Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het...

46
Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans Ineke Bulte bron Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans. Dimensie, Leiden 1987 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bult003laat01_01/colofon.htm © 2005 dbnl / Ineke Bulte i.s.m.

Transcript of Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het...

Page 1: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

Het laatste woord heeft het eerste. Over eenverhalenbundel van W.F. Hermans

Ineke Bulte

bronIneke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans.

Dimensie, Leiden 1987

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bult003laat01_01/colofon.htm

© 2005 dbnl / Ineke Bulte

i.s.m.

Page 2: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

5

Het laatste woord heeft het eerste

In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in een kliniek gevonden’; in1948 het verhaal ‘Paranoia’, dat in hetzelfde jaar in het tijdschrift Criterium werdgepubliceerd; in 1949 het verhaal ‘Lotti Fuehrscheim’, dat in 1952 in het NieuwVlaams Tijdschrift verscheen, en in 1950 ‘Het behouden huis’, dat in 1952 afzonderlijkwerd gepubliceerd. In 1953 bundelde hij deze vier teksten onder de titel Paranoiamet twee andere, nog niet eerder gepubliceerde, in 1953 voltooide verhalen, getiteld‘Glas’ en ‘Preambule’.

De bundel opent met de laatst geschreven tekst ‘Preambule’. Door degenen die erover schreven is deze tekst altijd gelezen als de preambule van de bundel, dus nietals een verhaal, maar als een inleidende beschouwing van de schrijver W.F. Hermanszelf. Dit blijkt uit De vervalste wereld van W.F. Hermans, de in 1985 verschenendissertatie van G.F.H. Raat, die handelt over de bundel Paranoia1. In 1983 deeldeHermans zelf mee dat ‘Preambule’ een verhaal is2. Raat neemt deze mededelingserieus in overweging, omdat hij weet dat Hermans vaker herstelwerkzaamhedenverricht als hij zich verkeerd begrepen voelt, maar komt toch tot de conclusie datzelfs Hermans niet per se de ultieme wijsheid in pacht heeft als hij over zijn eigenwerk spreekt. Hij houdt het erop dat ‘Preambule’ een essay is. Ik ben het met Hermanseens; in dit opstel zal ik uitleggen waarom, en welk verschil het maakt.

Hermans geeft zelf als argument bij zijn stelling dat ‘Preambule’ een verhaal is, datniet gezegd is dat hij de ik-figuur is, vooral omdat deze dingen zegt waar hij het nietmee eens is. Raat (1985, 15) ontzenuwt dit argument als oncontroleerbaar en dusniet toepasbaar, en acht het bovendien ontoereikend: ‘De overeenstemming (met dewerkelijkheid, IB) of het ontbreken daarvan, indien al vaststelbaar, vormt echtergeen voldoende voorwaarde voor de ene of voor de andere leeswijze’.

Als we hierin meegaan, dan betekent dit nog niet dat Hermans' stelling onjuist is.Het bewijs is onjuist, en bij gebrek aan bewijs blijft de stelling onbewezen: haarjuistheid is inderdaad niet bewezen, maar haar onjuistheid

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 3: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

6

evenmin. Bovendien doet het in dit verband wat merkwaardig aan, dat Raat, die‘Preambule’ leest als ‘de bondige uiteenzetting van een filosofie, toegespitst op hetschrijven’, net als de andere literairwetenschappelijke Hermanslezers, wijst op deovereenstemming in opvattingen van de ik-figuur van ‘Preambule’ (door hemsystematisch in het kader van de werkelijke auteur, en niet in dat van de abstracteauteur besproken) en de opvattingen over schrijven, die Hermans in een drietal, alszodanig onmiskenbare essays heeft neergelegd, te weten ‘Tegen de historischeroman’, ‘Experimentele romans’ en ‘Antipathieke romanpersonages’. Hermans'argument moge ontoereikend zijn, oncontroleerbaar is het kennelijk niet.

Als eigen argument voor de onjuistheid van Hermans' stelling voert Raat aan, dat‘Preambule’ zich niet laat lezen als een verhaal, dit is, volgens zijn door Oversteegenaangereikte definitie, als ‘een serie gebeurtenissen die in een relatie van ontwikkelingtot elkaar staan’. Volgens deze definitie van verhaal is ‘Preambule’ inderdaad geenverhaal, maar dat zegt niets, want volgens Hermans' definitie van verhaal is het datwel. Het sadistisch universum heeft óók geruime tijd een bundel ‘esseejs en verhalen’geheten, maar toch treft men er niet één verhaal volgens de definitie vanRaat/Oversteegen in aan3. Hermans spreekt dus kennelijk over iets anders, en kandus nog steeds, zoals altijd, gelijk hebben. Dat zijn definitie - welke dat ook zijnmoge - bij voorbaat slechter is dan die van Oversteegen is niet zonder meer aan tenemen, want die is op zijn zachtst gezegd ongelukkig: zij is op zoveel méér danalleen verhalen van toepassing, èn zij is op zoveel (misschien wel àlle monologischeen experimentele) literaire prozateksten van geringere omvang nièt van toepassing.

Nu is het onwaarschijnlijk, dat Hermans een literairwetenschappelijke definitievan verhaal hanteert; zeer waarschijnlijk bedoelt hij niet méér dan: ‘het is niet echt,het is literatuur’ of: ‘het is wel echt, maar verliteratuurd’. Ontegenzeggelijk verschilt‘Preambule’ van de overige vijf verhalen in dit opzicht, dat de vijf volgende verhalenoverheersend een handelingsstructuur hebben, omdat er gebeurtenissen in wordengestructureerd, terwijl de eerste tekst een voornamelijk informatieve structuur heeft,omdat er mededelingen, eventueel argumenten, in worden gestructureerd. Maar ookdàt zegt niet zoveel, omdat (of: als) ‘Preambule’ een verhaal is dat de fictie ‘inleidendebeschouwing’ volhoudt. Daarom (of: dan) voldoet het ook aan alle andere kenmerkenvan het teksttype ‘inleiding’, door Raat op bladzijde 14 van zijn dissertatie opgesomd,en gebruikt als argument voor zijn niet-literaire leeswijze.

Het laatste argument is, dat de ik-figuur zegt de vijf volgende verhalen van debundel geschreven te hebben, terwijl algemeen bekend is dat ze door Her-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 4: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

7

mans geschreven zijn. Dit is in feite het door Raat zelf afgewezen overeenstemmings-of waarheidsargument, en ook hier is het inderdaad geen reden om de leeswijze tebepalen. Kiest men er immers voor, de tekst literair te lezen, dan zou men hier eenmooie, omgekeerde variant van de in de literatuur gebruikelijke topos van de opzolders en kelders gevonden teksten kunnen aantreffen: terwijl anderen zeggen deteksten niet zelf geschreven, maar gevonden te hebben, claimt de ik-figuur van‘Preambule’ ze niet gevonden, maar zelf geschreven te hebben, mèt hetzelfde, bijde topos behorende effect: de lezer weet in beide gevallen dat het niet waar is. Nietvoor niets heet het eerstvolgende verhaal ‘Manuscript in een kliniek gevonden’, enniet voor niets deelt de ik-figuur mee, alleen op gebruikt papier te kunnen schrijven.

Uiteraard heb ik hiermee nog niet bewezen dat ‘Preambule’ een verhaal is; ik hebslechts aannemelijk gemaakt dat de redenering waarmee Raat Hermans' mededelingverwerpt, niet uitsluit dat ‘Preambule’ tòch een verhaal is. Maar het is niet eens nodigte bewijzen dat ‘Preambule’ een verhaal is; het feit dat Hermans het zo noemt isafdoende bewijs. Waarom?

Ten eerste omdat het onmogelijk is, te bewijzen dat een tekst literair is. Dat isonmogelijk, omdat de literatuurwetenschap er tot op heden niet in geslaagd is, eensluitende definitie van literatuur te produceren. Dat is niet voor niets zo moeilijk; deliterariteit van een tekst blijkt lang niet altijd een aan de tekst of aan zijn abstractelezer (= het geheel van tekstuele aanwijzingen bestemd voor de werkelijke lezer, diedaardoor te weten kan komen hoe de tekst gelezen moet worden) inherente enaantoonbare eigenschap te zijn. Veeleer is literariteit een geïnstitutionaliseerde vormvan gedrag, aan welks spelregels alle deelnemers gehoorzamen vanaf het momentdat een tekst als literair te boek staat of wil staan. De literaire status wordt dus voorafaan de tekst meegegeven; daarmee wordt ook de literaire leeswijze in eerste instantieniet door de tekst zelf gedicteerd, maar vooraf, door de naamgeving, en de daaruitvoortvloeiende plaatsing in het literair vertoog (dit is het geheel van spelregels ronden in de literatuur). Wel kan voor de literaire leeswijze in de meeste gevallenbevestiging gevonden worden in allerlei tekstuele eigenschappen. Foutieve leeswijzendoen zich meestal dáár voor waar de eerste, aan de tekst voorafgaande aanwijzingis gemist, en waar de tekstuele signalen zwak zijn - en dat is vaak het geval als deteksten de vormen van niet-literaire teksttypen naäpen, zoals Orson Welles' hoorspelThe war of the worlds, of Hermans' ‘Preambule’.

Ten tweede: literariteit heeft daarmee een sterk taalhandelingsachtig karakter.Omdat in de taaltheorie het handelingsaspect van taaluitingen in eerste instantiewordt gesitueerd bij de intentie van de spreker, of in de context van

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 5: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

8

de taalgebruikerssituatie, en slechts zelden bij de luisteraar, verdient het aanbeveling,het oordeel van de spreker in dezen te volgen. Als Hermans zegt dat zijn tekst eenverhaal is, dan is het een verhaal, zodra er iemand in slaagt het als een verhaal telezen; en zolang niemand poogt dat te doen zit de duider, en niet de spreker, alstaalhandelaar verkeerd. Juist wat dit aspect van zijn taaluitingen betreft heeft Hermansde ultieme wijsheid in pacht.

Nu heeft de auteur uiteraard méér middelen ter beschikking om hettaalhandelingsaspect van zijn teksten te differentiëren dan een mondelinge mededelingachteraf, zoals benoeming, plaatsing, of een ander lettertype. De keus uit de grotehoeveelheid woorden waarmee openingsteksten worden aangeduid zegt al veel: zowijzen woorden als ‘preambule’, ‘avant-propos’ of ‘woord vooraf’ op teksten diezijn afgezonderd van de volgende en een andere status hebben, terwijl het woord‘proloog’ daarentegen wijst op een tekst die traditiegetrouw deel uitmaakt van hetliteraire werk, zoals een ‘hors d'oeuvre’ wel degelijk tot het diner behoort.

Maar zekerheid is moeilijk te verkrijgen. Wordt een tekst met de naam ‘Proloog’vóór het titelblad van een roman geplaatst, dan lijkt dit een indicatie dat hij niet bijdie roman behoort. Toch wordt ‘Proloog’ het eerste deel van Blamans roman Eenzaamavontuur genoemd, en het stuk achter het titelblad heet het ‘middendeel, dat evenalsde roman Eenzaam avontuur heet’4. ‘Bericht’, de openingstekst van Een tevredenlach, wordt tegelijk gelezen als een uitspraak van Andreas Burnier en als het eerstehoofdstuk van de roman, als ‘een soort inleidend hoofdstuk’5, maar ‘Voorbericht’,de laatste tekst in het terugtellende Het jongensuur wordt uitsluitend literair gelezen6.Is het tekenend voor de onzekerheid, dat ook bij een literaire leeswijze steeds wordtgesproken van het Voorbericht, of van de Proloog, en dat er geen titelverklaringenworden ondernomen? Men vat dergelijke woorden kennelijk op als aanduidingenvan teksttypen, als soortnamen dus, die als zodanig voor zichzelf spreken. Er zijnweinig tekstuele eigenschappen waarmee keihard bewezen kan worden dat eendergelijke tekst een onderdeel vormt van een literair werk, of er een niet-literairaanhangsel bij is7. Een tekstuele eigenschap als ‘stijl’ is kennelijk niet doorslaggevend,want ik heb ‘Preambule’ juist op grond van de stijl altijd als een verhaal gelezen.Het kwam zelfs niet bij me op dat het anders zou kunnen, zó pertinent signaleerdede stijl dat de tekst geen Hermans-essay is8.

Nu is deze kwestie uiteraard niet interessant om de vraag of Hermans gelijk heeftals hij zijn ‘Preambule’ een verhaal noemt; interessant is de vraag wat de ene en watde andere keuze betékent. Heel in het algemeen gesteld betekent het, zoals gezegd,dat de ene opvatting een andere leeswijze, dus een ander proces vanbetekenistoekenning met zich meebrengt dan de andere.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 6: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

9

Hermans weet dit net zo goed als Raat - vandaar dat hij zijn tegenargument zoformuleert als hij het doet. Hij zegt in feite: ‘“Preambule” is niet gelezen als eenverhaal, het is gelezen als een essay, en wel als de andere essays waarin ik iets overschrijven zeg. Dit is niet de enig mogelijke leeswijze van “Preambule”, want het isniet gezegd dat ik die “ik” ben’. En hij wijst een (of de) literaire leeswijze als eeneven of meer adequate aan: ‘het is een verhaal’.

Het is niet onmogelijk, dat Hermans met deze bewering geen ander oogmerk heeftdan eens te meer te wijzen op de mogelijke geldigheid van een andere dan decommunis opinio; maar het is evenmin onmogelijk dat hij de literaire leeswijze béteracht, bijvoorbeeld omdat deze meer recht doet aan zijn tekst. Zelf vind ik niet alleen‘Preambule’ maar de hele bundel Paranoia veel ‘mooier’ als ik de eerste tekst alseen verhaal lees, dus wil ik het geval aangrijpen als case-study voor de expliciteringvan de verschillen tussen een literaire en een niet-literaire leeswijze.

Eindnoten:

1 Raat 1985, p. 14 en noot 19 op p. 45. Daar niet expliciet genoemd zijn bijvoorbeeld Rodenko1959, 73; Bersma in Raam, maart 1972, p. 64; Verhoeven in Bijna niets, p. 151; Vermeiren1986; Janssen in Bzzlletin mei 1985, en het feit dat ‘Preambule’ volgens Calis geen toelichtingbehoeft en ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ wel, bij de uitgave van ‘deze prozateksten’in de Cahiers voor Letterkunde. Overigens leest Oversteegen al in 1963 en in 1967 in ‘Preambule’uitspraken van Hermans zelf, in Kort geding en in Literair Lustrum. Naast Kouwenaar iseventueel als uitzondering te noemen Stolk in Spektator 3 (1973-1974) nr. 7, die steedszorgvuldig van ‘de ik-figuur van “Preambule”’ spreekt.

2 Hermans had herhaaldelijk eerder de gelegenheid zulks mee te delen, maar liet dit na, zoals uitJanssen 1979, 51, 233, en 234 is af te leiden.

3 Oversteegen noemde de ‘Kleine protokollen’ uit Het sadistisch universum overigens zelf

‘novellen’ (Literair lustrum 19682, 160).4 Henk Struyker-Boudier, Speurtocht naar een onbekende, Amsterdam 1973, 19782, 136.5 Siem Bakker en Theo Vos, Over Een tevreden lach van Andreas Burnier, Amsterdam 1981,

10 en 11.6 Theo Vos en Siem Bakker, Andreas Burnier, Nijmegen-Brugge z.j., noot 70 en 71.7 Op basis van tekstuele eigenschappen meent Mitterand 1980, Benvenistes onderscheid tussen

‘discours’ en ‘récit’ hanterend, de préface als vorm van discours te herkennen. Het vaststellenvan de (niet-) literariteit van een prefaciale tekst gaat daaraan vooraf, zoals ik hiervoor reedsstelde. Bij een literair hernemen van een teksttype hoeven immers de eigenschappen van hetteksttype niet te verdwijnen - integendeel.

8 Het verschil tussen mijn Hermans-essayist en mijn Hermans-novellist zit hem in ‘Preambule’in het feit dat de stijl te omslachtig, te ‘mooi’ is; dat de ik te weinig uit is op zijn gelijk en geenomlijnde tegenstanders heeft; dat het woord ‘confidenties’ waarmee hij zijn tekst in de laatsteparagraaf benoemt voor Hermans zelf volstrekt ‘out of character’ is, en last but not least: detekst bezit de in de slotwoorden opgeëiste toets van krankzinnigheid die ik Hermans noch zijnabstracte auteurs in zijn essays toeschrijf. Voor iemand wiens enig houvast logisch denken is(Janssen 1979, 307) is de tekst te onlogisch.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 7: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

10

De preambule of ‘Preambule’

Bondiger dan Raat (1985, 15) kan ik de verschillen tussen een literaire en eenniet-literaire leeswijze van een tekst niet formuleren: ‘De norm van overeenstemmingmet de werkelijkheid, of de irrelevantie daarvan, kenmerkt een niet-fictionelerespectievelijk fictionele leeswijze’. Merkwaardig genoeg situeert Raat de fictionaliteitvervolgens niet in de leeswijze, maar in de tekst (zelfs in een bepaald gedeelte ervan),en haalt hij een uitspraak van de werkelijke Hermans aan om de fictionaliteit van depassage te bewijzen. Toch zit het kenmerkende verschil niet in de tekst, maar in hettype vragen dat aan de tekst gesteld wordt, dus in de leeswijze. Men zou het zokunnen zeggen: niet literair lezend vraagt men naar de buitentekstuele waarheid vande zinnen; literair lezend vraagt men naar de functie van de zinnen, en wel naar hunfunctie in de constructie van een tweede, achterliggende, overkoepelende, maarunieke en wezenlijk tekstgebonden betekenis.

Leest men een tekst als ‘Preambule’ als een inleidende beschouwing, of als eenessay, dan leest men hem onder andere als een op zichzelf staand afgerond geheel,met waarheidspretenties die gelden buiten de tekst, of met veel retorisch vernuft datcontextwaarheid en overtuigingskracht voor buitentekstueel handelen garandeert, enals inhoudelijk relevant ten opzichte van wat volgt. Leest men ‘Preambule’ als deeerste literaire tekst van een literaire bundel dan leest men het onder andere alsbetekenisconstituerend onderdeel van een groter geheel, in dit geval de bundelParanoia, zònder waarheidspretenties die gelden buiten de tekst, en als structureelrelevant ten opzichte van wat volgt.

Toegespitst op twee eigenschappen van ‘Preambule’, maar nog steeds algemeengeldend:

1) het woord dat als titelaanduiding functioneert, is een conventionele aanduidingvoor een niet-literair teksttype; de lezer is dus terstond geneigd, de aldus benoemdetekst niet-literair te lezen. Ook in een literaire context mag de niet-literaire functievan het benoemde teksttype niet vergeten worden; ze blijft van kracht. Maar bij eenliteraire leeswijze is de niet-literaire functie

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 8: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

11

niet de enige die telt, al was het maar omdat de teksttype-aanduiding nu tevens titelgeworden is, en titelverklaringen een belangrijk deel uitmaken van literairetekstverklaringen. Algemeen: als dergelijke niet-literaire teksttypen (voorwoord,inleiding, naschrift, verantwoording, noot, register, index etc.) voorkomen in inliteraire context gepresenteerde werken, dan is de literaire lezer verplicht,aanwezigheid en functie van deze tekstsoorten literair te duiden9.

Voor ‘Preambule’ betekent dit, dat de tekst als verhaal een andere positie in debundel inneemt dan de vijf volgende verhalen. De keuze van juist dit woord als titelimpliceert immers twéé functies. Ten eerste de alledaagse, niet-literaire, die van eensoort leeswijzer en die van een soort samenvatting, een beschrijving ook van hetgeheel waarin de onderdelen, d.w.z. de vijf volgende verhalen, functioneren. Dezefunctie heeft Raat in zijn proefschrift onderzocht. Ten tweede de literaire functie, endat is: deel uitmaken van de constructie van het geheel, de bundel Paranoia, waarinde onderdelen, d.w.z. de zes verhalen, functioneren. ‘Preambule’ kan niet los gelezenworden van de overige teksten van de bundel - en bewerkstelligt dat deze overigeteksten óók niet meer los gelezen kunnen worden, hoe onafhankelijk van elkaar zeook ontstaan en gepubliceerd mogen zijn.

In en door het schrijven van ‘Preambule’ schrijft de ik-figuur de teksten tot ééngeheel: hij schrijft de bundel Paranoia. Vooralsnog is niet duidelijk dat men zovermoet gaan als Rodenko (1959, 69), toen deze de volgorde van de verhalen in Hermans'bundel Moedwil en misverstand zo zinvol achtte dat hij het werk met evenveel rechteen roman als een novellenbundel kon noemen, maar duidelijk is wel, dat men ‘hetschrijven tot een bundel’, op grond van de aanwezigheid van een ‘Preambule’, zeerserieus dient te nemen. De ik-figuur proclameert zich tot ‘schrijver dezes’ - geheelin overeenstemming met de waarheid, zou Hermans zeggen. Net als auteurs die hunniet-literaire teksten bundelen? Ja, met dit verschil dat de ik een personage is, engeen persoon.

2) ‘Preambule’ is een ik-tekst. Het belangrijkste verschil tussen het literair en hetniet-literair lezen van een ik-tekst is gelegen in de invoeging van een spreker tussenspreker en gesprokene. In het essay en in de niet-literaire ik-tekst is er één spreker,de werkelijke schrijver, die zichzelf in de tekst met ‘ik’ aanduidt. Hij presenteert zijneigen (openbare, dus niet altijd werkelijkheidsgetrouwe) gedaante, en is volgensafspraak aansprakelijk voor zijn uitspraken. In de literaire ik-tekst zijn er tweesprekers: de werkelijke schrijver, die als een soort buikspreker een tweede sprekerpresenteert die zichzelf met ‘ik’ aanduidt. Deze tweede spreker presenteert zijn eigen,oncontroleerbaar werkelijkheidsgetrouwe gedaante en claimt aansprakelijkheid voorzijn uitspraken - die evenwel (volgens afspraak: het literair vertoog) niet bestaat,althans, niet toe-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 9: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

12

gewezen kan worden. De tweede spreker is immers geen rechtsfiguur, en de werkelijkeschrijver - Hermans incluis, in 1952 - krijgt al meer dan een eeuw gelijk, als hij deaansprakelijkheid voor de uitspraken in zijn tekst afwijst - als de tekst literair is. Hetaardige is nu, dat deze ‘inbedding’ niet uit de tekst volgt, maar uit de organisatie vanhet literair vertoog en uit de keuze van een literaire leeswijze van de tekst. Hermansheeft met zijn argument ‘dat niet gezegd is dat ik die “ik” ben’ dus treffend juist dekern van de zaak aangegeven.

Wat betekent een en ander in concreto voor de status van de mededelingen vande ik-figuur in ‘Preambule’? Als ‘Preambule’ geen verhaal is, is hij Hermans enspreekt hij de waarheid (of niet); is ‘Preambule’ een verhaal, dan is de ik-figuur éénvan de zes hoofdfiguren, en dus paranoied. Als een paranoiede figuur een structuuraanbrengt in vijf teksten, dan zou deze structuur er wel eens anders uit kunnen ziendan die, welke een wetenschappelijk lezer met pretenties van normaalheid enobjectiviteit in diezelfde teksten aanbrengt. Met andere woorden, we komen in deparadoxale situatie waarin een Kretenser ons brengt, die zegt dat alle Kretensersleugenaars zijn. Hermans heeft herhaaldelijk ‘in het echt’ laten weten dat ‘alle mensenzonder uitzondering “paranoied” zijn’10 zonder dat dit zijn lezers/luisteraars in dieparadoxale situatie brengt, want daar vertalen we het met behulp van deaanhalingstekens tot een ongevaarlijk theoretisch niveau. Maar in de bundel Paranoialaat Hermans het ons aan den lijve voelen; niet alleen in de vijf volgende verhalen,zoals Raats dissertatie overduidelijk maakt, maar ook, en met name, in de preambulevan de bundel, doordat hij daar een taalsituatie die even werkelijk schijnt als eeninterview perverteert.

‘Preambule’ bezit inderdaad de in de slotwoorden opgeëiste ‘toets van onnavolgbarekrankzinnigheid’ - waarvan we overigens blìjven aannemen dat die bewust isaangebracht door een niet-krankzinnig kunstenaar, zoals we zullen blijven aannemendat alle mensen paranoied worden gevonden door een niet-paranoied: anders is hetimmers niet waar?

Maar lezen we ‘Preambule’ literair, dan is de ik-figuur, onze voorganger, paranoied,en dus ziet hij een systeem dat er niet is, en hebben de vijf volgende verhalen allesmet zijn persoonlijke lotgevallen te maken, en zitten wij, lezers, met de brokken. Hetis precies deze toets van krankzinnigheid waardoor de preambule voor de lezergerechtvaardigd wordt, zoals de ik-figuur in zijn allerlaatste zin (voor)schrijft11.

Immers, welke rechtvaardiging kàn er zijn voor een niet-literaire inleiding bij eenliteraire tekst? Is het niet buitengewoon zwak, als een auteur zo'n voorwoord nodigheeft? Zelfs als de werkelijke auteur zijn werkelijke lezers niet vertrouwt, omdat hijheeft ervaren dat zij zijn abstracte lezers niet volgen, dan nog moet men constaterendat preambulante beweringen omtrent

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 10: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

13

authenticiteit en intentie van wat reeds beweerd is - voorwoorden, dat van Paranoiain ieder geval, worden achteraf geschreven - de twijfels van de lezer over de waardevan wat volgt eerder verdubbelen dan wegnemen.

Niet altijd, dat is waar; in minstens twee gevallen zijn preambules functioneel,zowel voor literaire als voor niet-literaire teksten. Ten eerste daar, waar de auteureen verkeerde inschatting van het type van de tekst die volgt poogt te voorkomen,door bijvoorbeeld in een woord vooraf mee te delen dat het onderhavige boek géénhistorische roman is. Ten tweede daar, waar de auteur het geheel schrijft dat de tekstis maar niet zegt. Hij attendeert de lezer op het feit dat de onderdelen van de nuvolgende tekst één geheel vormen, en dat kan functioneel zijn waar het degebruikswaarde van een niet-fictionele tekst verhoogt, of waar de onderdelenoorspronkelijk zelfstandig waren, zoals bij de thematische bundelingen vanTamarstukjes, - of bij de verhalen van Paranoia.

Maar binnen het ‘paradigma’ van de autonomie-opvatting - en niet alleen dáár12 -wordt een preambule snel problematisch, want daar luidt het uitgangspunt voorschrijver èn lezer dat het literaire werk één geheel is. De pure handeling van hetbundelen is in dit paradigma al een bewuste constructieve daad, indien niet van deschrijver, dan toch van de lezer: deze dient het werk tot één geheel te lezen. Dat doetRaat dan ook, maar hij doet het op gezag van de preambule, en hij bekijkt niet hetgeheel, maar de laatste vijf verhalen. Daarmee leest hij ‘Preambule’ tot een zwaktebodvan Hermans. Maar Hermans heeft als schrijver geen preambule nodig. Ook hijbeweegt zich in het autonomie-paradigma: hij schrijft literatuur, omdat in de literairewereld niet de onhaalbare orde van de waarheid heerst, maar de haalbare van dewaarschijnlijkheid. En waarschijnlijkheid is een functie, die slechts op één wijzewordt bereikt, nl. doordat alle onderdelen van de literaire wereld in één verbandfunctioneren. ‘Het verschil tussen de roman en de wetenschappelijkewerkelijkheidsbeschrijving, die immers ook verschijnselen in een wetmatige orderangschikt, is dat de roman geen bewijs voor zijn orde nodig heeft, de wetenschapwel’ schreef Hermans in ‘Experimentele romans’. Autonomie bij uitstek!

Dus functioneert ‘Preambule’ in hetzelfde verband als de vijf andere verhalen, enniet daarbuiten als een explicatie van hun verband. Noch in eerdere, noch in laterebundels, als Moedwil en misverstand, of Landingspoging op Newfoundland, achtteHermans dergelijke pretexten nodig; in Paranoia evenmin. Conclusie: niet hij heefteen preambule nodig, maar zijn ik-figuur. Daarmee gaat het verhaal ‘Preambule’over een schrijver die voor de taak staat enkele van zijn geschriften te bundelen. Hetthema van de bundel verschafte Hermans een prachtkans op een schot in open doel.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 11: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

14

We hebben gezien dat het in theorie op allerlei punten verschil maakt of een tekstliterair dan wel niet-literair wordt gelezen. Maar maakt het in de praktijk van deinterpretatie wel zoveel uit? Als je de titel verklaart, de tekst niet als voorafgaandaan, maar als deeluitmakend van Paranoia beschouwt, de ik niet als Hermans ziet,de beweringen niet op hun waarheid, maar op hun functie toetst, krijg je dan eenandere interpretatie van ‘Preambule’ en Paranoia dan Raat, die van de beide functiesvan ‘Preambule’ de niet-literaire heeft onderzocht?

Eindnoten:

9 Zie voor een voorbeeld Ineke Bulte, ‘Krullen op een gemillimeterd hoofd’ in De Revisor 1986/2,over inleiding, samenvatting en index van Het gemillimeterde hoofd van Gerrit Krol.

10 Janssen 1979, 52.11 Het verbaast mij niets dat Raat 1985 (noot 21, p. 45) de kritiek die deze toets onderkende niet

kon vinden. Ze bestaat niet. Literair lezend ga je er ook niet naar zoeken; niet-literair lezendconcludeer je dat de onwaarheid van de mededeling de hele ‘Preambule’ fictionaliseert.

12 Bijvoorbeeld bij Derrida 1972, die met Hegel in discussie gaat over het voorwoord bij filosofischewerken. Hegel vindt ze ‘um der Natur der Sache willen unpassend und zweckwidrig’. Derridaonderschrijft dit minstens gedeeltelijk, en trekt het door naar literaire werken. Anderevoorbeelden zijn Mitterand 1980 en Avni 1984. (Voor de laatste dank ik drs. Th. Vos).Ook in het geval van Paranoia zijn tegen de aanwezigheid van een preambule bezwareningebracht. Rodenko 1959, 73 nam aan dat Hermans zich bij voorbaat wilde indekken tegenaanvallen van de normalisten. Hij vreest dat de preambule de suggestie wekt dat de verhalenals demonstratiemateriaal bedoeld zijn, en zuiver verstandelijk geconstrueerd, en daarmee doetHermans zichzelf z.i. onrecht.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 12: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

15

‘Preambule’, een literaire lezing13.

De ik-figuur beschrijft zichzelf uitsluitend in zijn kwaliteit van schrijver; wat hijeventueel verder doet of is blijft onbekend, al is dat waarschijnlijk niets, wantschrijven is hem een alles overheersende gewoonte geworden (I). Hij heeft geenkantoorbaan, en is geen miljonair, al bezit hij een huis dat groot genoeg is om enigekamers als archief in te richten (I). Wàt hij schrijft is ons evenmin bekend - mogelijkverhalen als die van de bundel Paranoia - maar het wordt wel gepubliceerd. Hòe hijschrijft weten we wel: met een rad van fortuin in zijn achterhoofd, een ongeluksvogelop zijn schouder en een allesbehalve schokvrij opgehangen kompas in zijn borst(IX), op gebruikt papier (I t/m III), zonder vertrouwen in de schrijverij, en zonder eraan te kunnen ontkomen (VII).

De schrijver onderscheidt een aantal systemen om het zelf en de wereld vast teleggen: kaartsystemen, schrijven, geheugen en foto's. Kaartsystemen voldoen niet,omdat hij de tijd om ze te vullen liever gebruikt om iets te produceren waarmee zegevuld zouden moeten worden (I). Het geheugen blijkt een te willekeurig systeemdat hem tot een strandvonder maakt, brokstukken verzamelend langs de zee dervergetelheid (IV), zonder garantie dat het bewaarde een systeem representeert.Fotograferen is prachtig, maar de ik-figuur is geen fototoestel, hoogstens de bediener,en dus geen complete objectieve registrator (VII). Blijft over: schrijven. Dat is óókeen gebrekkig systeem, omdat het met woorden werkt en niet met licht, zoals eenlicht-schrijver, of met symbolen met vaste betekenissen, zoals een rekenmachine,maar het is het enige systeem dat hij kan hanteren. Het grote voordeel van hetschrijven met woorden is tevens dat het hem in staat stelt, beelden ‘van de wereldof van zichzelf te ontwerpen’ (V), en vooral, dat de geschreven woorden en zinnengeheim-ZINnigheid zouden kunnen bevatten, omdat men niet ‘van te voren weet datiedere ZIN is uitgesloten’ (III).

Binnen het schrijven met woorden onderscheidt hij verschillende vormen die hijniet bruikbaar acht, omdat ze geen ideeën bevatten (spoorboekschrijven), geensamenhang vertonen (knipselplakken), geen waarachtig docu-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 13: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

16

ment zijn, of geen geheime zin verbergen, daar deze erbij afspraak uit verwijderd is(wetenschappelijke geschriften).

Wetend dat de taal de ontwikkeling van de westerse mens niet heeft bijgehouden(op het groter worden van zijn wereld is gereageerd met het creëren van méér abstracteen minder ‘concrete’ woorden die de relatie met de werkelijkheid beduiden) weetde schrijver ook, dat zijn documentatiesysteem vervalst is. Tevens weet hij, dat ditvoor iedereen geldt, en dat iedere talige activiteit (voor rekenmachines en wetenschap‘houdt de taal op te bestaan’) vervalsend is. Het menselijk denken is taaldenken, dusis ieder resultaat van denken vervalst, fictioneel. Door middel van taal kunnen wede werkelijkheid dus niet kennen, concludeert de schrijver, dus hoeven we de waarheidevenmin te zoeken in de relatie tussen taal en werkelijkheid. Rest ons, de waarheidte zoeken in de taal. ‘Soms stel ik mij een waarlijk gelukkig leven voor: mij opsluitenen dag in dag uit lezen’ (VII). Waarlijk gelukkig, want de enige werkelijkheid waarinik dan leef, is de enige die ik hoef te kennen, en ik kàn haar kennen, want ze is talig.Bovendien zijn dan zowel ik als mijn wereld volledig beschreven.

Maar: er is geen licht genoeg om altijd te lezen, en in het donker kan men nietlezen (VII). Schrijven, de enige andere mogelijkheid om in de taal, en dus waarlijk,te leven, is in het donker wèl mogelijk, dus ‘zal ik aan het schrijven niet ontkomen’.De taalschrijver is geen lichtschrijver, fotograaf, maar een donkerschrijver14, schrijvervan het zwarte licht; wat in zijn geschriften zwart op wit aan het licht komt, komtex tenebris, en zal er, dank zij het in geschrifte vastleggen, niet meer naar terugkeren:‘Ik schrijf, omdat ik in iedere gedachte die ik vergeet, verloren ga’ (III).

Lezen en schrijven is leven in een vervalste wereld, maar de wereld wordt alleenals vervalst ervaren als men een waar-achtige relatie tussen talige en buitentaligewerkelijkheid veronderstelt. Het valt niet mee om die veronderstelling, en dus hetbewustzijn van vervalsing buiten te sluiten. Hoe kun je zonder bewustzijn van dewerkelijkheid, dus in het donker, schrijven? Dat gaat in geen geval op nieuw papier.Waarom niet?

Schrijven is het kiezen van woorden. De keuze is willekeurig, en impliceert dater bij ieder gekozen woord tienduizend worden overgeslagen (VII). Wat er staat isslechts een gering gedeelte van wat er dient te staan (III), en de schrijver weet dat:hij ziet wat hij geschreven heeft ‘alleen maar door de troebele mist van dat wat geengestalte heeft aangenomen’ (VII). Op schrift blijven de niet gekozen mogelijkhedeneven duidelijk aanwezig als de gekozen, zelfs duidelijker: alleen de doorhalingen,de verworpen alternatieven, trekken des schrijvers aandacht, naast louter persoonlijke,niet-inhoudelijke aspecten van het geschrevene, zoals handschrift en vlekken (III).

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 14: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

17

Eén manier om keuze, willekeur en persoonlijke ingrepen van het schrijven mindergroot en evident te maken is, schrijven op papier dat niet meer alle kanten uit kan(II), waarvoor al geen andere mogelijkheden meer openstaan (III), papier dat reedsafgeschreven, maar nog niet volgeschreven is, waarvoor de keuzes al gemaakt en demogelijkheden tot het uiterste beperkt zijn. Door te schrijven op het restje dat hetpapier overblijft, creëert de schrijver nieuwe mogelijkheden, en lost hij de schuldvan de keuzes enigszins in, in plaats van haar duizendvoudig te vergroten, zoals hijzou doen wanneer hij de onbegrensde mogelijkheden van nieuw papier zou inperken.

De schrijver is, als zijn papier, geen onbeschreven blad; beide staan met de rugtegen de muur (III), hebben slechts een kleine ruimte over waarvoor nogmogelijkheden openstaan. Al schrijvend benut de schrijver niet alleen de resterendemogelijkheden van het papier, maar ook die van zichzelf. Hij beschrijft zichzelf (intwee betekenissen), ontwerpt een beeld van zichzelf en de wereld in een universumdat door anderen reeds afgeschreven was. Ook de door hem beschreven karaktersworden vergeleken met het papier waarop hij schrijft (IX). Ook zij staan buiten devoorgeschreven wereld, met hun rug tegen de muur, maar ook zij zien daar nogmogelijkheden openstaan. Zo is de schrijver één met het dubbelzinnig beschrevene,met zijn instrument en zijn produkt, met zijn wereld, waar hij geheel in opgaat.

Wat is er paranoied aan deze tekstfiguur? (Zie voor de ‘literariteit’ van de ik noot24, tweede alinea). Een netelige vraag, als er geen norm is voor normaal. Maarwaarom is schrijven een allesoverheersende gewoonte geworden (I)? Vanwaar diedwangmatige behoefte om alles vast te leggen? Waarom gaat de mens niet verlorenin wat is vastgelegd, als een mensenleven een verzameling bewegingen is (IV)? Hoekan iemand iedere maand precies hetzelfde aantal foto's produceren van zijnmaaltijden en ontlastingen (IV)? Is het niet zo dat, als een paard in een stal een anderpaard is dan een paard voor een wagen, een woord in een zin een ander woord is daneen woord in een andere zin? ‘Zij veranderen van positie’ en zijn dus even oneindigin aantal en betekenissen als paarden (IV)? Wat is ‘de ziel’ en wat is ‘waarde voorde ziel’ (VIII) voor iemand die geen moralist is (IX)? Doet hij zelf niet voortdurenduitspraken over de mens (IV)? Zouden wij mensen niet eerder méér dan minder redenhebben om overtuigd te zijn van onze nietigheid, als wij alles van onszelf zoudenoverzien (IV)? Wat is het verschil tussen ‘alles is even belangrijk’ en ‘alles is evenonbelangrijk’ (IV)? Hoezo is er niet licht genoeg om dag in dag uit te lezen (VII)?Doet de formulering van de gedachte dat geheimZINnigheid ontbreekt waar ZIN isuitgesloten niet sterk aan Bernard uit ‘Lotti Fuehrscheim’ denken (III)? Meent iemandmet zijn kentheoretische opvat-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 15: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

18

tingen trouwens niet dat van àlles iedere zin is uitgesloten? Waarom schrijft hij alleenop papier dat door ànderen, of op hun gezag is volgeschreven, terwijl hij het doorhemzelf misbruikte papier niet in de kachel stopt, noch gebruikt zoals hij reedsverbruikt papier gebruikt, maar opbergt waar hij het niet meer kan vinden (III)?Onder wèlke omstandigheden kan het bestaan dat iemand zichzelf tegenkomt en nietherkent, of een ander ontmoet en zichzelf herkent (VIII)? Zouden hier niet deuitspraken tussen zitten die Hermans op het oog heeft als hij zegt: ‘Er staan dingenin die absoluut niet waar zijn’?

De schrijver streeft naar waarachtige documenten die hem representeren. Hij wilzulke documenten zèlf maken, in woorden, omdat alleen woorden mogelijk zin engeheime zin produceren. Zijn geschriften overziend komt het hem echter voor ofalleen de vlekken en doorhalingen hemzelf representeren. En uiteraard maken alleendéze elementen de geschriften tot waarachtige documenten: zij representeren dechaos die hij werkelijk is in de onwaarachtige orde waarin hij zich inschrijft.Dergelijke waarachtige documenten kan hij niet vernietigen, maar hij moet ze welverdringen, en hij moet ze bewaren, want ze zijn geheimzinnig. Nu, dooromstandigheden gedwongen zijn produktie overziend, is hij op zoek naar de geheimezin die zijn geschriften bevatten; nu, een bundel samenstellend, onderzoekt hij inhoeverre wat blééf bij elkaar hoort. Hij relativeert het bij voorbaat: van wat bleef ishet bewijs niet geleverd dat het één opgeschreven diende te worden en het andereniet; dàt het bleef is eveneens willekeurig: de schijn van een systeem achter blijvenof verloren gaan is bedrog, want bewaard is niet be-waard. Maar toch: in dezeomstandigheden komt hij ontegensprekelijk zichzelf tegen, en herkent zichzelf niet.Dus schrijft hij een preambule: ik ben het niet die hierna beschreven wordt, maar datkan ik niet bewijzen.

Hij schrijft een preambule, en geen préface, avant-propos of een Nederlandsvoorwoord; hij schrijft geen proloog, verantwoording of inleiding. Hij schrijft eenpreambule, en daarom noemt Hermans het verhaal niet ‘De bundel’, of ‘Hetvoorwoord’, maar ‘De preambule’, het woord gevend aan zijn ik figuur, die de tekstuiteraard ‘Preambule’ noemt. De schrijver schrijft een preambule, omdat het woordpreambule, mèt proloog en voorspel, een van de weinige woorden is die zowel inhet kunstzinnige als in het niet-artistieke vertoog conventionele betekenissen hebben.Het verdient ver de voorkeur boven proloog en voorspel, omdat bij deze woordende artistieke traditie op de voorgrond treedt. Bovendien, en dat is het belangrijkste,heeft preambule in het dagelijks taalgebruik meerdere betekenissen (voorspel ook,maar de sexuele betekenis trekt een volstrekt ongewenst register open, en is dusdefini-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 16: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

19

tief onbruikbaar). Behalve de algemene betekenis van ‘voorwoord bij geschreventeksten’ en ‘omhaal van woorden’15 betekent ‘preambule’ ook ‘inleidende passagesvan verdragen, resoluties of moties’ en ‘compositie die het voorspel vormt van eenmuziekstuk (meestal gevolgd door een fuga), of als zelfstandig fantasiestuk voorkomt’.Enerzijds kondigt ‘Preambule’ dus een verdrag aan waarmee het gedrag van tweeof meer partijen juridisch of wettelijk wordt geregeld; anderzijds kondigt het eenkunstvorm aan. ‘Preambule’ realiseert de beide artistieke betekenissen van het woord:het is zowel een zelfstandig ‘fantasiestuk’, een verhaal, als het voorspel van eenpolyfone compositie waarin een bepaalde hoofdgedachte door verschillende stemmenna elkaar uitgesproken, becommentarieerd, en van alle kanten bekeken wordt, waarbijmodificaties van de grondgedachte kunnen optreden.

Het is duidelijk dat Raat in ‘Preambule’ de amusische, wettische betekenis las, endeze ook in Paranoia opspoorde, al noemde hij het niet zo. Hij onderzocht het verdragtussen auteur en lezer via de in de tekst besloten lezersrol, en concludeerde dat ‘denovellen zowel thematisch als wat betreft de rol van de abstracte lezer een illustratievormen van de ideeën uit de “Preambule”’16. Met name impliceert dit, ‘dat de abstractelezer steeds een essentieel andere positie bekleedt dan de verhaalfiguren’, hoewel erwel gesproken kan worden ‘van een zekere analogie tussen abstracte lezer enpersonage, wat betreft de mogelijkheid hun verbeelde resp. vertelde wereld tekennen’17. Daar het verschil tussen de positie van de abstracte lezer en die van depersonages per definitie gegeven is, en dus voor alle verhalen van wie dan ook geldt,is de constatering dat hun positie in zekere mate analoog is aanmerkelijk interessanter,te meer daar de abstracte lezer in Raats boek vaak zodanig gepersonifieerd wordtdat hij nauwelijks te onderscheiden is van de werkelijke lezer (Raat).

Tot zover de literaire interpretatie van ‘Preambule’. Rest ons, de functie van‘Preambule’ in het geheel van de bundel Paranoia te bekijken.

Eindnoten:

13 De romeinse cijfers in de nu volgende paragraaf verwijzen naar de paragraafnummers van‘Preambule’.

14 Cf. ‘De blinde fotograaf’: ‘Ik doe mijn best in het duister te schrijven. Dat valt voor een ziendeniet mee, maar het is niet onmogelijk’.

15 Deze tweede dagelijkse betekenis realiseert ‘Preambule’ eveneens m.i.; de titel is dan een bewijsvoor mijn indruk dat de stijl van ‘Preambule’ te omslachtig is voor Hermans als essayist (zienoot 8).

16 Raat 1985, 198.17 Raat 1985, 195.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 17: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

20

De structuur van de bundel Paranoia

Raat ziet de samenhang van de bundel gegeven in het feit dat de vijf verhalen quathema en lezersrol een illustratie vormen van wat in ‘Preambule’ wordt uiteengezet.Verder dan dat gaat de samenhang evenwel niet: ‘De hechte samenhang moet nietworden overtrokken: de volgorde waarin de verhalen geplaatst zijn, dient m.i. geen

speciaal doel’16. Alleen de plaatsing van ‘Lotti Fuehrscheim’, het enige verhaal datniet naar de tijd van ontstaan is gerangschikt, krijgt zijn aandacht. Het feit dat hetals sluitstuk van de bundel functioneert, suggereert een zekere veralgemening, enwel naar tijd en ruimte, omdat ‘ook in de nieuwe wereld en ook zonder de oorlog’de problematiek van kracht blijft. Bovendien treft de destructie van de schijnordevan het verhaal in ‘Lotti Fuehrscheim’ met terugwerkende kracht de ordening vande wereld in de overige verhalen, die wordt gereduceerd tot een arbitraire systematiek.Is daarmee alles over de compositie van Paranoia gezegd?

Leest men ‘Preambule’ literair, dan zijn er twee novellen niet chronologisch naarde tijd van ontstaan gerangschikt, want ‘Preambule’ is het laatst geschreven en heteerst geplaatst. De twee ontspoorde teksten vormen begin- en sluitstuk van de bundel;de preambulant bevindt zich in hetzelfde stadium als Bernard in ‘Lotti Fuehrscheim’:hij vindt ZIN in geheimZINnigheid, en is geheel in de taal, het schrijven, gevlucht,op zoek naar een waarlijk gelukkig leven. Hij gaat ons voor op de weg die depersonages uit de vijf volgende verhalen gingen, een weg wellicht van kwaad toterger: ‘“Lotti Fuehrscheim” vormt de climax van Paranoia’, zoals ook Raat meent.Zou de ordening van de verhalen weerspiegelen dat de figuren zich in deopeenvolgende novellen steeds verder in de taal terugtrekken? Of dat, om hetpositiever te formuleren, de taal steeds meer (hun) werkelijkheid wordt?

Raats analyses laten inderdaad geen andere dan zijn conclusie toe; zij hebben geengegevens opgeleverd die duiden op de onverbiddelijkheid van keuze en volgordevan de verhalen. Ik las de verhalen opnieuw, om te zien of op basis van de functievan het ‘verhaal’, de wereld in woorden die de personages

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 18: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

21

bouwen, eventueel iets naders te zeggen zou zijn over de constructie van de bundel.Bij die gelegenheid ontdekte ik, dat ieder van de teksten mij met vragen liet zittenwaarop ook Raats uitputtende analyses geen antwoord gaven. Als ik het antwoordgevonden had, bleek keer op keer dat ik een andere versie van de fabel overhielddan Raat en de door hem besproken interpreten. In ‘Manuscript in een kliniekgevonden’ vermoordt de protagonist de schooljongen twintig jaar na zijn eigenschooltijd; het verhaal van de protagonist in ‘Paranoia’ wordt niet ontkend; ‘Hetbehouden huis’ speelt zich af in enkele uren; de protagonist van ‘Glas’ sterft aan zijnlongontsteking; in ‘Lotti Fuehrscheim’ komt wel degelijk het lot te voorschijn.

Deze volstrekt andere interpretaties nopen mij, mijn betoog over de structuur vande bundel en de functie van ‘Preambule’ even op te schorten, want dat is, uiteraard,geheel op de interpretaties van de delen gebaseerd. Ik zal dus eerst mijn kijk op deverhalen weergeven. De lust ontbreekt mij om discussies aan te gaan met de bestaandeinterpretaties, en dat betekent dat een en ander met weinig lawaai gepaard gaat voordegenen die niet op de hoogte zijn van de Hermanslezingen. Mijn interpretaties gaangoeddeels langs de opgerichte duidingsbouwsels heen; ik zet als het ware watscheefgezakte fundamenten recht en laat verder alles onaangetast. De lezer neme erter vergelijking de analyses van Raat bij; deze discussieert wel met de bestaandeinterpretaties. Ik las daarnaast drie interpreten die hij niet vermeldde: Rodenko 1959,Haasse 1985, die hij nog niet kòn gebruiken, en Vermeiren 1986, dat al in 1984 alsdissertatie verscheen.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 19: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

22

‘Manuscript in een kliniek gevonden’

In ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ lezen wij een manuscript dat iemand onslaat lezen. Hij geeft de plaatsen aan waar de tekst afgebroken of onleesbaar is, ensuggereert daarmee, en met de titel, dat hij niet zelf de schrijver is van de tekst. Hijvond de tekst in een kliniek; wellicht is deze bij wijze van therapie geschreven, want‘ik moet vertellen hoe ik in het ziekenhuis gekomen ben, al is dit alleen maar eenonderdeel van alles’. ‘Gevonden’ suggereert dat de schrijver zijn tekst in de kliniekachterliet, en er dus zelf niet meer is; het suggereert ook toevalligheid van deontdekking, zodat de vinder waarschijnlijk niet de behandelende geneesheer is dieeventueel om het verhaal van de patiënt gevraagd heeft. Maar méér komen we niette weten, want verder doet de presentator niets met de gevonden tekst.

De eerste alinea van de tekst lijkt een beschrijving te zijn van de kliniek waarinde auteur op het moment van het schrijven verblijft. 's Nachts gaat hij naar het dakvan het gebouw, via een route die merkwaardig veel lijkt op een route die hij aflegdein zijn lagere school.

Die school is het beginpunt van de weg die hem naar de kliniek voerde. Hij heefter iemand verraden, toen het hoofd van de buurschool om getuigen vroeg van eengevecht met ongelukkige afloop. Hij wees een jongen aan die hem beviel, wiensuiterlijk hem dus schuldig verklaarde18, maar hij werd niet geloofd. De kinderenmogen hem niet, de onderwijzers evenmin; ze schelden hem uit met een woord dathij niet begrijpt, en dat niet in de tekst voorkomt. De lezer weet dus niet welk woorddat is, maar hij kan het raden, en het is niet het sexuele woord dat de interpreten totnu toe raadden. De ik wordt uitgescholden voor ‘verrader’, niet alleen omdat hij dejongen verraden heeft, maar ook omdat zijn vader met de fascisten heult. ‘Van wieanders van dan mij’ verwacht men verraad? ‘Men kende mijn vader immers, alleonderwijzers wisten toch wie hij was?’. Daarom wordt de ik op school geplaatstnaast de Oostenrijkse jongen die zijn vaders koppelriem draagt waarop in het Duitsrond een adelaar in Sinterklaasletters staat ‘Weest eendrachtig, weest eensgezind’.Hij, die in alles anders is dan de anderen, is de enige die begrijpt dat dit betekent‘Weest uniek, weest alleen’.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 20: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

23

Hij begrijpt het scheldwoord ‘verrader’ niet; hij kan het niet bevatten, doordat zijn‘oorsprong op aarde geen parallel kan vinden’. De onderwijzeres knipt een stuk uitzijn oor om het hem duidelijk te maken, maar tevergeefs. Als Annie de Koning doordezelfde onderwijzeres wordt gestraft, vraagt hij zijn vader het meisje te helpen,maar deze kan niets voor haar doen, zoals hij ook niets voor zijn zoon kan doen,behalve hem nieuwe kleren geven, en hem de waarheid voorhouden. Hij ademt zijndofwitte ziel op zijn glanzend instrumentarium, het aldus besmettend in plaats vanontsmettend, en vertrekt. Het meisje ‘riep ook het woord niet meer’.

Het volgende dat we van de ik-figuur weten is, dat hij twintig jaar later19 in hetziekenhuis terecht komt, omdat een lucifer in zijn oor ontploft is. Het is hetzelfdeoor dat op school gemerkt was, dus hij vindt dat op zichzelf niet zo erg. Ook van hetfeit dat het letsel hem met opzet is toegebracht, doordat zijn huisgenote Heleen eenverraderlijke lucifer in zijn doosje liet doen, lijkt hij niet speciaal onder de indruk,want hij is het gewend, gemarteld te worden omdat hij de Waarheid bezit.

Na enkele maanden wordt hij ontslagen, en gaat hij met Heleen naar huis, datverhuisd blijkt te zijn naar een gebouw van waaruit hij op zijn oude school uitkijkt.Wat hij daar ziet, speelt zich af in ‘mijn eigen atmosfeer van hoog suizen dat de ademinhoudt’. Hij ziet er een jongen ‘die anders was dan de rest’, bloedend uit een oor,gekweld zonder dat de onderwijzers hem te hulp komen. Hij moet zich beheersen,eerst om dit onrecht niet te keren, dan, als hij weet dat het hetzelfde is als twintigjaar geleden, om die belabberde jongen die hij zelf is niet binnenste buiten te kerenals een handschoen. Tenslotte beheerst hij zich niet meer. Als hij ook het hoofd vande buurschool weer ziet, de enige die hem destijds een stralenkrans van waarheidverleende, al was het zonder resultaat, daalt hij - waarschijnlijk weer via debrandladder - zijn veranda af. Maar de jongen die hij destijds verried, grijpt hembeet. De ik weet de zaken om te draaien en vermoordt hem. ‘En zij lieten mij gaan,want (..) voor één moment werd hen duidelijk wie ik was, dat zij geen deel haddenaan de wereld van mij’. Hij komt niet als moordenaar in de gevangenis, maar alswaanzinnige in de kliniek20, waar hij bij wijze van openingsregels noteert dat hijheeft ‘moeten beloven het niet te verraden’.

Een jongetje dat aanvankelijk tamelijk normaal lijkt (in het begin speelt hij mee inde zandbak en leert een leerling hem vieze woorden21; pas later, na het oormerk, wilniemand meer met hem spelen: (p. 33) wordt buitengesloten omdat hij hun woord,hun qualificatie van hem, niet begrijpt. Hij wordt gestraft voor zijn vader, maar kanhet geloof in zijn vader niet opgeven, omdat zijn oorsprong op aarde geen parallelkan vinden. Hij is dus inderdaad niet

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 21: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

24

in staat (Raat 1985, 69), een essentieel begrip uit de wereld van de anderen tebegrijpen, en hij zal dus nooit begrijpen waarom hij niet in hun wereld opgenomenkàn worden. Zoekend als het kind dat hij is naar een verklaring komt hij op deWaarheid, een godgelijk begrip, een genade. De waarheid is mooi en goed - maarverteld aan de vijand is het verraad. Verraad is per definitie het vertellen van dewaarheid, maar aan het verkeerde oor. Het is dus geen wonder dat degenen die wetendat hij de waarheid bezit er rekening mee houden, bang voor hem zijn, plannenberamen en overwegen hoe het toch mogelijk is dat hij de waarheid weet (p. 20).

Wat het jongetje leert is, dat hij, de waarheid sprekend, niet wordt erkend.Grondiger ondermijning van het vertrouwen in de taal als middel om de werkelijkheidte spreken is nauwelijks denkbaar. Hij hoort dan ook niet meer wat de anderen zeggenmaar schrijft, als hij de waarheid die leugen is betrapt heeft, nog wel zijn eigenverhaal, zijn eigen werkelijkheid. Niet met het doel het aan anderen ter lezing tegeven; zijn wereld gaat verloren, en zal bij toeval gevonden worden.

Eindnoten:

18 p. 29. Ik verwijs naar de bladzijden van de herziene versie, dertiende druk, 1983.19 In het ziekenhuis bevangt hem voor het eerst sinds twintig jaar (p. 21) de walging die hem bij

de eerste aanschouwing van de school-wc's beving (p. 31). Hij blijft er maanden (p. 21); weerthuis, op zijn veranda, is de schooltijd nog steeds twintig jaar geleden (p. 28).

20 In tegenstelling tot Haasse (1985, 29) acht ik het dus bekend ‘wat zich heeft afgespeeld vóórhet noodzakelijk werd geacht x naar de kliniek te brengen’. Net als Raat en Calis neemt zij tenonrechte aan dat de protagonist de jongen in zijn schooltijd doodde.

21 p. 28. Er zijn waarschijnlijk twee woorden in het spel, één sexueel, dat hij niet begreep en nuvergeten is, en het scheldwoord verrader, dat hij evenmin begreep, maar zeker niet vergeten is.Het sexuele woord komt terug in de pesterijen van de meisjes, als ze roepen: ‘Kom eens hier;wil je het zien?’. Waarschijnlijk is het een woord voor het vrouwelijk geslachtsdeel, dat hij ookniet kent doordat zijn oorsprong op aarde geen parallel kan vinden. Dit woord komt terug inAnnie, Heleen en zijn moeder; het andere woord komt terug in de Oostenrijkse jongen, dejongen met de rode krullen en zijn vader.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 22: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

25

‘Paranoia’

De protagonist Arnold Cleever van het verhaal ‘Paranoia’ laat in het geheel geentekst na. Hij schrijft niet, hij leest niet, hij spreekt nauwelijks en steeds zachter. Hijvertelt zijn verhaal dan ook niet zelf; het wordt verteld door een anonieme vertellerdie ook op plaatsen verkeert waar Cleever niet is, en verschillende personen vanbinnenuit belicht. Maar - de hele geschiedenis draait wel om Cleevers eigen verhaal;om zijn mededeling namelijk dat hij een ontsnapte SSer is.

De ware toedracht volgens Raat en anderen is, dat hij de hele oorlog op zijn kamerheeft doorgebracht, nadat zijn compagnie in mei 1940 werd teruggetrokken voordatze één Duitser hadden gezien. Onverklaard bleef tot dusver hoe iemand er toe komtvan zichzelf te beweren dat hij een ontsnapte SSer is - of het nu waar is of niet.Waarom juist dit verhaal, en waarom er door dik en dun aan vasthouden? Arnoldvertelt het zijn vriendin Anna als ze elkaar een maand kennen. We weten niet wanneerdat precies is, maar het is wel vóórdat hij in de krant het bericht leest over de ontsnapteSSer met wie hij zich identificeert. Het krantenbericht is dus niet de aanleiding;bovendien sisten de dingen hem ook al eerder ‘es-esser’ toe.

De door Anna's vader meegedeelde, van Wester, Cleevers oude leraar en kapiteinafkomstige ontkenning van dit verhaal is niet zonder meer betrouwbaar. Ten eersteheeft Anna haar vader niet verteld dat Arnold een ontsnapte SSer is22. Deze kent hetverhaal dus waarschijnlijk helemaal niet, en kan het dientengevolge evenminontkennen. De gevolgtrekking dat zijn verhaal bewijst dat dat van Arnold niet kloptkomt geheel voor rekening van Anna en de lezer. Wel is er Anna's vader veel aangelegen dat zijn dochter gelooft wat hij haar vertelt. Terwijl hij als Pilatus zijn handenin onschuld wast (‘hij had nog jonge handen die spoedig vuil worden’) hoopt hij datCleevers gedrag Anna evenzeer zal verontrusten als hemzelf, en dat ze hem zalopgeven, (zogenaamd?) om haar een geesteszieke man en dito kinderen te besparen.Maar zijn versie van het verhaal rijdt als de tram verder door dan hij had berekend,omdat hij niet weet dat Anna er uit concludeert dat Arnold geen SSer,

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 23: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

26

maar ‘alleen een beetje ziek’ is, in een mate die een dokter in orde kan brengen. Hijbereikt dus het tegenovergestelde van wat hij had beoogd. De eerste en enige keerdat hij Arnold ontmoet, zegt hij niets tegen hem, maar zijn spreekbuis de papegaaidie ‘ik zeg ja’ heet, groet Arnold met ‘Heil Hitler’. Wat voor Nederlanders wistenal in 1933 dat ‘Heil Hitler’ voor Hitlers aanhangers een groet als ‘goede morgen’ is?En vonden dat komiek?

Zijn bron van informatie, de leraar Wester (slechts één S, maar wel in devergrotende trap), die Arnold minstens zes jaar niet gezien heeft als hij hem in zijncompagnie aantreft (Arnold is dan vier- of vijfentwintig) noemt de terugtocht vanzijn compagnie ‘de benen nemen’. En waarom krijgt hij juist ter gelegenheid van debevrijding ruzie met Arnold? Juist dan heeft deze zijn ‘hoe zal ik het zeggen’medelijden nodig. Het feit dat hij gedurende de oorlog contact onderhield met Cleeverbewijst niet dat Cleever zich intussen niet, in 1941 bijvoorbeeld, uit teleurstellingbij de Waffen-SS meldde. Waarschijnlijk is hij daar niet aangenomen, om dezelfdereden die hem voor de weinig fraaie praktijken van zijn oom onbruikbaar maakte.‘De hele tragiek van het heldendom der germanen is op mijn gezicht te lezen’ denktCleever, en hij ziet droevige ogen die aan weerszijden langs de medemens plegen tekijken, en een wrede mismoedige mond in een hoofd ‘haast zonder kin’. Cleever isminstens zo lelijk, onaantrekkelijk en vasthoudend als Anna, zoals zijn naam al zegt.Hij houdt met alle geweld vast aan zijn verhaal dat hij een ontsnapte SSer is, wantdat maakt hem tot de held die hij niet is. Dat het een verachtelijke held is, deert hemniet; zijn grote voorbeeld is zijn oom, die een bloeiend bedrijf grondvest op dewetenschap dat een ieder in een compromitterende situatie kan verkeren, oorlog ofgeen oorlog. Cleever heeft zich van jongsafaan tot deze oom aangetrokken gevoeld,‘en zelfs nu nog liet hij zijn daden menigmaal in gedachte door zijn oom beoordelen’.Met zijn laatste gebaar beoogt hij zich in de optiek van zijn oom te laten vereeuwigen.Arnold is geen man die je gevaarlijke wapens in handen kunt geven; dat bewijst hijdan ook prompt. Maar - iets anders heeft men hem, medelijdend, evenmin ooit willentoevertrouwen.

Eindnoten:

22 p. 59. Anna heeft hem een kleinigheid verteld, getuige haar reactie ‘een vergissing van Arnold’op haar vaders inleidende mededeling (p. 63), een reactie die in geen enkel verband staat metwat haar vader tot nu toe heeft gezegd.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 24: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

27

‘Het behouden huis’

Het verhaal ‘Het behouden huis’ speelt zich af in enkele uren; het wordt ons paslater, door de ik-figuur zelf, verteld. Eind 1944 trok hij, Nederlander, in een Russischuniform met (Tito's?) onverstaanbare partisanen mee tegen de Duitsers. Volkomenuitgedroogd komt hij aan in een plaats waar de rest van zijn troep al voor een caféstaat, maar hem wordt de toegang geweigerd: hij krijgt opdracht booby traps te leggenin de huizen. Hij kan zich laven aan één van de eeuwig lopende kranen waar hetstadje, kennelijk een luxe badplaats, rijk aan is. In het gedeelte waar hij naar toeklimt, boven de oudste kern, zijn hotels en tennisbanen, geheel verlaten. Eén huistrekt zijn aandacht door de weerkaatsing van de zon; het lokt hem naar zich toe doorde zon stapsgewijs te laten verdwijnen. Hij besluit zijn opdracht op zijn eigen manieruit te leggen, en gaat het huis binnen, onderzoekend of er booby traps zijn.

Het huis neemt hem onmiddellijk geheel in beslag en stelt zijn instincten gerust:er is geen gevaar, hij is niet bang, er zijn geen booby traps. Het ruikt naar leven,beschaafd leven; hij ziet niemand, maar het spoor van de beschaafde wezens is nogwarm. Hij kan de verleiding niet weerstaan, baadt en eet, scheert zich, kleedt zichmet de kleren van de eigenaar en verleent in deze nieuwe gedaante inkwartieringaan de Duitsers.

De eerste regelmatige huisbewoner die hij tegenkomt is een Duitse kolonel, wiereeds vóór zijn collega's gastvrijheid was verleend23. Deze neemt vanuit zijnreferentiekader voetstoots aan dat de ik een nog niet eerder geziene zoon des huizesis. De tweede is de eigenaar, die even was uitgegaan. Deze heeft moeite te gelovendat de ik de Duitser is die hij vanuit zijn referentiekader wel in hem moet zien: dezeDuitser schendt immers het pact van vreedzame coëxistentie dat hij met de bezettersgesloten heeft. De derde is de vrouw des huizes, die ook even was uitgegaan, of ophet punt staat zulks te doen, en haar lippen bijwerkt. De vierde is de grootvader, diewellicht al die tijd in huis was, maar niets hoort, en bovendien gewend is aanvreemden in zijn huis. Wellicht ook keerde hij zojuist van buiten terug met voedselvoor de vissen, die hij nu gaat voeren. In het huis zijn veel katten, of het trekt veelkatten aan;

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 25: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

28

daarom houdt de oude man de deur van de vissenkamer op slot.De ik wenst niet uit het huis verdreven te worden en schiet het echtpaar dood,

maar spaart de oude man, die het hem niet moeilijk zal maken. De kolonel komtberichten dat de Duitsers het stadje aan de partisanen hebben moeten overgeven; deik hult zich weer in zijn uniform en neemt de kolonel krijgsgevangen. Hij poogt deoude man mee te delen dat de bakens verzet zijn, en waarschuwt hem dat de nieuwemeesters hem en zijn vissen zullen doden als hij niet afleert trouw te betuigen aande vorige bezetters. Dan gaat hij terug naar het café waar de partisanen zijn, krijgteindelijk zijn drank, en levert de krijgsgevangen kolonel aan hen uit.

Daarmee levert hij echter ook het huis aan hen uit, want hij neemt de kolonel nietmee, maar laat hem in de kelder opgesloten zitten en brengt zijn makkers daarheen.Het was niet zijn bedoeling dat ze allemaal meekwamen, maar zo liep het wel, enzo vervullen niet de Russen, maar de partisanen zijn voorspelling en vernielen alleswat het huis voor hem betekende. Als hij het verlaat ziet hij dat het er van buiten noggaaf uitziet, en gooit hij er een handgranaat in, opdat het de waarheid spreekt, enzich laat zien zoals het van binnen is: geen behouden huis. Als hij ‘voor de laatstemaal’ kijkt, ziet hij dat het zich nu laat zien ‘zoals het in werkelijkheid altijd wasgeweest’: geen huis, maar een hol brok steen vol afbraak en vuiligheid.

Veel later, als hij ons het verhaal vertelt, blikt hij opnieuw terug. Zijn laatste inzichtblijkt het voorlaatste: het huis fixeerde zich voor zijn geestesoog niet zoals het inwerkelijkheid was, maar als het behouden huis. De woorden ‘het behouden huis’laten zich op twee manieren lezen: als gewone grammatikale constructie (dit huis isbehouden, bewaard gebleven), en als hypallage, zoals in ‘behouden haven’: niet hethuis is behouden maar degene die er in aankomt. Gezien de afloop van het verhaalis het huis niet in de eerste betekenis behouden - maar ook niet in de tweede.

De ik-figuur vertelt ons noch de gebeurtenissen, noch hun betekenis; hij verteltzijn beleving. Zijn beleving is die van iemand die ‘honderd maal zo snel als anders’leeft, voor wie alles dus honderd maal zo traag verloopt als normaal, zoals vooriemand die langzamer leeft dan de oudste steen alles ontzaglijk veel sneller gaat danin een normaal mensentempo. Anders dan Vasalis' ik-figuur dróómt hij niet dat hettempo van zijn leefwijze anders is; hij lééft het, hij is geen buitenstaander, hij zit ermidden in. Dat betekent dat hij in feite trager leeft, en dat voelen we aan de poes,wiens hart klopt ‘met de snelheid van een horloge’, dat is dus (honderd maal?) snellerdan normaal. Niet voor niets staat er zo nadrukkelijk, als hij teruggaat naar zijnsergeant: ‘Ik stond op hetzelfde punt (..) jazeker, op precies hetzelfde punt’.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 26: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

29

De ik-figuur verkeert in een soort hallucinerende toestand, veroorzaakt door deontzagwekkende dorst en de hete zon, die hem reduceren tot gebrand gips (als ikCoca Cola lees word ik gek, p. 86), door de taalloosheid en het partisanengedrag,door vier jaar oorlog, wellicht ook door het mankement waarvoor hij een week inhet ziekenhuis lag, en door de lange, lange tijd dat hij geen menswaardig bestaankon leiden en geen normaal huis om zich heen heeft gehad. Het huis heeft op hemeen effect vergelijkbaar met een fata morgana op een dorstende in de woestijn, alleenblijkt het geen fata morgana, maar een echte oase te zijn - althans op het eerstegezicht.

Via het woord ‘yesero’ (‘Ik heb het nu in een Spaans woordenboek opgezocht,het betekent gipsbrander’) zet de geofysicus Hermans ons geen oudste steen voor,maar het algemeen voorkomende mineraal gips, een waterhoudend calciumsulfaat,dat tot gebrand gips wordt door het door verhitting van het oorspronkelijkekristalwater te ontdoen. De ik, een beeld van gebrand gips, wordt weer gedeeltelijkmens door zich te laven aan water uit ‘een natuurlijke bron’. Door toevoeging vanwater aan gebrand gips kan het gips ieder gewenst model aannemen en daarinverharden. Als de ik in bad stapt, krijgt hij het gevoel dat er een verstenende werkinguitgaat van het water (dat net zo zwavelachtig smaakt als het natuurlijke water dathij dronk) en kijkt hij naar zijn lichaam ‘of het niet al bezig was in een zwavelgelemummie te veranderen’. Hij blijft liggen ‘tot de zouten uit het water geheel bezonkenwaren’ en ziet dat het bad langzaam dichtgroeit, al is het nog ruim genoeg. Zijnvoetstappen worden in witte modder afgedrukt.

Maar mens wordt hij nog niet, want als hij zichzelf in de spiegel bekijkt, ontdekthij niets: ‘Wat ik had beleefd, was verdwenen zonder tekens achter te laten’. Wel iser ‘op dat ogenblik’ zoveel aan hem veranderd dat hij zijn uniform niet meer aanwil. Hij sust zijn geweten met de gedachte dat hij de sergeant zal omkopen met drankuit de kelder van het huis. Hij eist de bibliotheek voor zichzelf op bij de inkwartiering,maar kan de boeken niet lezen; zijn toegang tot de menselijke beschaving en cultuurblijft dus beperkt tot het zich kunnen scheren, maar dat is dan ook niet gering, zoalsde vertegenwoordiger van het Herrenvolk van de Geist hem meedeelt. Als hij tenslottevan zijn makkers drank krijgt, vaart de geest van gestookte spiritualiën in hem en iser zeker geen plaats meer voor zijn eigen ziel: ‘Ik voelde dat ik heel populair zouworden’.

Maar terugblikkend weet hij dat hij zijn ziel, zijn kristalwater, heeft verloren: hijkwam in het stadje en in het huis in zijn natuurlijk element, maar wist het niet tebehouden. Hij heeft het verraden, door trouw aan zijn sergeant, door zijn plicht tedoen, terwijl de eigenaar het wist te behouden door met de bezetter te heulen. Wievan de twee pleegde het grootste verraad? De ik zegt, als

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 27: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

30

hij uiterlijk weer beschaafd is na zijn bad: ‘Het leek alsof ik mij nu weer behoorlijkgedragen moest, hoewel de eigenaar al blij mocht wezen als ik niet plunderde. Zijndienstmeid had soep gekookt terwijl ik over de grond kronkelde van dorst’. Hij voeltzich door de eigenaar, het volk waarvoor hij strijdt, verraden.

Maar het kwaad is al eerder geschied. Beiden zijn al eerder verraden; de mensheeft zijn ziel al verloren vóór hij het huis betrad. In de onmenselijkste oorlog uit degeschiedenis van Europa heeft hij mèt zijn medemens zijn ziel in de verbrandingsovengestopt, van de beschaafde menselijkheid niets overlatend dan de buitenkant. Nadeze oorlog is de terugkeer naar een menswaardig bestaan als een terugkeer naar eenluxe-badplaats, waar de geschiedenis wordt uitgewist ‘zonder tekens achter te laten’,waar de natuurlijke bron geen zuiver kristalwater levert, maar van kalk en zwaveldoortrokken vocht.

Het verhaal van de ik is als het huis, ‘op zichzelf niet groot, maar alle onderdelenervan waren groot’. De ‘ramen’ bestaan uit ononderbroken spiegelglas. Het is, alshijzelf, van buiten gaaf, van binnen hol en tochtig, vol vuiligheid. Zijn verhaal is zijnbehouden huis. Het stinkt. Maar heeft hij een ander toevluchtsoord?

Eindnoten:

23 Getuige het feit dat de dove opa hem en zijn gespreksthema's kent, en voetstoots aanneemt datalle vreemdelingen deze thema's op prijs stellen.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 28: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

31

‘Glas’

‘Glas’ is zonder twijfel het merkwaardigste verhaal in de reeks tot nu toe. Op heteerste gezicht lijkt het alsof Hermans ons in de situatie brengt waarin Borges zijnlezers al in 1949 bracht met ‘Deutsches Requiem’: midden in een Hitleraanhanger,die ons in het uur van zijn dood verklaart wat hem bezielt24. De arts Teuchert wordter vijf jaar na de oorlog van beschuldigd één van de vurigste aanhangers van ‘deFührer’ te zijn geweest, en driehonderd Joden levend te hebben verbrand om eengeneesmiddel tegen brandwonden te ontdekken. De beschuldiging wordt geuit doormensen die in hem een geestverwant zien, in een omgeving die door hen wordtbestempeld als een toevluchtsoord voor lieden als zij en hij, die gevangen of ter doodgebracht zouden zijn als ze zich niet hier voor de wereld verborgen, en door een watdubieuze priester, die hem (vanwege het biechtsgeheim?) niet bij de politie aangeeft.Natuurlijk vertelt Teuchert ons in zijn ik-verhaal ‘Ik wist er niets van’, maar dathebben we vaker gehoord. Zijn mededeling dat hij een goed christen is, ‘weinig inde gelegenheid kwaad te bedrijven’ stemt ons evenmin milder, als we bedenken dathij aan het besef te zondigen een groots gevoel van vrijheid ontleent, dat hij overweegteen patiënt ‘per ongeluk’ op de operatietafel te doden, dat hij drie mensen met opzetvermoordt, en dat zijn patiënten sterven als vliegen, omdat hij hen voor één van henverwaarloost en tenslotte het ziekenhuis laat ontploffen. Het goede doel dat dezemiddelen heiligt lijkt te zijn, de Führer en zijn kind te redden, ‘uit eerbied voor hetleven’.

Maar zo eenvoudig is het toch allemaal niet. Hoe zou een specialist in brandwondenzich gedragen, als hij wordt aangesteld in een ziekenhuis vol verbrande, volstrektweerloze, anonieme, als vermist opgegeven oorlogsslachtoffers, en op de tweededag bemerkt dat niet alleen de patiënten, maar ook de stafleden voor de wereldverborgen moeten blijven? ‘Het zweet brak mij uit’, niet zozeer omdat zijn eventueleoorlogsverleden bekend blijkt te zijn, als wel omdat hij in dezelfde situatie terechtgekomen is die hem destijds tot zijn eventuele handelingen bracht. De verpleegsterElena en twee voortvluchtige hoge nazi's Daumler en Krantz, verwachten van hemdat hij zijn specialisme

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 29: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

32

gebruikt om de verbrande, maar nog levende Führer te genezen, en hij komt niemandtegen die hem afraadt dit te doen. De geneesheer-directeur weet mogelijk van niets;de gestichtsgeestelijke doet niets, als Teuchert hem van de intriges van Daumler enKrantz op de hoogte stelt. Hij zit dus kennelijk in een naoorlogs nazistisch wespennest,maar het zal voor hem niet meevallen elders aan de slag te komen. Bovendien wordtvan hem niets anders verwacht dan dat hij op normale wijze zijn vak uitoefent; hijmeent in zijn naïeviteit dat het niets uitmaakt of de patiënt nu wel of niet de Führeris, omdat deze zich toch nooit meer als zodanig kan laten gelden; èn hij heeft Elena,die hem met haar lichaam aan het ziekenhuis bindt. Het is een groot ziekenhuis, metmeerdere chirurgen en vele patiënten; hij is dus niet de enige, en kan gewoon opgaanin de massa. Tenslotte zijn alle doktoren en verpleegsters heiligen in het wit, zoalsElena zegt als ze haar verpleegstersuniform weer over haar ‘door honderden mannenbezeten’ naakte lichaam aantrekt.

Maar al spoedig wordt de situatie gecompliceerder dan hij dacht; Elena (b)lijktnog steeds voor méér mannen dan alleen hem beschikbaar te zijn (daar daalt de eerstejaloezie voor het glas), èn hij begint te vrezen dat de geschiedenis van de Führeraltijd weer opnieuw zal beginnen, ‘dat niemand ter wereld er in ernst een eind aanwilde maken, niemand, niemand’: als men er niet in slaagt de Führer in leven tehouden, wekt men hem tot leven in zijn kind. Eerst wilde het gerucht dat de Führeraan zijn zorg was toevertrouwd, nu wil het dat zijn Elena het kind van de Führerdraagt. Voor Elena, die hij immers kent als hoer en als vurig aanhangster van deFührer is dit niet te dol. Teuchert ruimt zijn (vermeende?) medeminnaars Krantz ende directeur uit de weg, hetgeen (onbedoeld?) tot gevolg heeft dat de hele kliniekontmanteld wordt. Hij spaart de inmiddels gecastreerde Führer, en Elena, als hijbedenkt dat hijzelf even goed de vader van haar kind kan zijn. Maar hij wordt zieken is een tijdlang van de wereld. De Führer overlijdt (?) intussen, en Elena verlaatTeuchert om zich op te sluiten in een klooster. Als Teuchert haar daar gaat opzoeken,treft hij er Daumler aan, en realiseert zich met een schok dat dàt de man is die hijom zeep had moeten helpen.

Daumler is een echte nazi (Teuchert wist hem eerder in het verhaal op te sporenvia een caféhouder te München: die van de Bürgerbräukeller waar Hitler zijn misluktestaatsgreep proclameerde, een ‘bedevaartsoord’ voor nazisten?) die er zeer op wasgebrand dat Elena een kind van de Führer zou hebben, en nu dicht genoeg bij haarzit om relaties met haar aan te gaan, of voort te zetten. Teuchert heeft hem tot nu toeom mij vooralsnog duistere redenen als zijn enige bondgenoot beschouwd, maar nublijkt dus dat hij zich in Daumler aardig heeft vergist, en dat heel zijn al dan nietloffelijk streven voor niets is geweest.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 30: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

33

Niets van wat ik hier als ‘feitenmateriaal’ heb weergegeven staat vast, en er blijvenvele vragen. Onbelangrijk lijken vragen van het type of er nog iets te castreren valtbij een man, ‘tenminste het moet een man geweest zijn’, die er uit ziet als een doorde bliksem getroffen holle boom, wiens vlees vrijwel overal geheel is weggebrand,en wiens zwartgeblakerde huid, gerimpeld als eikenschors, vlak over zijn botten ligt.Onbelangrijk, want tenslotte blijken zijn lege oogkassen toch nog een oog te bevatten,zoals de lege taxi een chauffeur bevat, een leeg bed de Führer, en het lage, legevertrek in het klooster een broeder met een orgel. Intrigerender zijn vragen naar deverhouding tussen binnen- en buitenruimte (waarom klimt hij buitenom naar zijneigen kamer? Is het sanatorium ‘waar niemand genezen kon’ met zijn verstikkendehitte en vele verbrande lijven de hel? Waarom is de sneeuw buiten zo nadrukkelijkaanwezig?) en naar de betrouwbaarheid van de tijdmeldingen; maar in het kader vanons onderzoek lijkt de vraag of Teuchert een vurig aanhanger van de Führer, danweleen gelovig christen is de belangrijkste. De historische werkelijkheid leerde ons dathet één het ander niet uitsluit, en dat is hier natuurlijk ook mogelijk. Doet het er dustoe? Verklaart de ene ideologie zijn handelen beter dan de andere? Mijns inziensniet; het aardige van het verhaal is nu net dat het doel de mensheid de Führer tegunnen Teuchert dezelfde gedragsregels zou ingeven als het streven haar van hemte verlossen.

Teuchert schijnt eerder een mens zonder ideologie, één die handig gebruik maaktvan de leefregels die de verschillende belangenpartijen voor hun goede doeluitvaardigen. ‘Glas’ zegt hij van zichzelf, ‘ik was doorzichtig als glas. Wat ikwerkelijk was, kon niemand zien’. Glas is zijn benaming voor ‘de kwasi afwezigheidvan een eigenschap die (integendeel) juist van doorslaggevende betekenis is’. Dieeigenschap zou het geweten kunnen zijn, want alleen het geweten kan een handelingtot zondig verklaren en daardoor de handelingsvrijheid bepalen. De zondige handelingis gewetenloos - maar slechts schijnbaar, want bij werkelijke afwezigheid van hetgeweten was de handeling niet zondig25. Juist het besef te zondigen verschaft Teucherthet genot bij zijn omgang met Elena, precies de schijnbare afwezigheid van hetgeweten dus, verdubbeld door de mogelijkheid door anderen waargenomen, geweten,te worden. Het zondebesef verschaft hem niet alleen genot, het verschaft hem ‘eengroots gevoel van vrijheid’. Ook dit is logisch: het geweten maakt de mens vrij,omdat het de idee van vrijheid en onvrijheid van zijn handelen schept. Hij kanzondigen, volgens het geweten, maar het geweten kan hem niet tegenhouden.

Teuchert is dus zeer waarschijnlijk inderdaad een schijnbaar gewetenloos mens.Maar verklaart dit wat er met hem gebeurt? Gedeeltelijk wel: hij krijgt in hetsanatorium datgene opgelegd wat hem in andere omstandigheden een

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 31: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

34

gevoel van vrijheid zou geven, iets dus wat het geweten zondig noemt. Hem overkomtdus structureel gezien exact wat ‘de beroepsmisdadiger, ja, de roofmoordenaar’ uitElena's verhaal overkomt, die in een concentratiekamp terechtkomt en daar op bevelvergaste Joden moet beroven. Hij wordt na enige tijd door zijn bevelhebbers met eenkogel uit de verte afgemaakt ‘om geheimhouding te verzekeren’. Hè, hoezo? Wel,als de misdaad hem wordt bevolen, gaat het schijnbaar afwezige geweten van deze‘geboren misdadiger’ spreken, in die zin, dat hij merkt dat zijn handelingen hemgenot noch vrijheid verlenen; alleen ongehoorzaamheid zou dit kunnen bereiken.

De gedachte dat de schijnbaar afwezige eigenschap het geweten is, verklaart ooknog de aanwezigheid van Elena's en Daumlers verhandelingen over de Führer, diedezelfde problematiek van de relatie tussen geweten en vrijheid bevatten26. Maar hetverklaart niet waarom Teuchert dit ‘systeem’ glas noemt, noch waarom hij nu juistdatgene doet wat hij doet, want zijn geweten geeft hem vanuit geen enkele ideologie‘foutmeldingen’ bij enige handeling van zijn kant, behalve bij het naakt verkerenmet Elena.

Elena vertelt het verhaal van de geboren misdadiger, als Teuchert heeft gezegd datde Führer niet in hem leeft, omdat hij in Christus gelooft. Zij vindt geloof in Christuspas interessant als de gelovige een misdadiger is. Zij zou willen weten of zo iemandaan Jezus denkt, als hij wordt neergeschoten omdat hij de bevelen opvolgde vandegenen die hem neerschoten. (‘Het schot doodde hem niet onmiddellijk. Hij lag,nemen wij aan, tien minuten te sterven’). Ook van haar patiënten zou ze wel willenweten wat ze over Jezus denken. ‘Jammer alleen’, zegt ze, ‘dat zij er net zo weinigover vertellen kunnen, als een dode over het hiernamaals’. Dit is het punt waarTeucherts verhaal uit voortkomt: hij vertelt ons in ik-vorm wat er door hem heengingtoen hij ‘de eeuwigheid duidelijk kon zien naderen’. Zijn verslag eindigt abrupt, metzijn dood waarschijnlijk. Op het laatst komt zijn bewustzijn nog slechts met hortenen stoten, zodat gebeurtenissen uit eindeloze reeksen herhalingen lijken te bestaan(het orgelspel, de pianola, het bedelen van de zigeuner), en zijn hersens zijn vervuldvan een afgrijselijk vals gefluit, dat hij ten onrechte aan onzichtbare pijpen van hetorgel toeschrijft.

Het lijkt me niet uitgesloten dat Teuchert sterft op zijn ziekbed in het sanatorium,na de ontploffing, aan ‘een gewone longontsteking’, die hem met hoge koorts doetijlen en hem slechts enkele ogenblikken van vaag bewustzijn gunt. Als het gestichtwordt ontruimd brengt de gestichtsgeestelijke hem naar zijn klooster, en vraagt hemof hij er wel zeker van is dat hij zijn ziekte zal overleven, en of hij niets meer tebiechten heeft. Teuchert biecht alles (hierna worden hem nog maar tweehonderd inplaats van driehonderd Joodse proef-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 32: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

35

konijnen aangerekend) en weet zeker dat hij niet dood zal gaan, maar hij hoort dedoodsklokken luiden in de vorm van het slotkoor van de Mattheüspassie: ‘Debetekenis daarvan kon ik duidelijk voelen, maar ineens weigerde ik mij over te geven(..)’.

Denkt hij aan Jezus, in het uur van zijn dood? Zeker wel, maar alleen aan hetverrijzenisaspect van deze figuur (de verwijzing naar het einde van het lijdensverhaal);het wederopstandingsmotief dus dat ook aan de geschiedenis van de Führer kleeft.De mensheid zal zich waarschijnlijk altijd een modelmens scheppen die haar zondenop zich neemt, zodat ze zelf vrij uit gaat. De notie ‘geweten’ is dus aanwezig. Maarer is nòg iemand naar wie zijn laatste gedachten uitgaan: la perrita, het teefje Elena,de Italiaanse die in Spanje door vele mannenhanden gepolijst werd, de non enmoeder-hoer, moeder van de Führer-zoon, tegenhangster van de heiligemoeder-maagd, moeder van de zoon van God.

En nu, in het uur der waarheid, blijkt dat Teuchert, in weerwil van alles wat zijnverhaal ideologisch, religieus of historisch belang schijnt te verlenen, heel gewoonwerd verteerd door slechts één allesoverheersend gevoel: jaloezie, de tweedeschijnbaar afwezige eigenschap die integendeel van doorslaggevend belang blijkt tezijn. De jaloezie is bij uitstek geschikt om iemand paranoied èn gewetenloos temaken; jaloezie is tevens het enige dat juist met glas verbonden is, door haaraanwezigheid de eigenschappen van glas opheffend.

Het eerste dat Teuchert Elena vraagt als ze zich aanbiedt is, ‘Doe je dit met iederenieuweling die hier komt?’; het eerste wat hij ziet is haar merkwaardige schoonheidvan door velen bezeten vrouw; het eerste wat hij doet is haar onbehaarde geslachtvergelijken met een burijn, een graveerijzer met ruitvormige punt, het soort beitelwaarmee zijn glazen ziel gegraveerd zal worden. Alleen jaloezie verklaart zijnhandelen, zijn woede en zijn razernij; alleen jaloezie verklaart de onmogelijke castratievan de Führer (: de wens is de vader van de gedachte); alleen jaloezie verklaart desneeuw en het beklimmen van de toren tot beeldspraak: maagdelijkheid en fallus.

Teuchert verraadt zich in zijn verhaal; hoezeer hij het ook poogt te verdringen,zijn jaloezie komt onhoudbaar boven in ‘la perrita’, een woord dat enkel in hetmannelijk meervoud (los perritos) Spaanse munten aanduidt. Het mannelijk enkelvoudkomt alleen in de ontkenning voor, als je aangeeft geen cent te hebben. La perrita ishet vrouwelijk verkleinwoord van hond: teefje. Ik weet niet of ‘teef’ in het Spaansook als hetzelfde scheldwoord voorkomt als bij ons, maar nodig is dat niet, wantTeuchert is geen Spanjaard, en hij weet dat Elena in Spanje tot teef in onze zin isgemaakt. Beide betekenissen van ‘glas’, geweten en jaloezie, zijn in dit verhaal opalle niveaus van kracht, maar de jaloezie blijkt van doorslaggevend belang.

Eindnoten:

24 In ‘Deutsches Requiem’, een verhaal uit de bundel El aleph (1949), denken we mee met deik-figuur, die op de avond vóór zijn terechtstelling als oorlogsmisdadiger zijn overwegingen teboek stelt, want ‘ik wil begrepen worden (..) Morgen zal ik sterven, maar ik ben een symboolvan de generaties van de toekomst’. Deze tijd vraagt om nieuwe mensen; zij is te vergelijkenmet de beginperiode van het Christendom. Hij, onderdirecteur van een concentratiekamp, op

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 33: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

wiens bevel vele Joden werden gemarteld, is martelaar voor Hitler. ‘De wereld was haastgestorven aan het Jodendom en aan die ziekte van het Jodendom: het geloof van Jezus’. Hitlerstreed voor het heil van alle landen, al wist hij het zelf niet.Eenmaal op het spoor gezet van Borges (mijn dank aan drs. M.J.P. Elbers) vindt men ook in‘Preambule’ parallellen met Borges' werk, m.n. tussen de ik-figuur en Ireneo Funes, de mandie alles onthoudt, hoofdpersoon van het verhaal ‘Funes el memorioso’ uit de bundel Ficciones(1944). Funes kan hele dagen reconstrueren; de reconstructie neemt dan ook een hele dag inbeslag. Hij heeft moeite met het feit dat het woord ‘hond’ zoveel soorten en vormen hondendekt, en dat een hond, van opzij gezien, wordt aangeduid met hetzelfde woord als een hond vanvoren gezien. Hij wenst een oneindig vocabularium. Frequent bij Borges is de gedachte dat wijgedroomd worden door iemand, of iemand dromen, zoals in ‘De ronde ruïnes’ uit El aleph. Ende grens tussen zijn verhalen en essays is vaak moeilijk te trekken. Hij tekende bij zijn eigenleven aan dat het meer gewijd is aan lezen dan aan leven.Hermans mag de belangstelling voor Borges een modeverschijnsel vinden (volgens Steenmeijerin Newfoundland 1981/1), hij heeft veel met hem gemeen: zijn voorkeur voor fantasie (in eenenquête schreef Hermans dat het grootste misverstand in de Nederlandse literatuur het gebrekis aan hartstocht voor het fantastische), zijn twijfel aan de mogelijkheid van juiste interpretaties,zijn zekerheid dat iedere redenering staat of valt met de premissen. ‘Preambule’ en ‘Glas’ zijnin hetzelfde jaar, 1953, geschreven. Heeft Hermans Borges gelezen vóór deze was vertaald?

25 Daarom liggen de krankzinnigen in het klooster achter tralies zonder glas: krankzinnigen hebbengeen geweten.

26 De functie van de Führer is huns inziens, de mensen een rein geweten te geven, door hungeweten te zijn. Zijn volgelingen zijn zonder zonde, en vrij van wroeging, want zij deden wathun geweten hen beval. Daarom kan Elena zeggen dat zij door de Führer op dezelfde wijzegestraft zouden worden, als zij daden zonder zijn bevel begingen (daarom ook kan TeuchertKrantz pas liquideren, als hij het bevel daartoe heeft georganiseerd).

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 34: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

36

‘Lotti Fuehrscheim’

Raats analyse van ‘Lotti Fuehrscheim’ laat hem met gemengde gevoelens achter,geplaatst als hij zich ziet ‘voor talloze raadsels die, eenmaal min of meer opgehelderd,de futiliteit van zijn inspanningen tonen’. Hij meent dat ook de abstracte lezergedwongen wordt zinloze woordenspelen te ontrafelen, en dat diens activiteitenaanvechtbaar zijn. Daarmee, vindt Raat, wordt ook het verhaal tot een verhaaltje:‘Het vernietigt zichzelf’. Met deze bevindingen wordt Raats opvatting van de in detekst besloten lezersrol m.i. definitief ongeldig. Als je er zo niet uitkomt moet je eenandere manier zoeken, want de zingeving geschiedt wel op basis van de tekst, maardoor de lezer - de werkelijke.

Inderdaad zijn de katagorieën waarmee mensen in de werkelijkheid gebeurtenissenen zaken trachten te ordenen, zoals tijd, ruimte, personen of eenheden, volgorde,oorzaak en gevolg, dood of levend, onbruikbaar in ‘Lotti Fuehrscheim’. ‘LottiFuehrscheim’ is een ik-verhaal, verteld in de derde persoon, zoals ook Lotti overzichzelf in de derde persoon spreekt. Dit hoef ik niet te bewijzen, want Raat heeftreeds aangetoond dat de visies van de vertelinstantie en van Bernard nauwelijks uitelkaar te houden zijn. Het is een autobiografie in hij-vorm, verteld door iemand diegestorven is, overlangs ontschedeld door een wentelwiek, zoals Mabette door eenzaag (‘Het is onzinnig om te zeggen, dat zij dood is’).

Wat wij lezen is wat rest van een eens levende, het enige wat van alle levendenoverblijft: het verhaal, de woorden waarin zij zichzelf hebben opgeslagen, en/of diewaarin de nabestaanden hen overleveren. Zo'n tekst zal, uitzonderingen daargelaten,steeds veranderen en steeds minder worden. Zo'n tekst is ook enkel nog op basis vanandere, gesproken of geschreven, tèksten te verifiëren, want nergens anders bestaater nog een existentieel correlaat van. Deze wetenschap reduceert het belang van hetexistentieel correlaat aanmerkelijk: ‘de betrekkelijke ordening van (het, IB) organismezou niet de minste betekenis hebben bezeten in dit alles’. Het lijf is eenconfectiekostuum. ‘Lotti Fuehrscheim’ suggereert dat iemand die pas dood is, zichnog als ‘straling’

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 35: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

37

kan manifesteren, of als ether, en dat hij in contact kan treden met andere stralingenin de ether (radio). Het blijkt dènkbaar, ‘Daarom gaat hij niet onmiddellijk dood,daarom weet hij telkens wat nieuws’.

Als verhaal is ‘Lotti Fuehrscheim’ aanvankelijk een uitzonderlijk geval; niet datgeval waarin het verhaal tot een legende, dus vast en/of groter wordt, maar het gevaldat ‘twee verhalen bij het overschrijven door elkaar geraakt’ zijn. Ons, lezers, steuntgeen enkele pilaar van de werkelijkheidsconceptie op het niveau van de gebeurtenissen(al kunnen we gevoeglijk aannemen dat Bernard ligt opgebaard in het ziekenhuiswaar hem de stilte van de dood overviel toen hij een rij confectiekostuums zagpasseren: vandaar de ziekenhuissinaasappellucht en de politiesirenes die ambulanceszijn); over blijft het niveau van de tekst en zijn pilaren: de woorden. Welke woordenworden ons aangereikt? Absalom-kapsalon, en Lotti Fuehrscheim.

Lotti Fuehrscheim is geen persoon, maar de voorschijn van het lot; het lot dattoeslaat zodra Bernard voor het eerst zijn aanschijn waarneemt en het bezegelt meteen kus: amor fati. Natuurlijk slaagt Bernard er niet in, de betekenis van dewoordcombinatie ‘Lotti Fuehrscheim’ te ontcijferen, en aldus te achterhalen waaromdeze naam ‘hem niet los liet’, ‘beklemmend’ is. Hij slaagt er niet in omdat hij deanalogie Absalom-kapsalon verkeerd inschat, omdat hij de gegevens die dezeassociatie hem levert onjuist en onvolledig interpreteert. Hij erkent ‘de hachelijkeassonatie’ van Absalom-kapsalon, maar meent desalniettemin dat ‘schijn’ niet terijmen is met ‘Scheim’. Geheel ten onrechte veronderstelt hij dat de naam LottiFuehrscheim een teken is, dat dus buiten zichzelf verwijst, en nog wel naar een anderepersoon dan de drager, nl. naar hemzelf, terwijl hij in het geval van Absalom meentdat de naam een teken is voor degene die hem draagt.

Maar ‘Lotti Fuehrscheim’ is geen teken, ‘Lotti Fuehrscheim’ verwijst enkel naarzichzelf, Lotti Fuehrscheim betekent en is de voorschijn, de voorafspiegeling, deprojectie van het lot. ‘In Lotti zit lot, het noodlot. Maar de eerste lettergreep boeitmij nauwelijks in vergelijking met de laatste, ti’. Het lot van noodlot boeit hemnatuurlijk wel; per definitie zelfs, maar dit lot boeit hem inderdaad niet, want dit ishet lot van lotto, of van loterij: geen noodlot maar toeval, een kansspel ‘zodat hijzijn kansen berekenen kon’ - ware het niet dat zijn inzicht ‘door toeval, niet doorberekening’ is verkregen. Hoe jammer, dat hij ook ti verkeerd interpreteert: niet als‘te’, of als genitivus, maar als tweede persoon: jij. ‘Was het maar ti met ie of y, danzou ik haar onmiddellijk vergeten’: inderdaad, want dan wàs het een naam, en meerniet.

Haar, haar zou hij onmiddellijk vergeten, maar nu wordt zijn hoofd door haar nietlosgelaten, totterdood zit hij aan zijn haar vast, zoals Absalom aan zijn haar, enSamson aan de/het zijne. Niet op het Nederlandse woord kap-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 36: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

38

salon moest Absalom wachten om zijn lot te kunnen voorzien, maar op hetNederlandse woord ‘haar’, met zijn dubbele betekenis. Absalom en kapsalon rijmen,niet via assonantie, maar via haar; Absalom en Samson rijmen niet via de letters,maar via haar, in beide gevallen in dezelfde dubbele betekenis als in Bernards noodlot,voorafgespiegeld in Mabette, wie met haar haar haar kracht ontnomen wordt, zoalsook Bernard de zetel van zijn (denk)-kracht ontnomen zal worden.

Omwille van een vrouw, zijn door zijn broer Amnon verkrachte zuster Tamar, zalAbsalom aan zijn (hoofd)haar door een eik worden vastgehouden en sterven; omwillevan een vrouw, Delila, zal Samson zijn haar verliezen en zijn noodlot tegemoet gaan.Bernard haalt deze twee verhalen door elkaar (wat niet gek is, zie noot 27): Absalomshaar wèrd ieder jaar geknipt (een overvloedige oogst, net als bij Mabette), hij hoefdedus in geen enkel opzicht op het woord kapsalon te wachten. Het is Samsons haardat niet geknipt mocht worden; hem werd juist noodlottig dat dit wèl gebeurde.

Ach, hoeveel mooie intertekstuele relaties ziet de lezer die de Bijbelverhalenoverleest27, maar uiteraard is de gebeurtenissen niet automatisch zin verleend doordeze relaties. Wat deze interpretatie evenwel wèl aantoont is, dat Bernard wel degelijkeen verklaring, een zin zou kunnen vinden. Hij zou achter ‘haar’ kunnen komen, enzich realiseren dat het feit dat Lotti Fuehrscheim hem niet loslaat een tautologie, engeen analogie is. Wellicht zou hij dan ook inzien dat hij niet verder hoeft te zoeken,en begrijpen dat wat aanvankelijk een logische stap lijkt, het onderzoek van zijneigen naam namelijk, inderdaad overbodig is, omdat het hem niet in de naam zit(hoewel er het een en ander te zeggen zou zijn over Bernard - Ben/nie, ‘Waar benje Ben?’ - van der Beek, die per definitie uiteindelijk naar de zee moet, en dus nietkan tonen dat hij kan vliegen).

En hiermee blijkt de lezer dat niet Bernard, maar de hooggeleerde heer zich verstriktin een analogieredenering, dat de woordcombinaties van Bernard zich wel degelijkop een sluitend systeem van tautologieën laten betrekken, en dat woorden zich weldegelijk ‘tot kristallen, tot zinvolle samenstellingen’ laten rangschikken. Dehooggeleerde diagnose is overigens treffend juist: Bernard behoort tot hetwaarzeggerstype, maar wordt niet erkend omdat hij van de gebaande wegen afwijkt.De vorm van zijn mededelingen is grammaticaal correct, maar hun betekenis ontlenenzij aan ongrammaticale relaties. (terzijde: Gezien Bernards gelijk28 is ‘LottiFuehrscheim’ eerder dan met Wittgenstein te associëren met de psycho-analytischeinvalshoek van Lacan29 en consorten, die bij hun interpretaties van teksten deinterpunctie opheffen, en op het talig in plaats van op het inhoudelijk niveau afgaan(een prachtige persiflage vinden we in de kersepit-episode); die poneren dat hetsubject voor een belangrijk deel geconstrueerd is in de verhaal- en vertoog-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 37: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

39

constellatie waarin het geboren wordt; voor wie het subject gedeeld en gespleten is(ik onderschrijf Raats hypothese dat Bernard een stadium is van Gerard. Of is hetandersom? Of zijn ook hùn verhalen door elkaar geraakt?); voor wie de derde persoonalmachtig, en de taal de nieuwe God is. Een bij-de-tijds werkje dus, ‘LottiFuehrscheim’, dat ook herinnert aan literaire werken die nog komen moeten: om hetNiet ik aan het gelijknamige toneelstuk van Beckett; om het taalspel (inniet-Wittgensteinse zin) aan Ada or ardor van Nabokov).

Hermans' belangrijkste constructieprincipe in ‘Lotti Fuehrscheim’ is LottiFuehrscheim, d.w.z., de projectie van de lotgevallen. Raat onderkende het belangvan de projectie, en behandelde de filmische en psychologische betekenis. Minstenseven belangrijk dunkt mij de projectie van de gebeurtenissen, de anachronischespiegelingen waar ik reeds op wees: niet geëxpliciteerde lotgevallen wordengerepresenteerd door analoog gestructureerde gebeurtenissen die hun schaduwvooruitwerpen. Een ‘meetkundige’ betekenis dus, die maakt dat in ‘Lotti Fuehrscheim’de grammaticale of zinvolle relaties een ondergeschikte rol spelen. Projectie is eenafbeeldingsrelatie, die tijdelijke en ruimtelijke grenzen kan overbruggen. In deprojectieve meetkunde worden die eigenschappen der figuur onderzocht die bijherhaalde projectie behouden blijven, en ook dat aspect kunnen we in ‘LottiFuehrscheim’ terugvinden als we Absalom, Samson, Mabette en Bernard als projectiesvan één figuur beschouwen. Ook de filosofische betekenis van projectie isvertegenwoordigd: het feit dat wij aannemen dat de stimulansen voor onzewaarnemingen normalerwijze van buiten ons waarnemend lijf komen, en niet in dezintuigen zelf zetelen. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat Bernard zich van dezenormale veronderstelling bedient in gevallen waar de basis van de prikkels niet buitenhem bestaat, zoals bij Lotti en Gerard, die beiden de neiging vertonen te verdwijnenzodra hij hen wil aanraken.

Een verteller die niet aan lijf of leven, tijd of ruimte gebonden is weet natuurlijkook niet meer wat voor en achter, onder of boven is. Hij kan alles door elkaar gooienen omkeren, omdat alles relatief wordt (of eigenlijk dus juist niet), zodat ‘dwaasheidslechts een letteromzetting van de wijsheid’ wordt, toekomst verleden kan zijn, eendeel een geheel, niet weten vergeten of nooit geweten; zodat een perzikpit in eenkersepit past en je je dood kunt leven (niet beleven); zodat steden sterk omhooghellen en rails weer op het plaveisel komen te liggen.

Het constructieprincipe projectie ondermijnt iedere zekerheid omtrent tijd, plaats,volgorde en subject; het maakt het verhaal schuldig aan anachronismen en is de causain re voor de verwording van het verhaal tot een verhaaltje: in de receptie wordt hetonbegrepene aangepast, het onnavolgbare ingepast, het schijnbaar zinloze toegepast.

Eindnoten:

27 ‘Wat vraagt ge naar mijn naam? Die is onbegrijpelijk’ zegt Rechteren 13, 18 en ‘Ik zal u eenseen raadsel opgeven’ (Re 14, 12). Heet Bernard Van der Beek omdat God een bron maaktevoor Samson? (Re 15, 19). Samson worden de ogen uitgestoken, en ‘in de gevangenis moesthij de molen draaien’ (Re 16, 21). Bij Samsons laatste voorstelling zitten er op het dakdrieduizend mensen naar hem te kijken (Re 16, 27). Heel sterk is in dit verhaal het motief

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 38: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

aanwezig van de onzekerheid of er liefde dan wel haat in het spel is: tot twee maal toe (Re 14,16 en 16, 15) krijgt een geliefde Samson aan de praat met de beschuldiging dat hij eigenlijkniets om haar geeft (‘je houdt niet van me’), terwijl tevens betwijfeld mag worden dat zij vanhem houdt.Uit Absaloms verhaal stamt natuurlijk de verwijdering tussen de broers; Raats vermoeden innoot 35 ‘dat de verwijdering tussen de broers verband houdt met een meisje in Bernards leven’is dus geheel correct. Het is evenwel geen psychologische verklaring waarvan zich de contourenaftekenen, maar een tekstuele; zekerheid is dus te verkrijgen, in het boek der boeken nog wel,maar het verandert verder niets. Uit 2 Samuel 13, 22 blijkt, dat Absalom sindsdien geen woordmeer met Amnon wisselde. Uit 14, 11 komt ook de dwaze nicht, in de gedaante van een wijzevrouw, die de toenadering tussen Absalom en zijn familie moet regelen. ‘Wij sterven allen enzijn dan als water dat op de grond is uitgegoten en niet meer kan worden opgevangen’ zegt 14,14. De beek Kidron speelt een rol, en ook in dit verhaal vinden we een dak waarop Absalom‘voor de ogen van heel Israël’ een voorstelling geeft. Ook hier het liefde-die-haat-is motief:Amnon, die ziek was van verliefdheid, kreeg na de verkrachting onmiddellijk een hevige afkeervan Tamar (13, 15). Zouden de loshangende kabels van de trams hier vandaan komen? Samsonwist steeds zijn koorden te slaken, en Absalom denkt men te kunnen vangen met een zeermerkwaardig plan, waar kabels bij betrokken zijn (2 Sa 17, 13). Heeft Mabette voldoende lettersgemeen met Batseba, de vrouw van de vader van Absalom, die Salomo baarde?

28 Zo zie je maar weer, dat je literaire teksten niet zomaar met niet-literaire moet vergelijken. Pasna grondige interpretatie kun je betekenissen van losse uitspraken vaststellen en dus vergelijken.M.i. vervallen, na mijn analyse van Bernards gelijk, grote stukken van de verhandelingen overde relaties tussen ‘Lotti Fuehrscheim’ en Wittgenstein, zowel in die van Stolk (in het in noot 1genoemde Spektator-artikel) als in die van Vermeiren 1986, die Stolk merkwaardigerwijs nietvermeldt. Vermeirens bewering (in zijn samenvattend artikel in Literatuur 1986/4, p. 234) datHermans de onzinnigheid van Bernards pogingen aantoont, is onhoudbaar.

29 Lacans dissertatie van 1932 handelde over de relaties tussen paranoia en persoonlijkheid. Zijn‘manifest’ voor de lacaniaanse psycho-analyse ‘Fonction de la parole et du langage enpsychanalyse’ dateert overigens van 1953; Lacan ging pas vanaf 1949, dus ná ‘LottiFuehrscheim’, deze kant uit. Tot 1949 hield hij zich voornamelijk bezig met het spiegelstadium,dat ook in zijn nieuwe gedachtengangen een elementaire rol speelt. Hermans kent de theorievan het spiegelstadium zeker (mogelijk pas later, en mogelijk niet in Lacans opvattingen),gezien Alfreds bespiegeling in hoofdstuk/paragraaf 7 van Nooit meer slapen. Heel interessantis, dat Alfred het derde stadium van de geschiedenis van de mens (en de opkomst van depsychologie) laat beginnen met de fotografie, waar Lacan de taal neemt.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 39: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

40

Slotsommen

1. De titel van de bundel.

Het thema dat door de vijf verhalen in variaties wordt bespeeld is dat van het verraad.De protagonisten zijn allen zowel verrader als verraden, zowel op het niveau van devoorstelling (als je in ‘Lotti Fuehrscheim’ de bijbelverhalen meeleest) als op hetniveau van de taal. Overal, tenminste als je het huis in ‘Het behouden huis’ freudiaansleest, is naast de verraden verrader op de achtergrond een verraderlijke vrouw in hetspel: Heleen, Anna, het huis, Elena, Delila/Fortuna, die de mannelijke protagonistverraadt, maar zelf niet verraden wordt, al moet zij haar lotsverbondenheid in driegevallen met de dood bekopen.

Ook in de taal zijn de hoofdfiguren zowel verraden als verrader: zij verradenzichzelf - aan de lezer, door hun taalgebruik, en worden door de taal verraden: zijvertrouwen er op, en terecht, maar zij gebruiken haar verkeerd en komen dus bedrogenuit. Ook hier worden zij verraden door het vrouwelijke, door dat wat aan het denkenontsnapt, het associatieve, het spel in en van de taal.

Het thema van de hele bundel is echter niet het verraad; het thema van de bundelis, zoals de titel zegt, paranoia. Maar dit is slechts op het eerste gezicht een anderthema; ten opzichte van de taal blijken zij identiek, althans bij vijf van de zesprotagonisten. De ik-figuur van ‘Preambule’ is paranoied in de huis-, tuin- enkeukenbetekenis; hij is iemand die er ‘in het dagelijkse leven’ ‘voortdurend opbedacht is van anderen alles te kunnen ondervinden’; hij laat zich ‘bezitten doorachterdocht en wanen’, en is onlogisch. De overige vijf protagonisten zijn paranoiedin een heel andere zin.

De geesteszieke die wij paranoied noemen, lijdt niet aan een aantasting van zijnverstandelijke vermogens; kenmerk is integendeel dat de verstandelijke uitwerkinglogisch is, en op het peil staat van de geestelijke ontwikkeling die hij had voordathij waanideeën kreeg. De uitwerking heet logisch, omdat de waandenkbeelden eengesloten systeem vormen, dat logisch in elkaar zit en op logische gronden wordtverdedigd. Het aardige van Hermans' protagonis-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 40: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

41

ten is, dat zij met zekerheid paranoied zijn en tegelijk volkomen gelijk hebben. Zijmaken slechts één fout, die bewerkt dat zij tevens paranoied zijn in de eerste betekenisvan het Griekse         : zij begrijpen verkeerd. Hun waandenkbeelden zijn geenwaandenkbeelden; het zijn integendeel ware denkbeelden, maar zij zijn verkeerdbegrepen. Dit lek in hun systeem is de opening waardoor de lezer toegang tot hunwereld, en tot een juist begrip verkrijgt.

De inhoud van de wanen van de paranoialijder, zegt de encyclopedie, hangt af vande speciale problemen die iemand heeft. De waan en tegelijk de waarheid van dehoofdpersoon van ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ is, dat hij de gave derwaarheid bezit; zijn probleem is dat hij een verrader is. De waan maar ook de waarheidvan Paranoia-Cleever is, dat hij een ontsnapte en dus achtervolgde SSer is; zijnprobleem is, dat hij een mislukte en dus (ten onrechte) niet achtervolgde SSer is.Waan èn werkelijkheid van de ik-figuur van ‘Het behouden huis’ is, dat zijn huisbehouden is; zijn probleem is, dat hij zelf het niet is. Teucherts waan dat hijdoorzichtig is als glas, is ook de waarheid, maar zijn probleem is dat hij geblindeerdis door jaloezie. De waan èn het gelijk van Bernard is, dat hij zijn lot kan voorzien;zijn probleem is dat hij het niet kan doorzien.

De wanen van de protagonisten zijn dus verkeerd begrepen interpretaties van dewaarheid. Ik weet niet of dat bij paranoia-lijders in werkelijkheid ook zo is, maardat doet niet ter zake; in deze verhalen zijn de wanen spiegelbeelden van de waarheid,niet op het niveau van de gebeurtenissen, maar op het niveau van de woorden. Dewoorden waar de personages mee worstelen zijn de woorden die hun werkelijkheiden hun waan uitmaken. Hun eigen formulering van het probleem zegt hen de oplossingvoor, maar zij begrijpen het niet. Hermans' helden zijn geen tragische, maar logischehelden, d.w.z., toch tragisch, maar niet omdat ze strijdend ten onder gaan aan eenlot op het niveau van de gebeurtenissen waarop ze geen greep krijgen, maar omdatze strijdend ten onder gaan aan een lot op het niveau van de taal, als zij letterlijk dewerkelijkheid onder woorden willen brengen, maar de extra betekenissen van dewoorden niet vatten.

En hier zit het elementaire verschil tussen de personages en de lezer: de lezer kanprecies zien waar het schort, als hij afgaat op de woorden waarmee de protagonistenworstelen (: ‘het woord’; ‘niet verraden’//‘SSer’; ‘sissen’//‘gipsbrander’//‘systeem’;‘schijnbaar afwezig’//‘kapsalon’), op de feiten waarmee ze worstelen(uitstoting/medelijden/dorst/medeminnaars/haar) en op de woorden die de titelsaanreiken (kliniek/paranoia/behouden/glas/Lotti Fuehrscheim). Hiermee zijn ook desleutelwoorden voor de interpretatie van de verhalen gegeven; als je aan die woordentrekt, komt de draad van het ver-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 41: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

42

haal soepel mee, terwijl iedere andere benadering een onontwarbare kluwenproduceert.

2. De interpretatie van de bundel.

De abstracte lezer van Paranoia wordt gestuurd door de kennis dat de personagesparanoiede zijn. De abstracte lezer weet dus, dat wat wij zeggen over hun waarnemingvan hun werkelijkheid onbetrouwbaar is. Hun interpretatie, evaluatie en presentatievan tijd, ruimte, personen, handelingen en gebeurtenissen is dus relatief onbelangrijkvoor de abstracte lezer, en daarmee wordt het hele niveau van de voorstelling minderbelangrijk: het wordt een poppenkast. De toeschouwer die denkt dat de elementenvan de voorstelling aan elkaar gerelateerd zijn, zit fundamenteel fout, want ze zijnvia touwtjes aan een achterliggend ordeningsprincipe verbonden waardoor ze wordengemotiveerd; ze reageren niet op elkaar.

Hiermee wordt de relevantie van Hermans' kentheoretische opvattingen over deechte werkelijkheid voor de interpretatie van Paranoia, dus ook voor de abstractelezer, betrekkelijk gering; van groot belang daarentegen worden zijn kentheoretischeopvattingen over de literaire werkelijkheid. Als je uit de literaire werkelijkheid tijd,ruimte, personen, handelingen en gebeurtenissen weghaalt, wat hou je dan over? Dewoorden, de taal. Literatuur is een wereld in woorden, en die woorden reageren opelkaar volgens eigen wetten, die fundamenteel verschillen van de wetten waarmeede elementen van de echte werkelijkheid op elkaar reageren. In de werkelijkheidheersen relaties van tijd en ruimte, van oorzaak en gevolg, van delen en gehelen, vanevoluties en revoluties; in de literaire werkelijkheid heersen logische relaties: relatiesvan grammatika, van associatie, van implicatie en consequentie, van tautologie encontradictie. Relaties tussen woorden dus, en dus zijn woorden de leidslijnen van deabstracte lezer, woorden en vooral hun niet verwoorde associatieen betekenisvelden.Hermans schrijft zijn verhalen (althans die in Paranoia) rond een afwezig blijvendwoord, waarvan de aanwezigheid wordt gerepresenteerd door de geschreven woorden,die woorden uiteraard waar de protagonist over struikelt.

Na lezing van ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ beveelt Haasse 1985 aan, debundel Paranoia te ‘onderzoeken op wat Hermans ooit als “ideële rijmen” heeftaangeduid: passages, woorden, die - soms bladzijden uit elkaar en in een geheel anderverband geplaatst - “pas in het onderbewustzijn van de lezer contact maken” en daneen flits van inzicht teweegbrengen’. Zij ziet dus dezelfde lezersrol in de tekst beslotenals ik - en als Hermans. Het gaat in de verhalen niet om de grote dingen, noch omde ‘reële’ verbanden; het gaat om de ideële rijmen, en om bijkomstigheden waarvande functionaliteit bijzon-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 42: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

43

der is, zoals Hermans in 1985 zei30.De verhalen van Paranoia illustreren op het niveau van de voorstelling

onmiskenbaar de onmogelijkheid van de mens, greep te krijgen op de werkelijkheid,zoals Raat in zijn dissertatie laat zien. Maar Hermans schrijft verhalen; hij schrijfteen literaire werkelijkheid, en daarop is per definitie wèl greep te krijgen. Het leukevan de literaire werkelijkheid, en het grote verschil met de echte werkelijkheid is,dat literatuur géén chaos is. De literaire werkelijkheid is volstrekt geordend,gehoorzamend aan eigen wetten, een denkbaar, waarschijnlijk, begrijpelijk universum,geconstrueerd door een schepper die weet wat hij of zij doet, als hij of zij tenminsteaan de autonomie van de literatuur gelooft, en dat doet Hermans. Naar het inzichtvan Hermans dankt de romankunst hieraan juist haar bestaansgrond; in een romanmag dan ook geen mus van het dak vallen zonder dat het ergens toe dient. Het is dusvolmaakt tegenstrijdig, Hermans' kentheoretische opvattingen van de werkelijkheidgelijk te stellen aan zijn kentheoretische opvattingen van de literaire werkelijkheid,want ze zijn juist diametraal tegengesteld. Dus: als de (abstracte) lezer zich in deliteraire werkelijkheid gedraagt zoals hij zich in de niet-literaire werkelijkheidgedraagt, wordt hij misleid en leeft hij in een vervalste wereld; gedraagt hij zich alsofhij in een literaire werkelijkheid verkeert, dan leeft hij in een logische, autonome,gesloten en geheel begrijpelijke wereld.

3. De structuur van de bundel.

De volgorde van de vijf verhalen dient misschien inderdaad geen speciaal doel, zoalsRaat meent, maar ze is onveranderlijk en onomkeerbaar: op inhoudelijk niveau dooreen soort groeiprincipe, en op formeel niveau door het verschuivende lijnenspel dermotieven. Dat de ordening grotendeels samenvalt met de chronologie van het ontstaanvan de verhalen, is min of meer toevallig31. De samenhang van de verhalen isbuitengewoon hecht en dit kan, dunkt mij, niet genoeg beklemtoond worden. Hetbeschrijven van het motievenspel neemt in dit verband te veel ruimte in beslag, dusdat zal ik hier niet doen, maar over samenhang en volgorde zal ik wel nog iets zeggen.

De leeftijd van de protagonisten neemt in de opeenvolgende verhalen toe (als jeBernard leest als het verraden eigen ik van Gerard), evenals het kwaad dat zijaanrichten en het aandeel van hun schuld. Kind, puber, jonge volwassene, volwasseneen bejaarde: hun geschiedenis begint met hun eerste belangrijke verraad. Het momentvan het verraad blijkt het moment dat hun hele verdere leven fixeert, of het eindeervan nu kort of lang daarna komt. In de rest van het leven gebeurt kennelijk nietsmeer van belang: Gerards leven is geleefd ‘met de snelheid en zich weinig om dewaarheid bekommerende duidelijkheid dergenen die succes hebben’; de man van‘Het behouden huis’

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 43: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

44

voelt dat hij heel populair zal worden; Teuchert en Cleever sterven, na een leven inhet verborgene geleid te hebben; de auteur van het gevonden manuscript leert nochna zijn schooltijd, noch in de kliniek iets bij, en laat geen sporen na. ‘Wat wij onsleven noemen, is niets anders dan een restant, de geur van een brand die al lang isgeblust’ zegt de preambulant.

De verhalen tonen dus het moment van de afrekening van een volledig leven. Deschuld is groot, want het verraad is het verraad van het eigen ik. De protagonistenhebben zichzelf ontmoet en niet herkend. Maar - hun verraad is altijd een reactie ophet verraad van anderen. Zij ontmoetten een ander en meenden zichzelf te herkennen,maar hun voorbeeld heeft hen verraden. Noch de gezaghebbende vader, noch devoorbeeldige oom, de algemeen beschaafde mens, de god of de leider, of de zichbekommerende oudere broer zijn voorbeelden voor het ik; allen blijken voorbeeldenvan het andere, de keerzijde. In Paranoia is Hermans een moralist van het zwaarstekaliber, welk masker zijn buikspreker hem ook opzet32. Er zal een tijd komen datmen weinig reden heeft om de menselijke waardigheid te ontzien, zegt depreambulant, en het is met instemming, maar niet met vreugde dat Hermans ditciteert. Integendeel, hij wijst op het gevaar, en op de eigen schuld van de mens, alshet zover komt.

‘Preambule’ valt, zoals het hoort, grotendeels buiten de zojuist geschetsteinhoudelijke samenhang. ‘Preambule’ valt echter niet buiten de samenhang metbetrekking tot de taalproblematiek. Wannéér immers zal er weinig reden zijn, demenselijke waardigheid te ontzien? Als de tijd is gekomen ‘dat niemand er nog aanhechten zal zich in woorden een beeld van de wereld of van zichzelf te ontwerpen’(‘Preambule’V, curs. IB). We zagen al dat het doel van het schrijven voor de ik-figuurvan ‘Preambule’ was, zichzelf te representeren in waarachtige documenten, en inhet geschrevene een (eventueel geheime) zin te ontdekken, die het zinloze (chaotische)zou zingeven (ordenen). (Voorwaar een prachtige literatuurtheorie, die laat zien datook het autonome woordkunstwerk een uitspraak is over het bestaan). De vraag was,of ook voor de overige personages een dergelijke opvatting van taal geldt, of ookvoor hen de taal de enige zinvolle werkelijkheid is.

Het antwoord is ‘ja’, voor wat betreft de waarachtige representatie, ‘nee’ voor dezingeving. En wel omdat de personages zich wel een verhaal bouwen over zichzelfwaarin ze wonen, maar geen schrijvers zijn: zij schrijven geen literatuur. Hen is hetdus niet gegeven, de geheime zin te ontdekken; ons, lezers, daarentegen wel, omdatde personages gecreëerd zijn door een schrijver. De preambulant en de verteller van‘Lotti Fuehrscheim’ bespreken beiden de beschrijving van een mensenleven. Depreambulant merkt op, dat een mensenleven een verzameling bewegingen endenkbeelden is, en dat wij, als wij

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 44: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

45

alles van zo'n leven konden registreren en overzien, veel minder reden zouden hebbenom overtuigd te zijn van onze nietigheid, omdat alles even belangrijk geworden zouzijn. We zouden niet meer denken dat alleen wat blééf belangrijk is, en een systeemvormt. Met andere woorden, als alles bewaard bleef zouden we niet meer denkendat wat bewaard bleef een systeem vormt. Dit is precies wat de verteller van ‘LottiFuehrscheim’ ook opmerkt: als Bernards leven geheel geregistreerd en bewaard zouzijn, zou er geen systeem in te ontdekken zijn: ‘het zou een chaos zijn geweest’.

Maar Bernards leven ìs niet volledig geregistreerd; het is slechts zeer gebrekkigbewaard gebleven, geregistreerd door mensen die vluchtig naar hem luisterden, inzonderlinge zinnen die, dikwijls min of meer gewijzigd, een verhaaltje vormen. Diedus een ordening, een systeem vormen - maar ach, zo'n slecht verhaal, een verhaalvoor bij het dessert, of voor op een verjaarsvisite. De verteller zou dat beter doen;sterker nog, hij dééd het beter. Hij registreerde meer en beter, maar niet alles, wanthij ordende; hij bracht systeem in Bernards chaos, een systeem dat de ‘betrekkelijkeordening van zijn organisme’ ver te boven gaat, en, in tegenstelling tot dit organisme,zeer veel betekenis heeft.

Ik kan het dan ook absoluut niet met Raat eens zijn, waar deze stelt dat in ‘LottiFuehrscheim’ de schijnorde van het verhaal vernietigd wordt, laat staan dat daarmeede ordening van de wereld in de overige verhalen wordt gereduceerd tot een arbitrairesystematiek. Wat in alle gevallen recht overeind blijft is de orde van het verhaal - endat is niet die van het verhaaltje. De verhalen uit de bundel Paranoia zijn bepaaldgeen verhaaltjes - ik hoop de dwingende systematiek te hebben aangetoond - ookniet, juist niet, als ze door de onbetrouwbare, schijnbaar chaotische ik-figuren zelfworden verteld. Hun verhaal past niet op de werkelijkheid, maar geen enkel verhaalpast op de werkelijkheid, want de werkelijkheid is chaos en het verhaal niet. Maarwaar er een relatie is tussen werkelijkheid en verhaal, moet toch toegegeven wordendat hun verhaal wonderwel past op de werkelijkheid; niet als een beeld van, maarals een sleutel tot.

De figuren zijn allen van het waarzeggerstype; zij produceren woorden en zin, eneen geheime zin, die zij evenwel niet zelf vermogen te ontdekken. Daarom moetenhun verhalen geïnterpreteerd worden: ‘Het is omdat ik zelf niet kan bewijzen waaromzij met mijn persoonlijke lotgevallen niets (d.i. alles, IB) te maken hebben’ en: ‘Ikzie wat ik geschreven heb alleen maar door de troebele mist van dat wat geen gestalteheeft aangenomen’: zelf ziet hij eerder de chaos, het alles, dan de orde, de keuze diehij aanbracht.

Ik kan mijn veronderstelling, dat de volgorde van de verhalen weerspiegelt dat detaal steeds meer de werkelijkheid wordt van de personages, niet waar-

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 45: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

46

maken. Wel is het zo, dat de vier verhalen tussen ‘Preambule’ en ‘Lotti Fuehrscheim’in een tang zitten, de tang van de dwingende noodzaak van een verhaal, van een goedverhaal, een kloppend, systematisch, ordenend verhaal, dat niettemin de chaos vande werkelijkheid weerspiegelt, de keuze en de niet gekozen mogelijkheden.

4. De vraag naar het verschil.

Maakt het in de praktijk van de interpretatie van Paranoia iets uit, of ‘Preambule’literair of niet-literair gelezen wordt? Ja, want het literair lezen van ‘Preambule’levert een andere vraag op voor de interpretatie van de structuur van de bundel,impliceert een andere abstracte lezer, en reduceert het belang van Hermans'kentheoretische opvattingen over de werkelijkheid. Als alle dichters liegt Hermansde waarheid - net als zijn personages.

Nijmegen, juli 1986.

Eindnoten:

30 Bzzlletin, nr. 126, p. 8.31 Met uitzondering van ‘Lotti Fuehrscheim’ zijn de verhalen van Paranoia ná die van de in 1948

verschenen bundel Moedwil en misverstand geschreven. In 1969 zei Hermans: ‘Sinds Moedwilen misverstand zijn eigenlijk al mijn verhalen vervolgen van elkaar’ (Janssen 1979, 65-66).Voor de vier verhalen tussen ‘Preambule’ en ‘Lotti Fuehrscheim’ klopt dit zeker; in zoverre isde overeenstemming van de gekozen volgorde met de chronologie van het ontstaan dus niettoevallig.

32 Hoe is het toch mogelijk, dat Hermans steeds weer zulke ontoelaatbaar simplistische reactiesoproept als die van Ton Anbeek in de NRC (CS 131285)? Hermans wijst ieder moralistischsysteem af, maar nooit de moraal.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans

Page 46: Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van … · 2016. 3. 7. · 5 Het laatste woord heeft het eerste In 1944 voltooide Hermans zijn verhaal ‘Manuscript in

51

Bibliografie

Avni, Ora, ‘Dico vobis: préface, pacte, pari’ in: The romanic review 75 (1984)2: p. 119-130.Derrida, Jacques, La dissémination, Parijs 1972: ‘Hors livre’, p. 9-68.Haasse, Hella, ‘Het ondenkbare verhaal’, in: Bzzlletin nr. 126, mei 1985, p.29-33.Janssen, Frans A. Scheppend nihilisme; interviews met Willem FrederikHermans, Amsterdam 1979.Mitterand, Henri, Le discours du roman, Parijs 1980: ‘La préface et ses lois:avant-propos romantiques’, p. 21-35.Raat, G.F.H., De vervalste wereld van Willem Frederik Hermans, Amsterdam1985.Rodenko, Paul, De sprong van Münchhausen, Den Haag 1959: ‘Tussen chaosen systeem’, p. 69-76.Vermeiren, Koen, Willem Frederik Hermans en Ludwig Wittgenstein, eentaalspelen-analyse van het prozawerk van Willem Frederik Hermans, uitgaandevan de levensvorm van het sadistische en chaotische universum, Utrecht 1986.

Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste. Over een verhalenbundel van W.F. Hermans