Het inzage- en correctierecht bij gedragsdesl

6
Ko Mummelen'^, Corrie van Escli"", Els Schipaanboord^*'' en Tryntsje van der Veer**** Het inzage- en correctierecht bij gedragsdesl<undig onderzoek in strafzaken Aan de hand van een vragenlijst werd ondetzochl offoiensisch ged>agsdeskundujen m de (Jtaktijk voldoen aan hun verplichtingen voor wat betreft het infonneren van de veidachte over het onderzoek, de bespreking van het verslag met de onderzochte, het bieden van inzage in het verslag en het geven van de mogelijkheid tot het aandragen van conecties. Geconcludeerd wordt dat gedtagsdeskundigen niet altijd aan deze verplichtingen voldoen. Tevens weid aan de gerappoHeerden een viagenlijst gestuurd waann gevraagd werd naai hun erva- nngen met het ondetzoek De antwoorden van de ondeizochten geven aanwijzingen voor ondeidelen waaiop veibetenng van het rapportageproces mogelijk is. Inleiding Voor verdacliten in strafzaken kdn onderzoek door een forensisch psychiater en/of psycholoog grote gevolgen hebben. Met het oog op het beschermen van hun belan- gen is het dan ook belangrijk om de verdachten hun rechten met betrekking tot het onderzoek en de verslag- legging niet te onthouden. Tegenover de rechten van de verdachten staat een aantal plichten waaraan gedragsdes kundtgen moeten voldoen. Meestal zijn die elkaars spiegelbeeld Dit artikei gaat over enkele van die verplichtingen van gedragsdeskundigen, respectievehjk rechten van verdach ten. Ingegaan wordt op de informatieplicht van de ge dragsdeskundige, de bespreking van het rappori door de gedragsdeskundige met de verdachte, het geven van inzage ln het verslag en het bieden van de mogelijkheid om voorstellen te doen tot het aanbrengen van correc- ties.' Nadat de Infonnatiepiicht van de gedragsdeskundige ls aangestipt, wordt stilgestaan bij de vraag, welke verplich- tingen hebben gedragsdeskundigen ten aanzien van de hiervoor genoemde onderwerpen op grond van wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur?^ Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van een onderzoek naar de gang van zaken ln de praktijk naar de hiervoor ge noemde aspecten in twee arrondissementen. Daarna ko men de opzet, beperkingen bij het onderzoek en de on derzoeksbevlndmgen aan bod. Tot slot volgen een dis cussie, conclusies en aanbevehngen. begint de verdachte duidelijk maken wat het doel van het onderzoek ls, welke vraagstelling daaraan ten grondslag iigt en wat de rol van de onderzoeker Is.^ Tot de informatie die de gedragsdeskundige verplicht is te verstrekken aan de onderzochte, behoort ook uitleg over de rechten die de verdachte heeft ten aanzien van het onderzoek en de verslaglegging, zoais het inzage- en correctierecht. Na de afronding van het onderzoek komen er voor de verdachte drie belangrijke rechten om de hoek kijken. Om IG beginnen ls dat de bespreking van het onderzoeks- verslag door de onderzoeker met de onderzochte. Uit verschillende bronnen blijkt dat forensisch gedragsdes- kundigen verplicht zijn het rapport met de onderzochte te bespreken.'' in de jurisprudentie wordt daaraan toege- voegd dat de gedragsdeskundige bij die bespreking niet alleen over alle onderzoeksresultaten moet beschikken, maar dat hij ook het rapport moet hebben opgesteld. Verder moet de reactie van de onderzochte op de bespre- king herkenbaar ln het definitieve verslag worden opge- nomen.^ Blj multidisciplinair onderzoek zou het onvol- doende Zljn dat enkel de mederapporteur het verslag met de onderzochte bespreekt ^ Over het inzagerecht van de verdachte kan het volgende worden gemeld. Forensisch gedragsdeskundigen zijn verplicht de onderzochte inzage te verlenen in het ver- slag. Die verplichting ls in de ene bron uitvoeriger en minder vrijblijvend geregeld dan op een andere plaats. Geregeld vullen de verschillende regelingen omtrent het Het normatieve kader Uitgangspunt blj gedragsdeskundig onderzoek in straf- zaken IS dat het voor de onderzochte duidelijk moet zijn wat hem daarbij te wachten staat. Daarom moet de foren- sisch gedragsdeskundige voor hij met zljn onderzoek Or J W Hummelen is als psychiater werkzaam hij de forensisch psychiatrische afdeling 'de Soog CCNet, Warnsveld, en bijzonder hoogleraar forensische psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen Mr dr. C M van Esch is universitair docent strafrecht biJ Moot Court aan de Universiteit Leiden en v.erkzaam als jurist hij hel MFP Oosl Mf. A E Schlpaarboord is jurist bij het MFP Pieter Baan Centrum le Utrecht Drs. T S van der Veer is psvchiater en hoofd NIFP Koord Omdal tegenover een verplichting van de gedragsdeskundige een recht staat van de verdachte, beperken v.i\ ons bij de beschrijving van het normatieve kader lol de verplichtingen van de gedragsdeskundige Omdal de verdachte len aanzien van deze onderwerpen enkel rechlen heefl en geen verplichtingen beperken wiJ ons daartoe Hel omgekeerde ge'dt voor de gedragsdeskundigen Zij hebben enkel verplichtingen op dit terrein C M van Esch, C^Jragsdeskiiniligen in itrafiokcn, Assen; Vzn Corcuni 301 2, p 118 Van Esch 301 2, p 137 Hij mag dit dus niet overlaten aan de raadsman van de verdachte Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen 20 november 2006, Rep nr CP30O5/05 Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen 15 apnl 2008, Rep nr G2004/5I 44 expertise en Recht 2013-2

Transcript of Het inzage- en correctierecht bij gedragsdesl

Ko Mummelen'^, Corrie van Escli"", Els Schipaanboord^*'' en Tryntsje van der Veer****

Het inzage- en correctierecht bij gedragsdesl<undig onderzoek in strafzaken

Aan de hand van een vragenlijst werd ondetzochl offoiensisch ged>agsdeskundujen m de (Jtaktijk voldoen aan hun verplichtingen voor wat betreft het infonneren van de veidachte over het onderzoek, de bespreking van het verslag met de onderzochte, het bieden van inzage in het verslag en het geven van de mogelijkheid tot het

— aandragen van conecties. Geconcludeerd wordt dat gedtagsdeskundigen niet altijd aan deze verplichtingen voldoen. Tevens weid aan de gerappoHeerden een viagenlijst gestuurd waann gevraagd werd naai hun erva­nngen met het ondetzoek De antwoorden van de ondeizochten geven aanwijzingen voor ondeidelen waaiop veibetenng van het rapportageproces mogelijk is.

Inleiding Voor verdacliten in strafzaken kdn onderzoek door een forensisch psychiater en/of psycholoog grote gevolgen hebben. Met het oog op het beschermen van hun belan­gen is het dan ook belangrijk om de verdachten hun rechten met betrekking tot het onderzoek en de verslag­legging niet te onthouden. Tegenover de rechten van de verdachten staat een aantal plichten waaraan gedragsdes kundtgen moeten voldoen. Meestal zijn die elkaars spiegelbeeld Dit artikei gaat over enkele van die verplichtingen van gedragsdeskundigen, respectievehjk rechten van verdach ten. Ingegaan wordt op de informatieplicht van de ge dragsdeskundige, de bespreking van het rappori door de gedragsdeskundige met de verdachte, het geven van inzage ln het verslag en het bieden van de mogelijkheid om voorstellen te doen tot het aanbrengen van correc­ties.' Nadat de Infonnatiepiicht van de gedragsdeskundige ls aangestipt, wordt stilgestaan bij de vraag, welke verplich­tingen hebben gedragsdeskundigen ten aanzien van de hiervoor genoemde onderwerpen op grond van wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur?^ Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van een onderzoek naar de gang van zaken ln de praktijk naar de hiervoor ge noemde aspecten in twee arrondissementen. Daarna ko men de opzet, beperkingen bij het onderzoek en de on derzoeksbevlndmgen aan bod. Tot slot volgen een dis cussie, conclusies en aanbevehngen.

begint de verdachte duidelijk maken wat het doel van het onderzoek ls, welke vraagstelling daaraan ten grondslag iigt en wat de rol van de onderzoeker Is.^ Tot de informatie die de gedragsdeskundige verplicht is te verstrekken aan de onderzochte, behoort ook uitleg over de rechten die de verdachte heeft ten aanzien van het onderzoek en de verslaglegging, zoais het inzage- en correctierecht. Na de afronding van het onderzoek komen er voor de verdachte drie belangrijke rechten om de hoek kijken. Om IG beginnen ls dat de bespreking van het onderzoeks­verslag door de onderzoeker met de onderzochte. Uit verschillende bronnen blijkt dat forensisch gedragsdes­kundigen verplicht zijn het rapport met de onderzochte te bespreken.'' in de jurisprudentie wordt daaraan toege­voegd dat de gedragsdeskundige bij die bespreking niet alleen over alle onderzoeksresultaten moet beschikken, maar dat hij ook het rapport moet hebben opgesteld. Verder moet de reactie van de onderzochte op de bespre­king herkenbaar ln het definitieve verslag worden opge­nomen.^ Blj multidisciplinair onderzoek zou het onvol­doende Zljn dat enkel de mederapporteur het verslag met de onderzochte bespreekt ^

Over het inzagerecht van de verdachte kan het volgende worden gemeld. Forensisch gedragsdeskundigen zijn verplicht de onderzochte inzage te verlenen in het ver­slag. Die verplichting ls in de ene bron uitvoeriger en minder vrijblijvend geregeld dan op een andere plaats. Geregeld vullen de verschillende regelingen omtrent het

Het normatieve kader Uitgangspunt blj gedragsdeskundig onderzoek in straf­zaken IS dat het voor de onderzochte duidelijk moet zijn wat hem daarbij te wachten staat. Daarom moet de foren­sisch gedragsdeskundige voor hij met zljn onderzoek

Or J W Hummelen is als psychiater werkzaam hij de forensisch psychiatrische afdeling 'de Soog CCNet, Warnsveld, en bijzonder hoogleraar forensische psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen

Mr dr. C M van Esch is universitair docent strafrecht biJ Moot Court aan de Universiteit Leiden en v.erkzaam als jurist hij hel MFP Oosl

Mf. A E Schlpaarboord is jurist bij het MFP Pieter Baan Centrum le Utrecht

Drs. T S van der Veer is psvchiater en hoofd NIFP Koord

Omdal tegenover een verplichting van de gedragsdeskundige een recht staat van de verdachte, beperken v.i\ ons bij de beschrijving van het normatieve kader lol de verplichtingen van de gedragsdeskundige Omdal de verdachte len aanzien van deze onderwerpen enkel rechlen heefl en geen verplichtingen beperken wiJ ons daartoe Hel omgekeerde ge'dt voor de gedragsdeskundigen Zij hebben enkel verplichtingen op dit terrein C M van Esch, C^Jragsdeskiiniligen in itrafiokcn, Assen; Vzn Corcuni 301 2, p 118 Van Esch 301 2, p 137 Hij mag dit dus niet overlaten aan de raadsman van de verdachte Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen 20 november 2006, Rep nr CP30O5/05 Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen 15 apnl 2008, Rep nr G2004/5I

44 expertise en Recht 2013-2

Hct inzage- en correctierecht blj gedragsdeskundig onderzoek in slraFzaken

inzagerecht elkaar aan.*" Deze verplichting geldt met als de rechter de deskundige een geheimhoudingsplicht heeft opgelegd. Voor gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken, lijkt deze bepalmg niet erg relevant. In uit­zonderlijke gevallen zijn beperkingen mogelijk op het inzagerecht van de verdachte. De gedragsdeskundige mag er niet snel van uitgaan dat daarvan sprake is.^ Wanneer hlj van mening is dat zo een uitzondering zich voordoet, dient hij dat te verantwoorden in het verslag. De gedragsdeskundige moet de verdachte inzage verle­nen vóórdat hij het defmitieve rapport uitbrengt aan de opdrachtgever. Uit het rapport moet blijken dat de ver­dachte inzage heeft gehad in het verslag en wat zijn visie daarop was. Bij een omvangrijk verslag moet de onder­zochte meer tijd krijgen voor inzage.^ Tot slot is daar nog hel coi rectierecht dal de verdachte heeft. Dit recht vinden we vooral terug in beroepscodes, gedragscodes en jurisprudentie. Het geldt zowel blj fo rensisch psychiatrisch als bij psychologisch onderzoek.'" Het correctierecht is beperkl tot gegevens van feitelijke aard en strekt zich dus niet ult tot de conclusies en het professionele oordeel. Om van het correctierecht gebruik le kunnen maken, moet de verdachte uiteraard inzage hebben ln het verslag.

Het onderzoek naar de gang van zaken in de praktijk

Om inzicht te krijgen in de manier waarop forensisch gedragsdeskundigen m de praktijk voldoen aan hun verplichtingen voor wat betreft het informeren van de verdachte over hel onderzoek, de bespreking van het verslag met de onderzochte, het bieden van Inzage in het verslag en het geven van mogelijkheid tot het aandra­gen van correcties, werd rapporteurs een vragenlijst voorgelegd. Dit gebeurde na afronding van het rapport. Tevens werd aan de gerapporteerden in die zaken een vragenlijst gestuurd waarin gevraagd werd naar hun er­varingen met het onderzoek In tegenstelling tot de ge­zondheidszorg, waar onderzoek naar patienttevreden-held heel gebruikelijk ts, ls blj onderzochten in hel kader van gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken, voor zover ons bekend, geen onderzoek verricht naar de waardering van het onderzoeksproces.

Opzet Het onderzoek ls verricht in de periode 1 oktober 2010 tot en met 31 maart 2011 blj het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) Noord en NIFP Oost (localie Arnhem). Dit onderzoek beperkt zich tot verdachten die berecht zijn door de meervoudige kanier strafzaken volgens het strafrecht voor volwasse­nen. Direct na afronding van een strafrechtelijk mono­disclplinair onderzoek bij volwassenen, werd aan de betrokken gedragsdeskundigen een vragenlijst met be­geleidende brief gestuurd. Elke gedragsdeskundige werd

slechts eenmaal in het onderzoek betrokken. De toege­zonden vragenlijsten waren gecodeerd zodat bij het niet inzenden van de vragenlijst gerappelleerd kon worden. Er werd maximaal driemaal gerappelleerd. Vragenlijsten die later dan zes weken na toezending van de hjst wer­den geretourneerd, zijn geexcludeerd. Du om te voorko­men dat gebruik werd gemaakt van een vragenlijst, waarvan de gedragsdeskundige na deze (arbitraire) ter­mijn zich de wijze waarop het rapportageproces verlopen was, niet meer betrouwbaar genoeg kon herinneren. De data Zljn geanonimiseerd verwerkt.

De verdachten, over wie door de ln hel onderzoek betrok­ken gedragsdeskundigen werd gerapporteerd, kregen op hun verblijfadres een vragenlijst met begeleidende brief en een gefrankeerde retourenveloppe toegezonden. In de vragenlijst werd geen onderscheid gemaakt tussen bespreking van het rapport en het verlenen van inzage om verschillen in interpretatie van deze begrippen te voorkomen. Om elke schijn tegen te gaan dat het onder­zoek niet geanonimiseerd zou verlopen, en om een zo hoog mogelijke respons te bewerkstelligen, werden deze vragenlijsten niet gecodeerd. Elke betrokkene werd na twee weken eenmalig gerappelleerd.

Beperkingen Het onderzoek ls beschrijvend van opzet en beoogt een verkenning te zijn van het onderzoeksgebied. Uit de formulering van de vragen kan deels worden opgemaakt wat dejuridische vereisten zijn. Dit kan van mvloed zijn geweest op de gegeven antwoorden, in die zin dal die sociaal wenselijk kunnen zijn beantwoord. Zoals gezegd, heeft het onderzoek plaatsgevonden in een beperkt aantal arrondissementen. De resultaten kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden. Omdat de betrouw­baarheid en validiteit van de vragenlijsten met zijn on­derzocht, moeten de onderzoeksresultaten met voorzich­tigheid worden geïnterpreteerd. Het onderzoek betrefl alleen monodisciplinaire rapportages.

Onderzoeksbevindingen

Onderzoek bij rapporteurs Er werden 73 forensisch gedragsdeskundigen aangeschre­ven. Hiervan stuurden 65 (89;ó) een ingevulde vragenlijst retour. Van de 65 vragenlijsten werden er 17 geexclu­deerd' zeven omdat deze later dan zes weken na hel verzoek werden ingestuurd; negen omdat die waren in­gevuld door een supervisant in piaals van door de ver­antwoordelijke rapporteur en één omdat het ln deze zaak een onderzoek betrof van een minderjarige. Uiteindelijk werden 48 vragenlijsten betrokken in de analyse. In 34 zaken ging het om onderzoek en rapportage door een psycholoog, in 14 door een psychiater. Ten tijde van het laatste onderzoekscontact verbleven 32 onderzochten in preventieve hechtenis en 16 personen op Vrije voeten'.

7. Van Esch, 2012, p 13S 139 Zij v.ijst op een opvallende uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Groningen van 18 december 200S en van het Cenlraal Tuchtcollege Gezondheidszorg uit 2009 Daarm ^ordi gesteld dat de meningen o\er hel inzagerecht en hel correclierechl bij psychiatrisch onderzoek In strafzaken bepaald niet eensluidend zijn, en dat hel binnen de beroepsgroep van psychiaters me! gebruikelijk Is een onderzochle vooraf inzage le geven en een beperkte mogelijkheid te bieden lol hel aandragen \an correcties Van Esch betiMjIeli de juistheid van die stelling omdal de R:chüipi psychiatrisch onderzoek en rapporloijs van strafzaken van de NVvP een bepaling beval, waarin aangegeven wordt dal de onderzochle hel inzage en correctierecht kan doen gelden zoals dat Vieltelijk en In jurisprudentie is geregeld

8 Van Esch 2012, p 138. 9 Van Esch 2012, p 140 10 Van Esch 2012, p 138 UO

Expertise en Recht 2013-2 45

Het Inzage- en correctierecht bij gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken

De uitkomsten van de vragenlijsten bij de rapporteurs leveren het volgende beeld op.

Bespreking lappoit

1, Heeft u het rapport met de onderzochte besproken' Ja 43 Nee 5

Argumenten die gedragsdeskundigen noemen om het rapport met te bespreken zijn betrokkene reageerde met op een uilnodiging lol bespreking (2), vanwege laag IQ Zljn alleen testresultaten en advies besproken (1), betrokkene weigerde na het eerste gesprek medewerking aan het Pj-onderzoek (1), geen reden vermeld (1)

2. Welke onderdelen heeft u met de onderzochte be­sproken'' Meer antwoorden mogelijk' a. Conclusie omtrent toerekeningsvatbaarheid 39 b. Recidivegevaar 38 c. Inhoud behandeladvies 41 d. Advies juridisch kader 36 e. Anders, namelijk'

- beperkte bespreking vanwege beperkte mede­werking betrokkene;

- bespreking dat geen advies gegeven kon wor­den wegens ontkenning van het ten laste geleg­de;

- vijfmaal werd aangegeven dat de vraag niet van toepassmg was omdat het rapport met besproken was.

Inzageiecht

3 Heefl u betrokkene gewezen op het inzagerecht? Ja 3ö Nee 12

Als reden om de onderzochte niet le wijzen op hel inza­gerecht voeren gedragsdeskundigen aan betrokkene kreeg al inzage doordat hel rapport besproken ls (4), tijdgebrek (2), betrokkene ls meegedeeld dat zijn advo­caat een exemplaar knjgt (2), met aan gedacht (2), betrok­kene vroeg er met naar (1), betrokkene had moeite met lezen (1). Een rapporteur vermeldt tevens' 'Pas bij ver­schil van menmg laat ik het rapport zien'.

4. Indien onderzochte gewezen is op het inzagerecht, wenste deze hter ook gebruik van te maken? Ja 13 Nee 18 Anders 5

Onder de categorie 'anders' worden genoemd: betrokkene brak het onderzoek af (1), belrokkene kwam met naar de afspraak (1), betrokkene ging akkoord met bespreking (1), rapport werd voorgelezen (1), betrokkene vroeg hier met naar (1).

5. Op welke wijze werd de mogelijkheid tot inzage geboden? a. Onderzochte werd opgezocht en het con­

ceptrapport fer plaatse ler inzage gegeven en besproken. 25

b. Conceptrapport werd gezonden aan raads-man/-viouw van onderzochte. O

c. Conceptrapport werd gezonden aan onder­zochte zelf. 3

d. Conceptrapport werd gezonden aan onder­zochte zelf en telefonisch met onderzochte besproken. 1

e Geen antwoord gegeven 7 f Anders 12

Onder de categorie 'anders' worden genoemd' inzage via advocaat (5), betrokkene vroeg er met naar (3), rapport IS deels voorgelezen (2), besproken met casemanager (1), belrokkene weigerde (1).

6. Is het conceptrapport daadwerkelijk aan de onder zochte {of zijn raadsman/-vrouw) ter hand gesteld'^ ja 16 Nee 29 Geen antwoord 3

Correctierecht

7. Heeft u onderzochte gewezen op het correctierecht? Ja 31 Nee 17

8. Heeft onderzochle (en/of zijn raadsman/-vrouw) gebruikgemaakt van het correctierecht? Ja 10 Nee 3§

9. Indien onderzochte gebruik heeft gemaakt van het correctierecht op welke wijze is dit gebeurd'' Mondeling 10 Schriftelijk O

Van de mondelinge correcties betrof het volgens de ge dragsdeskundige in achl gevallen feitelijke gegevens, één keer ging hel om inhoudelijke informatie en in éen zaak een combinatie van beide. In zeven zaken gaf de gedragsdeskundige aan dat alle correcties in het rappori waren verwerkt, in twee dat deze m een bijlage aan het rapport waren toegevoegd en in één geval dat de feitelij­ke correcties waren overgenomen in het rapport en de inhoudelijke correcties m een bijlage aan het verslag waren gevoegd.

10. Aan hel eind van de vragenlijst was er gelegenheid om opmerkingen te vermelden.

Naasl opmerkingen over de vragenlijst werden de volgen­de opmerkingen gemaakt:

'lk wijs onderzochten met expliciet op hun recht maar presenteer hel als iets vanzelfsprekends'. 'Bij overeenstemming over het rapport, werkt inzage en correctie als overbodige vertraging ln de vaak krappe tijd. Pas bij verschil van mening over het rapport stel ik de onderzochte m de gelegenheid

46 Expertise en Recht 2013-2

Hel Inzage en correctierecht blj gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken

tol aanvullingen, correcties. Dit komt ln de praktijk niet veel voor'. 'Risicovol onderzoek voor de praktijk kan het wer ken onmogelijk maken (correctierecht) m verband met lijdspad en praktische uitvoering'. 'Ik vind afgifte van de conceptrapportage doorgaans ingewikkeld. Soms zoekt een raadsman de publici­teit voordat het OM het rapport heeft'.

Onderzoek bij gerapporteerden Van de 73 aangeschreven onderzochten stuurden iets minder dan de helft (35 van 73) de vragenlijst retour. Hiervan zijn er twee geexcludeerd die door dezelfde onderzochle waren ingestuurd. Eén vrageniijst was blanco geretourneerd met de mededeling dal medewer­king aan de Pj rapporiage was geweigerd. De gegevens van 32 lijsten werden betrokken blj de analyse Van deze 32 onderzochten waren er 21 preventief gehecht en elf verbleven op 'vrije voeten'.

Uitkomsten vragenlijsten onderzochten

I. Ik wist vooraf wanneei ik onderzocht zou worden. Ja 18 Nee 14

2 De onderzoeker heeft goed uitgelegd wat het doel IS van het rapport. Ja, helemaal 20 Ja, gedeeltelijk 10 Nee 2

3 Ik heb goed mijn verhaal kunnen doen btj de onder­zoeker. Ja, helemaal 18 Ja, gedeeltelijk 11 Nee 3

4. De onderzoeker behandelde mij met respect. Ja, helemaal 23 Ja, gedeeltelijk 7 Nee 2

bruik in het rapport (2), nut van het rappori (1), weet dat niet meer (1).

Beoordeling dooi onderzochte van totale verloop van het onderzoek

9. De onderzochte werd verzocht het totale verloop van het onderzoek te beoordelen met een cijfer tussen één en tien (één staat voor zeer slecht ver­lopen onderzoek, tien voor zeer goed verlopen onderzoek).

Het hoogst gegeven cijfer 10 Laagst gegeven cijfer 1 Gemiddeide 7 Mediaan S

10 De onderzochten werd gevraagd maximaal twee zaken te noemen waarover zij minder tevreden waren biJ het verloop van het onderzoek. Daaruit blijkt dal onderzochten het vaakst noemen dat ZlJ het met eens zijn met de uitkomst van het onderzoek (10). In vijf zaken geeft de onderzochte aan dat hij zich niet (volledig) correct bejegend voelt. Voorts noemen onderzochten dal het rappori niet met hen is besproken (4), te weinig lijd voor het onderzoek (4), ingewikkeld taalgebruik (2), geen tijd om het rapport te lezen (1), er zou con­tact met ouders worden opgenomen, maar dat is niet gebeurd (1), tegen duidelijke afspraak in is rapport naar huisadres (bij ouders) gestuurd (1), wist met wanneer rapporteur zou komen (1). ove­rige opmerkingen (12).

11. De onderzochte werd gevraagd maximaal twee zaken te noemen waarover deze over het verloop van het onderzoek (evieden was. Hierbij worden onder meer de voigende onderwer­pen vermeld voelt zich correct bejegend (16), duidelijke uitleg gekregen (3), testen zijn goed verlopen (3), tevreden over uitkomst onderzoek (2), overige opmerkingen (5).

5. Het IS mij duidelijk wat in het rapport komt te staan. Ja, helemaal 15 Ja, gedeeltelijk 12 Nee S

6. Heefl u commentaar gegeven op hel rapport, Ja 9 Nee 23

7. Indien u commentaar hebt gegeven, hoe heeft u dat gedaan. Mondeling 8 Schriftelijk O Beide 1

8. De onderwerpen die worden genoemd waarop commentaar is gegeven zljn' uitkomst onderzoek (3), passages met betrekking tot derden (2), taalge-

Disciissie

Onderzoek bij rapporteurs

Bespreking rapport Vrijwel alle rapporteurs geven aan het rapport met de onderzochte te hebben besproken of geven als reden aan waarom dat met is gebeurd dat de verdachte niel op de uitnodiging tot bespreking is ingegaan. Eenmaal wordt geantwoord dat vanwege een laag IQor slechts een ge­deeltelijke bespreking van het rapport heeft plaatsgevon­den.

in de gevallen waarm bespreking heeft plaatsgevonden, lijken de onderdelen toerekeningsvatbaarheid, recidive­gevaar, mhoud behandeladvies en advies juridisch kader meestal alle aan bod le zijn gekomen. In een kleine minderheid van de gevallen zou dit niet het geval zijn geweest. DU roept de vraag op in hoeverre gedragsdes­kundigen altijd een rapport op alle relevante onderdelen bespreken.

Expertise en Recht 2013-2 47

Het inzage en correctierecht bij gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken

Inzagerecht De rapporteurs geven aan dal zij de onderzochle met altijd wijzen op het inzagerecht, in twaalf van de 48 on­derzoeken (25%) vmdl du niet piaals. Bij de redenen om met op het inzagerecht te wijzen, wordl viermaal door de rapporteurs genoemd dat het rappori al is besproken. Dit wijst erop dat er onvoldoende onderscheid wordt gemaakt lussen het bespreken van en het bieden van inzage m het rapport. Verder worden als redenen ver­meld om met op het inzagerecht te wijzen' tijdgebrek, de onderzochte vroeg er niet om en er werd door de rapporteur met aan gedacht. Deze argumenten lijken erop te wijzen dat sommige rapporteurs le weinig door­drongen Zljn van het belang om de rechten van onder­zochten te respecteren. In 13 van de 36 onderzoeken (36%) waarin de onderzoch­te gewezen was op hel inzagerecht, geven de rapporteurs aan dat de onderzochte hiervan gebruik wenste te maken. Hieruit kan worden opgemaakt dat een substantieel deel van de onderzochten gebruik wenst te maken van het inzagerecht. Niet duidelijk is op welke wijze de rappor leur de onderzochte heeft gewezen op het inzagerecht Voorstelbaar is dat naarmate de rapporteur hier nadruk­kelijker aandacht aan geeft, het percentage van onder zochten dal hiervan gebruik wil maken zal toenenien. De anlwoorden op de vraag op welke wijze de mogelijk­heid lot inzage werd geboden, zijn niet eenduidig te in­terpreteren. Zo wordt door de rapporteurs eerder geant­woord dat 13 onderzochten gebruik wensten le maken van hel recht op inzage. Daarna wordt geantwoord dal bij 25 onderzochten ler plaatse hel conceptrapport ter inzage werd gegeven en besproken. Mogelijk geefl een groot deel van de rapporteurs los van de wens of een onderzochle gebruik wensl le maken van het inzagerecht, inzage in het rapport. Ook kunnen rapporteurs, zoals bovenstaand reeds genoemd, hel bespreken van hel rapport opvatten als gelijk aan het verlenen van inzage. Duidelijk is dat sommige rapporteurs onder inzagerecht iels anders verstaan dan dat de onderzochle het rapport kan mzien voordat hel wordl uitgebracht. Zo wordl vijfmaal geantwoord dat het rapport via de advocaal kan worden ingezien maar blijkt geen enkele keer dal het rappori naar de verdediging is gezonden om hel de ver dachte ter inzage aan te bieden. We kunnen slellen dal er in principe alleen goed gebruik kan worden gemaakt van het inzagerecht wanneer de onderzochle voldoende tijd heeft om hel rapport te le­zen. Hiervoor is vereist dat het rappori ter beschikking komt le slaan van de onderzochle. in slechts 16 van de 48 onderzoeken (33%) wordt aangegeven dal het concept­rapport daadwerkelijk ter hand is gesteld aan de onder­zochle.

Coriectierecht In 17 van de 48 onderzoeken (33%) geeft de rapporteur aan dal de onderzochte niel gewezen is op hel correctie recht. Dit percentage is hoger dan dal waarin met gewe zen IS op het inzagerecht. Tien rapporteurs gaven aan dat de onderzochte gebruikmaakte van het correctie­recht. Hierbij gaven de rapporteurs aan dat de correcties alleen mondeling werden voorgesteld.

Opmerkingen De door de rapporteurs gemaakte opmerkingen passen bij de eerdere conclusie dat hel wijzen op het inzage en correctierecht niet expliciet wordt gedaan. Enkele rapporteurs geven aan deze rechten als overbodig en belemmerend te zien. Eén rapporteur vmdt de manier van inzage geven door hel conceptrapport toe te zenden aan de raadsman bezwaarlijk.

Onderzoek bij gerapporteerden De onderzochten retourneerden 32 voor analyse bruik bare vragenlijsten. Deze respons van 44?ó maakt dat de bevindingen met representatief hoeven te zijn en bijge­volg met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd dienen te worden. Doordat de vragenlijst van de onderzochle met geco deerd is, kuimen de gegeven anlwoorden niet vergeleken worden met de door de betrokken rapporteur gegeven antwoorden. !n 14 van de 32 onderzoeken (44%) gaf de onderzochte aan niet le weten wanneer hel onderzoek zou plaatsvin­den, Van deze 14 onderzochten bevonden 12 zich in het huls van bewaring. Navraag blj enkele penitentiaire in­richtingen maakte duidelijk dat in de regel de gedetineer­de vooraf niet wordt medegedeeld wanneer een rappor­teur komt," Meestai weel de betrokkene pas wanneer het onderzoek zal plaatsvinden als deze de rapporteur in de spreekkamer ontmoet, in het licht van deze praktijk zou men verwachten dal vrijwel alle gedetineerde onder­zochten zouden hebben geantwoord dal zij ntet wisten wanneer zij onderzocht zouden worden. Dal dit niet het geval IS, betekent naar alle waarschijnlijkheid dat de formulering van de vraag ruimte openlaat over wat be­doeld wordt. Men kan deze vraag ook opvatten in de zm of men wist dat er in de nabije toekomst een onderzoek zou plaatsvinden. Dll zou ook kunnen verklaren dat er door twee 'vrije voelers' geantwoord is dat men niet wist wanneer het onderzoek zou plaatsvinden, terwijl in deze gevallen uiteraard vooraf een afspraak door de rappor­teur voor hel onderzoek moet worden gemaakl Het ls aannemelijk dat hel onderzoek belemmerd wordt wanneer een belrokkene vooraf niet weet wanneer hij onderzocht zal worden en bijgevolg plotseling geconfron­teerd wordt met een rapporteur. In deze situatie zal de onderzochte zich overvallen kunnen voelen waardoor het spanningsniveau kan loenemen en de coöperatie daardoor kan afnemen.

Slechts een klem percentage van de onderzochten geeft aan dal het doel van het rappori niet goed is uitgelegd (6%), dat men zijn verhaal ntet goed heeft kunnen doen bij de onderzoeker (9%) of dat men niet met respect werd behandeld (6%) In 9 van de 32 onderzoeken (28%) geven de onderzochten aan commentaar te hebben gegeven op het rapport Dit gebeurde vrijwel altijd mondeling. Het commentaar van de onderzochten betrof niet enkel het geven van feitelijke correcties. Zo heeft hel gegeven commentaar vooral betrekking op de uitkomst van het onderzoek en passages met betrekking tot derden die in hel rapport worden vermeid.

11 CAJ Veldman, persoonlijke mededeling

48 Expertise en Rechl 2013-2

Ket inzage en correctierecht bij gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken

De beoordeling van het totale verloop van het onderzoek door de onderzochten loopt sterk uileen van 1 (zeer slecht) tol 10 (zeer goed). Het gemiddelde van een 7 en de medlane score van een 8 lalen zien dat de onderzoch­ten in het algemeen het verloop van hel onderzoek als ruim voldoende tol goed beoordelen. Deze duidelijk positieve beoordeling betekent echter met dal er geen zaken zijn waarover de onderzochten minder tevreden zijn. Onderzochten geven vooral aan moeite le hebben met de uitkomst van het onderzoek (31%) en de bejegening (16%). Daarnaast valt op dat de onderzochten in 4 van de 32 onderzoeken (13%) expliciet aangeven ontevreden le zijn over het feit dat het rapport met is besproken. Eén onderzochte geeft aan geen tijd te hebben gehad om het rapport te lezen. Verder worden er in Uvee gevallen opmerkmgen gemaakt over hel met nakomen van afspraken en geven twee onderzochten aan de gebezigde taal te ingewikkeld le vinden. Bij de vraag waar de onderzochten tevreden over zijn blj het verloop van het onderzoek, geven zij in 16 van de 32 onderzoeken (50%) aan tevreden te zijn over de wijze waarop zij bejegend werden. Ook benoemen de onderzochten onder andere m 3 gevallen (9%) het krijgen van een goede uitleg Blj de gemaakte opmerkingen valt op dat hel aspect be­jegening een belangrijk aandeel heeft. In totaal wordl door 21 van de 32 onderzochten (66%) hierover een op­merking gemaakt. Dit laat zien dat de bejegening van de onderzochten een belangrijk aspect vormt van het onder­zocht worden

Conciusie en aanbevelingen Uu de onderzoeksbevindingen koml hel beeld naar voren dat gedragsdeskundigen met allijd voldoen aan hun verplichtingen bij gedragsdeskundig onderzoek in strafzaken als hel gaat om hel geven van voorlichting aan de onderzochle over zijn rechlen ten aanzien van het onderzoek, en dan vooral toegespitst op het inzage en correctierecht. Wat opvall is dat een deel van de ge dragsdeskundigen onvoldoende onderscheid lijkt te maken tussen het bespreken van het rapport en hel ge­ven van inzage in het verslag. Een substantieel deel van de rapporteurs wijst de belrokkene niel op hel inzage­recht en een nog groter deei wijst met op hel correctie­recht. Teneinde tegemoet te komen aan het informatierecht van de onderzochten verdient het aanbeveling dal de blj rapportage Pro Justitia betrokken beroepsgroepen gezamenlijk een Informatiebrochure opstellen die voor aanvang van het onderzoek door de rapporteur aan de betrokkene wordt gegeven. Door deze brochure kan de betrokkene worden geïnformeerd aangaande de rol van de gedragsdeskundige, de miioud van de vraagstelling, de gang van zaken biJ de uitvoering van het onderzoek en kan het inzage en correctierecht worden toegelicht. Om rechl te doen aan iiel Inzage- en correctierecht dient hel conceptrapport ter hand van de onderzochle le worden gesteld en moet deze voldoende lijd krijgen om het verslag te lezen. Uit het huidige onderzoek koml naar voren dat slechts ln een minderheid van de gevallen hel conceptrapport ter hand wordt gesleld. Dit sluil aan bij de opmerkmg van één van de onderzochten dat hij te weinig lijd had om het rappori le lezen. Wij stellen

voor om betrokkenen ten minste twee dagen de lijd le geven om het conceptrapport te lezen en evenluele fei­telijke correcties In te brengen. Afhankelijk van de situa­tie kan het conceptrapport voorafgaand aan de bespre­king aan de belrokkene per post worden toegezonden of na de bespreking bij de betrokkene worden achterge­laten met vermelding van de uiterlijke termijn waarop het conceptrapport aan de rapporteur geretourneerd dient te worden. Om een duidelijk onderscheid le niaken lussen het definitieve rapport en hel conceptrapport dient blj het laatsle op elke bladzijde de aanduiding 'CONCEPT' vermeld te worden. Teneinde de gestelde in-levertermijn met te overschrijden is het gezien de door ons voorgestelde werkwijze, nog meer dan nu al het geval ls, van belang om direct na het accepieren van de op­dracht daadwerkelijk hel onderzoek aan le vangen. In het door veel rapporteurs gebruikte NIFP-rapportage-format staat als een van de onderdelen vermeld 'Bespre­king met betrokkene'. Als toelichting blj dit onderdeel wordl aangegeven dal in het rapport de wijze vermeld dient le worden waarop hel rapport c.q. conclusies en advies werden besproken met belrokkene en de reactie van de belrokkene hierop ln dll formal wordt de rappor­teur met ertoe gebracht de reactie van betrokkene na inzage en het al dan met gebruikmaken van het correc­tierecht expliciet le vermelden. Wij stellen voor dit on­derdeel van het format te veranderen tn 'Bespreking met belrokkene, reactie na Inzage en ingebrachte correciies'. Hel niet vooraf informeren van de onderzochle over de datum van het onderzoek en de persoon van de rappor­teur, kan het onderzoek belemmeren. Aanbevolen wordl dat de rapporteur voorafgaand aan zijn komst, de betrok­kene schriftelijk informeert over de datum van hel eerste onderzoeksgesprek.

BIJ de door de onderzochten gemaakte opmerkingen komen onderwerpen naar voren die lalen zien waar de rapportagepraktijk mogelijk soms tekortschiet. Zo wor­den onder meer opmerkingen gemaakt over het ontbre­ken van de bespreking van hel rappori en het met nako­men van afspraken. Naar onze mening kan onderzoek naar de waardering van het rapportageproces door on­derzochten, belangrijke aanwijzingen geven voor onder­delen waarop verbetering mogelijk is. Dergelijk onder­zoek kan mogelijk ook bijdragen aan een beier inzicht in de factoren die de coöperatie van betrokkenen aan het onderzoek kunnen vergroten.

Expertise ÖH Recht 2013-2 49