Hoofdstuk 15 Technische Install a Ties ( Algemeen )

4
Hoofdstuk 15. Technische installaties (algemeen) 1. In een brochure van een nieuwbouwwoning is sprake van domotica. Wat houdt dit begrip in? a. De woning is gelegen op een perceel waarover een gedeelte van de grond niet beschikt kan worden, omdat zich hier infrastructuur voor nutsvoorzieningen bevindt. b. De woning heeft een integraal regel - en informatiesysteem welke onder andere een optimale en energiezuinige verlichting, verwarming en ventilatie waarborgt. c. De woning heeft een gecertificeerde beveiligingsinstallatie welke onder andere bestaat uit een gesloten videocircuit en een direct naar een beveiligingsdienst doorgemelde alarminstallatie. 2. Hoeveel dient de diameter van de standleiding van de riolering in een woning ten minste te bedragen? a. 70 mmo b. 110 mmo c. 125 mmo 3. Van welke installatie (voor een woning) is het onderstaande schema? a. Een gasinstallatie. b. Een centrale verwarmingsinstallatie (warm water). c. Een drinkwaterinstallatie. 4. Wat wordt bedoeld met zink no. 14? a. Zink met een zekere dikte. b. Zink met een zekere lengte. c. Zink met een gewicht van 14 kg per m 2 Bouwkunde Werkboek 2006 7 1

Transcript of Hoofdstuk 15 Technische Install a Ties ( Algemeen )

Page 1: Hoofdstuk 15 Technische Install a Ties ( Algemeen )

Hoofdstuk 15. Technische installaties (algemeen)

1. In een brochure van een nieuwbouwwoning is sprake van domotica. Wat houdt dit begrip in? a. De woning is gelegen op een perceel waarover een gedeelte van de grond niet

beschikt kan worden, omdat zich hier infrastructuur voor nutsvoorzieningen bevindt.

b. De woning heeft een integraal regel - en informatiesysteem welke onder andere een optimale en energiezuinige verlichting, verwarming en ventilatie waarborgt.

c. De woning heeft een gecertificeerde beveiligingsinstallatie welke onder andere bestaat uit een gesloten videocircuit en een direct naar een beveiligingsdienst doorgemelde alarminstallatie.

2. Hoeveel dient de diameter van de standleiding van de riolering in een woning ten minste te bedragen? a. 70 mmo b. 110 mmo c. 125 mmo

3. Van welke installatie (voor een woning) is het onderstaande schema? a. Een gasinstallatie. b. Een centrale verwarmingsinstallatie (warm water). c. Een drinkwaterinstallatie.

4. Wat wordt bedoeld met zink no. 14? a. Zink met een zekere dikte. b. Zink met een zekere lengte. c. Zink met een gewicht van 14 kg per m2•

Bouwkunde Werkboek 2006 71

Page 2: Hoofdstuk 15 Technische Install a Ties ( Algemeen )

Hoofdstuk 15. Technische installaties (algemeen)

5. Is er verschil tussen een APP- en een SBS - dakbedekking? Zo ja, welk verschil? a. Ja, een APP -dakbedekking is stugger, maar heeft geen UV -beschermlaag (leis

lag bijvoorbeeld) nodig, SBS wel. b. Ja, een SBS -dakbedekking is stugger, maar heeft geen UV- beschermlaag

( (leislag bijvoorbeeld) nodig, APP wel. c. Neen, er is geen verschil.

6. De architect stelt de aannemer voor het loodwerk te lassen in plaats van te solderen. Welke van de onderstaande beweringen is juist?

a. Een gelaste naad is sterker. b. Bij lassen zijn gladde stuiknaden mogelijk. c. Lood kan alleen gesoldeerd worden.

7. Bij welke installatie worden strangen toegepast? a. De rioleringsinstallatie. b. De waterleidingsinstallatie. c. De centrale verwarmingsinstallatie.

8. Bij platte daken met een groot oppervlak bestaat het gevaar van instorting indien bij zware of langdurige regenval het water niet tijdig wordt afgevoerd. Op welke wijze moet volgens de voorschriften bij dergelijke daken het gevaar van instorting worden voorkomen? a. Door het aanbrengen van overloopmogelijkheden volgens opgave constructeur. b. Door vergroting van de diameter van h.w.a.'s met een bepaalde

veiligheidscoëfficiënt. c. Door vergroting van het minimaal benodigde afschot, zodat het water sneller

wordt afgevoerd.

9. Vanwege de bezwaren die aan het gebruik van lood kleven, is er, bijvoorbeeld bij het toepassen van lood als waterkerende slabben in opgaand metselwerk boven platdakconstructies, een aantal alternatieven. Welk van de onderstaande materialen is een alternatief? a. Zink. b. EPDM. c. Glasvezelfolie.

10. Op welke plaats bevindt zich in het algemeen de droge brandblusleiding? a. In de liftschacht. b. In de kruipruimte. c. In het trappenhuis.

11. Waarom dienen bij een binnenriolering expansiestukken te worden toegepast? a. Om zettingen van een gebouw te kunnen opvangen. b. Om uitzetting van de leidingen te kunnen opvangen. c. Om verzakking in het buitenterrein te kunnen opvangen.

12. In een plattegrond van een woongebouw is een hydrofoorruimte aangegeven. Wat bevindt zich in het algemeen in deze ruimte? a. De besturing van de hydraulische lift. b. De afsluiters van de sprinklerinstallatie. c. De drukverhoginginstallatie van de waterleiding.

72 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 3: Hoofdstuk 15 Technische Install a Ties ( Algemeen )

Hoofdstuk 15. Technische installaties ( alg ) BESTEK EN TEKENING Deze vragen hebben betrekking op bijgeleverd bestek en tekeningen

1. Wie draagt zorg voor de werktekeningen en de goedkeuringsaanvrage van de waterleidingsinstallatie? a. De architect. b. De aannemer. c. De installateur.

2. Hoeveel bedraagt het resterende vermogen van groep 1 bij de elektrische installatie? (Uitgaande van 220 V, zie tekening 8, tegenwoordig 230 V) a. 1250 VA. b. 1680 VA. c. 1820 VA.

3. Het elektrische kooktoestel wordt op tweemaal 220 V aangesloten. Wat is hiervan de reden? a. Een elektrisch kooktoestel behoeft een 380 V driefasen aansluiting. Door

een fasedraad extra toe te voegen, wordt er een driefasen aansluiting gecreëerd.

b. Een elektrisch kooktoestel is in de regel gecombineerd met een elektrische oven, waarbij beide onderdelen een gescheiden eenfase aansluiting behoeven.

c. Een elektrisch kooktoestel heeft te veel vermogen voor een enkele eenfase eindgroep. Door op twee groepen aan te sluiten, kan er over twee keer het vermogen worden beschikt.

4. Welk lichtpunt wordt c.q. welke lichtpunten worden geschakeld met de serieschakelaar gesitueerd in de hal? a. Het lichtpunt in de hal en het buitenlicht. b. De lichtpunten in de hal. c. De lichtpunten in de hal en op de overloop.

5. Welke type schakelaar wordt in slaapkamer 3 geplaatst? a. Een enkelpolige schakelaar. b. Een serieschakelaar. c. Een wisselschakelaar.

6. Door wie dient volgens het bestek de dienstleiding van het waterleidingbedrijf ten behoeve van de aansluiting op het binnenleidingnet te worden aangelegd? a. Derden. b. De aannemer. c. Het waterleverend bedrijf.

7. Waar bevindt zich de WTW - installatie? a. In de bergruimte begane grond.

b. In de berging eerste verdieping. G. Op de zolder.

8. Waar bevindt zich de stijgleiding voor het koud water van de beganegrond naar de 1 e verdieping? a. In de meterkast. b. In de binnenmuur van de keuken. G. In de geventileerde leidingkoker tussen W.G. en trap.

Bouwkunde Werkboek 2006 73