Hoe is de rijkdom van de Belgen samengesteld en verdeeld? · 3 De Household Finance and Consumption...
Transcript of Hoe is de rijkdom van de Belgen samengesteld en verdeeld? · 3 De Household Finance and Consumption...
INTERN
Hoe is de rijkdom van de Belgen samengesteld en verdeeld?Resultaten van een enquête van de Nationale Bank
Seminarie voor leerkrachten 2017
Philip Du CajuDepartement Studiën
2
Overzicht
De Household Finance and Consumption Survey (HFCS)● Organisatie en relevantie● Vermogensbalans van de huishoudens
Vermogensbestanddelen: participatie en waarde in 2010 en 2014● Reële activa● Financiële activa● Schulden
Verdeling van het inkomen en het nettovermogen van de huishoudens● Verdeling van inkomen en vermogen● Samenstelling en gezamenlijke verdeling van inkomen en vermogen
Actuele relevantie voor centrale banken● Verdelingsaspecten van het monetair beleid● Risico’s voor het macroprudentieel beleid
Besluit
3
De Household Finance and Consumption Survey (HFCS)
De sector van de huishoudens is heterogeen: HFCS vult macro data aan met gedetailleerde informatie op gezinsniveau over (de verdeling van) het vermogen
De HFCS ondersteunt de beleidsanalyse van de Bank inzake:● monetair beleid (impact van rentewijzigingen op verschillende huishoudens)● macroprudentieel beleid (analyse van risico’s op de kredietmarkten)
De enquête is representatief op nationaal niveau, en wordt op een geharmoniseerde wijze georganiseerd in de landen van het eurogebied● Eerste golf: referentiejaar 2010, publicatie 2013● Tweede golf: referentiejaar 2014, publicatie 2016● Derde golf: referentiejaar 2017, publicatie voorzien in 2019
Deze presentatie: grote lijnen op basis van de eerste en de tweede golf
4
Vermogensbestanddelen in de HFCS(balans van de huishoudens)
Reële activa● eigen woonst en ander vastgoed● voertuigen: auto's, boten, vliegtuigen, motorfietsen, ... ● waardevolle voorwerpen: juwelen, kunst, antiek, ... ● Eigen bedrijven, zelfstandige zaken
Financiële activa● deposito's: zicht- en spaarrekeningen, termijndeposito's● beleggingen in gemeenschappelijke beleggingsfondsen● obligaties en kasbons● aandelen in (niet-) beursgenoteerde ondernemingen ● waarde van individuele aanvullende pensioenplannen en levensverzekeringen
(waarde van publieke en bedrijfs- of sectorpensioenplannen niet meegerekend)● andere financiële activa: door derden beheerde beleggingsrekeningen, opties, futures,
indexcertificaten, edelmetalen, ... en tegoeden bij derden (bijv. leningen aan familie of vrienden)
Schulden● hypothecaire schuld● niet-hypothecaire schuld kredietlijnen en tekorten op rekeningen uitstaande kredietkaartschuld andere leningen (autoleningen, consumentenkrediet, ...)
5
Reële activa(participatie en doorsnee waarde)
Reële activa
Eigen woonst
Ander vastgoed Voertuigen Waardevolle
voorwerpenZelfstandige
zaak
HFCS I (2010)
89,8 % 69,6 % 16,4 % 77,2 % 15,4 % 6,6 %
219,8 248,3 173,3 6,2 5,0 49,3
(14,1) (9,5) (29,4) (1,2) (2,7) (30,1)
HFCS II (2014)
88,5 % 70,3 % 18,5 % 76,2 % 12,6 % 8,5 %
250,7 249,7 176,8 6,9 5,9 55,5
(11,6) (1,4) (29,1) (1,0) (2,1) (48,2)
Participatiegraad in reële activa in procent van de huishoudens;conditionele mediaanwaarde in duizenden euro;foutenmarge (tweemaal de standaardfout) in duizenden euro tussen haakjes
Bron: NBB (HFCS).
Bezit van reële activa in het algemeen vrij stabiel tussen de twee golven
Toename van de belegging in ander vastgoed, bovenop de eigen woonst
6
Samenstelling van de reële activa van de huishoudens(procentueel aandeel in de totale waarde van de reële activa)
72,7
67,0
16,8
19,3
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
HFCS I (2010)
HFCS II (2014)
Waarde van de eigen woonst Waarde van ander vastgoed Waarde van de voertuigen
Waarde van de zelfstandige zaak Waarde van de overige reële activa
Bron: NBB (HFCS).
Ander vastgoed, bovenop de eigen woonst, wordt belangrijker in de portfolio van huishoudens
7
Financiële activa(participatie en doorsnee waarde)
Financiële activa
Zicht-rekeningen
Spaar-rekeningen
Beleggings-fondsen
Obligaties en
kasbonsAandelen
Aanvullende pensioenen en
levens-verzekeringen
HFCS I (2010)
98,0 % 97,3 % 76,5 % 17,6 % 7,5 % 14,7 % 43,3 %
26,5 1,3 11,8 20,3 30,4 5,0 19,8
(3,2) (0,2) (2,6) (5,6) (18,7) (3,7) (3,0)
HFCS II (2014)
97,9 % 97,1 % 76,6 % 21,0 % 7,8 % 11,0 % 44,4 %
28,5 1,8 16,0 28,2 12,1 9,5 16,7
(3,4) (0,3) (2,9) (9,2) (4,5) (4,6) (1,9)
Bron: NBB (HFCS).
Bezit van financiële activa in het algemeen vrij stabiel tussen de twee golven
Minder directe participatie op de beurs Meer deelname in gemeenschappelijke beleggingsfondsen
Participatiegraad in reële activa in procent van de gezinnen;conditionele mediaanwaarde in duizenden euro;foutenmarge (tweemaal de standaardfout) in duizenden euro tussen haakjes
8
Samenstelling van de financiële activa van de huishoudens(procentueel aandeel in de totale waarde van de financiële activa)
13,0
25,0
14,8
3,7
10,4
7,1
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
HFCS I (2010)
HFCS II (2014)
Deposito's Beleggingsfondsen
Obligaties en kasbonnen Aandelen
Aanvullende pensioenen en levensverzekeringen Overige financiële activa
Bron: NBB (HFCS).
Via gemeenschappelijke beleggingsfondsen aangehouden aandelen en obligaties zijn belangrijker geworden dan rechtstreeks aangehouden activa
9
Schulden(participatie en doorsnee waarde)
KredietenHypothecair krediet Niet-hypothecair
kredietEigen woonst Ander vastgoed
HFCS I (2010)
44,8 % 28,5 % 3,2 % 24,2 %
39,0 66,7 56,9 5,2
(8,3) (10,3) (24,6) (1,3)
HFCS II (2014)
48,4 % 31,9 % 4,7 % 25,2 %
49,8 79,1 59,2 6,7
(9,0) (11,2) (12,7) (1,6)
Bron: NBB (HFCS).
Toename van de participatie en de uitstaande bedragen voor alle types van kredieten
Participatiegraad in reële activa in procent van de gezinnen;conditionele mediaanwaarde in duizenden euro;foutenmarge (tweemaal de standaardfout) in duizenden euro tussen haakjes
10
Samenstelling van de schulden van de huishoudens(procentueel aandeel in de totale waarde van de schulden)
80,0
76,7
9,5
14,3
10,4
8,9
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
HFCS I (2010)
HFCS II (2014)
Hypothecair krediet voor de eigen woonst Hypothecair krediet voor ander vastgoed
Niet-hypothecair krediet
Bron: NBB (HFCS).
Hypothecair krediet voor ander vastgoed, bovenop de eigen woonst, vertegenwoordigt een groter aandeel in de schuld van de huishoudens
11
Het inkomen is niet gelijk verdeeld onder de huishoudens(Verdeling van het bruto gezinsinkomen van de huishoudens)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
I II III IV V
HFCS I (2010) HFCS II (2014)
p90/p50=2.6
p90/p50=2.4
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
p10 p20 p30 p40 p50 p60 p70 p80 p90
Aandeel van de kwintielen in het totaal (%) Percentiel in verhouding tot de mediaan
Bron: NBB (HFCS).
Inkomensverdeling al bij al vrij stabiel in België;met mogelijks een licht daling aan de top.
12
Het vermogen is ongelijker verdeeld dan het inkomen(Verdeling van het nettovermogen van de huishoudens)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
I II III IV V
HFCS I (2010) HFCS II (2014)
p90/p50=3.4
p90/p50=3.2
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
p10 p20 p30 p40 p50 p60 p70 p80 p90
Aandeel van de kwintielen in het totaal (%) Percentiel in verhouding tot de mediaan
Bron: NBB (HFCS).1 Wanneer wordt ingezoomd op kleinere groepen van de bevolking, blijkt dat het aandeel van de 10 % rijkste huishoudens stabiel bleef op 43 à 44 %, dat van de 5 % meest vermogende op 30 à 31 %, en dat van de 1 % rijkste huishoudens op 12 % van het totale nettovermogen van de Belgische huishoudens.
Vermogensverdeling al bij al vrij stabiel in België. De top 20% rijkste huishoudens bezit 59 à 61% van het totale vermogen1
13
Gedetailleerde verdeling van het nettovermogen in België(percentielwaarden, inflatiecorrectie en foutenmarges in duizenden euro)
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
p5 p10 p15 p20 p25 p30 p35 p40 p45 p50 p55 p60 p65 p70 p75 p80 p85 p90 p95 p99
2010 2014c 2014 2010- 2010+ 2014- 2014+
Bron: NBB (HFCS).1 Het nettovermogen in 2014, gecorrigeerd voor de inflatie (HICP) tussen 2010 en 2014.
Grote foutenmarges voor extreme waarden in de gegevens (en de afwezigheid van de allerrijksten in het staal) nopen tot voorzichtigheid bij de analyses van kleine groepen, zoals het aandeel van de 1 % rijkste huishoudens in het globale vermogen
14
Samenstelling en verdeling van het nettovermogen(gemiddelde waarde van activa en passiva in duizenden euro, naar nettovermogenskwintiel)
Bron: NBB (HFCS).
-200
0
200
400
600
800
1000
1200
I II III IV V I II III IV V
HFCS I (2010) HFCS II (2014)
Andere financiële activa
Aanvullende pensioenen enlevensverzekeringenBeursgenoteerde aandelen
Obligaties en kasbons
Beleggingsfondsen
Deposito's
Andere reële activa
Zelfstandige zaak
Ander vastgoed
Eigen woonst
Niet-hypothecair krediet
Hypothecair krediet voor ander vastgoed
Hypothecair krediet voor eigen woonst
Vermogen van de middenklasse bestaat vooral uit de eigen woonst, bij de meer vermogenden ook uit ander vastgoed
Financiële activa, andere dan deposito’s, en eigen bedrijven (zelfstandige zaken) bijna uitsluitend in het hoogste vermogenskwintiel
Schulden
Financiële activa
Reële activa
15
Gezamenlijke verdeling van inkomen en vermogen(in procent van het totale aantal huishoudens in een inkomenskwintiel in 2014)
Bron: NBB (HFCS).
Inkomens- en vermogensverdeling zijn vrij gelijklopend: huishoudens met een hoog inkomen hebben doorgaans een groot vermogen, en omgekeerd
Toch zijn er ook huishoudens met een laag inkomen maar een groot vermogen (bijv. gepensioneerden) en huishoudens met een hoog inkomen maar een klein vermogen (bijv. jonge hoog opgeleide tweeverdieners)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
I II III IV V
V
IV
III
II
I
Ver
mog
ensk
win
tiel
Inkomenskwintiel
16
Huishoudtypes in vermogens- en inkomenskwintielen(huishoudtypes in procent totaal aantal huishoudens in het kwintiel, in 2014)
Bron: NBB (HFCS).
Weinig ouderen met een hoog inkomen, maar meer met een groot vermogen
Alleenstaanden, met en zonder kinderen, vooral bij de lage inkomens-en vermogensgroepen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
I II III IV V I II III IV V
Vermogenskwintiel Inkomenskwintiel
alleenstaande oudere
ouder koppel
alleenstaande volwassene zonder kinderen
alleenstaande volwassene met kind(eren)
volwassen koppel zonder kinderen
volwassen koppel met kind(eren)
17
Verdelingsaspecten van monetair beleid zijn complex:geen duidelijke breuklijn tussen “winnaars” en “verliezers” van de lage rente
Bron: NBB (HFCS).
Typologie van de Belgische huishoudens(in % van het totale aantal huishoudens in 2014)
‐10.000
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
2010 2014 2010 2014 2010 2014 2010 2014 2010 2014
I II III IV V
Nettovermogenskwintiel
SchuldaflossingenArbeidsinkomenKapitaalinkomenTransferinkomen
Gemiddeld inkomen naar nettovermogenskwintiel in België (euro)
Lagerentebeleid ondersteunt de groei, de werkgelegenheid (en dus het arbeidsinkomen) en vergemakkelijkt schuldaflossing
18
Macroprudentiële risico’s: verdeling van de hypothecaire schuld,naar debt-service-to-income1 en liquid-assets-to-debt-service2 ratio(in procent van de totale uitstaande hypothecaire schuld van de huishoudens in 2010 en 2014)
3,0
4,3
5,2
8,4
2,5
2,5
2,5
3,0
5,0
4,6
6,8
2,2
17,5
16,5
8,7
7,5
38,4
41,3
10,4
9,6
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
HFCS II(2014)
HFCS I(2010)
Debt-service-to-income ratio (DSTI)
Liquid-assets-to-debt-service ratio (LATDS)
6 maanden of meer Minder dan 6 maanden
Meer dan 50 %Tussen 40 en 50 %Tussen 30 en 40 %Tussen 20 en 30 %20 % of minder
Bron: NBB (HFCS).1 De stroom van maandelijkse afbetalingen voor de hypotheeklening gedeeld door de maandelijkse bruto inkomensstroom van het huishouden.2 De waarde van een huishoudens liquide financiële activa (deposito’s, obligaties en kasbonnen, genoteerde aandelen en fondsen) gedeeld door de
stroom van maandelijkse afbetalingen voor de hypotheeklening.
19
Werklozen1 ondervinden meer problemen om hun schuld af te lossen, maar sommige werkenden lopen ook risico
21%
46%
04%01%
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
Werkend Werkloos Inactief
Eigenaar met hypotheek met DStI>30% en LtV>80%
Eigenaar met hypotheek met DStI>30% en LtV<80%
Eigenaar met hypotheek met DStI<30%
Eigenaar zonder hypotheek
Huiseigenaarschap en DStl2Naar arbeidsmarktstatus
Bron: HFCS.1 Huishoudens worden onderverdeeld, volgens de arbeidsmarktstatus van de referentiepersoon, in werkend (loontrekkend of zelfstandig), werkloos en inactief (met pensioen of andere inactiviteit).2 De stroom van maandelijkse afbetalingen voor de hypotheeklening gedeeld door de maandelijkse bruto inkomensstroom van het huishouden.3 De waarde van een huishoudens liquide financiële activa (deposito’s, obligaties en kasbons, beursgenoteerde aandelen en fondsen) gedeeld door de uitstaande hypothecaire schuld.
20,8%
33,2%
14,4%
2,9%
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
Werkend Werkloos Inactief
Eigenaar met hypotheek met LAtD<10% en LtV>80%
Eigenaar met hypotheek met LAtD<10% en LtV<80%
Eigenaar met hypotheek met LAtD>10%
Eigenaar zonder hypotheek
Huiseigenaarschap en LAtD3
Naar arbeidsmarktstatus
20
Risicovolle hypotheekschuld is relatief geconcentreerdbij jonge huishoudens met een laag inkomen
Uitstaande hypothecaire schuld
-34 35-44 45-54 55-64 65+
I 1.7% 1.1% 0.9% 0.6% 0.3% 4.6%
II 1.3% 0.9% 1.5% 1.0% 0.5% 5.2%
III 6.6% 4.5% 3.7% 1.4% 0.3% 16.5%
IV 8.0% 10.8% 6.5% 1.4% 0.4% 27.1%
V 6.9% 22.8% 13.3% 3.7% 0.0% 46.7%
24.4% 40.0% 25.9% 8.1% 1.6% 100.0%
Uitstaande hypothecaire schuld met MDStI2 > 30% Uitstaande hypothecaire schuld met LAMtD3 < 10%-34 35-44 45-54 55-64 65+ -34 35-44 45-54 55-64 65+
I 6.8% 4.0% 3.5% 2.3% 0.6% 17.2% I 4.2% 1.5% 2.0% 1.8% 0.9% 10.4%
II 3.4% 2.9% 4.3% 2.9% 1.1% 14.6% II 2.8% 2.6% 3.8% 1.9% 0.3% 11.4%
III 13.1% 2.8% 5.2% 0.2% 0.1% 21.4% III 6.4% 6.1% 4.9% 2.1% 0.4% 19.8%
IV 7.0% 6.6% 7.1% 0.2% 0.1% 20.9% IV 6.4% 13.5% 9.0% 1.4% 0.0% 30.3%
V 0.0% 21.1% 4.7% 0.0% 0.0% 25.8% V 6.0% 15.3% 5.4% 1.3% 0.0% 28.1%
30.3% 37.4% 24.8% 5.5% 2.0% 100.0% 25.8% 39.0% 25.1% 8.5% 1.7% 100.0%
Concentratie (%) van hypotheekschuld naar inkomenskwintiel en leeftijdsgroep van huishoudens in België
Bron: HFCS.1 Huishoudens worden onderverdeeld volgens de leeftijd van de referentiepersoon).2 De stroom van maandelijkse afbetalingen voor de hypotheeklening gedeeld door de maandelijkse bruto inkomensstroom van het huishouden.3 De waarde van een huishoudens liquide financiële activa (deposito’s, obligaties en kasbons, beursgenoteerde aandelen en fondsen) gedeeld door de uitstaande hypothecaire schuld.
21
Vooral alleenstaande ouders zijn kwetsbaar(Hypotheeklast (DStI1) voor verschillende types van huishoudens, in procent van alle huishoudens per type)
5,6
0,9
10,0
4,2
0,9
0,7
63,1
40,4
30,6
19,6
3,6
0,9
31,2
58,7
59,4
76,2
95,5
98,5
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
koppel met kind(eren)
koppel zonder kinderen
alleenstaande met kind(eren)
alleenstaande zonder kinderen
ouder koppel 2
alleenstaande oudere 2
Hypotheek met DStI>0.3 Hypotheek met DStI<0.3 Geen hypotheek
21
Bron: NBB (HFCS).1 De stroom van maandelijkse afbetalingen voor de hypotheeklening gedeeld door de maandelijkse bruto inkomensstroom van het huishouden.2 Ten minste één persoon in het gezin is 65 jaar of ouder.
22
Besluit
Vermogensenquêtes, zoals die van de Nationale Bank (HFCS), vullen de globale statistieken aan met sociaaleconomisch waardevolle verdelingsinformatie, die relevant is voor het monetair en macroprudentieel beleid
De enquêtegegevens zijn representatief op nationaal niveau, maar zijn steeds omgeven door foutenmarges, zeker rond extreme waarden voor kleine bevolkingsgroepen
Het vermogen is ongelijker verdeeld dan het inkomen; de ongelijkheid is in het recente verleden in België vrij stabiel gebleven
De resultaten tonen een toename van de beleggingen in (en kredieten voor) ander vastgoed, bovenop de eigen woonst; minder directe participatie op de beurs en meer deelname in gemeenschappelijke beleggingsfondsen
De enquête illustreert dat de verdelingsaspecten van het monetaire beleid zeer complex zijn, en dat er geen duidelijke breuklijn is tussen “winnaars” en “verliezers” van de lage rente
De survey registreert een toename van de participatie en de uitstaande bedragen voor alle types van kredieten, en legt potentiële risicohaarden op de hypotheekmarkt bloot, vooral bij éénoudergezinnen en in mindere mate bij koppels met kinderen en alleenstaanden
INTERN
Bedankt!