het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele...

46
- het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten op of in verband met het terrein van VWS, ten einde wetstechnische gebreken te herstellen en andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen (Reparatiewet VWS 2008) (31405). Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. Aan de orde is het beleidsdebat ’’Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking’’ in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2008 (31200-V). De voorzitter: Ik heet minister Verhagen en minister Koenders van harte welkom in dit huis. Ik maak de leden erop attent dat de minister van Buitenlandse Zaken, als hij een klein wandelingetje maakt, dat met mijn toestemming doet omdat hij vergaat van de rugpijn, om het zo maar te zeggen. © De heer De Graaf (VVD): Mevrouw de voorzitter. Ik wens de minister van Buitenlandse Zaken sterkte tijdens dit debat. Hij kwam net strompelend binnen en dat zijn wij niet van hem gewend. Ook hij lijdt kennelijk af en toe aan fysieke problemen. Vandaag voeren wij het derde debat in een samenhan- gende reeks over de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking zijn de thema’s die in dit debat aan de orde komen. Spreken over mensenrechten blijkt spreken over dilemma’s. Waar de mensenrechten het fundament vormen van de internationale rechtsorde – wij spreken niet voor niets van grondrechten en fundamentele vrijheden – lijkt het wereldwijd implementeren en respecteren ervan een onhaalbaar streven. In het recente verleden is gebleken dat de internatio- nale gemeenschap zeer wisselend reageert op grootscha- lige schendingen van mensenrechten. De politieke wil om op te treden is, ook in het Westen, vaak direct afhankelijk van de vraag of er eigen vitale belangen op het spel staan. Hoe verklaren wij anders dat wij de genocide in Rwanda hebben laten gebeuren, maar wel met 65000 man zwaar bewapende NAVO-troepen hebben ingegrepen in Kosovo, dat ongeveer zo groot is als Drenthe? Waarom wel ingegrepen in Oost-Timor en niet in Somalië? Waarom wel in Bosnië, maar niet in Darfur? Over dilemma’s gesproken! De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 5 november 2007 mede namens zijn ambtgenoot voor Ontwikkelingssamenwerking een lezenswaardige beleidsnota uitgebracht, getiteld: ’’Naar een menswaar- dig bestaan - een mensenrechtenstrategie voor het buitenlandbeleid’’.Ook in deze nota zijn de dilemma’s over de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van het voorgestane beleid niet van de lucht. De beleidsnota opent met een hoopvol citaat uit de toespraak van Eleanor Roosevelt op 9 december 1948 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote gebeurtenis, in zowel het leven van de Verenigde naties als in dat van de mens. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zou wel eens de Magna Charta van de gehele mensheid kunnen worden.’’ Die universele verklaring kwam overigens niet zomaar uit de lucht vallen en was niet enkel een reactie op de verschrikkingen van een eeuw die wel als de bloedigste uit de geschiedenis van de mensheid is aangeduid. Aan haar vooraf gingen eeuwen van denken en strijd over de positie en de inrichting van de natiestaat, de verhouding tussen overheid en burger en tussen burgers onderling en de rechtsorde die nodig is om van een staat een rechtsstaat te maken. De Magna Charta dateert uit 1215, maar dan hebben wij het wel over het Westen waar de latere ontwikkelin- gen in het denken gepaard gingen met een gestage sociaaleconomische ontwikkeling. Voor een groot aantal van de huidige staten geldt, dat hun opkomst en onafhankelijkheid in de tijd samenviel met of volgde op de Universele Verklaring, hetgeen nog steeds van invloed is op de zeggingskracht van de mensenrechten in die landen. De Universele Verklaring was een mijlpaal – ik zeg het de minister graag na – die een legitieme basis heeft gelegd voor internationale betrokkenheid bij het mensenrechtenbeleid van overigens soevereine staten. Maar ook hier ligt weer een dilemma, want de ene staat is de andere niet en de enkele codificatie van grondrech- ten biedt nog geen garantie aan de burger op het kunnen uitoefenen van die rechten. Hiervoor zal op zijn minst sprake moeten zijn van een redelijke mate van veiligheid en stabiliteit in het betreffende land en van een functionerend staatsbestel en zelfs dan is het respecteren van de mensenrechten lang niet verzekerd, zoals wij helaas dagelijks moeten constateren. Het soevereiniteits- beginsel, dat een van de fundamenten vormt van het Charter van de Verenigde Naties, is en wordt maar al te vaak door niets ontziende dictators misbruikt als een schild om zich achter te verbergen, terwijl ze delen van hun eigen bevolking te gronde richten. Het lijkt mij dan ook geen al te gewaagde stelling dat de mensenrechten heden ten dage meer aandacht krijgen in parlementen en internationale fora dan in de harde werkelijkheid van alle dag. Mijn fractie koppelt hieraan de vraag of het internationale stelsel van mensenrechten mede hierdoor niet te ingewikkeld is geworden en een te hoog theoretisch karakter heeft gekregen waar het gaat om de implementatie en handhaving in landen die niet kwalificeren als democrati- sche rechtsstaat, laat staan in fragiele en falende staten. Ter toelichting moge ik verwijzen naar subparagraaf 1.2.2. van de beleidsnota, die handelt over legitimiteit. Ik citeer: ’’Een positieve stap was de aanname door de Wereldtop tijdens de 60e AVVN (2005) van de World Summit Outcome waarin onder andere het concept ’Responsibility to Protect’ werd erkend. Het concept benadrukt dat de primaire verantwoordelijkheid voor het beschermen van burgers bij de eigen regering berust. In tweede instantie heeft echter ook de internationale gemeenschap de verantwoordelijkheid in te grijpen; dat wil zeggen, indien een land de rechten van de eigen burgers massaal schendt of weigert om schendingen te beëindigen. Maar uitwerking en toepassing zal nog veel politieke wil en inspanning vergen, zoals ook blijkt in een situatie als Darfur.’’ Eerste Kamer Buitenlandse Zaken 10 juni 2008 EK 33 33-1366

Transcript of het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele...

Page 1: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

- het wetsvoorstel Wijziging van diverse wettenop of in verband met het terrein van VWS, teneinde wetstechnische gebreken te herstellen enandere wijzigingen van ondergeschikte aard aan tebrengen (Reparatiewet VWS 2008) (31405).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging enzonder stemming aangenomen.

Aan de orde is het beleidsdebat ’’Mensenrechten enontwikkelingssamenwerking’’ in het kader van debehandeling van het wetsvoorstel Vaststelling vande begrotingsstaten van het Ministerie vanBuitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2008(31200-V).

De voorzitter: Ik heet minister Verhagen en ministerKoenders van harte welkom in dit huis. Ik maak de ledenerop attent dat de minister van Buitenlandse Zaken, alshij een klein wandelingetje maakt, dat met mijntoestemming doet omdat hij vergaat van de rugpijn, omhet zo maar te zeggen.

©

De heer De Graaf (VVD): Mevrouw de voorzitter. Ik wensde minister van Buitenlandse Zaken sterkte tijdens ditdebat. Hij kwam net strompelend binnen en dat zijn wijniet van hem gewend. Ook hij lijdt kennelijk af en toeaan fysieke problemen.

Vandaag voeren wij het derde debat in een samenhan-gende reeks over de beleidsterreinen van BuitenlandseZaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking.Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking zijn dethema’s die in dit debat aan de orde komen. Sprekenover mensenrechten blijkt spreken over dilemma’s. Waarde mensenrechten het fundament vormen van deinternationale rechtsorde – wij spreken niet voor nietsvan grondrechten en fundamentele vrijheden – lijkt hetwereldwijd implementeren en respecteren ervan eenonhaalbaar streven.

In het recente verleden is gebleken dat de internatio-nale gemeenschap zeer wisselend reageert op grootscha-lige schendingen van mensenrechten. De politieke wilom op te treden is, ook in het Westen, vaak directafhankelijk van de vraag of er eigen vitale belangen ophet spel staan. Hoe verklaren wij anders dat wij degenocide in Rwanda hebben laten gebeuren, maar welmet 65000 man zwaar bewapende NAVO-troepen hebbeningegrepen in Kosovo, dat ongeveer zo groot is alsDrenthe? Waarom wel ingegrepen in Oost-Timor en nietin Somalië? Waarom wel in Bosnië, maar niet in Darfur?Over dilemma’s gesproken!

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op5 november 2007 mede namens zijn ambtgenoot voorOntwikkelingssamenwerking een lezenswaardigebeleidsnota uitgebracht, getiteld: ’’Naar een menswaar-dig bestaan - een mensenrechtenstrategie voor hetbuitenlandbeleid’’.Ook in deze nota zijn de dilemma’sover de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van hetvoorgestane beleid niet van de lucht.

De beleidsnota opent met een hoopvol citaat uit detoespraak van Eleanor Roosevelt op 9 december 1948 inde Algemene Vergadering van de Verenigde Naties overde aanvaarding van de Universele Verklaring van de

Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond vaneen grote gebeurtenis, in zowel het leven van deVerenigde naties als in dat van de mens. De UniverseleVerklaring van de Rechten van de Mens zou wel eens deMagna Charta van de gehele mensheid kunnen worden.’’

Die universele verklaring kwam overigens niet zomaaruit de lucht vallen en was niet enkel een reactie op deverschrikkingen van een eeuw die wel als de bloedigsteuit de geschiedenis van de mensheid is aangeduid. Aanhaar vooraf gingen eeuwen van denken en strijd over depositie en de inrichting van de natiestaat, de verhoudingtussen overheid en burger en tussen burgers onderlingen de rechtsorde die nodig is om van een staat eenrechtsstaat te maken.

De Magna Charta dateert uit 1215, maar dan hebbenwij het wel over het Westen waar de latere ontwikkelin-gen in het denken gepaard gingen met een gestagesociaaleconomische ontwikkeling. Voor een groot aantalvan de huidige staten geldt, dat hun opkomst enonafhankelijkheid in de tijd samenviel met of volgde opde Universele Verklaring, hetgeen nog steeds van invloedis op de zeggingskracht van de mensenrechten in dielanden.

De Universele Verklaring was een mijlpaal – ik zeg hetde minister graag na – die een legitieme basis heeftgelegd voor internationale betrokkenheid bij hetmensenrechtenbeleid van overigens soevereine staten.Maar ook hier ligt weer een dilemma, want de ene staatis de andere niet en de enkele codificatie van grondrech-ten biedt nog geen garantie aan de burger op het kunnenuitoefenen van die rechten. Hiervoor zal op zijn minstsprake moeten zijn van een redelijke mate van veiligheiden stabiliteit in het betreffende land en van eenfunctionerend staatsbestel en zelfs dan is het respecterenvan de mensenrechten lang niet verzekerd, zoals wijhelaas dagelijks moeten constateren. Het soevereiniteits-beginsel, dat een van de fundamenten vormt van hetCharter van de Verenigde Naties, is en wordt maar al tevaak door niets ontziende dictators misbruikt als eenschild om zich achter te verbergen, terwijl ze delen vanhun eigen bevolking te gronde richten.

Het lijkt mij dan ook geen al te gewaagde stelling datde mensenrechten heden ten dage meer aandachtkrijgen in parlementen en internationale fora dan in deharde werkelijkheid van alle dag. Mijn fractie koppelthieraan de vraag of het internationale stelsel vanmensenrechten mede hierdoor niet te ingewikkeld isgeworden en een te hoog theoretisch karakter heeftgekregen waar het gaat om de implementatie enhandhaving in landen die niet kwalificeren als democrati-sche rechtsstaat, laat staan in fragiele en falende staten.Ter toelichting moge ik verwijzen naar subparagraaf1.2.2. van de beleidsnota, die handelt over legitimiteit. Ikciteer: ’’Een positieve stap was de aanname door deWereldtop tijdens de 60e AVVN (2005) van de WorldSummit Outcome waarin onder andere het concept’Responsibility to Protect’ werd erkend. Het conceptbenadrukt dat de primaire verantwoordelijkheid voor hetbeschermen van burgers bij de eigen regering berust. Intweede instantie heeft echter ook de internationalegemeenschap de verantwoordelijkheid in te grijpen; datwil zeggen, indien een land de rechten van de eigenburgers massaal schendt of weigert om schendingen tebeëindigen. Maar uitwerking en toepassing zal nog veelpolitieke wil en inspanning vergen, zoals ook blijkt in eensituatie als Darfur.’’

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1366

Page 2: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Als recent voorbeeld voeg ik hier zelf Birma maar aantoe. Bij het zien van de schaarse beelden en het lezenvan de al even schaarse berichten over de rampspoed indeze landen bekruipt mij in toenemende mate een gevoelvan plaatsvervangende schaamte over de onmacht enhier en daar zelfs onwil van de internationale gemeen-schap om daadwerkelijk in te grijpen. Ik maak mij sterk,dat het velen niet anders zal vergaan. Op zulke momen-ten vraag je je werkelijk af wat het nog voor zin heeft omin de Verenigde Naties allerlei fraaie resoluties endergelijke aan te nemen, terwijl het daar vol zit metstaten die daar kennelijk niets mee op hebben?

Wat is nu eigenlijk die internationale gemeenschap?Wie behoren daartoe en wie niet? Hoe staat het met dezogenoemde Community of Democracies? Een vraag dieopkomt bij het lezen van een recent artikel in de HeraldTribune, waarin de republikeinse presidentskandidaatMcCain een pleidooi houdt voor de oprichting van eenLeague of Democracies. Welke gevolgen zou dit kunnenhebben voor de Verenigde Naties? Gaarne vernemen wijhet antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken opdeze vragen.

De minister erkent overigens ook zelf al in zijnvoorwoord bij de beleidsnota, dat de mensenrechteninternationaal aan erosie onderhevig lijken te zijn ensomt her en der in de nota de schier onoverkomelijkebarrières op die de naleving van de mensenrechtenbelemmeren. Vanuit die erkenning is er voor gekozen deNederlandse middelen daar in te zetten waar ze hethardst nodig zijn. Het gaat daarbij om vier centralethema’s: universaliteit; mensenrechten, vrede enveiligheid; de ondeelbaarheid van mensenrechten en destem van mensenrechten. Bij twee van deze thema’s wilik nog graag stilstaan.

Zonder afbreuk te willen doen aan de algemenegeldigheid en ondeelbaarheid van mensenrechten, vraagtmijn fractie zich af of ter bevordering van de effectiviteitvan de mensenrechtenstrategie toch juist op dezethema’s niet een nadere focus wenselijk en mogelijk is?Onze gedachten gaan hierbij uit naar een tweesporen-beleid.

Het eerste spoor zou neerkomen op het onverkortvasthouden aan de universaliteit en ondeelbaarheid vanmensenrechten in de relatie met onze bondgenoten, inEuropa en daarbuiten, alsmede met staten die zichzelf alsdemocratische rechtsstaat kwalificeren.

Het tweede spoor zou een nadere prioritering ennadruk op die mensenrechten kunnen inhouden, die alseerste voorwaarden gelden voor het naakte bestaan infragiele en falende staten waarmee Nederland enigevorm van relatie onderhoudt.

Bij een dergelijke toespitsing staan ons de zoge-noemde Four Freedoms voor ogen, die PresidentRoosevelt al in 1941 formuleerde: the freedom of speech,the freedom of religion, the freedom from fear en thefreedom from want. Naarmate de betreffende staat zichweet op te werken naar een situatie van veiligheid,stabiliteit en een functionerend staatsbestel, zou eenverbreding van de inzet op mensenrechten in aanmer-king komen. Een en ander hoort natuurlijk wel tegebeuren in het kader van het integrale buitenlandbeleid.Daarbij steunt de VVD-fractie een verdere verruiming eninzet van het stabiliteitsfonds en de vorming en inzet vaneen Mensenrechtenfonds van harte.

Mijn fractie vraagt zich overigens wel af of wij na deervaringen in Irak en Afghanistan ooit nog zullen

toekomen aan ’’nation building’’. De kosten zijn immersenorm en succes is allerminst verzekerd. Zowel in deVerenigde Staten als in Europa gaan geluiden op datingrijpen in de toekomst nog slechts overwogen moetworden als er eigen vitale belangen op het spel staan.Het doel zou dan zijn te stabiliseren en daarbij wordt delat op het gebied van de mensenrechten en ’’goodgovernance’’ heel wat lager gelegd dan bij ’’nationbuilding’’.

De VVD-fractie maakt zich ernstig zorgen over detoenemende schaarste en ongelijke verdeling vanvoedsel, water en grondstoffen in grote delen van dewereld. Als de tekenen niet bedriegen, zou hier in hetverdere verloop van deze eeuw wel eens de belangrijkstecasus belli kunnen liggen. Tegelijkertijd zijn deskundigenvan mening dat er nog vele maatregelen te treffen zijnom een dergelijke dreiging af te wenden. Er is ondermeer sprake van het stimuleren van de agrarischeproductie in ontwikkelingslanden, het niet verderinkrimpen van het landbouwareaal in vanouds produce-rende landen, het opheffen van tariefmuren en import-en exportbeperkingen op landbouwproducten, een beterebeheersing van watersystemen, sanitatie en afvalwater-zuivering en het in een hoger tempo ontwikkelen enaanwenden van alternatieve energiebronnen engrondstoffen.

Kunnen de ministers een nadere duiding geven van deNederlandse inzet op deze gebieden in internationalefora als de recente FAO-top in Rome en een mogelijkvolgende Doharonde, alsook in de Europese Unie en deWTO? Achten de ministers verder de oproep van dedirecteur-generaal van de FAO tot het treffen vannoodmaatregelen in de wereldvoedselvoorziening tenbedrage van 30 mld. dollar en een structurele inzet van 8mld. à 10 mld. dollar per jaar in Afrika op aangeven vande secretaris-generaal van de VN haalbaar? En zo ja,overweegt de regering dan daaraan een bijdrage televeren?

Ten slotte vraag ik aandacht voor twee actuelekwesties op het gebied van de mensenrechten, beidehebben betrekking op Iran. Ten eerste noem ik dealarmerende berichten van de Nationale Geestelijke Raadvan de bahaí’s van Nederland over de bejegening van debahaigemeenschap in Iran door de Iraanse autoriteiten.Recente berichten betreffen de arrestatie van de zevenleden van de nationale groep Vrienden in Iran die, bijafwezigheid van een officieel nationaal bahaibestuur, deactiviteiten van de bahaigemeenschap coördineert,alsmede van de secretaris van de groep. Zij wordensinds hun arrestatie incommunicado gehouden. Devrijheid van godsdienst is hier kennelijk in het geding.

Ten tweede wijs ik op de plaatsing sinds enige jarenvan de People’s Mojahedin Organisation of Iran op deEU-terroristenlijst, in het Nederlands: de Nationale Raadvan Verzet van Iran. De plaatsing op een vergelijkbarelijst in het Verenigd Koninkrijk is na een langdurigejuridische procedure door het UK Court of Appeal op7 mei 2008 definitief onrechtmatig verklaard. Het Hofheeft de Engelse regering opgedragen de plaatsingongedaan te maken. Dit oordeel en een eerder oordeelvan het Europese Hof van Justitie in eerste aanleg metdezelfde strekking voor wat betreft de plaatsing op deEU-lijst heeft een meerderheid van de Belgische Senaatertoe gebracht de Belgische regering en de Raad van deEuropese Unie te verzoeken de PMOI ook van deze lijstte schrappen. Dit lijkt voorwaarde voor de oppositie in

De Graaf

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1367

Page 3: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Iran om aanspraak te kunnen maken op waarborging vande mensenrechten.

De VVD-fractie verzoekt de regering aan beidekwesties aandacht te besteden en de Eerste Kamer zodramogelijk nader te informeren over haar standpunt indezen.

©

De heer Willems (CDA): Voorzitter. Het is voor mij eengroot genoegen om vandaag met de Kamer en deministers te kunnen spreken over twee belangwekkendethema’s: mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking.Beide thema’s hebben de bijzondere belangstelling vanmijn fractie. Ik wil eerst het thema ontwikkelingssamen-werking de revue laten passeren om vervolgens enkelegedachten rond het thema mensenrechten te bespreken.

Ontwikkelingssamenwerking behandel ik in hetbijzonder vanuit de achtergrond van mijn vroegere werkin landen als de Filippijnen en Brazilië. In het eerste landwerkte ik vaak voor projecten vanuit diverse landen en inhet tweede was ik in het begin van de jaren negentignauw betrokken bij een project van het ICCO. Ik deed datwerk overigens naast mijn werk voor een gerenommeerdolie- en chemiebedrijf.

Ik heb met veel genoegen de beleidsnotitie Een zaakvan iedereen van de minister voor Ontwikkelingssamen-werking gelezen. Je wordt toch trots als Nederlander datwij dit mogen doen. De woorden van mijn schoonvadervroeger dat hij trots was om belasting te mogen betalenin het vertrouwen dat de overheid goed met het geldomgaat, kwamen dan ook bij mij op bij het lezen vandeze notitie. De notitie straalt ambitie uit en datverwachtte ik ook van dit kabinet.

Mijn fractie steunt de landenkeuze van de regeringvolgens de drie profielen: versnelde realisatie van deMDG’s, veiligheid en ontwikkeling, en brede relatie.Overigens bestaat er formeel nog een vierde profiel: hulpen crisisopvang bij natuurrampen. Ik zal mij met namerichten op de grote lijnen van de beleidsintensiveringenwaar de minister over spreekt, alsmede op zijn recentelijkuitgekomen notitie, opgesteld in samenwerking met deminister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De regering geeft terecht aan dat voor het oplossenvan de kwetsbaarheid van landen een langdurige inzetvereist is, denk aan Afghanistan, de Balkan, Burundi, deDemocratische Republiek Congo en Sudan. De regeringkiest voor de 3D-benadering en de CDA-fractie kan zichdaar goed in vinden. Ik zal dit onderwerp niet verderbespreken, omdat het vorige week uitgebreid besprokenis in deze Kamer. Wel heb ik nog een korte vraag in ditverband. Hoe denkt de minister over samenwerking metactoren die werken aan de bevordering van jongedemocratieën, zoals het Netherlands Institute forMultiparty Democracy?

Voorts vraagt mijn fractie aandacht voor het themareligie en ontwikkeling. Effectieve ontwikkelingssamen-werking kan niet geformuleerd worden zonder oog tehebben voor de rol die religie speelt in het dagelijksleven van mensen. Deze ’’softspoken inspiration’’, zoalsmijn voorganger in de senaat Jos van Gennip het noemt,is een wezenlijk onderdeel van de complexe relatiemoderniteit-cultuurontwikkeling. De nota zegt daarweinig over.

De vragen die bij mijn fractie leven zijn de volgende:Hoe gaan wij met hulp om aan landen die stelselmatig

de vrijheid van godsdienst niet toestaan? Kan de ministerdaar voorbeelden van geven? Ik denk zelf aan landen alsPakistan, Sudan, Afghanistan en Kosovo. Bij deontwikkeling en de veiligheid van deze landen zijn wijnamelijk sterk betrokken. Het zijn verder landen dievallen binnen de drie profielen van landen waarmeeNederland zich bezighoudt. Ik vraag dit, omdat ik hierlater nog op terug wil komen bij de bespreking van hetthema universaliteit binnen het thema mensenrechten.Wat gaat de minister doen met de handreiking die doorhet Kennisforum Religie en Ontwikkeling is ontwikkeld?

Ik waardeer de stappen die de regering heeft gezet opweg naar een open en eerlijker internationaal handels-systeem. Ik denk dan ook aan de jaarlijkse bijdrage aanAid for Trade van 550 mln. Belangrijker was en is echterdat de markten verder geopend worden voor ontwikke-lingslanden. Dat geldt vooral voor voedsel. Juist nu opinternationaal niveau de onbalans tussen vraag enaanbod verdwijnt, is de tijd daar rijp voor. Kan deminister de Kamer aangeven of de urgentie rond ditthema ook internationaal groeit, naast de optimistischerecente signalen over de Dohaonderhandelingen?

Graag vraag ik de minister wat zijn gedachten zijn overde theorieën van de econoom Prahalad, zoals uitgewerktin zijn boek The fortune at the bottom of the Pyramid.Het boek is primair bedoeld voor bedrijven en past in hetbeleid dat veel bedrijven binnen hun ’’corporate socialresponsibility’’-beleid invoeren. Maar voor een land alsNederland, dat tot de grootste besteders behoort op hetgebied van ontwikkelingssamenwerking, zou ditcsr-beleid een belangrijker deel van de overheidsuitgavenmoeten gaan uitmaken. Het is immers van zeer grootbelang dat in ontwikkelingslanden de economischebedrijvigheid beter op gang komt. En wie kan daar beterbij helpen dan het Nederlands bedrijfsleven in samen-werking met de Nederlandse overheid?

Er gebeurt al erg veel. Zo zijn veel Nederlandsondernemers zelf begonnen in ontwikkelingslanden. Zijweten zich echter niet te allen tijde gesteund door deNederlandse regering, wanneer zij daarom vragen. Het istoch vaak zo dat projecten die voor een bedrijf niet directeconomisch haalbaar zijn, maar wel voor het land ofregio van belang zijn, met enige steun wel tot bloeikunnen komen. Graag hoor ik de reactie van de ministerop de betekenis van dit belangrijke boek voor hetNederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking opde lange termijn.

Wij beschikken sinds het vorige kabinet gelukkig overhet zogenaamde ORET-programma. Ik hoor graag van deminister hoe hij dit programma denkt te verbreden. Erzijn ook onder ondernemers veel mensen die deontwikkelingslanden na aan het hart liggen. Het is mijnervaring dat het bevorderen van dit type bedrijvigheideen belangrijker deel moet uitmaken van onze toekom-stige ontwikkelingssamenwerking. De fractie van het CDAdoet dan ook met klem een beroep om deze ORET-regeling de komende jaren uit te breiden, en niet alleenvoor het mkb.

Ik kom terug op de ideeën van Prahalad. Zelf heb ikgoede ervaringen opgedaan met de Philippine Businessfor Social Progress, een organisatie waar de meestegrote bedrijven in de Filippijnen bij aangesloten zijn. Zijstoppen 1% van hun jaarinkomen in deze ontwikkelings-bank om vervolgens een veelheid van microprojecten tefinancieren op de diverse eilanden van de Filippijnen. Isde regering op de hoogte van dezelfde soort activiteiten

De Graaf

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1368

Page 4: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

in andere landen en zo ja, zou zij dan bereid zijn om ditsoort initiatieven te ondersteunen? Voorts zou ik de visievan de minister willen vragen op zijn beleid om veelsteun te verlenen via Nederlandse ngo’s. Wat is zijn visieop het onderzoeken of er tot een intensievere samenwer-king gekomen kan worden met lokale ngo’s, naast wathier al aan goeds gebeurt?

Tot slot:er wordt in de nota weinig gesproken over hetsteunen van onderwijs en met name het naar Nederlandhalen van toekomstige leiders van het land door ze viaeen beurs in Nederland te laten studeren. Er is ooknauwelijks sprake van andere projecten van uitwisseling,waarbij mensen uit ontwikkelingslanden ook de kanskrijgen om ons hun waarden voor te houden. Gebeurt dital uitgebreid en zo ja, is dit voor uitbreiding vatbaar? Hetbedrijfsleven heeft erg veel goede ervaringen opgedaanmet dit type steun in ontwikkeling.

Recentelijk heeft de minister behartigenswaardigewoorden gesproken in een interview in VNG-magazineover de rol van gemeenten in Nederland op het gebiedvan OS. Laten de gemeenten zich niet vertillen, zei hijook. Wij proeven daar toch enige zorg uit en willen deminister dan ook vragen of hier geen overheidsbeleid opzijn plaats is inzake wat lokale overheden nu wel of nietzouden moeten doen.

Voorzitter. Ik kom te spreken over gender en seksueleen reproductieve gezondheid en rechten. Onze fractieconstateert dat de regering de signalen uit de samenle-ving ten aanzien van de behandeling van vrouwen enhomoseksuelen in bepaalde ontwikkelingslanden zeerserieus neemt. De regering besteedt in de komendeperiode additionele middelen om de Millenniumdoelen 3en 5 te steunen. Onze fractie is benieuwd hoe deminister verder denkt te gaan met de invulling van hetSchokland Akkoord en ’’geweld tegen vrouwen dewereld uit’’. Hij gaf aan dat Nederland specifieke actieszou ontwikkelen en wij zijn benieuwd naar de voortgangin dezen.

Onder het thema duurzaamheid, klimaat en energie wilik ook de recente notitie van de minister voor OS en dievan LNV aansnijden. Deze notitie is een verdereuitwerking van de nota Een zaak voor iedereen. Voor watbetreft de energievoorziening in de wereld, mogen wijuitgaan van een toenemende vraag van 50% wereldwijdin de komende 25 jaar. Wij moeten ons realiseren dat hetverbruik van fossiele brandstoffen – nu zo’n 78% – ookmet een sterke vergroening in 2030 nog steeds zo’n 75%van het totale verbruik aan energie zal zijn. Hierbij speeltnatuurlijk de vraag hoe snel wij met alternatievenmoeten komen voor redenen van met name klimaat-beleid.

Denkt de minister – in het kader van Prahaladstheorieën – ook aan het zoeken van verdere samenwer-king met de energiebedrijven in Nederland om totintensievere samenwerking te komen waar het deenergievoorziening van arme landen betreft? Ik denk danniet alleen aan de grote concerns als Essent, Nuon enRoyal Dutch Shell, maar ook aan bedrijven als Econcernof zonnecelbedrijven, waarvan er een aantal in Neder-land gevestigd zijn. Ook zou het te overwegen zijn omjuist in de financiering van projecten in ontwikkelingslan-den via FMO een significante uitbreiding te creëren. Wijbegrijpen dat de minister een adviesaanvraag heeftliggen bij de AIV over de wijze waarop Nederland beterbetrokken kan zijn bij de energievoorziening vanontwikkelingslanden. Wij hopen dat dit niet lang hoeft te

duren, omdat veel van de antwoorden al redelijk voor dehand liggen. Kan de minister aangeven welk tijdpad hijhierbij voor ogen heeft?

Is de minister niet met mij van mening dat de extradoelen die de Nederlandse regering stelt ten aanzien vanCO2-emissie reductie – 30% in Nederland in plaats van de20% in de EU – het probleem kunnen veroorzaken vaneen te snelle groei van biobrandstoffen van de eerstegeneratie, die een negatief effect zullen hebben op dewereldvoedselvoorziening? Wat is daarin het standpuntvan de minister, nu blijkt dat de voorspellingen uitkomendie ruim vijf jaar geleden zijn gedaan door de WorldBusiness Council for Sustainable Development (WBCSD),namelijk dat de eerste generatie biobrandstoffen ditdilemma – biomassa voor de mond of voor de motor –teweeg zou brengen? Reeds toen pleitte de WBCSD voorintroductie – helaas op wat langere termijn, vanwege devoortgang van de technische ontwikkelingen – van dezogenaamde tweede generatie biobrandstoffen, ofwelbiomassa geproduceerd van afvallandbouwproducten.

Voorts vraag ik aan de minister voor OS of hetuitbreiden en vervangen van onze energiebehoefte metkernenergie niet erg voor de hand ligt in de komendejaren, getuige deze hele discussie. Zit daar niet ook eenelement in van bewaren van fossiele brandstoffen vooranderen, en voor ons later?

Ik keer terug naar de voedselvoorziening en biomassa.De wereld moet zich ook niet gek laten maken door hetprobleem van de tekorten van voedsel, want onderandere onze universiteit in Wageningen heeft genoeg-zaam aangetoond dat er voldoende mogelijkheden zijnom het dubbele van onze wereldbevolking van voedselte voorzien. Wel zou zelfs op korte termijn actie genomenkunnen worden, door de Amerikaanse regering tevragen, de handel bij de Chicago Commodity StockExchange wat beter onder controle te krijgen, doorbijvoorbeeld speculanten niet 5% maar 30% eigenkapitaal te laten inbrengen, om oogst te kopen endaarmee de speculatie terug te dringen. Ik begrijp dat opandere beurzen een bedrag van 30% de norm is. DeVN-voedselrapporteur Jean Ziegler wees hier onlangs opin een artikel in NRC Handelsblad. Graag verneem ik vande minister een reactie hierop.

In de notitie van 8 mei 2008 staat een veelheid aaninitiatieven – dit is de gezamenlijke notitie van deminister van LNV en voor OS – die allemaal wel eenklein beetje bijdragen. Waarom is niet gekozen voor tweeof drie grote demonstratieprojecten van enige allure, insamenwerking met bijvoorbeeld het Nederlandsebedrijfsleven, dat in pps wel degelijk mogelijkheden zietom zaken grootschalig aan te pakken, daar waarprojecten in eerste instantie niet direct winstgevend zijn?Zij zullen met enige steun wel de normale criteria kunnenhalen, en zij zullen zorgen voor nieuwe bedrijvigheid indie desbetreffende ontwikkelingslanden. Graag hoor ikde reactie van de minister hierop.

Tot slot willen wij met de regering spreken over derecente publicaties rond de rol van journalisten en ngo’sin het soms ten onrechte en kritiekloos annonceren vanniet bestaande crises om het volk in Nederland bij de lesvan ontwikkelingshulp te houden. De journalist Gerritvan der Aa heeft in het recente geschrift Het maakbarenieuws hier het nodige over geschreven en dat baartonze fractie zorgen. Het houden van een goed draagvlak– ik benadruk dat sterk, omdat de CDA-fractie daar eengroot voorstander van is – voor het Nederlandse

Willems

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1369

Page 5: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

ontwikkelingsbeleid staat of valt met de waarheidomtrent de problemen die er zijn. Onze vraag aan deregering is wat voor instrumenten zij heeft om tevoorkomen dat Nederlandse OS-uitgaven ten onrechtenaar projecten gaan die dat niet verdienen, gegeven hetvoorgaande.

Ik ga verder met enkele opmerkingen over mensen-rechten. Gaarne onderschrijft onze fractie de aanpak ophoofdlijnen van de regering zoals die is vastgelegd inhaar notitie van november 2007 onder de titel ’’Naar eenmenswaardig bestaan’’. Onze fractie deelt de aanpaklangs vier centrale thema’s: universaliteit, mensenrech-ten, vrede en veiligheid; de ondeelbaarheid vanmensenrechten en de stem van mensenrechten. Wijdenken dat dit van grote waarde is.

Als men even afstand neemt van alle papierwerkmogen wij in Nederland en in de EU dankbaar zijn voorwat er aan christelijk-humane waarden zijn geborgd inonze constituties. Ik denk dan bijvoorbeeld aan deBijbelse gedachte, later ook door de filosoof Kantovergenomen als gouden principe voor zijn ethiek voorde samenleving: Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doedat ook een ander niet. Deze gedachte kan als brondienen voor alle menselijk handelen en dus ook voor debeantwoording van mensenrechtenvraagstukken.

In de inleiding van de notitie staat terecht dat ’’wierecht van spreken’’ wil hebben en internationaalgeloofwaardig wil zijn, bereid moet zijn om zichzelf enzijn bondgenoten ’’de maat te nemen’’. Onze fractie isblij met deze notie en wil dan ook de minister vragenwaarom er onder de 102 initiatieven die in het schrijvenvan maart 2008 uitgewerkt zijn, geen enkel initiatiefgericht is op deze belangrijke notie. Graag horen wij vande minister langs welke diplomatieke lijnen hij hieropactie zal nemen. Wij denken dan aan zaken als deschending van mensenrechten in Guantánamo Bay enook de doodstraf in de VS en in landen als Singapore enChina, om over een paar goed bevriende landen tespreken.

In haar eerste thema, universaliteit, noteert deregering terecht de nodige dilemma’s zoals ’’dat vanuitde islamitische wereld met name in VN-kader sterk denadruk wordt gelegd op de bescherming van godsdien-sten als zodanig, en dat dit vanuit mensenrechten-oogpunt onjuist en onwenselijk is. Mensenrechtenhebben immers betrekking op het individu en dat gaatook op voor de vrijheid van godsdienst en levensovertui-ging. Ter bescherming van een godsdienst als geheel kangeen beroep gedaan worden op rechten die aanindividuen toebehoren.’’

Het verschil in beide benaderingen kwam duidelijknaar voren in de spanningen rond de Deense spotpren-ten. De Nederlandse regering heeft zich bij die gelegen-heid gericht op enerzijds de-escalatie van de spanningenen anderzijds op de bescherming van vrije meningsui-ting. De minister verwijst dan naar verantwoordelijkheidvoor de wet, maar stel nu dat Sudan met Nederland indebat zou treden en een beroep zou doen op zijnhistorische, culturele of religieuze achtergronden. Dat iszeer aan te moedigen, maar het is de vraag waar datdebat zou eindigen. De verwijzing naar ieders verant-woordelijkheid voor de wet zal ook door Sudan graagonderschreven worden, maar garandeert niet de doorNederland voorgestelde absolute en individuelegodsdienstvrijheid. Hoe denkt de minister dat dit debatzal lopen?

De diversiteit van acties van de regering voor hetverbeteren van rechten van vrouwen, kinderen enhomoseksuelen zijn zeer te waarderen, met name zoalszij zijn uitgewerkt in de 102 initiatieven die recentelijk zijntoegestuurd aan de Tweede Kamer. Het conceptResponsibility to Protect (R2P), in 2005 door de VN-topaangenomen, is een belangrijke stap. Onze fractie steuntde regering van harte in het verder uitwerken van ditconcept en ziet grote mogelijkheden om juist in eengezamenlijke internationale aanpak politioneel op tetreden. De regering stelt terecht dat in gevallen waaringenocide, oorlogsmisdrijven, etnische zuivering ofmisdrijven tegen de menselijkheid plaatsvinden, nietsdoen geen optie is. Dat heeft de geschiedenis, ook in delaatste decennia, ons nog geleerd. Zou dit ook bijvoor-beeld van toepassing kunnen zijn in het bieden van hulpin zwaar getroffen gebieden, zoals Birma? Mijn collegaDe Graaf memoreerde dat zojuist ook.

Tot slot deelt de minister ons mede dat momenteelonderhandeld wordt over de totstandkoming van eenfacultatief protocol bij het VN-verdrag inzake economi-sche, sociale en culturele rechten, dat onder meer totdoel heeft een klachtenmechanisme in het leven teroepen. Kan de minister inzage geven in de voortgangvan deze onderhandelingen?

Kan de minister voorts aangeven hoe hij aankijkt tegende implementatie van de uitspraken van de Straatsburg-rechterlijke uitspraken, zoals vastgelegd in de PACE-resolutie 1516 uit 2006, waarin de nationale parlementenworden uitgenodigd om specifiek mechanismen enprocedures te introduceren die erop toezien dat deuitspraken van de rechtbank door de diverse ministeriesgoed gemonitord worden?

De ondeelbaarheid van rechten manifesteert zichterecht ook in het feit dat burgerrechten en politiekerechten onmisbaar zijn voor de realisatie van economi-sche, sociale en culturele (ESC) rechten.

Turkije maakt plannen tot toetreding tot de EU enonderhandelingen zullen eens serieus starten. Kan deminister aangeven op welke wijze hij de godsdienstvrij-heid als issue in Turkije binnen zal brengen in dediscussie rond toetreding?

Gaarne zien we de antwoorden van de ministers metbelangstelling tegemoet.

©

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Nederland heeft in hetverleden de mensenrechten met meerdere voetengetreden. Dankzij de door onze premier veel geroemdeVOC-mentaliteit wisten we onbewoonde eilanden in Indiëom te toveren tot plantages, waarbij de arbeidskrachtenonder dwang werden aangevoerd van elders. Hetstandbeeld van Jan Pieterszoon Coen in het centrum vanHoorn zit regelmatig onder de graffiti en niet zonderreden. Een bezoek aan het Senegalese slaveneilandjeGorré, genoemd naar Goeree, levert altijd weer gêne open het feit dat je de taal van de apartheid kon verstaan,vervulde ons ook al met niet veel trots.

Nederland anno 2008 is echter één van de landenwaarbinnen de mensenrechten redelijk goed geregeldzijn. We hebben ons door het onderschrijven van deUniversele Verklaring van de Rechten van de Mensdaartoe immers verplicht. Hoe beter wij ons aan onzeafspraken houden, hoe overtuigender we kunnen zijn alswe anderen aan hun verplichtingen herinneren.

Willems

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1370

Page 6: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Voorzitter. Wij zoeken hier vandaag vooral desamenhang tussen mensenrechten en ontwikkelingssa-menwerking. Ik loop daartoe verschillende cases langswaarbij ’’mensenrechten’’ aan de orde zijn en probeerdat te verbinden met het beleid. Ik zal wat langer ingaanop het ’’recht op voedsel’’. In 1948 werd de UniverseleVerklaring van de Rechten van de Mens vastgesteld. Hetis het meest vertaalde document ter wereld en net zo’nbelangrijke leidraad als de Geneefse Conventies.Niettemin onderschrijven veel niet-westerse landen, dietoen nog koloniën waren, de verklaring niet of slechtsten dele. Het blijft dus de vraag hoe universeel dezeverklaring echt is. Collega’s hebben hier ook al opgewezen.

Inmiddels heeft minister Verhagen de beleidsnota Naareen menswaardig bestaan, het licht doen zien. Eeninteressant aspect van die nota is de responsibility toprotect (R2P). Die benadering leek in aanmerking tekomen in Birma, maar het lijkt erop dat ’’het Westen’’ inde VN-Veiligheidsraad geen unanimiteit meer kanbewerkstelligen. Wij werken anderen eerder op dezenuwen, zo lijkt het wel. Tegelijkertijd claimt de ministerdat R2P is ingezet in Kenia en dat de huidige rust daar tedanken is aan de combinatie van noodhulp, faciliterenvan vredesbesprekingen, diplomatie en sanctiedreiging.Mijn fractie deelt deze claim niet en meent dat het depersoonlijke kwaliteiten van Kofi Annan zijn geweest diede doorslag hebben gegeven. R2P wordt verondersteldvoornamelijk preventief en in het land zelf te wordeningezet. De EU had hier in Kenia aan kunnen bijdragen,wanneer de verkiezingswaarneming niet op zo’n naïevewijze zou zijn georganiseerd. Ik heb een heleboelstemlokaaltjes van binnen gezien, maar daar wordt degrote fraude niet gepleegd. Dat gebeurt op de verzamel-punten, in de districtshoofdstad en in Nairobi; daar hadde focus van de waarneming dan ook moeten liggen.Hoe ziet de minister dat?

Voorzitter. Mijn fractie is blij met de vorige weekgeleverde inspanningen door minister Verhagen tenaanzien van Guantánamo Bay. Het is goed dat er eenduidelijk signaal is afgegeven in de richting van de VS,maar mijn fractie vreest toch dat zes jaar beleefdkritischageren niets heeft veranderd aan de situatie. Of zien wijdit verkeerd? Heeft de Nederlandse diplomatie rondmensenrechten de sluiting van deze illegale gevangenisdichterbij gebracht? Heeft de minister ook nog degeheime Oost-Europese CIA-gevangenissen aan de ordegesteld, waarvan de Zwitserse politicus Dick Marty hetbestaan, in opdracht van de Raad van Europa, heeftaangetoond?

Wat onze ISAF-missie in Afghanistan betreft, heeftmijn fractie het gevoel dat deze minister mensenrechtensoms als een gelegenheidsargument van stal haalt. DeUruzganmissie was aanvankelijk namelijk ingegevendoor de Amerikaanse War on Terror, maar de ministerheeft de verlenging van de missie juist verdedigd door tezeggen: wij mogen de Afghanen nu niet in de steeklaten. Dat is een heel ander verhaal, waarbij militaireactie plaats maakt voor een typische vorm van Zuidoost-Nederlandse piëteit. Wat bedoelt de minister precies met’’wij mogen de Afghanen nu niet in de steek laten’’?Vallen de taliban hier ook onder? Dat zijn ook Afghanen.Hoeveel begrijpt de minister van de gemiddelde Afghaanof Afghaanse? Een hoge Nederlandse militair verteldeme laatst tijdens een werkbezoek dat hij bij aankomst inUruzgan niks snapte van wat er omgaat in een

Afghaanse ziel en bij vertrek, een halfjaar later, was datnog steeds bijna niks. Veel militairen die terugkeren uitAfghanistan vinden de missie niet zinvol. Hoe verhoudtzich dat tot de wetenschap van de minister dat ’’wij’’ dieAfghanen niet in de steek mogen laten? Het heeft er eenbeetje de schijn van dat de minister een vechtmissie ineen later stadium verkoopt als een mensenrechtenmissie.

Het geval Gaza laat zien dat schendingen vanmensenrechten een direct economisch effect hebben endat die het vrijwel onmogelijk maken voor de Palestijnenom te bouwen aan een functionerende economie.Nederland heeft tot twee keer toe bijgedragen aan debouw van een haven in Gaza. Tot twee keer toe is dievernield door het Israëlische leger, net als het pasgebouwde vliegveld. Nooit is onze regering op het ideegekomen om Israël de rekening te sturen. Kan deminister aangeven waarom dat niet gebeurd is? In 2004heeft het Internationaal Gerechtshof in Den Haagverklaard dat de bouw van de Muur door Israël op bezetPalestijns gebied in strijd is met het humanitaireoorlogsrecht. Het Hof hebt uitgesproken dat Israëlverplicht is, deze schending van het recht dadelijk tebeëindigen en dadelijk af te breken wat er op bezetgebied gebouwd is. Oud-president Carter zei verledenweek: the world is witnessing a terrible human rightscrime in Gaza, where a million and a half human beingsare being imprisoned with almost no access to theoutside world; an entire population is being brutallypunished. Wat is daarop de reactie op van de minister?Vindt hij weer dat er onevenredig veel aandacht aanIsraël wordt besteed, zoals hij al diverse keren lietweten?

De SP-fractie is ook helemaal niet blij met veeluitspraken van de Iraanse president, maar de sleutel voorontspanning in die regio en de wereld is in handen vanIsraël. Waarom blijven wij de buurlanden van Israël zonadrukkelijk irriteren met ons uitgesproken voorkeurs-beleid? Waarom doet Israël bijvoorbeeld mee aan hetEurovisiesongfestival, terwijl het in Azië ligt? Waaromdoet Israël mee aan de Europese voetbaltoernooien ende Palestijnen niet? Zij wonen toch net zo ver van Europaaf, net als de Syriërs en de Libanezen? Dit lijkenonbelangrijke zaken, maar ze zetten de toon, ze bepalende sfeer en ze organiseren de tegenmacht. Wij tegen zij.Onder anderen daarom is er massaal op Hamasgestemd. Mensenrechten geloofwaardig voor hetvoetlicht brengen, impliceert totale integriteit enneutraliteit. Daartoe moet je zelfs historische drama’sdurven loslaten en als je doorredeneert, hoort daareigenlijk ook geen NAVO bij.

De aanwezigheid van China in Afrika trekt erg deaandacht. Hieraan zitten ook mensenrechtenaspecten. Zokan de afname van Sudanese olie door China uitgelegdworden als steun aan de onderdrukking in Darfur. MaarChina is ook op grondstoffenjacht. De afgelopen tien jaarsteeg de waarde van de export tussen Afrika en Chinaover en weer van minder dan 5 naar bijna 40 mld. dollar.De EU is bang om invloed in Afrika te verliezen, zo bleekduidelijk tijdens de EU-Afrikatop eind vorig jaar inLissabon. Afrika wint hierdoor aan zelfbewustzijn enraakt uitgekeken op opgestoken vingertjes en hulp metconditionaliteiten. China sloot pas een package deal afmet Congo à raison van 12 mld. dollar. Dit is drie keer denationale Congolese begroting en tien keer de hulp diede gezamenlijke westerse landen Congo jaarlijks hebbentoegezegd tot 2010. In ruil voor miljoenen tonnen koper

Smaling

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1371

Page 7: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

en kobalt krijgt Congo onder andere duizenden kilome-ters wegen, spoorwegen, tientallen ziekenhuizen, tweehydro-electriciteitscentrales en twee moderne universitei-ten. Terwijl wij hartstochtelijk proberen de rechteloosheidin Oost-Congo te beteugelen, waar naar ik van ministerKoenders vernam slechts één officier van justitierondloopt, keert China Lubumbashi en omstrekenhelemaal binnenstebuiten. Leopold II draait zichmeerdere malen om in zijn graf. Hoe kijken de bewinds-lieden hier tegenaan? Wat overheerst hier, de kansen ofde bedreigingen?

Een ander zeer actueel mensenrecht is het recht opvoedsel, enigszins verstopt in artikel 25 van de Univer-sele Verklaring van de Rechten van de Mens. Dit komttrouwens wel nadrukkelijk terug in het internationaleVerdrag inzake de Rechten van het Kind. Recht opvoedsel is onontbeerlijk voor een effectief gebruik vanburgerrechten en politieke rechten. Dit recht op voedselis namelijk een wassen neus die zelfs Madame Tussaudniet geboetseerd krijgt, zolang Millenniumdoel 1 geenrechtsgrondslag heeft. Bovendien zijn voedselschaarsteen hongersnood aan de orde van de dag en valt desteeds pregnantere rol op van hetVN-Wereldvoedselprogramma (WFP), een organisatie diezich eigenlijk alleen met noodhulp moet bezighouden.

Noodhulp krijgt echter steeds meer een structureelkarakter. De gesubsidieerde overproductie in bijvoor-beeld de Verenigde Staten werd, voordat dat landmassaal mais ging verbouwen als biobrandstof, in standgehouden omdat er via het noodhulpkanaal toch welafzet was. Zambia moest dan natuurlijk niet zeuren datde mais genetisch gemodificeerd was.

Hoe ziet minister Koenders de ontwikkeling van hetWFP? Moet het streven zijn dat het WFP ooit niet meerbestaat, blijft het een mondiaal voedseldistributiecentrumof moet het mandaat van het WFP zelfs versterkt wordenrichting voedselzekerheid voor de lange termijn?

Recht op voedsel is de laatste tijd zeer actueel, dat kanniemand ontgaan zijn. Als reactie op de gestegenvoedselprijzen zetten een aantal rijstproducerende landenin Azië de export stop en zij verlaagden ook nog huninvoertarieven. Dat zijn stevige, maar ook wel te billijkenmaatregelen. De reflex is dus heel duidelijk ’’eigen volkeerst’’. Veel rijstimporterende landen in Afrika hebbenhierdoor het nakijken. Dit laat volgens mijn fractie zienhoe riskant een vrije wereldmarkt voor basisvoedsel is.De voedselcrisis leert ons dat het streven moet zijn omzo veel mogelijk lokaal en regionaal in de voedsel-behoefte te voorzien. Daarnaast moeten landen enregio’s voorraadbeheer kunnen plegen. Juist doordat devoorraden klein zijn, schommelt de prijs zo enorm. Hoeziet de minister dit?

Minister Koenders bracht onlangs met collega Verburgde nota Landbouw, rurale ontwikkeling en voedsel-zekerheid uit, een uitwerking van de beleidsbrief Eenzaak van iedereen van oktober 2007. Mijn collegaWillems heeft hierover ook gesproken. Deze revival vande landbouw in het ontwikkelingsdenken volgt op eeninvloedrijk rapport van de Wereldbank, waarin landbouwopnieuw wordt uitgevonden als motor van de economiein zich ontwikkelende landen. Zoals oud-senator eninspirator Rudy Rabbinge terecht beweerde in NRCHandelsblad van 31 mei 2008, geeft de Wereldbankhiermee in feite toe dat zij er, met het IMF, finaal naastzat toen eind jaren tachtig via structurele aanpassings-

programma’s investeringen in de landbouw werdenontmoedigd.

In de landbouwnota worden in vijf stromen extramiddelen uitgezet. Het is fijn, te constateren dat er weeraandacht voor kennis en innovatie is. De reactie van deminister op de IOB-evaluatie van het onderzoeksbeleiduit 2007 is zichtbaar vertaald in deze landbouwnota. Nade tamelijk vernieuwende onderzoeksprogramma’s van1992 heeft het Directoraat-Generaal InternationaleSamenwerking te lang relevante Nederlandse kennisbuiten de deur gehouden, soms zelfs met een stuitenddedain. De opheffing van de Raad voor WetenschappelijkOnderzoek Ontwikkelingssamenwerking (RAWOO) werddoor een topambtenaar bijvoorbeeld gerechtvaardigddoor te stellen dat de door deze raad geproduceerderapporten niet relevant waren en toch niet werdengelezen. De AIV deed hij af als een ritueel. Hoe kijkt deminister hier tegenaan?

In de landbouwnota wordt verder benadrukt dat eenlandenspecifieke aanpak noodzakelijk is. Mijn fractieplaatst daar enige vraagtekens bij en voelt zich hierbijgesteund door onderzoek van het International FoodPolicy Research Institute (IFPRI). Laten wij eens hardopdenken over bijvoorbeeld West-Afrika, de economischeregio van vijftien arme landen die ECOWAS heet.Waarom zouden wij niet, in plaats van vijf thematischestromen, een gemeenschappelijk landbouwbeleid voordeze regio helpen ontwikkelen? Dat kan Nederland alleenniet volbrengen, maar wel met gelijkgestemde donorenen de Europese Unie. ECOWAS en de EU voeren alregelmatig overleg via ministeriële trojka’s, maar delandbouw wordt niet vaak expliciet geagendeerd. Denkde grenzen in de ECOWAS-regio weg en je houdtgrofweg drie klimaatszones over: de Sahel, de Savanneen de humide kustzone met alle grote steden. Daarwonen de meeste consumenten.

De volgende vragen zijn relevant. Wat is nu en straksde vraag naar voedsel in de regio? Hoe veranderen deeetpatronen? Hoe en waar krijgen wij de rijst- en devleesproductie omhoog? De eetpatronen zullen in dierichting bewegen. Waar zijn de beste gronden? Moet ereen laagje fosfaat overheen, zoals de beroemdeWageningse hoogleraar Cees de Wit al beweerde in dejaren zeventig? Zo moeilijk moet dat niet zijn, gezien defosfaatreserves in de regio. De steun van het ministerieaan het IFDC is hierbij ook relevant. Wat moet natuurge-bied blijven? Hoe kunnen wij producenten helpen metinvesteren? Hoe kunnen wij tariefmuren tussen landenafbouwen zonder dat de gederfde inkomsten te hoogworden voor de landen. Hoe kunnen wij landen helpenmeer belasting te innen uit inkomsten en winsten? Hoekunnen wij de onderzoeksagenda’s van Sahellanden alsSenegal, Mali, Burkina Faso en Niger aan elkaarkoppelen? Deze landen doen nu allemaal hetzelfde, voorheel weinig geld. Hoe kunnen wij het Nederlandse beleidin partnerlanden Burkina Faso, Mali, Ghana en Beninbeter op elkaar afstemmen? Laten wij dan Togo ookmeenemen, zodat wij samenhang kunnen aanbrengen inde hulpinspanning in vijf aan elkaar grenzende landen. Ikhoop de minister hiermee wat mee te geven voor deevaluatie van de Parijs Verklaring en de in september opte stellen Accra Agenda voor Actie. Dit snijdt meer houtdan het krampachtig vasthouden aan de EconomicPartnership Agreements (EPA’s). Tot onze teleurstellingstaat in de geannoteerde agenda van de laatste RAZEBdat Nederland de inzet van de Europese Commissie

Smaling

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1372

Page 8: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

steunt om volledige EPA’s met de ACP-landen af tesluiten in 2008 of 2009.

Het continent heeft behoefte aan integratie, maar hetresultaat van de hele en halve EPA’s is dat landen juistuit elkaar worden gedreven. Straks lopen al die landenforse douane-inkomsten mis. Dit gaat ten koste van hetnationale budget, en dat gaat weer ten koste van dewerkgelegenheid.

Kijk naar de VS, de EU, Japan en China. Allemaalhebben zij, met een grote mate van marktbescherming,hun landbouwsector op niveau gebracht. En net nu wijbeginnen in te zien dat wij Afrika die mogelijkheid ookmoeten gunnen, klinkt weer het vermaledijde vrijhandels-riedeltje. Het is ook allemaal niet nodig. Slechts 10% vande landbouwproductie wordt op de wereldmarktverhandeld, 90% blijft in land en regio. Het aandeel vanexporten van de ACP-landen naar Europa stond in 2002op iets minder dan 3%. Er is dus geen duidelijke supplyresponse op onze open markten. Wordt ministerKoenders hier moedeloos van of pakt hij het hiervoorgeschetste briljante SP-alternatief op?

In Een zaak van iedereen, de beleidsnota van ministerKoenders, zijn mensenrechten zichtbaar in een aantal vande vier beleidsintensiveringen. Ik ga op alle vier kort in.Radicaal is de omslag van good governance alshulpvoorwaarde naar fragiele staten, dat in paragraaf1.1.f als opvallende subtitel heeft: ’’een blijvendfenomeen’’. Dit suggereert dat inzet op fragiele statengelijk staat aan dweilen met de kraan open. Want ookstaten die geenszins fragiel oogden – ik denk met nameaan Kenia, aan Ivoorkust en in een verleden ook aanZimbabwe – bleken vaten vol sociale en etnischespanningen. En zie wat er de laatste weken in Zuid-Afrikagebeurt. Eind vorig jaar zei minister Koenders nog datZuid-Afrika een belangrijke rol speelt bij de bevorderingvan vrede en veiligheid op het Afrikaanse continent. Eenhalf jaar later wordt het land geteisterd door ernstigeonlusten en weigert het de vingers te branden aan dewantoestanden in buurland Zimbabwe.

De tweede beleidsintensivering van de minister gaatover groei en verdeling. Het valt op dat die twee telkensin één adem genoemd worden. In de praktijk blijkt deverdeling geen gelijke tred te houden met de groei.Hierover heeft de minister in de Tweede Kamer uitvoeriggedebatteerd met VVD-collega Boekestijn. Dat de groeigeen gelijke tred houdt met de verdeling is deels hetgevolg van slechte belastinginning. Een elite profiteert,de losers blijven achter. Is dat niet te voorkomen, enmoet er gewacht worden tot het ’’trickling down’’-effectzijn werk heeft gedaan?

Iedereen geeft bijvoorbeeld hoog op over India. InBangalore zijn inderdaad al heel wat westerse bedrijvengevestigd die werk en inkomen bieden. Maar detheeplukkers in Assam, wat ik laatst met eigen ogen konzien, verdienen nog steeds € 1 per dag. Hoe gaat dieplukker profiteren van de bedrijvigheid in Bangalore? DeNew Economics Foundation heeft becijferd dat economi-sche groei weinig oplevert voor armoedebestrijding, juistomdat de groei vooral bij de hoge en middeninkomensterecht komt. Voor iedere dollar aan armoede-vermindering in de wereld was in de jaren negentig€ 166 aan wereldwijde economische groei nodig. Dat’’trickelt’’ dus wel erg langzaam ’’down’’. Hoe gaat deminister groei en verdeling matchen?

Onder het kopje Klimaat en energie gaat de vrees vande minister schuil dat er in de nabije toekomst een

alsmaar groter wordende horde klimaatvluchtelingen opEuropa afkomt. Dit is in de ogen van mijn fractie wel ergalarmistisch. Droogtes, overstromingen, sprinkhanen-plagen, hoe treurig ze ook zijn, ze zijn van alle tijden. DeSahel is bovendien de laatste decennia niet droger maarnatter geworden. Er is bovendien zoveel onzeker aan deklimaatmodellen, hetgeen de IPCC zelf toegeeft, dat mijnfractie betwijfelt of hier wel de juiste prioriteiten wordengesteld.

Ten slotte staat gender of vrouwenrechten, om de lijnvan dit debat vast te houden, weer prominent op deagenda. Dit is een goede zaak, maar ik worstel insommige gevallen met de vraag in hoeverre we hiermeecultuurimperialisme bedrijven. Speciaal voor dezegelegenheid heb ik, wat oneerbiedig, een foto uit hetlaatste jaarverslag van het Koninklijk Instituut voor deTropen gescheurd: een groepsfoto van deelneemstersaan een cursus verloskunde in partnerland Jemen, waartrouwens de doodstraf nog regelmatig wordt voltrokken.Echter, de enige die te herkennen is op de foto is deNederlandse cursusleider zelf. Hij wordt omringd dooreen aantal witte gordijnen met een ventilatiespleetje.Deze foto, die ik nu omhoog houd, zal ik straks rondlaten gaan. Wat is de gedachte achter het financieren vanzo’n cursus? Is dit vraaggestuurde ontwikkelingssamen-werking of proberen we de samenleving in Jemen teveranderen?

Bilaterale hulp, vooral indien gebonden aan allerleimitsen en maren, wordt voor ontvangende landengaandeweg minder belangrijk. Een zaak van iedereenmet vier beleidsintensiveringen en Landbouw, ruralebedrijvigheid en voedselzekerheid met vijf sporen: deanalyses zijn redelijk in orde wat de SP-fractie betreft,maar de uitwerking is zeer versnipperd. Ontwikkelings-hulp vormt een steeds kleiner wordend percentage vande jaarlijkse toestroom van geld en kapitaal naarontwikkelingslanden. Nu is dat ongeveer 2%. Waaromdenkt de minister dat hij met een ’’alle beetjes helpen’’-benadering succes zal oogsten? Op een EU-bijeenkomstvan parlementaire buitenlandcommissies vorig jaar inLissabon, waar ik bij aanwezig was, sprak de ministervan Buitenlandse Zaken van Ghana. Hij zei: ’’julliehulpinspanningen zijn te versnipperd, het is piecemeal.Neem het door Nederland gesteunde schoolfeedingproject. Dát werkt tenminste, en het is zichtbaar. Iedereenin het land weet ervan’’.

Voorzitter. Tot slot: de minister presenteerde Een zaakvan iedereen’’ nadrukkelijk als beleidsbrief en niet alsalomvattende nota. Hij is er trots op dat de brief slechts50 en niet 300 pagina’s telt. De vraag is of wij daar ookblij mee moeten zijn. Schaefer zei ooit: In gelul kun jeniet wonen. Dat klinkt wat oneerbiedig in deze Kamer,maar hij zei het en iedereen kent de quote. Nota’s kun jeniet eten, zou je dus ook kunnen zeggen, maar de laatstegrote nota’s stammen uit het begin van de jarennegentig en zijn uitgebracht tijdens het ministerschapvan Jan Pronk. Voor mij persoonlijk vormden ze eengrote bron van inspiratie, maar belangrijker is dat zeinternationaal de aandacht trokken en Nederland op dekaart zetten als gidsland. Helaas vond zijn opvolgster hettreurige werkwoord ontpronken uit en inmiddels zijn weonze voortrekkersrol kwijt. Deze minister moet naar demening van de SP overwegen een echte legacy achter telaten in de vorm van een alomvattende terugkijkende entoekomstgerichte nota, vijftien jaar na de laatste. Goedbeleid stoelt op een maximum aan begrip en diepgang.

Smaling

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1373

Page 9: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Voorzitter. De SP-fractie ziet reikhalzend uit naar dereactie van de ministers en zij hoopt dat onze suggestieskunnen bijdragen aan een verdere rijping van debeleidsterreinen die wij vandaag bespreken.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. De foto met degordijnen en ventilatiespleetjes wordt zo meteenverspreid. Ik zie daar erg naar uit. Ik heb wel een serieuzevraag: wat is eigenlijk het bezwaar tegen het geven vaneen cursus verloskunde in Jemen? Het geven van diecursus wordt nu verbonden met het bedrijven vancultuurimperialisme. Ik wil daarover graag de positieveopvatting van de heer Smaling vernemen en dus niet dekritiek. Wat vindt hij hiervan?

De heer Smaling (SP): Ik vind het leggen van een zwaaraccent op gender in ontwikkelingslanden buitengewoonbelangrijk. Echter, bij de implementatie van het beleid opdit gebied worden de activiteiten in het ene ontvangendeland meer gedragen dan in het andere. Ik vraag mij af ofin een land als waar het hier om gaat de activiteit doorde regering echt gesteund wordt of dat die slechtsgedoogd wordt. Is sprake van een nationale opvatting inJemen dat vrouwen een opleiding nodig hebben? Hiergaat het om verloskunde, maar het had ook een anderecursus kunnen zijn.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Maar u weet dat in ditgeval niet. Stel dat de regering daar gedoogt dat eenbepaalde groep deze cursus verloskunde volgt. Hebt udaar dan problemen mee?

De heer Smaling (SP): Ik streef naar totale rechtsgelijk-heid van mannen en vrouwen. Dat komt natuurlijk ookdoordat ik een kind ben van mijn eigen opvoeding. In ditsoort landen is er echter een aanzienlijk verschil tussende rechten en de mogelijkheden van mannen envrouwen. Ik worstel daarom met de vraag of dit land opbeleidsniveau achter het organiseren van een dergelijkeactiviteit staat. Gaat het hier slechts om een besluit vanNederland? Vindt Nederland dat zijn filosofie met zichbrengt dat het dit soort activiteiten moet ondernemen,omdat Jemen dan meer op westerse landen gaat lijken?

De heer Willems (CDA): Ik begrijp u niet helemaal. Is datlaatste voor u reden om te zeggen: dan maar niet? Ik wijserop dat wij juist op deze manier de mogelijkheidhebben om met de cultuur daar in contact te komen, ookal gebruiken ze er gordijnen met spleetjes.

De heer Smaling (SP): Ik zeg niet dat wij deze activitei-ten niet moeten doen.

De heer Willems (CDA): Dat zegt u wel door het plaatjeomhoog te houden.

De heer Smaling (SP): Ik houd wel eens vaker eenplaatje omhoog.

De heer Willems (CDA): Maar dat doet u niet zonderreden.

De heer Smaling (SP): Ik heb mijn twijfels bij bepaaldeuitgaven onder het kopje ’’gender’’. Ik meen namelijk datin het ene geval dergelijke activiteiten worden goedge-keurd door een land dat gewoon te weinig geld heeft om

zelf aan vrouweneducatie te doen en dat in het anderegeval het desbetreffende land er helemaal niet voor isdat wij vrouwen helpen om te emanciperen.

De heer Willems (CDA): Kort gezegd: u bent erop tegendat geld voor dit soort projecten wordt uitgegeven.

De heer Smaling (SP): Ik vraag aan de minister waaromer geld voor dit soort projecten wordt uitgegeven.

De heer Willems (CDA): U bent er nog niet zo zeker van.

De heer Smaling (SP): Ik wil graag horen wat deminister ervan zegt en dan zullen wij verder over ditonderwerp debatteren.

De heer Willems (CDA): Ik constateer dat u er nog nietzo zeker van bent.

De heer Smaling (SP): Dat ziet u goed.

©

De heer Eigeman (PvdA): Voorzitter. Ik had de neigingom op dit laatste in te gaan, maar wil dat maar nietdoen. Het is wel verrassend dat we een debat dat oververgezichten moet gaan, kunnen terugbrengen totopmerkingen over onze eigen standpunten.

Ontwikkelingssamenwerking is anno 2008 geensinecure. De internationale oriëntatie van Nederlandersstaat onder druk. Soms krijg je het gevoel dat hethistorisch besef zo gering is dat we serieus denken datwe de welvaart hier ter plaatse maken en dat alles watvan buiten komt er alleen maar is om ons iets af tenemen. Daarbij denk ik niet alleen aan mensen die echtuit het buitenland komen, maar ook aan mensen die al inNederland wonen. Dat noem ik een interne dreiging. Hetis dan ook van nationaal belang om weer aan een anderperspectief te werken. We hebben de wereld nodig en dewereld kan onze kennis en ervaring goed gebruiken.Benepenheid wordt onzes inziens zwaar gestraft. Ookextern is er veel dreiging. De opgaven worden wereld-wijd steeds zwaarder. Ik denk aan de relatie met deproblemen van klimaat en energie, het tekort aanvoedsel en de situatie van de mensenrechten. Wehebben te maken met soms perverse trekken van deverhoudingen in de wereld.

We spreken vandaag in het bijzonder over mensen-rechten en ontwikkelingssamenwerking. Dat heeft mijvoor bijzondere vragen gezet. In de memorie vantoelichting bij de begroting en ook in de nota overmensenrechten en buitenlandstrategie spreken debewindslieden over het gevaar van cultuurrelativisme alshet over mensenrechten gaat. De mensenrechten zijngeen westerse uitvinding; zij hebben universelegeldigheid. Dat ga ik vandaag niet bestrijden. Ik betooghier wel dat het goed is om nog eens naar de relatie tekijken: niet relativeren, maar relateren. De doodstrafmoet zonder enig voorbehoud van de hand wordengewezen. Dat geldt voor China, dat geldt voor Zim-babwe, dat geldt voor de VS! Daar kunnen we dus heelconsequent in zijn, maar doen we dat ook? Kunnen debewindslieden nog eens uiteenzetten hoe zij hiermeeomgaan, ook in termen van handelspolitiek en in derelatie met bevriende landen als de Verenigde Staten?

Smaling

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1374

Page 10: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Ik wil nog een stap verdergaan. In Nederland gevenwij veel geld uit aan wetenschappelijk onderzoek naarziekten. Slechts 2% van die budgetten is gerelateerd aanziekten die samenhangen met honger en armoede, aanonderzoek dat relevant is voor ontwikkelingslanden. Perdag sterven veel kinderen en vrouwen aan juist dieziekten. De rest van ons budget gaat naar ziekten dievaak direct gerelateerd zijn aan onze welvaart, dus aanwelvaartsziekten. Ook sterven dagelijks heel veel mensenaan de gevolgen van ondervoeding. Rabbinge spreekt ineen recent interview in de NRC van mogelijk 1 miljoenhongerdoden extra in 2008! Toch speculeren westersebedrijven met voedsel, houden wij ingewikkelde regelsen tariefafspraken in stand en pikken we ook graag eengraantje mee als we andere investeringen meerprofijtelijk vinden. We houden dus als rijk land systemenin stand die de oorzaak zijn van veel ellende en dood,niet als straf en niet als onderdeel van een strafrechtelijkstelsel, maar voor de slachtoffers en hun nabestaandenmaakt dat niet uit. Ik geef geen stuiver minder aanAmnesty International, laat dat duidelijk zijn, maar hetmaakt mijns inziens onze aanspraken op de universaliteiter niet sterker op. Graag krijg ik een reactie van debewindslieden naar aanleiding van dit dilemma.

Mensenrechten zijn als juridisch en als maatschappe-lijk vraagstuk te benaderen. Met de juridische benaderingstaat vrijheid centraal. Vrijheid van meningsuiting,rechten van minderheden, vrije arbeidsverhoudingen,vrouwenrechten, een onafhankelijke rechtspraak, detoegang tot de rechter en de kwaliteit van de democratiezijn daar aspecten van. Institutionele kracht is van grootbelang. Met de maatschappelijke benadering gaat het omandere zaken: levensomstandigheden zijn cruciaal.Voedsel en water, gezondheid, onderwijs, huisvesting enveiligheid bepalen de kwaliteit van het leven. De tweebenaderingen kruisen elkaar soms en kunnen elkaar inde weg zitten. In de nota Mensenrechtenstrategie voorhet buitenlandbeleid wordt de samenhang sterkbenadrukt. In de passages over de millenniumdoelenwordt een sterke overeenkomst geconstateerd. Mensen-rechten zijn onderdeel van een ontwikkelingsstrategie enhebben een duidelijke sociaaleconomische component.Ze vormen als het ware elkaars randvoorwaarde. Het isgoed om er ook oog voor te hebben dat ze soms elkaarverdringen en het is goed om vooral aandacht te hebbenvoor het op kracht brengen van de lokale instellingen. Desituatie in China direct na de aardbeving heeft aange-toond dat de fysieke veiligheid en een adequate reactieop een rampensituatie voor de stabiliteit en hetvertrouwen cruciaal kunnen zijn. Het recht op vrijemeningsuiting en verzet tegen de doodstraf zijn in deacute situatie ineens secundair, niet als principe, maarwel als praktische waarde. Dat doet niks af aan hetbeleidsmatig belang van de mensenrechtenstrategie, welaan het politieke effect van het moment. Voor een meerstructurele aanpak is aandacht nodig voor goed bestuur.

Goed bestuur is een belangrijk doel voor ondersteu-nende programma’s, maar wordt onderschat naar hetoordeel van mijn fractie, met name wat het effect op hetdraagvlak in ons eigen land betreft en ook wat betreft deaandacht voor corruptiebestrijding. De democratischerechtsstaat en zijn instellingen vragen veel aandacht. Datis een voorwaarde voor onderhoud en ontwikkeling vanmensenrechten. Vrije verkiezingen, een grondwet encontrole op de strijdkrachten zijn voorwaarden, maar zezijn niet voldoende. Het is evenzeer een voorwaarde om

goed invulling te geven aan een stabiel politiek systeem,transparant met oog voor verantwoording van overheids-optreden, een integer bestuur en een rechtvaardigbelastingstelsel. Ten slotte is goed bestuur in staat omeen effectieve overheid in de benen te houden die devoedselvoorziening ordent, die gezondheids- enonderwijsvoorzieningen in stand houdt en die veiligheidvan burgers garandeert door een effectief rechtssysteemte laten functioneren met een adequaat strafrecht, eenbetrouwbare politie en dergelijke en opnieuw aandachtvoor corruptiebestrijding, integriteit van de overheid enmet name integriteit van het politieke bestel.

Een belangrijke politieke vraag is of dat soortondersteuning niet aan voorwaarden gebonden moetzijn. Je zou ook kunnen zeggen dat het inrichten vangoed bestuur een voorwaarde is om verdere ondersteu-ning te verlenen. Graag hoor ik de opvatting van debewindslieden hierover. Noodhulp is daar bijna niet aante binden: een overstroming, storm of aardbeving maggeen aanleiding zijn om eerst een politiek debat aan tegaan. Bij structurele hulp kun je daar verschillend overdenken. In de afgelopen weken is in verschillendegesprekken, debatten en dergelijke duidelijk gewordendat goed bestuur structureel aandacht verdient. Ik komdaar nog op terug in verband met effectiviteit. Directehulp gericht op het verbeteren van drinkwater, landbouw,gezondheid en dergelijke kan gecombineerd worden metcapacitybuilding van overheden en andere relevanteinstellingen. Dat kan ook bijdragen aan het vasthoudenvan draagvlak bij donorlanden. Op de laatstgehoudenIPU-conferentie was dat een belangrijk thema. Het wasopvallend hoe juist door parlementariërs uit steunlandenin Afrika benadrukt werd dat een effectieve overheid engoede verantwoording in beider belang zijn. De steunvan parlement tot parlement kan daarin een element zijn.De effectiviteit van steunprogramma’s kan binnenlandseen item zijn; het kan ook deel uitmaken van denagestreefde projectresultaten. Hoe kijkt de minister voorOntwikkelingssamenwerking aan tegen de optie omuitwisseling tussen parlementen te bevorderen alsonderdeel van de totale controle, inclusief de corruptie-bestrijding?

Er zijn twijfels over de effectiviteit van de hulp. Datgeldt niet alleen onder een deel van de bevolking, maarhet is ook voor deskundigen aan de orde. Van Dam in deNRC van 29 mei jongstleden fulmineert tegen de huidigeaanpak. Hij maakt van de bilaterale hulp bijna eenkarikatuur. Dat stoort mij, want ik behoor tot deaanhangers van ’’de druppel en de gloeiende plaat’’-theorie. Het zal volgens sommige critici wel valssentiment zijn, maar als ik met eigen ogen constateer datvoor delen van de townships in Zuid-Afrika luttelebedragen in de vorm van microleningen voor groepenvrouwen en kinderen een aanzienlijke verlichting van hetdagelijks bestaan betekenen, dan is dat voor mij eenteken dat wij daar zeker mee moeten doorgaan. Datwordt nog eens versterkt als ik de resultaten zie vanbijvoorbeeld van microfinanciering en ook kijk naar derol van de decentrale overheden in programma’s rondomcapacitybuilding. Daarover verschil ik van mening metcollega Willems, maar onze voorgeschiedenis is ook watverschillend: ik kom uit het lokaal bestuur.

Toch heeft Van Dam een punt als hij spreekt overmarges, over de relatie met handel, migratie enkapitaalstromen en zeker als het gaat over controle. Hijhekelt de controlezucht en bepleit enige bescheidenheid

Eigeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1375

Page 11: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

op dat punt. Van Dam raakt hier aan de principes vangoed bestuur. Het sluit aan bij de opvatting die de Prinsvan Oranje aan het IPU-congres overbracht. Hij kriti-seerde de overmaat aan monitoring en administratievelast die op veel ontwikkelingsprojecten rust. Zoals eerderaangegeven kan de steun aan eigen parlementairecontrole door steunlanden een middel zijn om dat teondervangen.

Ook voormalig collega Rabbinge en zijn collegaMeesters wijzen in de NRC op het belang van goedbestuur. Zij koppelen dat aan de problematiek van dewereldvoedselsituatie, die noopt tot gerichte maatrege-len. Collega Smaling heeft er ook een aantal behartigens-waardige dingen over gezegd. De resultaten van delaatste conferentie in Rome zijn nog niet uitgewerkt. Deopenbare berichtgeving geeft aanleiding tot zorg. CollegaDe Graaf heeft er het een en ander over gezegd en iksluit mij graag bij hem aan. Kunnen de bewindsliedenaangeven hoe zij naar die resultaten kijken in het lichtook van de opdrachten die de regering zichzelf hadmeegegeven?

In de voornemens van het kabinet wordt gesprokenover coherentie. Er wordt een relatie gelegd tussenOntwikkelingssamenwerking en andere terreinen. HetBreed Mensenrechtenoverleg heeft hiervoor terechtaandacht gevraagd. Het wijst op de relatie tussenmaatschappelijk verantwoord ondernemen en het beleidvan Economische Zaken, het handelsbeleid. Het lijkt mijverstandig om dat uit te werken in programma’s en hoorer graag het een en ander over.

Een uitwerking is ook gegeven in het programmarondom de Millennium Development Goals. Daar isnadrukkelijk de relatie met de medeoverheden gezochten is geprobeerd om ruimte te maken. Mijn fractie zougraag inzicht krijgen in de samenwerking in de breedte.Wat gebeurt er nu concreet om verschillende departe-menten met elkaar te verbinden? Hoe wordt de civilsociety daarbij betrokken? Millennium developmentgoals zijn niet alleen een kwestie van overheden, maarook van ngo’s in ontwikkelingslanden en organisatieshier ter plaatse. Het is goed om dat te koppelen metdiscussies over handelsrelaties en onze discussierondom duurzame ontwikkeling. Betrek het bedrijfslevendaarin, bekijk wat je kunt met innovaties en investeer inkennis. En opnieuw: koppel dat aan capacitybuilding,zoals je ook capacitybuilding aan mensenrechten moetkoppelen. Het concept van fragiele staten is een goedconcept. Zij moeten leren, wij moeten gebruikmaken vanoude contacten om nieuwe contacten op te bouwen eneffectief te maken. Het is belangrijk om daarbij hetjuridisch instrumentarium inzetten, ook op het gebiedvan mensenrechten en te kijken wat je in samenwerkingmet internationale organisaties kunt realiseren. Daaromis het buitengewoon belangrijk om een mensenrechten-ambassadeur te hebben, maar die moet niet alleen demaat nemen. Wij hebben ons er in het verleden altijd oplaten voorstaan dat wij dat altijd zo goed konden. Het isgoed om grenzen te stellen, maar je moet mensen ookhelpen om uitwegen te zoeken, niet alleen gerelateerdaan overheidsoptreden, maar ook aan ngo’s. En blijf alertop een al te juridische benadering. Kijk ook naar hetmaatschappelijk draagvlak in de betrokken landen; betrekburgers en hun organisaties erin en zorg ervoor dat doorparticipatie mensen zichzelf versterken. Hoe ga jedaarmee om in het beleid van Ontwikkelingssamenwer-

king om op dat punt werk in ontwikkelingslanden teversterken?

Voordat ik ga afronden kom ik bij de consistentie vanhet beleid. Ik spits dat toe op het debat over onsoptreden in Israël en rondom de Palestijnen. Ik heb er bijhet EU-debat al het een en ander over gezegd. Het is eenwederzijds moeilijke situatie. Dat hebben wij toenvastgesteld en dat kunnen wij opnieuw vaststellen. Oudeliefdes spelen een belangrijke rol, zowel in onze eigenbenadering als in de benadering rondom de Palestijnen.Kijken wij naar de schrijnende situatie in de Palestijnsekampen op het gebied van voedsel, hygiëne engezondheidszorg, dan kunnen wij niet anders dan eisenstellen, niet alleen aan de Palestijnen zelf, maar ook aande staat Israël. Dat moeten wij zeker doen. Als desecretaris-generaal van de VN constateert dat deGazastrook de ergste plek op de wereld is om te wonen,hoe moeten wij daar dan verder mee omgaan? Hoe kijktde minister van Buitenlandse Zaken daartegenaan,wanneer dat wordt geconstateerd door niet de minstefunctionaris in de internationale samenwerking? Ik vraagdit, omdat onze geloofwaardigheid en de effectiviteit vanons eigen optreden inzake mensenrechten in het gedingkomen. De constante oorlogshouding die in het gebiedspeelt, met name bij een deel van de Israëlischebevolking, zet ons onder druk. Wij zullen dus met elkaarde extremen de wind uit de zeilen moeten nemen.Zachte krachten moeten steunen, ook onder de bevolkingvan Israël zelf. Die zijn daar gelukkig ook te vinden. Hoedoen wij dat nou?

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mag ik een vraag stellenover de Gazastrook en vragen naar de verplichting vanandere landen? Er wordt hier gesproken over deverplichting die Israël heeft. Ik kan mij voorstellen dat erook in de regio wordt gekeken: hebben ook anderelanden een verplichting als het gaat om de humanitairesituatie in de Gazastrook? Is het denkbaar dat Jordanië ofEgypte daarbij een rol kan spelen? Is dat in uw opvattingevenzeer een verplichting?

De heer Eigeman (PvdA): Ik vind het lastig mij vanafdeze plek uit te laten over verplichtingen van anderelanden. Wij spreken hier vandaag in de eerste plaatsonze regering aan. Natuurlijk is het noodzakelijk om tekijken waar je de effectiviteit van je optreden naarmensen toe kunt vergroten door er andere landen bij tebetrekken, zoals Jordanië en/of Egypte, en misschienzelfs wel Turkije. Maar het gaat er in de eerste plaats omhoe wij daarmee omgaan.

De heer Kuiper (ChristenUnie): U stelt in uw bijdrage dater eisen aan Israël moeten worden gesteld. Geldt datevenzeer voor andere landen?

De heer Eigeman (PvdA): Wij hebben altijd eenbijzondere relatie met Israël gehad, zodat wij dat landdaar vandaaruit op mogen aanspreken.

De heer Kuiper (ChristenUnie): U bedoelt landen in deregio.

De heer Eigeman (PvdA): Wij hebben het niet over eenwillekeurig gekozen stukje grond, maar om een stukgrond waarover zeer veel oorlog is gevoerd. Ik vind dat

Eigeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1376

Page 12: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

wij aanspraak mogen maken op die bijzondere relatiemet Israël.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Er zou een zekere uitruilkunnen plaatsvinden tussen Egypte en de bewoners vande Gazastrook, inhoudend dat, als er geen wapens meerde Gazastrook binnenkomen vanuit het zuiden, Egyptezich zal verplichten tot een verdere ondersteuning van dePalestijnse bevolking in de Gazastrook. Zij kunnen datsamen op die manier bespreken.

De heer Eigeman (PvdA): Dat is absoluut denkbaar. Maarhet gaat mij erom in het bijzonder te kijken naar hoe wijomgaan met de rechten van concrete mensen in deGazastrook. Daar gebeuren dagelijks dingen die absoluutniet kunnen. Als ik daarvoor aandacht wil vragen, doe ikdat, ook omdat het belangrijk is dat het verwerken vanhet verleden wordt betrokken bij hoe je met dingenomgaat. Wij hebben bij Armenië gezien dat datbuitengewoon heftige reacties teweeg kan brengen.Laatst stond er een column van Victoria Koblenko inMetro, waarin over Oekraïne wordt gesproken. Ik wistdaar niets van, maar ik denk dan ’’schande’’. Dat soortkennis moet worden gebruikt om af te wegen hoe op eeneffectieve manier invloed kan worden uitgeoefend. Het isheel belangrijk om contacten op menselijke schaalinhoud te geven. Dat maakt het proces van verzoeningbeter mogelijk, wat geldt voor Israël, de situatie rondArmenië en andere plekken in de wereld. Daarvanmoeten wij ons meer bewust zijn.

Wij vragen bijzondere aandacht voor het Afrikaanscontinent: aids, honger en verdeling spelen daarbijdagelijks een rol. De stabiliteit staat op dit momentverder onder druk door de recente gebeurtenissen inZuid-Afrika, de ellendige politieke situatie in Zimbabween de groeiende welvaart in Nigeria. Wij moeten niet bijde pakken neerzitten, maar ons actief inzetten. Is Chinahet nieuwe rolmodel? Om twee redenen wordt dehuidige aanpak van China te angstvallig benaderd. In deeerste plaats zijn dat de oude beelden van de wereldre-volutie door Mao en in de tweede plaats de beheersingvan belangrijke bronnen. Het eerste is vooral een zaakvan eigen ideologische vooroordelen en het tweede isjuist, maar daardoor voelen de Afrikanen zich serieusgenomen. Chinezen scheppen op dit moment meer eenwin-winsituatie dan wij. Graag hoor ik hierover hetoordeel van de bewindslieden. Europa heeft in datopzicht een historische last te dragen. Wij houden nogsteeds structuren in stand, waarover een aantalinteressante boeken is verschenen. Er zijn nieuwegrenzen noodzakelijk, en geen nieuwe taken voor Afrika,want dat zou getuigen van een soort neokolonialisme.Wij hebben die grenzen daar neergelegd, wat verder gaatdan staatsgrenzen. Wij moeten op zoek naar andere,humanitaire grenzen. Ik heb daarbij het voorbeeld van deimmigratieproblemen als indicatie: wij klagen daarover,maar is het drie keer erger een probleem voor Afrika.Om te beginnen vanwege de effecten die het op deinterne verhoudingen heeft, verder vanwege debraindrain die plaatsvindt en ten slotte vanwege deinstabiliteit die het vaak teweegbrengt. Nu weet ik weldat Afrikanen altijd reizigers zijn geweest, wat tegelijker-tijd hun kracht en hun zwakte is. Maar wij zouden datmoeten verdisconteren in onze aanpak. Dit is ook hetgevolg van de geografie van het continent en hetklimaat. Daarom is het goed om aan te sluiten bij hoe

men op dit moment zelf probeert om de eigen democra-tieën te ontwikkelen. Het is goed om parlementen metelkaar slag te laten leveren. Ik heb wat dat betreft ergveel gehad aan de IPU-conferentie in Kaapstad,afgelopen april, waar veel Afrikaanse collega’s lieten ziendat er wel degelijk mogelijkheden zijn. Ook zij willenaandacht voor transparantie en verantwoording, dus eenwederzijds belang. Daar moeten wij werk van maken inhet verband van VN en EU. Dat geldt niet alleennationaal, maar ook decentraal.

De heer Smaling (SP): Ik neem aan dat ondersteuningvan de democratie in Afrika ook voor u een belangrijkpunt is. Hoe kun je dat het beste bereiken? Ik heb geziendat veel landen democratisering met een westers sausjeinvoeren, wat niet in alle landen goed gaat. Jan Pronk isin het verleden overtuigd van het feit dat het beter wasom een eenpartijdemocratie in Uganda te vestigen. Hebtu daar nog ideeën over?

De heer Eigeman (PvdA): Heb ik de rest van de middag,voorzitter?

De voorzitter: Nee.

De heer Eigeman (PvdA): Ik heb daar natuurlijk ideeënover. Essentieel is om aansluiting te zoeken bij wat zichop dit moment aan lokale ontwikkelingen voordoet, enervoor te zorgen dat je kennis draagt van de geschiede-nis van de besluitvorming. Steun vooral bilateralecontacten, zorg ervoor dat lokale en regionale gemeen-schappen aansluiting krijgen bij wat in Afrika aan degang is en maak daar gebruik van. Een onvoldoendeantwoord om verder op door te borduren, maar dat kanwellicht op een ander moment.

Belangrijke prioriteiten blijven toch de armste groepen,de interdependenties in de verschillende typen aanpakdie nodig zijn, zoals voedsel, klimaat en energie. Dearmste en dus kwetsbaarste groepen, zoals vrouwen enkinderen, vinden wij vooral helaas in Afrika. Dat vraagtom gerichte maatregelen en om bilaterale contacten. Deinzet van microkredieten is van blijvende aandacht. Datlevert overigens niet direct structurele oplossingen op,want die vragen om een sterk bestuur en een meergrootschalige aanpak. Maar het biedt wel degelijkoplossingen op maat. Je kunt koppelingen maken methet onderwijs. Je moet het blijven steunen, ook richtinghet bankwezen, door informatie, lobby en mogelijk ookdoor te helpen bij het inrichten van nieuwe financiëlestructuren. Ik hoor graag de bereidheid van ministerKoenders om daarmee serieuzer aan de gang te gaan. Iknoem het Kuyasafund en de ING, die proberen met eensubstantiële investering meer aan microfinanciering tedoen. Microfinanciering is ook belangrijk omdat hetmogelijkheden biedt om identificatie tussen donoren engeholpenen mogelijk te maken, wat belangrijk is voor hetdraagvlak in onze eigen samenleving. Wij moetenvooroordelen blijven aanpakken, ook in ons eigenbelang. Als je ziet wat in Latijns-Amerika en het Caribischgebied aan ontwikkeling plaatsvindt, is dat positief. Hetzijn geen wonderen, maar is wel sprake van vooruitgang.Interdependenties, meer aandacht voor het matchen vandiverse ontwikkelingen op inhoud en structuur, voedselen klimaat, mensenrechten en goed bestuur, goedbestuur en voedsel. Dat is belangrijk voor onze geloof-waardigheid. Daarvoor is ook van belang samenwerking

Eigeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1377

Page 13: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

met private partijen. Ontwikkelingssamenwerking is eenzaak van iedereen, wij moeten een goede balans vindenmet het eigen belang en met goed bestuur en gemeen-schappelijke grondwaarden die wij wereldwijd hebbenvastgelegd, zoals mensenrechten. Het vergt ook eenkritisch doordenken van eigen optreden. Wij moetenproberen bureaucratie te blijven vermijden, inclusief deconsultancy die zich een aardige positie heeft verworven.Ontwikkelingssamenwerking is geen sector, mettechnocraten die de dienst uitmaken, maar het is eenzaak van de politiek: de politiek moet keuzes makenwaarin mensen zich herkennen. Dat zou wel eens eenversteviging kunnen zijn van de geloofwaardigheid enhet draagvlak in onze samenleving. Als je voorwaardenstelt, moet je zeker weten dat je zelf geloofwaardig bent.Ik heb in mijn betoog op verschillende punten aangege-ven waar verbetering nodig is. De concrete situatie vande Palestijnen is wat dat betreft het meest schrijnend.Ook wijs ik op de perverse effecten van wereldhandels-relaties. Eigenlijk kan je zeggen dat er handel in hongeris. Het is afgrijselijk om dat te moeten constateren. Duslaten wij er wat aan doen. Werken aan goed bestuur isdaar een belangrijke voorwaarde bij, zowel centraal alsdecentraal. Ik zou zeggen: faciliteer de druppels. Volgensmij hebben wij daar meer aan, zo zeg ik ook tegencollega Smaling, dan nieuwe vergezichten op papierzetten. Wat mij betreft is het concrete optreden van deminister voor Ontwikkelingssamenwerking voldoende ominspiratie aan te ontlenen.

©

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Voorzitter. De verdedigingvan fundamentele rechten en vrijheden dient onsallemaal aan het hart te gaan. Ons, het parlement, netzoals u, de regering. De bevlogenheid van de tweebewindslieden die uit de Mensenrechtennota vannovember vorig jaar spreekt, is dan ook zeker zeer teprijzen. Er staat heel veel moois in deze nota, heel veelook waar mijn fractie het hartgrondig mee eens is.Niettemin schiet de nota naar onze mening op een aantalpunten tekort. Ik wil deze punten hier aan de ordestellen.

Het eerste betreft de soms expliciete en somsimpliciete stelling dat de internationale gemeenschap hetals het ware eens is over de universele uitgangspuntenmet betrekking tot de mensenrechten. Het schortweliswaar aan naleving ervan, maar de uitgangspuntendie zijn er. Dat het schort aan de naleving, is zonder meerwaar. Ik zou echter willen dat de regering gelijk heeft metde stelling dat wij het eens zijn over de uitgangspunten.Ik zie dat namelijk nog niet zo. Er zijn nog heel veellanden die deze uitgangspunten, bijvoorbeeld vanvrijheid en gelijkheid, niet delen. Om deze landen teovertuigen om toe te treden tot de gemeenschap vanlanden die de mensenrechten wil beschermen enbevorderen, is naar onze mening meer nodig dan eenverwijzing naar de Universele Verklaring van de Rechtenvan de Mens. Ik bedoel hiermee dat wij in staat en bereidmoeten zijn om ook te discussiëren over de theoretischefundamenten van onze mensenrechten. Ik mis in de notahierover iets. Mijn vraag aan de bewindslieden is of zijhierop een visie hebben. Zien zij het ook zo en welketheoretische grondslagen achten zij belangrijk om in dediscussie mee te nemen?

Het tweede punt dat ik miste in de nota is hetvolgende. Als je er al van uitgaat dat men het eens isover de uitgangspunten, in ieder geval op papier, is ertoch nog een groot probleem met betrekking tot deinvulling van deze rechten. Ik wil een voorbeeld noemenuit mijn eigen praktijk. Als mensenrechtenjurist ben ik in1994, vlak na de eerste vrije verkiezingen, in Zuid-Afrikageweest. Ik was lid van een commissie die Zuid-Afrikaanse juristen adviseerde over de nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet en de mensenrechten aldaar. Eenvan de onderdelen die wij hebben besproken, was hetverbod op marteling en het verbod op vernederende enonmenselijke behandeling. Toen kwam ook aan de ordedat het verbod ook geldt voor bijvoorbeeld gedetineer-den. Dat verbod is absoluut en zou dus ook voor hengelden. Toen zei een van de mensenrechtenjuristenaldaar het volgende: het is allemaal wel leuk en aardigwat u daar zegt, maar wij vinden de lijfstraffen zo ergnog niet, jullie sluiten mensen levenslang op, dat vindenwij erg, dat vinden wij een onmenselijke en vernede-rende behandeling. Nu wil ik hiermee niet een pleidooihouden voor cultuurrelativisme. Wat ik wel wil betogen,is dat wij ons moeten realiseren dat in heel veel landeninvullingen van mensenrechten die wij vanzelfsprekendachten, helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn en dat wijmoeite moeten doen om uit te leggen waarom wij in ditgeval lijfstraffen wel onmenselijk vinden maar eenlevenslange gevangenisstraf niet.

Een zeer zorgwekkende ontwikkeling is de laatste tijddat er niet alleen getornd wordt aan het absolute verbodop marteling – ik ben ook zeer blij met de ferme taal inde nota dat wij daar niet aan moeten – maar dat er ooksteeds meer een probleem ligt bij de interpretatie vanwat marteling is. Dat zie je voorbeeld in de VerenigdeStaten. Daar is alleen dan van marteling sprake als dieblijvende lichamelijke schade teweegbrengt of de doodtot gevolg heeft. Dat is een heel andere definitie vanmarteling dan die welke wij hanteren in internationaleverdragen. Ik merk dat ook in Nederland in het publiekedebat daarover – het gaat dan bijvoorbeeld omondervragingstechnieken zoals waterboarding, zijndemarteling, namelijk het doen voorkomen alsof menverdrinkt – niet het woord marteling wordt gebruikt nochde term onmenselijke of vernederende behandeling,maar de term dubieuze ondervragingstechnieken. Ik vindhet een hellend vlak om zoiets te omschrijven als eendubieuze ondervragingstechniek, waarbij je ziet dat dedefinitie van begrippen die wij als vanzelfsprekend opeen bepaald niveau hebben gesteld, langzamerhandderogeert. Op een gegeven moment zal er niets meeroverblijven van die definitie. Dus die twee punten,namelijk de theoretische basis voor onze mensenrechtenen de invulling die wij eraan geven, zijn belangrijkeonderwerpen waar ik helaas in de nota te weinig overheb gelezen.

Volgens de bewindslieden schort het aan de naleving.Daar ben ik het helemaal mee eens. Echter, bij denaleving zoals daarover in de nota wordt gesproken, lijkthet erop dat het er voornamelijk om gaat om staten aante spreken op de naleving van mensenrechten tenopzichte van hun burgers. Hoewel dat zonder meer ookmoet gebeuren en belangrijk is, miste ik in de nota eenuiteenzetting van het belang om individuele burgers demogelijkheid te geven om bijvoorbeeld te klagen tegenhun regering. Niet voor niets is het individuele klacht-recht in het EVRM zo’n ongelofelijk belangrijk onderdeel

Eigeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1378

Page 14: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

en was het zo vernieuwend. Wij kunnen wel universeleverklaringen van de rechten van de mens enmensenrechtenverdragen ondertekenen, maar als deindividuele burger in een bepaald land niet de mogelijk-heid heeft om zich tot een onafhankelijke instantie tewenden om die rechten af te dwingen, dan is het nietmeer dan een papieren tijger. Ik hoor graag de visie vande regering hierop. Met name ben ik benieuwd wat zijdenkt te kunnen doen om het individuele klachtrechtbuiten de Raad van Europa te bevorderen.

Mijn volgende punt betreft de keuze voor de zesonderwerpen in de nota. Ik begrijp heel goed en het lijktmij ook verstandig dat er keuzes worden gemaakt.Nederland kan namelijk niet alles. Maar toch roepen dekeuzes die de regering heeft gemaakt bij mij een aantalvragen op. De eerste is de keuze voor de bevorderingvan het verbod op de doodstraf. Hoe ziet de regering hetprobleem dat een van onze grootste bondgenoten, deVerenigde Staten, het verbod op de doodstraf tot nu toeafwijzen? Dan bedoel ik niet alleen dat Nederlanduiteraard zal proberen de Verenigde Staten te overtuigendat zij wat dat betreft een fout beleid voeren. Ik doelvooral op de vraag hoe wij als Nederland, al dan niet inEU-verband, samen met de Verenigde Staten optrekkenom in andere landen de mensenrechten te bevorderen.Behoort dan het verbod op de doodstraf tot de zaken diewij in een ander land willen bevorderen? Of kan dat nietals wij gezamenlijk met de Verenigde Staten optrekken?In dit verband had ik gewenst dat de Nederlandseregering de executie van Saddam Hussein met ietsfermere woorden had afgewezen.

Over het verbod op marteling heb ik al iets gezegd. Ikwil alleen iets vragen ter verduidelijking. Behalve op éénpagina in de nota wordt er alleen maar gesproken overhet verbod op marteling, maar niet over het verbod oponmenselijke en vernederende behandeling. Ik ga ervanuit dat dit een redactionele omissie is en dat het gewooneen afkorting is: marteling, lees: marteling en/ofonmenselijke en vernederende behandeling. Kunnen debewindslieden dit bevestigen?

Vorige week bij het debat over de 3D-benadering hebik al iets gezegd over de rechten van kinderen. Mede inverband met tijdgebrek werd gesuggereerd om dezevandaag aan de orde te stellen. De rechten van kinderenworden terecht omschreven als een van de speerpuntenbij de inzet voor mensenrechten. Ik heb mij eroververbaasd dat er niets staat over het voorkomen van hetgebruik van kindsoldaten, maar ook over de resocialisatievan kindsoldaten als in conflictgebieden wederopbouw-hulp moet worden gegeven. Ik vind dat een groot gemisen ik hoop dat de minister voor Ontwikkelingssamenwer-king hierover iets wil zeggen.

Ik heb ook wat vragen bij de keuze voor het onder-werp vrijheid van godsdienst. In de nota staat dat dekeuze voor zes onderwerpen is ingegeven door het feitdat zij ernstige, actuele schendingen van mensenrechtenvertegenwoordigen. Ik vroeg mij af welke feiten enomstandigheden de regering ertoe hebben bewogen omuit de diverse vrijheidsrechten juist de vrijheid vangodsdienst te kiezen als een recht dat op dit momentdusdanig ernstig wordt geschonden in de wereld dat hetonze bijzondere aandacht verdient.

In dit verband vraag ik waarom niet is gekozen voorde vrijheid van meningsuiting. In de nota staat her ender het nodige over de vrijheid van meningsuiting. Datwekt de indruk dat de regering het standpunt huldigt dat

de vrijheid van meningsuiting een van de bijkomstigerechten is en niet een van de centrale rechten die nodigzijn, zeker in fragiele staten of staten waar de rule of lawnog niet is wat deze zou moeten zijn. Mijn vraag over dekeuze voor de vrijheid van godsdienst in plaats van devrijheid van meningsuiting is tweeledig. Waarom isgekozen voor een versterkte inzet om de vrijheid vangodsdienst te beschermen en waarom is niet de vrijheidvan meningsuiting tot speerpunt gemaakt?

Het volgende onderwerp waarover ik wat vragen heb,is de rol van de Europese Unie. De regering beschrijft deEuropese Unie als waardengemeenschap. Daar ben ikhet van harte mee eens en dat steunen wij ook. Maar zover zijn wij nog niet, want de waarden die wij inNederland huldigen en de waarden die horen bij diekeuzes voor bijzondere inzet van de regering, zoalsnon-discriminatie van homoseksuelen en lesbiennes ofgelijke rechten van vrouwen, worden niet in alle lidstatengedeeld. Ik denk dan vooral aan lidstaten die errecentelijk bij zijn gekomen. Een voorbeeld zijn deberichten die je leest over discriminatie van homoseksue-len en lesbiennes in Polen, maar ook over gelijke rechtenvan mannen en vrouwen of het recht op abortus. Datsoort vanzelfsprekendheden vanuit Nederlands perspec-tief worden zeker niet gedeeld door de hele EuropeseUnie.

Mijn vraag aan de regering is hoe zij wil bevorderendat binnen de Europese Unie daadwerkelijk eenwaardengemeenschap ontstaat, waarbij de waarden diewij huldigen, worden gedeeld door de rest van de Unie.Hoe wil de regering voorkomen dat wij de Europese Uniemoeten zien als een soort kleinste gemene deler, hetminimum van alle waarden en normen die wij in hetkader van de mensenrechten hanteren? Ik denk dat dezebeperking een groot probleem is, zeker als wij de EUwillen gebruiken als vehikel om met één mond naarbuiten toe op te treden, omdat wij dan sterker staan danwanneer Nederland het alleen doet, zoals in de notastaat. Dan moet het wel zo zijn dat de waarden-gemeenschap van de Europese Unie zich op een niveaubevindt dat gelijk is aan het niveau van landen alsNederland.

Het is logisch dat de nota, als nota van de ministervan Buitenlandse Zaken, voornamelijk gaat overproblemen elders in de wereld, maar ik vind het jammerdat in de nota niets staat over zelfreflectie, want ik denkdat het van belang is dat wij daar ook aan doen. Ik hebdat vooral gemist bij het onderwerp terrorismebestrijdingen mensenrechten. Bij dit onderdeel doet men hetvoorkomen alsof er binnenslands geen enkele discussiewordt gevoerd over de noodzaak van bepaalde maatre-gelen of over de niet-geoorloofde beperking vanmensenrechten in het kader van terrorismebestrijding. Ikhad het op prijs gesteld als hier iets meer kritischvermogen was getoond; niet alleen het vermogen omonze bondgenoten aan te spreken op hun verplichtingenbij de bestrijding van terrorisme, maar ook om watkritischer naar onszelf te kijken. Kortom, de nota is eenmooi begin, maar er is nog veel te doen. Ik wacht metbelangstelling op de antwoorden van de regering.

©

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter.Vorige week hebben wij hier gediscussieerd over de3D-benadering. Als ik even wat lichtvoetigs mag

Böhler

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1379

Page 15: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

opmerken, als voetballiefhebber heb ik deze weekgeleerd dat men er in Zwitserland en Oostenrijk eeneigen 3D-benadering op na houdt. Het gaat daarbij omgeen onaardige woorden: Dialog, deeskalieren endurchgreifen. Dat durchgreifen kan nodig zijn in bepaalderoerige situaties met supporters. Doorpakken doe je alsde dialoog en het de-escaleren niet meer helpen. Datdurchgreifen moet de wereldgemeenschap ook doen alsde mensenrechten op het spel staan. Met mensenrechtenkun je niet marchanderen, wordt terecht opgemerkt. Ikwil mijn bijdrage als titel ’’durchgreifen’’ meegeven. Datkan ik te meer doen daar het naleven van de mensen-rechten uitdrukkelijk een doelstelling is van dezebewindspersonen.

Het is op zichzelf verheugend dat de minister vanBuitenlandse Zaken mensenrechten tot speerpunt vanhet buitenlandbeleid heeft verklaard. Het gaat ommensen in hun omstandigheden. Zij dienen ons een zorgte zijn. Er wordt gesproken over een mensenrechten-strategie voor het buitenlandbeleid. Die strategie moeterin bestaan dat Nederland zowel via multi- als viabilaterale kanalen het mensenrechtenthema consequentaan de orde stelt. In de mensenrechtennota wordt hetthema breed opgevat. Mensenrechten zijn universeel,zoals wij al verscheidene keren hebben gehoord. Zij zijnook ondeelbaar en verbonden met economische, socialeen culturele omstandigheden.

In een wat encyclopedische rondgang in deze notaworden vrijwel alle relevante thema’s benoemd, al heeftmevrouw Böhler er een aantal gemist. In de discussiesover deze nota is de vrees al geuit dat dit wel heel veelgoede intenties tegelijkertijd zijn en dat het erop aankomtop welke punten wij nu echt durchgreifen. Hoe staat hetmet de invulling van een actieplan, waar in de TweedeKamer om is gevraagd? Is de minister van zins zichnader te focussen? Is hij van plan enkele thema’s in hetbijzonder ter hand te nemen? Welke successen wil hij opdit terrein boeken?

In de discussie van vandaag hebben wij het over eenconcreet toepassingsgebied. Het is buitengewoonrelevant om de mensenrechten te gebruiken omdoelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamen-werking nader in te vullen. Allereerst maak ik enkeleopmerkingen over de hantering van het mensenrechten-thema. Vervolgens ga ik in op vier specifieke situaties dieik als een soort casussen wil presenteren, met enkelevragen erbij.

Mevrouw de voorzitter. Laat ik nogmaals vooropstellendat onze fracties het zeer terecht vinden dat het themamensenrechten deze aandacht krijgt. Het is eenbenadering die een land als Nederland met zijn traditiesop het terrein van het internationale recht past en diegoed hanteerbaar is binnen de internationale gemeen-schap. Bij deze benadering hoort een zeker vertrouwen inde internationale gemeenschap en de institutieswaarover die gemeenschap beschikt; in de nota wordtdaarover ook gesproken. Ik bedoel dat er een optimis-tisch perspectief doorklinkt over de mogelijkheden van’’global governance’’. Er is een mondiaal regulerings-systeem dat hiervoor is ontworpen en ook benut zoumoeten worden. De opmerking van mevrouw Böhlergaat in dezelfde richting. Wij spreken over universelemensenrechten en de bevordering daarvan doorinternationale organisaties en instituties. Nederland wilzich daaraan nadrukkelijk verbinden, maar dit impliceertwel degelijk een discussie met dat deel van de wereld

dat niet zo vanzelfsprekend deel wil uit maken van ditsysteem van ’’global governance’’ met de universelemensenrechten en de instituties die daarbij horen. Hetrisico is dat deze benadering wat Europees, wat westersblijft en sterk institutioneel gericht.

Ik maak twee kanttekeningen voordat ik tot mijncasussen overga. In de eerste plaats lijkt het er nu op datmensenrechtenproblemen vooral iets zijn van deniet-westerse wereld. Verschillende voorbeeldenbevestigen dit. Ik noem vrouwenrechten, de samenhangmet veiligheid, intrastatelijke conflicten, godsdienstvrij-heid en andere vrijheden. Dit zijn allemaal kwesties diezich voordoen in de niet-westerse wereld, maar heeft dewesterse wereld dan geen problemen met de handha-ving van de mensenrechten? Ik verwijs naar de ontwikke-lingen op het gebied van de mensenhandel die onver-minderd verontrustend zijn en in feite vaak neerkomenop het bevoorraden van illegale bordelen in Europa metvrouwenlichamen van elders. Een aantal van dezevrouwen is afkomstig uit landen behorend tot de EU. Iknoem ook de behandeling van Sinti en Roma inOost-Europa die eveneens onze aandacht vraagt vanuiteen mensenrechtenperspectief. En laten we niet vergetendat Nederland is gewezen op de hoge cijfers vankindermishandeling in onze eigen samenleving.

De beleidsbrief Naar een menswaardig bestaanbenoemt ook wel thema’s als mensenhandel en depositie van kinderen, maar ik wijs op de valkuil dat wijwel anderen de maat nemen, maar onszelf daarbij te veeluit het oog verliezen. Onze oproep aan de wereld omzich aan de mensenrechten te houden, mag niet holklinken. Het zou in dat verband goed zijn te wijzen opeen fundamenteler begrip dan dat van de mensenrech-ten, namelijk dat wij recht doen aan mensen en aangerechtigheid. De mensenrechten zijn daarin gefundeerddat wij gerechtigheid zoeken voor iedereen en dat dit eennorm en maatstaf is voor onszelf. Van ons wordtgevraagd recht te doen aan mensen in hun omstandighe-den te midden van politieke, sociaaleconomische enculturele krachtenvelden. Die norm kan ook zelfkritischworden gehanteerd. Wil de minister van BuitenlandseZaken ingaan op de samenhang tussen hetmensenrechtenbeleid en de keuzes die wij dichter bijhuis maken in onze eigen samenleving? Heeft het kabinetdaar oog voor in zijn beleid? Komt hetgeen wij aananderen voorhouden ook in de beleidsvorming in onseigen land tot uitdrukking? De morele overtuiging – hetis opvallend dat in de mensenrechtennota herhaaldelijkwordt gesproken over de morele overtuiging die degrond is voor het mensenrechtenbeleid – is uiteraard nietgereserveerd voor de wereld buiten Europa. Dit was mijneerste, meer principiële punt.

Het tweede punt heeft betrekking op de concentratieop de landenaanpak. Daarin maken Buitenlandse Zakenen Ontwikkelingssamenwerking verwante bewegingen.Ontwikkelingssamenwerking richt zich op een aantallanden – wij hebben vorige week al gesproken over deprofielen en de landen – en heeft met name oog voor deallerarmste landen en fragiele staten. Buitenlandse Zakenwil ook komen tot een lijst van landen voor demensenrechtenaanpak. Hoe zit het toch met deze lijstjesvan landen? Zijn die op elkaar afgestemd? Hoe zit hetmet het initiatief in het kader waarvan Nederland inEU-verband het voorstel heeft gedaan om te komen toteen ’’permanent outreach chart’’ waarbij Europeselanden met andere landen in de wereld een speciale

Kuiper

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1380

Page 16: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

relatie aangaan? Welke landen worden aan welke anderelanden gekoppeld? Is dit voorstel kansrijk?

Naast de landenbenadering is er een andere benade-ring zichtbaar, een meer systematische benadering. Ikdoel dan op het mensenrechtenvraagstuk in relatie totongelijke verdeling van rijkdom en armoede, asiel- enmigratiestromen, vluchtelingen en displaced persons,klimaat en voedselzekerheid, grondstoffen en energie-bronnen en wapenexport. Dat is heel veel en ook hier ishet weer de vraag hoe de regering het mensenrechten-thema aan de orde stelt bij deze meer wereld-omspannende vraagstukken.

Mensenrechten en ontwikkelingsbeleid betekenenonvermijdelijk een concentratie op het lot van mensen inzwakke posities. Het internationale recht kiest de zijdevan kwetsbare landen en kwetsbare mensen en zo zouhet ook moeten zijn. Vaak is het dat niet vanwege deweerbarstigheid van de politieke en culturele situaties.Om te bezien wat dit accent op mensenrechten betekent,wil ik vier situaties voorleggen en daar mijn vragen overstellen. Ze gaan over hulp bij humanitaire noodsituaties,het geweld tegen etnische en godsdienstige minderhe-den in de islamitische wereld, over vrouwenrechten enover de samenhang met voedselzekerheid. Het zijnallemaal situaties waarin nu of later ’’durchgreifen’’geboden is.

Mijn eerste vraag gaat over de humanitaire noodsitua-tie die ontstaan is in Birma. Na de orkaan Nargis heeft deVN onder leiding van Ban Ki-moon geprobeerd deinternationale gemeenschap toegang te laten krijgen totde getroffen gebieden. Er zijn visa verstrekt, maar dehulp komt niet verder dan Rangoon. In feite heeft deinternationale gemeenschap de terugtocht moetenaanvaarden, schepen met hulpgoederen voor de kust zijnweer vertrokken. Intussen zijn vele duizenden mensen –en dan schat ik hun aantal waarschijnlijk te laag in – inde delta nog aan hun lot overgelaten in een situatiewaarin bruggen en wegen verwoest zijn. Overigensworden, naar het schijnt, Aziatische hulporganisaties weltoegelaten en die organisaties die er al langer actief zijn,zoals ZOA Vluchtelingenzorg. Het is nog onzeker of dehumanitaire ramp niet nog grotere proporties zalaannemen.

Intussen mag niet uit het oog worden verloren dat inheel Birma de situatie erbarmelijk is. Het World FoodProgram (WFP) heeft al eens gerapporteerd dat eenderde van de kinderen onder vijf jaar in heel Birmaondervoed is. Voorts gebruikt het regime geweld tegende eigen bevolking en heeft het het gemunt op etnischeminderheden, moslims en christenen. Van het volk vande Karen, waarvan een deel in de getroffen delta leeft,leven vele duizenden al decennialang in vluchtelingen-kampen in Thailand.

De humanitaire ramp is er dus al en was er al. Devraag is wat de internationale gemeenschap die zichinzet voor universele mensenrechten, nu zal doen. Er ishet R2P-concept (Responsibility to Protect) dat uitdrukke-lijk is gericht op bescherming van bevolkingen, maar watbetekent dit concept in deze situatie? Kunnen wij dateens verkennen? Wat zouden gronden zijn voor eenhumanitaire interventie? Niemand heeft nog het woord’’genocide’’ in de mond genomen, maar als wij dat welzouden doen, welke consequenties moet dat dan hebbenvoor de internationale gemeenschap? Wanneer degetroffen bevolking er zelf om zou vragen, wat zou dan

de reactie van de internationale gemeenschap dienen tezijn?

Mijn tweede vraag gaat over het mensenrechtenbeleidin diverse conflictsituaties in het Midden-Oosten enNoord-Afrika. In Darfur laait het geweld weer op. Nieuwestromen vluchtelingen komen momenteel weer op gang.Vrouwen worden systematisch verkracht en mannenvermoord. Hier is zo’n situatie waarin ’’global gover-nance’’ weinig zeggingskracht heeft. De mensenrechtenkunnen nog zo universeel zijn, het geheel aan institutiesdat nodig is om ze te handhaven lijkt hier te ontbreken.

Dit is een breder probleem in de islamitische wereld.Het optimisme waar een ’’global governance’’-benadering van getuigt, lijkt hier keer op keer eennederlaag te lijden. In Irak is de positie van christelijkeminderheden zeer verslechterd. Ik denk aan de situatievan Koerdische minderheden waarvoor Joel Voordewindin de Tweede Kamer aandacht heeft gevraagd. Kan deminister aangeven welke stappen hierin worden gezet uitnaam van een op mensenrechten gericht beleid? Opwelke manier moet de omgang met minderheden inislamitische landen de komende jaren in meer algemenezin aan de orde worden gesteld? Wij spreken vaak overincidenten, maar mijn vraag is er meer op gericht hoewij dit in algemene zin aan de orde kunnen stellen opbasis van onze benadering van universele mensenrech-ten en de instituties die de wereld nodig heeft omminderheden te beschermen. Zou er ook een rol zijnweggelegd voor landen als Turkije die dichterbij liggenen al democratische instituties kennen? Moeten wij hundaartoe oproepen? Ik hoor hierover graag de mening vande bewindslieden. Welke rol kunnen landen als Turkijehierbij spelen? Turkije ligt dichterbij en kent bovendien aldemocratische instituties. Moeten wij hen daartoeoproepen?

Vrouwen in sub-Sahara-Afrika. De minister voorOntwikkelingssamenwerking heeft terecht aandachtgevraagd voor vrouwen in ontwikkelingssituaties. Vooralin sub-Sahara-Afrika is die positie heel divers. De rol vanvrouwen en meisjes is heel belangrijk in de lokaleeconomie, tegelijkertijd zijn zij sociaal en seksueel heelkwetsbaar. Velen sterven aan aids of door de verzwak-king van hun gezondheid als gevolg van slechtehygiënische omstandigheden. Overheden van landenwaar deze omstandigheden zo pover zijn, zijn vaak zelfniet in staat een ontwikkelingsbeleid te voeren. Kan deminister concreet aangeven hoe zowel de dialooghierover als een doortastend optreden er nu eigenlijkuitziet?

Juist in deze context heeft de universaliteit vanmensenrechten, met haar waarden als lichamelijkeintegriteit, recht op onderwijs en recht op een gezinsle-ven, veel zeggingskracht. Het verhaal begint ook hiervaak bij de mannen: zij moeten op hun verantwoordelijk-heid worden gewezen. Vraagstukken van culturele,sociale en seksuele bejegening moeten openlijk wordenbenoemd. Om welke inhoudelijke koers is het de ministerte doen als het gaat om vrouwenrechten? Kan ministerKoenders aangeven op welke wijze hij een beleid voorhet recht op een gezinsleven, dat in dit geval ookvrouwen uitdrukkelijk beschermt, vormgeeft?

Over de wereldvoedselproblematiek zal de komendejaren veel te doen zijn. Voedsel wordt schaars en deprijzen gaan omhoog. Dat zal veel onrust geven en ookde toegang tot betaalbaar voedsel hinderen en somszelfs blokkeren. Deze ontwikkelingen raken, zoals al

Kuiper

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1381

Page 17: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

eerder is opgemerkt, primaire rechten. Het staat deverdere ontplooiing van mensen in de weg. Mensenkomen niet eens aan andere rechten toe als deze er nietzijn.

Hoe kan de toegang tot voedsel en water wordenverbonden met discussies over mensenrechten? Wat mijopvalt is dat in de beleidsdocumenten van Ontwikke-lingssamenwerking eigenlijk nauwelijks een relatie wordtgelegd met het thema mensenrechten. Als ik mij vergis,hoor ik dat graag, maar ik heb toch echt de indruk datvooral het thema vrouwenrechten heel nadrukkelijkwordt verbonden met mensenrechten.

Voorzitter. Ik zie uit naar het antwoord van de regering.

©

De heer Koffeman (PvdD): Voorzitter. Wie spreekt overde samenhang tussen ontwikkelingssamenwerking enmensenrechten, ontkomt niet aan een nadere beschou-wing van de motieven die leiden tot het opkomen voormensenrechten en het verlenen van steun aan landenmet een beperkt niveau van economische ontwikkeling.Zijn het de belangen van onderdrukte mensen, van armemensen die ons primair drijven? Of komen onze zorgenop het gebied van ontwikkelingssamenwerking enmensenrechten ook in belangrijke mate voort uit hetsingle-issuedenken dat zoveel politieke partijen kenmerktdie opkomen voor de westerse mens en zijn financiëlebelangen? Handelen wij vanuit ons rechtvaardigheids-gevoel, uit morele overwegingen? Of is ook en misschienwel vooral ons welbegrepen eigenbelang een belangrijkedrijfveer van ons handelen in andere landen?

De Nederlandse geschiedenis van wat wel onzeoverzeese gebiedsdelen genoemd wordt, zou ons totnadenken moeten stemmen. De veelgeroemde VOC-mentaliteit, waartoe niet zo heel lang geleden zelfs dooronze minister-president werd opgeroepen, was allerminstsynoniem met het respecteren van mensenrechten, hetinitiëren van ontwikkelingssamenwerking en hetrespecteren van normen en waarden. Elk land heeftmoeite met de morele blinde vlekken van zijn geschiede-nis en het mag geen verbazing wekken dat dezelfde strijddie in Indonesië te boek staat als oorlog in onzegeschiedenisboeken geduid wordt als politionele acties.

Wij hebben de neiging eufemistisch te spreken overonze inzet over de grenzen, niet alleen in de jarenveertig, maar ook in 2008. De vechtmissie in Afghanistannoemen wij liever een opbouwmissie en onze steun aande oorlog in Irak is verkocht als steun aan de bevrijdingvan het Iraakse volk van een wrede dictator. Daarbij lijkthet ons nauwelijks te deren dat die oorlog onder valsevlag werd gevoerd en onder vals voorwendsels isverkocht aan de bondgenoten van de Verenigde Staten.

Wij zullen onder ogen moeten zien dat geopolitiekeverhoudingen in veel gevallen bepalend zijn voor wat wijbenoemen als mensenrechtenbeleid en ontwikkelingssa-menwerking. Toen Indonesië in 1992 liet weten deontwikkelingssamenwerking te willen opzeggen envoortaan alleen op voet van gelijkwaardigheid te willensamenwerken, bracht dat vooral een schok teweeg bijhet Nederlands bedrijfsleven. Dat dreigde namelijkmiljardenorders te verliezen, orders die gebaseerd warenop zachte Nederlandse kredieten. Overigens speeldenorders ook bij het herstel van de ontwikkelingsrelatie in1995 een doorslaggevende rol. De bruggenbouw inIndonesië door Hollandia Kloos is in dat kader een

voorbeeld van het dominante belang van het Nederlandsbedrijfsleven bij het bieden van ontwikkelingshulp doorde Nederlandse overheid.

Wij moeten eerlijk zijn over de vraag welke rolgeopolitieke en economische belangen spelen in onsbeleid voor mensenrechten en ontwikkelingssamenwer-king. Waarom ligt het meer voor de hand militair in tegrijpen in landen als Irak en Afghanistan dan in landenals Zimbabwe, Birma, Congo of de Gazastrook? Zijn demensenrechten doorslaggevend in de afwegingen die wijdaarbij maken? Of zijn de keuzes van onze bondgenotenen onze eigen korte termijnbelangen doorslaggevend?

Het is bekend dat 70%-80% van de wereldbevolkinglactose-intolerant is, nadat de zuigelingenfase isafgesloten. Dat cijfer is afkomstig van het CampinaInstituut, in dit kader een onverdachte bron. En tochmaakt het verstrekken van melkpoeder sinds jaar en dagonderdeel uit van het Nederlandse noodhulpbeleid. Isonze behoefte om ter plaatse hulp te bieden met het bestdenkbare dat wij hebben, ons uitgangspunt of hangt hetnegeren van lactose-intolerantie en daarmee hetveroorzaken van gezondheidsproblemen voor mensen inrampgebieden samen met onze overschotten van melken melkpoeder? Combineren wij met andere woordenmet deze zuivelleveranties het voor ons aangename methet vermeend nuttige?

Collega Smaling noemde het zojuist al: de universeleverklaring voor de rechten van de mens kent in artikel 25het recht op voedsel. In een wereld waarin elke avondmeer dan een miljard mensen met honger naar bedgaan, kunnen wij spreken over een zeer fundamenteelmensenrecht waaraan wij onvoldoende aandachtschenken.

Collega Van Kappen sprak tijdens het debat over destand van de krijgsmacht en Buitenlandse Zaken op15 april duidelijke woorden over demografische enklimatologische veranderingen en de mogelijke gevolgendaarvan. Ik citeer: ’’Het internationale veiligheidsklimaatwordt beïnvloed door bloedige burgeroorlogen, falendestaten, ernstige vormen van grensoverschrijdendecriminaliteit en het catastrofaal terrorisme. De geopoli-tieke invalshoek levert weer andere gezichtspunten op.Zo krijgen we in de toekomst te maken met grotedemografische veranderingen. De voorspelling van deVN is dat de wereldbevolking zal toenemen van dehuidige 6,7 miljard mensen tot meer dan negen miljardmensen in het jaar 2050. De bevolking van Europa,Rusland inbegrepen, krimpt en vergrijst echter. HetEuropese aandeel in de wereldbevolking neemt af vanongeveer 11% nu, tot 7% in 2050. De effecten van eenverder gaande globalisering in combinatie met de steedsmaar groeiende wereldbevolking, leidt tot schaarste aangrondstoffen en een stijgende energiebehoefte. Als deklimaatverandering doorzet, wordt de situatie nognijpender. Het zal dan ook steeds moeilijker worden omde groeiende wereldbevolking te voeden. In het bijzonderde toegang tot drinkbaar water wordt dan een potentiëlecasus belli.’’ Collega De Graaf memoreerde dit zojuistoverigens ook.

Ik ben het zeer met collega Van Kappen en collega DeGraaf eens. Wij moeten ons realiseren dat wij niet voortkunnen met de huidige verspilling van grondstoffen bijde productie van ons voedsel. Daarmee gaan wijnamelijk voorbij aan elementaire mensenrechten vanmensen in andere werelddelen. Minister Verburg heeftmeer dan eens aangegeven dat wij zouden moeten

Kuiper

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1382

Page 18: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

produceren voor de mond en niet voor de motor.Daarmee oefent zij kritiek uit op de productie vanbiobrandstoffen. Collega Willems herhaalde dit stand-punt.

Jean Ziegler, VN-rapporteur over het recht op voedsel,noemde de productie van biobrandstoffen zelfsrecentelijk een misdaad tegen de menselijkheid. Wanneerwij ons echter realiseren dat minder dan 2% van hetwereldlandbouwareaal wordt gebruikt voor de productievan biobrandstoffen en 80% voor de veehouderij, zullenwij ons ook moeten realiseren dat er een 40 keerkrachtiger term dan misdaad tegen de menselijkheidbedacht zou moeten worden voor de veehouderij.Kunnen wij doorgaan met het leggen van een beslag oplandbouwgronden in landen waar honger heerst, niet ommensen te voeden, maar om ons vee te voeden, dat 80%van dat voedsel omzet in mest en slechts 20% in nuttigeeiwitten?

Wanneer wij de toegang tot drinkbaar water voor denabije toekomst serieus beschouwen als een potentiëlereden voor oorlog of het op drift raken van bevolkings-groepen, hoe kunnen wij het ons dan veroorloven tot100.000 liter drinkwater te verspillen aan de productievan 1 kg rood vlees, zoals het World Watch lnstitute voorhet slechtste geval berekende?

Het is geweldig dat in het binnenlands beleid de eerstevoorzichtige stappen gezet worden in de richting van eentransitie van de productie en consumptie van dierlijkeeiwitten naar plantaardige eiwitten, zoals ministerVerburg deze week in een brief aan de Eerste Kameraangaf. Het is ook goed dat de ministers Cramer enKoenders in een brief aan de Tweede Kamer hebbenopgeroepen tot matiging van vlees- en zuivelgebruik ineigen land. Wij kunnen daarmee het goede voorbeeldgeven in de wereld en dat zal ook noodzakelijk zijn.

Van 1950 tot 2000 groeide de wereldbevolking van 2,7naar 6 miljard mensen. De vleesconsumptie vervijfvou-digde in die periode van 45 miljard kg naar 230 miljardkg. Wanneer wij weten dat de wereldbevolking in 2050gestegen zal zijn van de huidige 6 miljard naar negenmiljard mensen, en dat de prognose van de FAO is datde vleesconsumptie bij ongewijzigd beleid zal stijgen van230 miljard kg naar 450 miljard kg in dezelfde periode, isduidelijk dat de wereld de grondstoffen daarvoor niet zalkunnen leveren.

Professor Louise Fresco heeft onlangs gezegd dat wijmet het huidige landbouwareaal in staat zijn om 40miljard monden te voeden, zonder problemen. Maardaaraan is wel de voorwaarde verbonden dat wij diemonden voeden met bonen en graan en niet met vlees.

De bevolking van opkomende economieën zoals Chinaen India heeft niet de neiging om spontaan te leren vanfouten die wij in het Westen gemaakt hebben in hetverleden en maken in het heden, maar spiegelt zichdaaraan. Wij werken daaraan mee. Eind 2004 melddenverschillende media dat de consumptie van zuivelproduc-ten in het overwegend lactose-intolerante China met 15%per jaar groeide en inmiddels 12 miljard kg per jaarbedroeg, maar dat dit toch nog maar een teleurstellende8 kg per hoofd van de bevolking betekende, waar Taiwanal zo’n 60 kg melkproducten per hoofd van de bevolkingconsumeerde. Zes jaar lang had Nederland eenmelkveedemonstratieproject in China, vooral met alsdoel om de levering van technologie vanuit hetNederlandse bedrijfsleven te bevorderen onder Chinesemelkveehouders, waarvan bedrijven als Provimi,

Nutrifeed, Cebeco en Barenbrug nadrukkelijk profiteer-den.

Afgelopen jaar nog zette minister Verburg zich tijdenseen bezoek aan China in voor de promotie van Neder-lands kalfsvlees, kennelijk zonder zich te bekommerenom het kabinetsstandpunt dat vlees het meest milieu-vervuilende onderdeel is van ons voedselpakket, en datdit in China niet anders ligt.

Mede door inspanningen van de Nederlandsezuivellobby kwam de Chinese premier Wen Jiabao vorigemaand tot de uitspraak dat alle Chinese kinderen – enhet kan niet genoeg benadrukt worden: wij hebben hetover kinderen met een lactose-intolerantie – elke dag eenhalve liter melk zouden moeten drinken. Een halve litermelk, terwijl wij inmiddels weten dat de productie vaneen halve liter melk 0,7 kg broeikasgassen veroorzaakt endat het Joris Driepinterdenken inmiddels als zeerachterhaald mag worden beschouwd.

Nederland zou als gidsland op het gebied vanmensenrechten en ontwikkelingssamenwerking de kennisdie wij hier hebben opgebouwd op agrarisch gebied nietmoeten gebruiken om ontwikkelingslanden aan te zettentot het verkeerde gedrag dat wij zelf proberen af tezweren. Nederland zou zijn kennis moeten benutten omzelf een voorbeeldpositie in te nemen en partnerlandenop het spoor van een duurzame samenleving te zetten.

Hoezeer maakt duurzaamheid deel uit van onsbuitenlandbeleid en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid,wanneer wij emissierechten voor C02 in ontwikkelings-landen opkopen en daarmee de industriële ontwikkelingdaar belemmeren, om zelf ongebreideld door te kunnengaan met het uitstoten van C02? Hoe serieus zijn deregeringsdoelstellingen om te komen tot een reductievan het gebruik van dierlijke eiwitten uit overwegingenvan een duurzame samenleving, wanneer wij eenveelvoud van onze besparing teniet doen door deconsumptie van dierlijke eiwitten in ontwikkelingslandente bevorderen?

Hoe kunnen wij andere landen aanspreken op hunverantwoordelijkheid voor het klimaat, voor de water-voorziening, voor de voedselcrisis, voor de landde-gradatie en voor de vervuiling van bodem en lucht,wanneer wij zelf onze verantwoordelijkheid niet ofslechts zeer schoorvoetend nemen, wanneer wij tropischregenwoud laten kappen ten behoeve van onze ambitieom de slager en de melkboer van de wereld te worden?

Graag hoor ik een reactie op hoe de beoogdeNederlandse transitie van dierlijke naar plantaardigeeiwitten ook gestalte kan krijgen in ons mensenrechten-en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. In welke matekan dat en op welke termijn? Zijn de ministers het metmij eens dat het beperken van de genoemde doelstellin-gen tot binnenlands beleid letterlijk dweilen met de kraanopen zou beteken?

Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de stelling datwij af zouden moeten van het one-issuedenken, waarinde korte termijn financiële belangen van de westersemens nog steeds centraal staan. Een veelgebruikt citaatvan Gandhi is dat de aarde genoeg biedt voor iedersbehoefte, maar niet voor ieders hebzucht.

Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking zijngeen luxe, maar vloeien voort uit de morele plicht om deaarde in haar geheel te beschouwen. Wij zijn niet klaarmet ons koloniale verleden wanneer wij nog steeds eenbeslag menen te kunnen leggen op de water- envoedselbronnen van arme landen, wanneer wij nog

Koffeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1383

Page 19: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

steeds via het dumpen van onze overschotten hunmarkten ontwrichten, wanneer wij bij het geven vanontwikkelingshulp de belangen van ons bedrijfslevenprimair stellen, en wanneer onze geopolitieke eneconomische belangen een belangrijker uitgangspuntvormen van ons buitenlandbeleid dan overwegingen vanmededogen en duurzaamheid.

Wij gedragen ons in veel gevallen alsof de aarde vanons is, alsof wij meer recht hebben op wat de aarde tebieden heeft dan andere bewoners van dezelfde planeet.Dat denken wordt ingehaald door de werkelijkheid.Wanneer wij de bevolking van de rest van de wereld niethet aandeel gunnen dat die mensen toekomt, zullen zijhet komen halen. De voedingsbodem van internationaalterrorisme, burgeroorlogen en geopolitieke spanningen,ligt in steeds sterkere mate in de neokoloniale houdingvan 20% van de mensen, een groep die 80% van dewereldgrondstoffen als haar eigendom beschouwt.

Onze grote banken sporen beleggers schaamteloosaan om slim te beleggen in termijncontracten voorvoedsel, sinaasappelsap, olie en schaarse grondstoffen inonontgonnen delen van Afrika. Profiteer nu van deschaarste die de bank voor u en door u creëert. Het is diedecadentie, voorzitter, die niet buiten beschouwing zoumogen blijven bij een debat over mensenrechten enontwikkelingssamenwerking. Graag verneem ik de reactievan de ministers daarop. Moet er niet gewoon eenverbod komen op het aanprijzen van het vermarkten vande noden van arme landen, zoals het op dit momentbijvoorbeeld door ABN Amro gebeurt. Goede voorne-mens en mooie woorden kunnen geen garanties vormenvoor een eerlijke verdeling en duurzame leefomgevingvoor huidige en toekomstige generaties. Woorden alsrentmeesterschap en good governance kunnen pasbetekenis krijgen als zij worden omgezet in daden.

Kunnen de ministers concreet aangeven hoe zij deeconomische groei willen omzetten in de bestrijding vande honger en armoede van de meest kwetsbaregroepen? Hoe zullen de belangen van de allerarmstengewogen worden ten opzichte van het recht van desterksten bij de ontwikkeling van mensenrechtenbeleiden ontwikkelingssamenwerking? Als wij de groteproblemen op het gebied van honger, armoede,mensenrechten en klimaatcrisis, die nauw met elkaarsamenhangen, daadwerkelijk willen bestrijden en lievernog oplossen, zal er gewerkt moeten worden aan eenintegraal beleid, waarbij wij de bereidheid zullen moetenhebben om onze technologie te delen, delen van onzerijkdom op te geven en te praktiseren wat wij met demond belijden. Zolang onze bondgenoten op Guantá-namo Bay en in geheime CIA-gevangenissen demensenrechten met voeten treden, zolang wij ons hetvoedsel van hongerende mensen toe-eigenen entoestaan dat hun leefomgeving verwoest wordt doorwesterse bedrijven, zolang zullen wij niet geloofwaardigkunnen zijn in onze voornemens om de wereld rechtvaar-diger en duurzamer te maken. Graag een reactie daarop.Dank u wel.

De voorzitter: Dan zijn wij aan het einde gekomen vande eerste termijn van de kant van de Kamer. Volgens deagenda zouden wij het debat hervatten om 18.35 uur.Inmiddels heb ik van beide bewindslieden, die in deTweede Kamer tot 18.30 uur bezig zullen zijn met eenalgemeen overleg, het verzoek gekregen om het debat

pas om 19.00 uur te hervatten. Ik stel voor om aan datverzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.15 tot 19.00 uur geschorst.

©

Minister Verhagen: Mevrouw de voorzitter. Als u mijtoestaat, wil ik graag blijven zitten tijdens mijn antwoord.

De voorzitter: Dat mag.

Minister Verhagen: Dank. Mevrouw de voorzitter.Mensenrechten zijn een zaak van iedereen, voor iedereenen gelden altijd en overal. Met deze woorden leg ikmeteen de link tussen beide beleidsterreinen dievandaag aan de orde zijn. Ons land is traditioneel gezieneen beschermer van mensenrechten wereldwijd. Tevenszijn wij een van de meest vooruitstrevende en gecommi-teerde landen waar het gaat om ontwikkelingssamenwer-king. Inmiddels heeft de regering dit beleid verder vormgegeven in de nieuwe mensenrechtenstrategie Naar eenmenswaardig bestaan en in de beleidsbrief Een zaak vaniedereen. De woordvoerders hebben beide nota’sgelezen, dus ik zal niet specifiek op de inhoud ingaan.

In deze inleiding wil ik wel benadrukken dat inzet voorde mensenrechten van onverminderd groot belang is. Ditjaar is het 60 jaar geleden dat de Universele Verklaringvan de Rechten van de Mens is aangenomen. Defundamentele rechten die daarin staan, horen dus vooriedereen overal en altijd te gelden.

Mevrouw Böhler vroeg zich af hoe dit tot stand kwam,vanwaar deze aandacht en hoe het theoretische kaderdaaronder was. Het is overduidelijk dat, als je wereldwijdkijkt, het universele tijdbeginsel steeds meer onder drukstaat. In toenemende mate zijn er landen die culturele enreligieuze verschillen of tradities als excuus gebruikenom mensen hun rechten te onthouden. Ook zijn er intoenemende mate landen die onder het mom vanveiligheid, bestrijding van terrorisme of economischeontwikkeling, mensenrechten op de tweede plaats zetten.Niet-statelijke actoren, waaronder internationaleterroristen, bijvoorbeeld Al Qaida of strijdgroepen inbinnenlandse conflicten, zoals de Lord’s Resistance Armyin Uganda, hebben al helemaal geen boodschap meeraan mensenrechten.

Juist het universele karakter dat wij in de nota’s zoonderstrepen, staat niet alleen vanwege de ontwikkelin-gen in een aantal landen, ook in het Westen, onder druk,maar met name ook omdat die ontwikkelingen haaksstaan op hetgeen wij eerder hebben afgesproken. In 1993is ter zake in Wenen uitvoerig gediscussieerd, waarbijook elementen van traditie en cultuur een rol gespeeldhebben. Tegelijkertijd is toen het universele karakter zeerduidelijk benadrukt. Dat is dus nu geen excuus om integenstelling tot wat eerder gebruikelijk was, nu opeensmensenrechten aan mensen te onthouden. Vanwege dietendens hebben wij ervoor gekozen om mensenrechteneen hoeksteen te laten zijn in ons buitenlandbeleid. Ditkomt dus enerzijds voort uit een morele overtuiging enanderzijds uit eigenbelang. Immers, mensenrechten alsbelangrijke component van de internationale rechtsordedragen ook onmiddellijk bij aan stabiliteit en veiligheid.Wij zien ook vaak dat juist (dreigende) grens-

Koffeman

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1384

Page 20: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

overschrijdende conflicten een oorsprong vinden inschendingen van mensenrechten. Indien wij werkelijkwillen werken aan een veilige, schone en welvarendewereld, moeten juist ook mensenrechten de aandachtkrijgen die ze verdienen. Waar die mensenrechten onderdruk staan, moet Nederland tegendruk bieden. Dit geldtvoor alle landen, inclusief onze bondgenoten. Ik kom hiernog nader over te spreken. Bovendien hebben wij dit inde strategie verder uitgewerkt in een honderdtalmaatregelen.

Inmiddels is er ook in debatten aan de overzijderuimschoots aandacht besteed aan de mensenrechten-strategie. Het maatschappelijk middenveld heeft dieinhoud grotendeels positief ontvangen, evenals deambitie. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er geen vragenzijn of punten van aandacht die door de woordvoerdersvanmiddag benadrukt zijn. Een van de aandachtspuntenis de terechte vraag of de mensenrechten voldoendegeïntegreerd zijn in de verschillende beleidsterreinen. Alsje respect voor mensenrechten als hoeksteen van jebuitenlandbeleid ziet, moet dat ook terugkomen in deverschillende beleidsterreinen waarbij het buitenland-beleid een rol speelt. Bijvoorbeeld bij het economischebeleid inzake het maatschappelijk verantwoord onderne-men zie je dat wij op basis van deze strategie nauwsamenwerken met het ministerie van EconomischeZaken. Dit geldt ook voor het veiligheids- of hetwapenhandelbeleid in den brede, alsmede uiteraard inhet beleid van ontwikkelingssamenwerking. Mensenrech-ten en ontwikkeling zijn onlosmakelijk met elkaarverbonden. Collega Koenders zal in detail ingaan op dezesamenhang.

Als je zo’n strategie publiceert, roept de ambitie die jedaarbij tentoonspreidt uiteraard vragen op over deconcrete inzet in de praktijk. Welnu, inmiddels zijn wijvolop bezig met de implementatie. Ambassades hebbeninstructies ontvangen om de doelstellingen van destrategie in een meerjarenplanning op te nemen. Dithoudt in dat er een actieplan is opgesteld. Ik meen datde heer Kuiper hier specifiek naar gevraagd heeft. Datactieplan is ook naar de Kamer gestuurd. In dat plan zijnde doelstellingen dus concreet uitgewerkt.

Ik wil enkele recente voorbeelden noemen van onzeinzet ter zake en waarbij wij voortgang geboekt hebben.Allereerst een zaak die uitvoerig aan de orde is geweestin eerdere debatten over de mensenrechtennotitie. Ikdoel op de kinderarbeid. Na herhaaldelijk initiatief vanonze kant hebben de Europese ministers van buiten-landse zaken eind mei de Europese Commissie gevraagdom te onderzoeken hoe producten, gemaakt via deergste vormen van kinderarbeid, van de markt geweerdkunnen worden, bijvoorbeeld door middel vanhandelsmaatregelen, uiteraard wel WTO-conform.Nederland heeft er in de Europese Unie met succes opaangedrongen dat de thematiek van kinderarbeid wordtgeïntegreerd in andere beleidsinstrumenten zoals datonder andere is gelukt in de recent aangenomenEU-richtlijnen inzake kinderrechten. Wij zullen dus ookmet name inzetten op een spoedige implementatie vandeze richtlijnen. Dat vraagt uiteraard een follow-up. Op12 juni aanstaande zullen wij op de internationale dagtegen kinderarbeid daar specifiek bij stilstaan. Wijorganiseren dan ook verschillende activiteiten. Op 23 juniaanstaande organiseren wij over dit onderwerp eenrondetafelconferentie met niet-gouvernementeleorganisaties, het bedrijfsleven en de politiek. Daar wordt

op basis van ervaringen en voorstellen bekeken hoe dithet meest effectief gerealiseerd kan worden.

Ik kom te spreken over relaties met andere landen.Mijn collega Koenders en ik vragen eigenlijk voortdurendaandacht voor mensenrechten, als wij ergens eenbilateraal bezoek afleggen. Wij hebben dat samengedaan in Sudan, als het gaat over Darfur en demedewerking met ICC. Wij doen dat ook in Israël en dePalestijnse gebieden, als het gaat over administratievedetentie en de aanpak van terreur. Tevens doen wij dat,als wij spreken in de Verenigde Staten, als het gaat overGuantánamo Bay en waterboarding. Dat doen wij inChina, als het gaat over de vrijheid van meningsuiting,de vrijheid van religie, mensenrechtenverdedigers enTibet. Er zijn dus tal van voorbeelden te geven, waarbijwij bij ieder bezoek consequent aandacht vragen voorhet respect voor mensenrechten. Dit geldt voor Turkije,Iran en Zimbabwe, alsmede binnen de Europese Unie,als het gaat om de vraag hoe je omgaat met anderelanden, bijvoorbeeld Servië. Daarbij hebben wij ook nietvoor niets de koppeling gelegd met medewerking methet Joegoslavië Tribunaal.

Ook naar aanleiding van de vragen van de geachteafgevaardigde van de SP kan ik zeggen dat juist ook metbondgenoten wordt gesproken over de mensenrechten-situatie. Ik heb meermalen de situatie van de gevange-nen op Guatánamo Bay aangekaart. De heer Smalingvraagt mij wellicht waar dat toe leidt. Juist doordat je jeveelvuldig kritisch opstelt ten opzichte van dit soortzaken, draag je bij aan het debat erover in de VerenigdeStaten zelf. Het feit dat alle huidige presidentskandidateninzetten op het sluiten van Guantánamo Bay is onderandere een gevolg van de kritiek die het land op dit puntvan bondgenoten te verduren krijgt. Wij spreken in hetkader van de conferentie op Oud-Poelgeest metvertegenwoordigers van het ministerie van BuitenlandseZaken van de Verenigde Staten, met vertegenwoordigersvan universiteiten en met juridische deskundigen over devraag hoe wij kunnen voorkomen dat mensenrechtenworden geschonden in de strijd tegen het terrorisme. Ditis allemaal het gevolg van het feit dat wij ook debondgenoten hierop kritisch aanspreken. Niet voor nietsheb ik in mijn speech in april voor deVN-Mensenrechtenraad in Genève expliciet de praktijkvan waterboarding veroordeeld. Wij zijn dus ook tenaanzien van bondgenoten absoluut kritisch, juist omdatmensenrechten altijd, overal en voor iedereen gelden.Wij meten niet met twee maten.

De heer Smaling vroeg naar de spookvluchten ofrendition flights. Ik hecht eraan om ondubbelzinnig teherhalen dat Nederland en de Europese Unie geheimevluchten en het gebruik van geheime detentiecentra voorop onrechtmatige wijze gedetineerde verdachten vanterrorisme categorisch afwijzen. Mede op Nederlandsinitiatief heeft de Raad van Ministers van de EuropeseUnie in het verleden geconcludeerd dat het bestaan vangeheime detentiecentra, waar gevangenen wordenvastgehouden en in een rechtsvacuüm verkeren, niet inovereenstemming is met het internationaal humanitairrecht en het internationaal strafrecht. Wij hebben hethierbij over serieuze beschuldigingen van zeer ernstigezaken. Ook in het rapport waarnaar de heer Smalingverwees, wordt circumstantial evidence aangevoerd. Delidstaten die beticht worden van betrokkenheid bijgeheime detentiecentra, ontkennen deze betrokkenheidin alle toonaarden. In zo’n situatie is het voor andere

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1385

Page 21: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

lidstaten moeilijk om, ook op basis van het rapport, eenonderzoek af te dwingen. Dat is meer een zaak van deparlementen in de landen waar dit speelt. Ik denk aaneen land als Denemarken dat op basis van een verzoekvan het eigen parlement nader onderzoek heeft ingesteldnaar vluchten via Groenland. In het Verenigd Koninkrijkis gemeld dat er inderdaad vluchten hebben plaatsge-vonden. Wij hebben het nu echter over het eigen respectvoor mensenrechten. Nederland moet het eigen beleid inovereenstemming brengen met de woorden die het in ditverband ten aanzien van andere landen uit. Daarom wilik nogmaals benadrukken dat de Nederlandse regeringactief noch passief medewerking heeft verleend aandergelijke vluchten. Ik beschik dan ook absoluut niet overenige aanwijzing dat deze desondanks zouden hebbenplaatsgevonden.

Onze EU-lidstaten spreken wij dus ook aan als ditnodig is. Lidstaten van de EU worden niet anders danandere landen behandeld. Daarom worden zij niet apartbehandeld in de strategie. Wij hebben weliswaar binnende Europese Unie geen specifiek mechanisme om overmensenrechten in de eigen lidstaten te spreken, maardaarvoor gebruiken wij wel onze bilaterale contacten ende Raad van Europa. Ook binnen de Europese Unie zijnNederlandse ambassades alert op mensenrechten-schendingen. Als voorbeeld noem ik de situatie in Polen.Nederland spreekt regeringsleiders daar aan opuitspraken die worden gedaan over de doodstraf of overhomoseksuelen. In zo’n situatie houden wij EU-lidstatenaan wat wij zeggen voor te staan in het kader van de EUals waardegemeenschap.

De heer Smaling (SP): Ik dank de minister voor dezeheldere toelichting. Ik kom echter nog even terug opGuantánamo Bay. Kan de minister op de een of anderemanier hard maken dat de houding van de VerenigdeStaten in de afgelopen vijf of zes jaar is veranderd dooronder andere de input die hij heeft geleverd? Ik ben bangdat de minister wel blaft, maar dat hij niet kan bijten, ookgezien de afmeting van ons land.

Minister Verhagen: Het is altijd lastig om hard te makendat uit actie A reactie B voortvloeit. Zeker mensenrechtenzijn een zaak van lange adem, want vaak moetenverscheidene landen tegelijkertijd een stap zetten. Juistdaarom ben ik een groot voorstander van een actiefmensenrechtenbeleid binnen de Europese Unie. Immers,als Nederland iets zegt maar de andere lidstaten niet, ishet effect slechts zeer gering. Wij proberen daarom opdit punt samen op te trekken. Toch ben ik ervanovertuigd dat het effect heeft als een in principe trouwebondgenoot als Nederland Amerika kritisch aanspreektop een zaak als Guantánamo Bay en daarop zelfs fellekritiek heeft. In mijn eerste gesprek met mijn collega vande Verenigde Staten was het eerste onderwerp Afgha-nistan en het tweede Guantánamo Bay. Het heeft effectals wij bij een kennismakingsgesprek daarover beginnen.Men voelt zich in ieder geval genoodzaakt om daarovermet je in gesprek te gaan en het leidt tot discussie. Hetfeit dat wij Guantánamo Bay ook inbrengen in deEU/VS-top, heeft ertoe geleid dat de hele EU de VShierop aanspreekt. Ik ben ervan overtuigd dat het in iedergeval veel langer had geduurd voordat er intern in de VSeen discussie op gang was gekomen over GuantánamoBay, als dit onderwerp niet zo kritisch was behandelddoor andere landen, waaronder Nederland.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik kom nog even terugop de actieplannen of de nadere focussen binnen hetmensenrechtenbeleid. De minister zei dat de ambassadesinstructies hebben ontvangen en dat dit beleid in gang isgezet. Krijgen ambassades in Europa een andereinstructie dan ambassades elders in de wereld en, zo ja,heeft dat dan te maken met de plaatselijke situatie? Deminister geeft voorbeelden van mensenrechtensituatiesdie zich voordoen en hoe daarop wordt gereageerd. Datis heel goed en ik steun dat van harte. Ik heb echtergevraagd of daarin nog een bepaald profiel zit. Demensenrechtennota is immers erg breed; daarover gingde discussie. Zit er een speciale lijn in?

Minister Verhagen: Mensenrechten is een breedonderwerp. De huidige mensenrechtenstrategie bouwtvoort op eerdere nota’s over mensenrechten. Die nota’szijn met de nieuwe strategie niet van tafel. Waaromkiezen wij ervoor om op bepaalde dingen nader in tegaan? Mevrouw Böhler vroeg waarom wel voor het eenen niet voor het ander wordt gekozen. Wij hebben hetover het totaal, maar in een land als Polen staan derechten van homoseksuelen mannen en vrouwen meeronder druk dan die van andere mensen. Daarom wordtdaarop gefocust in gesprekken met niet-gouverne-mentele organisaties. Ik kies er om een aantal redenenvoor om bepaalde elementen in de mensenrechten-strategie te noemen en andere niet. In de eerste plaatskent aandacht voor sommige elementen een langetraditie. Ik denk aan onderwerpen als doodstraf enmarteling. Ik ben het met mevrouw Böhler eens datonder het laatste ook mensonwaardige behandelingenmoeten worden verstaan. In de tweede plaats zijn erzaken die op dit moment wat meer aandacht vragen.Daarbij denk ik aan zaken als godsdienstvrijheid en derechten van homoseksuelen. Wij kiezen voor dieonderwerpen omdat daarvoor extra aandacht nodig is.Het feit dat bijvoorbeeld op het kiezen voor een andergeloof de doodstraf staat, geeft aan dat er op dit puntextra aandacht nodig is. In bepaalde landen wordt hetdragen van religieuze symbolen verplicht dan welverboden. Dit behoeft extra aandacht. In eerdere notitieskreeg dit minder aandacht. Er zijn dus dingen toege-voegd die in eerdere notities van de Nederlandseregering geen of weinig aandacht kregen. Deze zakenvormen een aanleiding om nog steeds aandacht tehebben voor doodstraf en marteling.

De verdediging van mensenrechtenverdedigers is eennieuw element. Wij spelen daarin een actieve rol. Bij debescherming van mensenrechtenverdedigers gaat hetjuist om de vrijheid van meningsuiting. Ik was het dusniet geheel eens met mevrouw Böhler, die het vreemdvond dat de vrijheid van meningsuiting geen aandachtkreeg. Nederland komt op voor mensenrechten-verdedigers, met name binnen de EU-richtlijnen inzakeverdediging van mensenrechtenverdedigers. Dit blijktook uit de Mensenrechten Tulp die wij geïntroduceerdhebben. Deze is specifiek gericht op de vrijheid vanmeningsuiting. Mensen die opkomen voor de mensen-rechten, worden juist vervolgd. Het is direct gerelateerdaan de vrijheid van meningsuiting om een bepaaldeopvatting te kunnen uiten.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Ik heb zeker niet willenbeweren dat de vrijheid van meningsuiting geen enkeleaandacht krijgt in het beleid van de regering. Dit heb ik

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1386

Page 22: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

volgens mij ook niet beweerd. Mijn probleem wordt ooknu weer precies door de minister verwoord. Waar devrijheid van meningsuiting in nota’s specifiek werdgenoemd, was dit voor 90% gelinkt aan de verdedigingvan mensenrechten. De vrijheid van meningsuiting in hetalgemeen is veel breder. Daarvan heb ik vrij weinigteruggevonden. Ik heb daarvan niets teruggevonden inde zes gekozen bijzondere inzetgebieden.

Minister Verhagen: Ik probeer te zeggen dat ik mij nietalleen concentreer op de mensenrechtenverdedigers.Ook bij de zes bijzondere gebieden komt dit wel degelijkaan de orde. Wij besteden nu extra aandacht aankinderarbeid, godsdienstvrijheid, homoseksuele rechtenen het tegengaan van discriminatie. Dit zijn nieuweelementen, die in alle vorige strategieën en beleids-notities niet voorkwamen. Aan deze nieuwe ontwikkelin-gen zouden wij extra aandacht moeten besteden, juistomdat die rechten onder druk staan. Door middel vanhet Mensenrechtenfonds kunnen wij ambassadesondersteuning geven. Dit geld wordt besteed aanprojecten die gericht zijn op het bevorderen van devrijheid van meningsuiting, op het bevorderen van derechten van vrouwen, op godsdienstvrijheid, opmensenrechtenverdedigers, op het versterken van derechtsstaat, op de prioriteiten van minderheden en ophet tegengaan van marteling en doodstraf.

Die extra impuls was ook wel nodig. Onlangs hebbenwij het Mensenrechtenfonds verhoogd. In voorgaandejaren werd 10 mln. uitgegeven. Nu is het budgetverhoogd naar 20 mln. Recent heb ik besloten om het teverhogen naar 22,5 mln., omdat er nu meer projectengefinancierd worden. De extra aandacht heeft er dus ooktoe geleid dat de Nederlandse ambassades wereldwijdspecifiek op deze elementen extra projecten ontplooien.Ik hoop dat op die manier het respect voor mensenrech-ten dichterbij wordt gebracht.

De heer De Graaf (VVD): Ik respecteer het antwoord vande minister en zijn benadering, maar ik begreep de vraagvan de heer Kuiper erg goed. Hij vroeg of de ambassa-deurs in de EU andere instructies hebben gekregen dande ambassadeurs buiten de EU. Dit sluit aan bij hetbetoog dat ik heb gehouden in eerste termijn. Ik vind datwij een beetje een westerse discussie voeren. Ik kan mijgoed voorstellen dat je vanuit Nederland hard inzet opde rechten van homo’s en lesbiennes in Polen. Polenhoort nu eenmaal tot de beschaafde landen en is lid vande EU. Daarmee mag je best een pittige discussievoeren. Ik kan mij zo’n discussie echter helemaal nietvoorstellen met een land als Somalië. Ik zie mij alsambassadeur al aankomen met het principe van eengekozen parlement en het recht op vereniging envergadering. Die mensen hebben honger en zijn puuraan het overleven. Zij zijn volgens mij in die omstandig-heden niet of nauwelijks geïnteresseerd in onzebenadering van mensenrechten. Dat heb ik in mijn eerstetermijn proberen te zeggen. Ik heb daarom gepleit voordifferentiatie. Wij moeten inzetten op de eerste behoeftendie mensen hebben. Het recht op eten en het recht opleven behoren ook tot de grondrechten. Op die behoef-ten moet worden gefocust.

Minister Verhagen: Collega Koenders zal nader ingaanop de economisch-sociale rechten. De instrumenten diewij kunnen inzetten om die te bevorderen liggen immers

meer op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking.Daarom zijn de nota’s ook door ons beiden ingediend.Los van de appreciatie die u geeft, is er geen enkelexcuus, ook honger niet, om iemand te martelen. Ook alsje honger hebt of als je in een wat minder ontwikkeldland dan Nederland woont, is er geen enkel excuus omeen homoseksueel te discrimineren of om de doodstraftoe te passen bij homoseksualiteit.

Wij protesteerden toen de president van Gambia zeidat van iedere homoseksueel die het land niet zouverlaten, de kop zou worden afgehakt. Dit doen wij netzo hard bij Gambia als bij andere landen. Dat is de notievan deze strategie. Los van de ontwikkeling, los van dewelvaart is er geen excuus om universele rechten van demens te vertrappen. Daarom zijn wij ook een van deactiefste leden van de Mensenrechtenraad. Er is veelkritiek op de Mensenrechtenraad. Ik heb ons allereerstwederom kandidaat gesteld voor het lidmaatschap vande Mensenrechtenraad. Wij zijn gekozen in deMensenrechtenraad en vrij snel daarna vicevoorzittergeworden. Dit komt doordat wij een actieve opstellinghebben gekozen. Een aantal landen stelt dat deMensenrechtenraad wordt gedomineerd door anti-westerse landen, die er alleen maar op uit zijn om Israëlin de beklaagdenbank te plaatsen. De Mensenrechten-raad zou niet kijken naar ernstige mensenrechten-schendingen in Sudan en andere landen, zoals Birma.Wij kiezen voor een actieve opstelling en leggen ons nietneer bij een eenzijdige samenstelling.

Wij proberen de discussie juist breed te trekken. Opdeze wijze kunnen wij een betekenisvolle bijdrageleveren. Wij hebben ervoor gezorgd dat de ngo’s een rolspelen bij de Mensenrechtenraad. Wij hebben ervoorgezorgd dat er landenmandaten blijven. Er bestond groteoppositie tegen het mandaat dat een rapporteur krijgtom een mensenrechtensituatie in een land te beoorde-len. Daar zijn wij succesvol in geweest. Wij zijn dit blijvendoen.

Wij zijn ook een groot voorstander geweest van deUniversal Periodic Review. Op die wijze konden wij iederland langs de meetlat leggen, inclusief Nederland. Wijhebben onszelf vrijwillig aangemeld voor de eersteUniversal Periodic Review. Wij bekritiseren daarmee nietalleen anderen, maar staan ook open voor kritiek vananderen op ons. In Noord-Korea, Birma, Sudan, Burundien Somalië zijn weer landenmandaten weer verstrekt.Mede dankzij onze inzet zijn verschillende resolutiesaangenomen. In tegenstelling tot eerder betroffen dezeniet alleen het Midden-Oosten, maar ook Darfur, Birma,Zimbabwe, Sri Lanka, Rusland, Iran, Cuba en China. Ikmeen dat je op deze manier wel degelijk een rol kuntspelen. Verder moge voor die brede inzet het voorbeelddienen dat zowel collega Koenders als ik ons sterkhebben ingezet voor de erkenning van het recht opwater. Wij zijn van mening dat dat recht tot de mensen-rechten gerekend moet worden. Vanwege onze bredeaanpak is er de mogelijkheid om succesvol op te treden.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Ik ben blij dat ubenadrukt dat discriminatie van homo’s en lesbiennesniet alleen bestreden moet worden binnen de EU, maarook in landen die het minder goed hebben. U noemdeSomalië en expliciet landen waar op homoseksualiteit dedoodstraf staat. Met ons buitenlandbeleid kunnen wijdaar wat aan proberen te doen, maar dat beleid heeftnatuurlijk geen zin als wij homoseksuele asielzoekers

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1387

Page 23: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

terugsturen naar landen waar op homoseksualiteit dedoodstraf staat.

Minister Verhagen: Voorzitter. Dit is feitelijk niet juist. Delaatste keer dat een dergelijke uitzetting aan de orde was,betrof het een uitzetting naar Iran. Mevrouw Böhler weetechter net zo goed als wij dat de afspraken die in Europazijn gemaakt, inhouden dat in principe het land waar heteerst asiel wordt aangevraagd voor het eventueeluitzetten van de desbetreffende asielzoeker verantwoor-delijk is, in casu was dat het VK. Niet voor niets is na dediscussie in Europa over het voorkomen dat mensen ineen land als Iran de doodstraf krijgen, in het VerenigdKoninkrijk in tweede instantie een andere uitspraakgedaan. Wij kunnen echter niet andere Europese landengeheel vrij laten in hun handelen, asielzoekers gebruiklaten maken van de open grenzen en ze in voorkomendegevallen zomaar naar Nederland laten komen, maar datis eigenlijk een andere discussie. Ik vind het echter welkort door de bocht om dit punt in het kader van dediscussie over mensenrechten in te brengen. De geachteafgevaardigde doet wel een creatieve poging, maar wijdienen op een goede manier in Europa als waarde-gemeenschap met elkaar om te gaan.

Ik vind ook dat je jezelf kwetsbaar kunt opstellen. Alswij andere landen willen aanspreken op hun gedrag,moeten wij ook zelf bereid zijn om kritisch naar onszelf tekijken. Daar voel ik mij medeverantwoordelijk voor. Dat isook de reden waarom wij bij het in acht nemen van deUniversal Periodic Review voor een open opstellinghebben gekozen. Wij hebben op grond van deze revieween redelijke beoordeling gekregen. Het zou ook nietfraai zijn als dat niet het geval was geweest, want danzou daarmee het beleid in een ander daglicht komen testaan.

Er zijn nu 32 landen als het ware geëxamineerd. Dat isvooral gebeurd om te voorkomen dat de ergsteschenders van de mensenrechten in een raad voor demensenrechten oordelen over andere uitspreken. Nietieder land heeft op dezelfde manier invulling gegevenaan zijn verplichtingen, maar de belangrijkste kwestiesvan de mensenrechten zijn in alle betrokken landen aande orde gekomen. Ik meen dat als de huidige trend zichdoorzet, er een goed beeld van de situatie ontstaat. Opdeze manier kan een goed instrument worden verkregenom het schenden van mensenrechten te voorkomen inde landen die lid zijn van de Mensenrechtenraad.

Thans werken wij ook aan de oprichting van eennationaal instituut voor de rechten van de mens. Ik weetdat deze oprichting een wens is die niet alleen bij mijleeft, maar die in het verleden ook door deze senaat isgeuit. Ik verwacht dat Binnenlandse Zaken deze zomereen voorstel voor het oprichten van een nationaalinstituut voor de rechten van de mens zal doen.

Voorzitter. Een aantal leden vroeg wat mijn opstellingis met betrekking tot de doodstraf. Ik heb al gezegd datwij een land als Polen en de Verenigde Staten aanspre-ken op hun beleid in dezen. Binnen de Europese Unieheeft Nederland zich actief ingezet om in multilateraalverband het opleggen van de doodstraf terug te dringen.Dat heeft vorig jaar geresulteerd in een initiatief van deEuropese Unie dat weer heeft geleid tot de opstellingvan een VN-resolutie. Die resolutie is aanvaard endaarmee worden de staten opgeroepen om als eerstestap tot het afschaffen van de doodstraf over te gaan toteen moratorium. Wij trachten zelf zoveel mogelijk landen

te bewegen om de doodstraf af te schaffen of om eenmoratorium in te stellen.

Er is specifiek de vraag gesteld hoe wij ons opstellenbij het optrekken met bondgenoten, terwijl een van diebondgenoten de doodstraf hanteert. Ter illustratie noemik dan Afghanistan. Samen met de Verenigde Statentreden wij in dat land op. Ook in de gesprekken met deAmerikanen ter voorbereiding van de conferentie vandeze week in Parijs over Afghanistan wijzen wij ze eropdat wij de Afghaanse autoriteiten willen houden aan hetrespecteren van de mensenrechten en het niet toepassenvan de doodstraf. Gisteren hebben collega Koenders enik een gesprek gehad met president Karzai. In dergelijkebilaterale gesprekken schetsen wij de nefaste consequen-ties als op het punt van de doodstraf het moratoriumniet wordt gehandhaafd. Ook de Verenigde Statenspreken wij aan op hun beleid op dit punt, terwijl wij metdat land in Afghanistan optrekken. Ik voel dus totaalgeen belemmering om de Afghaanse autoriteiten aan tespreken op het niet toepassen van de doodstraf en om zete houden aan de afspraken.

Voorzitter. Een aantal leden vroeg in het kader van decontacten met Birma wat de betekenis is van deresponsibility to protect. Ik wijs erop dat de responsibilityto protect met zich meebrengt dat de staat verantwoor-delijk wordt geacht om de eigen burgers te beschermentegen massale wreedheden, misdaden tegen demenselijkheid, oorlogsmisdaden en genocide. Dus deverantwoordelijkheid voor de bescherming van de eigenonderdanen geldt in eerste instantie voor de nationale,soevereine autoriteiten. Pas als die verantwoordelijkheidniet door de nationale overheid wordt genomen, ontstaatde verantwoordelijkheid voor de internationale gemeen-schap om op te treden. Uiteraard maak ik mij grotezorgen vanwege de staten die weigeren om hunbevolking te beschermen of die direct de rechten van deburgers schenden. Daarbij valt inderdaad te denken aaneen land als Birma. Nederland is samen met Frankrijk,Canada en het Verenigd Koninkrijk een van de belangrijk-ste pleitbezorgers voor het hanteren van het beginselvan responsibility to protect. Dit beleid past bij hetNederlandse streven tot bevordering van de handhavingvan de mensenrechten in internationaal verband. Wijhebben op dat punt initiatieven genomen om metgelijkgezinde staten en niet-gouvernementele organisa-ties een debat te voeren.

Vooralsnog is niet voorzien in een bespreking van desituatie in Birma door de Veiligheidsraad. In politiekopzicht is de Veiligheidsraad namelijk verdeeld over devraag of hij bevoegd is om bij deze humanitaire situatieop te treden. De Veiligheidsraad is overigens ook al jarenverdeeld over de vraag of beoordeling van de politiekesituatie in Birma op de agenda van deze raad hoort.

Vrij kort nadat de cycloon Birma had getroffen, heeftFrankrijk een ontwerpresolutie opgesteld waarmee hetBirmese regime wordt opgeroepen om internationalehumanitaire hulpverleners toe te laten, maar vanwege deverdeeldheid binnen de raad had deze resolutie weinigkans van slagen. Daarom is zij nooit formeel ingediend.Ongetwijfeld zal collega Koenders nog iets zeggen overde hulpverlening.

Er is een aantal stappen gezet om tot hulpverlening tekomen. Enerzijds is daartoe gezamenlijk internationaaldruk uitgeoefend en anderzijds is overleg gevoerd doormet name de ASEAN-landen. Nederland ondersteunt hetidee van bemoeienis door de Veiligheidsraad. Wij vinden

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1388

Page 24: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

dus dat daar wel degelijk reden voor zou zijn. Hetzelfdegeldt voor de mogelijkheid om een beroep te doen ophet beginsel van responsibility to protect. Juridisch is diemogelijkheid nog geen uitgemaakte zaak, maar ik wilabsoluut wel de discussie aangaan of doelbewuste engrove nalatigheid gezien kan worden als een misdrijftegen de menselijkheid en derhalve de deur zou moetenopenen voor een beroep op het beginsel responsibility toprotect. Dat zou bemoeienis van de Veiligheidsraad metzich meebrengen. Dat laat onverlet dat als geen actiemogelijk is via de Veiligheidsraad, dit onderwerp in deDerde Commissie of in de Mensenrechtenraad besprokenkan worden.

De heer De Graaf (VVD): U zegt dat de discussie in deVeiligheidsraad gaat over de vraag of een humanitairekwestie zoals in Birma wel de bevoegdheid is van deVeiligheidsraad. U laat daarop volgen dat ook depolitieke situatie in Birma tot een discussie heeft geleidin de Veiligheidsraad of dat wel een zaak is van deVeiligheidsraad. Is er een manier om aan dit soortdoorlopende discussies een einde te maken binnen datgremium? Ik kan mij voorstellen dat een aantal hoogge-leerde heren, desnoods van het Internationaal Gerechts-hof, uitmaakt dat een politieke of humanitaire kwestiewel of niet een aangelegenheid van de Veiligheidsraad is.Of houden wij dit gewoon tot sint-juttemis vol?

Minister Verhagen: Nee, dit is de reden waarom ikrecentelijk naar de open discussie in de Veiligheidsraadben gegaan onder voorzitterschap van het VerenigdKoninkrijk om daar wel degelijk over Birma te praten. Jegebruikt mogelijkheden die je hebt om die discussie teentameren. Ik heb vorig jaar in het kader van dealgemene vergadering van de Verenigde Naties eenside-event georganiseerd met onder anderen mijn Fransecollega om nader te discussiëren over ’’responsibility toprotect’’. Wij zijn met Frankrijk ook een van de donateursvan het internationaal instituut om juist het denken en dediscussie vanuit wetenschappelijke kring op dit punt doorte zetten. Wij kunnen allemaal wel na de genocide inRwanda roepen dat het een schande is dat wij dithebben laten gebeuren, 1 miljoen mensen afgeslachtzonder dat de internationale gemeenschap heeftingegrepen. Maar dan moeten wij er in het vervolg weliets aan doen. Het vervolg was in eerste instantie hetprincipe ’’responsibility to protect’’, dat in 2005 isaanvaard. Maar dan moet niet iedere keer dat er eenberoep op wordt gedaan, of het nu gaat om Sudan ofom Birma, worden gezegd dat het daar niet thuishoort.Ook dit is een kwestie van kleine stapjes en lange adem.Je zult je wel moeten realiseren dat er helemaal nietsgebeurt, als je afzijdig blijft in die discussie, je mondhoudt en er geen veroordeling over uitspreekt. Wijproberen een voortrekkersrol te spelen, maar dat kanalleen als je bereid bent om er niet alleen beleidsmatig,maar ook financieel handen en voeten aan te geven.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Dus u acht het voorstel-baar dat er een andere route is te vinden dan via de VNVeiligheidsraad voor een humanitaire interventie in eensituatie zoals in Birma? Het punt is dat de humanitairesituatie zo ernstig is dat je misschien ergens doorheenmoet breken.

Minister Verhagen: Wij hebben op de verschillende

niveaus gezamenlijk opgetrokken. Dat varieert vancontacten die collega Koenders heeft gehad met andere,ook Aziatische landen en met de Europese Commissie. Ikben niet alleen in de Veiligheidsraad geweest, maar ikheb ook met mijn Indonesische collega gekeken watASEAN kon doen. Door de combinatie van druk enoverleg, zoals door de Aziatische landen, heeft Birmauiteindelijk meerdere openingen geboden. De deur staatop een kier en het is voor ons zaak om die deur verderopen te krijgen. Dit is typisch een voorbeeld van eenhumanitaire situatie waarin sprake is van schending vanmensenrechten, als je deze mensen hulp ontzegt. Ook alwordt het eigenlijk geblokkeerd door de Veiligheidsraad,je moet de verschillende instrumenten op alle niveausinzetten om er beweging in te krijgen en recht te doenaan de bescherming die je zelf zegt voor te staan. Maarer is dus niet een instrument dat je een op een kuntgebruiken. Al naar gelang de mogelijkheden moet je deverschillende instrumenten die tot je beschikking staan,inclusief het gewone diplomatieke overleg, gebruiken omdat te bewerkstelligen.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik zie natuurlijk dat erwordt gepoogd om druk op te bouwen, maar de vraag isof er voor de internationale gemeenschap een alternatiefkan zijn voor die patstelling in de instituties. Kan ookdaarin een nieuw patroon worden ontwikkeld? Ik snapwel dat het een heel moeilijke vraag is, maar dat zoutoch de inzet moeten zijn, ook met het oog op Noord-Korea en Darfur. Het zijn steeds dezelfde situaties.

Minister Verhagen: Ja, maar ook internationaalrechtelijkzijn er afspraken gemaakt. Je hebt een aantal kaders. Alsje bepaalde stappen niet kunt zetten, probeer je anderelijnen te volgen. Wij hebben zelf Sudan geagendeerdvoor de Mensenrechtenraad. Dat geeft aan dat je ookdaar een veroordeling of een beoordeling van de situatiedoor een specifieke rapporteur in gang kunt zetten. Jekunt uiteraard niet afzijdig blijven. Ook bij een land zoalsSudan, waar je uiteraard grote zorgen over hebt, gebruikje de bilaterale relatie om daarover te spreken. Onderandere door die druk zijn de discussies op dat punt metChina gevoerd. Het is allemaal niet genoeg, maar wij zijnwel een stapje verder. Het heeft ertoe geleid dat deSudanese autoriteiten de hybride missie van de VN ende AU hebben geaccepteerd, terwijl zij voordien alleeneen Afrikaanse missie accepteerden. Het is allemaal nietver genoeg, maar je ziet wel dat er stapjes worden gezetop dat punt. Zeker als het gaat om respect voormensenrechten, moeten wij niet vergeten dat je dat nietvan de ene dag op de andere gerealiseerd zult hebben.

De heer Willems (CDA): Ik wil een kort vraagje toevoe-gen aan de discussie rond ’’responsibility to protect’’. Ditconcept is in 2005 aangenomen in de VN-top. Het is nogniet een algemeen aanvaard principe; het is ter discussie.Hoe ziet de minister dit proces zich ontwikkelen tot eenuiteindelijk meer algemeen aanvaard principe op grondwaarvan de VN kan optreden?

Minister Verhagen: Dat is onder andere door datinternationale instituut dat wij hebben opgezet. Daarintrekken wij samen op met Frankrijk, Canada en hetVerenigd Koninkrijk. Daar stellen wij ons niet alleen opals pleitbezorger, maar willen wij ook de internationale

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1389

Page 25: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

acceptatie vergroten. Ik ben het absoluut met u eens datwij er na 2005 nog niet zijn.

Een aantal leden vroeg hoe dit zich vertaalde tenaanzien van bijvoorbeeld het Midden-Oosten. Er werdmij gevraagd hoe de opstelling van de Nederlandseregering zich verhield met de mensenrechtenstrategie.De mensenrechtensituatie in Israël en de Palestijnsegebieden heeft nadrukkelijk onze aandacht. Daaroverbestaat geen enkel verschil van inzicht. De EuropeseUnie en Nederland erkennen het recht van Israël om deveiligheid van zijn grondgebied en zijn burgers tebeschermen. Maar de maatregelen die Israël neemtmoeten wel proportioneel zijn en horen niet ten koste tegaan van mensenrechten van de Palestijnen. Respectvoor de mensenrechten in de Palestijnse gebieden vergtook dat wij de Palestijnse autoriteiten daarop aanspre-ken. Wij schenken in onze contacten met Israël op alleniveaus aandacht aan de kwestie van bijvoorbeeldadministratieve detentie van de Palestijnen. Dat heb iktijdens het afgelopen bezoek zeer nadrukkelijk gedaan. Iknoem in dit verband de positie van de Arabischeminderheid in Israël en de vaak moeilijke positie waarinPalestijns-Israëlische vertegenwoordigers van internatio-nale mensenrechtenorganisaties verkeren wat betreftbeperkingen van de bewegingsvrijheid en zelfs wanneerbepaalde mensenrechtenverdedigers op weg zijn naarbijeenkomsten van bijvoorbeeld westerse vertegenwoor-digingen. Daar moet een einde aan komen en wijspreken de Israëlische autoriteiten daarop aan. Wijondersteunen via de ambassade in Tel Aviv en eenvertegenwoordiging in Ramallah diverse lokalemensenrechtenorganisaties, zowel in Israël als in dePalestijnse gebieden. Via de ambassade in Tel Aviv en devertegenwoordiging in Ramallah ondersteunen wijdiverse lokale mensenrechtenorganisaties, zowel in Israëlals in de Palestijnse gebieden. Op dit punt hebben wijoverduidelijk gemaakt dat Nederland en de EU in zijntotaliteit de bouw van de muur afkeuren, voor zover dieover Palestijns grondgebied loopt. Wij wijzen eenzijdigemaatregelen af die vooruitlopen op de uitkomsten vanvredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen.Wel houden wij vaak pleidooien voor een evenwichtigebenadering. Het kan niet zo zijn dat er niets gezegdwordt over het optreden van terroristische organisatiesals Hamas, als tegelijkertijd wel Israël eenzijdig wordtveroordeeld. Ik wil best Israël veroordelen, maar nieteenzijdig. Daarom vonden wij het onaanvaardbaar dat erwel tientallen resoluties in de mensenrechtenraadwerden aanvaard, terwijl discussies over Sri Lanka ofZimbabwe werden geblokkeerd. Als je het hebt overmeten met twee maten is het dat wel. Wij stellen ons ophet standpunt dat een mensenrechtenraad zich ook overde mensenrechtenschendingen in de hele wereld moetuitspreken.

De heer Eigeman (PvdA): Ik ben blij dat de minister zegt,lokale organisaties te steunen. Ik snap ook dat hijopnieuw, net als in het debat over de Staat van Europa,zegt dat er evenwicht moet zijn: ook terroristische actiesvan Palestijnse zijde moeten wij blijven veroordelen. Ikben dat met hem eens, maar ik blijf zitten met hetgegeven dat de uitwerking in termen van mensenrechtenin sociaaleconomische zin wel heel eenzijdig op debewoners van de Gazastrook neerkomt. Ik doe eenberoep op de minister om na te gaan, hoe dat er in depraktijk uitziet. Ik ben er niet geweest, maar ik heb

genoeg gehoord om te weten dat de hygiënische situatiedaar dramatisch is. Er zijn ongetwijfeld ook drama’s inIsraëlische gezinnen als gevolg van aanslagen, maar dedagelijkse situatie van kinderen in de Gazastrook is nietlanger acceptabel. Als Ban Ki-moon dat constateert,hebben wij de plicht te bekijken hoe wij dat kunnenoplossen.

Minister Verhagen: Los van de vraag wie daarvoorverantwoordelijk is – daarover wil ik best een discussiemet u voeren – is het evident dat wij bij de Israëli’saandringen op het openstellen van de grenzen. Verderondersteunen wij de agrarische sector in de Gazastrook,zodat mensen zelf in hun levensbehoeften kunnenvoorzien. Vorige week heb ik wederom het punt van hetopenen van de grenzen aan de orde gesteld. Op dat puntzijn wij overduidelijk. De vraag is hoe je datgene wat jewilt bereiken ook bereikt. Een tijd geleden zijn wij eringeslaagd die grens tijdelijk open te krijgen voor deexport van goederen, en wij zijn nu bezig de grens opente krijgen voor de import van goederen. Daar blijven wijmee doorgaan. Hamas draaide de kraan dicht vanbrandstof voor humanitaire organisaties, iets wat wij nietzomaar mogen vergeten. Dat laat onverlet dat ik hetvolledig met u eens ben als wij kijken naar de humani-taire situatie. Daarom spreken wij Israël aan op dat punt,en dat zullen wij blijven doen.

De heer Eigeman (PvdA): Ik ben het met u eens dat wijniet eenzijdig de ’’schuld’’ bij Israël moeten leggen. Zekerin historisch perspectief kun je lang discussiëren oververantwoordelijkheden, maar daar heb ik geen behoefteaan. Wij praten vandaag over het snijvlak van mensen-rechten en ontwikkelingssamenwerking. In de Gazastrookis een situatie ontstaan die onacceptabel is. U zegt dat deNederlandse regering regelmatig pogingen doet om demuur open te krijgen, wat erg belangrijk is. Het is eenzaak van voortgaande aandacht, juist voor microsituaties.

Minister Verhagen: Ik ben het op dat punt met u eens.De heer De Graaf vroeg, wat ik vind van het pleidooi

van de Republikeinse kandidaat voor de presidents-verkiezingen in de VS voor een league of democracies. Inde mensenrechtenraad en ook anderszins proberen wijzoveel mogelijk gelijkgezinden te vinden om een bepaaldstandpunt te verwoorden. Ook sommige Latijns-Amerikaanse landen die vaak diezelfde waardenuitdragen, doen daaraan mee. Het zoeken van gelijkge-zinden is een zaak waarmee ik het absoluut eens ben.Natuurlijk moeten wij ons inspannen zoals net geschetst,maar in mijn discussie vorige week met een aantalbuitenlandadviseurs van McCain heb ik aangegeven datdat absoluut niet in de plaats van de VN kan komen. Hetidee van een league of democracies is gebaseerd op denoodzaak om de geloofwaardigheid van met name deVS-inspanningen op het gebied van democratiepromotiete herstellen. Dat is zeker relevant, aangezien er een ideein zit van minder unilateraal en meer multilateraal.Prima, absoluut positief. Ik hoop dat de nieuweAdministratie in de VS in zijn algemeenheid meer voorde multilaterale weg kiest en meer gebruik maakt van deinstrumenten die de VN kan bieden. Als je dat niet doet,ondergraaf je het helemaal. Dan komen hier iedere dagdiscussies over de vraag waarom de VN niets doet.Hierover verschil ik heel nadrukkelijk van opvatting metde VS. De VS zegt: het is niets en het wordt niets, dus

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1390

Page 26: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

wij doen er niet aan mee. Ik doe er juist heel actief aanmee, om daarmee te proberen het wel een effectiefinstrument te maken.

De heer De Graaf vroeg ook wat Nederland doet aande Iraanse repressie tegen de bahai. Het meest cynischedaarvan is dat de grondlegger van de bahai uit Iranafkomstig is. Wij zetten ons in EU-kader en in VN-kaderen uiteraard op nationale titel in voor een sterk beleidten aanzien van schending van mensenrechten in Iran,inclusief de positie van minderheden zoals de bahai.Hierbij gaat het niet alleen om de vrijheid van gods-dienst, maar ook om het recht om geen geloof te hebbenof om een geloof te hebben dat wij misschien niet directals zodanig herkennen. In EU-kader heeft Nederland erregelmatig voor gezorgd dat de onderdrukking van debahai aan de orde wordt gesteld, evenals in demarchesrichting de Iraanse overheid. De mensenrechtensituatiein Iran is buitengewoon zorgwekkend: intolerantie enregelrechte aanvallen op individuen die behoren tot debahaigemeenschap en de christengemeenschap. Wijstellen dit met name ook aan de orde in deMensenrechtenraad en de Derde Commissie van deAVVN. Ik ben ook voornemens om op korte termijn deIraanse ambassadeur te ontbieden naar aanleiding vande aangekondigde executie van minderjarige veroordeel-den. Bij die gelegenheid zal ik ook de positie van bahaiaan de orde stellen.

Mevrouw Böhler heeft gevraagd waarom wij alsNederland, zijnde tegenstander van de doodstraf, onsniet te weer hebben gesteld tegen de doodstraf vanSaddam Hoessein. Zij is bij mij dan toch aan hetverkeerde adres. Weliswaar in een andere hoedanigheidheb ik destijds geprotesteerd tegen de instelling van hettribunaal in Irak ter berechting van Saddam Hoesseinomdat ik van mening was dat het analoog aan hetInternationaal Strafhof een hof zou moeten zijn dat nietde doodstraf zou mogen uitspreken. Dat heb ik toen ookpubliekelijk gezegd. De opmerking van mijn voorgangerover het opleggen van de doodstraf aan SaddamHoessein heb ik toen zeer ongelukkig gevonden. Ik washet niet met hem eens. Wanneer je tegen de doodstrafbent, ben je dat in alle gevallen, ongeacht de persoon ofhet land in kwestie. Ik had veel liever gezien dat SaddamHoessein voor een internationaal tribunaal of eentribunaal buiten Irak was berecht voor de overigensafschuwelijke misdaden die hij gepleegd heeft. Laat overdat laatste geen misverstand bestaan.

De heer Kuiper en mevrouw Böhler hebben gevraagdnaar de legitimiteit van de vrijheid van godsdienst en depositie van religieuze minderheden in Irak. Het rapportvan Tweede Kamerlid Voordewind daarover ken ik.Enerzijds zien wij steeds vaker dat onder het mom vanreligie rechten worden geschonden. Vaak gebeurt datook nog eens door minderheden van een andere religie.Wij zetten ons in voor religieuze minderheden, waar ookter wereld, net zo goed als de regering ook binnenNederland actief opkomt voor de rechten van moslimszonder onderscheid te maken. Het zou ook bizar zijn alswij wel opkwamen voor mensen in Turkije of Irak en wijniet zouden opkomen voor moslims in Nederland.Binnen Irak kaarten wij de positie van minderhedenregelmatig in verschillende fora aan. Wij zijn met de VNin Bagdad in gesprek over hoe deze rechten het bestegewaarborgd kunnen worden. Ook in de slotverklaringvan de Europese Unie over de International Compactwith Iraq is op initiatief van Nederland specifieke

aandacht gewijd aan de religieuze minderheden in Irak.Als je het rapport van de heer Voordewind op je laatinwerken, kun je niet anders dan constateren dat juistdeze groep, omdat ze geen gewapende achterban heeft,ook op het punt van bescherming buitengewoonkwetsbaar is. De situatie in Irak is natuurlijk nauwverweven met de algehele veiligheidssituatie. Wijbrengen dit ook onder de aandacht van de Irakeseautoriteiten, onder andere door ondersteuning vanEULEX, de justitie- en politie-NAVO-trainingsmissie.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik waardeer het zeer datu dat doet. Dus dank daarvoor. Mijn vraag had ookbetrekking op de mensenrechtenstrategie. Ik denk daarbijmet name aan landen uit het Midden-Oosten, dus aanislamitische landen waar vaak christelijke minderhedenworden vervolgd. Dat gebeurt zelfs tot aan de Gazastrooktoe; de 3500 christenen die daar zijn, hebben het ergzwaar. Tevens noem ik Sudan. Kunt u aangeven of er tenaanzien van genoemde mensenrechtenstrategie al eenbepaalde benadering groeit, ook institutioneel en meteen beroep op rechten, zoals mensenrechten? Wijhebben het er al over gehad dat het concepten zijn dieheel sterk functioneren rond de VN en de Raad vanEuropa. Zou Nederland daarin ook een bepaalde rolkunnen spelen bij de opbouw van een versterktestructuur in die landen of zou het als gesprekspartnerwillen optreden daarin?

Minister Verhagen: Ja. In VN-verband zijn wij al zeeractief op het gebied van bescherming van de godsdienst-vrijheid. Tot op heden moeten wij evenwel constaterendat wij er niet echt succesvol in zijn. Als je een kaderhebt, kun je landen er ook eerder op aanspreken dan welkun je ze assisteren bij het opzetten van een structuur. Dediscussie over de godsdienstvrijheid wordt op ditmoment ook in de Mensenrechtenraad geblokkeerd doorhet feit dat wij uitgaan van individuele rechten, conformde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,terwijl islamitische landen het vaak als collectieverechten zien en ze er allerlei zaken onder verstaan diejuist een bedreiging zijn voor datgene wat wij willen. Wijhebben het over individuele rechten, met anderewoorden: als iemand islamiet is mag die niet daaromgediscrimineerd worden dan wel in de beleving van zijngeloof worden belemmerd. Dat geldt idem voorchristenen. Het kan dus niet zo zijn dat er op dit puntgekozen wordt voor een collectieve bescherming van degodsdienst als zodanig. Daar vinden nog steedsuitvoerige discussies over plaats. Op het moment datiemand bijvoorbeeld vanwege zijn bahaigeloof metexecutie wordt bedreigd, kan op basis van dat feit Irannatuurlijk wel worden aangesproken.

De heer Willlems vroeg in hoeverre de vrijheid vangodsdienst wordt ingebracht in de besprekingen overtoetreding van Turkije. De Europese Unie is eengemeenschap van waarden. Toetreding tot Europabetekent dat men moet voldoen aan de criteria op hetgebied van mensenrechten. In het kader van deKopenhagencriteria heb ik het dan over de beschermingvan minderheden en respect voor de mensenrechten.Regels en criteria zijn van groot belang. Vragen hieroverin de discussie rond de toetreding van Turkije wordendus niet afgezwakt. Juist als het gaat om de positie vanchristenen, vrouwen en minderheden in Turkije kan ikalleen maar constateren dat dit land nog een heel lange

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1391

Page 27: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

weg te gaan heeft. Wanneer een land perspectief wordtgeboden op toetreding, zal ik erop toezien dat dit zogebeurt dat maximaal aandacht wordt besteed aan demensenrechten en de fundamentele vrijheden. Daarbijzijn alle rechten van belang. Ik wil geen hiërarchieaanbrengen door bijvoorbeeld de vrijheid van godsdiensten levensbeschouwing hoger te stellen dan anderemensenrechten, de vrijheid die minderheden moetenhebben, of de rechten van vrouwen. Dat betekent dat bijde toetreding niet alleen aandacht wordt geschonken aande vrijheid van godsdienst, maar ook aan al die andereelementen die in de Kopenhagencriteria zijn gesteld. Wijhouden ons aan onze eerdere afspraak, met anderewoorden: men heeft perspectief op toetreding. Deonderhandelingen worden voortgezet, maar op hetmoment dat men niet voldoet aan de criteria, is er geensprake van dat zij kunnen toetreden. Dat is vrij eenvoudigvoor de Nederlandse regering. Om die reden hebben wijin het Lissabonverdrag een referentie aan die criteriaopgenomen.

De heer Willems heeft ook nog een vraag gesteld overde implementatie van de PACE-resolutie en de uitsprakenvan het hof voor de rechten van de mens. Op grond vanartikel 46 van het EVRM is Nederland verplicht zich tehouden aan uitspraken van het Europese hof voor derechten van de mens in zaken waarbij Nederland partij is.De regering legt deze uitspraken van het hof volledig envoortvarend ten uitvoer. Wij bieden het parlementjaarlijks een overzicht aan van de relevante uitsprakenvan het Europese hof over lopende zaken tegenNederland en van de stand van zaken bij de tenuitvoer-legging van eerdere uitspraken. Dat is bij brief van15 februari aangeboden aan de Tweede Kamer, met hetnummer TK 2007-2008, 30481, nr. 3. Daarin staat eenoverzicht van wat wij met betrekking tot die uitsprakendoen. Tot op heden is er geen reden geweest om dieprocedure aan te vullen of te wijzigen, omdat wij dieuitspraken volledig ten uitvoer leggen.

Daarmee ben ik gekomen aan het einde van de vragendie aan mij zijn gesteld. Voor het overige zal de heerKoenders de vragen beantwoorden die meer specifiek opzijn terrein liggen.

©

Minister Koenders: Mevrouw de voorzitter. Ik dank deKamer voor de aan mij gestelde vragen naar aanleidingvan een debat dat volgens mij twee aspecten had. Ikmerkte bij een aantal fracties een zekere verwarring dieook bij mijzelf bestond. Thema van het debat wasmensenrechten en ontwikkelingssamenwerking.Sommigen, waaronder ikzelf, hebben dat opgevat als deverbinding tussen die twee. Andere fracties hebben detwee onderwerpen nevengeschikt besproken, waardooreen discussie ontstond over voedselprijzen, de effectivi-teit van ontwikkelingssamenwerking en de nota Een zaakvan iedereen. Dat maakt de beantwoording ietsgecompliceerder, maar ik zal graag ingaan op de vragendie zijn gesteld door de Eerste Kamer.

Over de verbinding tussen mensenrechten enontwikkelingssamenwerking heeft de minister vanBuitenlandse Zaken al wat gezegd. Ik zal daar kort opingaan en dan ingaan op vragen over het brede beleidvan ontwikkelingssamenwerking, zoals verwoord in denota Een zaak van iedereen. De minister van Buiten-landse Zaken heeft de kern genoemd waarom onze

beleidsterreinen zo met elkaar verweven zijn. Mensen-rechten zijn inderdaad ook een zaak van iedereen. Zij zijnzeker niet voorbehouden aan inwoners van rijke landen,die na een zekere mate van economische ontwikkelinglangzaam maar zeker rechten hebben gekregen.

Mensenrechten zijn voor deze minister voor Ontwikke-lingssamenwerking geen luxeartikel. De kern van demensenrechten is de universaliteit. Dat betekent dat zijniet discrimineren naar economisch ontwikkelingsniveauof culturele verscheidenheid, maar gelden voor iedereen.Juist arme mensen hebben groot belang bij hetrespecteren van mensenrechten. Om de bekendeNobelprijswinnaar Amartya Sen te parafraseren, die ditheel goed heeft gezegd: in landen waar politieke enburgerlijke rechten bestaan, is eigenlijk nooit eenhongersnood voorgekomen. Dat is tamelijk essentieel.

Hetzelfde geldt voor culturele verscheidenheid. Ookmoslimvrouwen hebben vrouwenrechten. De ministervan Buitenlandse Zaken is al breder op dit aspectingegaan. Mensenrechten zijn misschien juist voor armemensen essentieel, al mag dat nooit leiden tot eendubbele standaard voor rijke en arme landen, in die zindat je arme landen meer kritiseert, omdat zij het vaakslechter doen op het terrein van mensenrechten, en datje landen die een hoger economische niveau hebben,erbuiten laat.

Om de genoemde redenen denk ik dat mensenrechtenessentieel zijn voor ontwikkelingssamenwerking enarmoedebestrijding. Ik noem hierbij de volgendeaspecten. Het eerste is het rechtsmiddel ter ondersteu-ning van concrete claims die mensen in staat stellen omte voorzien in basisbehoeften. Mevrouw Böhler enanderen hebben dit ook genoemd. Ik ben het zeer eensmet wat van de zijde van de VVD-fractie hierover isgezegd. Het hangt een beetje af van het type land wat deeerste behoeften zijn. In de fragiele staten zijn voedsel,drinken en veiligheid de basisbehoeften. Daarom hebbenwij hiervan een aparte categorie gemaakt. In landen waarhet veel beter gaat, hebben zij evenveel rechten, maarkun je iets verder gaan in de explicitering van demillenniumontwikkelingsdoelstellingen.

Het eerste aspect is dus mensenrechten en ontwikke-lingssamenwerking als rechtsmiddel. Ik denk dat dit ookaan de orde komt in het standpunt van de regering overeen nieuw facultatief protocol bij het ESC-verdrag.Nederland realiseert zich dat er internationaal behoefte isaan een klachtenmechanisme. Na twee onderhandelings-ronden ligt nu een tekst voor die met instemming van deleden van de werkgroep is doorgeleid naar deMensenrechtenraad, die in de zitting van juni eenresolutie behandelt ter doorgeleiding naar de AVVN. Hetis allemaal ingewikkeld, maar zo gaat dat nu eenmaal.Nederland steunt dat protocol, omdat het de gelijkwaar-digheid van sociaaleconomische, politieke en burgerrech-ten onderstreept, en dus ook de mogelijkheid om deze tegebruiken. Bovendien ziet Nederland dat een klachtrechteen stimulerende rol kan vervullen in landen waar depolitiek niet sterk gericht is op de verwezenlijking van dierechten en op sociale rechtvaardigheid. Vervolgens kunje een discussie hebben over de vraag hoe dat klacht-recht eruit gaat zien. Niet alle ESC-rechten lenen zichvoor klachtrecht. Zij zijn het resultaat van nationaalbeleid en democratische besluitvorming. Dat hoeven wijniet te internationaliseren, maar het is volgens mij welessentieel dat er een claim kan worden gelegd.

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1392

Page 28: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Het tweede aspect van mensenrechten en ontwikke-lingssamenwerking is het politieke middel. Mensenrech-ten hebben een emancipatorisch effect. Zij zijn eenmaatstaf ter beoordeling van het gebruik van macht. Iknoem het voorbeeld van Zimbabwe, Birma en Noord-Korea, drie landen waarop wij eerlijk gezegd de minsteinvloed hebben, omdat een autoritair regime zijn eigenbevolking gijzelt. Een militaire oplossing zou op zichzelfinteressant kunnen zijn, maar levert in de praktijk meerellende op dan dat zij mensen aan voedsel helpt. Datstelt ons voor enorme dilemma’s, maar dat betekent nietdat er geen maatstaf is om het gebruik van die macht tebeoordelen. Dat is essentieel als het gaat om mensen-rechten in arme landen.

Een ander aspect is dat zij een politiek handvat zijn inprocessen van maatschappelijke verandering. Een aantalwoordvoerders heeft gesproken over het NIMD enandere organisaties. Bij ontwikkelingssamenwerking gaathet ook om de bouw van instituties die mensen in staatstellen zichzelf te emanciperen. Dat kunnen politiekepartijen zijn, de civil society, vakbonden, producenten-organisaties of Kamers van Koophandel. Door dat typeorganisaties te bouwen wordt de functie van mensen-rechten als politiek handvat in processen van maatschap-pelijke verandering versterkt.

Ik geloof dat er kortweg twee dingen over zijn tezeggen. Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerkinggaan over de bescherming van mensen en overemancipatie. Het gaat om de onderlinge verwevenheidvan sociale en economische rechten en burgerlijke enpolitieke rechten. Zij zijn eigenlijk voorwaarden voorelkaar. Je kunt niet veralgemeniseren in welke landen deene rechten eerst komen en de andere daarna. Dat isnogal contextspecifiek.

Het laatste punt is dat je ook naar collectieve rechtenmoet kijken, bijvoorbeeld naar rechten van inheemsevolkeren. Dat is ook een aspect van mensenrechten enontwikkelingssamenwerking. Daarbij dienen somsingewikkelde afwegingen te worden gemaakt. Hetcriterium daarbij is dat groepsrechten de rechten vanindividuen nooit mogen aantasten.

De mensenrechtenbenadering in ontwikkelingssamen-werking leidt per definitie dus tot een niet-neutralepositie. Het gaat niet om landen, het gaat niet omoverheden of economische doelen, maar om mensen enhun rechten. Daarbij dienen wij dan diverse keuzes temaken die ook in mijn beleid naar voren komen. In deeerste plaats voor de kanalen. Ik zei zojuist al iets overhet belang van producentenorganisaties, maatschappe-lijke organisaties en ngo’s. Dit kan om twee redenenessentieel zijn. Om mensenrechten verder uit te bouwenwaar het al redelijk goed gaat, bijvoorbeeld Mozambique.De steun van politieke partijen, van het parlement en ookvan vakbonden en producentenorganisaties stelt mensenin staat hun eigen keuzes te vergroten. Je kunt het ookom een heel andere reden doen, neem Zimbabwe waarwij eenvoudigweg niet met de regering kunnen werken.Dit middel is ten ene male uitgesloten met dit typeregimes. Ik wijs erop dat dag in dag uit in de Neder-landse kranten staat dat de Nederlandse ontwikkelingssa-menwerking met corrupte regimes werkt. Dat is onjuist.De kanaalkeuze is afhankelijk van de aard van het regimewaarmee je werkt. Dit betekent uiteraard dat je zeerkritisch bent.

In de tweede plaats een keuze voor de toegang totmiddelen van bestaan: gezondheidszorg, onderwijs en

voedsel en toegang van mensen tot krediet en verster-king van hun keuzemogelijkheden. De juridische basisvoor de keuze die het kabinet heeft gemaakt voor demillenniumontwikkelingsdoelstellingen ligt in een van dezeven belangrijkste mensenrechtenverdragen. Daar is dieband tussen mensenrechten en ontwikkelingssamenwer-king.

In de derde plaats de keuze voor participatie-vergroting. Ik heb daarvan al een aantal voorbeeldengegeven.

In de vierde plaats de keuze voor een positieve of eennegatieve benadering. Dit is vrij ingewikkeld. Laat ik hetvoorbeeld noemen van de Congo. Een aantal woordvoer-ders heeft dit onderwerp ook genoemd. Congo is eengebied met de omvang van Europa waarin de staat totnu toe nauwelijks in staat is om een redelijke mate vanbeleid uit te voeren. Het is eigenlijk een lege staat. Erwas een dictator met weinig macht maar die wel heelveel geld naar zich toe wist te trekken, Mobutu. Nu is ereen zekere mate van stabilisering na vier miljoen conflictgerelateerde doden. Er zijn verkiezingen gehouden en datis al moeilijk genoeg in zo’n setting. Daar moet nu juistde positieve benadering gelden. Er is een veranderinggeweest na een desastreuze situatie. De situatie isfragiel. De mensenrechtenbenadering is dan positief; jeondersteunt in dit geval bijvoorbeeld vrouwengroependie een vuist willen maken tegen de gigantischeverkrachtingen in het oosten van het land. Je kunt ookop een heel andere manier de mensenrechten bescher-men, namelijk door ervoor te zorgen dat de demobilisatieen re-integratie van militairen op een zodanige manierverloopt dat zij iets anders kunnen gaan doen dan debevolking tot hun prooi te maken.

De negatieve benadering kennen wij ook. Laat ik eenvoorbeeld geven, ook heel concreet: Eritrea. Ik benvorige maand in Eritrea geweest om tegen de regeringdaar te zeggen: het spijt mij bijzonder, maar wij gaan nietdoor met ontwikkelingssamenwerking met u. Daar vindtzo’n gigantische schending van de mensenrechtenplaats, direct gestuurd door het regime, dat wij niet instaat zijn om op een of andere manier, zowel uit oogpuntvan moraliteit als effectiviteit, het beleid daar uit tevoeren.

Dit heeft ook een tijdje gegolden voor Pakistan. ToenMusharraf opnieuw een greep naar de continuering vande macht deed, werd een grens overschreden die delegitimiteit van onze ontwikkelingssamenwerking directraakte. Nu wij door de veranderingen daar weerlangzaam kunnen beginnen, is de consequentie datNederland goed op de kaart staat, omdat men weet datwij aan de kant stonden van democratische krachten dieook de legitimiteit daar kunnen vergroten, bijvoorbeeldin de strijd tegen het extremisme.

Dit waren een paar inleidende opmerkingen. Mensen-rechten zijn dus onlosmakelijk verbonden met hetontwikkelingsbeleid. Mensenrechten in de rechtstaatvormen dus een randvoorwaarde voor ontwikkeling. Ditgeldt met name voor de partnerlanden in de categorieveiligheid en ontwikkeling waar het mensenrechtenkaderzeer zwak ontwikkeld is. De heer De Graaf heeft daarterecht op gewezen. Andersom draagt ontwikkeling bijaan de promotie van zowel de sociaaleconomische als depolitieke en burgerrechten. Ontwikkelingssamenwerkingmoet een katalysator zijn opdat mensen zichzelf kunnenhelpen aan economische ontwikkeling. Daarbij helpen ditsoort instituties. Dat is moeilijk genoeg, die zijn niet

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1393

Page 29: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

westers, die horen altijd contextspecifiek zijn. Het gaatniet alleen over de vraag of je liever in de gevangenis zitdan dat je hand wordt afgeslagen. Eigenlijk is alles inontwikkelingssamenwerking landenspecifiek. Dit betekentniet dat de mensenrechten of je principes niet eenalgemeen kader vormen.

Ik heb al iets gezegd over de ondeelbaarheid vanrechten. Ik wil gezien de tijd daarbij niet langer stilstaan.De minister van Buitenlandse Zaken heeft al duidelijkgezegd dat die in 1993 door 171 staten zijn herbevestigd:universeel, ondeelbaar en van elkaar afhankelijk. Dat isde essentie, het een is niet belangrijker dan het andere.Ze zijn in toenemende mate juridisch afdwingbaar. In derichting van de fracties van het CDA en GroenLinksverwijs ik naar hetgeen ik zojuist heb gezegd over hetprotocol. Het is belangrijk om dit aan de orde te stellen.Beide beleidsstukken hebben duidelijk gemaakt dat defunctionerende democratische rechtstaat een van derandvoorwaarden is voor duurzame en rechtvaardigeontwikkeling.

Ik wil hierover nog een opmerking maken. Dit is geendigitale relatie. Wij hebben op dit ogenblik een discussieover de vraag of meer autoritaire regimes beter in staatzijn om in tamelijk ingewikkelde situaties met etnische enpolitieke tegenstellingen toch economische ontwikkelin-gen tot stand te brengen. Daarvoor is ook wel bewijs,neem een land als China dat economisch mensen uit dearmoede trekt ondanks de grote verschillen in inkomen.Het is nog steeds een eenpartijstaat met een redelijkstaatsgerichte economische ontwikkeling en er zijnbanden tussen het staatsapparaat, de partij en hetbedrijfsleven. Toch groeit het enorm.

Ik wil echter waken voor de illusie dat vanwege deslechte evaluaties die er misschien van een aantalverkiezingen zijn gemaakt, de agenda van schijnstabiliteiten democratie er een zou zijn die ten goede komt aanontwikkeling. Ik meen dat de heer Smaling hierover ietsheeft gezegd over Kenia. Laat ik om te beginnen zeggendat zijn opmerking over de verkiezingswaarnemingvolstrekt terecht is. Als je er niet bij bent op het momentdat het moeilijk wordt, namelijk bij het optellen van destemmen, dan heb je eigenlijk de verkiezingen nietwaargenomen, nog los van het feit dat je ook in de helevoorfase moet zitten. Dat was het grote probleem inZimbabwe waar in feite de SADC vertrokken is op de dagvan de verkiezingen. Daarna werd het natuurlijkinteressant. Wij moeten voorkomen dat dit nog een keergebeurt. Kenia is geen voorbeeld dat verkiezingen inAfrika niet helpen. Ook daar gaat het om de context-specifieke kant. Als je een ’’winner-takes-allprincipe’’ hebtwaardoor belangrijke minderheden geen kans hebbenom in de macht te participeren, zal dit snel tot conflictenleiden, zeker als er veel geld te verdienen is of het landzich nog steeds erg leent voor corruptie of het in handenhouden van het staatsapparaat.

Er is dus een samenhang tussen mensenrechten endemocratie. Artikel 21 van de Universele Verklaring vande Rechten van de Mens geeft eenieder het recht deel tenemen in de regering van zijn of haar land en dit recht isonlosmakelijk verbonden met andere mensenrechten. Ikgeloof dat dit nog steeds heel belangrijk is. Er is geen leste trekken dat autoritaire regimes het beter zouden doenin economische ontwikkeling. Eigenlijk is het tegenge-stelde waar. Wij zien aan het einde van de Koude Oorlogenorme politieke bewegingen, alleen is daarvan vaakonhandig gebruik gemaakt omdat democratie meer is

dan verkiezingen. Dan gaat het over de rechtstaat en deprincipes waarover de minister van Buitenlandse Zakenal veel over heeft gezegd.

Voor ontwikkelingssamenwerking betekent dit datpolitiek goed bestuur een essentieel punt is als jeprogramma’s en projecten doet in landen. Politiek goedbestuur betekent anticorruptie, goede financiëlecontrolemechanismes, een rol van de parlement zoalsdie hier ook is: u controleert ons budget opdat het geldniet verkeerd terecht komt. De opbouw van die institu-ties, dat is heel scherp door de fractie van de PvdA naarvoren gebracht, is de essentie van vooral die kant vanmensenrechten en de bevordering van democratie. Wijzien in de wereld dat democratie, economische mogelijk-heden en een zekere mate van stabiliteit kunnensamengaan, maar dat democratisering als proces leidttot meer conflict. Het is een dilemma hoe je dat doet. Ikvind dat het tot nu toe heel slordig gebeurt. Laat ik eenvoorbeeld noemen. In Burundi was er destijds eencombinatie van westerse interventiemechanismen vanIMF en Wereldbankprogramma, verkiezingen, conflict-preventie, mensenrechtenbenadering. Wij dachtenallemaal: dat is fantastisch, ze doen het zoals wij het inhet Westen willen. Niemand had erover nagedacht datdie interventies gezamenlijk de machtselite die er zattegen de muur zetten. Het enige wat die elite kon doen,hoe moreel onaanvaardbaar ook, was het politiseren vande etnische tegenstellingen. Men deed dat, omdat deelite als gevolg van het IMF/Wereldbankprogrammaminder geld uit kon geven aan haar vrienden. Deverkiezingen werden bovendien ook nog eens gehoudenop basis van het principe ’’winner takes all’’. Dezecombinatie is verschrikkelijk gevaarlijk. Als je je daargeen rekenschap van geeft, kun je maar beter helemaalwegblijven.

Onze doelstellingen kunnen nog zo goed zijn, maar inde ontwikkelingssamenwerking zijn wij de politiek van degoede bedoelingen echt voorbij. Wij onderzoeken nueerst goed de specifieke context van dit soort fragielestaten. Een en ander betekent overigens niet dat deNederlandse doelstellingen niet goed zijn, maar, zoalsmevrouw Böhler terecht opmerkte, realiseren wij onsmeer dan ooit hoezeer wij afhankelijk zijn van goedetiming en de specifieke situatie in een land.

De heer Smaling (SP): Het Westen heeft zich inAfrikaanse landen actief beijverd voor democratischesystemen. Dat heeft echter maar zelden geleid tot factiesmet een inhoudelijk programma en dat is wel nodig alsje wilt dat burgers op inhoud kiezen. Het is allemaalzozeer gericht op personen en de etnische achtergrondvan kandidaten dat ik er problemen mee heb dat wijmaar blijven proberen om ons model in te voeren. Hetpakt vaak anders uit dan wij willen.

Minister Koenders: Het is een gevaarlijke opmerking omin de senaat te maken, maar dergelijke ontwikkelingendoen zich ook voor in westerse samenlevingen. Depolitiek-ideologische verschillen worden kleiner. Ze zijner nog wel, maar ze liggen anders dan 40 jaar geleden.Personen gaan er daardoor steeds meer toedoen. Ikbeweer niet dat het er hier net zo aan toegaat als daar,maar wij moeten niet denken dat hier alles zo keurig isgeregeld. Ieder land heeft zijn eigen ontwikkelingsniveauen dat heeft alles te maken met de keuzes die een landnationaal kan maken.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1394

Page 30: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Ik ben het met de heer Smaling eens dat het opleggenvan democratie, zeker als dat van buitenaf gebeurt metmilitaire middelen, heel slecht is. Dat zal nooit werken.Het kan ook leiden tot verscherping van de bestaandeconflicten. Tegelijkertijd is het tegenovergestelde ook nietwaar. Het is niet waar dat Kenianen hun parlementariërsniet zelf zouden willen kiezen. Afrikanen en Aziatenwillen niet ondemocratisch worden geregeerd.

De vorm en de inhoud van democratische structurenverschillen per land. Dat geldt ook voor het Westen, ziehet verschil tussen Frankrijk, Nederland en de VerenigdeStaten. Het grote probleem voor Afrika is dat democratieer weliswaar niet alleen voor de rijken is, maar datmensen wel de middelen moeten hebben om van hundemocratische rechten gebruik te kunnen maken. Heleschrijnende armoede verhoudt zich maar moeilijk totsuccesvolle verkiezingen, wat overigens ook weer nietbetekent dat het een onoverkomelijk probleem is.

Verder is het een feit dat het principe ’’the winnertakes all’’ desastreus is. Dat geldt voor Kenia, maar nietin mindere mate voor Zimbabwe. Of mensen zich naaretnische lijnen organiseren is aan hen. Ik heb daarovergeen oordeel, behalve als mensen dat doen als gevolgvan schaarste en armoede. Dat risico is niet denkbeeldig,zie de huidige voedselprijzen. Er zijn 31 landen in dewereld waar een politieke tijdbom onder ligt. En het iszeker niet gezegd dat die tijdbom leidt tot andersociaaleconomisch beleid of beter landbouwbeleid.Mensen kunnen er namelijk ook voor kiezen om zichbinnen hun eigen etnische of religieuze groep terug tetrekken. In die context hebben verkiezingen eerder eenconflicterende dan een accommoderende werking. Ik ziehet gevaar dus wel, maar ik trek niet de conclusie datverkiezingen en democratie niet geschikt zouden zijnvoor Afrikanen of Aziaten.

De heer Willems (CDA): De minister vergeleek zojuistCongo en Eritrea. Hij merkte daarbij op dat Nederland bijCongo betrokken blijft met ontwikkelingshulp zolang desituatie verbetert. Tegelijkertijd benadrukte hij dat als decrisis zich zou verdiepen, Nederland de ontwikkelingssa-menwerking zou stoppen. Het is waar dat je in zo’nsituatie geen democratie kunt opleggen, maar wat je welkunt doen, is het concept van ’’Responsibility to Protect’’activeren. Dat kan ertoe leiden dat de internationalegemeenschap actie onderneemt om verdere rampen tevoorkomen. Hoe beoordeelt de minister dit?

Minister Koenders: Ik sluit aan bij hetgeen de ministervan Buitenlandse Zaken hierover heeft gezegd. De’’Responsibility to Protect’’ betekent eigenlijk dat deinternationale gemeenschap in extreme situaties kaningrijpen. Voorwaarde is dan wel dat de overheid vaneen land niet alleen haar eigen bevolking niet beschermt,maar eigenlijk vernietigt. Dit staat los van de juridischevraag of een natuurramp als die in Birma onder hetprincipe van de ’’Responsibility to Protect’’ valt. Vanuitmoreel oogpunt komt het inderdaad op hetzelfde neer.

In verband met de ’’ Responsibility to Protect’’ vroegiemand mij naar het verschil tussen Afghanistan enRwanda. Ik ben daarover niet naïef: sommige landen inde Veiligheidsraad vinden Rwanda minder belangrijk danlanden met olievoorraden. Wie heeft strategischebelangen te verdedigen in Rwanda? Ik zie heel vaak dater weinig interesse is voor militaire participatie in

missies in Afrika en voor deelname aan politiekeonderhandelingen.

Afrikaanse landen blijken vaak op het tweede plan testaan. Ik ga realistisch om met dit gegeven, want hetergste wat er kan gebeuren, is dat je het principe van’’Responsibility to Protect’’ halfslachtig in een landtoepast. Als je dit principe niet serieus genoeg neemt,geef je de bevolking het idee dat ze beschermd wordt,terwijl dat in feite niet zo is. Dat is echter wel gebeurd inRwanda. Daar liep een VN-operatie, maar wij weten nudat generaal Dallaire zich helemaal niet gesteund wisttoen het echt op het redden van levens aankwam. Datwas het gevolg van zijn beperkte mandaat en het feit datgeen enkel land in de Veiligheidsraad zich verantwoorde-lijk voelde voor de ellende in Rwanda. Overigens is erdan nog geen sprake van een plicht tot interventie, maarin zo’n situatie kan zich wel een recht ontwikkelen.

Voorzitter. De rechten van vrouwen zijn één van devier prioriteiten uit mijn nota Een zaak van iedereen. Eenaantal leden heeft overigens in dit verband gevraagd ofik de hulp niet te veel versnipper. Dat is een terechtevraag. Geheel oneens ben ik het echter op dit punt metde heer Smaling: het stikt echt van de boeken enanalyses over ontwikkelingssamenwerking. Ik heb verderzeker ook met veel respect de nota’s van oud-ministerPronk gelezen. Cruciaal is echter wat je vervolgens metzo’n nota doet.

De wereld is in transitie. Ontwikkelingssamenwerkingwordt verder geconfronteerd met de grote problemenvan deze tijd, namelijk conflict en ontwikkeling, milieu-gebruiksruimte en ontwikkeling en groei en verdelingvan de groei. Deze drie thema’s zijn mijn uitgangspuntbij het beantwoorden van de vraag wat ik kan doen omde millenniumdoelen te halen. Die vraag heb ikbeantwoord door vier prioriteiten te kiezen. Daarmeedenk ik recht te doen aan de analyse dat de wereld snelverandert en dat een ander soort hulp nodig is.

Wij zijn ook niet meer de enige! Hulpstromen wordengeprivatiseerd. Soms gaat dat goed en soms niet. Chinaspeelt een steeds grotere rol en dat is ook soms wel ensoms niet goed. Er zijn verticale fondsen, bijvoorbeeldvoor aidsbestrijding. Wij werken aan een groenerevolutie en daarvoor bestaat een speciaal fonds van KofiAnnan en anderen. Er zijn veel spelers en dat leidt totverwarring. Daarom heb ik de context beschreven envervolgens vier prioriteiten gekozen. Ik zal mij inderdaadbeperken tot die vier en ik zal ze verder alleen invullenop basis van de vraag.

Ik begrijp heel goed wat er over West-Afrika is gezegd.West-Afrika is een regio waarin verschillende landbouw-regio’s te onderscheiden zijn. Je zou daar inderdaadsamenhang in kunnen aanbrengen. Ik ben op zichzelf eengroot voorstander van regionaal beleid, maar wij moetenwel in het oog houden dat wij een keuze moeten makenuit de kanalen die wij kunnen gebruiken voor ontwikke-lingssamenwerking. Dat zijn er drie. De eerste zijn deniet-gouvernementele organisaties. Daarover heb ikzojuist al iets gezegd. Zij kunnen veel doen aan ’’servicedelivery’’, politieke veranderingen en producenten-organisaties. Het tweede is het bilaterale kanaal, het werkmet landen. Ik heb de landenlijst niet uitgebreid, omdatik vind dat er geen verdere versnippering moet komen.Wij gaan de programma’s op basis van wat wij doen enop basis van de vraag uit de betrokken landen uitstippe-len. Dat geldt ook voor Mali. Als Mali regionaal wilsamenwerken, zijn wij zeker bereid dat te doen. Dat geldt

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1395

Page 31: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

ook voor Ghana. Daar is men met regionale samenwer-king bezig.

Het hart van de regionale samenwerking – ik ben hetzeer met u eens dat dit soort problemen vooral regionaalspelen – zijn twee instrumenten, die allebei op hetmultilaterale terrein spelen, waar Nederland eveneenszeer actief is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onzeondersteuning voor de ’’Club du Sahel’’ of aan dediscussies over de EPA’s. Los van de vraag hoe wij tegende EPA’s aankijken: zij zijn gericht op regionale samen-werking, ook in West-Afrika, en daar zijn wij bezig methandel voor ontwikkelingssamenwerking in het multila-terale kader. Wij ondersteunen de regionale vermarktingvan producten en de aanleg van wegen et cetera. Datgaan wij dus niet meer bilateraal doen. Dat heeft tochiets te maken met de techniek van ontwikkelingssamen-werking: kies dan voor het multilaterale kanaal.

Dan is er de regionale benadering, vooral door deAfrikaanse Ontwikkelingsbank, maar ook tot op zekerehoogte door de Wereldbank en de Europese Commissie.Zij hebben de schaal en de kennis om dat soort beleidvorm te geven. Ik ben zeer geneigd om sympathiek testaan tegenover wat hier gezegd is over West-Afrika, losvan het feit dat wij daar in een aantal landen actief zijn.Toch zou ik willen zeggen dat Nederland dat niet apartmoet gaan doen. Wij moeten ons niet verspreiden, daarben ik het mee eens. Vandaar ook de vier prioriteiten inhet werken met landen, op basis van hun vraag. Echtregionale samenwerking vergt net een tandje hoger danwat een klein land als Nederland kan bieden, maar wijdoen daar natuurlijk heel actief aan mee via de financie-ring van de organisaties die ik net noemde.

De heer Smaling (SP): Ik denk ook niet dat Nederlanddat alleen moet doen. Nederland kan dat ook niet alleendoen. Als ik naar de ECOWAS-regio kijk, dan is hetoppervlak daarvan amper de helft van Brazilië of vanChina. Dat geeft ook aan dat die landen – zeker voorzover zij niet aan zee liggen, doordat zij zo klein zijn enrelatief gering bevolkt – altijd een nadeel zullen houdenten opzichte van de grotere landen die wel die schaal-voordelen meepakken op het moment. Ik zeg niet datNederland ter hand moet nemen waar ik het over hebgehad, maar wel dat Nederland zou kunnen aanjagen datdaar op het niveau van ECOWAS en van soortgelijkeorganisaties vaart mee wordt gemaakt. De ’’Club duSahel’’ is gewoon een onderdeel van de OECD, die nietde economische slagkracht kan hebben die een ECOWASwel heeft. Als er markten worden geïntegreerd, lopen dielanden afzonderlijk ontzettend veel douane-inkomstenmis en daar moet iets op gevonden worden. Ik vind hetheel urgent dat daar iets aan gebeurt.

Minister Koenders: Dat ben ik heel erg met u eens. Datgeldt ook niet alleen voor West-Afrika, maar eveneensvoor de Hoorn van Afrika en een aantal regio’s metprecies hetzelfde probleem. Afrika is, historisch gezien,getroffen door een relatief kleine kustlijn, vergeleken bijhet aardoppervlak. Daardoor zijn heel veel landenbinnenlanden, en hebben geen mogelijkheid ommakkelijk naar havens te komen, producten te ver-markten, schaalvergroting in te brengen. Bovendienheersen er ook nog eens buitengewoon moeilijkeklimatologische omstandigheden. Dat betekent – en dathebben wij ondergebracht onder het thema groei enverdeling – dat je zegt: de OS is heel goed in de sociale

sectoren. Daar moeten wij ook mee doorgaan, wantzonder gezonde en opgeleide mensen kom je niet verderin de economische ontwikkeling. Op het terrein vanenergie en infrastructuur echter zijn grotere investerin-gen vooral regionaal nodig. Wij waren net bij deAfrikaanse Ontwikkelingsbank, nog geen drie wekengeleden in Maputo, Mozambique, en dat is het kernpuntwaar zij zich nu op gaan richten. Ik denk dat zij ook dekennis, de kunde en de financiën kunnen hebben om datte doen. Dan vind ik de Afrikaanse context ook belang-rijk, omdat ECOWAS daar natuurlijk zelf de motor vanmoet zijn. Wij moeten daar weer op antwoorden.

Het tweede zijn de EPA’s, laat ik daar maar gelijk opingaan. Dat is toch een belangrijk discussiepunt dat ookanderen aan de orde hebben gesteld. Ik ben zelf zeerongelukkig geweest met de EPA-onderhandelingen. Datis bekend. Ik heb daar kritiek op geleverd, niet zozeervanwege het principe. Het principe was namelijk dat per1 januari 2008 ook onze relaties met de ex-kolonieën, dehuidige ACP-landen, WTO-conform dienen te zijn. Datwas geen wens van de Europese Unie, maar een wensvan andere ontwikkelingslanden die zich terechtgediscrimineerd voelen en willen weten waarom dielanden wel voordelen krijgen en zij niet. Omdat dezelanden zijn gaan klagen bij de WTO, hebben wij dieEPA’s moeten afsluiten. Een grote fout lag in de maniervan onderhandelen, vind ik. De Commissie heeft daarinzeer eenzijdig geopereerd en zij heeft dat gedaan zonderzich te realiseren wat de doelstelling was, namelijk Afrikauit de traditionele arbeidsdeling halen van 1,2% van dewereldhandel, de regionale integratie bevorderen enzorgen voor vrije toegang tot de westerse markten.

Wij zitten nu met een potpourri van contracten metAfrikaanse landen, al zeg ik daar wel bij dat het beeldook wel eens te zwart wordt afgeschilderd. Ik merk opdat al die ACP-landen mede door de Nederlandse inzet,samen met Engeland, nog nooit zo’n goede toeganghebben gehad tot de Europese markt. De origineregelszijn versoepeld en er is nu eigenlijk voor alle producteneen praktisch volledig vrije toegang. Dat is vrij uniek. Devraag is of dat asymmetrisch genoeg is, gezien deliberalisering aan de andere kant, met het oog opwerkgelegenheid, de bouw van je eigen landbouw-markten et cetera. Dat spel is nog lang niet uitgespeelden er zijn vrijwaringsmogelijkheden et cetera. Ik geloofdat de regionale ontwikkeling daar het beste in past endat wij bereid moeten zijn om die regio’s te ondersteu-nen via bijvoorbeeld de hulp-voor-handelsprogramma’s,waarin Nederland een grote speler is. Gemiddeld gaatper jaar 550 mln. naar dit type activiteiten, die gerichtzijn op de groei van dit soort ontwikkelingslanden. Ikdenk dat wij het in principe eens zijn, alleen kijk ik heelscherp naar de uitvoerbaarheid en naar de kanaalkeuze.In dit geval acht ik vooral het multilaterale kadergeschikt, naast bilaterale hulp-voor-handelsprogramma’s.

Op het terrein van de implementatie van beleid is eenvan de criteria de rechten van vrouwen. Dat hebben wijniet voor niets als prioriteit opgenomen. Dat heeft heelerg te maken met de scan die gemaakt is toen ik ministervoor Ontwikkelingssamenwerking werd. Het gaat danvooral om de MDG’s op het terrein van moeder- enkindsterfte en daaraan gerelateerd de hele relatie tussenman en vrouw. Naar aanleiding van de aidsproblematiekmerkte de fractie van de ChristenUnie op dat daardesastreuze cijfers uitkwamen, echt desastreus. Het moet

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1396

Page 32: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

dus een hoofdpunt van beleid zijn om de MDG’s erbij tebetrekken.

De cijfers met betrekking tot moedersterfte zijn in veellanden in Afrika en Zuid-Azië dramatisch hoog en somszelfs stijgende. Van dit punt hebben wij via ons sector-beleid gezondheidszorg een aparte prioriteit gemaakt, endat geldt ook voor onze specifieke inzet voor de seksuelereproductieve rechten van vrouwen. Dat lijkt mij absoluutessentieel, gezien de enorme behoeftes die daar zijn. Hetaantal vrouwen dat in het kraambed sterft, terwijl daarheel makkelijk wat aan te doen zou zijn, is schrijnend endaar kunnen wij heel veel resultaten mee boeken. Datzeg ik ook tegen de media, waarin ik de afgelopen dagenopnieuw heb gelezen dat het geld niet goed terecht zoukomen. Integendeel, dat wordt heel goed gecontroleerden daar bereiken wij dus heel veel resultaat mee. Ik wijsop het gezondheidsprogramma in Tanzania. Wij hebbensamen met andere donoren aan een sectorbenaderinggewerkt. Er is een goed debat met de regering, er zijnfinanciële controlemechanismen. Ik denk dat daardoor dekindersterfte met 300.000 is afgenomen in een paar jaartijd.

Dat vind ik op zijn minst een interessante investering.Ik ben het eens met wat er vanuit de ChristenUnie isgezegd: dit is niet alleen een zaak van vrouwen. Ik denkdat het ook een zaak van mannen is. Het is nog wel eensmoeilijk als je man en minister voor Ontwikkelingssa-menwerking bent en je moet dat aan de orde stellen. Ikdenk aan de dramatische verkrachtingen in Oost-Afrika.Dat moeten wij met de generaals en met de militairenaan de orde stellen. Ik heb geen illusie dat het danmorgen verandert, maar als je het niet aan de orde stelt,verandert er zeker niets. Er zou politiek leiderschapmoeten zijn. Het gaat niet meer om verkrachting als eeninstrument van oorlogsvoering. Als je de doctoren daarspreekt, is het een epidemie. En natuurlijk doen wij alsontwikkelingssamenwerking altijd aan pleisters plakken.Dat blijf ik ook doen. Er zijn klinieken die wij ondersteu-nen, mensen die weer terug in de samenleving wordengezet, maar dit is iets wat daar ver bovenuit gaat. Het isecht een onderdeel van fragielestatenbeleid, van dere-integratie van militairen, van de hele cultuur vangeweld die daar jarenlang is gegroeid. Dat ga je niet ineen keer omdraaien. Daar is vrij veel beleid voor nodig.

Op een aantal punten hebben wij activiteiten samenmet de minister van Buitenlandse Zaken, zoals op hetterrein van de mensenrechten het stabiliteitsfonds. Wijhebben het MDG3-Fonds, dat over de problematiek vanvrouwenrechten gaat. Hoe kun je ervoor zorgen dat je degewenste resultaten boekt op het terrein van MDG3 enMDG5? Wij zijn een van de grootste donoren voor hetnieuwe VN Trust Fund inzake geweld tegen vrouwen,waar inderdaad groeiende cijfers van te zien zijn, nietalleen in Afrika, maar ook in Latijns-Amerika.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik had de vraag ietsbreder getrokken dat situaties van verkrachtingen. Hetgaat natuurlijk over de rol van mannen en vrouwen. Hetgaat, denk ik, ook om seksueel gedrag waarbij veelpartners betrokken zijn, waarbij mannen zich dat gedrageigen maken. Wij stuiten op iets waar collega Smalingook op wees in verband met de gordijnen met spleetjes.Je hebt natuurlijk te maken met culturele patronen,bijvoorbeeld in landen zoals Malawi. Ik weet dat het daardeel van de mannencultuur is om veel partners tehebben. Daarom heb ik ook gevraagd naar het grond-

recht van het hebben van een gezinsleven. Dat zou opdie manier aan de orde kunnen worden gesteld. Dat isnogmaals mijn concrete vraag aan u: ziet u mogelijkhe-den om deze cultuur op de een of andere manier tochaan de orde te stellen, mede aan de hand van hetmensenrechtenthema, het recht op gezinsleven? Datbeschermt vrouwen ook namelijk.

Minister Koenders: Ik ben bang dat ik het niet met hetbegin van uw analyse eens ben. Er is echt geen enkelgegeven waaruit blijkt dat mensen in Afrika meerpartners hebben. Dat is gewoon niet waar. Voor je hetweet, heb je een vooroordeel te pakken. Er is wel eenbepaalde economische situatie. Ik heb ook naar de cijfersdaarover gekeken. Het kan best zijn dat het in heelbepaalde gevallen wel zo is, bijvoorbeeld waar veelmigratie is. In Zuid-Afrika zie je dat wel. Dat heeft dusveel meer te maken met economische dan met morelenoties. Die zijn wel met elkaar verbonden, maar als jenaar de cijfers kijkt, zie je dat daarover heel veel beeldenzijn die niet goed zijn. Volgens mij bergen die het risicoin zich dat, als je die gaat versterken, het vooroordeel tenaanzien van bepaalde groepen vergroot wordt en dus hetbeleid minder effectief is. Ik zou daar dus niet zozeer meteen zekere mate van morele neutraliteit naar kijken alswel naar wat effectief is. De effectiviteit vereist te zeggendat wij daar zo veel mogelijk moeten doen aan de helediscussie van condoomgebruik. Dat is echt de meesteffectieve manier. Ik ben overigens geen ideoloog: inwelk land welke methode ook maar het beste werkt. Ikvind het prima. Het kan ook abstinentie zijn. Hetvolgende wil ik alleen niet. Dat zie ik wel in bijvoorbeeldbepaalde kringen in de Verenigde Staten dat zij vindendat dit het enige middel is. Dat is desastreus voor deaidsproblematiek. Ik moet zeggen dat ik daar ook grotemoeite mee heb. Ik doel op het beleid van een aantallanden die alles wat is afgesproken in het kader van deVerenigde Naties op het terrein van seksuele reproduc-tieve rechten, waarbij een vrouw het recht heeft om haarseksualiteit te beschermen, aan alle kanten via funda-mentalistische kringen aanpakken. In de VerenigdeStaten gebeurt dit uit christelijke hoek; dat gebeurt ookuit islamitische hoek. Ik ben daar totaal neutraal over; hetmaakt mij niet uit wie. Het grote probleem is dat devooruitgang die wij geboekt hebben, weer op het spelstaat. Ik zie het verband dus niet helemaal met het rechtop familieleven. Het kan juist heel erg zijn dat de cijfersin bepaalde landen over het familieleven een aantalgevallen van meer seksuele relaties laten zien. Dat isgeen categorie die de effectiviteit van het beleidvergroot.

De heer Kuiper (ChristenUnie): U had het over beeldenen cijfers. Ik weet natuurlijk ook wel dat aids zichverspreidt via de wisselende contacten en dat mannenvan partner naar partner kunnen gaan, waarmee zij hetverspreiden. Dan is anticonceptie inderdaad belangrijk.Partnertrouw is ook belangrijk, maar dat zal grenzenhebben, ook in het aan de orde stellen van partnertrouwin het beleid. Dat ben ik wel met u eens. Er kan echterwel een poging toe worden gedaan via gezondheidszorgen door iets te zeggen over de betekenis van gezinsver-banden. Dat is geen cultureel vooroordeel. Je kunt dat,denk ik, toch aan de orde stellen, wel in de bescheiden-heid die daarbij past.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1397

Page 33: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Minister Koenders: Ik zal u heel eerlijk zeggen waaromik het echt met u oneens ben. Ik wil in alle eerlijkheid hetdebat voeren. Als er een continent in de wereld is waarhet gezinsleven voorop staat, is dat Afrika. Dan zou ikvanuit Nederland, waar het gezinsleven veel meer indiscussie is en waar het aantal scheidingen zeer groot is,moeten zeggen: u moet zich meer aan het gezinslevenhouden. Wij moeten ook een beetje de geloofwaardig-heid van ons eigen beleid aan de orde blijven stellen. Ikwil aids bestrijden en mensenlevens redden; ik wil geenideologische strijd voeren waarvan ik, eerlijk gezegd, degeloofwaardigheid uit Nederlands perspectief niet deallergrootste vind.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik vraag u niet om eenideologische strijd te voeren, maar er zijn ook situatieswaarin vrouwen worden verstoten en alleen metkinderen achterblijven. Ik denk ook aan arbeidsmigratie.Ik vraag u dus helemaal niet om een ideologische strijdte voeren, maar ik vraag u wel om daar oog voor tehebben.

Minister Koenders: Dat heb ik zeker. Daarover wil ik hetgraag met u eens zijn. Het is een moeilijk debat, omdatde Afrikaanse culturen zeer verschillende zijn. Er zijnuiteraard matriarchale en patriarchale culturen, waarbijde rol van de vrouw heel verschillend is. Ik vind gewoondat je het landenspecifiek en effectief moet zien. Daarkunnen wij elkaar misschien wel op vinden. Als uwbenadering daar een rol in speelt, prima. Daar zit voormij ook geen ideologische kant aan. Ik heb heel goedechristelijke organisaties gezien die ongelooflijk goed werkdoen op het terrein van aidsbestrijding. Ik heb ookorganisaties gezien die wel een ideologische strijdvoeren tegen condoomgebruik. Daar heb ik welproblemen mee, omdat dat desastreus is voor het beleiden omdat dit grote aantallen mensenlevens kost.

De heer De Graaf (VVD): Misschien kan het als volgtworden samengevat. Als het gezin als fenomeen eenbijdrage zou kunnen leveren van behoorlijk wat tientallenprocenten aan de vermindering van aids, zet u datinstrument dan onmiddellijk in. Zo lang dit niet vaststaat,is er een eindeloze discussie.

Minister Koenders: Bij mijn weten is er geen enkelgegeven die een relatie legt tussen het gezin en aids.

De heer De Graaf (VVD): Dat ben ik met u eens.

Minister Koenders: Die gegevens zijn er gewoon niet,dus kan ik daar op het ogenblik ook geen beleid opvoeren.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de discussie inzakede voedselprijzen. Misschien moet ik daar met het oogop de tijd iets korter over zijn. Ik denk dat het eropneerkomt dat wij te maken hebben met twee dingen. Datis allereerst een gigantische onderwaardering van delandbouwontwikkeling in de armste landen in deafgelopen periode. Ik denk dat daar verschillendenschuldig aan zijn. Die mogen best benoemd worden. Eenvan de schuldigen zijn de ontwikkelingslanden zelf. Eenaantal Afrikaanse landen heeft onderling afgesproken omin ieder geval 10% van hun rijksbegroting dan wel huninkomen, afhankelijk van de discussie over de indicato-ren daarvoor, ter beschikking te stellen voor investerin-

gen in de landbouw. Het gemiddelde is 2% à 3%. Daarligt een groot probleem.

Voorts vind ik dat er enorme fouten gemaakt zijn in deontwikkelingssamenwerking in de jaren negentig toteigenlijk niet zo lang geleden. Men zei: de landbouw ishet probleem niet. Wij hebben de Club van Rome gehadin de jaren zeventig. Het blijkt toch wel dat er voldoendevoedsel is en waar maken wij ons eigenlijk druk over; delandbouw regelt zichzelf wel. Dat is een heel slechtbeleid geweest.

Het volgende is een aantal beleidsmaatregelen tenaanzien van de Wereldbank en het IMF-beleid. Dat ben ikmet u eens. Dat heeft het op een aantal punten voor eenaantal landen onmogelijk gemaakt om een eigenstandiglandbouwbeleid te voeren. Tot slot noem ik nog hetinternationale handelsbeleid.

Met elkaar heeft dat iets opgeleverd wat vrij desas-treus is voor de meest kwetsbaren in deze wereld. Het isniet alleen een kwestie van landbouwproductie, maarook van koopkracht. In de combinatie van die twee zienwij nu een gigantische problematiek. Wij kunnen hier eenlang debat voeren over de oorzaken. U bent daaroverigens een groot expert op dat gebied. Ik zou ook meteen zeker risico het debat met u moeten aangaan. Ikdenk wel dat er op het punt van maatregelen gauw eenzekere mate van consensus kan worden gevonden. Dat isallereerst natuurlijk zo snel mogelijk mensen redden.Daar komt het echt op neer. Wij praten nu over meer danhonderd miljoen, misschien wel tweehonderd miljoenmensen die direct in de gevarenzone zijn. Zij kunnen hunkinderen echt niet voeden. Dat is in een wereld waarinop het ogenblik 60 triljoen aan goederen en productenvoortbrengen, terwijl tweehonderd miljoen mensen huneten niet kunnen betalen. Voorts hebben twee miljardmensen een probleem om hun gezin een normalemaaltijd voor te zetten. Dat zou de eerste prioriteitmoeten zijn. Dit betekent op korte termijn toch voedsel-hulp. Dat moet en via onder andere koopkracht-verbetering kunnen mensenlevens gered worden.

Voorts is er het enorme risico van de mengeling metolieprijzen, waardoor de kunstmest erg duur is gewor-den. Daardoor zijn de risico’s voor de boeren groter. Jekunt dus ook aan verzekeringsmechanismen denken ofaan vouchers voor kunstmest, zodat mensen in iedergeval gaan oogsten. De prijzen in de landbouw zijn opdit moment hoger, dus er zou een gevoel moeten zijn datje wat kunt verdienen.

Bij de situatie op de lange termijn hebben wijuiteraard met twee aspecten te maken. In de eersteplaats is er de handelsproblematiek. Ik hoop dat wij detijd van marktfundamentalisten of aanhangers vanautarkisch beleid voorbij zijn. Wij moeten ons richten opslimme beleidscombinaties die ook nog landspecifiekzijn. Een deel van het handelsbeleid heeft hierop eendesastreuze uitwerking. In Europa wordt dit beleid nuhervormd. Die hervorming vormt een onderdeel van deDoharonde. Wat mij betreft moet dit veel sneller enbeter. In de tweede plaatst geldt dat ontwikkelingslandende mogelijkheid moeten hebben om de voedselprijzenzeker te stellen en voedselzekerheid te bieden. Ditbetekent dat er ook vrijwaringsmogelijkheden nodig zijn.Verder moeten er regionale markten gaan ontstaan en isresearch nodig. Ook de Afrikaans groene revolutie enmachtsverhoudingen binnen de landbouwketen zijn vanbelang.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1398

Page 34: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Dit is dus een vrij ingewikkelde problematiek. Vorigeweek was ik in Rome. In de media is vrij sceptisch op deVN-top gereageerd. Ik ben vaak sceptisch overVN-toppen, maar relatief was deze zo beroerd nog niet.Landbouw leidt altijd tot problemen tussen importeursen exporteurs, tussen boeren en stedelingen. Voor heteerst sinds jaren heeft men nu echter gezegd: wij hebbeneen fout gemaakt en er moet een actieplan komen. Dezezaken hebben ook te maken met politieke stabiliteit.Daarom verenigen landen zich, want er is echt iets aande hand. Voor het actieplan is vrij veel geld beschikbaargesteld. De secretaris-generaal heeft dit zelf aan zichtoegezegd en heeft er dus niet het Wereldvoedsel-programma of de FAO voor verantwoordelijk gemaakt.Wij maken ons immers allemaal zorgen over de langselkaar heen werkende organisaties van de VN. HetWereldvoedselprogramma is een organisatie die zekerbelangrijk blijft. Het is een van de meest effectief enefficiënt opererende organisaties op dit moment. InBirma is het Wereldvoedselprogramma een van deweinige organisaties die al mensen ter plekke heeft. Menheeft daar nu helikopters en de mensen van deWereldvoedselorganisatie komen ter plaatse. Tot opzekere hoogte komen de mensen van de Wereldvoedsel-organisatie zelfs in Zimbabwe. De organisatie heeft ookeen zeer sterk management, wat niet geldt voor de FAO.Daar zijn er echt problemen met het leiderschap. Vorigeweek heb ik dat aan de orde gesteld. Dit beleid moet nusnel worden vormgegeven in samenspel met deWereldbank en andere organisaties. De taskforce zullenwij hierop ’’afrekenen’’ als de VN in september weerbijeenkomt. Anders hadden wij het risico gelopen dat erwas gezegd: leuk dat de hele wereld bijeenkomt voordeze top en ach, wat verschrikkelijk dat mensen nieteten. Wij zullen deze inzet moeten houden. De inzet moetechter wel worden gecontroleerd.

Over biomassa is naar ik meen ook in de Eerste Kamerregelmatig gesproken. Ik denk dan iedereen zich bewustis van het dilemma rond de keuze tussen een schonetank en gevulde magen. Over die scherpe tegenstellinglezen wij in de krant. Iedereen weet ook dat de oorzakenvan de voedselcrisis wat gecompliceerder zijn. Wijmoeten echter wel stellen dat de streefcijfers van 30% inNederland en 20% in Europa alleen houdbaar zijn bijduurzame biomassa. Als de biomassa niet duurzaam is,hebben wij echt een probleem. Certificering is daarbijvolgens mij de enige mogelijkheid. Dit moeten wij veelsneller regelen dan nu gebeurt. Daarom hebben wij de500 mln. die dit kabinet extra uittrekt voor schoneenergie, voor een groot deel voor duurzame biomassaingezet. Er is inmiddels een Memorandum of Understan-ding met Indonesië. Iedereen weet dat er in dat landenorme risico’s worden gelopen met de productie vanbiomassa die niet duurzaam is. Hetzelfde geldt voorMozambique. Op dit terrein werk ik samen met deminister van VROM ook aan regelingen met een aantalandere landen.

De heer Eigeman (PvdA): Ik dank de minister voor zijnantwoord. Het beeld dat uit de krantenkoppen over deVN-top naar voren komt, is heel anders dan het beeld datde minister nu schetst. Ik heb geen reden om te twijfelenaan de woorden van de minister en aan de inzet. Het lijktmij echter verstandig om in het kader van draagvlak-vergroting de boodschap die de minister nu in dezeKamer verwoordt, breder uit te zetten. Wij moeten laten

zien dat er juist op dit dossier wel degelijk resultatenworden geboekt, ondanks het feit dat er nog veel moetgebeuren. De boodschap die de minister hier verwoordt,moet helder worden overgebracht aan het publiek.

Minister Koenders: Ik ben zeer bereid om dat te doen.Hierover zou ik graag veel meer zeggen, omdat ik zie hoeer door het publiek op dit moment over ontwikkelingssa-menwerking wordt gedacht. Soms worden zakenopzettelijk verkeerd voorgesteld door mensen die toch altegen internationale samenwerking zijn. Ik bezie ook inmijn eigen apparaat zeer kritisch waar hulp terechtkomt.Ik vind dat wij bij ontwikkelingssamenwerking in deafgelopen periode zeer veel hebben geleerd. Internatio-naal is men het er eigenlijk over eens dat ontwikkelings-samenwerking helpt. Het lost niet de armoede op;daarvoor is een veel bredere aanpak nodig met handels-en kapitaalmarktbeleid. Ontwikkelingssamenwerking iseen katalysator. Er worden op dit moment enormeresultaten geboekt. Het is vreemd dat juist in Nederlandmen dit beeld niet heeft. In Amerika is president Bushheel actief geworden op het gebied van ontwikkelingssa-menwerking. Het Nederlandse beeld bestaat ook niet inEngeland en slechtst in zeer geringe mate in Duitsland. Ikvind wel dat de effectiviteit van de ontwikkelingssamen-werking bewezen moet worden. Rond het voorbeeld datde heer Eigeman noemt, heeft ontwikkelingssamenwer-king in de afgelopen jaren mijns inziens de verkeerdekeuzes gemaakt. Dit betekent niet dat wij nu weer allesmoeten inzetten op landbouwontwikkeling, want wijmoeten niet vervallen in een cyclische beweging waarbijwordt ingezet op zaken die in de mode zijn. De ruraleontwikkelingsprogramma’s in de jaren tachtig ennegentig waren gericht op projecten en geïntegreerdeplattelandssamenwerking zonder dat daarbij werdgedacht aan markten, prijzen en de institutioneleomgeving. Dit doen wij nu wel, maar dat is vaak minderzichtbaar. Mensen vragen daarop dan weer: wat doet ueigenlijk? Hier ligt mijns inziens een grote uitdaging voorallen die vinden dat wegens verlicht eigenbelang enmoraliteit ontwikkelingssamenwerking van groot belangis.

De heer Smaling (SP): Ik heb nog een vraag over deVN-top. Ik was er niet bij, dus ik weet niet precies watdaar allemaal is besproken. Er is geld toegezegd. Is erechter ook gesproken over de vraag hoe je negen miljardmensen kunt voeden? Enkele sprekers verwezen vandaagnaar studies die aantonen dat er wel twintig miljardmensen gevoed kunnen worden op aarde. Wij hebbenhet daarbij echter over modelstudies. In deze modellen iser geen sprake meer van bos en savanne, dus ergrelevant zijn ze niet. Een groot deel van de wereld staatal vol met gewassen en negen miljard mensen is veel.Met name in Azië is weinig ruimte over. In landen alsOekraïne en Kazachstan is misschien nog een flinke slagte maken. Verder komt het echter neer op het neerhalenvan de bossen in de Cerrado in Brazilië en in Venezuelaen op het ontginnen van een paar savannegebieden inAfrika die nog enigszins leeg zijn. Is er gesproken overde vraag hoe het voedsel voor zo veel mensen moetworden geproduceerd? Dat zal met kunstmest moetengebeuren, want uitbreiding van areaal is geen optie.

Minister Koenders: Ik zeg u heel eerlijk dat daarover nietis gesproken. Op dit soort toppen wordt over deze zaken

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1399

Page 35: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

nooit gesproken. De VN komt bijeen om met 192 landenconsensus te vinden over prioriteitstelling. Daarbij hoortoverigens ook de vraag waarop de heer Smaling nudoelt; die had op de top besproken moeten worden.Maar wij moeten ons realiseren dat wij in een wereldleven waarin er tijdens een top nooit over zoiets eenbesluit zal worden genomen. Een top is namelijk nietintelligent. Daar zitten 192 mensen zoals ik. Zij moeten ermet elkaar voor zorgen dat wij niet te veel uit elkaarlopen. Zonder consensus kunnen wij namelijk helemaalniet verder. Voor iedereen die het van buitenaf bekijkt, iszo’n top bijna altijd een tegenvaller. Dit is de aard van dehuidige wereld. Landen zijn zelfbewust. Zo heb ik vieruur moeten wachten op Argentinië. Dat land heeft de topin gijzeling genomen, omdat men het woordje ’’restric-tief’’ in het kader van handelsmaatregelen niet wenste opte nemen.

De heer Smaling (SP): U zei toch dat u de top vrij goedvond?

Minister Koenders: Ik vind het een goede top omdat ikeen heel ander verwachtingspatroon heb. Dit betekentoverigens niet dat ik snel tevreden ben. De top zal zorgenvoor enorm veel nieuwe energie. Er zijn nieuwe fondsenbeschikbaar. Daarmee zal over deze vraag een oordeelmoeten worden geveld. Er zijn regeringen die dituitwerken en waar deze vraag terug zal komen; zo werktde dynamiek van VN-toppen. De resultaten van detoppen zelf vallen voor de deelnemers bijna altijd tegen.Ik heb mij er ook over verbaasd dat ik vier uur op deArgentijnen heb moeten wachten. Zij hadden thuis eenprobleem. Zoiets kan ons overigens ook overkomen. Hetging in dit geval om een grote boerenopstand. Depresident van Argentinië was geweest. Dit had te makenmet de ’’export bans’’. Dit was een heel politiekonderwerp. Dan wordt het serieus, niet als je op een topiets aanneemt dat iedereen prachtig vindt. Bij landbouw-belangen gaat het nog meer dan bij andere belangen omgrote tegenstellingen. Dat weet u als geen ander. Daaromvond ik deze top niet minder geslaagd dan anderen.Gezien de urgentie van het probleem, namelijk ofmensen kunnen eten, schiet een top altijd tekort.

Deze minister kunt u afrekenen op het resultaat. Wijzullen ons daarvoor ook inzetten. Samen met ministerVerburg heb ik hierover een notitie aan de Kamergestuurd. Die kunnen wij ook nog eens bespreken. Dezenotitie gaat in op al deze punten, ook op de rol vantechnologie. De nieuwe Japanse technologie voorlandbouwproducten is heel interessant om de landbouw-productiviteit in Afrika mee omhoog te halen. Wat je ookvan de groene revolutie in Azië vindt en hoe dit ookgeleid heeft tot machtsverschillen, het heeft wel geleidtot een enorme verhoging van de productiviteit. Daarin isin Afrika nooit geïnvesteerd. Toen het zover was, hadniemand er nog geld voor over. Daarom moet dit vanons wel gebeuren.

De heer Smaling (SP): Azië heeft het geluk van deHimalaya en van heel veel grote rivieren. Daardoor kaner een geïrrigeerd gewas worden verbouwd. In Afrika isdie mogelijkheid veel minder groot. In de jaren zeventigen tachtig zijn er vrij grote successen geboekt met maisdoor het instituut CIMMYT in Mexico. Mais behoort tothet hoofdvoedsel in Afrika. Met nationale onderzoeks-instituten is toen een maisvariëteit ontwikkeld die

makkelijk drie ton per hectare opleverde. Deze ontwikke-ling is weggezakt met de structurele aanpassings-programma’s. Kunstmest was namelijk enigszinsgesubsidieerd. De Afrikaanse landen hadden voorheen’’national cereal boards’’, die aan enige marktinterventiekonden doen. Met met de structurele aanpassings-programma’s mochten deze niet meer opereren.Daardoor is het verklaarbaar waardoor Afrika mindersucces heeft gehad dan Azië.

Minister Koenders: Ik ben het zeer eens met die analyse.Ik denk dat u volledig gelijk hebt. Ik denk niet dat het IMFen de Wereldbank verkeerde instituties waren, maar datde manier waarop zij het aanpassingsbeleid hebbenvormgegeven desastreus is geweest voor een aantalbasisinstituties in de landen die ontwikkeld waren.Nederland zou er niet over denken om deze instituties afte schaffen op het moment dat zij kunnen bijdragen aande ontwikkeling van de landbouw. Dit wordt te laaterkend. Velen die hier vandaag bijeenzijn, hebben ditdestijds ook wel eens gemeld. Het besef kwam misschienwat laat, maar is wel essentieel. Het aardige van het IMFen de Wereldbank is wel weer dat door macro-economische stabiliteit en inflatievermindering in Afrikamomenteel weer enorme kansen liggen. De investerin-gen in dit soort zaken kunnen worden vergroot. Wijzullen hierbij steun bieden.

Ik juich de initiatieven die betrekking hebben op despeculatie met voedsel toe. Speculatie met voedselbeperkt de omvang van vrij beschikbare voorraden. Dezespelen een belangrijke rol bij de stabilisering van prijzen.Speculatie kan desastreus zijn. Er lopen op het ogenblikal enkele goede private initiatieven. U moet het mij nietkwalijk nemen dat ik geen invloed heb op het bestuurvan de Chicagobeurs. Ik ben echter zeker bereid om deinitiatieven die genoemd zijn, in te brengen in hetinternationale debat. Wij hebben ook gezegd dat deEuropese Commissie precies gaat nazoeken waarspeculatie negatieve gevolgen heeft voor demiddellange- en langetermijnprijzen van voedsel. Het kanook een zekere ’’clearing’’ geven. Volgens mij is er nuechter vrij veel reden om te geloven dat er een negatieveinvloed is op de dunne markten in ontwikkelingslanden.

Ik geloof niet dat wij nu een veelheid aan kleineinitiatieven ontplooien en geen grote demonstratie-projecten hebben. Wij hebben juist samengewerkt methet Nederlandse agrarische veld en het ministerie vanLNV om deze notitie tot stand te brengen. Er is een grotesteun vanuit het Nederlandse veld. Wij hebben gezegddat wij nu niet, na te veel aan landbouw of aanverkeerde landbouw en rurale ontwikkeling, opeens weeralle kaarten inzetten op landbouw. Wij hebben onzeeigen prioriteit. Binnen groei en verdeling, ruraleontwikkeling en werkgelegenheid, past de strategie diewij langs de vijf sporen hebben gekozen.

De heer Prahalad schreef het boek ’’The Fortune at theBottom of the Pyramid’’. Ik vind dit een enerverend boek,waarin de heer Prahalad betoogt dat wij op een anderemanier naar de armen moeten kijken. Zij zijn geenslachtoffer. Wij moeten de armen volgens Prahaladbeschouwen als prijsbewuste consumenten en innova-tieve ondernemers. Dit is in ieder geval een interessantezienswijze. Je hoeft het er niet eens helemaal mee eenste zijn om er een bruikbare beweging in te zien.

Het boek is geschreven vanuit het perspectief van hetbedrijfsleven. Je kunt dus geld verdienen aan armen.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1400

Page 36: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Daar is niets mis mee, is de strekking van het boek. Ikben er voor om in nauwe samenwerking, juist met dearmste groeperingen, te zoeken naar innovatievemogelijkheden om de situatie van armen te verbeteren.Wij willen altijd samenwerken met een geïnteresseerd enmaatschappelijk georganiseerd bedrijfsleven. Dat heeftvolgens mij iets te maken met de benadering van demensenrechten, waarover wij in het begin spraken. Ookde armste mensen hebben recht op toegang totproductiemiddelen en krediet. Uiteraard hebben zij ookrecht op toegang tot onderwijs. Uiteraard, anders kun jehelemaal niets beginnen.

Unilever heeft veel ervaring in de productie vanflaconnetjes voor de armsten. Bedrijven inzetten is eeninteressante redenering, die veel beweging tot stand kanbrengen. Ik ben daar dus een voorstander van. Wij doendaar veel aan, ook in het PSOM, het initiatief voorduurzame handel. Ook de nieuwe ORIO-regeling heefthiermee te maken. Ik vind het problematisch om testellen dat armen niet het slachtoffer zijn. Ik denk dat erin veel ontwikkelingslanden machtsverhoudingen zijn diezo’n kwalificatie rechtvaardigen. Hiermee is echter nogniet direct duidelijk hoe je het moet oplossen. De rol vanhet bedrijfsleven is cruciaal voor ontwikkeling. Dithebben wij in een aantal brieven aan de Kamer ook latenweten. Het bedrijfsleven is essentieel bij het creëren vanwerk, van technologie en van de mogelijkheden voorontwikkelingslanden om een rol te spelen in hetingewikkelde gevecht van de globalisering. Daarvoorhebben zij natuurlijk wel ondersteuning nodig. Wij gevenongeveer 10% van ons totale budget uit aan ondersteu-ning. Dit wordt besteed aan de stimulering van de rolvan de private sector door middel van regels en eenvermindering van de bureaucratie. Ook wordenkredietmogelijkheden geboden, voor het midden- enkleinbedrijf, voor andere bedrijven en ook voor particulie-ren die nu geen toegang tot krediet hebben. Dit is nietonbelangrijk in een tijd van hogere voedselprijzen.

Er is gesproken over de ’’Philippine Business for SocialProgress’’, een mvo-achtige activiteit, waarbij 1% van hetjaarinkomen van bedrijven wordt uitgezet als micro-krediet. Ook dit kan buitengewoon interessant zijn.Microkrediet biedt enorme emancipatiemogelijkheden,alleen moet het niet neerkomen op een verdeling van dearmoede. Microkrediet moet aan mensen de mogelijk-heid bieden om geld te gebruiken waarmee zij metkennis en kunde zichzelf verder kunnen brengen. Dit isniet zo makkelijk.

Belangrijk hierbij is de financiële sector. Een bedrijf alsde Rabobank heeft de achtergrond van de boerenleen-banken. In heel veel Afrikaanse landen moeten kleineboeren zichzelf organiseren. Zij kunnen door een zekeremate van schaalvergroting afspraken maken met elkaarover investeringsmiddelen en daarbij ook kredietenkrijgen. Dit is een interessante benadering. Overigenshebben wij ook in het Schoklandakkoord vrij veel grotedingen met het bedrijfsleven vastgelegd. Te denken valtaan Philips, dat het prachtige programma ’’LightingAfrica’’ omarmt. In de kleinste Afrikaanse dorpen wordverlichting gebracht. Een aantal partners schaart zich zorond een bepaald probleem. Wij zijn ook bezig metgezondheidszorg in Afrika. Iedereen stelde dat de armstemensen niet vooraf betalen en dat als zij ziek worden, zijniets meer hebben. Wij werken op een zeer interessantemanier samen met organisaties van marktvrouwen enhet Nederlandse verzekeringswezen.

Er zijn dus enorm veel mogelijkheden, die nog langniet voldoende zijn ondersteund. Wij proberen deze vormte geven vanuit het Schoklandakkoord, maar ook meteen programma voor vernieuwing van het bedrijfsleven.

Twee doelstellingen van de ORET-regeling scoordenonvoldoende, ontwikkelingsrelevantie en exportpromotie.Exportpromotie werkte wel, maar slechts eenmalig, inorders van Ballast Nedam in land x en van PhilipsMedical Systems in land y. De ontwikkelingsrelevantiewas in sommige landen hoog. Daar werd alleen niet opgetoetst. De toetsing werd gedaan met de gedachte datde ontwikkeling niet negatief mocht zijn. Ontwikkelings-samenwerking heeft gesteld dat dit geen goede zaak is.In het regeerakkoord staat nu dus een nieuwe regeling,die in feite gaat over ontwikkelingsrelevanteinfrastructuurontwikkeling. Dit gaat precies over deproblemen waarover wij het zojuist hadden, namelijkgroei en verdeling. Waarom zou het Nederlandsebedrijfsleven daaraan niet mogen verdienen? Het is weleen ontbonden instrument. Dit maakt overigens nietzoveel uit. Alle ontbonden instrumenten leiden tot 70%teruggang naar de Nederlandse economie. Dit geldt inbijna alle landen. Het voorgaande betekent dat er sprakeis van vernieuwing. Naar wij mogen hopen zullen wij datzien bij de uitwerking. Die vernieuwing doet zich danvoor bij het voorzien in water, bij vermarkting vanproducten en het toegankelijk maken van de energievoor-ziening. Die is voor de armste mensen niet toegankelijk.Bij deze onderwerpen kunnen naar mijn mening dezeprogramma’s een grote rol spelen.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Zult u niet vergeten datarmoede ook vaak het gevolg is van een niet rechtvaar-dige verdeling? Laatst sprak ik een vertegenwoordigervan Mali. Hij zei met enige trots: Mali is geen arm land,maar er leven wel heel veel arme mensen. Zijn visie wasdat met ontwikkelingshulp met name daaraan iets moestworden gedaan. De resources van een land kunnennamelijk voldoende zijn en daarom is het niet zozeernodig dat de buitenwacht iets doet. Daarentegen moetontwikkelingshulp met zich meebrengen dat er in hetland zelf iets gebeurt.

Minister Koenders: Ik ben het daar zeer mee eens. Ikwijs erop dat wij bij onze prioriteitsstelling groei enverdeling als een combinatie hebben aangemerkt. Omdie combinatie gaat het namelijk. Er doet zich wereldwijdeen enorme toename van de inkomens- en vermogens-verschillen voor. Die verschillen nemen zelfs gigantischtoe. De verschillen in positie van de arme en rijke landenwas ongeveer 1:4. Nu is die verhouding 1:22 of 1:23. Ukunt zich voorstellen dat dat in deze wereld langzaammaar zeker zal leiden tot meer conflicten, ellende enmigratie. Dus een betere inkomens- en vermogens-verdeling is essentieel. De vraag is vervolgens wel hoe jetot een betere verdeling komt. In het begin van mijnbetoog heb ik al gezegd dat het naleven van mensen-rechten met zich meebrengt het streven naar sociaal-economische rechten. Dat betekent het ondersteunen vanhet recht op het oprichten van vakbonden. Vooralbrengen mensenrechten met zich mee dat de armstemensen de mogelijkheid wordt geboden om zich als hetware uit de aramoede te trekken. Dat betekent weer opeen meer eerlijke manier handel drijven en het gebruikenvan een organisatie als de FMO.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1401

Page 37: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Er wordt wel eens gezegd dat ontwikkelingssamenwer-king niet meer nodig is, omdat in Afrika en Azië deprivate sector voor ontwikkeling zorgt. Inderdaad, daarzijn wij niet meer nodig. Dat is prima, maar ik wijs eropdat met uitzondering van de grondstoffensector geeninvesteringen worden gedaan in Afrika en in Zuid-Azië.Dat betekent dat de verschillen in de wereld groter zullenworden. Ontwikkelingssamenwerking is dan alskatalysator essentieel. Daarbij gaat het dus ook omverdeling. Op dat punt ben ik het zeer met mevrouwBöhler eens.

Voorzitter. Ik wil vervolgens iets zeggen overuitwisselings- en beurzenprogramma’s. Op dit punt moetik de woordvoerder corrigeren. Nederland heeftgedurende zeer lange tijd een beurzenprogramma engezorgd voor uitwisseling tussen instellingen van hogeronderwijs. Wij hebben nog maar pas een nieuwesubsidieovereenkomst afgesloten voor the NetherlandsProgramme for the Institutional Strengthening of PostSecondary Education van het NUFFIC. Wij doen voor hethoger onderwijs langdurige investeringen die veelcontacten en netwerken opleveren.

Er is gesproken over de FMO en het energiebeleid.Zoals bekend is bij de FMO een energiefonds ingesteld.Het fonds is ruim een jaar in gebruik. De bestedingennemen in deze aanloopfase nog toe. Het gaat hierbij omde financiering van projecten en programma’s voor deproductie en de distributie van energie voor met namelokale bedrijven. Ik meen dat het essentieel is omhiervoor iets te doen.

Wat de lokale overheden betreft merk ik op dat iktegen de deelnemers aan de zogenaamde stedenbandenheb gezegd dat zij, vergeleken bij het verleden, zich zeerprofessionaliseren. Vroeger zorgden die stedenbandenvoor reizen voor wethouders en gemeenteraadsleden. Nuzorgen die stedenbanden voor interessante samenwer-king waar de mensen wat aan hebben. Ik noem:afvalverwerking en de vraag hoe om te gaan mettransport. Wij kennen in onze steden op deze punten deproblemen en zorgen voor decentralisatie van het beleidter zake. Daarom is samenwerking tussen steden goed. Ikheb wel altijd gezegd: vertil u niet. Ontwikkelingssamen-werking is het moeilijkste wat je kunt doen. Daarbij moetje namelijk investeren in moeilijke omstandigheden enveel risico’s nemen. Daarom heb ik gezegd: neem niet teveel hooi op je vork. Dat zegt u trouwens ook tegen mij.Ik zeg dat tegen de mensen van de stedenbanden. Ik wijser nog op dat wij via de VNG het LOGO-Southprogram-ma hebben; de uitvoering van dat programma verloopterg goed.

Wij werken ook samen met Nederlandse energiebedrij-ven. Vanwege de tijd zal ik niet alle voorbeelden van diesamenwerking noemen, maar slechts vermelden dat wijsamenwerken met NUON, Philips en een aantal anderebedrijven.

Voorzitter. Er is gesproken over het AIV-advies. Ikbegrijp dat jaarlijks een energierapport wordt opgestelden dat dat in de ministerraad wordt besproken. Ik meendat het binnenkort op de agenda staat. Dan wil ik datgraag met deze Kamer bespreken. Misschien is hethandiger daarover te discussiëren met mijn collega vanEconomische Zaken.

Ik meen dat ons standpunt met betrekking totkernenergie bekend is. Ik houd mij geheel aan de doorons uitgezette lijn: in deze kabinetsperiode wordt geennieuwe kerncentrale gebouwd. Verder heeft bij niemand

het denken stilgestaan. Zeker voor energievraagstukkenlijkt mij dat essentieel. Overigens geldt wel dat voor demeeste ontwikkelingslanden kernenergie niet direct eenechte oplossing biedt, omdat daarvoor enorme investe-ringen nodig zijn. Daarnaast is er het probleem van hetafval, de beveiliging en de benodigde infrastructuur. Voorde armere landen is er op dit punt dus wel een forsprobleem.

Wij hebben veel instrumenten om ervoor te zorgen dathet geld goed wordt besteed. Ik meen dat in hetNederlandse Rijk wij daarvoor de meest geëvolueerdesector hebben. Wij hebben een inspectiedienst, wijhebben een accountantsdienst, leggen het OESO-DAC-examen af en wij hebben de Algemene Rekenkamer. Wijhebben gezegd dat voor de landen drie profielen gelden,enigszins naar analogie van het bedrijfsleven. Er zijnfragiele staten, landen waar het wat beter gaat en landenwaar ze ons eigenlijk niet meer nodig hebben, noem die:transitielanden. Van het project maak je een risicoproject,want investeren in ontwikkelingslanden is risico’s nemen.Die risico’s moet je beperken. Voor corruptie geldt eenzero tolerancebeleid. Als corruptie wordt vastgesteld ishet gelijk afgelopen.

Corruptie is wel iets wat te maken heeft met ontwikke-ling. Wij zorgen dan ook voor watch dogs. Wij zorgenervoor dat er in bepaalde landen accountantsdienstenkomen. Er is bijvoorbeeld in Indonesië een rekenkameropgezet. Zodra dergelijke instellingen beter gaanfunctioneren, komt er zicht op eventuele corruptie. Watgebeurt er dan? Er gaat iets mis en je doet wat aan decorruptie en vervolgens hoor je: zie je wel, het geld gaatnaar corrupte overheden. Ik heb nu te weinig tijd om dataspect nader te belichten, maar wijs er slechts op dat ditde realiteit is en dat Nederland in het kader vaninternationale ontwikkelingssamenwerking met hetbetrachten van effectiviteit op de eerste plaats staat vande rangorde die is opgesteld door het Centre for GlobalDevelopment.

Er is verder gesproken over de rol van China in Afrika,een onderwerp dat ik ook niet een klein biertje noem.Gelet op de tijd wil ik hierover echter kort zijn. Er isnamelijk erg veel over te zeggen. Bij deze kwestie gaathet erom dat het ene continent zich verhoudt tot hetandere. Het onderwerp is te ingewikkeld om er nu eenvolledige analyse van te geven. Gelet op de enormeeconomische groei van China en de bevolkingstoenamedaar, is het natuurlijk duidelijk dat het Afrika gedeeltelijkals wingewest gebruikt. Daarmee verschilt het in zijnhandelen niet zo heel erg van Europa aan het einde vande negentiende eeuw. Ik denk daarbij aan het zeker vangrondstoffenvoorraden. Men maakt als het waregrondstoffendeals. China is in Afrika dus op een heelandere manier bezig dan Europa daar nu. Er wordt welgedaan of dit alleen maar als negatief moet wordengezien en er zitten inderdaad veel negatieve aspectenaan vast. Ik zet daar wel iets tegenover. Het gaat hierbijom specifieke landen. Verder wordt het beeld geschetstdat Afrika slachtoffer is, maar reken er maar op dat deAfrikaanse regeringen een goede of extra mate vanbeïnvloeding hebben. Zoals zij tijdens de Koude OorlogRusland en Amerika tegen elkaar konden uitspelen,hebben zij ook nu meer onderhandelingsmacht. Datvinden wij misschien niet zo plezierig, maar zij wel. Devraag is even voor wie wij spreken, dat geef ik direct toe.De vraag is dus ook: over welke regering heb je het?

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1402

Page 38: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Er is ook kritiek. Daarbij denk ik aan bepaalde landen.Ik ben pas in Ghana geweest. De Chinezen zijn bereid omdaar grote investeringen doen, maar in feite gijzelen zijde mogelijke toekomstige olie-inkomsten. Het is eeninteressante vraag of Ghana daarover nadenkt en of hetin het contact met China verstandig handelt. Het eneland heeft ook meer onderhandelingsmacht dan hetandere. Ik zie dus de risico’s. Er zijn ook wel tegenbewe-gingen. De jury heeft nog niet een eindoordeel, maartwee dingen zijn duidelijk. Het eerste is dat China meerbij de internationale machtsverhouding moet wordenbetrokken. Dat land moet deel worden van het internatio-nale stelsel. Het zal dan – zeg ik zonder enige naïviteit –zelf meer bij de internationale regels betrokken willenworden. Dat blijkt ook in de OECD. Of deze ontwikkelingzich snel genoeg zal voltrekken, is afhankelijk van devraag of bepaalde landen China de nodige ruimte willengeven en van de vraag op welke wijze China deze ruimtewil innemen. Uiteraard wordt in het kader van de OECDhierover een vrij uitgebreide discussie met Chinagevoerd.

Wat vindt de minister van het feit dat het ministerie telang kennis buiten de deur heeft gehouden? Als datinderdaad is gebeurd, vind ik dat uiteraard niet goed.Gelukkig hebben wij een goed kennisinvesteringsbeleidopgezet met IS-academie, met een wetenschappelijkeraadsadviseur en met verschillende universiteiten. Wijbetrekken hierbij ook de universiteit waar de heerSmaling een carrière heeft gebouwd. Onlangs ben ik nogin Wageningen geweest om die betrokkenheid teverbeteren. Ik ben dus niet iemand die werkt met hetidee ’’alle beetjes helpen’’. Wij kennen vier prioriteiten enhebben drie categorieën van landen. That’s it. Dit is bestveel, maar wij doen niet meer en ook niet minder.

Er is gesproken over het programma voor demidwives in Jemen. Ik meen dat dat een heel goedprogramma is. Jemen kent een gigantische moeder-sterfte. Die heeft erg veel te maken met het feit dat hetgezondheidssysteem niet functioneert en dat de rechtenvan de vrouwen niet echt gerespecteerd worden. Hetopleidingsniveau is laag en er is een grote behoefte aanverloskundigen. Wij zijn bezig met een vrij grootprogramma van community midwives. Wij hebben ereen substantiële bijdrage aan gegeven en hebben er nu4000 getraind. Dat is een enorme vooruitgang voorJemen en die vrouwen willen dat ook graag. Wij zijn nogbezig om dat in de meer afgelegen gebieden in Jemen tekrijgen. Er wordt ook gedacht aan een uitbreiding vanhun takenpakket, zodat zij beter in staat zijn anderefamily planning service te verlenen. Jemen is echt eentijdbom. Het is een ecologisch rampgebied. De bevol-kingsgroei is een van de hoogste in de wereld en ook demoedersterfte is een van de hoogste. Ik vind hetessentieel om juist hierop beleid te maken.

Als u het mij toelaat, ga ik niet in op de vraag of ikvind dat de klimaatmodellen kloppen. Ik ga er maar evenheel handig politiek en niet wetenschappelijk mee omdat ik vind dat daar een internationale consensus is.Misschien zijn daar best wetenschappelijke argumentente wisselen. Ik heb er in ieder geval niet de kennis vanom dat zelf te doen. Ik ga ervan uit dat die consensus mijvoldoende instrumenten geeft om ons klimaatbeleidmede vorm te geven.

Ik dank de heer Eigeman voor zijn opmerkingen overhet element van goed bestuur. Ik heb er al veel overgezegd. Het beleid is inderdaad in die zin wat veranderd

dat ik het een wat vreemde voorwaarde vond: u moetvolledig goed bestuur hebben voordat u ontwikkelingssa-menwerking krijgt. Dat zou mij wel populair maken, maardan ben ik niet nodig. Dat is ook prima, maar er zijnhelaas landen waar juist verbetering van het bestuur deessentie is van de verbetering van de situatie. Hetbetekent niet dat wij er niet naar kijken. Voor budget-steun wordt zeer specifiek bekeken of er een trackrecordis, of er een goed financieel framework is en of het lokaalwordt gecontroleerd. Anders doen wij het niet of trekkenwij het in.

Wat vindt de minister van de opvattingen vanFerdinand van Dam in de NRC, waarin hij de bilateralehulp tot een karikatuur maakt? Ik ben het daar sterk meeoneens. Ik vond het een onzinnig betoog dat eigenlijk opniets gebaseerd was. Af en toe plaatste ik het in decategorie ’’hulpbashers’’. Dat betekent niet dat ik geenrespect heb voor professor Van Dam. Ik heb hemonlangs nog uitgenodigd. Maar ik heb twintig jaardiezelfde plaat gehoord, geen nieuwe research, geennieuw onderzoek, dus daar ben ik snel mee klaar.

Ik kom bij de kindsoldaten en de kinderrechten. Wijdoen daar heel veel aan. Het grappige is dat deverwarring die er even was over de aard van dit debat erwaarschijnlijk toe heeft geleid dat u wel de zeer goedenota hebt gelezen die primair is geschreven door mijncollega, maar niet de nota die primair door mij isgeschreven en waarin de onderwerpen kindsoldaten enfragiliteit juist een essentiële rol spelen. Wij zijn er nu inde DRC zeer actief mee bezig. Ik ben er met Rwanda meebezig. Wij hebben in Noord-Uganda programma’s voorre-integratie van kindsoldaten van het oude LRA. Wijfinancieren de ngo’s die op dat punt zeer actief zijn, zoalsWarchild. Wij doen ook veel aan rehabilitatie op ditterrein in Sri Lanka. U moet zich er misschien wel drukover maken, maar er is geen sprake van dat wij er nietsaan doen.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): De minister moet zich ervooral niet druk over maken dat ik zijn nota’s niet lees,want dat doe ik wel. Het heeft mij alleen verbaasd dathet in de nota van de minister van Buitenlandse Zakenniet expliciet wordt genoemd, juist omdat kinderen alseen van de prioriteiten werden benoemd, kinderarbeidenzovoorts en ook wederopbouw bij conflicten. Het heeftmij verbaasd, omdat ik misschien ook wel de3D-benadering in gedachten had. Dat moeten wijnatuurlijk niet helemaal gescheiden houden. Dat waseigenlijk de achtergrond van mijn vraag.

Minister Koenders: Mijn excuses. Dan hebt u het welgelezen en had ik dat niet moeten zeggen. Nietteminhebben wij toch een vrij geïntegreerd beleid. Wij hebbenbeide nota’s van elkaar ondertekend. Ze zijn natuurlijkgoed gelezen; daar kunt u van op aan. Wij vinden dekinderrechten heel belangrijk. Ik zeg dat niet zomaar. Hetkomt ook voort uit een aantal analyses die zowel in denota over mensenrechten als hier worden gemaakt. Hetbetekent overigens niet dat wij er voldoende aan doen.Het is altijd een groot probleem. Ik vind wel dat je ook teveel doelgroepen kunt hebben. Dat heeft iets te makenmet het risico van versnippering van beleid. Maaraangezien wij juist van fragiliteit een prioriteit hebbengemaakt, hoort daarin als essentieel onderdeel deproblematiek van kindsoldaten.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1403

Page 39: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Ik dank de Partij voor de Dieren voor de inbreng. Ikvond het fascinerend dat u zei niet voor single-issue-bewegingen te zijn, terwijl u een partij representeert diein haar naam al één onderwerp heeft. Dat neemt nietweg dat ik veel van uw analyses kan delen. Ik denk dat ereen groot probleem is op het gebied van landbouw,rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid. Ik vind ook datde tweede generatie biobrandstoffen een veel belangrijkerol moet spelen en dat dit ook versneld moet worden. Opeen aantal van die punten moeten wij versneld opererenwat betreft de rol van niet-gouvernementele organisaties.

Ik vond een aantal van uw historische vergelijkingeninteressant, maar ik ben het niet met alle eens. Vleeseten is een punt. Niet zo lang geleden was ik inWashington, waar wij een heel debat hadden over devoedselcrisis. Iemand van de Telegraaf vroeg mij: watbetekent dit in China, want daar gaan zij allemaal vleeseten; is dat niet slecht? Ik zei dat ik daar niet direct overging, maar dat een ding wel duidelijk was: het grond-beslag van verschillende typen activiteiten. Natuurlijkleiden vee en veevoer tot relatief veel belasting. Toenvroegen zij aan mij of ik dat niet ook in Nederland vond.Ja, in Nederland vond ik dat ook. Dus stond op devoorpagina van de Telegraaf: Koenders vindt dat deNederlanders minder vlees moeten eten. Ik heb daar eenaantal dagen plezier van gehad. Overigens zit daarnatuurlijk wel iets in. Er is geen twijfel over, ook geziende gemaakte analyse, dat er een afweging zal moetenworden gemaakt in dit soort vraagstukken. Dat ben ikmet u eens. Ik weet niet of dat gelijk zou moeteninhouden dat wij China nog een laatste keer kunnenwaarschuwen. Het is wel een essentieel onderdeel vanbeleid en keuzen die worden gemaakt in de prijsvormingen de manier waarop onze landbouwmarkten tot standkomen.

De heer Koffeman (PvdD): De naam van onze partij isnet zo single issue als de naam van uw partij. U bent dePartij van de Arbeid. Dat gaat ook over heel veel andereonderwerpen, dus daar hoeven wij elkaar niet de maat tenemen.

Minister Koenders: Vindt u dat echt vergelijkbaar?

De heer Koffeman (PvdD): Jazeker.

Minister Koenders: Meent u dat serieus? U gaat over dedieren. Arbeid heeft met allerlei dingen te maken, metmensen en met arbeid. Ik heb vandaag aangegevenwelke verschillende aspecten dat zijn. Ik kritiseer u daarniet op. Iedereen heeft het recht om zijn eigen partij testichten. Ik vond het alleen opvallend dat u zei: ik bentegen single-issuegebieden. Ik weet hoeveel vragen ustelt in de Kamer, ook aan mij, die alleen over dierengaan. Dan zou ik mij op dat punt misschien watbescheidener opstellen, maar dat is verder aan u.

De heer Koffeman (PvdD): Zeker, maar ik zei het ook ineen ander kader. Ik zei dat veel partijen zich vooralbezighielden met de belangen van de westerse mens enzijn financiën en dat het goed zou zijn om breder tekijken dan dat, namelijk naar de hele aarde.

Minister Koenders: Zeker.

De heer Koffeman (PvdD): Ik begrijp best dat wij als

klein landje China niet de maat hoeven te nemen of hetmenu hoeven voor te schrijven. Maar wanneer u en uwcollege Cramer ervoor pleiten om in Nederland deconsumptie van dierlijke eiwitten te verminderen, is hetniet logisch dat binnen datzelfde kabinetsbeleid enmisschien ook in uw nieuwe ontwikkelingsbeleid deconsumptie van dierlijke producten wordt gepromoot inhet buitenland. Het heeft geen enkele zin om inNederland de consumptie te verminderen en mee tewerken aan een vergroting van de consumptie vandierlijke eiwitten in China en te zeggen dat elk kind eenhalve liter melk moet drinken, terwijl wij er hier net vanaf zijn. In die zin vraag ik u of de transitie die u inNederland voornemens bent en die een onderdeel vormtvan uw ontwikkelingsbeleid ook onderdeel is van hetbeleid in derde landen.

Minister Koenders: Het antwoord is ja, maar niet op hetvoorbeeld dat u geeft. Ik ga echt niet de Chinesekinderen voorschrijven dat zij geen melk mogen drinken.Als mevrouw Verburg daarheen wil gaan om de krachtvan de Nederlandse koe daar aan te prijzen, vind ik datprima. Ik ben wel voor coherentie van beleid. Overigensweet ik helemaal niet – u bent er kennelijk in gespeciali-seerd – dat Nederlanders geen melk meer drinken. Ik doehet nog wel, met veel plezier en uit gezondheids-overwegingen. Wanneer driekwart van uw inbreng hiergaat over lactosegevoeligheid en melk, wil ik daar bestop antwoorden. Dat is een single-issuebenadering,prima. Ik ben dat niet met u eens.

De heer Koffeman (PvdD): Maar u weet dat 70% tot 80%van de wereldbevolking lactose-intolerant is, dat deproductie van melk slecht is voor het milieu en dat uwoproep samen met uw collega Cramer is: drink mindermelk, eet minder vlees. Dan moet u mij toch eensuitleggen hoe het kabinetsbeleid ertoe kan leiden dat hierminder melk wordt afgezet, maar in China voorbeeld-bedrijven worden gestart: koop onze technologie,produceer meer melk, consumeer meer melk. U gaat deChinezen niet vertellen dat ze minder melk moetendrinken. Is het logisch in het kader van een coherentkabinetsbeleid om hen te vertellen dat ze meer melkmoeten drinken?

Minister Koenders: Ik kan hier echt helemaal niets mee,zodat ik ook niet weet wat ik daarop moet antwoorden. Ikben voor coherentie van beleid, dat doen wij op allerleimanieren als het gaat om handelsbeleid, om milieube-leid, om biobrandstoffenbeleid enzovoorts. Ik heb netgezegd wat ik het verband vind tussen plantaardig endierlijk. De Chinezen moeten daarin keuzes maken, maardat betekent niet dat geen enkele Chinees meer melkmag drinken en dat Nederland de melkexport naar datland moet beperken. Ik ben het ook niet eens met uwopvatting dat 60% tot 70% van de bevolking daarvoorallergisch is. Ik deel uw analyse gewoon niet, wel dieover de coherentie van beleid.

©

De heer De Graaf (VVD): Voorzitter. Wij hebben driedebatten gevoerd op het gebied van de commissieBuitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamen-werking, alle drie even boeiend. In alle debatten was ereen grote mate van openhartigheid van de kant van de

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1404

Page 40: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

regering, en zeer aanhorenswaardige opmerkingen vandie kant. Maar genoeg is genoeg, ik heb nog wel eenpaar vragen, maar die slik ik graag in als ik zie dat deminister van Buitenlandse Zaken zichtbaar lijdt door zijnrug. Ik zeg de beide ministers zeer veel dank namensmijn fractie voor de openhartigheid en de antwoorden. Ikhoop dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerkingvandaag de plezierige ervaring heeft beleefd dat deVVD-fractie en hij het over zijn beleid nagenoeg geheeleens zijn!

©

De heer Willems (CDA): Voorzitter. Ik ben minstens zodankbaar als de vorige spreker, maar wil daar toch nogenkele vragen aan verbinden.

Ik dank de minister voor de opmerkingen over Turkijeen over de resolutie die net in Straatsburg is aangeno-men over mensenrechten. Vanmiddag heb ik van collegaBemelmans begrepen dat Nederland daarbij voorop-loopt, maar ik denk dat de minister dat zelf ook al weet.In de notitie over mensenrechten wordt gesproken overeen Mensenrechtenfonds van 20 mln. Daarbij valt mij opdat dit geld vooral gaat naar lokale kleine initiatieven.Mijn zorg is, enigszins parallel aan eerdere opmerkingenaan het adres van minister Koenders over het draagvlakvoor dit beleid, dat hierbij op hypes wordt gereageerd, inplaats van dat er structureel aan projecten wordtgewerkt.

Ik ben bijzonder blij dat minister Koenders bereid wasde discussie breder op te pakken dan hij oorspronkelijkvermoedde. Ik was daar niet bang voor, want zijn pathosen enthousiasme voor het onderwerp toonden zichduidelijk in de wijze, waarop hij op zeer geïnspireerdewijze ons beantwoordde. Dank daarvoor.

Minister Koenders maakte een opmerking over hetboek van Prahalad. Ik was blij dat hij daar positief opinspeelde. Wat dat betreft mogen wij blij zijn dat inNederland de ontpronking zich heeft voortgezet. Wij zijnals fractie erg verheugd dat die periode voorbij is. Ik benhet daarom hartgrondig oneens met collega Smaling diezou willen dat dat weer terugkomt. Ik wil eens wat goedszeggen over oud-minister Herfkens: zij heeft dat grondigen goed opgepak en dat is goed voortgezet door haaropvolgster, oud-minister Van Ardenne. In die zin ben ikblij dat de minister de toenadering tot het bedrijfslevenverder oppakt. De essentie van Prahalad is namelijk datin de landen waar de verdeling van de rijkdom slecht is,juist wordt gewerkt aan het creëren van een groteremiddenklasse. Het laatste zorgt er dan ook heel specifiekvoor dat je een betere governancestructuur krijgt in dielanden. Brazilië was vijftien jaar geleden het land met deslechtste verdeling van inkomens ter wereld; de laatstevijftien jaar is daarin een gigantische veranderinggekomen. Dat is niet gebeurd door de theorieën vanPrahalad, maar wel door het creëren van een grotere,sterkere middenklasse. Dat is precies dat wat Mali nodigheeft. Ik hoor mevrouw Böhler en ook de heer Smalinggeen oplossing geven voor dit soort landen. Te zijner tijdhoor ik graag van hen beiden dat dit soort oplossingenzinvol is.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Volgens mij zijn decollega en ik het niet zo vreselijk oneens met elkaar. Ikdenk dat dit een misverstand is bij collega Willems. Hetenige wat ik aan de minister heb gevraagd, is of er

aandacht is voor het verdeelvraagstuk. Dat je datvervolgens kunt oplossen door het creëren van eenmiddenklasse, daarover ben ik met collega Willems eens.Je moet niet alleen maar hulp van buitenaf in het landproppen, zonder het verdeelvraagstuk aan de orde testellen.

De heer Willems (CDA): Ik suggereer u het boek vanPrahalad eens te lezen. Dat gaat daar vooral over. U maghet van mij straks meenemen!

Het kabinet heeft het harde doel van 30%-reductie vanCO2-uitstoot gesteld. Ik maak mij ernstig zorgen dat ditdoel niet wordt gehaald, gelet op biomassa en verduur-zaamde biomassa. Het enige antwoord zal dan kernener-gie zijn. Wil de minister dit ter sprake brengen bij zijncollega’s? Ik ben er zeker van dat hij dat zal doen.

©

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Mijn fractie dankt beideministers zeer. Zij heeft het nodige medelijden metminister Verhagen, iets wat je bij mijn partij niet vaaktegenkomt! In een interview zei hij dat voor sommigepolitieke partijen de wereld ophoudt voorbij Oss enVenlo. Dat in één adem noemen, is natuurlijk alonvergeeflijk, maar ik hoop dat de minister dat nooitmeer zal zeggen en dat misschien ooit publiekelijktoegeeft.

Ik dank minister Koenders zeer, want hij heeft zo’nbeetje al mijn vragen beantwoord. Het was een leukdebat. Minister Verhagen is uitvoerig ingegaan op dekwestie Israël-Palestijnse gebieden. Hij matchte alleresoluties tegen Israël met die over andere landen diegeblokkeerd worden. Maar wat is dan nog de functie vaneen VN-Mensenrechtenraad? Het wordt dan een beetjekoehandel. Gaza is gewoon één grote openlucht-gevangenis, iets wat heel duidelijk moet worden gezegd.Ik heb nog gevraagd in hoeverre de kapotgeschotenhavens zijn terugbetaald. Het zou fijn zijn als daar nogeen antwoord op wordt gegeven. Minister Koenders zeidat militair ingrijpen in Zimbabwe erger zou zijn danniets doen. Ik heb daar mijn twijfels over. In de Afri-kaanse geschiedenis zie je dat er verschillende successenen malaises zijn geweest. Nyerere heeft persoonlijk Aminuit Uganda gegooid, en dat was goed voor dat land.Militair ingrijpen leidt dus niet altijd tot meer ellende danniets doen.

De minister zei dat de zaak China in Afrika heelcomplex ligt, zodat het hem lange tijd zou kosten omdaarover een goed verhaal te houden. Neem dat mee indie alomvattende nota die wordt geschreven, want daargaat het om. Hoe is ontwikkelingssamenwerking anno2020 geregeld, is er dan nog bilaterale ontwikkelingssa-menwerking? Is de kapitaalmarkt in totaliteit zo grootgeworden dat landen overal bij kunnen en hier niet meerbehoefte aan hebben? In die zin geldt dat ook voor degrondstoffenkwestie. Wij kunnen natuurlijk juichen datAfrikaanse landen doorgaans een groei van 5% tot 6%hebben in de laatste jaren, maar dat heeft met name temaken met die grondstoffen. Het wil ook niet zeggen datde baten daar terechtkomen waar je dat graag zou zien.

Verder zou het goed zijn om de successen in hetontwikkelingsbeleid wat meer aan te zetten. In debeleidsevaluatie is een aantal zaken genoemd waaronderhet Office du Niger in het rijstgebied in Mali, hetgeentypisch een gebied is waar irrigatie mogelijk is, waardoor

De Graaf

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1405

Page 41: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

een flinke push gegeven kan worden aan de voedselpro-ductie. Er zijn nog veel meer successen, maar dieworden soms niet genoeg voor het voetlicht gebracht.

©

De heer Eigeman (PvdA): Mevrouw de voorzitter. Ik dankbeide bewindslieden voor hun beantwoording. Eengeïnspireerd duo. Wat dat betreft kijk ik terug op eengoed debat. Er zit drive achter deze regeringstafel. Datsprak ook uit het antwoord van minister Verhagen toenhet ging over Israël en de Palestijnen. Het is eeningewikkeld vraagstuk. Je kan niet helemaal op tafelkrijgen wat je graag wilt, maar ik vond wel dat hij eenbuitengewoon eerlijk antwoord heeft gegeven. Ik heb ookgemerkt dat er op dat punt drive zit om verder te komendan wij nu zijn. Wat betreft zijn eigen situatie, is volgensmij het begrip ’’durchgreifen’’ van toepassing, maar danin de persoon zoals hij hier zit, met alle moeite.

Ik heb ten aanzien van de mensenrechtenambassadeurgesproken over de balans tussen de maat nemen en hetzoeken van een uitweg. Ik vind het erg belangrijk dat wijdeze ambassadeur maar ook andere ambassadeurs en dediensten van Buitenlandse Zaken zetten op het zoekenvan uitwegen.

Zowel minister Koenders als minister Verhagen heefthet concept van goed bestuur in zijn verschillendeaspecten goed ter tafel gebracht. Ik meen dat wij in dekomende jaren op dat punt een stevige opgave hebben.Na wat ik vandaag gehoord heb, heb ik er vertrouwen indat wij daarin voortgang kunnen boeken. Capacitybuil-ding heet dat in mooie bureaucratische taal vaninternationale samenwerking. Dat moet echt verder vormkrijgen en moet ook breed gericht zijn. Het gaat nietalleen maar over ondersteuning op korte termijn enadministratieve ondersteuning maar ook om enerzijdsmensenrechten en versterking van democratie enanderzijds het bouwen van een meer effectieve overheiddie ten aanzien van de voedsel-, huisvestings- engezondheidszorgproblematiek goed werk kan verrichten.

Ik was blij met de opmerking van minister Koendersop het punt van de lokale overheden. Het beeld vanreizende wethouders en raadsleden werp ik verre vanmij. Ik vind dat dit ook niet helemaal recht doet aan watgepresteerd is op dat gebied door de lokale overheden inde afgelopen twintig jaar. Een organisatie als VNGInternational is voortgekomen uit die gemeentes en iseen van de sterkste organisaties als het gaat om hetversterken van de institutionele structuren op decentraalniveau. Dat is ook gebaseerd op een rijke praktijk aanoverheden die elkaar zoeken en die op het gebied vanhet versterken van bilaterale en directe verhoudingeneen belangrijke rol spelen. Op dat vlak is er naar mijnidee wat betreft het bouwen van draagvlak in de lokalesamenlevingen, waaronder de Nederlandse, nog heelwat te winnen, door uit de kleine samenwerkingsverban-den die ontstaan goede voorbeelden te halen en die bijmensen weg te zetten. Dat inspireert mensen ook.

Bij het debat tussen minister Koenders en collegaKuiper over gezinnen bekroop mij de gedachte dat hettoch niet alleen over gezinnen gaat maar toch ook omprimaire levensverbanden, om familieverbanden. Wat datbetreft kunnen wij naar mijn idee zeer veel leren van water zich in Afrikaanse gemeenschappen afspeelt. Als je hetover het operationeel maken van gemeenschapszin hebt,valt er van de Afrikaanse cultuur heel veel te leren, met

alle kwalijke effecten die economische veranderingen, dieook van onze kant zijn bewerkstelligd, hebben gebracht.Arbeidsmigratie brengt niet alleen in Afrika veel ellendein gezinnen en samenlevingsverbanden maar ook inEuropa en andere delen van de wereld. Het is heel goedom daar kritisch naar te kijken en om onze eigen positieen die van ons bedrijfsleven aldaar zeer kritisch tegenhet licht te houden.

©

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Voorzitter. Als je de vijfdespreker in rij bent, weet je eigenlijk niet meer hoe je dedankbetuiging voor de regering en de lof voor dit debatnog moet ’’toppen’’. Ik sluit mij gemakshalve dan ookmaar aan bij de voorgaande sprekers.

In eerste termijn heb ik mijn zorg geuit over het nogniet voldoen van de Europese Unie aan het certificaatwaardengemeenschap. De ontwikkelingen rond hetgemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid gaanrazendsnel, terwijl het gelijktrekken van nieuwe lidstatenwat betreft mensenrechten en waarden, waarondernon-discriminatie van homoseksuelen en lesbiennes, nieteven snel gaat. Ik maak mij daar zorgen over. Deelt deregering die zorg en, zo ja, hoe denkt zij die weg tekunnen nemen?

Mijn andere zorg heeft te maken met het fundamen-tele aspect van de universaliteit van de mensenrechten.Uiteraard heeft de regering gelijk als zij uitgaat van dieuniversaliteit. Uiteraard heeft de minister van Buiten-landse Zaken gelijk als hij zegt dat degenen die demensenrechten verwerpen omdat het westerse waardenzouden zijn, ongelijk hebben. ’’We hold these truths to beself-evident’’. Dat is waar, maar de andere kant zegtprecies hetzelfde. Wij komen niet verder als wijtegenover elkaar blijven staan en tegen elkaar blijvenzeggen: u hebt ongelijk. Wij moeten ook de discussie aanover de vraag hoe wij tot de legitimiteit van onzemensenrechten zijn gekomen en waarom wij vinden datze universeel zijn. De minister van Buitenlandse Zakenverwijst in de nota en in zijn antwoord steeds naar deslotverklaring van de VN-wereldconferentie uit 1993. Ookdat was een compromistekst, zoals de minister vanBuitenlandse Zaken als geen ander weet. Daarin staatook dat de historische culturele en religieuze verschillen’’have to be borne in mind’’. Niemand weet echter watdit betekent. Wij kunnen mijns inziens niet blijvenzeggen: wij vinden dat mensenrechten universeel zijn enwie dat niet vindt heeft ongelijk. Je moet dus ookproberen de theoretische fundamenten duidelijk temaken waarom je vindt dat mensenrechten universeelzijn.

Ik denk, gezien de tijd ook, dat ik het hierbij laat.

©

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. Als je danzesde in de rij bent, weet je helemaal niet meer hoe jebedanken moet, maar ik wil bij dezen toch mijn dankoverbrengen. Wij hebben evenals de vorige week eengoed debat gehad. Ik heb zelf de ervaring dat wijsprekend over mensenrechten een geweldig onderwerpbij de hand hebben, ook voor de integratie wat betrefthet beleidsterrein waarover wij hier de laatste tijdhebben gesproken.

Smaling

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1406

Page 42: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Vandaag ging het ook over de mensenrechten-strategie. Hoewel ik het debat daarover goed vond, hebik nog steeds wat wensen over die strategie. Het gaatdan echt om een samenhangende en doelgerichtemanier van werken. Ik heb dat eigenlijk willen aanduidendoor in dit verband over twee aspecten te spreken. Eendaarvan betreft humanitaire noodsituaties. Wat mijbetreft mag de strategie op dit punt zelfs wordenaangescherpt. Wij hadden een debat over de vraag hoeje deze effectief kunt maken. Hoe kun je echt durchgrei-fen? De tweede situatie die ik heb genoemd, is de positievan minderheden in islamitische landen, maar het kanook in een andere context zijn. Het gaat om de vraag hoelanden die niet vanzelfsprekend deel uitmaken van debeweging van global governance en die ook niet denkenin termen van universele waarden, toch gewonnenkunnen worden voor een bepaalde benadering. Ook opdit punt zou ik de strategie best wat sterker geconcen-treerd en verscherpt willen zien.

Wij hadden helemaal aan het begin een debat over devraag of je binnen Europa andere instructies geeft. Ik hebin mijn bijdrage het probleem genoemd van demensenhandel binnen Europa, maar daar is niet opingegaan. Ik zou het wel plezierig vinden als over ditvoorbeeld nog iets wordt gezegd. Europa is natuurlijkeen bepaalde samenhang van staten. Als wij mensen-rechten aan de orde stellen in de wereldwijde context,moeten wij dat ook zeker binnen Europa doen.

Wij hebben ook gediscussieerd over gendervragen envrouwenrechten, maar daar kwamen wij niet helemaaluit. De aanleiding is de zwakke positie van vrouwen enmeisjes in sub-Sahara-Afrika. Ik denk dat onze bedoelin-gen gelijk op lopen; dat wij graag iets willen betekenenvoor de positie van vrouwen die kwetsbaar zijn in sociaalen seksueel opzicht. Misschien komen wij hier in detoekomst in andere debatten over te spreken.

©

De heer Koffeman (PvdD): Voorzitter. Ook ik wil deministers bedanken voor de beantwoording van devragen. Er zijn nog wat vragen onbeantwoord gebleven.Ik zal proberen deze zo kort mogelijk aan te duiden. Ikmerk dat minister Koenders moeite heeft te wennen aanhet feit dat er een partij is die als eerste ter wereld nietde belangen van mensen centraal stelt. Dat is helemaalniet erg, want dat is nieuw en dat vergt enige gewen-ning. Hij zegt dat hij mijn mening over lactose-intolerantie niet deelt, maar het gaat niet om eenmening, maar om een feit dat wordt onderschreven doorhet Campina-instituut. Misschien moet hij zich daar nogeens in verdiepen. Dat is belangrijk omdat hij ookminister is voor voedselhulp. Zolang hij melkpoederstuurt naar landen waar volgens deskundigen 60% tot70% van de mensen lactose-intolerantie heeft, kan datgevaren opleveren.

Ik vind het opmerkelijk dat hij wel vindt dat ercoherent beleid moet zijn en dat de regering voorNederland een transitie voorstaat van dierlijke naarplantaardige eiwitten, zoals door dit huis is gevraagd,maar dat hij niet ziet dat dit in het beleid tot soortgelijkcoherent beleid zou moeten leiden. Het is jammer dat hijdaartoe niet bereid is. Dat betreur ik. Hij heeft nietaangeduid wat de achterliggende gedachte daarvan is.

Een andere vraag is wat hij doet aan het dumpen vanNederlandse overschotten op Afrikaanse markten. Er

vindt een enorme marktverstoring plaats in Afrika doorvarkensvlees uit de Europese Unie. Het zou goed zijn alsNederland in het kader van coherent beleid zorgt dat zichontwikkelende markten in Afrika niet verstoord kunnenworden doordat wij daar overschotten tegen belabberdeprijzen dumpen.

Hetzelfde geldt voor de handel in CO2-emissies. Eenrecent voorbeeld is dat wij de Chinese chemischeindustrie miljoenen geven om deze wat schoner temaken, zodat wij kunnen voldoen aan onze Kyoto-doelstelling. Greenpeace zegt dat dit zo lucratief is dathet voor de Chinezen zelfs aantrekkelijk wordt omnieuwe vuile industrie te bouwen, want als zij daarmeeonze emissiehandel kunnen binnenslepen, is datbuitengewoon winstgevend.

Ten slotte heb ik gevraagd naar het oordeel van beideministers over de agressieve reclamecampagnes die degrootbanken voeren, waarin wordt uitgenodigd totspeculatie in voedsel en schaarse grondstoffen in Afrikaop termijnmarkten. Is het kabinet bereid dergelijkeschaamteloze uitlokking van schaarste aan banden teleggen?

©

Minister Verhagen: Mevrouw de voorzitter. Ik dank degeachte senatoren voor hun bijdrage in tweede termijn.Ik dank vooral de heer De Graaf die vanwege eenmenswaardige behandeling afzag van het verder op depijnbank leggen van de bewindslieden. Ik ben hem ookzeer erkentelijk voor zijn waardering voor onze inzet inhet algemeen.

De heer Willems vroeg specifiek naar waarborgen dathet Mensenrechtenfonds niet wordt gericht op hypes oftoevallige dagelijkse nieuwtjes. Zowel hetMensenrechtenfonds als het programma ondersteuningbuitenlandbeleid kan worden ingezet ter ondersteuningvan initiatieven gericht op het bevorderen van respectvoor mensenrechten en versterken van de rechtsstaat.Daarvoor zijn duidelijke criteria, die zijn gepubliceerd inde Staatscourant. Bij de beoordeling van de project-voorstellen en de inhoudelijke rapportages wordt erspecifiek op gelet of respect voor mensenrechten enversterken van de rechtstaat een centrale plaatsinnemen. Dat is al een eerste borg tegen een toevalligehype.

In totaal hebben 49 ambassades 16,5 mln. toegekenduit dat Mensenrechtenfonds. Dat geld wordt besteed aanprojecten gericht op het bevorderen van rechten vanvrouwen, vrijheid van meningsuiting, mensenrechten-verdedigers, versterken van de rechtsstaat, positie vanminderheden en kinderrechten. Het centrale deel van hetMensenrechtenfonds dat door het departement wordtbeheerd, wordt vooral besteed aan het bevorderen vanmediapluriformiteit in Iran. Dat is niet direct gericht opeen hype, maar op vrijheid van meningsuiting en demogelijkheid om überhaupt informatie te verstrekken.Daarnaast gaat een gedeelte naar regionale activiteiten,waarbij vrijheid van meningsuiting en het tegengaan vandoodstraf en van geweld tegen kinderen centraal staan.Wij proberen hypes juist te voorkomen door dit beleid tebaseren op de mensenrechtenstrategie en dat ook tecontroleren.

De heer Eigeman stelde de vraag of demensenrechtenambassadeur wordt misbruikt om kritiekte spuien of dat er een bredere inzet is. De functie van de

Kuiper

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1407

Page 43: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

mensenrechtenambassadeur is duidelijk gericht op hetintegreren van mensenrechten in alle onderdelen van hetbuitenlandbeleid, door het uitvoeren van verkennendemissies en het onderhouden van contacten met hetmaatschappelijk middenveld, om informatie te krijgen enondersteuning te geven. De mensenrechtenambassadeurgeeft in wezen in den brede uitvoering aan hetmensenrechtenbeleid. Hij ondersteunt de minister voorOntwikkelingssamenwerking en de minister vanBuitenlandse Zaken bij het zichtbaar maken van ditonderdeel van het beleid, zowel in Nederland als in hetbuitenland. De ambassades die verantwoordelijk zijnvoor de uitvoering van het mensenrechtenbeleid in hunambtsgebied, onderhouden ook nauw contact en werkensamen met die mensenrechtenambassadeur. Zij kunneneen beroep op hem doen bij de uitvoering, bijvoorbeelddoor verkennende missies uit te voeren. Het is dus eeniets bredere functie.

Ik moet zeggen dat ik buitengewoon blij ben dat dezefunctie in 1999 is ingesteld en dat wij eenmensenrechtenambassadeur hebben. Je ziet dat anderelanden binnen de Europese Unie in toenemende matejaloers zijn en een soortgelijke functionaris in het levenroepen; niet alleen om de dialoog met andere landen uitte voeren, maar voor een veel bredere aanpak.

Ik ben blij dat ook uit de interventie van de heerSmaling blijkt dat de wereld niet bij ophoudt bij Oss enVenlo. Ik verwelkom zijn internationale blik in deze EersteKamer.

Er bestaan verschillende opvattingen over Israël, dathoeven wij niet onder stoelen of banken te steken. Het isniet mijn bedoeling om koehandel te bedrijven in deMensenrechtenraad, maar ik verzet mij ertegen dat deRaad verwordt tot een instrument voor Israël-bashing enhij niet doet wat hij zou moeten doen. Ik noem eenvoorbeeld. Als in jaar X 36 resoluties zijn aangenomentegen Israël en alle andere onderwerpen wordengeblokkeerd, spreken wij niet over een Mensenrechten-raad, maar over een raad die zich richt op het Midden-Oosten. Dat is ook prima, maar daarvoor was die Raadals zodanig niet bedoeld. Ik heb ook gezegd dat ik mijniet keer tegen het veroordelen van mensenrechten-schendingen in het Midden-Oosten, maar eenMensenrechtenraad moet ook de mensenrechtensituatiein al die andere landen aan de orde kunnen stellen. Indie optiek heb ik mijn opmerkingen gemaakt.

Mevrouw Böhler heeft gevraagd wat wij kunnen doenen welke instrumenten wij hebben in de situatie dat deEuropese Unie weliswaar een waardengemeenschap is,maar dat nog niet alle lidstaten zo ver zijn. In demensenrechtenstrategie wordt inderdaad de nadrukgelegd op het Europees buitenlandbeleid. Dat klopt. Ditbetekent echter niet dat wij de mensenrechten binnen delanden van de Europese Unie niet belangrijk vinden.Integendeel. Dus waar mensenrechten onder druk staanin de Europese Unie, geven wij absoluut tegendruk. DeRaad van Europa is daarbij een zeer belangrijk instru-ment, omdat de Europese Unie als zodanig geeninstrument kent waarmee de mensenrechtensituatie inEU-lidstaten institutioneel aan de orde kan wordengesteld. Wij zijn actief lid van de Raad van Europa diemet name ook de mensenrechtensituatie in de landenvan de Europese Unie volgt. In VN-kader, met name bijde Universal Periodic Reviews spreken wij ook andereEU-lidstaten aan. Dit geldt bijvoorbeeld voor het VK enSlovenië die naast Nederland bij de eerste groep landen

behoorden die werd beoordeeld. Wij voeren daar eenactief debat mee en over. Zoals ik al in eerste termijn zei,stellen wij de mensenrechten ook in bilateraal overlegaan de orde. Dit geldt niet alleen de intolerantie tenopzichte van homoseksuelen, maar ook de doodstraf enandere zaken.

Juist omdat ik dit van belang vind, heb ik hetafgelopen jaar met veel genoegen de Max van derStoelprijs die zich specifiek richt op de positie vanminderheden binnen Europa, toegekend aan eenstichting die zich met de belangen van de Romabezighoudt. Ook anderszins worden vanuit hetMensenrechtenfonds activiteiten in verschillendeEU-lidstaten gefinancierd. Dit heeft niet alleen betrekkingop bepaalde ngo’s die zich inzetten voor mensenrechten,maar ook op de Roma- en Sintiprojecten in het alge-meen.

Tot slot in dit kader nog twee opmerkingen. Dat wijgeconstateerd hebben dat er in het verleden lidstaten zijntoegetreden waarbij wij op een aantal terreinen bestvraagtekens kunnen plaatsen, maakt eens te meerduidelijk waarom wij ons in het kader van de formuleringvan het Verdrag van Lissabon ervoor hebben ingespan-nen dat de criteria ook een plaats krijgen in het verdrag.Dan vindt er in de toekomst ook een verdragsmatigetoets plaats in plaats van alleen een politiek toets of hetop dat moment handig is om over te gaan tot uitbreidingvan de Unie. Daarnaast zetten wij ons ervoor in om hetcriterium van een mensenrechtentoets ook in te voerenvoor communautaire wetgeving, opdat je in ieder gevalook daarbij zo veel mogelijk die elementen betrekt.

Mevrouw Böhler (GroenLinks): Ik zie het als eenprobleem dat je een gemeenschappelijk buitenlandbeleidhebt waarin je bijvoorbeeld mensenrechten aan de ordemoet stellen in andere landen. Je kunt toch moeilijkbijvoorbeeld de discriminatie van homoseksuelen aan deorde stellen als je het binnen de gemeenschap daarovernog niet eens bent?

Minister Verhagen: Dat ben ik met mevrouw Böhlereens. Ik deel dus ook haar zorgen op een aantalterreinen. Dat is ook de reden dat wij andere landenaanspreken. Ik zet mij er ook ten opzichte van mijncollega’s voor in dat wij in Nederland een schone leihebben, juist omdat je andere landen aanspreekt. Dit wilnatuurlijk niet zeggen dat je niemand de maat magnemen tenzij je zelf helemaal brandschoon bent. Het feitdat je zelf wellicht op een aantal terreinen de fout ingaat,wil niet zeggen dat dit voor anderen een excuus kan zijnom de mensenrechten te schenden. Zij mogen onsdaarop uiteraard ook aanspreken.

Ik ben mevrouw Böhler nog een antwoord schuldig ophaar vraag over het individuele klachtenmechanisme.Nederland realiseert zich dat er internationaal behoefte isaan een klachtenmechanisme. Dit komt nu specifiek aande orde in relatie tot het nieuwe facultatieve protocol bijhet ESC Verdrag. Ik verwacht dat wij binnenkort in deMensenrechtenraad een resolutie behandelen terdoorgeleiding van de tekst van het protocol naar deAlgemene Vergadering van de Verenigde Naties.Nederland zal het protocol steunen, omdat de gelijkwaar-digheid van sociaaleconomische, politieke en burgerrech-ten daarin nog eens wordt onderstreept. Verder zien wijdat een klachtrecht een stimulerende rol kan vervullen inde landen waar de politiek niet sterk is gericht op de

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1408

Page 44: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

verwezenlijking van sociale rechtvaardigheid als zodanig.Wij hadden en hebben moeite met het alomvattendekarakter van het klachtrecht als zodanig, omdat niet alleESC-rechten zich lenen voor het klachtrecht. Ook alhebben bepaalde ESC-rechten geen rechtstreeksewerking, toch is het belangrijk dat dit protocol wordtaangenomen. Gezien het feit dat de sociaaleconomischevoorzieningen in Nederland goed zijn geregeld, ga ikervan uit dat wij op dit punt niet bevreesd hoeven te zijn.In veel landen is de sociaaleconomische positie echterdusdanig slecht dat het daar juist extra nodig zou zijn eneen extra stimulans met zich zou kunnen meebrengen.

Ik heb in 1993 namens het Europees Parlement dediscussie over de relatie met de universaliteit bijge-woond. Ik herinner mij die nog levendig. Ik weet ook dathet een compromis was. Het vreemde is echter dat je alshet gaat om universaliteit of verschillen met een beroepop cultuur of traditie, altijd de machthebbers hoortzeggen dat het een westerse uitvinding is en nietuniverseel, en de slachtoffers van mensenrechten-schending nooit. Ik heb nog nooit van een normaalindividu in een land bezwaar gehoord tegen hetuniversele karakter van de Universele Verklaring van deRechten van de Mens. Het zijn de machthebbers die juistvaak niet de schoonste lei hebben op het terrein van demensenrechten, die dit met een beroep daarop misbrui-ken. Ik ben het er wel mee eens dat wij die discussie indat kader moeten voeren. Wij kunnen natuurlijkelementen die nu nieuw zijn, bijvoorbeeld de dialoog derbeschavingen, de interculturele dialoog zoals deafgelopen week in Amsterdam, gebruiken om ook op datpunt de universaliteit weer nader voor het voetlicht tebrengen. Ik ben het wel met u eens dat het naderonderbouwd dient te worden.

De heer Kuiper vroeg hoe Nederland bijdraagt aan debestrijding van de mensenhandel en wat Nederland doetom de positie van minderheden te versterken. Over dezeaspecten, de humanitaire noodsituatie, de ’’responsibilityto protect’’ en de positie van minderheden zal ik deKamer informeren. Daarbij zal ik ook ingaan op degeboekte voortgang bij de bestrijding van mensen-handel. De Nederlandse lei is op dit punt ook niethelemaal schoon, want er wordt nog wel eens met debeschuldigende vinger naar Nederland gewezen.

Mensenhandel is een vreselijk fenomeen en dankzij deglobalisering is het explosief toegenomen. Het gaatbovendien vaak gepaard met grove mensenrechten-schendingen en is soms een moderne vorm vanslavernij. Een krachtige aanpak is dus absoluut geboden.Voor die aanpak is internationale samenwerking vangroot belang. Het VN-verdrag voor de bestrijding van degeorganiseerde, grensoverschrijdende misdaad speelthierbij een belangrijke rol. Nederland is partij bij ditverdrag.

Landen die technische assistentie nodig hebben,kunnen die van de VN krijgen. Verder is de Raad vanEuropa belangrijk. Ik denk dan in het bijzonder aan hetverdrag voor de bestrijding van mensenhandel, dat in deRaad tot stand is gekomen. Dat verdrag gaat op eenaantal punten verder dan de VN-verdragen en dat isvolgens mij essentieel. Nederland zoekt naar mogelijkhe-den om binnen de EU samen te werken. In aanvulling opde multilaterale inspanningen, VN en EU, werktNederland bilateraal samen met de belangrijkste bron-en doorvoerlanden. Die samenwerking is gebaseerd op

een ketenaanpak: preventie, opsporing, vervolging enslachtofferhulp.

Met een aantal bronlanden zetten wij projecten op. Zois begin 2007 een samenwerkingsproject met Roemeniëopgezet. De Nederlandse politie levert in dat kadertechnische assistentie bij het opzetten van structuren enplannen voor het voorkomen en bestrijden van mensen-handel. In 2008 gaan wij daarmee door. Het ligt verder inde bedoeling om Bulgarije op dit terrein te gaanassisteren. Ten slotte wijs ik in dit verband op hetIOM-programma met Nigeria. Wij proberen het probleemdus ook in de bronlanden aan te pakken.

Half april jongstleden is het verdrag van de Raad vanEuropa inzake de bestrijding van mensenhandel terratificatie aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat verdragzal dus ook naar de Eerste Kamer komen. In dit verdragwordt specifiek ingegaan op de positie van slachtoffers.Op deze manier proberen wij gericht beleid te voeren.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik zou graag zien dat inhet kader van de mensenrechtenstrategie aandacht wordtbesteed aan de humanitaire nood die het gevolg is vanmensenhandel en aan de bescherming van minderhedenin islamitische landen.

Minister Verhagen: In de notitie over de uitvoering ishierop al ingegaan. Na de mensenrechtenstrategie is opverzoek van de Tweede Kamer een uitvoeringsnotitieopgesteld. De Eerste Kamer heeft die ook ontvangen. Bijde evaluatie en de rapportages zal specifiek op dezeelementen worden ingegaan. Los van de vraag of hetallemaal meetbaar is, proberen wij jaarlijks te rapporte-ren over de vraag of wij op de goede weg zijn met onzemensenrechtenstrategie. Daarbij komen deze elementenuiteraard aan de orde.

©

Minister Koenders: Voorzitter. Laat ik beginnen met eenzorg weg te nemen bij de woordvoerder van de Partijvoor de Dieren. Het is natuurlijk niet zo dat ik geenrespect zou hebben voor zijn partij. Gewenning speelthier zeker geen rol bij, want de PvdD-fractie heb ikgewoon te accepteren als een democratisch gekozenfractie. Ik heb zijn vragen dan ook gewoon te beantwoor-den.

Het grootste probleem met melkpoeder is hetinstrument zelf en niet zozeer de gevoeligheid vanmensen voor dit product. Dat laat onverlet dat diegevoeligheid natuurlijk een belangrijk element is, ook alben ik het misschien niet eens met het percentage dat deheer Koffeman poneert. Belangrijker is volgens mij hetprobleem dat er geen schoon water voorhanden is. Alsde watervoorziening en de sanitatie niet op orde is, is hetinderdaad een problematisch fenomeen voor zuigelin-gen.

Ik sta uiteraard voor coherent beleid. Dat houdtvolgens mij niet in dat ik moet kiezen voor de vormge-ving van de heer Koffeman. Ik ben het wel met hem eensover de exportsubsidies. Het is dan ook een essentieelelement in de Nederlandse positie bij internationalehandelsbesprekingen dat de exportsubsidies totaaluitgefaseerd moeten worden. Verder zijn wij een grootvoorstander van de mogelijkheid dat de armste landenen de ACP-landen met hun landbouwproducten vrijetoegang hebben tot onze markt.

Verhagen

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1409

Page 45: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Ik ben het ermee eens dat het desastreus kan zijn alshierover niet snel afspraken worden gemaakt. Het zouoverigens ook desastreus geweest zijn als er geenvrijstellingen, zoals die in de EPA’s, waren geweest voorontwikkelingslanden. Die zijn er gelukkig wel en daardoorkunnen zij 20% van hun markt afschermen en kiezenvoor vrijwaring. Een ander groot probleem is dedumping van voedsel. Dat probleem stelt Nederlanduiteraard in internationaal verband aan de orde.

Ik ben het eens met de opmerkingen van de heerKuiper over de zwakke onderhandelingspositie vanvrouwen en meisjes. De gevolgen daarvan zie jeinderdaad terug in de feminisering van de aidsepidemie.Je ziet die percentages steeds vaker uit elkaar gaanlopen en wij moeten dan ook zoeken naar de effectiefstemanier om die feminisering tegen te gaan. Daaroverkomen wij ongetwijfeld nog te spreken, maar hij kan erzeker van zijn dat wij het eens kunnen worden over eengezamenlijk standpunt.

Goed bestuur en ’’Capacitybuilding’’. Ik sprakmisschien gekscherend over reizende wethouders, maarik heb tegelijkertijd ook gewezen op de professionalise-ring van de afgelopen periode. In het VNG-programma,het LOGO-Southprogramma en de stedenbanden wordtgebruikgemaakt van een methode die het draagvlakversterkt en het mogelijk maakt om daadwerkelijk iets tebetekenen voor beide kanten. Ik zeg ’’beide kanten’’,want wij kunnen soms wel degelijk ook iets leren vanontwikkelingslanden. Ik vind dat belangrijk en daaromben ik de afgelopen periode met het VNG, de Nicaragua-stedenbanden en andere organisaties bezig geweest metde vraag hoe wij de programma’s kunnen versterken.

Een van de grootste problemen waarmee wijgeconfronteerd gaan worden, is de snelle urbaniseringen de noodzaak om juist in steden diensten ter beschik-king te stellen die het mensen mogelijk maakt om zich teontwikkelen. Daarmee hebben wij ervaring en dieervaring kan op een praktische manier tussen stedenworden uitgewisseld. Ik wijs er verder op dat Frankrijk,de komende EU-voorzitter, dit punt op zijn agenda heeftgezet. Dat zal resulteren in een enorme hoeveelheidactiviteiten op dit terrein. Ik vind dat een heel goedezaak.

Dan kom ik op de vragen over de Gazastrook. Devorige regering heeft er inderdaad voor gekozen, defondsen niet terug te vorderen. Ik herinner mij de haven.Ik ben ooit zelf nog aanwezig geweest bij de opening, opeen stukje zandgrond ergens. De haven is nooit gebouwden dat geldt ook voor de luchthaven. Er is geen twijfelover dat ik mij ernstige zorgen maak over de heel slechtehumanitaire situatie in de Gaza. Dat is een groot risico.De minister van Buitenlandse Zaken heeft iets gezegdover de verschillende factoren die dat beleid beïnvloe-den. Dat heeft te maken met de bezetting, met het beleidvan Hamas, met de problemen die er zijn. Een ding staatvoor mij voorop: altijd zal er gehandeld moeten wordenvolgens het internationale recht. Dat betekent dus ookdat alles op alles gezet moet worden om deze humani-taire crisis te verminderen. Als dit immers zo doorgaat,groeit er weer een nieuwe generatie in verpauperdeomstandigheden op, en dat zal alleen maar leiden totmeer terreur en extremisme.

Er is geen economische boycot tegen Gaza. Er is eenniet-samenwerking met de regering, maar er kunnen weldegelijk op allerlei manieren economische projecten aande orde zijn. De Nederlandse regering is daar ook zeer

actief in. Nederland is een van de belangrijke donoren opdat terrein en wij zijn van plan dat ook te blijven. Het isabsoluut duidelijk dat er grote tegenwerking is en dat dietegenwerking een groot risico is voor de vrede enveiligheid in het gebied. Tegen de SP-fractie wil ik nogzeggen dat ik haar standpunt waardeer. Ik geloof dat erhier sprake is van een internationale positie van deSP-fractie, zeker op het terrein van de ontwikkelingssa-menwerking, en wij zien dat op zijn minst als eenkritische ondersteuning van ons beleid.

Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn metbetrekking tot energie. Ik denk dat er binnenkort een briefkomt van mijn collega’s Cramer en Van der Hoeven overde percentages en de vraag hoe wij daarmee omgaan.Dan kom ik daarop graag met uw Kamer terug, want datis een essentieel debat. Voor een minister voor Ontwikke-lingssamenwerking spelen er natuurlijk heel veel dingenop dit terrein. Klimaat is een mondiaal vraagstuk. Wijzien de gevolgen van klimaatverandering helaas vooralterug in de armste landen, in Afrika en Azië. Daar doenzich de grootste gevolgen voor, in de landen met deminste middelen om er wat aan te doen.

Tegelijkertijd rijzen rondom het energievraagstukallerlei tactische en strategische vragen. De fractie van dePartij voor de Dieren had iets gezegd over de CDM’s inde richting van China. Over het algemeen geldt dat veellanden nu ook de kans hebben om hun energievoorzie-ning op een andere manier vorm te geven. Dat fossielebrandstoffen een rol zullen blijven spelen, is een anderevraag en er valt over te praten hoe dat moet en op welkewijze, maar er is ook nog zoiets als de wet op deremmende voorsprong. Er is een groot risico als wij ziendat er zo ongeveer iedere week een nieuwe centralewordt gebouwd in China, met een enorme uitstoot. Devraag is hoe je dat het beste kunt voorkomen.

Ik vind dat de overdracht van schone energie, vantechnologie die iets kan verbeteren – of het nu gaat omafval of om iets anders – essentieel is om vorm te gevendaaraan. De enige manier waarop wij een vervolg op Balikunnen krijgen, is dat dit soort technologie beschikbaarwordt voor middeninkomenslanden zoals China. Dathoeft niet allemaal gratis te zijn, maar er moetenmechanismen ingebouwd worden die dat versnellen.Tegenover de armste landen geldt dat natuurlijk zeker.Wij moeten ervoor zorgen dat ook de armsten toeganghebben tot energie. Wij werken samen met de Wereld-bank in ons beleid, die over gigantische bedragen gaatvoor klimaatfondsen en die dit soort interventies pleegt.Wij hebben nog geen akkoord gegeven vanuit Nederlandvoor de voorstellen die er nu zijn ten aanzien van groteklimaatfondsen. Ik vind dat je daar wel snel mee moetzijn, maar je moet het toch wel gelijk goed doen, andersheb je weer een groot probleem.

Over het probleem van de biomassa meer algemeenzou ik de discussie zo laat op de avond niet meer willenopenen. Ik herhaal wel dat er enorme risico’s aanzitten,dat weten wij nu allemaal: concurrentie over land, overvoedselprijzen, met betrekking tot inkomens van kleineboeren. Daar liggen ook belangen van ontwikkelingslan-den. Ik wijs erop dat veel kleinere boeren nu demogelijkheid hebben, eindelijk eens iets te verdienen.Zeker als het gaat om marginale gronden is dat wel eenmogelijkheid die in ieder geval vanuit hier niet directafgewezen moet worden. Daar ligt immers ook eenmogelijkheid voor economische vooruitgang.

Koenders

Eerste Kamer Buitenlandse Zaken10 juni 2008EK 33 33-1410

Page 46: het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten Rechten van ... · de aanvaarding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ’’We staan aan de vooravond van een grote

Ik heb nog een op laatste opmerking aan het adresvan de CDA-fractie betreffende de heer Prahalad en hetdebat dat zich ontspon tussen de fracties van GroenLinksen het CDA. Ik denk dat de regering daar een beetjetussenin zit. Ik geloof dat u beiden niet helemaal gelijkhebt. Een groot risico in de verdelingsagenda uit hetverleden is vooral onder de armste landen dat je dearmoede verdeelt in plaats van groei te creëren. Dat istoch in heel wat landen gebeurt en het gebeurt nogsteeds. Het andere is de illusie dat het westerse modelvan een langzaam maar zeker groeiende middenklasse –de methode van ontwikkeling bij uitstek – noodzakelijker-wijs ook in alle andere landen het ontwikkelingsmodel bijuitstek zou zijn. Ik denk dat dit van land tot landverschillend kan zijn. Kijkt u maar naar China of Vietnam,en dan naar Brazilië. Dat zijn heel verschillende vormenvan groei.

Ik denk dat de creatie van een middenklasse essentieelis, ook voor de democratische legitimering van eenregime of voor andere zaken die wij uit ons eigen landkennen. In een groot aantal landen vindt echter op hetogenblik een marginalisering van de middenklasseplaats. Die middenklasse neemt een enorm onzekerepositie in en daar ligt een groot probleem. Er komt eenvrij grote vermogende klasse, de middenklasse wordtverder gemarginaliseerd en langzaam maar zeker komter een grote onderklasse. Dat is niet overal zo. Gelukkigzie je in Brazilië een verandering. Dat was daar het beeld,maar nu komt er een middenklasse. Vietnam vind ik eenheel interessant voorbeeld: het is het enige land waar ikde afgelopen periode economische groei heb gezien dieniet gepaard gaat met enorme inkomensverschillen dieleiden tot conflict en tot allerlei andere problemen. Ik benerg voor een landenspecifieke benadering.

Aan de ene kant verdienen de verhalen van Prahaladondersteuning, omdat daarin de armen niet alleen alsslachtoffer, maar als economische motor worden gezien.Dat is essentieel. Daar kunnen bedrijven op inspelen endat gebeurt ook. Vandaar dat wij die samenwerkingzoeken. Tegelijkertijd kan geen land groeien zonder eengoede mix tussen de publieke en private sector, omdat ergewoon een aantal basisvoorwaarden moet zijn om deeconomische ontwikkeling verder vorm te geven. Ook ditvergt ongetwijfeld veel meer discussie, maar ik denk datde simpele ’’trickle-down’’-filosofie uit het verledenonvoldoende ondersteuning vindt in de bewijzen van deeconomische feiten, evenals de beperking van hetgesprek tot de verdeling. Daarom denk ik dat eenintelligente groei- en verdelingsagenda essentieel is. Datkan in Afrikaanse landen weer anders zijn dan inLatijns-Amerika. In Afrika kunnen microkredieten en detoegang tot energie een essentiële rol spelen in deverandering, terwijl een land als Brazilië al in een heelandere ontwikkelingsfase verkeert. Ook dit zou meerdebat vergen dan nu mogelijk is, maar ik wil uw Kamerdaar op de late avond niet meer mee vermoeien. Ik wil inieder geval de VVD-fractie danken voor de steun die zijuitgesproken heeft voor het ontwikkelingssamenwer-kingsbeleid. Ik vind dat een belangrijk politiek feit en ikben de VVD-fractie daar zeer erkentelijk voor. Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Ik dank de bewindslieden hartelijk voorhun bijdrage aan het debat.

Sluiting 22.40 uur

Lijst van besluiten en ingekomen stukken

Lijst van besluiten

De Voorzitter heeft na overleg met het College vanSenioren besloten om:

a. de plenaire behandeling van de volgende wetsvoor-stellen te doen plaatsvinden op:10 juni 2008 (hamerstukken):

Wijziging van de Wet inburgering en enkele anderewetten in verband met het vervallen van de mogelijkheidom Nederlandse onderdanen tot inburgering teverplichten en het aanbrengen van enkele technischeverbeteringen (30877);

Wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoeringvan de richtlijn nr. 2005/36/EG van het EuropeesParlement en de Raad van de Europese Unie van7 september 2005 betreffende erkenning van beroeps-kwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, steden-bouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten eninterieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen)(31079);

Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuweregels omtrent deelneming in de opsporing en winningvan koolwaterstoffen door een daartoe aangewezenvennootschap en omtrent andere taken en activiteitenvan die vennootschap (31090);

Wijziging van diverse wetten op of in verband met hetterrein van VWS, ten einde wetstechnische gebreken teherstellen en andere wijzigingen van ondergeschikte aardaan te brengen (Reparatiewet VWS 2008) (31405);7/8 juli 2008:

Regels voor het gunnen van overheidsopdrachtendoor aanbestedende diensten en opdrachten doorspecialesectorbedrijven (Aanbestedingswet) (30501);

Regels inzake een vergunningstelsel met betrekking totactiviteiten die van invloed zijn op de fysieke leef-omgeving en inzake handhaving van regelingen op hetgebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemenebepalingen omgevingsrecht) (30844);21 oktober 2008:

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2008 (31200 IIA, A);

b. het voorbereidend onderzoek van de volgendewetsvoorstellen te doen plaatsvinden door de vastecommissies voorSociale Zaken en Werkgelegenheid op 17 juni 2008:

Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wetinkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidson-geschikte werkloze werknemers en de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid tegeven dat mensen met een kleine kans op inschakelingin het arbeidsproces met behoud van uitkering gedu-rende maximaal 2 jaar onbeloonde additionele werk-zaamheden kunnen verrichten (30650);Justitie op 1 juli 2008:

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering totverbetering van de regeling van de positie van dedeskundige in het strafproces (Wet deskundige instrafzaken) (31116).

Koenders

Eerste KamerLijst van besluiten en ingekomenstukken

10 juni 2008EK 33 33-1411