HET LEEK WEL OORLOG! · dagelijks weerkerende woorden in de koppen van de krant. "Nee, iets heel...

198
HET LEEK WEL OORLOG! Door:Willem Tiemens Het verhaal Het leek wel oorlog! behoort tot de weinige fiction teksten die ik heb geschreven, maar omdat het bloed nu eenmaal kruipt waar het niet gaan kan, is dit niet zomaar een ‘verzonnen’ verhaal geworden. Het is een historie die grotendeels in de oorlogsjaren in Schaarsbergen speelt. Er figureren talrijke Schaarsbergers in, ieder in zijn rol van destijds. Bovendien is het verhaal gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen en verhalen zoals die de ronde deden en misschien nog doen. Daadoor heeft Het leek wel oorlog! een zeer hoog documentair gehalte gekregen, dus ondanks dat het als fiction aangemerkt moet worden! Om de tekst wat handelbaarder te maken op de website, heb ik die opgesplitst in drie delen.

Transcript of HET LEEK WEL OORLOG! · dagelijks weerkerende woorden in de koppen van de krant. "Nee, iets heel...

  • HET LEEK WEL OORLOG!

    Door:Willem Tiemens

    Het verhaal Het leek wel oorlog! behoort tot de weinige fiction teksten die ik heb geschreven, maar omdat het bloed nu eenmaal kruipt waar het niet gaan kan, is dit niet zomaar een ‘verzonnen’ verhaal geworden. Het is een historie die grotendeels in de oorlogsjaren in Schaarsbergen speelt. Er figureren talrijke Schaarsbergers in, ieder in zijn rol van destijds. Bovendien is het verhaal gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen en verhalen zoals die de ronde deden en misschien nog doen. Daadoor heeft Het leek wel oorlog! een zeer hoog documentair gehalte gekregen, dus ondanks dat het als fiction aangemerkt moet worden! Om de tekst wat handelbaarder te maken op de website, heb ik die opgesplitst in drie delen.

  • Het leek wel oologDoor: Willem Tiemenslid Werkgroep Historie Schaarsbergen1.

    "Voor jou, Frits.""Wie?""Gerrit Nouwen.""Zet maar over," reageerde Frits Florijn verstrooid.Met zijn rechterhand nog op het toetsenbord en zijn blik op het beeldscherm, zocht hij met zijn linkerhand de hoorn."Goede morgen, Gerrit. Alles goed?" vroeg hij automatisch. Zijn gedachten waren nog niet los van de tekst waar hij zo ingespannen aan werkte.Gerrit Nouwen was voor hem een synoniem voor 'nieuws'. En nieuws hield de schoorsteen aan het roken. Frits Florijn en Gerrit Nouwen, ze stonden al jaren op vriendschappelijke voet, ofschoon ze vrijwel nooit bij elkaar over de vloer kwamen. Frits wist dat Gerrit, in zijn hoedanigheid van politievoorlichter, hem menige belangrijke primeur moest hebben toegespeeld door het vrijgeven van nieuwsd op te houden tot net na het moment waarop de kolommen van het concurrerende dagblad definitief sloten. Voor wat hoort wat. Als hij Frits vroeg om over bepaalde zaken 'in het belang van het onderzoek' niet te schrijven, dan gebeurde dat ook niet. Zonder dat ze er ooit over gesproken hadden, was er een soort erecode tussen hen ontstaan. Vrijwillige censuur? Feitelijke inperking van de persvrijheid? Misschien wel. Maar wat dan nog? Frits Florijn zat er niet mee. Niet meer. Die tijd had hij gehad. Het leven was een kwestie van geven en nemen. Dat had hij in de loop der jaren wel geleerd.Na een korte uitwisseling van algemeenheden kwam Gerrit terzake.

  • "Ik heb wat voor je. Iets aardigs.""Toch weer geen drugskwestie, alsjeblieft?"Drugszaken scoorden in Arnhem hoog op de lijst van 'aardigheidjes'.Woorden als drugslijn, dealer, junk, heroïnehoertje, drugstoerisme, verslaafde en aangehouden waren dagelijks weerkerende woorden in de koppen van de krant. "Nee, iets heel anders deze keer. Je moet maar even langs komen, dan kan ik je het laten zien.""Wanneer, nu?""Liever over een klein uurtje, als het jou niet uitmaakt.""Half elf?""Akkoord, tot zo."Het artikel over Duitse vliegtuigbommen die mogelijk nog diep in de klei van de Arnhemse nieuwbouwwijk Kronenburg zouden liggen, wilde vanaf dat moment niet erg meer vlotten. Na een paar pogingen gaf hij het op. Het kon wachten. Als die bommen er al bijna 60 jaar hadden gelegen, dan hoefde je nu niet op een dag te kijken. Hij nam rustig de tijd om nog een bekertje koffie te drinken met de collega's van de stadsredactie, pakte vervolgens de paperassen op z'n bureau bij elkaar en stak een pen bij zich. In het voorbijgaan de receptioniste met een handgebaar groetend, snelde hij de trap af en mengde zich in de drukke winkelstraat tussen het luchtig geklede publiek. De dienstdoende portier kende hem. Zonder er naar te vragen, noteerde ze z'n naam en reisdoel. 'Voorlichting'. De deur stond open."Mooi op tijd, laten we meteen maar even gaan kijken," verwelkomde Gerrit hem. Hij pakte een sleutel uit de la van zijn bureau en ging hem voor. Linksaf de gang door, de trappen af en via de deur waardoor de agenten de arrestanten het bureau binnen brengen kwamen ze op de binnenplaats uit. Zwijgend liepen ze langs de grimmige blauwe ME bussen. Een klein zwart bordje waarin in witte letters MORTUARIUM gegraveerd stond gaf de bestemming aan van de korte wandeling. Het was niet de meest gezellige ruimte van het Arnhemse politiebureau.

    "Moord?""Wie zal 't zeggen," antwoordde de politieman nietszeggend. Ondertussen ontsloot hij de bruine klapdeuren. Met een voetbeweging waaruit routine sprak, schoof hij een schuin klosje onder de linkerdeur. Hij deed het licht aan. In de koele betegelde ruimte hing de penetrante lucht van een ontsmettingsmiddel. Lysol dacht Frits. En onwillekeurig huiverde hij. Gerrit opende een soort koelkastdeur. Drie boven elkaar gemonteerde roestvrij stalen laden werden zichtbaar. Ze hadden veel weg van grote langerekte schalen. Gerrit trok de onderste over een slede naar buiten. Het laken dat erover gedrapeerd lag, verraadde dat de schaal niet leeg was. Maar een lichaam kon er, gezien de vormen, niet in liggen. Zwijgend pakte hij het laken bij twee punten en trok het voorzichtig terug. "Tsjee … , waar hebben jullie dat gevonden?" In de lade lagen een schedel en onderkaak, wat losse tanden en een ongeordende verzameling van kleine botjes, langere beenderen, ruggewervels, een bekken, losse ribben, plukken haar en leerachtig materiaal. Apart van de lichaamsresten lagen uiteengevallen schoenen, resten van een portemonnee en diverse kledingresten, sommige van een grove stof met nog klonten aarde eraan. "Die komt onder het wegdek vandaan. Onder het kruispunt Koningsweg - Deelenseweg in Schaarsbergen, om precies te zijn. Misschien weet je het, misschien ook niet, dat in

  • Schaarsbergen sinds jaar en dag het gerucht onder de oudere bewoners gaat, dat er aan het eind van de oorlog op dat kruispunt een lijk in een bomtrechter lag. Niemand wist hoe het erin gekomen was, noch van wie het was. Materman, zo gaat het verhaal, die behalve dorpskapper, huisknecht en jachtopziener ook ondercommandant van de vrijwillige bosbrandweer was, was kort voor de aankomst van de eerste Canadese tanks zelf op verkenning uitgegaan. Van zijn huis aan de Kemperbergerweg was hij door het bos naar dat kruispunt gefietst, omdat hij hoopte van daar af te kunnen zien of er nog Duitsers of Oekraïners of wat het ook mochten zijn, op het nabijgelegen vliegveld Deelen zaten. Want die lui hadden zich daar tot het laatst toe opgehouden in de gebouwen. Maar alles scheen verlaten en Materman waagde zich op de kruising om het gat te bekijken dat was ontstaan toen de Duitsers er kort tevoren een lading - waarschijnlijk een bom - tot ontploffing hadden gebracht. Toen hij 's middags opnieuw ging kijken, hadden de Canadezen het gat dichtgeschoven en er rijplaten overheen gelegd. Dat is het verhaal," aldus de politieman die met de armen over elkaar naast de uitgetrokken lade tegen de wand leunend zijn verhaal had afgestoken."Maar hoe komen jullie hier nou aan? Al enig idee trouwens wie het is?" informeerde Frits. "Om bij je eerste vraag te beginnen: je weet misschien, dat de gemeente de Koningsweg een tijd geleden heeft overgedragen aan de provincie. Die kwam er al vrij snel achter, dat er wat gedaan moest worden aan dit gevaarlijke kruispunt. Toen de Dorpskrant het nieuws over de komende reconstructie verspreidde, belde er iemand op om ons attent te maken op de legende. Als er toch aan het kruispunt gewerkt ging worden, dan was dat een goede gelegenheid ... enfin, je begrijpt het.In overleg met de dienst Wegen, Verkeer en Grondzaken van de provincie, is daarop besloten de gelegenheid inderdaat aan te grijpen om eens na te gaan wat er waar was van het verhaal. Welnu, het resultaat ligt voor je, het zand zit er nog aan, zoals je ziet."Frits boog zich over de tafel om de botten en botjes wat beter te bekijken. Ze waren nog uitzonderlijk gaaf, vond hij. En dat na zoveel jaar."Wanneer hebben jullie hem gevonden ... is het trouwens een 'hem'?""Ja, het is een man ... gisterochtend.""Had je me wel eens mogen waarschuwen," merkte Frits op."Wat was je er wijzer van geworden dan je nu bent?""Nou ja, een aardige foto ...""Je weet, dat we zulke foto's liever niet in de krant zien. Trouwens, we wisten nog helemaal niet of we wel iets zouden vinden. Kapperspraatjes ...""Bekend wie hij is?""Een soldaat?""Geen aanwijzing voor. Geen herkenningsplaatje, geen helm, geen wapen, geen patronen, patroonhouders. Zelfs het schoeisel is niet van militaire herkomst. Nee, we hebben geen idee. Er lagen geen papieren bij, geen zegelring met initialen, geen trouwring. De dokter, die dit hoogst interessante gevallen vindt, schat dat hij omstreeks een meter tachtig is geweest, leeftijd zo tussen de vijfentwintig en dertig jaar. De lengte kunnen ze ongeveer bepalen aan de hand van de lengte van het dijbeen, de leeftijd uit de mate van de vergroeiïng van diverse beenderen. Kijk hier."Gerrit boog zich over de tafel: "Hier zit een kogelgat. De kogel is niet uitgetreden en dat klopt, want hij lag los in de schedel. Hij is van een vrij licht kaliber, vermoedelijk afkomstig uit een vuistvuurwapen." Hij wees op de kogel die naast de schedel lag.

  • "Afblijven! De boel is nog niet gedesinfecteerd," gebood Gerrit toen Frits de kogel wilde oppakken. Hij legde uit, dat er zelfs na zoveel jaar nog kans op gevaarlijke schimmelinfecties bestond. "Maar jullie zullen toch wel iets meer weten?" probeerde Frits opnieuw. "Ja, dat er resten stof en knopen van een Duitse militaire winterjas bij zitten. Herkomst Luftwaffe, maar dat is dan ook alles." "Dus toch een soldaat?""Er schijnen in de laatste oorlogswinter, zeker in de buurt waar Duitsers zaten, wel meer kerels in zulke jassen rondgelopen te hebben. Lui die hand en spandiensten voor de moffen verrichtten, wisten daar wel aan te komen."Hij drapeerde het laken weer voorzichtig over de stoffelijke resten. "Het heeft ook weinig nut om het zaakje nu nog in de koeling te houden, maar ja, een geschiktere plaats om het te bewaren hebben we nu eenmaal niet."

    Terug in de kamer van 'Voorlichting', praatten ze tot het middaguur door over de vreemde vondst. Op de vraag wat er vervolgens ging gebeuren, vertelde Gerrit dat de Gravendienst van de Landmacht al was ingeseind."Die lui hebben nu eenmaal de meeste expertise op het gebied van stoffelijke resten in deze staat. Volgende week komen ze langs. Er is toch geen haast meer bij.""Zouden die er nog uitkomen, dacht je?" wilde Frits weten."Ik betwijfel het. Wat moet je hier mee beginnen?""Z'n gebit lijkt nog vrij compleet," merkte Frits op."Ja, dat wel, maar hoeveel mensen met een compleet gebit zouden er zoek zijn? Duizend? Tienduizend? Daar kom je dus niet meer uit. Temeer omdat je niet weet waar je zoeken moet," sprak Gerrit berustend, "van een DNA-profiel hadden ze nog nooit gehoord!"

  • 2.

    Voorzichtig gasgevend, dan weer gas terugnemend en de voeten laag boven de grond, laveerde de rentmeester op zijn lichte motorfietsje over de met kuilen en geulen bezaaide Stroolaan. Ongeveer halverwege de onverharde weg eindigde de riskante onderneming. De lange, magere gestalte plantte beide voeten stevig op de grond en stuurde op de stoep voor het het kruidenierswinkeltje van Betje van Brakel af. Rond de onverharde Stroolaan, die de hogergelegen Bakenbergseweg met de Kemperbergerweg verbond, vond men een van de verscheidene concentraties van woningen en boerderijen, die samen het over een groot gebied verspreide dorp Schaarsbergen vormden. De bevolking bestond hoofdzakelijk uit kleine boeren, ambachtslieden, arbeiders en mensen die met ongeregelde handel aan de kost kwamen. Zo was Wijnveld, die naast het kruidenierswinkeltje van Betje van Brakel woonde, aan huis een branderij begonnen. De zaken liepen goed en hij verdiende een redelijke boterham aan het branden van lupinezaad, en toen dat schaars werd, van eikels, die hij aan koffiebranders uit Groningen en Rotterdam leverde. Op hun beurt maakten die daar koffiesurrogaat van. Heel wat Nederlanders moesten al met 'echte Stroolaankoffie' of een melange daarvan hebben kennisgemaakt. De huisbranderij bood diverse jonge kerels uit de Stroolaan de kans om een leuk centje bij te verdienen. Het moet gezegd worden, Wijnveld was niet krenterig. Zo hielpen de Stroolaners elkaar de oorlog door. Stijf en in z'n bewegingen belemmerd door de zware leren jas, stapte de rentmeester van zijn 'stoomfiets', zette die voorzichtig tegen een van de bomen voor het winkeltje, sloeg de sneeuw van z'n jas, stampte de ergste modder van z'n laarzen en ging het spaarzaam verlichte winkeltje binnen. De bel aan de winkeldeur kondigde zijn komst aan. Het duurde enige tijd voordat uit de donkere gang het gekraak van een deur klonk. Met een sloffende tred kwam de kruidenierster, het grijze haar slordig in een afgezakt knotje samengebonden, uit het donker tevoorschijn. Tiemens - de rentmeester - had zich ondertussen ontdaan van z'n leren kap en keek naar de plasjes water die zich op de plavuizen rond zijn schoenen vormden. Sinds koffiebonen vrijwel niet meer te krijgen waren, stond de rode koffiemolen met het grote wiel werkeloos op de hoek van de uitgesleten toonbank."Há Adriaan!" begroette de vrouw op pantoffels de bezoeker, zodra ze hem in het licht van de hanglamp herkende. Er lag verrassing in haar stem."Met dit slechte weer nog bij de weg?""Ja, Betje, ik wou je even spreken. Schikt dat?" Natuurlijk schikte het, hij had niet anders verwacht! Hoe lang kenden zij elkaar al? Dat moest vanaf de schoolbanken zijn. De school van meester Reesink, bij het kerkje van Schaarsbergen, de School met de Bijbel. Later had Adriaans oudere broer Hendrik, die architect was, dit huis in opdracht van Betjes vader gebouwd. Oorspronkelijk was het een bakkerij met winkel en bovenwoning, doch nadat de oude Van Brakel in 1934 was overleden, was Betje er een kruidenietswinkeltje in begonnen. In de voormalige bakkerij bewaarde zij nu haar bescheiden voorraad.Adriaan Tiemens volgde Betje naar de kamer achter de winkel en ontdeed zich daar van zijn zware jas. Of haar nichtje ook thuis was? Want eigenlijk kwam hij voor háár. Nee, dat trof hij niet. Ze was vanochtend al vroeg de deur uitgegaan en kwam vanavond pas laat of anders morgen in de loop van de dag weer thuis."Weet je nog dat je me laatst vroeg om eens aan haar te denken als er op Het Jachthuis een betrekking beschikbaar zou komen?"Betje bromde bevestigend.

  • "Welnu, ik heb misschien wat. Erna, een van de meisjes van de gravin," stak hij van wal nadat zij hem een kopje thee had ingeschonken, "is terug naar Duitsland. Haar moeder is bij een bombardement omgekomen en zij zal nu de zorg over het gezin op zich nemen. Mevrouw heeft mij nu gevraagd naar een ander meisje om te zien. Spreekt ze Duits ...?""Wie spreekt Duits ...?" vroeg Betje, wier gehoor niet meer zo best was."Je nichtje ... Spreekt je nichtje Duits? Dat moet ze wel kunnen met het oog op de graaf.""Ik zou het wel denken ... Ze hebben thuis jarenlang een Duitse meid gehad.Ja ... ze zal zich wel aardig in het Duits kunnen redden, denk ik. Want na haar eindexamen gymnasium heeft ze twee maanden lang gelogeerd op de boerderij van de ouders van hun meid. Ergens in het Zwarte Woud. Maar eerlijk gezegd heb ik haar nog nooit Duits horen praten," bekende Betje. "zeker de laatste jaren niet," voegde ze er ontdeugend aan toe.De rentmeester knikte tevreden:"Vraag haar of ze er iets voor voelt."Hetgeen Betje beloofde. Hij zou zo snel mogelijk horen. In elk geval aardig dat hij aan haar had gedacht. Er viel een korte stilte die slechts onderbroken werd door de trage tik van de oude staartklok. Van buiten drongen alleen gedempte geluiden de achterkamer binnen. Het was harder gaan sneeuwen."Hoe gaat het met haar?" bracht de oude kruidenierster het gesprek weer op gang. Zij had haar nog gekend als jonkvrouwe Brantsen, enige dochter van baron Brantsen van kasteel Zypendaal, telg van een vooraanstaand Arnhems regentengeslacht. Jonkvrouwe Alwina werd op Zypendaal geboren in de tijd dat het dorp Schaarsbergen net tot ontwikkeling kwam.Rond het midden van de vorige eeuw had Alwina's grootvader een begin gemaakt met in cultuur brengen van grote stukken woeste grond ten noorden van Arnhem. Na zijn dood had haar vader dat werk energiek voortgezet. Behalve een bekwaam bestuurder, was hij ook een godvruchtig man en een mens, begaan met het lot van allen voor wie hij zich verantwoordelijk voelde. Zo had het ontginningsdorp door de steun van baron Brantsen z'n Hervormde Kerk gekregen, de naaischool en de lagere school, de School met de Bijbel. Alwina mocht in 1882 de eerste steen leggen. Voor zijn arbeiders liet de baron eenvoudige, maar solide woninkjes met grote groententuinen bouwen. De uitvoering van het werk wist de baron bij zijn toegewijde rentmeester Hendrik Jan Tiemens - de vader van Adriaan - in vertrouwde handen. Ook Tiemens was een zeer godvrezend mens. De onkreukbare rentmeester en zijn gezin stonden in het Schaarsbergen van die dagen in hoog aanzien. In 1899 overleed de baron. Zijn dochter Alwina was toen al vijf jaar getrouwd met een lid van een bekende Duitse adellijke familie, Graf Karl Leopold Eugen Von der Goltz, een officier van de Ulanen. Dat was de elite-cavalerie van de Duitse keizer. Het jonge paar vestigde zich in Potsdam. Ze schonk hem drie kinderen, een zoon en twee dochters. De oorlog van 1914 - 1918 had grote zorg met zich meegebracht, omdat zowel de graaf als jonker Wilhelm in Frankrijk aan het front vochten en daar aan grote gevaren waren blootgesteld. De oudste dochter, jonkvrouw Maya, diende haar vaderland als gewondenverzorgster. Het jongste meisje, Elisabeth, was in die tijd nog bij haar moeder. Toen de Duitse keizer in 1918 naar ons land uitweek, bevond ook Von der Goltz zich in zijn gevolg, ontgoocheld door het verlies van de oorlog. Het gezin Von der Goltz nam zijn intrek in Het Jachthuis, gelegen in het kleine landgoed Gulden Bodem tegenover kasteel Zypendaal. In dit laatste woonde nog steeds de oude baronesse Brantsen. Alwina had altijd een hekel gehad aan het naargeestige kasteel in het water en bleef na de dood van haar moeder in 1926 dan ook op Het Jachthuis wonen. Het landgoed Zypendaal werd uiteindelijk verkocht.Alwina voelde zich als 'laatste echte Brantsen' draagster van de familietraditie die haar

  • voorouders reeds koesterden en die zo treffend werd uitgedrukt in de spreuk die zij zich hadden aangemeten - ora et labora, bid en werk. Doch de tijden waren veranderd. De ontginningen waren voltooid en het landgoed Zypendaal was na het overlijden van Alwina's moeder in vreemde handen overgegaan. In Schaarsbergen sprak men nog wel met ontzag over de gravin, doch haar invloed was tanende. Haar steun en toeverlaat, de oude rentmeester die haar nog als klein meisje had gekend, was in 1932 overleden. Hoewel zeker niet onbekwaam, miste zoon Adriaan, die de fakkel van zijn vader had overgenomen, diens ervaring en natuurlijk overwicht. Het opkomend nationaal-socialisme trok diepe sporen in het Duits-Nederlandse gezin. Ofschoon ze met een Nederlandse jonkheer in het huwelijk trad, stak dochter Elisabeth haar sympathie voor het nazisme niet onder stoelen of banken. Haar echtgenoot ontpopte zich als een prominent aanhanger van Musserts NSB. En de graaf had oog voor de belofte die Hitler en zijn trawanten inhielden: revanche voor de smadelijke nederlaag die Duitsland in 1918 had geleden. Een nederlaag die des te harder was aangekomen, omdat die hem ook nog eens uit zijn vaderland had verdreven en hem naar het kleinburgerlijke, a-culturele landje van zijn eega had verbannen. Het plezier dat hij aan de jacht op haar uitgebreide familiebezittingen beleefde, was het weinige dat hem nog enige genoegdoening schonk. De gravin, van huis uit opgevoed in de beste oranje traditie - prinses Juliana verkeerde menigmaal op Het Jachthuis -, had een natuurlijke afkeer van de ordinaire nationaal-socialisten. Dit alles maakte er de verhoudingen binnen de familie niet eenvoudiger op. En die verhoudingen waren nog aanzienlijk verscherpt door de Duitse inval.De graaf en zijn dochter waren opgetogen over de voortvarendheid waarmee Duitsland zijn veroveringsdrift botvierde. Voor schoonzoon jonkheer Daniel leek een gouden toekomst weggelegd! In mei 1940 verwelkomde de oude generaal van de Ulanen zijn volksgenoten allerhartelijkst. Verbolgen als ze daarover was en gekrenkt tot in het diepst van haar ziel, had Alwina bepaald geen geheim gemaakt van haar anti-Duitse gezindheid. Nog steeds werd er in Schaarsbergen gegniffeld als het verhaal werd verteld over de Duitsers die in de meidagen van 1940 bij haar aanklopten om een soldatenbegraafplaats op een hoekje van haar uitgebreide landgoed aan te mogen leggen. Ze walgde van het idee 'dooie moffen' in haar grond te hebben, maar zwichtte uiteindelijk toen een beroep op haar menselijkheid werd gedaan. Dat was een rechtstreeks appel op haar Brantsen-geweten. Maar ze kon niet laten aan haar toestemming de wens te verbinden "... dat ze ervoor zullen zorgen, dat het snel vol komt." Vanzelfsprekend had het verhaal zich als een lopend vuurtje over Schaarsbergen verspreid! "Hoe staat het met het kerkhof?" informeerde Betje ondeugend."Laat ik zeggen," zei Adriaan terwijl hij zich moeizaam in zijn stugge leren jas hees, "dat de gravin op haar wenken wordt bediend! Als het zo doorgaat als de laatste tijd , dan heeft ze niets te mopperen, Betje! Dan zullen we binnenkort moeten uitbreiden!"Dat de graaf hem wel weer spoedig zou ontbieden en om hem op te dragen er voor te zorgen dat hij, de graaf, op de 'germaanse' Heldengedenktag met een imposante krans een goede beurt kon maken bij zijn Duitse vrienden, hield Adriaan maar wijselijk voor zich. Niet alleen omdat dat onder geen voorwaarde de gravin ter ore mocht komen. Nee, in zijn hart geneerde de rentmeester zich ervoor dat hij hieraan meewerkte. Hij moest wel, hij had geen keus. Maar toch ...

  • 3.

    Hij stond nog een enkel ogenblik te luisteren naar het wegstervende geluid van de zware stermotor dat weldra geheel was opgelost in het sonore gedreun van de overtrekkende bommenwerpers. De luchtdoelartillerie leek alles wat schieten kon in de strijd te hebben geworpen. Zijn ogen probeerden tevergeefs de duisternis van de nacht te doorboren en een glimp van de bommenwerpers op de vangen. Met een schok realiseerde hij zich, dat het geen Duitse bommenwerpers waren waarop geschoten werd, maar Britse! En dat het de Duitse FLAK was die hen op de korrel nam.Mondingsvuur flitste aan de horizon, seconden later volgden de doffe dreunen; het gevreesde 88 mm geschut, naar hij vermoedde. De rollen waren nu omgekeerd en daar zou hij nog wel aan moeten wennen! Ondanks de duisternis, wist hij precies waar hij stond. Na ten westen van Arnhem ter hoogte van de spoorbrug de Neder Rijn te zijn gepasseerd, hadden ze hun weg op niet veel meer dan boomtophoogte vervolgd. Een lichte koerscorrectie bracht de Lysander in het verlengde van de weg naar Otterlo. Onopgemerkt passeerden ze op een steenworp afstand de furieus vurende FLAK-stelling op De Hoge Veluwe. De zware schoten resoneerden in de romp en vleugels van het vliegtuig. De zwijgzame piloot zette zijn toestel een goede kilometer verder met een bewonderenswaardige beheersing op de kaarsrechte, maar smalle asfaltweg. Een minuut later was allest voorbij. Niets wees er nog op dat er in deze verlatenheid van de Veluwe zojuist een agent was afgezet. De routine waarmee zijn 'chauffeur' de hele missie uitvoerde, wees er op dat hij, Jan van Dijk, niet de eerste was door hem ver in vijandelijk gebied werd afgezet. Een gerusttellend idee, dat hij niet de enige agent was die Air Intelligence, de inlichtingendienst van de Royal Air Force, in vijandelijk gebied had, al schoot hij daar verder ook niets mee op. Johannes van Dijk, grinnikte hij. In Batavia geboren op 23 maart 1920. Enkele jaren voor zijn geboorte waren zijn ouders naar Indië vertrokken, waar hij in Bandung was opgegroeid. Tijdens zijn verlof in het moederland was de oorlog uitgebroken en was de weg terug. Als het verhaal in twijfel werd getrokken, bestond er maar één remedie: stug blijven volhouden dat het de waarheid was. Omdat het nu eenmaal moeilijk was na te trekken, kon men hem moeilijk anders dan op z'n woord geloven. Tenminste, dat was hem allemaal verzekerd door de mensen van Air Intelligence. Hij hoopte maar dat het zo zou uitpakken.Eén ding was evenwel zeker: over een paar weken zou hij 23 jaar worden. De eerste verjaardag van 'Johannes' op bezette Nederlandse bodem. Hij vroeg zich af hoeveel er nog zouden volgen. Het moest toch gek gaan, wilde het jaar 1944 de bevrijding niet brengen. Koud tot op het bot en verstijfd door het urenlang zitten, ging hij op weg naar zijn eerste contactadres. Vandaar zou hij naar Arnhem, zijn eindbestemming, worden gebracht.

  • 4.

    Te voet legden de rentmeester en het meisje het slingerende pad van de rentmeesterswoning naar Het Jachthuis af. Het karakteristieke huis dat uit het midden van de vorige eeuw dateerde, lag op een heuvel, centraal in het landgoed Gulden Bodem. De gravin verwachtte haar in de salon die een fraai uitzicht bood over het grote, aflopende gazon dat omzoomd werd door rododendrons.Ze bleef staan totdat de oude dame haar uitnodigde plaats te nemen. De gravin nam haar intussen scherp op. De kennismaking bleek niet veel meer dan een vraag en antwoordspel, waarin de gravin de vragen stelde en Irene terughoudend en vormelijk antwoord gaf. "Je weet wat er hier van een meisje wordt verlangd?""Ja mevrouw, mijnheer Tiemens heeft me daarover uitvoerig verteld."Ze begon zich er over te verwonderen, dat de oude dame zovelen vrees inboezemde. Juist daardoor was ze niet bedacht op de volgende vraag die ze afvuurde:"Wat weet je van de situatie hier?"Een moment was ze uit haar evenwicht gebracht. Ze wist niet zo snel wat te zeggen. En dat duurde net iets te lang, realiseerde ze zich. Ze voelde zich kleuren. Nog voordat ze haar korte verwarring te boven was, sprak mevrouw bemoedigend glimlachend het verlossende woord: "Genoeg, zie ik."Alwina nam rustig de tijd om een volgende pijl op haar boog te leggen. "Sinds wanneer woon je bij je tante, Irene?" Een onschuldige vraag waarop ze onbevangen antwoord gaf."Vertel me eens, Irene, wat de reden is dat je bij je tante bent gaan wonen."Weer voelde ze zich overrompeld. Ze stond voor een dilemma; de waarheid spreken of niet? Wat wist de gravin al over haar? Had ze al informatie ingewonnen? Stom, daar had ze Tiemens naar moeten vragen. Ze stond met de rug tegen de muur. Wat had de gravin bedoeld met de vraag over haar eigen familiesituatie? Had ze daarmee haar kaarten op tafel gelegd? Was het een signaal, een uitnodiging om ook maar open kaart te spelen? Kon ze de oude dame vertrouwen? Ze aarzelde nog een moment, maar besloot toen de waarheid te vertellen."Ik ben in Leiden in de problemen gekomen, mevrouw. Het was beter dat ik daar vertrok voordat er ongelukken zouden gebeuren."De gravin keek haar een ogenblik scherp aan, wendde toen haar blik af, stond langzaam op uit haar fauteuil en deed een paar stappen naar het raam. Ze keek naar buiten zonder de tuinman te zien die bezig was het pad tussen de gazons sneeuwvrij te maken. Hoelang ze daar roerloos bleef staan, wist Irene zich naderhand niet meer te herinneren. Langzaam maakte de licht gebogen gestalte van de oude vrouw zich los uit de omlijsting van het venster. "Je kunt gaan, Irene. Tiemens zal je bescheid geven."Toen de deur achter haar in het slot viel, slaakte ze ongemerkt een zucht van verlichting. Ze haastte zich terug naar de Gulden Spijker, de rentmeesterswoning. Maar vader was niet meer thuis, vertelde een van z'n zoons. Hij was met een houthandelaar het bos in. De volgende dag kwam hij in de winkel vertellen dat ze maandagochtend om zeven uur op Het Jachthuis werd verwacht.

  • 5.

    Het verbaasde hem eigenlijk hoe onopvallend hij zijn plaats in de samenleving had kunnen innemen. Het was zo glad verlopen, bijna te mooi om waar te zijn. Er moesten toch diverse mensen zijn die wisten dat er iets met hem aan de hand was. Natuurlijk de boswachter waar hij in de nacht van aankomst zijn bagage kon ophalen. Maar wist die meer dan dat er iemand een koffer kwam afhalen die eerder was gebracht? Het was niet aannemelijk. Hetzelfde gold waarschijnlijk voor het oude echtpaar in de Brugstraat, vlak bij het station, dat hem gastvrij had ontvangen. Zouden zij al vaker vreemde kostgangers hebben gehad? De Koning dan, die hem op het postkantoor had aangenomen? Het kon haast niet anders of die moest meer weten. Anders zou de kans en dus het risico veel te groot zijn dat er iets mis liep. Tot hoever reikte zijn kennis? Niet verder dan strikt nodig was, daar kon je wel van uitgaan. Het was maar de vraag of hij wist dat Van Dijk niet zijn ware achternaam was. Wie wist er veel en wie weinig? Was er aan deze zijde van de Noordzee eigenlijk wel iemand die alles wist? Een grote regisseur, heel nabij of veraf? Of waren de kaarten in Engeland gestoken en trok men er daar een, al naar gelang de noodzaak daartoe bestond? Was zijn toekomstig contact al op de hoogte van zijn aanwezigheid? Was die al druk bezig hem te observeren? De gedachte daaraan bezorgde hem een gevoel van onbehagen. In Londen was hij keer op keer gewaarschuwd voor provocateurs van de Duitsers, zogenoemde V-mannen, die zijn pad konden kruisen. Waar waren ze, wie waren het? Hij besloot, zolang hij al zijn aandacht moest besteden aan de werking van het postwezen met zijn talrijke voorschriften en formulieren, zich over al deze vragen maar niet al te druk te maken.Begin maart liet De Koning hem bij zich roepen. Er kwam een postwijk vrij in het zuidelijke deel van Schaarsbergen. Dat wil zeggen, de Zypendaalseweg vanaf de boerderij De Teerplaats, delen van de Schelmseweg, Bakenbergseweg en Kemperbergerweg en de gehele Stroolaan met de daarop uitkomende paden. Of hij daarvoor voelde. Weer vroeg hij zich af of en zo ja, in hoeverre De Koning op de hoogte was van zijn missie. "Ik kan niet garanderen dat de grenzen van deze wijk niet spoedig veranderen. Zoals je misschien al ter ore is gekomen, zijn we bezig om met de oude Beumer aan de Kemperbergerweg een regeling te treffen voor de sluiting van zijn postagentschap. Er zitten nogal wat haken en ogen aan, maar als het door gaat, zullen we de rest van Schaarsbergen vanuit dit kantoor gaan bedienen. Misschien is de boslucht goed voor je gezondheid. Denk er maar eens over na. Tussen twee haakjes, praat er voorlopig nog met niemand anders over, wil je. De zaak met Beumer ligt nogal gevoelig."'De rest van Schaarsbergen'; dat was waar alles om draaide. Hij kende de plattegrond van het dorp maar al te goed van de stapels luchtfoto's die hij samen met een jonge vrouwelijke luitenant van de foto-interpretatiedienst had doorgewerkt.Vier wegen legden een enorme rechthoek in het landschap. In het zuiden liep de Schelmseweg van oost naar west, in het noorden de Koningsweg. Aan de westzijde verbond de Kemperbergerweg en aan de oostzijde de Deelenseweg beide wegen. De meeste bebouwing lag als een lint aan de westzijde langs de Kemperbergerweg. Alleen de kerk, de pastorie, enkele woningen, de school en het blokje arbeiderswoningen dat Casa Nova heette, lagen aan de oostkant van die weg.In de hoek Koningsweg - Deelenseweg was eveneens een aantal woningen gesitueerd. En dan was er de Stroolaan, die de verbinding vormde tussen de Kemperbergerweg en de Bakenbergseweg, welke laatste ter hoogte van de wijk Hoogkamp de Schelmseweg kruiste. Ook daar veel bebouwing. Daarnaast was er sprake van veel verspreid liggende, dikwijls afgelegen woningen en boerderijen. Bijzonderheden? Ja zeker. Schaarsbergen

  • leek grotendeels ondergedoken te zijn in één groot, vrijwel aaneengesloten bosgebied. Maar dat was niet het enige. Op de luchtfoto's had hij steeds weer een markante, gebogen baan van west naar oost gezien."Daar bereiden de Duitsers de aanleg voor van een - wat zij noemen - Autobahn. Een brede weg met aan weerszijden twee rijstroken tussen de Nederlandse kuststreek en Duitsland," lichtte de officier toe. "Maakt uiterst snelle troepenverplaatsingen mogelijk."Aardig wijffie, pittig ding. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, taxeerde hij haar. Onverstoorbaar had ze hem op de Deelenseweg opmerkzaam gemaakt en wees ze met een potlood aan: "Vanaf dit punt zijn de Duitsers bezig de tramlijn die vanuit het centrum naar deze wijk loopt ... even kijken ..." ze neusde in haar papieren "ja ... lijn 3 om precies te zijn, te verlengen." Hij had zich verbaasd afgevraagd hoe ze wist dat het lijn 3 was. Dat de vrouw uit een luchtfoto veel kon opmaken was hem inmiddels wel duidelijk. Maar het nummer van de tramlijn? Nee, dat leek hem wel erg sterk. Blufte ze? Die indruk kreeg hij niet. Hij zou wel zien!Jan dacht met genoegen terug aan de briefing die zij hem had gegeven. Ze moest,ondanks haar jeugdigheid, een kei op haar vakgebied zijn, schatte hij. Ze leek geheel in haar werk op te gaan. Haar aanstekelijke enthousiasme stond overigens in schril contrast met de eentonigheid waarmee een gezette vijftiger - die nog stonk ook - zijn lesjes over verbindingen en alles wat daarbij kwam kijken, voor hem opdreunde. Het weinige dat hem van 's mans lessen was bijgebleven, was dat antennes verraadden voor welk doel zenders werden gebruikt. Zo waren er richtantennes geschikt voor het tot stand brengen van radioverbindingen naar een bepaalde plaats. Met peilantennes kon de richting worden vastgesteld waaruit radiosignalen kwamen. Kenmerkend was dat zulke antennes draaibaar waren. Matras- en paraboolvormige antennes (zogenaamde schotelantennes) behoorden meestal bij radiomeetapparatuur voor het opsporen van vliegtuigen. Nee, gaf hem de lessen van die luchtfoto-tante maar!"Deze hier is de Koningsweg ..., de grote 'wildwissel' door uw toekomstig jachtrevier," had ze in een poëtische opwelling gezegd terwijl ze op de rechte lijn op een foto wees. Zij had dus van zijn missie geweten. Wat zich aan weerszijden ervan precies afspeelde, was voor een deel nog een mysterie. In elk geval lagen er militaire objecten te kust en te keur. Komend vanaf de weg Arnhem-Apeldoorn had men direct aan de rechterzijde al uitzicht op een verbindingsstation op de Galgenberg bij Terlet. Dan een opslagplaats van bouwmaterialen, direct rechts langs de weg. Aan de linkerzijde tekenden zich dan de rode bakstenen gebouwen van een groot kamp af, dat de Duitsers Groß Heidelager schenen te noemen. Eenmaal het kruispunt met de weg naar Hoenderloo gepasseerd zijnde, begon aan de rechterzijde, zij het op enkele honderderden meters afstand en door bos aan het oog onttrokken, het vliegveld Deelen. Het grootste en best geoutilleerde Duitse vliegveld in Nederland, volgens de luitenant. Ontworpen voor bommenwerpers, maar hoofdzakelijk gebruikt door nachtjagers. Verderop kwam men op de hoogte van het Klein Heidelager, dat links in het bos verscholen lag. Tussen de gebouwen voor huisvesting van personeel - "denk vooral aan nachtjagerbemanningen" - lag daar ook een commandocentrum van de nachtjagers. Het kruispunt met de Deelenseweg voorbij, doemde al spoedig aan de rechterzijde een complex verspreid staande legeringsgebouwen op. Daarachter, overigens nog steeds onzichtbaar, strekte zich het vliegveld uit. Weer een kleine kilometer verder, enkele honderden meters na de kruising met de Kemperbergerweg, lag tenslotte de laatste belangwekkende Duitse nederzetting. Daar was aan de linkerzijde van de weg het grote complex van het 'sanatorium' Koningsheide gesitueerd. Een particulier krankzinnigengesticht, dat de Duitsers hadden gevorderd.

  • Duitsers in het krankzinnigengesticht ... Het was geen slechte keus geweest, er zat een sterke symboliek in, vond Jan.In korte tijd had de bezetter een flink aantal bakstenen barakken op het uitgestrekte terrein uit de grond laten stampen. Ze waren kennelijk nogal wat van plan. Achter het voormalig hoofdgebouw van het sanatorium stond een gebouw dat zich in vorm en grootte duidelijk van de andere nieuwbouw onderscheidde. Aan de overzijde van de Koningsweg, de noordkant dus, werd nog koortsachtig gebouwd. De vraag of en zo ja welke relatie deze concentratie van gebouwen met het vliegveld had, was nog niet opgehelderd. Tot nu toe was er bij geen enkel vergelijkbaar vliegveld iets dergelijks waargenomen. Jans opdracht was het om opheldering te verschaffen over hetgeen er zich op het terrein van het voormalige gesticht afspeelde, want daarover maakten de Britten zich grote zorgen."De adelaar heeft zich er genesteld en we willen weten wat hij daar aan het uitbroeden is," zoals een inlichtingenofficier het uitdrukte.Voor het indrukwekkende vliegveld Deelen leek Air Intelligence veel minder belangstelling te hebben. Of het vliegveld had nauwelijks nog geheimen voor hen. Dat kon ook natuurlijk. Wat het vliegveld betrof, daarvan lagen de installaties over een grote oppervlakte verspreid. Het viel niet te ontkennen, dat de ingenieurs bij het ontwerpen van het veld handig gebruik hadden gemaakt van de mogelijkheden die de beboste omgeving bood om belangrijke objecten aan het oog te onttrekken. Het startbanenstelsel leek op te gaan in het patroon van het omringende landschap. De rolbanen volgden zoveel mogelijk de grenzen tussen de bospercelen en het open veld. Veel hangars en werkplaatsen waren in de vorm van boerderijen en landbouwschuren opgetrokken en opstelplaatsen van nachtjagers gingen schuil onder camouflagenetten. Het had allemaal niet kunnen verhinderen, zo stelde Jan tevreden vast, dat de Britten er in waren geslaagd het veld de meeste van zijn geheimen te ontfutselen. En dat kon er alleen maar op duiden, dat er ook flink gespioneerd werd. Een geruststellende gedachte. Temeer daar hij zich moest concentreren op wat de Duitsers op het terrein van het sanatorium in hun schild voerden.

  • 6.

    Het was opvallend hoe gemakkelijk de bezetters zich in het Arnhemse openbare leven bewogen. Aanvankelijk had de aanblik van Duitse soldaten hem vrees ingeboezemd, doch allengs verdween dat. De grauwe Luftwaffe uniformen waren langzamerhand tot het alledaagse Arnhemse straatbeeld gaan behoren.De oude postbesteller van de Arnhemse wijk Hoogkamp stelde tevreden vast, dat zijn leerling goede vorderingen maakte en het wel zou klaren in z'n eigen wijk. In de drie maanden die volgden, kreeg hij een goed beeld van zijn deel van Schaarsbergen. Zo waren de brieven die hij op Het Jachthuis moest bezorgen, vaak van een bedenkelijke herkomst. Dan waren er nog diverse adressen die regelmatig NSB-post ontvingen. Eén adres intrigeerde hem; Bakenbergseweg 257. Het witte huis heette De Enck. Het was de woning van de boswachter van het landgoed Warnsborn. W.C. van Buuren, volgens het geëmailleerde naamschildje op de deurpost. Tot dan toe had hij de boswachter echter nog nooit gezien. Op een dag bekroop hem een akelig vermoeden toen hij op dat adres een Roode Kruis envelop met diverse Duitse stempels moest bezorgen, bestemd voor mevrouw Van Buuren. Dat zag er niet best uit ... Voordat Jan bij de boswachterswoning heuvel af Warnsborn insjeesde om hotel Groot Warnsborn en de daar in de buurt gelegen woningen en boerderijen aan te doen, ging hij meestal nog even bij het nabijgelegen klooster van de Carmelitessen langs. Het aanzienlijke aantal nonnen dat daar woonde in aanmerking genomen, had hij er maar weinig te bezorgen. Het was een nogal strenge orde, had hij gehoord. Ze zouden wel niet veel post mogen ontvangen. Al fietsend en bestellend leerde hij zo zijn pappenheimers in Schaarsbergen aardig kennen. Naar verhouding bezorgden hem de kostgangers nog het meeste werk. Die hielden er doorgaans een uitgebreide briefwisseling met het thuisfront op na. En kostgangers waren er genoeg in dit deel van het dorp. Voor lui die wilden werken, was in de bouw op en rond het vliegveld goed geld te verdienen. En menig inwoner van Schaarsbergen pikte graag een graantje mee door de werklui, die soms van heinde en verre kwamen, een verzorgd onderdak te bieden.

    Eind mei kreeg Jan te horen dat hem het noordelijk deel van Schaarsbergen was toegewezen. De huizen aan de Koningsweg gingen het leeuwendeel van zijn adressen uitmaken. Eindelijk was hij waar hij zijn moest. Nu diende hij nog een nieuwe 'uitvalsbasis' zien te vinden in de buurt van het sanatorium die hem in staat stelde zijn spionagewerk zo onopvallend mogelijk uit te voeren. In de eerste weken op z'n nieuwe postronde knoopte hij her en der gesprekjes aan, maar erg vlotten wilde het niet. De kostgangers zaten hem lelijk in het vaarwater. Het was uiteindelijk de oudste zoon van de hoofdmeester van de School met de Bijbel die met een goed idee kwam. Achter de pastorie, iets verderop, stond een stenen schuur, waar vroeger de koets en het paard van de dominee in werden gestald. Er hoorde ook een oud koetsierskamertje bij, wist hij te vertellen. Dat werd nu alleen als rommelhok gebruikt. Misschien kon Jan het krijgen. Er moest wel wat van te maken zijn, dacht de jongen. Hij moest maar eens vragen. Tien minuten later stond hij met de post in de hand op de stoep van de statige pastorie. Een meisje van een jaar of tien deed open."Nee, vader is niet thuis. Hij is op ziekenbezoek. Maar vanmiddag is hij er wel," voegde ze er snel aan toe.Of hij dan alvast even bij de schuur mocht kijken. "Jawel hoor," zei ze na een korte aarzeling.

  • Hij liep om het huis heen naar de grote schuur. Twee hoge, gebogen deuren lieten zien waar eens de koets werd gestald. Dan zou het kamertje wel achter de smalle, lange ramen in de kopgevel liggen, dacht hij. Wat hij zag overtrof z'n stoutste verwachtingen. Na het nodige opruim- en opknapwerk zou hij daar een ideaal onderkomen aan hebben. Een deur en een raam op het zuiden, elektrisch licht, een kraan en zelfs een schoorsteen zaten erin. Precies wat hij zovht!Geschikter kon zijn onderdak nauwelijks zijn, een betere ligging kon hij zich niet wensen. De eerste gebouwen op het terrein van het sanatoriumkamp lagen op nog geen driehonderd meter afstand!

    De warande hield het zonlicht uit de kamer, waarvan de achterwand - op een kastdeur na - geheel door boekenplanken in beslag werd genomen. Voor de pastorie stonden grote tamme kastanjebomen die voor de nodige schaduw op de warande zorgden. Het venster in de zijmuur bood een blik op het pitoreske, met klimop begroeide kerkje dat zich leek te koesteren in de middagzon. De vredige stilte van het moment werd wreed verstoord door het zware dreunen van naar maximum vermogen opgejaagde vliegtuigmotoren, dat de ruiten een moment deed meetrillen. Het motorlawaai stierf even plotseling weg als het was opgekomen. Naderende voetstappen in de gang kondigden de komst van de dominee aan. Een gedistingeerde man, rond de vijftig, schatte hij. Hij was hem al een paar maal op de fiets tegengekomen, niet wetende dat het de dominee was."Jespers." Maar dat wist hij al van de post.Tijdens de uitleg van het doel van z'n komst merkte hij dat de zielenherder niet erg enthousiast was. Voor de zekerheid deed hij er een schepje bovenop. Echter, het argument dat hij een dringend om hulp verlegen mens met weinig moeite uit de brand kon helpen, leverde niets anders op dan een langgerekt: "tjsaaa ... Maar u beschikt momenteel toch over onderdak?"De mecaniciens op het vliegveld lieten de ruiten van de pastorie opnieuw rammelen. Het stelde hem een ogenblik in de gelegenheid om zich op zijn aanpak te beraden. De dominee was niet bijster enthousiast, dat was wel zeker. De kans was dus levensgroot dat hij, wanneer hij het niet over een andere boeg gooide, bot zou vangen. En dat nu moest hij kost wat kost zien te voorkomen. Het koetsierskamertje zou hem niet ontglippen! Kost wat kost ...? Kost wat kost ...? Het mocht best wat kosten ..., dat was het punt niet. Eens proberen of deze dienaar des Woords voor Mammon op de knieën was te krijgen ... Het tractement van een dorpspredikant was niet overdadig, zeker niet als er ook nog kinderen van onderhouden moesten worden. Schraalhans mocht dan waarschijnlijk niet in hoogst eigen persoon keukenmeester zijn, het was in elk geval wel een naast familielid van hem dat in de pastorie achter het fornuis stond, veronderstelde Jan. En inderdaad, het vooruitzicht op gewin deed Jespers'aanvankelijke reserves als sneeuw voor de zon smelten.Och, veel hoefde hij er niet voor te hebben, zo probeerde hij z'n overstag gaan nog wel te camoufleren, het hok werd toch alleen maar gebruikt voor opslag van spullen die net zo goed naar de zolder konden. Voor de goede orde wilde hij nog wel even contact opnemen met de kerkvoogd; die mocht eens bezwaar maken. Per slot van rekening waren de pastorie en de schuur van de kerk.Maar de kerkvoogd vond het best, dominee had zijn zegen.

  • 7.

    De kortste weg, al was het niet de gemakkelijkste, was het pad dat schuin tegenover de winkel op de Stroolaan uitkwam en langs het hek van de oude buitenplaats Menthenberg omhoog liep naar de Schelmseweg. Het was een steil pad, een hele klim. Alleen als ze laat was ging Irene op de trappers staande naar boven. Het pad bleef klimmen tot kort voor de Schelmseweg, daarna liep het weer af. Vanaf de betrekkelijk drukke Schelmseweg liep een beukenlaan het landgoed Gulden Bodem in en voerde vrijwel rechtstreeks naar Het Jachthuis. Dit was de onopvallende 'achteringang' die ook prins Bernhard gebruikte wanneer hij en prinses Juliana op Het Jachthuis op bezoek kwamen. Het werk op het huis liet haar nog voldoende tijd om ook in het winkeltje bij te springen. Veel klanten stelden hun bezoek zelfs uit tot het ogenblik waarop zij weet achter de toonbank stond. Dat waren de knapen uit de Stroolaan en wijde omgeving. Het nieuws, dat er bij Betje van Brakel een aardig nichtje logeerde, had zich als een lopend vuurtje onder de plaatselijke opgeschoten jeugd verspreid. De omstandigheid dat ze 'stads' was kon niet verhinderen dat de jongelui danig onder de indruk raakten van haar verschijning. Hoe kon het zó groeien in de stad! Dat ze keen katje was om zonder handschoenen aan te pakken, zouden enkele overmoedigen - tot groot leedvermaak van de wat verlegener types - weldra ervaren. Zij zette hen even vriendelijk als afdoende op hun nummer. Maar desondanks bleven ze komen. Want Irene was toch een verduveld leuk grietje! Stel je voor dat je je ooit nog eens de gelukkige zou mogen noemen ... Betje van Brakel had er wel schik in; de omzet voer wel bij de belangstelling die het manvolk voor haar nichtje toonde.

  • 8.

    De graaf was kort na de lunch in vol ornaat vertrokken. Waarschijnlijk om de begrafenis van een of andere belangrijke Duitse militair bij te wonen. Gedachtig het gezegde dat je, zolang je maar niets zegt ook niet op een weerwoord hoeft te rekenen, vertelde hij zijn vrouw maar niet meer waar hij naar toe ging. Het maakte haar niet veel uit. Zij wist toch wel, wanneer hij weer naar zijn 'verkeerde vrienden' ging. Het hoorde allemaal bij de gewapende vrede, die er in Het Jachthuis heerste.De vorige dag had tuinman Busser de kleinkinderen met de open koets naar het station gebracht, de rust was sindsdien weergekeerd op Het Jachthuis. Toen Irene mevrouw de thee serveerde, nodigde zij haar - overigens zeer tegen haar gewoonte in - uit om een kopje mee te drinken. Ze moest het tweemaal vragen, voordat ze Irene ervan had overtuigd dat ze het meende.Terwijl Irene inschonk, weerklonk een salvo geweerschoten. Hun blikken ontmoetten elkaar. De geweren van het erepeloton op de nabije soldatenbegraafplaats waren niet de enige die vuur schoten.Mevrouw barstte los, haar bibberige stem vol opgekropte woede."Daar gaat weer zo'n mof mijn grond in! Het gespuis, ze doen maar. Laat ze het hele bos maar vol stoppen ... hoe meer, hoe beter! En als de graaf met dat schoelje blijft omgaan, komt hij er op een kwade dag ook nog terecht. Wie met pek omgaat ..."Haar Brantsen aard had gezegevierd over de loyaliteit aan haar man.Het luchtte haar op. Ze bevroedde echter nog niet hoe snel ook deze keer haar wens in vervulling zou gaan. Twee dagen later vroeg de rentmeester om een onderhoud. Hij had zich voor alle zekerheid voorzien van de begeleiding van de heer Frederiks, directeur van de gemeentelijke Dienst van Reiniging, Ontsmetting en Landelijke Eigendommen (waar begraafplaatszaken onder vielen), maar dit 'extra gewicht' was eigenlijk niet nodig geweest. Tiemens en Frederiks kregen de vrije hand gekregen om de begraafplaats naar believen uit te breiden. Ze zat ontspannen in haar stoel en keek Irene rustig aan. Ondanks het grote standsverschil, was het gesprek tussen beide vrouwen zeer geanimeerd, het verliep bijna vriendschappelijk. De gravin bleek meer over haar te weten dan ze voor mogelijk had gehouden. En ze sprak vrijelijk over haar man en z'n Duitse vrienden, die allen tot de bezettingsmacht behoorden. Van tijd tot tijd ontving hij ze op het Huis, wat zeer tegen haar zin was. Maar ze kon het hem niet beletten en er restte haar weinig anders dan zich tijdens die hoogst onaangename momenten op haar kamer terug te trekken. Irene wist al van die bijeenkomsten. Ze had het gezelschap al enkele malen 's avonds moeten bedienen. Ze spraken Duits, maar dat het militairen waren, had ze niet geweten. Ze kwamen altijd in burger.Maar het lag natuurlijk wel voor de hand, dat ze officieren waren, bedacht ze."Zou je mij een plezier willen doen?" vroeg de gravin onverwacht."Met alle genoegen, mevrouw.""Wat ik je nu ga laten zien, ga vertellden en ga vragen, blijft onder ons. Kun je me dat beloven, mijn kind? Over al het andere dat we hier besproken hebben, mag je met iedereen praten, wanneer je daar behoefte aan hebt. Dat deert me niet. Ik ben ook niet van plan mijn mond te houden. Wij Brantsens hebben ons altijd voor het koningshuis ingezet. God, Nederland en Oranje, in die volgorde. En ik, als laatste Brantsen, stel er een

  • eer in dat vaandel nu te mogen dragen. Dat ik met een Duitser ben gehuwd doet daar niets aan af. Totaal niets."Irene was bang, dat ze weer in woede zou ontsteken, maar zij beheerste zich."Over het volgende moet je dus zwijgen als het graf." Ze liep naar een nis in de muur naast de open haard. Het zat ongeveer op borsthoogte, er stond een grote Chinese vaas in. Voorzichtig nam de gravin de vaas in haar arm, de deksel hield ze behoedzaam met haar andere hand vast. Ze draaide zich half om."Kijk", knikte ze in de richting van de nis, waar vanuit de achterwand een sierlijk gesneden houten kopje stak. "Wel eens van een spreekbuis gehoord? Nu, dit is er een. Een echte. Hij zat al in het huis toen wij hier onze intrek namen. Hij komt uit in de keuken hieronder. Ik heb er trouwens nooit gebruik van gemaakt, ik hield er niet van om door zo'n ding te praten. Haal die stop er maar eens uit," nodigde ze Irene. Irene trok het kopje voorzichtig uit de muur. Ze zag nu dat de stop een buis afsloot die in achterwand van de nis verdween."Als je nu je oor beneden te luisteren zou leggen, zou je ons goed kunnen verstaan," lichtte de oude vrouw toe. "Als je ook daar de stop eerst verwijdert, tenminste. Geen wonder natuurlijk, want we staan nu dicht bij de opening. Maar het bijzondere van dit ding is, dat wanneer wij verder in de salon zouden staan, wij beneden nog even goed te verstaan zijn. Ik heb me laten vertellen dat dit komt door de bijzondere vorm van de nis. Die heeft een parabolische vorm en werkt als het ware als een reuze oorschelp." De gravin vertelde, terwijl ze al die tijd met het kostbaar porselein in de arm bleef staan, dat naar zij wel eens had gehoord, de vrouw van een vorige bewoner van het Huis zich van de buis had bediend. Zij had een zwakke gezondheid gehad en lag veel en lang in de salon te bed. Omdat zij haar personeel, wanneer dat beneden in de keuken was, zonder al te grote stemverheffing vanuit elke hoek van de salon opdrachten moest kunnen geven, zou de nis aan het uiteinde de buis zijn aangelegd. "Voor de juistheid van het verhaal sta ik niet in, maar mooi vind ik het wel. En doe die stop er maar weer in," zei ze gehaast en schoof de vaas vervolgens op haar plaats terug. Ze klopte zich demonstratief af. "Een interessant ding, die spreekbuis, nietwaar?" Irene voelde dat de oude vrouw haar scherp aankeek. Alsof ze op een reactie wachtte, een teken waaruit bleek dat zij haar begreep. De gravin had haar het bestaan van de in onbruik geraakte spreekbuis niet zonder reden onthuld. Ze moest daar een bedoeling mee hebben. En wat kon die anders zijn dan dat zij, Irene, van het ding gebruik zou maken? Niet in het gewone werk van alledag. Nee, als de gravin dat had bedoeld, dan had ze dat wel gewoon gezegd. Trouwens, had ze niet verteld dat ze het maar niets vond om door dat ding te praten? "Heel interessant, mevrouw" antwoordde Irene, "ik heb zo'n spreekbuis nog nooit in het echt gezien. Zou daar het gezegde 'het oor te luisteren leggen' vandaan komen?" Alwina von der Goltz-Brantsen glimlachte tevreden. "Kom, ik heb nog veel te doen." Ze beschouwde het samenzijn als beëindigd.Gestommel in de hall en gehaaste voetstappen op de trap duidden er op dat de graaf weer terug was van de soldatenbegraafplaats. Tijdens de weg naar huis brak Irene zich het hoofd over de vraag wat de gravin nu eigenlijk met haar voor had. Hoe langer ze erover nadacht, hoe waarschijnlijker het haar leek, dat de gravin haar wilde aansporen om gesprekken, die in de salon werden gevoerd, af te luisteren. Gesprekken van de graaf met zijn Duitse vrienden? Verwachtte de gravin,

  • dat zij haar op de hoogte zou houden van wat die kerels bespraken? Zo ja, wat bereikte ze er anders mee dan zich nog meer ergernis op de hals te halen? En waarom had ze dat dan niet op de man af gevraagd of gewoon opgedragen? Zo verlegen was ze niet! Maar wat was dan de zin geweest van die hele poppenkast?Ze kwam er niet uit en besloot de vraag voorlopig maar te laten voor wat die was. Komt tijd, komt raad. Ze zou wel zien. De eerste gelegenheid om de spreekbuis te beproeven deed zich kort daarop voor. De eerstvolgende eerste maandag van de maand, de vaste dag waarop de graaf in elk geval gasten ontving, viel op 5 juli. Zo onopvallend mogelijk wierp Irene die middag een laatste blik achter de Chinese vaas. De stop lag er achter ... De graaf, die aan het begin van de avond al enige tijd op de uitkijk had gestaan, ging zijn twee gasten, die op hun verzoek via de achteringang van het landgoed waren aangekomen, tegemoet zodra hij hen in het vizier kreeg. Na een hartelijke begroeting leidde hij hen naar de stoelen die hij op het terras voor de salon klaar had laten zetten. Het was een van die zeldzame zomeravonden waarop men tot na middernacht buiten kon blijven zitten. Het was windstil, de zwaluwen scheerden hoog langs de hemel, het laatste kostje gevleugelde insecten voor hun altijd hongerige kroost bij elkaar jagend. Met het vallen van de nacht zouden de vleermuizen, die in groten getale in de beukenbossen rondom huisden, hen aflossen."Ik stel het zeer op prijs, Falck, dat je je vanavond hebt kunnen vrijmaken om hier te komen,"begroette Von der Goltz de slanke, zwartharige jongeman die zojuist met grote snelheid en een stofwolk achter zich latend, was komen aanrijden en z'n auto vlak voor de deuren van het koetshuis tot stilstand had gebracht. En dan met iets van een verwijt in z'n stem: "Je bent de laatste." Terwijl Falck zich, met een doos onder de arm, op aanwijzing van de gastheer bij de mannen op het gazon voegde, ging de graaf naar binnen om de meid te schellen. In de doos zat een reeëngeweitje, dat op een fraai eikenhouten schildje was bevestigd. Deze trofee, afkomstig van een reebok die Herr General, zoals Falck de graaf aansprak, tijdens een jachtpartij in Falcks revier had geschoten, bood hij hem aan ter herinnering en als dank voor de jachten die hij als zijn gast had mogen meemaken. De graaf toonde zich uiterst verguld met het geschenk. Hij mocht die Falck wel, al was hij geen Ulaan.Wittmer en Giskes, die beiden geen enkele jachtpassie bezaten, keken geamuseerd toe. "Kijk Heiner" wees Falck Wittmer op de schemerdonkere hemel waarin steeds meer vleermuizen buitelden: "De nachtjagers komen weer in actie, er is nog hoop!" Het was een speelse poging om de rivaliteit aan te wakkeren, die als een veenbrand smeulde tussen de piloten van de dagjagers en die van de nachtjagers. "Ik begin anders wel last te krijgen van het ongedierte waar die nachtjagers van jou het op gemunt hebben" kaatste Wittmer terug, op dat moment in het midden latend of hij de muggen of de Britse bommenwerpers bedoelde.De club van vier trok zich weldra terug in de salon waarvan de ramen werden gesloten. Falck stelde voor om zijn opvolger als commandant van het Nachtjagdgeschwader, een zekere Major Werner Streib, ook in déze kring zijn plaats te laten innemen. Toen Von der Goltz hoorde, dat ook Streib een verwoed jager was, stemde hij direct in. Alsof niet Giskes, hoofd van de Duitse militaire contra-spionagedienst in ons land, de Abwehr, maar hij, Generalmajor außer Dienst Von der Goltz initiatiefnemer van deze bijeenkomsten was geweest. Giskes had, zoekend naar een geschikte gelegenheid om onopvallend over veiligheidsaangelegenheden betreffende deze voor de Duitsers zo belangrijke regio te kunnen overleggen, na zijn kennismaking met de bejaarde vleugeladjudant van de keizer, het oog op diens huis laten vallen. Het was een ideaal trefpunt. Enerzijds goed bereikbaar, anderzijds afgelegen in een royaal park dat streng verboden was voor onbevoegden. En

  • wat misschien nog het belangrijkste was: hier kon men vrijuit spreken, hier hoefde niemand een blad voor de mond te nemen. Daarbij kwam nog, dat Von der Goltz een goede gastheer zou zijn, wist Giskes. De oude edelman droeg de Duitse zaak immers een goed hart toe. En was dit ook niet dé kans voor de oude generaal om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen op militair gebied? Zo'n kans zou de oude vos niet laten glippen, verwachtte Giskes. En Giskes had het bij het rechte eind. De graaf stemde direct met zijn voorstel in, zich daarmee misschien niet willens, dan toch in elk geval wetens onvermijdelijk echtelijke problemen op de hals halend. Als het niet anders kon, moest hij dat er dan maar voor over hebben. Nadat op het schellen de glazen opnieuw gevuld waren, nam het serieuzere gedeelte van de bijeenkomst een aanvang. Irene zat ingespannen te luisteren. De buis vervormde de stemmen enigszins. Ze klonken beneden in de keuken wat holler, alsof de mannen achter in een tunnel zaten. Merkwaardig vond Irene dat het wel leek dat sommige bijgeluiden, zoals het tikken van de lepeltjes in de kopjes, extra versterkt leken te worden. De heren werden spraakzamer. Volgens Wittmer, die als chef van de staf van het Twaalfde Vliegerkorps in Driebergen ook de dagelijks berichten uit het zuidelijk deel van Europa onder ogen kreeg, stond het geallieerde leger op het punt om in Italië aan land te gaan. "En het zou mij niet verbazen, wanneer ons hier in het westen op termijn iets dergelijks te wachten staat," haakte Giskes daar op in. Hij maakte melding van de vorderingen bij het radiospel dat hij met 'die aan de andere kant van de vijver' voerde. "Vorige week zijn de Oberstleutnant - hij knikte richting Wittmer - en ik er weer met de Storch op uit geweest om een geschikt afwerpterrein in Drente te vinden. Het blijft toch altijd weer spannend of we ze weer zo ver hebben kunnen krijgen om opnieuw wapens en agenten af te werpen.""Het moet toch een keer misgaan," veronderstelde Wittmer, "die lui van het andere veldpost-nummer zijn toch ook niet helemaal achterlijk, zou je zo denken.""Dat zijn ze ook niet, maar we proberen het toch zo lang mogelijk te rekken om ze nuttige informatie te ontfutselen alsmede mensen en wapens afhandig te maken," aldus Giskes. "Bovendien: zolang ze hun handen vol hebben aan dit spel, hebben ze geen tijd om andere streken uit te halen! We zullen wel zien waar het schip strandt!"Eigenlijk was het verbazingwekkend, stelde Irene vast, hoe goed ze hier de gesprekken boven haar hoofd kon volgen. De bouwmeesters van vroeger stegen een flink stuk in haar achting. Petje af voor mensen, die zoiets met zulke simpele middelen wisten te bereiken. Dat mocht gezien worden ... nee, dat mocht gehoord worden, in dit geval. Al dat Duits was wel even wennen. Alleen als de heren door elkaar spraken, had ze de grootste moeite ze te volgen. Maar gelukkig voor haar, lieten ze elkaar doorgaans netjes uitspreken. "Is er nog nieuws uit deze streek?" hoorde ze de graaf vragen, hopend op opbeurender nieuws."Voor zover ik weet hebben ze nog geen belangstelling voor u, Herr General," grapte Giskes. De graaf lachte, maar net iets te luid, vond Falck die zijn naam alle eer aan deed door een scherp waarnemer te zijn. Hij realiseerde zich dat het nieuws uit het zuiden van Europa de oude vechtjas pijnlijk had getroffen. Die liet zich niets op de mouw spelden. Die wist hoe de hazen liepen. "De man die uw staf in de gaten houdt, Falck, heeft mogelijk wel een spoor. Hij meldde de afgelopen week dat hij door de ondergrondse is benaderd. Ik ben benieuwd of het iets gaat opleveren. We zullen zien ... Ik houd u in elk geval op de hoogte." Falck knikte, maar dat ontging Irene.Vervolgens nam Wittmer het woord. Het was hoogst merkwaardig en in zekere zin ook

  • teleurstellend, dat het lokaas dat de Abwehr bij zijn hoofdkwartier in Driebergen had gedetacheerd, nog nooit door het verzet was benaderd, noch op enige andere ondergrondse activiteit was gestuit. Onderweg hier naar toe hadden Giskes en hij de kwestie nog eens doorgesproken. Daarbij was ook ter sprake gekomen, dat de belangrijkste operationele taken intussen waren overgegaan van het Fliegerkorps naar de Jagddivision, sinds die begin vorig jaar in Schaarsbergen was neergestreken. En welke bijzondere maatregelen waren daar met het oog op de veiligheid van de Divisionsstab getroffen? Precies, geen enkele! Waren ze daarmee niet erg nalatig geweest? Ja, dat waren ze zeker. Wittmer nam op zich om op korte termijn een afspraak voor Giskes en hemzelf bij Generalmajor Von Döring, de commandant van de Jagddivision, te maken. Of de graaf hem kende? Ja zeker, hij had hem al enkele malen op de begraafplaats ontmoet."En wat mij betreft, mag u dat mannetje bij mijn staf weghalen. Misschien doet verandering van lucht hem goed. Je weet het maar nooit met die geheimzinnige figuren van u ..."Maar Giskes nam deze suggestie van Wittmer niet over. "Ik wil hem liever nog even laten zitten, als je er geen bezwaar tegen hebt. Voor de Jagddivision heb ik een mannetje dat z'n sporen al verdiend heeft.Falck keek Giskes vragend aan."Nee, Schoonhoven wil ik, nu hij beet lijkt te krijgen, ongestoord bij uw Nachtjagdgeschwader handhaven."Een zekere opwinding had zich van Irene meester gemaakt. Ze viel midden in de plannen die de Duitsers aan het smeden waren om hun belangrijke militaire objecten tegen spionage te beschermen. Plannen die niet minder inhielden dan dat spionnen van de Nederlandse ondergrondse in de val werden gelokt! Bij het hoofdkwartier in Driebergen was zo'n val blijkbaar nog niet dichtgeklapt, maar in Schaarsbergen stond dat binnen afzienbare tijd wél te gebeuren!En wat voor 'n onbetrouwbaar sujet had die Giskes nog achter de hand?Schoonhoven ... Die naam moest ze onthouden! Schoonhoven van het Nachtjagdgeschwader? Nee, het zei haar niets. Schoonhoven ... Schoonhoven ..., nee die naam zei haar evenmin iets. Trouwens, wat was dat precies, een Nachtjagdgeschwader? Was het het Duitse woord voor wat hier een eskader werd genoemd? Als dat zo was, hoeveel vliegtuigen zou het dan omvatten? Tien, twintig? Of misschien wel vijftig? Waar waren die allemaal? Als het er tien waren dan leek haar die Falck niet zoveel voor te stellen. Maar als het er eens vijftig waren, of nog meer?En wat moest ze zich voorstellen bij een Fliegerkorps of een Jagddivision? Het waren begrippen uit een verre en onwezenlijke mannenwereld. Een Duitse mannenwereld nog wel en dan nog een militaire. Het zei haar allemaal niets, volstrekt niets. Slechts één ding was haar akelig duidelijk: er dreigde gevaar voor goede vaderlanders, doodsgevaar.Het schelletje rinkelde haar ruw naar de andere werkelijkheid. Ze stond op en het zekere voor het onzekere nemend, plaatste ze de stop terug in het uiteinde van de buis.De graaf had intussen verteld dat hij een paar dagen geleden zijn tachtigste levensjaar was ingegaan. Toen ze met de verrassing binnen kwam, een schaal heerlijke pasteitjes, die ze 's middag op zijn verzoek al had klaargemaakt, stonden ze hem uitgebreid aan het feliciteren.Zonde van die lekkere pasteitjes, vond ze ...

  • 9.

    Nadat het berghok was leeggeruimd en het pleisterwerk waar nodig hersteld, deed een emmer witkalk wonderen. Ondanks dat Jan van Dijk naast zijn werk - twee postrondes per dag in zo'n uitgestrekt gebied - niet veel vrije tijd meer over had, vorderde het opknappen en inrichten gestaag. Hij mocht zich daarbij verheugen in de bewonderende belangstelling van het hele domineesgezin. De beide dochters waren, wanneer hij aan het werk was, altijd wel in de buurt te vinden. Na drie weken was de ruimte op enkele kleinigheden na, zoals overgordijnen die voldoende verduisterden (daar had mevrouw Jespers zich aan gezet), gereed en betrok hij zijn 'kamer'. Ondanks de korte nachten, trokken nog steeds formaties bommenwerpers richting Duitsland. In deze tijd van het jaar waagden ze zich niet ver boven vijandelijk gebied. Het Ruhrgebied had het nu zwaar te verduren. In stille nachten kon je in Schaarsbergen de explosies soms als het gerommel van onweer in de verte horen. Maar de Duitsers sloegen terug. Er ging vrijwel geen aanval voorbij of hij had gezien hoe een of meer vliegtuigen brandend naar beneden kwamen. Zodra je tijdens een heldere nacht een lichtpuntje langs het zwerk zag trekken, was er iets mis. Het lichtpuntje werd al maar groter en resulteerde niet zelden in een felle lichtflits en een grote vuurbol, die spoedig doofde. Langzaam dwarrelden daarna alleen nog gloeiende brokstukken als de resten van een vuurpijl omlaag.De arme donders. Zouden ze zich nog tijdig in veiligheid hebben kunnen brengen? Meestal hadden ze geen schijn van kans. Onlangs nog was 's nachts bij Terlet, maar een paar kilometer van Schaarsbergen vandaan, een bommenwerper neergekomen. Geen overlevenden, dus zeven gesneuvelden. De verliezen die de Tommies volgens de triomfantelijke Duitse weermachtsberichten leden, zouden wel schromelijk overdreven zijn. Maar toch. Dat ze hoog waren, daaraan viel nauwelijks te twijfelen. Er hadden zich aan Duitse kant ontwikkelingen voorgedaan waaraan de stijgende verliezen toegeschreven moesten worden. Maar welke die ontwikkelingen precies waren, wist men in Engeland niet. Uit de bestudering van de debriefingsrapporten en evaluatie van de berichten van het Roode Kruis over de plaatsen waar gesneuvelde vliegers waren begraven, was komen vast te staan, dat de bommenwerpers gedurende de gehele vlucht boven vijandelijk gebied kans liepen om te worden neergeschoten. Nog niet zo lang geleden bestond die kans alleen wanneer ze binnen het bereik waren van het luchtdoelgeschut, de FLAK kwamen of wanneer ze probeerden de brede verdedigingsdrempel langs de westelijke grens van Duitsland te doorkruisen. Daar lagen de nachtjagers op de loer.Die drempel was het geesteskind van Generalmajor Josef Kammhuber, had men hem in Engeland verteld. Zoeklichten, FLAK en ook nachtjagers werkten er in samen om de passerende bommenwerpers uit te schakelen. Aanvankelijk was Kammhuber commandant van een geheel nieuw opgerichte speciale nachtjachtdivisie geworden. Vastgesteld was dat hij zijn hoofdkwartier in Zeist had gevestigd. Een klein jaar was Kammhubers naam in verband gebracht met een nieuw Vliegerkorps. Doch voorzover men had kunnen nagaan zat hij nog steeds in Zeist. Het was dus toch niet helemaal duidelijk hoe de vork nu in de steel zat. Mocht uit deze functiewisseling worden geconcludeerd, dat zijn ster rijzende was? Of was hij buiten spel gezet? Wat was er met zijn organisatie aan de hand?Jan had zich niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat Air Intelligence het zicht was kwijtgeraakt op wat er aan Duitse zijde gebeurde. Ze waren langzaam aan het spoor volkomen bijster geraakt. De Royal Air Force stond tegenover een vijand die ze niet meer kende en waarvan ze dientengevolge niet langer wist wat zijn zwakke plekken waren.De Duitsers raakten steeds meer bedreven in de strijd tegen de Britse bommenwerpers. De verliezen die hun nachtjagers aan de Royal Air Force toebrachten stegen tot

  • onrustbarende hoogte. Als deze ontwikkeling zou doorzetten, zou Bomber Command gedwongen zijn om zijn bommenwerperoffensief af te breken. Het was dus zaak om de tegenstand van de Luftwaffe zo snel mogelijk te breken. Maar daarvoor was het nodig dat men precies wist hoe die was georganiseerd en hoe die functioneerde. De Duitse nachtjagers beschikten nu alle over moderne radiomeetapparatuur om doelen op te sporen. Sinds Jan zijn dagelijkse postrondes op Schaarsbergen deed, had hij ze vaak zien overkomen, die grote tweemotorige toestellen, meestal Messerschmitts type 110, soms ook Junkers 88, met constructies op de neus die wel wat leken op een hertengewei. Hij wist dat dergelijke meetapparaten slechts een geringe reikwijdte hadden. De nachtjagerpiloten moesten al binnen een korte afstand van hun doel zijn, wilden ze profijt hebben van hun meetapparaat. Maar hoe wisten de nachtjagerpiloten hun vliegtuigen in het stikdonker zo snel zo dicht in de buurt van Britse bommenwerpers te loodsen?Uit verschillende observaties van hetgeen zich rond het voormalige krankzinnigengesticht voltrok, had hij intussen al wel de indruk overgehouden, dat het op een of andere manier iets te maken had met de luchtverdedigingsorganisatie. In de eerste plaats duidde daar de naam op, die regelmatig in één adem met het kamp werd genoemd: Erste Jagddivision. En als ze over het sanatoriumkamp spraken, hadden de Luftwaffemilitairen het steevast over Divisionsdorf. 's Morgens en 's avonds reden bussen met vrouwelijke militairen af en aan. Blitzmädel noemden de Duitsers deze hulpmilitairen. Dat lag beter in het gehoor dan hun officiële benaming, Luftnachrichtenhelferinnen. Bij de Nederlanders stonden ze niet hoog aangeschreven. Wanneer je als vrouw vrijwillig in het Duitse leger dienst nam, dan moest je toch van het allerslechtste allooi zijn, nietwaar? Ze zouden wel een bandeloos leven leiden tussen al die kerels. Ja, hoeren in uniform, dat moesten ze zijn, dacht men. Helferinnen ja: wie ze hielpen liet zich raden! Het aan- en afvoeren van busladingen Blitzmädel kon weinig anders betekenen dan dat men in het sanatoriumkamp in volcontinudienst bezig was. Maar waarmee? En hoeveel mensen zouden er in totaal werken? Jan schatte, dat het er al snel zo'n 400 moesten zijn. Niet gering. Het meeste personeel dat hij in en uit zag gaan, behoorde, net als de vrouwen, tot de verbindingsdienst van de Luftwaffe, te herkennen aan hun bruin-gele kraagspiegels. Niet zo verwonderlijk gezien de polsdikke telefoonkabels die richting Divisionsdorf liepen.Op een zondagmiddag was hij een kabel vanaf het punt langs de Koningsweg, waar die bovengronds kwam, gevolgd. Nabij de Apeldoornseweg had deze zich vertakt. Een dikke streng ging naar het noorden. Het zou hem niet verbazen, wanneer die in het verbindingsstation bij Terlet uitkwam. Hij moest daar nog maar eens gaan kijken. Een andere aftakking stak de Apeldoornseweg over en liep verder oostwaarts richting Rozendaalse Heide. De hoofdkabel volgde echter de Apeldoornseweg richting Arnhem. Op het postkantoor hoorde hij eens, dat er in een herenhuis aan de Apeldoornsestraat - zoals in het centrum van de stad het eerste stukje van de Apeldoornseweg nog heette - dicht bij het telegraafkantoor, een Duitse telefooncentrale was ondergebracht. Daar zouden ook lui van de Luftwaffe zitten.Het leek er dus op, dat het sanatoriumkamp zo zijn eigen telefoonnet had. Vanaf de Koningsweg kon hij duidelijk zien dat er over het hoofdgebouw van het sanatorium een groot camouflagenet was gespannen, rondom gestut en strak gehouden door zware palen. Aan pottenkijkers van boven had men kennelijk geen behoefte. Aan de andere kant van de Koningsweg was het een drukte van belang. Gigantische steigers en veel bekistingshout ontrokken de koortsachtige bedrijvigheid, waarmee en vooral waaraan men daar bezig was, aan het zicht. Dag en nacht draaiden de betonmolens en zware betonpompen stuwden het vloeibare beton in buizen omhoog die achter de bekisting verdwenen. De enorme hoeveelheden bouwstoffen die voor dit bouwwerk nodig waren, werden nota bene per spoor aangevoerd. Hoe vaak had hij het voortploeterende diesellocomotiefje een lange

  • rij afgeladen goederenwagons stapvoets vanaf Wolfheze horen aanslepen? Vooral op stille avonden kon je aan het geluid de gehele martelgang van het ding volgen. Eigenlijk was het spoorlijntje bedoeld om Deelen vanaf de hoofdlijn Arnhem-Utrecht te bevoorraden met brandstof en munitie. In de volksmond heette het ook al snel 'het bommenlijntje'. De meeste vliegvelden, die de Duitsers in ons land hadden aangelegd, hadden wel een dergelijk spoorlijntje, zo had de charmante officier in Engeland hem verteld. Maar hier hadden de Duitsers er nog meer gemak van dan elders. Met een aftakking naar de bouwplaats van wat moeilijk anders dan een gigantische bunker kon worden, was het ook een ideale aanvoerweg voor grote hoeveelheden bouwmaterialen. Wat voerden ze in hun schild?Verscheidene keren kwam Jan bij het divisiedorp Duitse dienstauto's tegen met het wapen van de nachtjagers op het spatbord, een stotende witte roofvogel met bliksemschichten in zijn klauw, tegen een donkere achtergrond. Vliegers met het ridderkruis om de hals waren er geen zeldzaamheid. Op zich allemaal interessante waarnemingen, maar ze vertelden nog niets over hetgeen daar in het divisiedorp gebeurde. Om daar achter te komen, stelde hij vast, zou hij zijn werkterrein moeten verleggen. Wat hij niet opving, had een Schaarsberger wellicht wel opgevangen. Er werkten er per slot van rekening heel wat op het vliegveld, anderen verrichtten vervoersdiensten of werkten als stoker in de centrale verwarmingsgebouwen in de verschillende kampen. En dan waren er nog degenen die kostgangers in huis hadden. Welke verhalen gingen daar 's avonds over de tafel? Het was de hoogste tijd om de banden met de plaatselijke bevolking eens flink aan te halen.

  • 10.

    "Je zult het niet geloven, maar zo'n mirakels gewei had die bok op staan."Met de armen gespreid, de kam in de linkerhand en de schaar in de rechter, stond Materman achter de half geknipte klant in de stoel. Hij praatte met hem in de spiegel. Met het binnenkomen van Jan stokte het verhaal en zakten de handen langzaam terug. Een nieuw gezicht in de kapsalon. En een nieuw gezicht betekende een nieuwe klant. "Kan ik nog geknipt worden?" "Dat zal wel lukken, maar u moet even wachten, want er zijn er nog wel een paar voor u. Dus als u geduld heeft..." De kapsalon, een voormalige huiskamer met openslaande deuren, zat vol kerels die hem aankeken."De post, geloof ik, hè?" vroeg de kapper, hem over z'n brilletje aankijkend.Er ging een gemompel van herkenning door de rij wachtenden."Dan woont u sinds kort in het koetshuis achter de dominee, niet?"Jan knikte bevestigend: "Klopt, ja." Onder de wachtenden ontwaarde hij de zoon van de bovenmeester. Die zou de verspreider van het nieuws wel zijn, vermoedde hij. Een goed teken; hier werd gekletst. Enfin, wist meteen iedereen wie hij was. De jacht was vergeten, de kapper hervatte z'n werk. Maar niet voor lang."Ik herinner me nog goed," begon Materman, zich via de spiegel tot hem richtend, "dat dominee Barbas zich in een koetsje liet rondrijden." De oudere mannen in het gezelschap bevestigden het en er ontspon zich een hele discussie over de deugden en ondeugden van Barbas. Het slot van het liedje was, dat onduidelijk bleef naar welke kant de aan weerszijden zwaar beladen weegschaal zou doorslaan. Intussen zat de klant geduldig te wachten tot Materman zijn werk hervatte. Als dat zo door ging, kon het nog laat worden, bedacht Jan. En het ging zo door. De jacht bleek in dit huis een graag besproken onderwerp. Maar ook de vorderingen van de bouwwerken en wegenaanleg op het vliegveld kwamen er ter sprake. "Och jong, ze hebben de hele Kemperhei vernield. Heel mirakel, je weet niet wat je ziet. Van de winter hebben we er een jachtpartij gehad. De graaf was uitgenodigd en omdat ze ook een stel drijvers nodig hadden, werd ik ook gevraagd. Nou, dat wou ik wel eens zien. Je gelooft je ogen niet. Overal in de hei staan van die zwarte vliegtuigen in betonhokken en onder netten. Ik telde wel twintig van die knoepers. Overal klinkerweggetjes en betonbanen. Wat is er gebouwd, heel mirakel. Een heel eind de Hoge Veluwe op staan nog van die kleine keetjes met munitie en bommen. De geweren mochten ook helemaal die kant niet op schieten. Het bleef bij aanstalten om weer te gaan knippen. "Dat is nog niks. Moet je kijken wat ze naast de ingang van de Hoge Veluwe aan het bouwen zijn. Ik heb een timmerman gesproken, die er de bekisting maakt. De grootste bunker van Europa moet het worden.""Wat moeten ze daar nou met zo'n ding beginnen?" vroeg een ander."Nou, ik heb gehoord dat die lui van de overkant erin komen.""Wie zegt dat?""Ik kwam laatst bij Heck naast twee van die moffengrieten te zitten en die hadden het er over.

  • "Maar die lui hebben toch pas een nieuwe bunker?""Ja, dat is wel waar, maar die schijnt nou al te klein te zijn.""Als het zo door gaat wordt Schaarsbergen nog belangrijk."Na de met veel kabaal gepaard gaande binnenkomst van een forse kerel met een verweerde, bruine kop, kwam het gesprek op de wilde zwijnen die her en der in de rogge zaten en de aardappelvelden ruïneerden.Pluim, de jachtopziener van baron Van Pallandt die de jacht aan de oostkant van de Deelenseweg bezat, had al wel een paar varkens afgeschoten, maar veel had het nog niet geholpen.

    In deze maanden liet het leven in Schaarsbergen zich van z'n beste kant zien. Goed, het was oorlog. Maar kon men daar hier iets aan veranderen? Bestond levenskunst niet vooral daaruit, dat men er het beste van probeerde te maken? Het beste dat er onder de gegeven omstandigheden van te maken viel? Behalve nadeel, hadden de oorlog en bezetting ook voordelen gebracht. Wat was er op tegen om de weegschaal weer wat in evenwicht te brengen? Een voerman kon dan wel flink doen en weigeren om stenen voor de Duitsers te rijden, maar waar moest het brood op de plank dan vandaan komen? En de haver voor het paard? Wat voor kwaad zat er in om in de Duitse ketelhuizen te werken om zo ook van tijd tot tijd een tasje kolen mee naar huis te kunnen nemen? Wie zou vrouwen verbieden een centje extra te verdienen met aardappelsschillen in de Duitse keukens? Trouwens, wie zeurt er nou over piepersschillen, zolang aannemers en installateurs van naam grote opdrachten van de Duitsers in de wacht slepen? Deze bezetters roofden en plunderden niet en vergrepen zich niet aan de vrouwen. Ze waren hier gekomen om te werken. Ontwikkelde, beschaafde mensen waren het, niet eens onaardig. Wie van hen zich jegens de Nederlandse bevolking misdroeg, werd streng gestraft. Sterker nog, behalve dat de bezetter hun geen strobreed in de weg legde, voer het verenigingsleven er wel bij. Waar kwam het materiaal vandaan waar de muziektent mee opgeknapt was? Had Eendracht niet al een paar maal leuk gevoetbald tegen een gelegenheidselftal van Duitsers? Jodenvervolging? Het werd schouderophalend afgedaan. Er woonden helemaal geen joden in Schaarsbergen. Ja, af en toe logeerden er wel eens een paar in hotel Groot Warnsborn. Maar die kwamen uit het westen van het land. Ze kwamen juist hier naar toe om wat op verhaal te komen! Er waren genoeg redenen aan te voeren om het geweten te sussen. "Die lui in Engeland hadden makkelijk lullen. Daarvan hadden de meesten toch maar mooi op tijd de benen genomen ...

    De meegaandheid van een groot deel van de bevolking was de gravin een doorn in het oog. Tegenover Jespers had ze meermalen haar gram gespuid over wat zij steevast "het heulen met de moffen" noemde.Nu was Jespers ook niet erg gelukkig met de situatie. Maar hij zag wel in dat het vechten tegen windmolens bleef zolang zich de situatie niet zou verscherpen. "Laten we niet te hard oordelen, mevrouw. Ze missen iemand die hen tot voorbeeld kan dienen. Iemand die hen inspireert tot onverzettelijkheid. En laten we eerlijk zijn ..." Het had tegelijk als schuldbekentenis en aanklacht geklonken. De gravin wilde ertegen in het geweer komen, maar bedacht zich. Zij, de laatste Brantsen, fakkeldraagster van een geslacht dat er een eer in stelde het beste met zijn mensen voor te hebben. Een kerk stichten, een school bouwen, met de schooljeugd kerstfeest vieren in het koetshuis van het kasteel; dat waren zaken waar haar voorouders in hun tijd eer mee

  • hadden ingelegd. Welke daad stelde zij, Alwina Brantsen, in haar tijd? Een daad waarop haar nazaten met evenveel trots zouden kunnen terugblikken als op die welke haar ten voorbeeld strekten? Hoe keek men tegen haar aan? Echtgenote van een oude Duitse generaal, die dan wel onder de keizer had gediend, maar nu openlijk gemene zaak met de Nazi's maakte? Ze had wel gewenst dat het kerkhof snel vol zou liggen, maar ondertussen had ze toch maar een stuk grond beschikbaar gesteld waar de gesneuvelde 'helden' met militaire eer begraven konden worden. Ontpopte haar schoonzoon zich niet meer en meer als een fanatieke collaborateur? Er was weinig fantasie voor nodig om te raden hoe men over háár oordeelde! Wat was er met de oude Brantsen tradities gebeurd? Het had er alle schijn van, dat ze niet meer van deze tijd waren. Een machteloze woede welde in haar op.

  • 11.

    Aan kleine dingen merkte Jan, dat ook hij zich niet geheel kon onttrekken aan de invloed die er van de gedwongen samenleving met de Duitsers uit ging. Het kostte hem moeite om in al die lieden vijanden te blijven zien. Verdomd, er zaten best geschikte kerels bij. Hij merkte het ook aan de weerstand die hij moest overwinnen om zich aan het opstellen van het rapport over zijn eerste bevindingen te zetten. Het zou hem niet verbazen wanneer zijn opdrachtgevers van Air Intelligence er al met smart op zaten te wachten. De wijze waarop hij zijn materiaal moest afleveren, had niets geheimzinnigs. Geen rendez-vous in een donker steegje of een ontmoeting in een louche restaurant of op een druk perron. Geen microfilms in schoenhakken of documenten in fietsstangen. Nee, alles wat hij aan berichten of tekeningen zou vervaardigen, moest hij in een gewone, stevige envelop sturen naar een handelsfirma met een postbusadres in Vlissingen. "That's all!" Vaak kon men Britten van een voorliefde voor overdreven geheimzinnigdoenerij betichten, maar in dit geval hadden ze gekozen voor een simpele rechttoe-rechtaan oplossing. Het zou hem niet verbazen, wanneer ze daartoe - tegen hun zin - gedwongen waren, nu ze zijn missie geheel buiten de Nederlandse autoriteiten om hadden geregeld. Van zowel zijn werving en opleiding als uitzending moesten de Nederlanders geheel onkundig blijven. "Omdat we over aanwijzingen beschikken dat het niet uitgesloten is dat delen van het Nederlandse verzet door Duitse provocateurs is geïnfiltreerd. Daarom geven we voor het uitvoeren van cruciale opdrachten de voorkeur aan ons eigen netwerk." De openhartigheid die de Engelsen op dit punt ten toon spreidden, had hem verbaasd. Stond hetgeen men van hem vroeg niet op gespannen voet met de Nederlandse belangen? En hij had geen enkele garantie dat het nooit in strijd met die belangen zou zijn. Hem was meermalen op het hart gedrukt om onder alle omstandigheden over zijn missie te zwijgen. Anders zou hij hen in grote verlegenheid brengen en de geallieerde zaak onherstelbare schade berokkenen.Hij voelde dat iemand naar hem keek en draaide zich met een ruk om. Toch schrok hij nog van het gezicht van de jonge vrouw voor het raam. Nieuwsgierig opende Jan de deur. De vrouw kleurde en tot Jans verbazing verontschuldigde ze zich in het Duits. Perfect Duits. Ze moest een Duitse zijn. De gedachte schoot door hem heen, dat de geen Duits sprak omdat ze hem voor een Duitser hield. Hij grijnsde haar aan. Ze had hem even voor de dominee had gehouden. Vandaar.Voordat ze nog meer kon zeggen zwaaide de keukendeur open en kwamen de meisjes naar buiten, gevolgd door hun moeder."Há Maria ...!"Mevrouw Jespers schiep met een paar woorden Nederlands en Duits opheldering. Maria Kunhäuser, zo was de naam van de Duitse, verontschuldigde zich nogmaals en Jan trok zich weer terug in zijn domein, nog verbouwereerd door de onverwachte ontmoeting. Toen een kwartiertje later een van de meisjes kwam vragen of hij een kopje koffie ("echte, die heeft Maria meegebracht") kwam meedrinken, had zijn nieuwsgierigheid intussen de overhand gekregen. Nadat hij ze aan elkaar had voorgesteld, vertelde Jespers in het kort hoe ze Maria hadden leren kennen. Het leek er veel op, dat hij vond een verklaring schuldig te zijn over het contact met Maria. Voelde hij zich daar dan toch niet zo gemakkelijk bij?Zo'n half jaar geleden had hij haar voor het eerst opgemerkt in de kerk. Na afloop van de dienst had hij het vreemde schaap in de kudde aangesproken, niet vermoedende dat zij Duitse was. Dat had hij pas gemerkt toen ze met enige gretigheid zijn uitnodiging aannam om mee te gaan naar de pastorie.

  • Sindsdien was het bleke meisje een vaste gast geworden. Tussen zijn vrouw en haar was vriendschap ontstaan. Ze bleek een aardig meisje. Ook de kinderen mochten haar graag, niet in de laatste plaats vanwege de presentjes en het snoepgoed die ze altijd voor hen meebracht. Als burgerambtenares in dienst van de Luftwaffe was ze formeel vrij om te gaan en te staan waar ze wilde. Toch had Jespers haar aangeraden, ze werkte per slot van rekening bij een militaire staf, haar baas - een zekere Doctor Ton - van haar bezoeken op de hoogte te stellen. Vol vaderlijke gevoelens jegens het broze meisje, had die er geen enkel bezwaar tegen. Hij hoopte dat het haar wat over de heimwee heen zou helpen, waaronder ze, vermoedde hij, van tijd tot tijd gebukt ging. Ze was gespannen en nerveus. Ze maakte zich zorgen, grote zorgen. Had Churchill niet laten weten wat er de laatste dagen met Hamburg was gebeurd, ook andere Duitse steden te wachten stond? Op kantoor waren foto's rondgegaan die een toestel van Deelen boven deze stad had gemaakt. Rokende puinhopen, gapende gaten en complete huizenblokken waarvan alleen de muren nog overeind stonden. Ze had horen vertellen, dat tienduizenden doden te betreuren waren. De slachtoffers waren vooral onder de burgerbevolking gevallen; vrouwen, kinderen en grijsaards waren overrompeld door alles verzengende vuurorkanen die een gevolg waren van de grote oppervlaktebranden. De pogingen van de brandweer om het inferno te beteugelen, waren vervolgens bemoeilijkt door de bombardementen die de Amerikanen overdag nog eens overdeden. Was dit het dan, 'de totale oorlog' waar de leiders haar volk voor wilden winnen? Pure waanzin was het en niet anders. En wie garandeerde dat Hannover de volgende nacht niet aan de beurt zou zijn? Het was niet zonder reden dat Maria Kunhäuser zich grote zorgen maakte om haar ouders. Mevrouw legde een arm om haar schouder, de kinderen keken met grote ogen naar het ongeruste meisje. "Kom, Maria, zo'n vaart zal het toch niet lopen. Hannover ligt diep in Duitsland, daar kunnen ze toch niet komen" probeerde ze haar gerust te stellen."Kunnen ze niet komen ...? Kunnen ze niet komen ...? Overal kunnen ze komen! Overal waar ze willen komen, komen ze. De apparaten in de radiomeetstations storen ze en de nachtjagers kunnen hen niet meer vinden. We hebben gehoord hoe het op de divisie in Stade is toegegaan. Ze waren er radeloos, wanhopig. Ze wisten het ook niet meer. Ze hadden niet het flauwste idee waar de bommenwerpers en waar de nachtjagers vlogen. De FLAK schoot in het wildeweg op alle hoogten en op alles waarvan ze maar enigszins vermoedden dat het vloog. Als het morgen in onze sector gebeurt of in die van de Derde, dan gebeurt er precies hetzelfde, omdat ze de radiomeetapparaten onbruikbaar kunnen maken. Dr. Ton is gisteren teruggekomen van het spoedoverleg in Rechlin, het testcentrum. Ook hij heeft er een hard hoofd in. Op korte termijn valt er niets tegen de storing te doen."Jan hoorde haar verhaal met een geveinsde belangstelling-uit-beleefdheid aan, doch grifte intussen een aantal bijzonderheden in z'n geheugen. De goede verstaander die aan een half woord genoeg heeft, had reeds uit de weermachtberichten kunnen opmaken dat er met Hamburg iets bijzonders aan de hand moest zijn. Zelfs in de salon van Materman werd druk gespeculeerd. De meesten hielden het er op dat de Tommies, behalve brandbommen, ook gifbommen moesten hebben gegooid. Het enthousiasme en de openheid waarmee de discussie werd gevoerd, had hem verbaasd. Blijkbaar voelde niemand de aanwezigheid van een als NSB'er bekend staande veertiger als een belemmering. Sterker nog, de man mengde zich met overgave in de discussie. Het was typerend, vond Jan, voor de staat van schizofrenie waarin de oorlog heel wat Schaarsbergers had gebracht. Grepen ze zulke momenten aan om te tonen dat ze ondanks alles toch 'goed' waren? Susten ze op deze wijze hun knagend geweten?

    Jan had direct door, dat hij in Maria wel eens een unieke bron kon hebben getroffen. Een bron, waaruit - mits met overleg aangeboord -, waardevolle informatie rijke