Het jaar 1715 Inhoud De O.L. Vrouwkerk in verval dies moet proffytteren alleenelick den sesden...

34
Het jaar 1715 Inhoud De O.L. Vrouwkerk in verval 1715 Het cattestuxken van Sint Eloy Wettelicke verpachtynghe accijnsen 11 januari 1715 Nicolais Waterleet 28 februari 1715 De Pottestraatmolen 4 maart 1715 Hostellerie St. Joris 20 maart 1715 Molenaar maalt mout 1 mei 1715 SA Veurne Inpost der domeinen 21 juni 1715 Reglement op de brouwers van het klein bier in de casselrie van Ieper 9 juli 1715 De haag van Goesteene 22 augustus 1715 De beurs van Petyt 30 september 1715 Marie Joanne Roens 23 oktober 1715 Klein bier 11 november 1715 Bij het zwarte gat 15 november 1715 - Nieuw barrièreverdrag 28 november 1715 - Vernieuwinghe van de notabels De Oude Bakkersgilde te Poperinghe

Transcript of Het jaar 1715 Inhoud De O.L. Vrouwkerk in verval dies moet proffytteren alleenelick den sesden...

Het jaar 1715

Inhoud

De O.L. Vrouwkerk in verval 1715 – Het cattestuxken van Sint Eloy

Wettelicke verpachtynghe accijnsen

11 januari 1715 – Nicolais Waterleet

28 februari 1715 – De Pottestraatmolen

4 maart 1715 – Hostellerie St. Joris

20 maart 1715 – Molenaar maalt mout

1 mei 1715 – SA Veurne – Inpost der domeinen

21 juni 1715 – Reglement op de brouwers van het klein bier in de casselrie

van Ieper

9 juli 1715 – De haag van Goesteene

22 augustus 1715 – De beurs van Petyt

30 september 1715 – Marie Joanne Roens 23 oktober 1715 – Klein bier

11 november 1715 – Bij het zwarte gat

15 november 1715 - Nieuw barrièreverdrag

28 november 1715 - Vernieuwinghe van de notabels

De Oude Bakkersgilde te Poperinghe

In de ‘sterrekyker’ of ‘almanach van Ghendt’ van de hand van Jan Van Waeregem, voor

het jaar 1715, schrijft Jan dat het jaer des heeren Jesu Christi lanck is 365 daghen 5 uren en

55 minuten, 22 seconden en 55 tertien.

Van de scheppinghe des wereldts – 5664

Van de sunt vloet – 4008

En in Poperinge is ...

De O.L. Vrouwkerk in verval Voor een eerste akte gaan we echter naar januari 1715. In de register (SAP473) van

resoluties lezen we het volgende:

De O.L.Vrouwkerk is 30 jaar geleden afgebrand ‘door de blixem’ en tot heden heeft men alles

wat mogelijk gedaan om de kerk te herstellen. Daartoe heeft men ‘d’uterste middelen van de

voornoemde kercke gheimployeert tot het herstellen van de oosthelft vande zelve kercke,

sulckx dat de meuren van de Westhelft bloodt hebben moeten blyven staen t’sedert den

voorseyden brandt tot hedent, de welcke door den regen t’sedert soo veel jaeren commen te

verrotten ende tot niet te gaen, welcke ten uterste te beclaeghen is mits de voorouders soo

sorghvuldigh hebben gheweest van te doenen hunnen uterste devoiren tot de erectie van eene

soo schoone ende costelicke kecke ende tensy de voorseyde meuren tydelick voorsien syn van

bricken, het is seker dat de selve sullen in corten tydt ter aerden vallen ende peristeeren ende

alsoo het onmoghelick is de voorseyden meuren aldus te decken met de middelen van de

voorseyde kercke, soo het notoir (belangrijk) is, en om zo snel als mogelijkde meest dringende

werken te kunnen verrichten ‘tot het decken van het huys godts’ vraagt men financiële hulp

aan de goegemeente en op wijzend dat de voorseyde prochiaenen al het moghelick devoir

sullen doen m te contribueren inde voorseyde restauratie.

Het magistraat heeft uiteindelijk gheresolveert te abonderen voor secours ende caritate de

somme van ses hondert ponden grooten Vlams te verdeelen in drye jaren alle jaeren twee

hondert ponden grooten op conditie dat de regierders van de voorseyde kercke niet en sullen

mooghen veralieneeren (vervreemden) eenighe goederen, renten ende andere dierghelicke

effecten van de kercke. En ze zullen met hun rekening moeten bewijzen dat ze het geld wel

degelijk voor de restauratie gebruikt hebben.

In de register van de 'gemene passeringen', (SAP 346) vinden we op de 8ste oktober 1715

een akte die als volgt begint:

De staeten generael der vereenigde nederlanden

aen vooght, schepenen ende raet van het stedeken Poperinghe, saluyt.

Alsoo wij ontfanghen hebben de ootmoedighe supplicatie van Carolus Leopoldus Loys,

ghebooren tot Poperynghe voornoemt, soo als ons is ghebleken,

inhoudende dat hij suppliant van't hof van Romen gheoptineert hadde een bulle van een

canoncichatie (inwijding) van de prochiale kercke van de soo ghenaemde Onze Lieve

Vrouwe in het voornoemde stedeken Poperynghe onder het diocese van Iperen

welcke bulle aen ons is vertoont, daer op versoekende onse briefven van attache daertoe

noodigh, welcke aenghemerckt

soo ist dat wij ten versoecke van de voornoemde Carolus Leopoldus Loys,

hem hebben gheconsenteert, geaccordeert ende permitterende in crachte deser dat hy de

voornoemde bulle van t'hof van Romen, sal connen ende moghen ter behoorelicke stellen

ende daerop volghende, nemen possessie ende het ghebruyck vande voornoemde prebende...

en zo kan de O.L. Vrouwkerk terug ingewijd worden.

1715 – Het cattestuxken van Sint Eloy – Processen 1715

Niclays Pyck filius dheer Niclaeys, verweerder

Jeghens Pieter Carpentier ende Pieter Laurens, moderne deken ende meester van de gulde van

Ste. Eloy in de kercke van ste. Bertins deser stede, heesschers bij verbode ende interdictie

Ten fyne den verweerdr gheene voordere possessie nochte recht van pachte meer en sal

nemen van een stuck landt ghenaemt het cattestuxken groot ontrent vijf vierendeel

competeeerden den autaer van de selve gulde als tot baefmisse eerstcommende 1715

Wesende het leste van vijf jaeren want in cas den verwerder tselve landt voor langher tijdt

gheheurt hadde dan voor vijf jaeren aende voorgaende desen ende meesters de heeschers

concludeeren dat den voorderen pacht nul verclaert worde als excedeerende den termijn van

dusdanigh goedt met heesch van costen, schaeden ende interesten in cas van oppositie ende

dat den verweerder daertoe ghecontringeert worde bij executie.

Voor dit jaar gaan we ook de akte van de wettelijke verpachtingen van de accijnzen op de

wijn, de groot bieren, de azijn, die gemaakt werd van bier, de klein bieren, de brandewijn en

op de ‘calchiede’ of steenweg opnemen. De verpachting van deze accijnzen is een rubriek die

omzeggens jaarlijks terug komt zodat we deze toch minsten één keer aan bod moeten laten

komen.

Wettelicke verpachtynghe de welcke wort ghedaen van weghen den tresorier

(ontvanger) deser stede van Poperynghe op de accijsen competerende aende voorschreven

steden voor den tyt van een jaer te beginnen van den eersten van mey van desen

jeghenwoordighen jaere seventhien hondert vyfthiene ende te eindighen den lasten april van

het t’jaer seventhien hondert sesthhiene.

Alvooren de pachters werden verobligiert (verplicht) promtelick ‘meteen) goede ende

sufisante (voldoende) borghe te stellen voor het tgonne dependeert (afhangt) aen hemlieden

pacht ofte op peijne (op boete van) dat men daedelick de selve sal erverpachten op het

solrenrier (?) ende op hemlieden verhaelen alle costen schaeden en intresten indien der

eenigsten voorvielen.

Welverstaende nochtans indien den selven pacht ofte pachten hoogher quaeme te gaen dan sij

stont voor de verpachtynghe van het solrenrier dat de expressencis (het te veel) sal wezen ten

proffitte van de stede.

Ider pachter ofte pachters met sijne ofte hun borghen werden wettelyck ghecondemneert

(veroordeeld) in alle het tgonne is dependerende (afhangende) van hemlieden pacht ofte

pachten, mitsgaeders de verpachtynghe themlieden laste gewesen, wettelick ende executoor,

twelcke alsoo sal blijven niet jeghenstaende verjaerthede van een ofte meer jaeren, stijl ofte

placaten ende usantien (gewoonten) ter contrarie daer aene sij, mits desen sijn renoncerende

van nu voor als dan.

Den gonnen hem stellende borghe wort ghehouden als principalen (voornaamsten) pacht met

responsatie aen de exceptie van t’ordre dimisie ofte exclusie.

Den pachter oft pachters en sullen niet vermoghen eenighe moderatie (vermindering) op wat

pretext (in welk kader ook) het soude moghen wesen.

De pachters worden ghehouden hemlieden pachten te betalen inde handen vanden voorseijden

tresorier in ses egaele payementen van twee tot twee maenden.

Den tresorier is libre (vrij) ende houdt sijn optie van ’t nemen voor pachter oft pachters die

hem goet duncken sal van de gonne die de voorseyde sullen hebben inghestelt ofte verhooght,

sonder dat den gonnen den welcken ghenomen wert voor pacht sal hebben eenighste actie ten

laste van de gonnen die de selve sullen ghestelt hebben ten hoogheren prijs.

Aengaende de voorder conditie alhier niet geëxprimeert men refereert sigh aenden

voorgaende conditiën.

Alvooren soo wort ghestelt te pachten het recht vande accijsen op den wijn die ghedebiteert

sijn inde obersen (komt uit het Frans ‘ auberge’ of dus herberg) ende herberghen die sijn vier

stuijvers vande stoop

ghereserveert (met uitzondering van) den gonnen ghedronken ende gheconsommeert

(gebruikt) inde wetcamer ende bien venue-en (verwelkomen) van het magistraet ende

supposten ghedeurende desen pacht, de welcke zullen vrij zijn van de selve accijsen

soo oock vrij ende exempteert (uitgezonderd) de confrerije ofte confrerijen

(broederschappen) die sullen schieten naer den gaey; over den wijn ende bieren die sij sullen

consommeren;

soo oock de confrerijen van retorijcque (rethoricakamers) over de wijn ende bieren die sullen

consommeren inde maeltijt van t’kiesen van een prins

ende oock sal exempt zijn de herberghe van het Ripken. (het Reepken)

Item dertigh ponden over het onderhouden van een zanghmeester op conditie dat hij sal de

musique leeren aende kynders van de armeschool ofte andere.

Wijngelt (of drinkgeld voor de verpachters) voor d’heeren sonder deductie van den

principaelen pacht dat wert tot laste van den gonnen op wien desen pacht wert overgheslaghen

die bedraeghen sesendertigh guldens, sullen instantelick betaelt werden dus hier in ponden

parisis – 72 – 0 – 0

Voor den greffier over het schrijven en vande conditiën ende het registreren van dese

verpachtinghes onder deductie als vooren : 9 – 12 – 0

Voor den eersten deurwaerder vande wetcamere als rouper sonder deductie als vooren: 6 –

0 – 0

Den hooghsten instelder instellende boven als twee deelen van dryen dat desen pacht

ghegolden heeft het leste jaer sal binnen twaelf ponden parisis te verhalen op den gonnen aen

wien desen pacht sal overgheslaeghen wesen sonder deductie als vooren.

Desen pacht wort geroopen sijnde heeft inghestelt gheweest door Jan Baptiste

Vandercruyse met hondert vierenveertich ponden: 144 – 0 – 0

Die ghestelt sijnde op t’ ghewin van den sesden pennynck van t’gonne verghooght sal worden

boven de twee derden van t’gonne desen apcht tvoorgaende jaer is verpacht gheweest

begrepen den instel hier boven ende is door François Orbelin op de conditiën hier vooren

verhooght gheweest met vier hondert twee ponden acht schelle parisis dus hier: 402 – 8 – 0

Bij dies moet proffytteren alleenelick den sesden pennynck van ses ponden parisis

Memorie ghestelt op t’ ghewin vanden vijfden pennynck is verhooght door Benedictus lava

met 144 – 0 – 0

Op den vierden penninck: 690 – 8 – 0

Op den ghewin van den derden penninck van sijn verhoogh

Ghestelt op ’t gewin vande helft en is niet verhooght gheweest ende oversulcx over

ghesleghen op Benedictus Lava.

Voorts wort alhier te pachte gheboden trecht vande accijsen op de grootbieren voor den

tijt van een jaer ingegaen als vooren ghedroncken ende ghesloten inde herberghen, tappers

ende tappeghens huysen soo binnen als buytten t’port

mitgaeders de gonne ghedroncken worden inde drie schotterlicke ghilden, (schuttersgilden)

inde camers van rethoryke poesie (rederijkerskamers) ter reserve dat sy op de dagh van

hunlieden patroon dagh sullen exempt zijn van twee tonnen bier ende niet verobligiert

eenighe accijsen daer vooren te betaelen, s

oo van ghelicke wort gheobserveert int regaert van eene tonne ofte halve tonnen groot bier die

ordinairelick gegeven wort bij d’erfghenamen van eener gildebroeders aende gulde

sal insgelickx exempt wesen van de selve accijsen het bier gedronken inde wetcamer ende

bienvenue-en van schepenen

mitsgaeders de luyders van onse lieve kercke end St. Jans kercke elck voor een halfve

tonne ten daeghe vande kermisse deser stede ende alle de gone die ghewoone sijn vrij ende

exempt te sijn ende namentlick de herberghe van het reepken ende coppernolle.

Wijngelt voor de heeren van het magistraet onvermeindert als voren: 144 – 0 – 0

Item dertich ponden parisis om den sanghmeester op de conditie ald vooren: 40 – 0 – 0

Voor den greffier over t’schrijven ende registreren deser conditiën als vooren: 19 – 4 – 0

Voor den eersten messagier van camer: 12 – 0 – 0

Den hooghsten instelder mits instellende boven de twee deelen van drye dat den pacht ten

voorgaenden jaere heeft gegholden sal proffitteren twaelf ponden parisis van den gonnen op

wije dese pacht sal overghestelt wesen sonder de dictie als vooren.

Ten voorder is geconditioneert dat de brouwers sullen hebben drije daeghen tijt omme te doen

hun reinsein (komt van insigne) van hunne bieren aen de pachtere in plaetse dat sij hier vooren

verobligiert waeren te doen hun reinsein den eersten dach van ieder maent.

Sijnde voorts gheconditionneert ende besproken dat de pachters ofte pachter vanden accijsen

op de bieren ghehouden wort om te depecheren (verdelen) de billietten van t’claerynghe die

ghehouden wort sigh te vynden ten contoire (kantoor) te weten inden somer vanden seven

uren totten elf uren smorghens ende naer noene van de twee uren tot den vijf uren ende inden

wynter vanden acht uren totten elf uren smorghens ende vanden twee uren totten vijf uren

naer middagh tende van te geven de billietten soo voort is daer toe noodigh op peine dat de

brouwers ghelooft werden op hunnen eedt.

Van nu voort de bieren ende wijnen ghesleten inde feesten ende bruiloften sullen exempt van

de voorseyde rechten van accijsen.

Den pacht voort geroopen sijnde is inghestelt door Jan Baptisit Vandercruyse met achthien

hondert ponden parisis: 1800 – 0 – 0

Ghestelt zijnde op t ghewin vanden sesden penninck van t’gonne desen apcht sal hoogher sijn

ghehoocht twee derden die sij voorgaende jaer is verpacht gheweest opden 5den penninck

ende 4 penninck.

Opden derden penninck van sijn verhoogh niet verhooght sijnde is ghestelt op t’ghewin

vanden tienden penninck van sijn verhoogh sonder aenschave te nemen op de voorgaende

restrictie ende is verhooght geweest door Albertus de Ghelcke met – 200 – 0 – 0

Ende door Frans Charles Lahaye met 100 – 0 – 0

Ghestelt op tghewin vanden neghensten penninck van sijn verhoogh op den 9den ende 8ste

penninck.

Op den sevensten, sesden, vijfden, vierden penninck van sijn verhoogh.

Ghestelt sijnde op ’t ghewin vanden derden penninck is verhooght gheweest door Francois

Orbelin met vijfhondert ponden parisis – 500 – 0 – 0

3500 – 0 – 0

De wet heeft den overslagh ghestattueert tot maendagh eerst commende die de publicatie

danof op den 28ste

april, op den 29ste

deser ten thien uren is gedaen ende alsoo noch voort

gheroepen op den derden penninck ende niet verhooght is ten selven daghe gestelt op

t’ghewin van de helft ende niet verhooght is overgheslegen op sieur Frans Orbelin.

Compareerde sieur Jan Baptitst Rijngaert den welcken hem heeft ghestelt borghe ende

principael volghens de quarte van verpachtynghe voor t’gonne dependeert van den aen wijs

vande pacht van de

Van de pacht van de bieren aen sieur Frans Orbelin den welcken mits desen belooft sijn

borghe te garranderen costeloos ene schaedeloos op ’t verbant als naer rechte al het welcke

d’heer Dominicus Reihphins alhier pointelick heeft gheaccepteert desen 4den mey

seventhien hondervyfthiene ende was onderteeckent Renynghe de Voxvrie J. en vande

Goesteene.

Den pacht van azijn voor den tijdt ende saeysoen als vooren.

Wijngelt voor het magistraet: 6 – 0 – 0

Voor den eersten messagier vande camer als vooren: 1 – 0 – 0

Hoogsten instelder mits instellende boven de twee delen van dryen dat den pacht ten laste

jaere heeft gheholden, sal proffiteren drye ponden parisis als vooren.

Is hooghst inghestelt door Jaecques Vos met vijfendertich ponden thien schelle parisis: 35 –

10 – 0

Ghestelt op den sesden, vijfden ende vierden penninck; op den derden penninck

Op de helft van sin verhoogh ende met verhooght oversulcx is overghesleghen op den

voornoemden Jacques Vos.

Den pacht van het cleen bier voor den tijdt alsvooren

Wijngelt als vooren sonder diminutie – 6 – 0 – 0

Voor den eersten deurwaerder: 1 – 0 – 0

Den gonnen desen pacht sal hooghst instellen mits stellende boven de twee deelen van drien

dat sy ten lasten jaere heeft gegolden sal proffiteren 3 – 0 – 0

Den pacht voort gheroopen sijnde is hooghst inghestelt

Den pacht vande calchiede van de tijdt als voorten ter reserve vande groote calchiede

gaende van Berghen naer Iper ende de gonne die sullen comen naer de Poperynghe markt

met hunne waeren

uytghenomen de gonnen die commen sullen met hun gley (gley = vaatwerk) op de cleijne

marckt sullen betaelen als voor desen

Het wijnghelt van de heeren van het magistraet sonder diminatie als vooren 24 – 0 – 0

Item twee ponden parisis voor de sanghmeester 2 – 0 – 0

Den eersten messagier vande wetcamer als vooren

Den gonnen die dese pacht hooghst sal instellen mits stellende boven de twee deelen van

drien dat dien ten voorleden jaere heeft gegolden sal proffiteren drie ponden parisis.

Dese pacht voort gheroopen sijnde is hooghst inghestelt door Pieter Dever met vierenvijftich

ponden twaelf schele parisis 54 – 12 – 0

Ghestelt sijnde op tghewin vanden sesden, vijfden ende vierden penninck van t’gonne sy

souden verhooght wesen boven de twee deelen van drie die den pacht verpacht is gheweest

ten voorleden jaere.

Op ’t ghewin vanden vierden penninck verhooght door Jacques Misdom met achtenveertigh

ponden parisis – 48 – 0 – 0

Op ’t ghewin vanden vierden penninck niet verhooght

Ghestelt sijnde op t’ghewin vande helft is verhooght gheweest door Misdom noch verhooght

met 12 – 0 – 0

Ende niet voorder ghehooght 138 – 12 – 0

Sijnde is soo overghesleghen op Jacques Misdom.

Item finalick wort te pachte gheboden den pachte gheboden den pacht op de brandewijn voor den tijdt van een jaer als vooren.

Wijnghelt voor dheeren sonder diminutie – 72 – 0 – 0

Voor den greffier ove t’schrijven van condtiien ende registreren deser verpachtynghe sonder

deductie als vooren – 9 – 12 – 0

Voor den eerstendeurwaerder van de wetcamer asl vooren 6 – 0 – 0

Voor den cappellaen inde kercke van Ste. Bertins 36 – 0 – 0

Den hooghsten instelder mits stellende boven de twee deelen van drien dat dien ten voorleden

jaere heeft gegolden sal proffitteren twaelf ponden parisis te verhaelen aenden gonnen aen

wien desen pacht sal over ghesleghen wesen sonder deductie als vooren

Desen pacht voort gheroopen sijnde heeft hooghst inghestelt gheweest voor François

Orbelin met twee duyst ponden parisis – 2000 – 0 – 0

Ghestelt sijnde op t’ghewin vanden sesden pennynck vn sijn verhoogh is ghehooght door

Madeleine Prieur weduwe van Pieter Pille met hondert ponden parisis 100 – 0 – 0

Op ’t ghewin vanden vijfden penninck is verhooght door Frans Charles Lahaye met 60 – 0 –

0

Noch verhooght op t’ghewin als vooren met veertigh ponden parisis door …. Ravanel – 40 –

0 – 0

Ghestelt op t’ghewin vanden vierden penninck is verhooght door Frans Charles Lahaye met

48 – 0 – 0

Op tghewin als vooren met 2248 – 0 – 0

Sesentneghentich ponden parisis door …. Villaene – 96 – 0 – 0

Noch verhooght op t’ghewin als boven door Frans Orbelin – 100 – 0 – 0

Op t’ghewin vanden derden penninck is verhooght door den voornomden Villaene met 72 – 0

– 0

Op ’t ghewin als vooren met vierentwyntich ponden parisis door de voorseyde weduwe Pille

24 – 0 – 0

2540 – 0 – 0

Ghestelt sijnde op t’ghewin van dhelft van tverhoogh is verhooght gheweest door Frans

Orbelin met 240 – 10 – 0

Noch verhooght als vooren door de weduwe Pille met 100 – 0 – 0

2888 – 10 – 0

Ende soo overghesleghen op de voorseide weduwe Pille

Alles ghedaen ende gheadjugeert desen seven en twyntichsten april seventhien hondert

vijfthiene

Toorconden als pensionaris ende was onderteekent J. Proventier

En daarmee hebben we een voorbeeld van één van de meest voorkomende akten uit deze

periode.

11 januari 1715 – Nicolais Waterleet – Processen 1716

Sieur Nicolais Waterleet heescht

De weduwe van Louis Mahieu,

De somme van ses ponden grooten vlaemsch over twee jaeren pacht van den huyse door de

verweeerghe ghebruyckt, gelegen aen den Overdam binnen deser stede,

Tleste verschenen halfmaerte 1714 oock omme drye ponden grooten vlaemsch over het

loopende jaer, stende tee verschijnen half maerte eestcommende, afslagh bewijs van goede

betalinghe payement tsurpluys met den interest ende costen sonder prejuditie van ander

voorgaende jaeren.

28 februari 1715 – De Pottestraatmolen - Processen 1716

De eerweerde heeren abt ende religieusen van d’abdye van Ste. Bertins

als heeren der stede ende jurisdictie van Poperynghe

heesschen Jacques Scherrier meulenaere van de Pottestraetmeulen,

de somme van vijf en tachtentigh ponden ses schellynghen acht grooten vlaemsch

over een en twntigh jaeren pacht ofte reconnaissance van dryven met peirden ende waghen tot

ghebruyck van sijnen meulen

tot het voeren van granen ende multer binnen dese stede ende jurisdictie

in advenante van vier ponden grooten vlaems bij jaere,

t’leste verschenen half maerte seventhien hondert veerthiene

begrepen een pont ses schellynghen acht grooten in reste van het jaer verschenen 1693,

Item omme vier ponden grooten vlaems over het jaer staende te verschijnen

pandacte lite

afslagh twaelf ponden grooten vlaemsch voor desen betaelt,

de reste met den itnerest a tempore more ende costen

4 maart 1715 – Hostellerie St. Joris - Processen 1716

Den eerw. Heere proost der stede ende jurisdictie van Poperinghe,

eyscht Barbel Derycke, lest weduwe van Jan Baptist Pelaert,

de somme van twee en vyftigh ponden grooten vlams

over twee jaer heure van de hostellrei ghenaemt ste. Joris binnen deser stede, tleste

verschenen half maerte seventhien hondert veerthiene, afslagh bewijs van betaelynghe,

payement de reste met den interst a tempore more met costen

20 maart 1715 – Molenaar maalt mout - Processen 1716

Sieur Louis Loys, verweerder

Jeghens de weduwe van Jan van Ryckeghem heesscheghe

Omme thebben bealynghe van de somme van drye en twyntigh ponden twaelf schele parisis

Over tmaelen van moutten ende voeren van hommel bij rekeninghe ende obligatie vande 15de

april 1714

Tiem omme betaelynghe van veerthien ponden seven schele parisis over ghamelen thebben

een en veertigh sacken sucrioen naer de voornoemde rekeninghe in advenante van seven

schele parisis yder sack, maeckende alsoo tsamen de somme van seven en dertigh ponden

neghenhtien schele parisis, eysschende oock den intrest a tempore more ende costen

1 mei 1715 – SA Veurne – Inpost der domeinen -

21 juni 1715 – Reglement op de brouwers van het klein bier in de

casselrie van Ieper - Casselrie van Ieper – Eerste reeks

Myne heeren bailliu ende schepenen vande zaele ende casselrie van

IPRE

Op de clachten aen hun ghedae ndoor de brauwers woonende in het

district van de selve casselrie, dat de teghenwoordighe pachters van de

dominiale ofte lede-rechten, hun belasten boven eht recht vanden ouden dobbelen impost ten

advenante van thien stuyvers van yder tonne cleynbier ghebrauwen ten platten lande, met

noch ses stuyvers over den impost van de gulden insghelijcx van yder tonne generaelyck van

alle ghebrauwen cleyn bieren, sonder eenigh verschil te maecken, nochte aenschouw te nemen

op de invwendighe weerde ende prijs van de vermelde bieren, allessins strijdend niet

alleenelijck tegens het eenvoudigh voorgaende ghebruyck, soo ten tijde van de cominatie

vande croone van Spagnien, als vande ghone van Vranckrijck, maer oock teghens den klaeren

inhouden ghenomen naer de letter van de lijsten ende ordonnantien gheemaneert by de leden

van Vlaenderen in de jaeren 1672 ende 1702 aengaende de vermelde rechten.

Willende daer in voorsien ende voorkommen alle pretact aende bovenschreven pachters tot

het invoorderen ten grooten ende ongeoorlofden overlaste van de ghemeenten, van hunne

gheeyschte rechten op yder tonne vande cleyne bieren, de welcke naer hunne inwendighe

weerder daeraen niet subject en zijn inghevolghe de boven vermelde lijsten.

Ordonneren ende belasten (by desen) wel ende expresselijck aen alle de brauwers, doende

hunnen styl bynnen de jurisdictie deser zaele ende casselrie, voortaen hun te regleren ende te

achtervolghen in eht brauwen van hunne cleyne bieren, op pene van de boeten volghens de

lijste ende van suspentie van hunnen styl ter arbigrage vande wet, den voet ghedreghen by het

7 article vande lijste van de lederechten van den jaere 1672, ende van het 206 article van de

lijste vanden jaere 1702, meldende dat de brauwers treckende hunne cleyne bieren sullen

volghen den ouden voet, te weten, trecken vier tonnen cleyn bier beneden de weerde van een

Philippe ofte vijftigh stuyvers tot de dertigh de tonne op de quantiteyt van twyntich tonnen

groot bier, ende boven de vermelde vier tonnen noch ses andere tonnen cleyn bier op de

quantiteyt als boven, beneden de weerde van dertigh stuyvers de tonne wanof men geen recht

en sal moeten betaelen, ende indien de brauwers noodigh hadden van eene meerdere

quantiteyt van cleyn bier dat sy sullen danof doen eene besondere brauwste op haer eyghen.

Ordonnnerende eensweeghs mijne voornoemde heeren ten effecte van het precijs onderhoudt

van het bovenstaende reglement dat op het ontfanghen deser, in alle de prochien end

eletschepen deser zaele ende casselrie, sullen worden ghestelt by de respectieve wetten yder

voor sijn district daer brauwers zijn, twee ghe-eede bierproevers ende waerdeerders, de

welcke sullen waerdeeren ende ghelooft wesen het bier te stellen elcken stoop naer zijn

weerde, waer voor de voroseyde bierproevers sullen hebben van elckebrauwste voor hunnen

sallaris ten advenante van twaelf schele parisis t’samen ende by hunnen ghebreke sal daerin

voorsien wesen by mijne voorseyde heeren als by het hooft collegie, met expres verbodt dat

gheen brauwer bier uytvoeren nochte doen voeren ofte uytten ende verkoopen sal voor dat het

sy ghewaerdeert by de vermelde bierproevers ende danof de weerder uytgelaeten ende

onbegrepen eenigh recht domaniael ofte van octgroy, alles inghevolghe de costuyme deser

zaele ende casselrie, ende op de boeten ende penen by de selve ghedreghen, sullende dese

teghenwoordighe ordonnantie gheplackt worden op alle ghewooneliijcke plaetsen ende

ghepubliceert op de drie naereen volghende sodnaghen fote heyligh daghen naer het

ontfanghen deser, op dat niemandt en pretentere reden van onwetentheyt.

Actum in he tcollegie desen 21 julij 1715

COCLE

Terug naar het archief van de Casselrie van Ieper, waar we de volgende dokumenten nog

vonden:

Op de 24ste

september werd dit voorgaande gedrukte dokument gevolgd door het volgende,

handgeschreven:

Mijn heeren bailliu ende schepenen van de zaele ende casselrie van Ipre, waerschouwen mits

desen ider een dat niet jeghenstaende de respective pachters vande dominiale ofte gheseyde

lede rechten van Vlaenderen t’syert de veranderynghe van state hebben trachten in te dringhen

diversche nieuwicheden in de lichtynghe van hunne rechten, waer door aen het publicq groote

moyelickheden ende overlasten souden veroorsaekt hebben gheweest, soo door de pretentie

die sij ghemaeckt hebben van te heffen ses stuyvers op ider tonne cleenbier boven de thien

stuyvers die tot nochtote alleenelyck hebben getaelt gheweest, als door de twee becommen

ordonnantien vande rechten vande domeynen tot Ipre, in daten 17de

juny vanden loopenden

jaere, bij de welcke sij verstanden de brauwers ende herbergheirs ten platten lande te

onderwerpen tot het nemen billietten van den pachter ofte sijne commys en omme de bieren

uyt te leveren ende in te kelderen, ende ider een te belasten aleer te willen verminderen het

nombre van de eens overghegeven beesten nopende het Coeghelt van te verclaeren ende te

bewijsen waer de vercochte beesten gheleyt waeren ofte aen wie ghelevert, met de naeme

toenaeme ende woonste van de coopers,

dat soo de voornoemde pretentie van ses stuyvers op yder tonne cleenbier als de voorseyde

twee becomen ordonnantien van de vermelde rechters van de domeynen, teenmael sijn

ommen te cesseren ende onderblijven inder voughen dat yder sal vermoghen te continueren

van te brauwen sijne cleenbieren als voorgaendelyck ende sal ontstaen mits betaelende

insghelijcx als voor dezen thien stuyvers van yder tonne cleenbier voor alle recht aenden

pachter van de domaniale ofte gheseye lederechten, waermede sullen oock de brauwers wezen

ghedipenseert vande belastynghe ghedreghen bij onze uytghesonden ordonnantie i ndaten van

den 21ste

juny ende by de bonne vanden 31ste

ougst lestleden voor soo veele aengaet den voet

ende maniere van het brauwen vande cleene bieren blijvende ten suprlus de vermelde

ordonnantien subsisteren in alle hun voorder inhouden, nopende het stellen van de

bierproevers van de groote ende cleenebieren ende t’gone aengaet hunne fonctien ten opsichte

van het goetceuren ofte verwijsen van de bieren soo groote als Cleene, myne voornoemde

heeren laetende insghelijcx weten dat ten voorderen de brauwers ten platten lande strictelijck

sullen hebben te achtervolghen het twaelfste article vande ordonnantie van de vier leden slants

vanden jaere 1632 ofte iemant van hun huysghesin sullen onderworpen wesen te houden

pertinenten bouck van de groote van yder brauwste ende in het besonder vande uytleverynghe

van hunne bieren, meldende de qualiteyt ende prijs van de selve, als oock aen wie ten

welcken daeghe inde plaetse sij sullen sijn ghelevert gheweest, ende by eede ete bevestighen

daertoe bi jden pachter versocht sijnde op paine van te verbeuren bij de defaillanten de boete

van dertich gulden van yder brauwste, danof sij gheene pertinente restitie en sullen hebben

ghehoduen, ghelyck woovesyt is, daer en boven sullen de voornomede brauwers noch

ghehouden wezen als sy eenighe grootbieren sullen uytleveren aende herberghiers ofte andere

te gehven aende ghene deselve bieren commende haelen, een billiet by hun gheteeckent

inhoudende den dagh ende date van de leverynghe, het ghetal van de tonnen, de nemen,

toenaemen ende woonsten van de herberghiers ofte andere particuliere van welck billiet de

vervoerde bierren sullen moeten gheaccompagneerrt sijn,

declareren bet voorts dat eeene neiwue tonne voor de eerstemael gheyckt wordende, sal

moghen houden vierentsestich stoopen ghentsche maete, ende als dan maer en sal betaelen de

rechten van tsestich ghelycke stoopen, ende vier excederende stooen, sijnde gheconsidereert

jeghens het instrempen van de voonomde niwue tonnen, de welcke ghelyck oock de oude

tonnen sullen moeten gheteeckent sijn met het nombre mimerael van hunne grotte ofte

behelsynghe waer naer yder een sich ponctuelijck sal hebben te ghedraeghen ende sal deze

teghenwoordighe waerschouwynghe ghepubliceert ende gheplaetst worden op alle

ghewoonlycke plaetsen

actum in het colelgie dezen 24ste

septembeer 1715 - COCLE

9 juli 1715 – De haag van Goesteene – SAP Register v/d gemene passeringen nr.346

Compareerde in persoone meester Jan Baptist Isenbrant, doctor in de medicijne binnen

deser stede van Poperinghe, out ontrent de veertigh jaeren, te kennen ghevende dat men van

alle waerachtighe zaeken getuyghenisse der waerheyt moet gheven, naemelick daer toe

aensocht zijnde, soo ist dat den comparaent ten versoucke van meester Jan Gregoire Vande

Goesteene, filius d'heer Jan Baptist, attesteert voor de rechtsinnighe waerheyt, onde eedt te

passeren deser in onse handen gedaen, dat den voornoemdeVandeGoesteene sprekende

aenden persoon van Cornelis Wilsoet, vraeghende in dese woroden 'heeft ghy mij niet

geconsenteert van te doen planten eene elshaeghe teynde van den dyck?' waer op hy Wilsoet

antwoorde, 'ja, hadde ghy eene elshaeghe doen planten, welcke vraeghe ende antwoorde den

attestant wel heeft verstaen als daer by ende present te hebben gheweest, voorts seyde den

attestant sprekende aenden voornoemde Wilsoet 'wat haeghe isser gheplant?' Den welcken

daer op seyde een haeghe van popelieren ende wervenhoudt (een soort wilgenhout) gevende

reden van wetenscahp al t'gonne voorschreven gehsproken heeft gheweest soo in vraeghen als

antwooden by den voornoemde VandeGoesteene ende Wilsoet, mitsgaders vande attestant

alle drye t'samen op t'kerckhof van Ste. Bertins binnen deser stede van Poperinghe, in t'

beginsel vanden maent april lestleden hebbende als t'gonne voorschreven den attestant

ghehoort ende ghesproken alles met presentatie by den attestant gedaen van desen andermael

voor alle jugen ende wetten te reïtereren ies aensocht sijnde

actum desen 9de juli 1715

22 augustus 1715 – De beurs van Petyt – Register van de gemene passeringen 346

Op deze dag komen Petrus Wenis pbr, meester Jacque Proventier en Laurentius Proventier,

samen als 'directeurs' of beheerders van de beurs die eertijds door juffruw Marie Anne Petyt

gefundeerd is geworden … tot onderhoud van een aerme bloedtvriend.

Het kapitaal dat belegd is geworden brengt 22 pond grooten Vlaams per jaar. Daarvan gaat

er 7 pond naar de moeder van de Benedictinessen. Van de 15 pond die overblijft gaat1/3, of

dus 5 pond naar de beurs. Dit gedeelte werd tot heden 'geproffiteert ende ghejouysseert door

d'heer Philipus Joannes Dehondt. '

Vanaf nu zal deze 5 pond gaan naar juffruw Marie Cathelynne, de enige dochter van

Philippus Dehondt, die ondertussen getrouwd is met Catherine Tue.

30 september 1715 – Marie Joanne Roens – SAP Processen 't

Swynland

Ook de Poperingenaars hebben zich wetens willens moeten aanpassen aan

'oorlogsomstandigheden' en de aanwezigheid van de Franse en Hollandse troepen in de

omgeving. En Juffrouw Marie Joanne Roens had dit op haar manier opgevat.

In de register van de Gemene Passeringen en in de map van de losse stukken hiervan, (SAP

352c) zit de onderstaande eigenaardige verklaring van Guilleaume Cardinael die zijn eerdere

verklaring terug neemt.

30 september 1715 - Cardinael neemt zijn woorden terug

Compareerde Guilles Cardinael filius Jan Baptist, ghebooren binnen de stadt van Meenen,

oudt vijf en twintigh jaeen ofte daerontrent, kleermaecker van sijnen styl,

sijne memorie gherecolleert hebbende dat hy ten versoucke ende in de zaecke van meester

Pieter Jacobus Bouve, woonachtigh binnen dese stadt van Poperinghe als verweerder soude

ghegeven hebben sijne depositie voor het magistraet van Ipre ofte ghecommitteerde van diere

jeghens seker Jo. MarieJoanne Roens, heesschereghe oock woonachtig binnen dese stadt,

ende vreesende dat hij iet qualick ende ten onghelycke de voorschreven Joffrouw soude

beswaert hebben,

den comparant heeft gaen nemen communicatie vanden intendit die van weghens den

voornoemde Bouve gheproduceert is gheweest voor t’voornoemde magistraet van Ipre op

den 20 january 1714, ende waerby aldien den comparant aldaer ghedeposeert hadde in

conformiteyt vanden selven intendit, te weten dat hy soude ghewoont ende ghedient heben als

cnaepe dheer Pieter van de Casteele, officier in het regiment van Paraille, e

nde dat hy soude gheobserveert hebben dat den voornoemde Vande Casteele groote

familiariteyten ende frequentatien hadde met de voorschreven jo. Roens in diversche plaetsen,

toedies dat hy comparant ontrent het leste van january ofte wel van february vanden jare 1713

soude gheweest hebben inde herberghe ghenaemt het Panhuys by de stadt van Ipre ende dat

de voorschreven jo. soude ghecommen hebben vraeghende naer den voornoemde

VandeCasteele aldaer, noch niet sijnde ghecommen

dat de voorschreven jo. Aldazer soude ghebleven hebben tot dat den voornoemde

VandeCasteele ghearriveert soude sijn gheweest ende dat sy tsamen souden ghetrocken

hebben op een camerken ofte vautken te selver herberghe

ende dat den comparant by ordre van den selven VandeCasteele boven soude ghedreghen

hebben, wijn, suycker, nagels van cameele ende dat hij comparant soude ghesonden hebben

gheweest naer de stadt van Ipre,

ende dat hij wederghekeert sijnde onverwachtelick in het voorschreven camerken soude

bevonden ende ghesien hebben en voornoemde VandeCasteele op een bedde aldaer met de

voorschreven jo. Roens ende dat hij VandeCasteele soude ghemaeckt hebben op haer

movementen ende dat hij soude ghejugeert hebben dat den voornoemde VandeCasteele haer

soude vleeschelick bekent hebben,

ende dat den comparant den voornoemde VandeCasteele ende jo. Roens soude ghelaten

hebben ghenieten van hun vermaeck ende plaisir

naerdien den selven VandeCasteele soude gheseyt hebben ‘Retiré vous’

soo pretenselick gheschreven is inden selven intendit, ende wat aengaet t’gonne ten voorderen

inden voorschreven intendit noch staet dat den comparant den voorchreven jo. Roens noch te

vooren somwijlen soude ghesien hebben met andere officieren van het selve regiment

ende onder andere inde herberghe van de Goude Pluyme tot Ipre,

ende dat sij aldaer vrouwpersoon alleene zoude gheweest hebben met sekeren dheer Degryse

ende twee ander officieren van het selve regiment,

den comparant meinende nochtans dat hij inghevolghe den voorschreven intendit niet het

minste ghedeposeert en heeft,

nemaer vreesende dat hij iet ten laste vande voorschreven jo. soude ghetuyght ofte

ghedeposeert hebben door abuys van persoone als een ander

verclaert mits desen onder solemnelen eedt dat hij comparant noyt ghewoont en heeft met den

voornoemde VandeCasteele nochte hem oyt ghedient te hebben als cnaepe,

nochte te weten van eenighe frequentatie ende ofte familiariteyten met de voorschreven jo.

Roens, veele min dat den comparent de selve jo. ghesien heeft met den vermelden

VandeCasteele in de herberghe ghenaemt Het Panhuys by Ipre,

noche eenigh camerken, vautken ofte ander plaetse van de selve herberghe,

mitsgaders dat den comparant haer noyt ghesien en heeft met andere officieren in de herbergh

ghenaemt De Goude Pluyme tot Ipre nochte elders,

oversulx in cas datter iet ghedeposeert is van weghens den comparant volgens het inhouden

van den voornoemde intendit,

verclaert op den selven eedt dat het selve soude ghebeurt hebben by abuyse ende sonder

attentie als vooren, mitsgaders dat hij jeghens de waeheyt de selve depositie soude verleent

hebben ende dat hy de voorschreven jo. Marie Joanne Roens

qualick ten onghelycke ende jeghens de waerheyt soude beswaert hebben,

mits hy insghelycx verclaert op eedt dat hy haer voor daete van de voorschreven depositie

noyt en heeft ghekent;

reden waerommme hy tot quittynghe ende gherusticheyt van sijne consciëntie hem verplicht

vint de selve sijne depositie in sulck gheval te retracteeren ende te herroupen,

soo hy retracteert ende herroupt mits desen volgens de ordonnantie aen hem ghegheven door

sijn biechtvader ghevende reden van diere

dat hij soo door surprise andersints gheinduceert is gheweest tot het verleenen vande

voorschreven depositie

aldus gedaen ende ghepasseert ter

presentie van d’heren Jacobus

Cheys ende meester Jacques Vandegoesteene; Schepenen van Poperinghe desen 30 7bre 1715

Toorconde –

Of het terugnemen van zijn eerdere verklaring zal geholpen hebben, valt te betwijfelen. We

vonden immer in de bundel processen van het jaar 1715 van de heerlijkheid 't Swynland, een

getuigenverhoor waarbij verschillende personen ons vertellen wat ze over juffrouw Marie

Roens denken te weten. Zoals zo dikwijls met die processtukken, vinden we hier één stuk,

zonder verder de context te kennen. We krijgen eigenlijk niet te horen wat ze 'misdaan' heeft,

maar het was blijkbaar een heel 'populaire' juffrouw, en we nemen deze

getuigenverklaringen over.

Wettelijke informatie ghehouden bij bailliu ene schepenen der heerelickhede van Oost

ende West Swynland, brancke van de acht prochien, Casselrie van Veurne uyt crachte van

brieven van requisitie ghea ccordeert bij de wet van Poperynghe van de 4de ende 5de deser,

danof de permissie is gheteeckent F.J. Proventier, ende de brieven als greffier LeLiegeois,

mitsgaders gheseghelt de selve brieven met den zeghel van t'selve Poperynghe

ende oock alles inghevolghe onse prefixie van daeghe

op hedent van den 10de deser ende insinuatie (oproeping of dagvaarding) van de selve daete

ghedaen aen Jo. Marie Roens,

volghens het relaes van François Carpentier (deze was de gerechtsbode)

hier al ghesien omme te valideren in de saecke van sieur Pieter Jacobus immers meester

Bouve, verweerder ter eender zijde,

jeghens de selve jo. Roens, ten welcken effecte heeft gehcompareert den verweerder

gheassisteert van Grimbaldus van Renynghe, van sieur Frans Jacobus Bouchout, procureur

van 't voorschreven Poperynghe

welcken verweerder heeft verclaert expres ghecommen te sijne van 't selve Poperynghe

plaetse van sijne residentie tot t'beleedt van sijne preuve,

soo oock heeft verclaert de heesscheghe van de selve plaetse oock expres ghecommen te sijne,

gheassisteert van sieur Jan Frans Liebaert, haeren procureur (een procureur was dan

gewoon een advocaat)

omme in eede te sien stellen de oriconden by den voorschreven Bouve gheproduceert ghelyck

sij hedent hebben sien doen van de naervolghende ghetuyghen

ten welcken effecte de ghetuyghen woonende onder de jurisdictie van Poperinghe sijn

ghedaghvaert gheweest by Frans Carpentier volghens sijne relaesen vande 15de deser hier

oock ghesien, hebbende den verweerder tot beleedt van sijne preuve gheproduceert sijn

etuquet

(etuquet = lijst van vragen te stellen door de rechters aan de getuigen)

met een attestatie by onsen greffier gheparapheert, inghevolghe ende uyt crachte van welcke

wij hebben gheprocedeert in de selve enqueste ter presentien vn d'heer Valentijn VandeFosse,

bailliu, Mattheus Veniere ende Jan Pollé, schepenen vande voornoemde heerelichede ter

adjonctie van Jan Bartholomeus Raulé, greffier ende clercq ten effecte deser in eede gheselt,

soo volght.

En na deze 'inleiding' konden de getuigen vehoord worden.

Sieur Jan Sohier, filius Jan, oudt tweeent'sestigh jaeren, rentier woonachtigh binnen

t'voornoemde Poperinghe, oriconde ghedaeght als vooren, mitsgaeders door den voornoemde

heer bailliu volghens het relaes van hedent,

ghehoort ende gheexamineert op s'verweerders etuquet alwaer hij is ghemargineert

den welcken naer ghedaen te hebben den eedt van te gheven ghetuyghenisse der wearheydt,

deposeert waer ende waechtagtigh te sijn dat Jo. Roens, t'sijnen huyse heeft ghewoont

ende haer heeft hooren frequenteren diversche persoonen sonder te weten van wat conditie sij

waeren ende dat soo wel s'avonts, by daeghe als s'merghens,

hebbende somwijlen ghehoort groot gheruchten, immers gheruchte dat hem somtijden

incommodeerde, waer door hij somtijden sijne ruste was benomen,

deposerende voorts dat hij de selve jo. somtijdts heeft weten t'huys commen ten neghen, ofte

ten thien uren s'avonts ende dat hij eens haer heeft ghesien uytgaen met nogh

vrouwepersoonen tot haer met mijnheer Beys van Pollinckhove naer den onderganck van de

sonne in den somer

segghende dat sij gonghen naer de bals

ende ten voorderen declareert door dien dat de voorschreven jo. somtijdts te laete t'huys quam

dat hy selve de deure toeghesloten heeft ende haer niet willen in laeten ende haer ten laetsten

heeft doen verhuysen om de incommoditeyt die hij dickwils hadde,

deposerende voorts waer te sijn dat de voorschreven jo. ghedeurende dat sij t'sijnen huyse

heeft ghewoont, vele ende diversche minnebrieven ontfanghen heeft,

danof sij divershe heeft ten deele voor hem ghelesen,

danof vraeghende de explicatie van eenighte woorden, die sij niet en verstondt vermidts sij

in't fransch waeren,

ghevende voor reden van wetenschap alle t'gonne voorschreven te wesen van sijn fait, ende

kennisse danof hij alsnogh is hebbende eene goede ende versche memorie,

niet voorder wetende ter materie dieneende, sluyt sijne depositie die hij nae lecture heeft

Dan is het de beurt aan Sohiers vrouw.

Jo. Catharine Cornelie van St. Truwen, huysvrouwe van Jan Sohier, oudt 't sestigh jaren

ofte daerontrent, woonende binnen t'selve Poperynghe,.

Ook zij legt de eed af en antwoordt op de vragen waarbij ze de getuigenis van haar man

volledig onderschrijft.

Declaerende ten voorderen dat sij eens heeft weten commen ontrent den avont eenen sekeren

Beys van Veurne ambacht, die de deposante heeft ghesien in de camer van de selve joffrouw,

't haerder presentie, den welcken den selven avondt is vertrocken ter cause den man van de

deposante murmureerde omme sulcke ende dierghelycke visitten,

En ook zij stelt dat ze alles zelf gezien heeft en dat haar 'memorie' nog vers is, de standaard

uitdrukking.

Jan Debergh filius Pieter, oudt acht en t'sestigh jaeren ofte daer ontrent, borgher der

voorschreven stede van Poperinghe... deposeert dat hij heeft ghewoont met sieur Jan Sohier.

Hij was daar de knecht, en bevestigt het verhaal van beide voorgaande getuigen. Hij noemt

Beys 'eenen Veurne Ambachter'.

Dan is het de beurt aan:

Jo. Catherine de Ghelcke weduwe van Frans Clarebout, oudt vierenveertigh jaren,

peruckiereghe van haeren style, woonende binnen het voorschreven Poperinghe ….

deposeert dat ten tijde sij ghewoont heeft in de Gasthuysstraete binnen de voornoemde

stede van Poperynghe, met haer heeft ghewoont op de voorcamer vanden selven huyse jo.

Marie Joanne Roens, ten tijde van ontrent twee jaeren ende dat ghedeurende den selven tijdt

de voorschreven Roens ghefrequenteert heeft ende ontfanghen op haer camer diversche

persoonen, soo officieren, commysen als borghers, ghetrouwde als onghetrouwde, soo by

daeghe als by nachte, welcke persoonen aldaer hebben somwylen gheten, ende ghedroncken

diversche spysen ende drancken als wafels, pannecoucken, bier, wijn, vin boulé, ende aldaer

vertoeft diep in den avondt, deposerende voorts wel te weten dat seker jongman met naeme

Pieter Laurent somtijdts heeft ghesnoert de voorschreven Roens rockelijf op haere camer,

verclaerende ten voorderen de deposante dat naerdien sij op het versouck vande voorschreven

Roens hadde gheconvoyeert uyt haeren huyse een ghetrouwt man ende een weduwnaere den

eersten naer sijn huys ende den tweeden naer sijne herberghe, de deposante thuys ghekeert

sijnde, heeft wederom by de voorschreven Roens ghevonden den voornoemden man op haer

camer,

twelcke ghebeurt is ontrent den een uren in den nacht sonder te weten wanneer den selven

man van de selve Roens vertrocken is, midts de deposante hun heeft te gaer verlaeten,

deposerende voorts dat de selve Roens in de winter 1712 eens ontrent den middernacht seer

blijde van gheeste t'huys ghecommen heeft, segghende dat sij in croupe was ghecomen ende

dat sij eenighte daeghen daer naer de selven Roens siende bedroeft ende weenende ende van

haer ghevraeght hebbende de oorsaecke, heeft gheantwoordt dat sij droevigh was dat Jan

Baptist Bollaerts met wie sij in croupe ghecommen hadde, hem ghevanteert hadde dat hij

haer voor een stucxken hadde ghecust ende dat hy t'selve nogh mochte doen als t'hem

beliefde,

voorts deposeert voor waerachtigh dat de voorschreven Roens aen haer eens gheseydt ende

bekendt heeft dat meester Michiel Voorbrugghe sijnde op haere camer van sijne vrouwe met

groot misnoughen hadde van daer ghehaelt gheweest ende dat den voorseyden Voorbrugghe

door spyte van aldaer door sijne vrouwe ghevonden te wesen aenden selven heeft ghegheven

een caecksmete, deposerende ten voorderen dat sekeren Jan Gheraert diversche keeren ten

huyse vanden deposante is gheweest ende ghesproken aen Jo. Roens op haere camer, ende dat

de deposante van haer vernomen heeft dat den selven Gheeraert quaem op het versouck van

den voorschreven Voorbrugghe vraeghen van de selve Roens ure ende plaetse om

malcanderen te sien,

ende dat de voornoemde Roens diversche keren haer heeft ghevanteert dat de huysvrouwe van

de voornoemde Voorbrugghe van hem ghesleghen hadde gheweest t'haeren opsichte ende

nogh dickwils soude ghesleghen sijn

getugyghende nogh dat ten tijde den voornoemde Roens met de deposante heeft ghewoont, sy

diversche voyagen heeft ghedaen naer Duynkercken, Ipre, Veurne ende andere plaetsten ende

dat sy 't huys ghecommen sijnde aen de deposatne gheseydt heeft dat sij aldaer wel

ghetracteert hadde gheweest door diversche persoonen van haere kennisse,

deposerende bovendien dat ter cause de selve joffrouw de reputatie hadde van dickmaels

iemandt by nachte in te laeten, de deposante eene belle heeft aen haere deure ghedaen,

dewelcke sy heeft somtijdts ghevonden met den clippel bewonden met pampier ofte stoppe,

segghende de selve Jo. Roens dat sij het selve dede om dat Pieter Laurens die laete by nachte

lagh in sijne venster, niet en soude hooren de deure open gaen, om van haer niet te clappen,

deposerende voorts wel te weten dat de selve Jo. dickwils ten elf ende twalf uren en half

s'nachts in t'huys is ghecommen, gheconvoyeert van diversche persoonen, hebbende ten dien

effecte de deposante somtijden de deuren open ghedaen ende andersints was de selve jo.

voorsien van de slotel vande deure,

eyndelinghe deposeert dat sij maer eens den verweerder heeft ghesien bij de selve Roens,

heesscheghe staende in den vloer ontrent de voordeure van de huyse,.

En dan is het de beurt aan ...

Jan Gheraert filius Valentijn, oudt drie en veertigh jaren, perucquier van sijnen style,

woonende binnen t'voornoemde Poperinghe.

Ook hij legt de eed af en dan

deposeert waer ende waerachtigh te sijne dat hij in de maent van february 1713 sijnde inde

herberghe van Ste. Sebastiaenshof tot Poperinghe tot hem ghecommen is d'heer Michiel

Voorbrugghe den welcken aen hem secretelyck ghebeden heeft van hem dienst te willen doen

ofte plaisier waerop den onderschreven immers den deposant antwoordende dat hij altijdt

bereydt was, soo heeft den selven Voorbrugghe aen hem ghebeden dat hij soude hebben gaen

spreken seker jo. Roens, woonende in de Gasthuysstraete met sekeren Claerebout, om plaetse

t'hebben met dagh, ende ure om haer te sien,

segghende ick en wel t'haeren huyse niet gaen omdat het ghebeurte al te vele regard soude

nemen, segghende aen de deposant dat indien hy sulcx wilde doen, dat hy hem het uytterste

plaisier soude ghedaen hebben, hebbende den attestant s'daeghs daer naer de selve jo. Roaes

gaen vinden op haere camer t'haeren huyse haer segghende dat mijnheere Voorbrugghe haer

gheirne in eene particuliere plaetse soude ghesien hebben ende met eenen presenterende

sijnen huyse,

waerop de selve jo. segghende dat sij niet goedt en vondt ten selve daghe 's deposants huyse te

commen, maer dat sij soude naer t'Hoynlandt ghegaen hebben, waerop den deposant

vertrocken sijnde, heeft den selven Voorbrugghe wandelende op de maerct aenghespoken

ende gheseydt van t'rapport ghedaen t'hebben aen de selve Jo. Roens ende een weynigh dae

naer heeft hy haer sien uyt haer huys commen ende aen den selven Voorbrugghe gheseydt,

siet daer gaet sy, indien ulieden haer wilt volghe,

waerop hij Voorbrugghe is ghevolght ende den deposant oock hemlieden ghevolght.

Daar bleef het niet bij, een andere keer toen Gheraert haar weer ging uitnodigen op haar

kamer, had Juffrouw Roens gezeid 'onder ander discourssen dat den voorscrheven

Voorbrugghe een fraey ende braven man was, dat hij sijn weirelt was wetende, dat hij

verstandt hadde ende dat syne huysvrouwe maer een beeste en was ende niet een sulck man

en meriteerde, ende dat het maer aen haer en dependeerde van de selve jo. d'huysvrouwe van

dito Voorbrugghe te doen slaen ende quaelyck tracteren,

als het aen haer soude belieft hebben ende de selve jo. Roens heeft daer en tusschen oock aen

den deposant ghesolliciteert ende inghegheven van dat hy soude ghesleghen hebben sekeren

Pieter Laurens, woonende in haer ghebeurte, segghende hij is d'oorsaecke dat ick ende dat den

selven Voorbrugghe ons hebben ghevonden, gheaffronteert van sijne huysvrouwe, het is hy

die gherapporteert heeft dat den selven Voorbrugghe my ghefrequenteert heeft,

waerop den deposant vertrocken sijnde tot den selven Voorbrugghe aen hem het rapport

ghedaen heeft dat sy nae den middagh t'synen huyse soude ghecommen hebben,

het is ghebeurt dat sij malcander 's deposants huyse hebben ten selven daeghe commen

vinden, aldaer den deposant hun heeft ghegheven de camer, ende vier ghemaeckt heeft om

hun te warmen ende heeft ten versoucke vanden selven Voorbrugghe eenighe cannen bier

ghehaelt, ende hun hebbende aldaer alleene ende in t'particulier ghelaeten ontrent twee uren

met malcander,

soo is naer dien den selven Voorbrugghe tot den deposant ghecommen ende gheseydt ick sal

ulieden een voer hout senden voor uwe moeyte, ende voor u interest, ende naerdien is den

eenen al het Inghelstraetjen vertrocken, ende de andere al de Pottestraete ghevende den

deposant reden van wetenschap al 't gonne voorschreven te wesen van sijn eyghen fait.

Wanneer men na een middagmaal, verder gaat, is het de beurt aan:

Jacobus Kiecken filius Michiel, oudt veertigh jaeren, herberghier binnen t'voornoemde

Poperinghe.

Hij deposeert … hoe dat hij over eenighe jaeren t'sijnen huyse heeft weten commen de

heesscheghe differente keeren met diversche jonghmans nu met d'eene, dan met d'andere, ten

neghen, thien, ja elf uren s'avonts ende haer aldaer heeft sien dansen met de compagnie aldaer

sijnde ende t'saemen sien dryncken, wijnen, brandwijn ende andersins, ende dat sij aldaer

hebben ghebleven tot den twee a drie uren in den nacht ende laeter,

deposerende voorts dat spelende als speelman met sijn violon, ofte bas, haer nogh heeft weten

ende sien commen in diversche baelen, (bals) ofte recreatien ghemasschert op diversche

manieren van vrauwecleederen met andere ghemasscherde persoonen, den deposant

onbekent, dewelcke aldaer ghedanst heeft ende ghebleven is tot s'middenachts ende laeter.

Ook Kieckens vrouw Cathelynne Mahieu, filia Andries, oudt seven en vijftigh jaeren, komt

aan de beurt. Zij bevestigt de getuigenis van haar man. En voegt daar aan toe dat Roens bij

haar op café kwam 'naementlyck als de voorschreven Roens gewoont heeft ten huyse van de

weduwe Hendrik Waterleet, ten huyse van Jan Sohier, ende de weduwe Clarebout,'.

Ook de zoon van Cathelynne komt getuigen.

François Dedrye filius Guillaume, jongmans oudt 28 jeren ofte daer ontrent, woonende met

de voorschreven Jacobus Kiecken sijnen stiefvader. Hij bevestigt de voorgaande getuigen en

stelt daarbij dat ' hij spelende op sijnen viloon on de herberghe van den Pellicaen binnen het

voorschreven Poperinghe inde vergaederinghe van de gulde van H. Victor aldaer heeft sien

comen de voorschreven Jo. Roens, den welcke aldaer heeft ghedanst ende opghehaelt

gheweest van diversche persoonen ende onder andere van Guillaeume Grooduyme, dit in

t'laeste van 't jaere 1712.

Hij had alles zelf gezien.

Florence Carbonnier filius Jacques, weduwe van Frans Vandezande, wynkeliereghe van

oude ende nieuwe cleederen, woonende binnen het voornoemde Poperinghe... als buurvrouw

van waar Roens toen woonde.

alsoo somtijdts hadde gheweest met compagnie op haere camer diepe in den avondt sonder

licht, de selve Roens heeft differente keeren versocht vande dochter van de deposante om

haere keirse te ontsteken door de voornoemde splete vanden meur, t'gonne de voorschreven

dochter heeft toegestaen, deposerende voorts dat onder andere persoonen die de voorschreven

Roens hebben ghefrequenteert sy aldaer heeft sien commen d'heer Voorbrugghe op alle uren

van den dagh ende in de navondt hebben de deposante de selve sien differente keeren

t'saemen badineren,

ende eens t'saemen staende ontrent den neghen uren s'avonts voor de deure vanden huyse,

seyde de deposante, mijn heere het en betaemt niet te badineren met t'gonne dat u niet toe en

behoort, t'welcke ghebeurt is ontrent het eynde van het jaer 1712,

voorts deposeert dat sij ontsticht sijnde door s'heesscheghers onbetaemt leven, de selve Roens

hierover heeft berispt, waerop sij seyde dat haere ouders haer alsoo hadden gheleert,

thuygende ten voorderen dat sij divershe keeren aldaer heeft weten commen Jan Gheraert,

ende namentlyck in't laetste van het jaer 1712,

eyndelinghe deposeert dat sij aensochtis gheweest van heesscheghe omme te deposeren

jeghen den verweerder, waerop de deposante seyde dat sy van haer gheen goedt en wiste te

segghen, ende oversulcx dat sij haer niet en moeste doen hooren in oirconschap,

Jo. Juliana Barbara Godderis, filia sieur Jan, huysvrouwe an deheer ende meester

Nicolays Terlynck , 27 jaeren ofte daer ontrent , woonende binnen het voornoemde

Poperinghe ….

deposeert dat te tijde sij woonde met haere moeder in de herberghe van Sint Jooris binnen 't

voorschreven Poperinghe,

sij heeft aldaer sien comen over ontrent vijf jaeren jo. Marie Joanne Roens, ende dat ontrent

den thien a elf uren s'nachts sijnde, gheleedt door eenen manspersoon, die sij meent 't wesen

eenen officier, de welcke alsdaer in eene camer vanden huyse t'saemen hebben ghebleven

ontrent anderhalf ure drynckende brandwijn, hebbende de deposante daer en tusschen ghesien

open doende de deure van den voorseyde camer dat de selve persoon ofte officier hadde sijne

handt onder de rocks van de voornoemde Roens,

deposerende voorts dat de selve Roens ten selven huyse nogh differente keeren heeft

gheweest met andere persoonen ten thien, elf a twalf uren s' nachts ende aldaer ghedroncken

wijn, brandwijn ende ander drancken, deposerende ten voorderen dat de selve Roens aen haer

heeft vercoght over ontrent anderhalf jaer twee paer nieuwe manscoussen.

Sieur Jan Bapstist Wanten, filius Frans, hottelier woonende in het wethuys deser

heerlichede, (Het Swynland) oudt 48 jaer, deposeert dat Jo. Marie Joanne Roens dickmaels

heeft gheweest t'sijnen huyse met differente peroonen van haer vrienden ende kenisse, soo

ghetrouwde als onghetrouwde ende aldaer gehbleven tot ontrent den avondt, mitsgaders dat

hij de selve jo. Roens door ordre vande compganie heeft weten haelen bij de dochter van

Anthone Hennein, de eenighsten tydt daer naer is gheconmen, ende ghedronken wijn ende

limonade,.

Hij had dat zelf gezien.

En de laatste in het rijtje is nog een herbergier.

Sieur Martinus van Mechelen filius Maerten, hostellier in 't Gouden Hooft tot

Poperinghe, oudt vyftigh jaeen ofte daerontenet …

deposeert dat te syne dat in den somer van de jaere 1713 te weten t'sydert meye van dat selven

jaere als wanneer den deposant met sijne huysvrouwe is commen woonen in de herberghe van

het Gouden Hooft binnen voorschreven Poperinghe, dat de heesscheghe t'sijnen huyse

diversche keeren heeft gheweest met diversche persoonen van ghestaetheden ende conditie

ende met hun gheëten ende ghedronken soo bij daeghe als in den avondt, ende eens onder

andere opgheleydt gheweest van sekeren Jacques Scherrier meulenaere binnen t'selve

Poperynghe die niet min als beschonken en was, gheaccompagneert met d'huysvrouwevan

sekeren Ravenel als danne sijnde weduwe van Augustijn Van Damme dit in den avondt, als

wanneer sij onder hemlieden doen ghedroncken hebben eenighte pinten wijn ende aldaer

ghesonghen, ende ghecloncken

deposerende voorts dat de heesscheghe onder andere keeren nogh eens sijnde tsijnen huyse,

oock aldaer was ghecommen sekeren Jacobus Roens filius d'heer Guilleaume, jongman die

haer vondt in de compagnie van differente persoonen, alwaer den selven Roens haer heeft

alsdanne bekeven ende ghemurmureert segghende dat het haer niet en betaemde sulcx te

doene, ende aldaer te wesen, ende dat sij beter soude naer huys hebben ghegaen,

sonder dat sij heeft vertrocken, maer als daer verbleven, in de compagnie tot laete in den

avont, ghevende voor redens van wetenschap dat hij het zelf gezien had.

Waartoe deze getuigenissen dienden, weten we niet, maar Juffrouw Roens, was blijkbaar erg

populair in Poperinge. In ‘de gemene passeringen’ (SAP 352c) zit er een akte waardoor we

een beter zicht krijgen op de familie Roens. Dan blijkt dat Guilleaume Roens in 1710 drie

volwassen kinderen in leven heeft: Guilleaume Bertinus Roens, Jan Roens en onze Marie

Joanne Roens. Jacobus is de zoon van Guilleaume Bertinus.

23 oktober 1715 – Klein bier – Processen 1716

De warrandeerders van biere - broode… gegeven over ter snede van de … boeten de

naervolgende persoonen … aen mijn heeren burghemeesters en schepenen der stede van

Poperinge van de selve boeten t’hemlieden laste … gewesen t’hebben wettelick ende

executoir

Le sieur Ferdinande DeHaese brasseur pour avoir brasser six fois sans avoir fait tirer la petite

biere 36 pond boete

Vandenameele, heeft 12 keer geen klein bier gebrouwen – 12 pond

De weduwe van Raphael Marsy omwille van het feit dat ze 12 tonnen bier ingekelderd heeft

zonder warrandering.

Georges Roohaer omwille van het feit dat hij 12 keer bier heeft verkocht zonder billiet – 12

pond

De wet heeft gestatteert de voorseyde boeten ende de sacken gherevoreert ter rol van

oppositie

Actum ten suedaege desen 19de

9bre 1714

toorconde als greffier onderteeckent leliegois

Gedient 23 8bre 1715 oppositie

Extrait uyt de ceure van de warrandise van tbier ene broodt alwaer onder andere staet tgonne

volght

Alle brauwers elcken brauwste sullen verobligiert worden kleenbier te brauwen ende dat te

doen warrandeeren ingevolghe van de ceure danof sijnde op paine dat degonne contrarie ende

dat die in faute blijfven sullen verbeuren telcker brauwste ses ponden parisis boven trecht

vande warrandise ten proffytte als vooren

Gedient 23 8bre 1715

Advertissement omme dheeren ende meester Pieter Maekeblyde, Pieter de Backer ende

andere warrandeerders van ‘tbier ende broodt, heeschers van wijsdom executoir ter eender

zijde

Jeghens sieur Ferdinancus Dehaese, brauwer binnen deser stede, verweerder opposant ter

andere

Voor mijne heeren burghmeesters ende schepenen derstede ende jurisdictie van Poperinghe

De heeschers hebben doen consteeren bij het gheexhibeerde cahier dat zij overghegheven

hebben hunne boeten ten suedaeghe vanden 19de

9bre 1714 waermede sij voldaen hebben aen

tgonne de sotuyme deser stede prescribeert tit 27 artikel 16

Ende mits den verweerder hem jeghens de voorseyde boete in sijn regaerd hadde

gheopposeert ende dat aen partijen dagh beteeckent was ten anesten daghe van oppositie om

daerop recht gehdaen te sijn

Den verweerder was als dan verobligiert te deduceeren sijn reden van oppostiie, aenghesien

men gheene redene gheallegeert en vindt bij den act van oppositie

Wel is waer dat den procureur Van den Berghe bij agende vanden twyntighsten 9bre 1714

ontkendt heeft recht, cause ende actie, nemaer in plaetse van dusdanighe impertinente

denefatie op s’heeschers vesouck te expliceeren volghens den styl van alle tijden alhier

gheobserveert, hij heeft van de selve sijn allegatie virtuelick ghedesisteert, hem addresserende

tot een dilatoir ende onghefndeert versouck, als dat de heesschers souden overlegghen een

schriftelicken heesch, waerop formel debat is gheresen ende de saecke daerop gheconcludeert

in het advys.

Nemaer s’verweerders voorseyde versouck ende sentensie is impertinent, ommediswille at bij

de voorseyde costuyme anders niet gheordonneert en is aen de subalterne officien dan over te

gheven de boeten ten suedaeghe, soo de heesschers in effecte hebben ghedaqen, twelcke dient

voor heesch, ghelyck int regard van alle subalterne officieren altijdt gheobserveert is gheweest

Ende omme meer te doen dan de heesschers verobligiert sijn te doen, zij hebben bovendien

gheexhibeert extrait uyt de ceure (danof het originel ghdient is in de zaecke van dese

heesschers sieur Pieter vanden ameele, omme een ende het selve subject) waerbij te bevinden

is dat de brauwers telcke brauwste verobligiert sijn kleebier te brauwen ende tselve te doen

warrandeeren op paine vn te verbeuren t’elcker brauwste ses ponden parisis boven het recht

van de warrandise

Mits welcken de heesschers concluderen ten fyne den verweerder verclaert worde in sijn

voorseyde versouck apud acta van den twee en twyntighsten january 1715 niet ontfanghelick

nochte ghefondeert met condemnatie in de costen van het debat ende ten principaele ten

minsten hem te ordonneeren van pertinentelick te expliceeren sijne redenen van oppositie

binnen een peremptoir dilay op paine van wijsdom executoir van alsnu voor alsdan

Implorerende J. Liebaert procureur

Huisje uit 1627 in Haringe – Foto 25 oktober 2009

15 november 1715 - Nieuw barrièreverdrag -

Op de 15de

november 1715 wordt er te Antwerpen een nieuw barrièreverdrag geteken. Dit

geeft aan de Hollanders het recht om garnisoenen te legeren in Namen, Doornik, Menen,

Veurne, Waasten en Ieper en het fort van Knokke. Voor deze Hollandse garnizoenen wordt

een onderhoudsgeld voorzien van 500 000 ecu’s, die op de inkomens van de zuidelijke

Nederlanden worden geheven.

Hoewel de Oostenrijkse Nederlanden de officiële naam van het gebied werd, nam men ook

graag de naam ‘België’ in de mond. Daarbij verwees men naar de ‘bello gallico’ van Julius

Cesar waar hij naar de ‘Belgen’ verwees.

De naam zou afkomstig zijn van een koning Belgius die de stad Belgis (nu Trier volgens

sommigen) zou gesticht hebben. Zie hiervoor ook het artikel ‘Het ontstaan van Ieper, volgens

een anonieme kroniek’ uit het maartnummer 2008 – nummer 68 – van Doos Gazette.

Het ‘bezet’ blijven door deze Hollandse garnizoenen leverde voor de Westhoek een heel apart

‘statuut’ op in het geheel van de Oostenrijkse Nederlanden. Dit ‘bezette’ gebied omvatte de

kasselrij Ieper, Roeselare, de kasselrij Veurne, Poperinge, Lo, Wervik, de kasselrij Waasten,

Diksmuide en Menen en het werd eenvoudig West-Vlaanderen genoemd.

De hierbij behorende ‘Provinciale raad’ mocht geen beden goedkeuren en boog zich dan ook

voornamelijk over commerciëel kwesties.

En dat kamp te Ieper had ook zijn gevolgen voor de goede zeden. Zo lezen we in de kroniek

van Ieper het volgende:

Anno 1715 – wasser binnen IJpre eenen geuschen Hollandtschen soldaet, onder het regiment

van Hijtsemgael, den welken door een beestachtige boosaerdigheijd, sig verzaemde met sijnen

waterhondt, zijnde eene teve, waer af drij of vier honde jongen quamen.

Hij ‘verzaemde’ zich of hij copuleerde dus met zijn teef, en deze kreeg daardoor ‘vier jongen’.

Dit fait uytgekomen sijnde bekent, en overtuijgt, wiert door den Hollandtschen krijgsraedt

veroordeelt om met den hondt ende de jongen verbrandt te sijn.

De plaetse van de justicie was op den barm langs de vaert, nevens de galge.

Sij waeren drij geheele uren onder den weg, om met den crimineelen van uijt de vangenisse

tot op den barm te gaen, omdat hij soo traeg voort gink. Aldaer gekomen sijnde, wiert hij aen

een staecke met ketens gebonden, ende door den beul eerst gewoelt sijnde, verbrandt.

De beulen smeeten de jonge honden in het vier, maer den waterhondt was alleen met ijser

ketens aen een ander staecke gebonden ende mede verbrandt.

Vernieuwinghe van de notabels opden 23sten 8bre 1715 -

In Poperinge gaat het leven verder zijn gewone gang. Op de 23ste

oktober 1715, wordt zoals

gebruikelijk was, de vernieuwing met eedaflegging gedaan van de ‘notabelen’.

In zekere zin zouden we dit de ‘gemeenteraad’ kunnen noemen, het zijn alleszins de ‘begoede’

mensen van Poperinge, die belangrijke functies op zich namen.

Men baseerde zich daarvoor op de keure van Poperinge. Wij halen de tekst aan zoals ze

gedrukt werd door de Ieperse drukker François Bellet in 1621.

Daar luidt de eerste titel:

Eerst van ’t vermogen ende preeminentien vanden heere ende vander wet.

Articulus I

Alvooren, dient gheweten, dat den Abt, religieusen ende convent van S. Bertins in S. Omaers,

als heeren vander stede van Poperinghe, vermoghen binnen de selve haere stede, keure ende

jurisdictie, hooghe, middel ende neder justitie, met alle de proffijtten, emolumenten, ende

exploicten danof dependerende.

II. – Om welcke justitie t’exerceren, sy hebben eenen bailliu, eenen ampman, ende stellen

jaerelijcx twee burghmeesters ende thien schepenen, ende sulck ghetal van dienaeren alst hun

goet dunct.

III

De voornoemde burghmeestes ende schepenen, in eede ghestelt zijnde, vermoghen jaerlijcx te

verkiesen twaelf persoonen, die raeden zijn vander stede, ende daernaer vierentwintich

notablen.

IIII

De voornoemde abt, religieusen ende convent hebben oock authoriteyt te stellen den

pensionaris, den greffier ende alle andere officieren der voornoemde stede.

V

Welcke voornoemde abt, religieusen, ende convent oock stellen ende vernieuwen t’elcken jaer

de kerckmeesters van de drie prochiekercken, gouverneurs der aermen, gasthuysmeesters,

voochden van de capelle vander Magdeleene, gouverneurs ende ontfangers vande Ghilde van

het Heylich Sacrament ende andere inde voorseyde kercken ghefundeert, mitsgaders alle

andere officieren vande voorseyden kercken, disschen, maladerije, gasthuys ende ghilden

voorseydt, daer op ghehoort de voornoemde burghmeesters ende schepenen.

VI

Op alle welcke kercken, disschen, gasthuys, cappelle ende ghilden voorseyt de voornoemde

heeren abt, religieusen, ende convent hebben macht ende authoriteyt. Ende worden jaerlycx

de rekeninghen der selver ghedaen voor hemlieden ofte haerlieder gecommiteerde ende de

voornoemde burghmeesters ende schepenen.

En wie dat zijn in 1715 leren we uit de volgende akte.

De notabelen waren de volgende personen:

D’heer Nicolais van Reninghe heere van Voxvrie - Dheer Jan Ferou - Sieur Simone Pieter

Bonte d’oude - Meester Pieter Bouve filius Cornelis - Sieur Jan Frans Cheys - Sieur Pieter

Maerten - Sieur Guilleaume De Backer - Sieur Florens d’hulster - Sieur Charles de Backer -

Sieur Francois Loys - Sieur Pieter Hancx - Sieur Michiel Valerianus Dams - Sieur Francois

Bouchout - Sieur Pieter Vanden Ameele - Sieur Jacobus De Langhe filius Jan - Sieur Steven

Steenbeckenie - Sieur Pieter De Witte - Sieur La Fond - Jasper Rouseré - Pieter Lebbe filius

Pieter de Jonghe - Jan Parent - Andries Lebbe filius Pieter - Pieter Toussaint de jonghe -

Matthijs Rouseré.

En een tweede groep mensen die ‘vernieuwd’ werden, waren de ‘hoofdmannen van de

hoeken’ die geografisch gekozen werden. Bij deze groep zit de stad zelf – het gebied binnen

de ‘port’ – niet vervat. Alleen het Poperingse platteland, de boerenbuiten, wordt genoemd.

Dus mogen we aannemen dat de ‘notabelen’ van de stad waren en de ‘hoofdmannen’ van de

boerenbuiten en dat beide groepen konden opgeroepen worden om hun advies te geven.

De hoofdmannen waren in 1715, de volgende:

Hoofdmannen vernieuwt opden 23sten 8bre 1715

Oosthoek - Ambrosius Vandewaeter - Jan Baptitst Cocq

Eedewaerthouck - Jaspar Rouseré - Ferdinandus de Raet

Haeghebaerthouck - Pieter Verburgh - Christiaen Vandevoorde

Lyssenthouck - Michel Lebbe - Gilles Vandromme

Wipperhouck - Pieter van Peene - Matthijs Rouseré

Hellehouck - Pieter De Quidt - François Rousseeuw

Schoudermonthouck - Pieter Prisie - Bernaert Follé

Hypshouck - Pieter Gaellarde - Joos Houcke

Eeckhouck - Pieter De Roode - Pieter Toussaint de jonghe

Hamhouck - Pieter Looten - Jacques Malbrancke

Peselhouck - Pieter Rousseeuw - Christiaen Baes

Op de 2de

december 1715 werden de ‘subalterne officieren’ aangesteld. Om zo te zeggen

enerzijds het bestuur van een aantal instellingen en raden en anderzijds het

‘gemeentepersoneel’, groepen die tevens de eed moesten doen.

Officieren subalterne der stede ende jurisdictie van Poperynghe vernieuwt opden 2 xbre

1715

En we leren dat de volgende ‘officiële’ functies bestonden:

Oppervooght van weesen (De algemene voogd van de wezen)

D’heer ende meester Pieter Maeckeblyde

Kerckmeesters van Ste Bertinus (Het bestuur van de kerkfabriek)

Dheer ende meester Ignatius Laurens Proventier - Dheer Jacques Albertus Plaetevoet - Sieur

Joannes Frnaçois Cheys - Charles de Backer

Cnaepe Jacques Tacquet vuytter name van sijne moeder

Met de ‘cnaepe’ of knaap wordt de secretaris bedoeld.

Kerckmeesters van O.L.Vrouw

Dheer Frans Hancx - Sieur Pieter Devos - Jacques van de Wynkel - Nicolais Huyghe

Cnaepe Pieter Verhaeghe vuytter name van zijne zwaegherinne

Kerckmeesters van Ste. Jans

Dheer ende meester Pieter Frans Huyghe - Sieur Pieter Hancx - Sieur Pieter Blonde - Jan

Couttenier

Cnaepe Jacques Focquenburghe

Dischmeesters vande drye prochiekerken

De heer ende meester Jacques vande Goesteene - Dheer Jacques de Langhe - Dheer Frans

Hancx -Charles Hurtre

Cnaepe Pieter Dubois

De ‘dis’ is enigszins wat ter vergelijken met het huidige ‘O.C.M.W.’. De dis is gegroeid uit de

caritas van de Katholieke kerk. Per parochie was er dus minsten één dismeester die de

geldomhalingen in de kerk deed en die tevens zorgde voor de organisatie van de

aalmoezenbedeling in zijn parochie waar hij de ‘eigen’ armen kende.

Executeurs van het testament van d’heer Jacques Schevel ende Van Jo Catheryne

Vande Pereboome sijne huysvrouwe

D’heer Valentijn van Fosse - Dheer Jacques Cheys - Dheer ende meester Jan Phillippe Benoit

Petyt .

Het testament van de heer Jacques Scheven en van zijn vrouw Catherine Vande Pereboome,

behelsde het weeshuis dat op het huidige ‘Oudstrijdersplein stond. Blijkbaar werden de

‘dismeesters’ per parochie bijgestaan door enkele mensen:

Ter assistentie van Ste. Bertinus

Pieter Verbeek - Jacobus Bolengier

Ter assistentie van O.L. Vrouw

Jacques Torre - Frans Bollengier

Ter assistentie van Ste. Jans

Cornelis Ryckeboer - Policarpus Depuydt

Ter assistentie van d’eerwaarde p:p: recollecten voor den disch

Ferdinandus De Witte - Pieter Middeleem - Jacobus Frans Misdomm filius Jacques - Jacobus

Vande Berghe

En hieruit blijkt dat de Paters Recolletten, waarvan hun kloosters en school stond waar nu de

‘hopbalance’ staat, zich ook inlieten met de diswerking.

En dan krijgen we een aantal bestuursleden die een altaar in één van de kerken beheren.

Gouverneurs van het autaer van d’heilige drievuldigheyt in O.L. Vrouw kercke

Meester Pieter Bouve - Joannes Devos

Gasthuysmeesters

Deheer Jacques Cheys - Dheer Jacques Melchior Lansweert

Gouverneurs vande autaer van O.L. Vrouw inde kercke van Ste Bertins

Jacobus Ghys - Leopoldus De smitter - Ignatius Dupont

Inde kercke van O.L. Vrouw

Sieur Maillart vande Goesteene - Frans Carton de jonghe - Pieter Frans Hancx

Inde kercke van Ste. Jans

Sieur Pieter Joannes Huyghe - Pieter Dewitte - Jan van Renynghe filius Overlois - Frans

Coutenier

Gouverneurs van de autaer van t’heilig sacrament inde kercke van Ste. Bertins ende

besorghers vande reliquien van Ste. Bertins

Pieter Debrif - Gheraerdt Frans - Jacques Baekeroodt de jonghe

Gouverneurs vande autaer van Ste. Rochus inde selve kercke

Pieter Home - Jacobus Bollengier - Jan Bollaert

Gouverneurs ende meesters van Ste Eloy (patroonheilige van de smeden)

Pieter Carpentier - Pieter Laurens - Autaer Meesters - Jan Cockelaere Philipppe Lambert

Cnaepe – Joannes Hauwen

Gouverneurs van de autaer van Ste. Obrecht inde kercke van St. Jans

Jan Truyssensoone - Romanus Loys

Over Sint Obrecht of Sint Aubert, de patroonheilige van de bakkers, vonden we in de mappen

van Oscar Fiers over de ‘Gilden’ het volgende interessante krantenartikel:

De Oude Bakkersgilde te Poperinghe De bakkersgilde of Gilde van St-Obrecht (St-

Aubert), alzoo genaamd naar heur paroon, schijnt in de St. –Janskerk ter stede reeds bestaan

te hebben in 1296. inderdaad in een perkamenten handboek dat de eigendommen en

verplichtingen der Gilde vermeldde, en in het kerkarchief vroeger bewaard werd, stond eene

gifte aangeduid, door zekeren Willem de Vaex, gedaan en bedragende honderd dertig roeden

lands en eene somme gelds te betalen telken jare op Bamisse en Half maarte. Het stuk was

gedagteekend uit ’t jaar 1296, acht dagen in ’t ingane van April’. Het reeds besproken

handboek der Gilde droeg als hoofding: ‘Diesen bouck behoort toe der gheilde van Sint

Obrecht, Sinte jans te Poperinghe, ende was ghemaect in ’t jaer ons Heeren duust vijfhondert

ende vier en twintich den 7n dach in Maere’.

Op dit oogenblik waren Frans Werren

dkeen, Wallin de Conynck, Willem de

Reckenmaeckere, Louwyck Kieken en

Ghelyten Staessen beleeders der

voorzeide gilde. Ook in het ‘Recueil des

chartes dur Prieuré de St-Bertin à

Poperinghe’ staat een oorkonde van 21

Maart 1457 waarin vijf personen

vermeld worden als ’t bestuur hebbende

de St-Obrechtsbilde.

De bakkersbond had ten zijnen dienste

een autaar en een kapelaan der St. Jans

kerk. Zoo werd den 16de

maart 1511 eene

overeenkomst gesloten tusschen de

kerkmeesters van St. Jan en de deken der

vinders der St. Obrechtsgilde, waardoor

deze laatste het recht behielden dat ze

reeds bezaten, een kapelaan aan te stellen

om de gilde te dienen.

Deze kapelaan zou hebben, gebruiken en

ontvangen, ‘de vervallen obyten, salus

ende andere rechten van de kercke ende

zulke perminencien ende vrijheit’ als

vroeger.

Het belang en de rijkdom der

bakkersbilde blijkt onder ander hieruit,

dat ze een huis te beschikking stelde van haar kapelaan en dat de St. Janskerk bijna al haar

goederen aan de St. – Obrechtsgilde te danken had. We weten dat den 2de

in Wedemaand

(juni) 1563 honderden huizen te Poperinghe afbrandden, waaronder eene ‘behuusde hofsteide’

bewoond door E.H. Jakob Everaert op St. Jans en kapelaan der St. Obrechtsgilde. Het huis

was gelegen ten Zuid Westen der kerk en was eene gifte van Frans de Vondt en zijne vrouw

Marie aan de St- Obrechtsgilde.

Den 11 mei 1751 werd op aanvraag van den Z.E.H. Igantius Proventier S.T.L. Kannunnik

der hoofdkerk te Yper en aldaar president van ’t Bischoppelijk Seminarie aan de St. Jans kerk

eene relikwie van St-Obrecht geschonken door Dom Bernard Legoeul, abt van het kapittel

der reguliere kannuniken van Kamerijk. Die relikwie nog bewaard ter St. Janskerk, is een

deel van het armbeen van den heiligen kerkvoogd. Het oorspronkelijk bewijsstuk dier gifte,

draagt de drie blazoenen van den abt Legoeul, van het kapittel en van Z.E.H. Proventier.

Het oude St. –Obrechtaltaar binnen de St-Janskerk werd afgebroken in 1770 en alles verkocht,

hout en beelden, voor 82 ponden 10 schelle parisis.

Het huidige altaar besteld den 14 October 1768, werd geleverd door Jacob Costenoble,

meester schrijnwerker ter stede, die voor zijn werk met inbegrip van de beelden, een kruis en

vier houten kandelaars en al het bijwerk, 1872 ponden parisis ontving den 18de

april. Het

altaar werd geschilderd en verguld door Pieter van Heule, ten jare 1777 voor de som van 960

pond parisis.

Het St-Obrechtsaltaar is thans toegewijd aan eht H. Hart, de leerling moest wijken voor den

meester. Maar nog staat het beeld van St. obrecht of Aubertus als bisschop met myter, staf en

boek aan een der steunpijlers van den toren. En den 6 en 15 juni 1879 prijkte nog op de

praalwagen van het mirakel in de vierhonderjarige processie te eer van O.L. Vrouw van St.

Jan, de H. Aubertus, bisschop van Kamerijk alhier, als patroon der bakkers vereerd’. De oude

kerkrekeningen vermelden jaargetijden en requiemmissen voor de overleden gildebroeders en

nu nog wordt jaarlijks op 13 december, feestdag van St. Obrecht, eene mis gedaan in de St.

Jans kerk voor de leden van den bakkersbond.

En nu gaan we terug naar de aanstelling van de subalterne officieren.

Besorghers van de goede weghen inde prochie van Ste. Bertins met last van behoorelick

de weghen te schauwen enbde de selve te doen vermaeken op peine dat het officie weghe

zal gedaen zijn (wegenschouwers)

Jacques Malbrancke - Passchier Meerseman - Pieter de Roode

Inde prochie van O.L. Vrouw

Frans Lebbe - Pieter Kestier - Jan Graefschepe

Inde prochie van Ste. Jans

Pieter Baes - Jan Grimonpres - Anthoon Mahieu de Jonghe

Warrandeerders van de bieren ende broode met datter aencleeft met last van te

gaugieren de coorn ende de haver maeten

Een ‘warrandeerder’ is een officiële keurder die in dit geval het bier en het brood op zijn

samenstelling en kwaliteit moet gaan beoordelen.

Gaugieren is een synoniem voor ‘meten’.

En deze voor 1715 waren:

D’heer ende meester Ignatius Laurentius Proventier - Dheer ende meester Jacques van de

Goesteene - Dheer Jacques de Langhe -De heer ende meester Cornelius Bouve -Sieur Jan

Frans Cheys - Pieter Rousere - Pieter De bruf

Cnaepe Pieter de Keuwere

Ommeloopers, voorsitters, ghebieders vande wacht ende bestelders van de maerkt

Pieter Fornier de jonghe - Pieter de Keuwere

Warrandeerders vande smalle lyste ter rauwe perse met datter aencleeft

Christiaen Rouvroy - Jan Verclytte - Vincent de Roode

Cnaepe Jan Caepelynck

Warrandeerders vande opperloye, reckevulders, perse ende vlaeke

Het ‘loyen’ betekent zoveel als het aanbrengen van het lood en in dit specifiek geval brengt

men het lood aan op textieL.

Sieur Jan de Flocq - Pieter Fournier - Gerard Frans - Pieter Gauwe - Laurens Waeterleedt -

Jacobus Torre

Cnaepe - Matheus Useel

Warrandeerders van de Saeye (saeye heeft meer te maken met wol)

Pieter Fournier - Pieter Gauwe

Warrandeerders van ’t vullenambacht (vullen – volder)

Michiel Useel - Pieter Fournier

Cnaepe Louis Smolder

Gouverneurs van t’weverambacht

Dheer Nicolais van Reninghe de Voxvrie - Sieur Jan Du Flocq - Jacques Torre - Jacques

Oudoire

Cnaepe Frans Carpentier

Ijkers vande stoopen ende cannen mitsgaders van kannen met wijn ende bier inde

herberghen met last van tinnen stoopen, pynten ende ander maeten te doen jeken op de

boete volghens het statuyt

Frans Misdom - Jan Baptist de Baecker

Gouverneurs van het selve ambacht

Christiaen Zannequin

Warrandeerders van de laeke met last dat Frans Misdom de teekeninghe moet doen

Christiaen Bacqueroot - Jan de Coester - Jacques Level - Pieter Gouwe - Cornelis de Coester -

Pieter Fournier - Jan Baptist Bauke

Cnaepe Matheus Useel

Warrandeerders van de verkens

Jean Useel - Pieter Vermeesch - Nicolais Vermeesch - Pieter Useel - Corneil de Coester

Meesters van de baeyen ende sayn

Pieter Gouwe

Warrandeerders van de gesoden ende ghebraden met datter aeencleeft soo van

bedorven schapen als ander vleesch met last van de vaert te schouwen nemaer sal t’selve

ghedaen zijn bij burghemeestes ende schepenen.

Het ‘”gesoden en ghebraden’ betekent letterlijk: gekookt en gebraden. De keurders die dit

werk dienden uit te voeren keurden het vlees, het wild en hadden als tweede taak de opdracht

eveneens de ‘vaart’ te schouwen.

Dheer Frans Hancx - Christiaen Baequeroot - Jan Useel - Pieter Useel – Pieter Fournier –

Pieter Room – Anthoon Lecomte – Cornelis de Coester – Jan Sarlandt – Pieter Vermeesch –

Laurens de Beust – Charles Baequeroot

Warrandeerders van de leere

Sieur Jan Frans Cheys – Charles De Backer – Pieter Homme – Adriaen Scherrier d’oude –

Frans Bouvet

Cnaepe Pieter de Keuwere

Warrandeerders van de hoppe met last van te warranderen met den nomber van drij

ende met last van te observeren het statuyt

Dheer Frans Hancx - Sieur Louis Loys - Sieur Frans vande Broucke – sieur Pieter Belonde –

sieur Jacobus Moens – sieur Simon pieter bonte junior – sieur Leonardus Lafond – sieur

Pieter Carpentier

Cnaepe Louis Smolder

Officieren van de acker schade

Oosthouck – Jan Lebbe filius Andries

Edewaerthouck – Jasper Rousere

Haeghebaerthouck – Jacques Mostaert

Lyssenthouck – Andries Lebbe

Wipperhouck – Andries Vanpeene

Hellehouck – Pieter Rousere de jonghe

Schoudemonthouck – Pieter Kestier

Eeckhouck – Pieter Deroo

Hamhouck – Jacques Malbrancke

Pezelhouck – Pieter Rousseou

Cnaepe hebbende beslagh buyten ende binnen, mitsdgaders buschbewaerders

Jan Questroy dit Latruffe – Hendryck Hefen – Passchier De Groote – Pieter Beraert – Pieter

Brock – Jan de Creus

Brandtmeesters ende warrandeerders vande brycken

Dheer Jacques Melchior Lanszweert – Pieter de Schrijfies – Guilleaume Depuydt – Honore

Vilet – Anthoine Paesschesoone – Albertus Permeke – Pieter Govaere – Jacob Kignon – Jan

Frans Bollaert – Pilicarpus de Puydt

Cnaepe Pieter de Keuwere ende de zone van de weduwe Abyn

Clauwierders vande houtte

Pieter Metsu – Charles Questroy – Pieter Parmentier – Jan Boullenois – Jan Questroy – Pieter

Becaert

Hoppezackers met last van niet te moghen zacken buytten de jurisdictie op peine van

privatie van hemlieden officie met interdictie dat sij gheen hoppe en sullen coopen nochte

vercoopen aen ander leiden op wat pretext het soude moghen wezen, mitsgaders van gheen

hoppe uyt te draegen op peine als vooren.

Charles Questroy - Jan Bollenois – Pieter Metsu – Pieter Questroy – Adriaen Ryspoort – Jan

Hameeuw – Pieter Becaert – Jan Questroy – Jacques de Groote – Joos Verleu

Met expresse last dat niemandt van hemlieden geen hoppe en zal moghen draeghen nochte

vercoopen met last van de groote clocke te moeten luyden inde kerke van St. Bertin allen

derden sondagen van de maendt ende tsaterdags te vooren; ten brande te commen

medtsgaders te moeten reysen als gidts ende voetloopers ten dienste van de stede soo in

passaigen van soldaten als andersints

met last van hen te moeten vinden te vierschaere ten tyde van de passeryngen ende voorts te

moeten dienen voor ceurlyngen ende pioniers

van dadelick ghestecken te worden in vanghenisse

ende destitutie van hun officie ende sulcke voorder correctie als de wet zal bevinden te

behooren. Voorts met last van de yskelder te vullen

Opsienders van de tonnen

Jan Louwage

Ijckers vande boter cuypen

Frans Misdom

Bierwerckers vande halve tonnen

Tondragers.

Pieter Room – Jan Hamau – Jan Questroy – Joannes Lauwern – Pieter Brocek – Mathijs Useel

– Jacques Haerynck – Matheus Plancke – Pieter Trooster – Jacobus Haeryncke junior –

Nicolais Coemelck

Met last van de groote clocke te luyden alle hooghtijden, aposteldaghen, O.L.Vrouw daghen,

Ons heeren hemelvaert dagh volgnedenwoensdagh, H. Sacramentsdagh ommeganckdagh

ende de kerkckwijdinghen ende daeghs te vooren.

Wijn besorghers ende bier werckers wesende scheeren dienaers

Nicolas Francois Francois – Andries Garsy – Jasper Scherpereel – Pieter Liebaert – Jacques

Parresys

Was warrandeerders

Sieur Frutiers – Michiel Larve – Corneil Wilsoet

Zackedraeghers

Guillaeume Seel – Pieter Begran – Passchier Degroote – Charels parmentier junior – Jan

Boullenois – Jan De Creus – Joos Ferleus – Pieter Metsu – Pieter Questroy – Pieter Brock –

Jan Questroy – Nicolas Coemelck – Pieter Becaert – Jan Seel – Pieter De Trooster – Anthoon

Plancke

Welverstaende dat de voorschreven zackedraghers niet verobligiert te woorden te draghen

zacken zwaarder als van eene rasiere Poperinghsche maete ten sy daer vooren loon hebbende

naer advenante met dat de voorschreven zackedraeeghers verobligiert zijn als guyden ende

voetloopers ten dienste vande voorschreven stede t’allen tijde als het de wet sal beliefven,

voorts van hemlieden te moeten producren ter vierschaere deser stede ten tyde vande

passerynghe vande militaiere troupen, mitsgaers van hem te vynden ten branden ende

bovendien zijn verobligiert ende ghebonden te dienen voor ceurlynghen ende pionniers

d’occasie voorvallende op peine van arbitraire correctie ende ten dien effecte ghesteken te zijn

in vanghenisse ende ghepriveert van hemlieden offcie ende oock met last van de ijskelder te

vullen.

Boterdraghers met last van de groote clocke te luyden ten extraordinaire daghe inde kercke

van Sint Bertins te weten H. Gheestmisse ende omme soe te deum ladeumus ende met last

van de yskelder te vullen.

Jacobus Sansen – Joos Ferleus – Pieter Ragu – Anthoon Lecompte – Pieter Verhaeghe –

Pieter Brock – Frans Van Cales – Jean Questroy – Romanus Loys – Jan Hameau – Jan de

Creus – Jan Houwen – Jacques Haerynck – Louis de Wynter

Laeders van de boter op de voerlieden waeghens

Pieter Becaert – Nicolais Coemelck – Jacobus Scherpereel – Ignatius Dupont

Blijfvende alle voorgaende statuyten ende ordinanties ghemaeckt op het fact van de selve

officieren ende alle ander zaeken raekende in virgeure ende mits desen sijn ghehouden voor

herpuliciert zijnde voorts gheordinneert aende voorschreven officieren te doen den eedt in

handen van den heer balliu

Actum date als vooren

Ter presentie van de wet

Toorconde als greffier – onderteeckent Leliegeois

En daarmee waren de officieren aangesteld.

11 november 1715 – Bij het zwarte gat – processen 1716

François Ryckebusch, overdam, verweerder

Jeghens dheer Charles Berten Butsel, baillu van Poperinghe, heesscher causa officy

Omme de boete volghens de placaeten ende costume ende ist’ noot ter arbritraige van den

juge

ter cause dat hij beneffens andere hebben gheattaqueert Guilleaume Pudt meester timmerman,

op het kerckhof van St. Bertin bij het zwarte gat,

den 11de

9bre 1715 tusschen thien ende elve uren in de nacht ende hem ghesleghen met

stocken dat hij in doolinghe is ghevallen ter aerde, met costen

20 november 1715 – Waterleet borg - Gemene passeringen SAP nr. 346

Op de 20ste

november 1715 komt Nicolais Waterleet naar de greffie om te verklaren dat hij

zich borg stelt voor Ignatius Frans VandenBroucke die de collecte van de ommstellingen

mitsgaders de cohiers van de bosschen, vloghen, moulaegen etc. van de jegenwoordige jaere

1715 gepacht heeft. (Gemene passeringen SAP nr. 346)