaar gebied. De
bestemmingen zijn globaal geformuleerd. De reden daartoe is dat de exacte ligging van de
verschillende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. in dit
kader niet relevant is. Het herinrichten van wegen kan daardoor op een eenvoudige manier
geschieden, zonder dat het bestemmingsplan onwenselijke en ongefundeerde barrières
oproept.
Water - 1
Deze bestemming is toegekend aan verschillende watergangen binnen het plangebied.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de
bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, zijn toegestaan.
Steigers en vlonders zijn wel toegestaan.
53
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Water - 2
De bestemming 'Water - 2' is toegekend aan de Hollandsche IJssel en aan de Sliksloot.
Binnen deze bestemming zijn de watergangen opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor
bruggen, kademuren, duikers, steigers en vlonders zijn toegestaan.
Wonen
Deze bestemming is voornamelijk toegekend aan die woningen die deel uitmaken van het
dijklint. Het zijn doorgaans oudere woningen en boerderijen, nieuwe woningen ter
vervanging van oudere en woningen waarmee de overblijvende 'gaten' in het bebouwingslint
zijn opgevuld. Het gezamenlijk kenmerk is hun grote onderlinge verschil in oorsprong
(voormalige boerderij, winkel, bedrijfspandje of gewoon woning), grootte, bouwvorm,
afmeting en vorm van het perceel. Gezamenlijk bepalen zij in hoge mate het karakter van
het dijklint.
Een dergelijke diverse bebouwing vraagt om een regeling die met name ten aanzien van
situering en hoofdvorm bescherming biedt. Tevens verdient het echter aanbeveling om de
onderlinge samenhang, zoals die in de loop der tijden tot stand is gekomen, veilig te stellen
bij eventuele nieuwbouw of ingrijpende verbouwingen. Dit kan gebeuren door middel van het
toepassen van bouwvlakken waarbinnen het hoofdgebouw gesitueerd dient te worden
waarbij afstemming op de aangrenzende bebouwing kan worden zeker gesteld. Hierbij zijn
regels opgenomen ten aanzien van aan te houden afstanden van hoofdgebouwen tot aan de
perceelsgrenzen, de hoogte en dergelijke. Ook is de ligging en de maatvoering van de
erfbebouwing vastgelegd.
Woongebied
De globale bestemming 'Woongebied' voor de planmatige woongebieden gaat verder dan
alleen een aanwijzing van gronden voor woningen. Tot de bestemming behoren eveneens de
erven en tuinen, de groenvoorzieningen en speelterreinen, alsmede de wegen, paden en
parkeervoorzieningen. De aanwezige hoofdgebouwen worden in de vorm van bouwvlakken
aangegeven. De omvang van erven en tuinen is niet gedetailleerd op de verbeelding
aangegeven.
Bepalend voor de oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen is de omvang van het perceel
(gedeelte dat niet door het hoofdgebouw in beslag is genomen) en een maximumoppervlak
zoals opgenomen in de regels. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de gezamenlijke oppervlakte van
aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot een vastgesteld maximum kan toenemen wanneer er
bijvoorbeeld een uitbreiding van het perceel plaatsvindt. Dit laatste is zeer wel denkbaar
indien bijvoorbeeld de gemeente in het kader van een efficiënt groenbeheer zou overwegen
bepaalde 'groensnippers' zonder structurele betekenis af te stoten en te verkopen aan de
aangrenzende eigenaren. Het maximum van de gezamenlijke toelaatbare erfbebouwing
bedraagt 50 m².
Binnen de bestemming 'Woongebied' mag het aantal woningen niet worden vermeerderd.
Ter voorkoming van misverstanden is de bepaling opgenomen dat uitbreiding van
hoofdgebouwen niet mag leiden tot een vermeerdering van het aantal woningen. Aan de
inrichting van het openbare gebied van wegen, paden, groen-, speel- en
parkeervoorzieningen is geen gedetailleerde invulling gegeven. Gewijzigde herinrichting blijft
op die manier mogelijk.
54
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Bed & breakfast
Binnen de woonbestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' is tevens een
afwijkingsmogelijkheid opgenomen om, onder voorwaarden, een bed & breakfast (b & b)
voorziening toe te staan. Aanvullend aan deze voorwaarden is ook een exploitatievergunning
op grond van de APV nodig en een gebruiksmelding via het omgevingsloket in verband met
brandveiligheid. Voor de voorziening is tevens een melding noodzakelijk in het kader van het
Activiteitenbesluit.
Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Ter bescherming van diverse aardgastransportleidingen in het bestemmingsplangebied is de
dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Bouwen in deze zone is pas toegestaan na
een vergunning van burgemeester en wethouders. Er kan dan een toets plaatsvinden of het
bouwwerk zich verenigt met de belangen van de betreffende leiding. Ook voor het uitvoeren
van werken of werkzaamheden in deze zone is een vergunning van burgemeester en
wethouders noodzakelijk (aanlegvergunning).
Leiding - Riool (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de aanwezige rioolleiding in het bestemmingsplangebied is de
dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Bouwen in deze zone is pas toegestaan na
een vergunning van burgemeester en wethouders. Er kan dan een toets plaatsvinden of het
bouwwerk zich verenigt met de belangen van de betreffende leiding. Ook voor het uitvoeren
van werken of werkzaamheden in deze zone is een vergunning van burgemeester en
wethouders noodzakelijk (aanlegvergunning).
Waarde - Archeologie (dubbelbestemmingen)
De gebieden van de archeologische beleidskaart zijn opgenomen in het bestemmingsplan.
Alle zes typen gebieden komen voor in het plangebied Kortland. Door middel van de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' worden er aanvullende eisen gesteld aan het
uitvoeren van werken en werkzaamheden of het bouwen van bouwwerken die de
archeologische waarden zouden kunnen verstoren. Afhankelijk van het gebied moet voor
werkzaamheden vanaf een bepaalde oppervlakte of bepaalde diepte een archeologisch
rapport worden overlegd.
Waarde - Natuur en landschap (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied op grond van het
beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel. Deze is gericht op het behoud en de ontwikkeling van
de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden en gebruik ten behoeve van de
bescherming van de oevers. Het artikel bevat bouwregels voor van de bouw van damwanden
en vlotten. Op deze gronden mogen overigens ook gewoon andere bouwwerken gebouwd
worden, overeenkomstig de bouwregels van de daar voorkomende bestemmingen.
Waterstaat - Vaarweg (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied. Vanwege de belangen
van de rivier als vaarweg en als waterbergend en -voerend gebied is bouwen hier niet zonder
meer toegestaan. Bovendien worden aan bebouwing landschappelijke eisen gesteld op grond
van het beeldkwaliteitsplan Hollandsche IJssel. Een omgevingsvergunning voor een
bouwwerk kan enkel verleend worden, nadat een toets heeft plaatsgevonden op de gevolgen
voor de scheepvaart, waterhuishouding en landschappelijke beeldkwaliteit.
55
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 054200.165750.01
Rotterdam / Middelburg
Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
Om de waterkering langs de Hollandsche IJssel te beschermen is ter plaatse een
dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd
en mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar
voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits advies wordt ingewonnen bij de
beheerder van de waterkering en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen
van de waterkering. In de bestemming is tevens een vergunningenstelsel opgenomen om de
waterkering te beschermen tegen werkzaamheden als ophogen, egaliseren, ontginnen,
afgraven of verlagen van de bodem.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is van toepassing op het buitendijkse gebied waarop de Waterwet
van toepassing is. Daar waar de waterwet onverkort van toepassing is, wordt ook getoetst
aan de Beleidsregels grote rivieren (Bgr). Op grond van de Bgr is in dit plangebied het
bergend regime van toepassing. Rijkswaterstaat borgt daarmee dat de rivier en het
buitendijkse gebied voldoende waterbergend vermogen heeft en blijft houden. Dit betekent
tevens dat het gebied bij hoog water deels onder water kan lopen. Op grond van de Bgr is
het bebouwen van onbebouwde gronden mogelijk, als het verlies aan bergend vermogen van
de rivier gecompenseerd kan worden.
56
_______________________________________________________________________________________________________________ 054200.165750.01 Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet niet in werken of werkzaamheden. Er is sprake van een
consoliderend plan waarbinnen hooguit door particulier initiatief wijzigingen in de bebouwing
kunnen ontstaan binnen de bestaande juridisch-planologische kaders. Er wordt geen
exploitatieplan (als bedoeld in artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening)
vastgesteld, omdat er geen sprake is van een aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel
6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Inspraak- en vooroverlegprocedure
In het kader van de inspraakprocedure, op grond van de gemeentelijke inspraakverordening,
heeft het voorontwerpbestemmingsplan Kortland met ingang van donderdag 25 oktober
2012 tot en met woensdag 5 december 2012 voor eenieder ter inzage gelegen. Tevens is het
wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd.
Van een aantal instanties is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen. In
Bijlage 8 worden deze reacties weergegeven en waar nodig van een antwoord voorzien.
Zienswijzenprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan Kortland heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op
grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is de Uniforme Openbare
Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen en is
eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van het
ontwerpbestemmingsplan.
Binnen de gestelde termijn zijn 13 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen zijn
samengevat en voorzien van een reactie. Daarbij is tevens aangegeven of de zienswijzen
leiden tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De nota zienswijzen is
opgenomen in Bijlage 9. De aanpassingen naar aanleiding van de procedure zijn verwerkt in
het bestemmingsplan 'Kortland'.