Hoe bijzonder was katholieke missie?

1
Antilliaans Dagblad Donderdag 4 september 2014 15 Achtergrond Antilliaans Dagblad Donderdag 4 september 2014 14 Achtergrond D it zijn belangrijke vragen die naar vo- ren zijn gekomen tijdens de lezing van Margo Groe- newoud op de University of Cu- raçao (UoC) vorige week. Zij is historicus en doet momenteel promotieonderzoek bij Gert Oostindie van de Universiteit Leiden, op de invloed en rol van de katholieke kerk tussen 1915 en 1973, een periode die met be- trekking tot de missie nog niet veelvuldig beschreven is. Oost- indie is sinds 2000 directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkun- de (KITLV-KNAW). Bij de bege- leiding van het onderzoek is ook Rose Mary Allen, die zelf pro- moveerde op een studie over de periode 1863-1917, nauw be- trokken. De lezing is in samenwer- king met de Algemene Faculteit van de UoC en de Vrienden van het Nationaal Archief mogelijk gemaakt. Groenewoud zelf is de manager van de ‘Library and Research Services’ (bibliotheek) van de UoC. In haar presentatie gaat Groe- newoud niet zozeer in op de re- sultaten van haar onderzoek, maar meer op het voortraject dat ze heeft doorlopen, de infor- matie die haar zoektocht in on- der andere het archief heeft op- geleverd en de vragen die hier- uit voortgekomen zijn, zoals aan het begin van dit artikel ge- steld. Groenewoud begint haar le- zing met een vergelijking te ma- ken tussen verschillende landen en het percentage van de inwo- ners dat zich katholiek noemt in het jaar 1930, op het hoogte- punt van de internationale mis- siebeweging. In Nederland is dat 36,4 procent, in het voorma- lige Nederlands-Indië 0,5 pro- cent, in Suriname bij benade- ring 12 procent en op Curaçao 93 procent. Voordat ingegaan wordt op de periode na 1915 wordt eerst iets verder terug in de geschie- denis geblikt. De regulering van de missie op Curaçao begint met Monseigneur Niewindt. Voor die tijd kende het eiland al- leen visiterende priesters en was er weerstand tegen de mis- sionering. Met de komst van Niewindt in 1824 wordt de mis- sie gereguleerd, het krijgt een vast karakter en er komt een infrastructuur voor de uitbrei- ding van de activiteiten. Als eer- ste werd met de Zusters van Roosendaal in 1842 een contract getekend voor het ge- ven van onderwijs, later volgden veel andere congregaties. Medio 19e eeuw zijn er geen ‘heide- nen’ meer op het eiland. Al- thans, zo wordt het opgetekend. Heidens was eigenlijk niet-pro- testants, of -joods of -rooms-ka- tholiek. ,,Meer kleuren en sma- ken waren er niet en niets-zijn bestond niet”, aldus Groene- woud. ,,Dat is een bijzonder ge- geven, omdat vanuit Rome het bekeren van mensen zonder geloof als een belangrijke bestaansgrond voor de missie werd gezien.” Na de afschaffing van de sla- vernij in 1863, krijgen de Paters Dominicanen uit Nijmegen de opdracht vanuit Rome om de missie op Curaçao uit te voeren. In deze periode vormt zich een nieuwe structuur in de samen- leving, ook op staatkundig ni- veau met de invoering van de nieuwe staatsregeling. Curaçao blijft voorlopig nog een in Den Haag bestuurde kolonie, er is geen kiesrecht en de bestuurs- invloed is zeer beperkt. Het ei- land kan getypeerd worden als een pre-industriële samenle- ving met sterke sociale stratifi- catie die gebaseerd is op religie en kleur. Buiten de stad is spra- ke van een gemeenschap met feodale kenmerken en relatief veel armoede. In de stad is er een joodse gemeenschap, veelal actief in de handel, en een klei- ne protestantse bestuurlijke eli- te. Een lichtgekleurde, veelal ka- tholieke middenklasse ontwik- kelt zich in de loop van de negentiende eeuw. Het eiland blijft echter zeer kleinschalig. Na deze introductie benoemt Groenewoud voor de periode van haar onderzoek enkele data die gezien kunnen worden als scharnierpunten in de ontwik- keling van de samenleving. Zij vraagt zich af wat er dan tegelij- kertijd verandert aan de rol van de kerk in de samenleving. In 1915 wordt gestart met de bouw van de olieraffinaderij die operationeel wordt in 1918. Het luidt een periode in van sterke modernisering van de samenle- ving. In 1936 verandert het poli- tieke systeem en komt er een parlement in de plaats van de Koloniale Raad, de ‘Koloniale Staten’ genaamd. Er is echter nog een zeer beperkt kiesrecht, ongeveer 6 procent van de be- volking mag stemmen. In 1942, na de Tweede Wereldoorlog, komt het zelfbeschikkingsrecht op de agenda. Dit is na de be- roemde radioboodschap van ko- ningin Wilhelmina. Dit leidt mede tot de oprichting van poli- tieke partijen, zoals de Demo- cratische Partij (DP) in 1944 en ook Doktòr Moises Frumencio da Costa Gomez, die later de Nationale Volkspartij (NVP, daarna PNP) opricht, is dan al actief. In 1948 wordt dan uitein- delijk het algemeen kiesrecht ingevoerd voor mannen en vrouwen in de leeftijd van 23 jaar en ouder. Dit alles is in de aanloop naar de Ronde Tafel Conferentie van 1954, waarin de Nederlandse Antillen een auto- nome status krijgen binnen het Koninkrijk en het Statuut ondertekend wordt. In 1969 komt er vervolgens een einde aan de formele missieopdracht vanuit Rome aan de Orde der Dominicanen, die dan precies 100 jaar actief zijn geweest. En- kele lokale paters blijven op Cu- raçao. Dit jaar is ook bekend om de nog immer herdachte revolte van 30 mei die ook een politieke verandering inluidde. In 1973 komt er een nieuwe bisschop die een werving start van priesters in de regio. Er komt in de periode rond en na de komst van de raffina- derij (1915) meer steun voor het bijzonder onderwijs, meer spe- cifiek katholiek onderwijs. Bij- zonder onderwijs wil zeggen onderwijs gerelateerd aan een geloof. Dit stuit op veel weer- stand in de veelal protestantse Koloniale Raad. De Koloniale Raad had het niet zo op met de macht van de priesters. De Ko- loniale Raad was zogenoemd ‘antiklerikaal’ en gaf vaak blijk van een gering geloof in de ont- wikkeling van het volk. Van be- lang lijkt het feit te zijn dat er vanaf 1890 steeds een katholie- ke gouverneur is geweest. Deze zette bijvoorbeeld het vetorecht in 1913 in, waarna het voorstel voor een aanzienlijke verhoging van het onderwijsbudget aan Den Haag wordt voorgelegd, die daarmee akkoord gaat. De vraag is: Hoe achteloos was het beleid van Nederland in deze? Vond Nederland het wel gemakkelijk om de ontwikkeling van het onderwijs te delegeren aan de missie of zat er toch meer beleid achter? Er was immers een ka- tholieke gouverneur op Curaçao geplaatst en er werd meer geld voor onderwijs beschikbaar ge- steld. ,,Is dit dan achteloos be- leid? Kreeg de kerk gewoon veel ruimte of was het onderdeel van een bewust koloniaal beleid, of in elk geval een bewuste keuze vanuit Den Haag?”, zo vraagt Groenewoud zich in de aanloop van haar proefschrift af. De periode van industrialisa- tie en modernisering (1915- 1948) wordt gekenmerkt door hechtere relaties tussen de mis- sie, bedrijven en het gouverne- ment. Er is een aanhoudende groei van katholieke voorzienin- gen, zo komen er meer scholen en parochies. De Shell draagt een steentje bij door van de samenleving en dus ook de scholen te verwachten om de nadruk te leggen op de Neder- landse taal en cultuur. Ook komt er een verbod op onder andere Tambú vanaf 1934. Maar niet alles wordt kritiekloos ontvangen. In de jaren dertig komt de eerste kritiek tegen de kerk van voornamelijk Willem Kroon en De Marchena, die zij uiten in de krant. Groenewoud: ,,Mijn vraag is nu: Als de kerk nou zo belangrijk was in deze periode, hoe werd er dan met de kerk omgegaan tijdens de ster- ke en snelle veranderingen op het eiland kort na de Tweede Wereldoorlog, in de aanloop van de vorming van de Neder- landse Antillen?” Vanaf eind jaren 50 is er een omslag in bestuur en worden er wettelijke kaders opgesteld voor onderwijs, zorg en welzijn. Er komt een verzakelijking in de relaties, er worden stichtingen opgericht, er zijn minder reli- gieuzen in besturen, er komt aanwas van lokale professionals (de eerste bursalen en lokaal op- geleide verpleegkundigen en onderwijzers), er is daardoor een snelle verandering op werk- vloer. Zo is bijvoorbeeld in het onderwijs in 1953, 32 procent van de onderwijsgevenden reli- gieus en in 1962 nog maar 16 procent. ,,Mijn vraag: Hoe ging dit samen? Er komen professio- nals die arbeidsvoorwaarden hebben en daarnaast heb je het liefdewerk en de roeping van de religieuzen?”, aldus de prom- ovenda. Zij vervolgt: ,,Samenvattend zijn er dus nog veel onbeant- woorde vragen die ik in mijn proefschrift wil beantwoorden. Zoals de vraag of de missie een bewuste keuze is geweest van de Nederlandse regering, wat de impact is geweest van het hië- rarchisch karakter van de katho- lieke kerk en hoe het element van beheersing van een bevol- kingsgroep is ervaren. Er wordt bijvoorbeeld vaak liefdevol ge- schreven en gesproken over de religieuzen in de gezondheids- zorg en het onderwijs. Er is veel waardering voor hun werk. Maar aan de andere kant hoor je ook de frustratie, het verdriet en de boosheid voor de onderdruk- king en de ongelijke behande- ling. Zo was er een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid voor een groot deel van de be- volking, die geen toegang had tot meer en kwalitatief beter onderwijs, mede op basis van, zo lijkt het, iemands achter- grond.” Na deze samenvatting gaat Groenewoud nog in op de rol en de verwachting van Rome ten aanzien van de missie op Cura- çao. Opvallend daarbij is dat vanuit Rome vanaf 1919 een scheiding tussen koloniaal ge- zag en de missie werd nage- streefd. Groenewoud ziet een heel bedrijfsmatige aanpak en houdt zich ook bezig met hoe- veel geld er omgaat in de missie en waar dat vandaan komt. Het lijkt erop dat het niet alleen uit goede giften in de kerk afkom- stig is, maar dat er ook andere inkomstenbronnen zijn. De le- zing eindigt met een toelichting van Groenewoud op haar onderzoeksvraag, en van hoe haar aanpak past in en gebruik maakt van moderne literatuur en inzichten in de relatie tussen koloniaal gezag en kerkelijk ge- zag. De lezing is na te luisteren op de livestream-opname via de website van de UoC. Hoe bijzonder is het dat Curaçao voornamelijk rooms- katholiek is als je bedenkt dat de koloniserende macht (Nederland) voornamelijk protestants was? Hoe is er omgegaan met het katholicisme in tijden van verandering, zoals na de Tweede Wereldoorlog? Was het veel overlaten aan de katholieke missie, zoals de zorg en het onderwijs, een bewuste keuze van de Nederlandse regering? Hoe is de missie op Curaçao ervaren en waarom is gekozen voor de Orde der Dominicanen en niet bijvoorbeeld de Franciscanen? Van een onzer verslaggevers Hoe bijzonder was katholieke missie? Respondenten gevraagd Voor haar onderzoek zou Margo Groenewoud graag in contact komen met mensen die uit eigen ervaring mee kunnen spreken over het onderwerp. In de eerste plaats zoekt zij mensen die relatief vroeg (circa 1950- 1965) als gediplomeerde vakkrachten of als hulpkracht in het onderwijs en de zorg samenwerkten met de religieuzen. Daar- naast zoekt zij mensen die relatief vroeg (vóór 1970) zijn overgestapt van de ka- tholieke kerk naar elders en/of die zich bewust heb- ben uitgeschreven uit de kerk. Margo Groenewoud FOTO JEU OLIMPIO Het bezoek van de paus aan Curaçao. Op de achtergrond het torentje van het Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos). Groenewoud: ,,Opvallend is dat er voornamelijk Neder- landse vlaggetjes wapperen.” FOTO BISDOM WILLEMSTAD Het pensionaat Welgelegen van de Zusters Franciscanessen van Roosendaal, in de periode 1881-1889. FOTO ROBERT SOUBLETTE/TOPENMUSEUM In 1987 kwam een einde aan 132 jaren van zorg door de zusters van Breda, en keer- den ook de laatste zusters terug naar Nederland. Gedurende die 132 jaar heeft de con- gregatie van Breda 242 religieuzen naar Curaçao gezonden. Het Sint Elisabeth Hospi- taal (Sehos) is een creatie van deze religieuze grondlegsters. FOTO WEBSITE SEHOS De zaal waar Groenewoud haar promotievoortgang presenteerde was goed gevuld. FOTO JEU OLIMPIO

description

Artikel van een redacteur van het Antilliaans Dagblad naar aanleiding van mijn lezing aan de UoC op woensdag 27 augustus 2014.

Transcript of Hoe bijzonder was katholieke missie?

Page 1: Hoe bijzonder was katholieke missie?

Antilliaans Dagblad Donderdag 4 september 2014 15

AchtergrondAntilliaans Dagblad Donderdag 4 september 201414

Achtergrond

Dit zijn belangrijkevragen die naar vo-ren zijn gekomentijdens de lezingvan Margo Groe-

newoud op de University of Cu-raçao (UoC) vorige week. Zij ishistoricus en doet momenteelpromotieonderzoek bij GertOostindie van de UniversiteitLeiden, op de invloed en rol vande katholieke kerk tussen 1915en 1973, een periode die met be-trekking tot de missie nog nietveelvuldig beschreven is. Oost-indie is sinds 2000 directeur

van het Koninklijk Instituutvoor Taal-, Land- en Volkenkun-de (KITLV-KNAW). Bij de bege-leiding van het onderzoek is ookRose Mary Allen, die zelf pro-moveerde op een studie over deperiode 1863-1917, nauw be-trokken.

De lezing is in samenwer-king met de Algemene Faculteitvan de UoC en de Vrienden vanhet Nationaal Archief mogelijkgemaakt. Groenewoud zelf is demanager van de ‘Library andResearch Services’ (bibliotheek)van de UoC.

In haar presentatie gaat Groe-newoud niet zozeer in op de re-sultaten van haar onderzoek,maar meer op het voortrajectdat ze heeft doorlopen, de infor-matie die haar zoektocht in on-der andere het archief heeft op-geleverd en de vragen die hier-uit voortgekomen zijn, zoalsaan het begin van dit artikel ge-steld.

Groenewoud begint haar le-zing met een vergelijking te ma-ken tussen verschillende landenen het percentage van de inwo-ners dat zich katholiek noemt inhet jaar 1930, op het hoogte-punt van de internationale mis-siebeweging. In Nederland isdat 36,4 procent, in het voorma-lige Nederlands-Indië 0,5 pro-cent, in Suriname bij benade-ring 12 procent en op Curaçao93 procent.

Voordat ingegaan wordt opde periode na 1915 wordt eerstiets verder terug in de geschie-denis geblikt. De regulering vande missie op Curaçao begintmet Monseigneur Niewindt.Voor die tijd kende het eiland al-leen visiterende priesters enwas er weerstand tegen de mis-sionering. Met de komst vanNiewindt in 1824 wordt de mis-sie gereguleerd, het krijgt eenvast karakter en er komt eeninfrastructuur voor de uitbrei-ding van de activiteiten. Als eer-ste werd met de Zusters vanRoosendaal in 1842 eencontract getekend voor het ge-ven van onderwijs, later volgdenveel andere congregaties. Medio19e eeuw zijn er geen ‘heide-nen’ meer op het eiland. Al-thans, zo wordt het opgetekend.Heidens was eigenlijk niet-pro-testants, of -joods of -rooms-ka-tholiek. ,,Meer kleuren en sma-

ken waren er niet en niets-zijnbestond niet”, aldus Groene-woud. ,,Dat is een bijzonder ge-geven, omdat vanuit Rome het bekeren van mensen zondergeloof als een belangrijke bestaansgrond voor de missiewerd gezien.”

Na de afschaffing van de sla-vernij in 1863, krijgen de PatersDominicanen uit Nijmegen deopdracht vanuit Rome om demissie op Curaçao uit te voeren.In deze periode vormt zich eennieuwe structuur in de samen-leving, ook op staatkundig ni-veau met de invoering van denieuwe staatsregeling. Curaçaoblijft voorlopig nog een in DenHaag bestuurde kolonie, er isgeen kiesrecht en de bestuurs-invloed is zeer beperkt. Het ei-land kan getypeerd worden alseen pre-industriële samenle-ving met sterke sociale stratifi-catie die gebaseerd is op religieen kleur. Buiten de stad is spra-ke van een gemeenschap metfeodale kenmerken en relatiefveel armoede. In de stad is ereen joodse gemeenschap, veelalactief in de handel, en een klei-ne protestantse bestuurlijke eli-te. Een lichtgekleurde, veelal ka-tholieke middenklasse ontwik-kelt zich in de loop van denegentiende eeuw. Het eilandblijft echter zeer kleinschalig.

Na deze introductie benoemtGroenewoud voor de periodevan haar onderzoek enkele datadie gezien kunnen worden alsscharnierpunten in de ontwik-keling van de samenleving. Zijvraagt zich af wat er dan tegelij-kertijd verandert aan de rol vande kerk in de samenleving.

In 1915 wordt gestart met debouw van de olieraffinaderij dieoperationeel wordt in 1918. Het

luidt een periode in van sterkemodernisering van de samenle-ving. In 1936 verandert het poli-tieke systeem en komt er eenparlement in de plaats van deKoloniale Raad, de ‘KolonialeStaten’ genaamd. Er is echternog een zeer beperkt kiesrecht,ongeveer 6 procent van de be-volking mag stemmen. In 1942,na de Tweede Wereldoorlog,komt het zelfbeschikkingsrechtop de agenda. Dit is na de be-roemde radioboodschap van ko-ningin Wilhelmina. Dit leidtmede tot de oprichting van poli-tieke partijen, zoals de Demo-cratische Partij (DP) in 1944 enook Doktòr Moises Frumencioda Costa Gomez, die later deNationale Volkspartij (NVP,daarna PNP) opricht, is dan alactief. In 1948 wordt dan uitein-delijk het algemeen kiesrechtingevoerd voor mannen envrouwen in de leeftijd van 23jaar en ouder. Dit alles is in deaanloop naar de Ronde TafelConferentie van 1954, waarin deNederlandse Antillen een auto-nome status krijgen binnen hetKoninkrijk en het Statuutondertekend wordt. In 1969komt er vervolgens een eindeaan de formele missieopdrachtvanuit Rome aan de Orde derDominicanen, die dan precies100 jaar actief zijn geweest. En-kele lokale paters blijven op Cu-raçao. Dit jaar is ook bekend omde nog immer herdachte revoltevan 30 mei die ook een politiekeverandering inluidde. In 1973komt er een nieuwe bisschopdie een werving start vanpriesters in de regio.

Er komt in de periode ronden na de komst van de raffina-derij (1915) meer steun voor hetbijzonder onderwijs, meer spe-

cifiek katholiek onderwijs. Bij-zonder onderwijs wil zeggenonderwijs gerelateerd aan eengeloof. Dit stuit op veel weer-stand in de veelal protestantseKoloniale Raad. De KolonialeRaad had het niet zo op met demacht van de priesters. De Ko-loniale Raad was zogenoemd‘antiklerikaal’ en gaf vaak blijkvan een gering geloof in de ont-wikkeling van het volk. Van be-lang lijkt het feit te zijn dat ervanaf 1890 steeds een katholie-ke gouverneur is geweest. Dezezette bijvoorbeeld het vetorechtin 1913 in, waarna het voorstelvoor een aanzienlijke verhogingvan het onderwijsbudget aanDen Haag wordt voorgelegd, diedaarmee akkoord gaat. De vraagis: Hoe achteloos was het beleidvan Nederland in deze? VondNederland het wel gemakkelijkom de ontwikkeling van hetonderwijs te delegeren aan demissie of zat er toch meer beleidachter? Er was immers een ka-tholieke gouverneur op Curaçaogeplaatst en er werd meer geldvoor onderwijs beschikbaar ge-steld. ,,Is dit dan achteloos be-leid? Kreeg de kerk gewoon veelruimte of was het onderdeel vaneen bewust koloniaal beleid, ofin elk geval een bewuste keuzevanuit Den Haag?”, zo vraagtGroenewoud zich in de aanloopvan haar proefschrift af.

De periode van industrialisa-tie en modernisering (1915-1948) wordt gekenmerkt doorhechtere relaties tussen de mis-sie, bedrijven en het gouverne-ment. Er is een aanhoudendegroei van katholieke voorzienin-gen, zo komen er meer scholenen parochies. De Shell draagteen steentje bij door van desamenleving en dus ook de

scholen te verwachten om denadruk te leggen op de Neder-landse taal en cultuur. Ookkomt er een verbod op onderandere Tambú vanaf 1934.Maar niet alles wordt kritiekloosontvangen. In de jaren dertigkomt de eerste kritiek tegen dekerk van voornamelijk WillemKroon en De Marchena, die zijuiten in de krant. Groenewoud:,,Mijn vraag is nu: Als de kerknou zo belangrijk was in dezeperiode, hoe werd er dan met dekerk omgegaan tijdens de ster-ke en snelle veranderingen ophet eiland kort na de TweedeWereldoorlog, in de aanloopvan de vorming van de Neder-landse Antillen?”

Vanaf eind jaren 50 is er eenomslag in bestuur en worden erwettelijke kaders opgesteld vooronderwijs, zorg en welzijn. Erkomt een verzakelijking in derelaties, er worden stichtingenopgericht, er zijn minder reli-gieuzen in besturen, er komtaanwas van lokale professionals(de eerste bursalen en lokaal op-geleide verpleegkundigen enonderwijzers), er is daardooreen snelle verandering op werk-vloer. Zo is bijvoorbeeld in hetonderwijs in 1953, 32 procentvan de onderwijsgevenden reli-gieus en in 1962 nog maar 16procent. ,,Mijn vraag: Hoe gingdit samen? Er komen professio-nals die arbeidsvoorwaardenhebben en daarnaast heb je hetliefdewerk en de roeping van dereligieuzen?”, aldus de prom-ovenda.

Zij vervolgt: ,,Samenvattendzijn er dus nog veel onbeant-woorde vragen die ik in mijnproefschrift wil beantwoorden.Zoals de vraag of de missie eenbewuste keuze is geweest van

de Nederlandse regering, wat deimpact is geweest van het hië-rarchisch karakter van de katho-lieke kerk en hoe het elementvan beheersing van een bevol-kingsgroep is ervaren. Er wordtbijvoorbeeld vaak liefdevol ge-schreven en gesproken over dereligieuzen in de gezondheids-zorg en het onderwijs. Er is veelwaardering voor hun werk.Maar aan de andere kant hoor jeook de frustratie, het verdriet ende boosheid voor de onderdruk-king en de ongelijke behande-ling. Zo was er een beperkteontwikkelingsmogelijkheid

voor een groot deel van de be-volking, die geen toegang hadtot meer en kwalitatief beteronderwijs, mede op basis van,zo lijkt het, iemands achter-grond.”

Na deze samenvatting gaatGroenewoud nog in op de rol ende verwachting van Rome tenaanzien van de missie op Cura-çao. Opvallend daarbij is datvanuit Rome vanaf 1919 eenscheiding tussen koloniaal ge-zag en de missie werd nage-streefd. Groenewoud ziet eenheel bedrijfsmatige aanpak enhoudt zich ook bezig met hoe-

veel geld er omgaat in de missieen waar dat vandaan komt. Hetlijkt erop dat het niet alleen uitgoede giften in de kerk afkom-stig is, maar dat er ook andereinkomstenbronnen zijn. De le-zing eindigt met een toelichtingvan Groenewoud op haaronderzoeksvraag, en van hoehaar aanpak past in en gebruikmaakt van moderne literatuuren inzichten in de relatie tussenkoloniaal gezag en kerkelijk ge-zag.

De lezing is na te luisteren op delivestream-opname via de websitevan de UoC.

Hoe bijzonder is het dat Curaçao voornamelijk rooms-katholiek is als je bedenkt dat de koloniserende macht(Nederland) voornamelijk protestants was? Hoe is eromgegaan met het katholicisme in tijden van verandering,zoals na de Tweede Wereldoorlog? Was het veel overlatenaan de katholieke missie, zoals de zorg en het onderwijs,een bewuste keuze van de Nederlandse regering? Hoe isde missie op Curaçao ervaren en waarom is gekozen voorde Orde der Dominicanen en niet bijvoorbeeld deFranciscanen?

Van een onzer verslaggevers

Hoe bijzonder was katholieke missie?

Respondenten gevraagdVoor haar onderzoek zouMargo Groenewoud graag incontact komen met mensendie uit eigen ervaring meekunnen spreken over hetonderwerp. In de eersteplaats zoekt zij mensen dierelatief vroeg (circa 1950-1965) als gediplomeerdevakkrachten of als

hulpkracht in het onderwijsen de zorg samenwerktenmet de religieuzen. Daar-naast zoekt zij mensen dierelatief vroeg (vóór 1970)zijn overgestapt van de ka-tholieke kerk naar eldersen/of die zich bewust heb-ben uitgeschreven uit dekerk.

Margo Groenewoud FOTO JEU OLIMPIO

Het bezoek van de paus aan Curaçao. Op de achtergrond het torentje van het SintElisabeth Hospitaal (Sehos). Groenewoud: ,,Opvallend is dat er voornamelijk Neder-landse vlaggetjes wapperen.” FOTO BISDOM WILLEMSTAD

Het pensionaat Welgelegen van de Zusters Franciscanessen van Roosendaal, in de periode 1881-1889. FOTO ROBERT SOUBLETTE/TOPENMUSEUM

In 1987 kwam een einde aan 132 jaren van zorg door de zusters van Breda, en keer-den ook de laatste zusters terug naar Nederland. Gedurende die 132 jaar heeft de con-gregatie van Breda 242 religieuzen naar Curaçao gezonden. Het Sint Elisabeth Hospi-taal (Sehos) is een creatie van deze religieuze grondlegsters. FOTO WEBSITE SEHOS

De zaal waar Groenewoud haar promotievoortgang presenteerde was goed gevuld. FOTO JEU OLIMPIO