Het zenuwstelsel
-
Upload
thomas-soetewey -
Category
Education
-
view
350 -
download
3
description
Transcript of Het zenuwstelsel
Prikkelbaarheid
Informatieoverdracht
1
1. Zintuiglijke waarneming
• Opdracht:
Noteer telkens de reactie + prikkel
1) Klap in handen vlak voor ogen van buur.
2) Laat buur mond spoelen met heel zoute oplossing.
3) Laat buur ruiken aan parfum.
2
Reacties :
1) Buur knippert met ogen
Prikkel = beweging + geluid
2) Buur maakt grimas
Prikkel = smaak
3) Buur maakt grimasPrikkel = geur
3
1.1. Prikkels
• Wat zijn prikkels?
Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een reactie kan leiden
Prikkelbaarheid = vermogen van organisme om prikkels waar te nemen en er bewust of onbewust op te reageren
4
• Verschillende soorten prikkels:
verandering in: - licht
- geluid
- temperatuur
- aanraking
- geur
- smaak
- pijn
• Hoe vangen we deze prikkels op?
zintuigen!
5
• Zintuigen = organen gespecialiseerd om prikkels op te vangen
• Elk zintuig gespecialiseerde cellen om bepaalde prikkels op te vangen = zintuigcellen of receptorcellen
Opdracht
• Maak de juiste combinatie van prikkel en zintuig
Zintuig: A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong
E. Huid
Prikkel: 1. Licht 2. Geluid 3. Temperatuur 4. Aanraking
5. Geur 6. Smaak 7. Pijn
6
• Oplossing
• In dierenrijk zintuigen die veel gevoeliger zijn dan de onze
• Voorbeelden:
- Woestijnvos hoort tot 1,5 km afstand beweging
- Nachtvlinders ruiken ♀ vanop 5 km
7
Zintuig A. Oren B. Ogen C. Neus D. Tong E. Huid
Prikkel 2. Geluid 1. Licht 5. Geur 6. Smaak 3. Temperatuur4. Aanraking7. Pijn
• Info opgevangen door zintuigcellen doorgegeven aan
bv. hersenen
waarneming signaal in zintuigcel zenuwcel
kettingreactie zodat lichaam reageert
• MAAR prikkel moet hevig genoeg zijn
= moet drempelwaarde overstijgen
te stille geluiden, te zwakke geuren, … = niet waarnemen
= ontsnappen aan detectievermogen
8
1.2. Bouw van neuronen
• Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen
sturen informatie door
• Mens: ± 100 miljard zenuwcellen!
bv. 2,5 cm² hand = 9000 zenuwen
(> capaciteit Lotto Arena)
9http://plazilla.com/page/4295097902/50-opvallende-en-vreemde-weetjes-over-het-menselijk-lichaam
• Zenuwcellen sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
10
• Zenuwcellen sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
11
• Zenuwcellen sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
- axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron,
spier of klier
12
• Zenuwcellen sterk verschil in uitzicht
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- cellichaam = bevat celkern en cytoplasma
- dendrieten = vertakte uitlopers, vangen signalen op
- axon = lange uitloper, voert info weg naar ander neuron,
spier of klier
- eindknopjes = aan vertakt uiteinde van axon, bevat blaasjes13
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon
bescherming
opgebouwd uit cellen van Schwann
14
• Toch gemeenschappelijk bouwplan:
- myelineschede = witte, vetachtige omhulling van axon
bescherming
opgebouwd uit cellen van Schwann
- knoop van Ranvier = plaats tussen 2 cellen van Schwann
zonder myelineschede
15
• Zenuwcel = meest gespecialiseerde dierlijke cel
• Langste cel:
- Blauwe vinvis: neuron = 10 à 30 m
- Giraf: axon = 5 m
- Mens: neuron = 1à 2 m
16
1.3. Types neuronen
• Afhankelijk van functie
onderscheid in 3 types neuronen:
- sensorische of gevoelsneuronen
= info van zintuigen centraal zenuwstelsel (CZS)
- schakelneuronen
= verbinding tussen sensorische en motorische neuronen
= geleiden info binnenin CZS
- motorische of bewegingsneuronen
= geleiden info vanuit CZS naar spieren + klieren
17
• Zintuigcellen = receptoren vangen prikkels op
• Spieren en klieren = effectoren zorgen voor respons
18
Opdracht
Benoem de aangeduide delen.
Kies uit: cellichaam, celkern, celmembraan, dendriet en axon.
19
20
Oplossing:
1.4. Geleiding van de impuls in de zenuwcel
• Zintuigcel gestimuleerd door prikkel
eigenschappen membraan cel veranderen
Als prikkel sterk genoeg is (boven drempelwaarde)
omgezet in bepaald signaal = impuls
• Impuls altijd: dendriet cellichaam axon
• Impuls zwakke elektrische stroom = actiepotentiaal
• Actiepotentiaal plant zich voort over celmembraan
21
• Alle levende cellen
verschil in lading binnenkant vs. buitenkant celmembraan
• Elektrische spanning tussen binnen- en buitenkant
= rustpotentiaal
Lading bij rust: - binnenkant = negatief (teveel neg. ionen)
- buitenkant = positief (teveel pos. ionen)
22
• Prikkel eigenschappen membraan veranderen
Gevolg: 1) pos. ionen stromen cel binnen
2) verschil in lading binnen- vs buitenkant verandert = depolarisatie
3) Prikkel sterk genoeg actiepotentiaal4) Membraan herstelt: terug rustpotentiaal
= herstelfase
Heel plaatselijk
en tijdelijk verschijnsel
23
• Verschuivingen ionen over membraan
actiepotentiaal verplaatst over neuron
• Elk punt membraan:
Depolaristatie + herstel
= impulsgeleiding
24
• Cellen omgeven door myelineschede = geïsoleerd
behalve insnoering van Ranvier
• Gevolg: ionen van insnoering naar insnoering = sprongsgewijs
• DUS: actiepotentiaal ‘springt’ over membraan
impulsgeleiding veel sneller
25
• Myelineschede
heel belangrijk
• Vb: Multiple Sclerose (MS)
= afbraak myeline
Impulsen trager doorgegeven
Uiteindelijk niet meer
doorgegeven = verlamming
26
1.5. Impulsoverdracht
• Informatieoverdracht tussen neuronen
= eindknopjes neuron 1 dendrieten neuron 2
= Synaps
• Tussen beide neuronen
smalle ruimte
= synaptische spleet
27
• Eindknopjes bevatten blaasjes met neurotransmitters
= overbrengers boodschap
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
28
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
29
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend neuron = chemisch signaal
30
• Impulsoverdracht verloopt in stappen:
1) Langs axon loopt impuls naar eindknopje
2) Blaasjes migreren naar membraan, versmelten ermee
+ neurotransmitters komen vrij
3) Neurotransmitters binden receptoren dendriet volgend neuron = chemisch signaal
4) Nieuwe impuls ontstaat in dendriet neuron 2
31
• Samengevat:
• Nadien komen neurotransmitters los
afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1
• Voorraad neurotransmitters op
vermoeidheid
prikkeloverdracht trager
aandacht verzwakt + denken moeilijker
= Dit proces kost veel energie!
32
• Nadien komen neurotransmitters los
afgebroken of opnieuw opgenomen door axon 1
• Voorbeelden neurotransmitters:
- dopamine
- noradrenaline
- acetylcholine
• 1 neuron ontvangt prikkels
van verschillende neuronen
soms tot 10 000!
33
1.6. Zenuwen
• Zenuwen = soort kabels opgebouwd uit axonen
• Axonen omgeven door isolatielaagje = myelineschede
• Axonen + myelineschede = zenuwvezel
• Meerdere parallelle zenuwvezels = zenuwbundel
omgeven door bindweefselschede = extra bescherming
34
1.6. Zenuwen
• Meerdere zenuwbundels = zenuw
ook omgeven door bindweefselschede
• Voorziening van O2 en nutriënten
bloedvaten tussen zenuwbundels
35
1.7. Samenvatting
• Prikkel = verandering rond of in organisme die tot een reactie kan leiden
• Zintuigen = organen gespecialiseerd om bepaalde prikkels op te vangen
• Prikkels opgevangen door zintuigen
via zenuwen naar hersenen naar effectoren
(= spieren en klieren)
• Prikkel moet sterk genoeg zijn = boven drempelwaarde
36
• Zenuwstelsel = opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen
• Algemeen bouwplan:
37
http://www.youtube.com/watch?v=6PgPiitwB08
• Drie types neuronen:
- gevoelsneuronen
= zintuigen CZS
- schakelneuronen
= binnenin CZS
- bewegingsneuronen
= CZS effectoren
• Prikkel sterk genoeg impuls
= altijd: dendriet cellichaam axon
• Impulsgeleiding: impuls actiepotentiaal
38
• Impulsgeleiding: impuls actiepotentiaal
• Verschuiving ladingen over membraan
actiepotentiaal over neuron
• Door myelineschede sprongsgewijze impulsgeleiding
= veel sneller
39
• Schade aan myelineschede Multiple Sclerose (MS)
• Impulsoverdracht:
40
• Opbouw zenuwen:
41