Het eendje

16
Het eendje H. Weijman

Transcript of Het eendje

Het eendje

H. Weijman

Het eendje door H. Weijman

© H. Weijman 2013 – meer informatie mail naar [email protected]

Het eendje kijkt verbaasd om zich heen. Wat is het hier donker, het lijkt wel nacht. Voorzichtig voelt hij met zijn snavel in het rond, zijn snavel botst tegen iets hards, een soort muur. De muur lijkt aan alle kanten om hem heen te zitten, de voorkant, onderkant, bovenkant, zijkant en achterkant.

Iets harder duwt hij nu zijn snavel tegen de muur tegenover hem. Hij hoort een zacht gekraak. Opeens lijkt het iets lichter te worden. Dat is fijn! Enthousiast duwt hij zijn snavel nogmaals in dezelfde richting, er klinkt gekraak en nog meer licht komt vrij. De muur blijkt bovendien meer mee te geven dan hij dacht. Als een gek duwt hij nu met zijn snavel tegen de muur.

Ineens is de muur weg en ziet hij zeven andere eieren die één voor één aan het uitkomen zijn. Hij ziet een grote eend die zijn moeder moet zijn. Vol trots kijkt moeder toe hoe het eendje en zijn gele, donzige broertjes en zusjes uit de eieren kruipen.

“Dag lieverds,”zegt ze, “Gaan jullie mee zwemmen?” en ze waggelt in de richting van het water van de vijver. Het eendje en zijn broertjes en zusjes lopen enthousiast achter haar aan. Het eendje heeft nog wel een beetje moeite met lopen en valt. Maar door te rennen weet hij de anderen al snel in te halen, stel je voor dat hij alleen achter zou blijven!

Moeder eend wacht hen op aan de waterkant en telt om te kijken of iedereen er wel is. “1, 2, 3, 4, 5, mooi jullie zijn er allemaal, ga het water maar in.” Eén voor één stappen de kleine, gele rakkers het water in. “Brrr, dat is best wel koud.” denkt het eendje.

Moeder eend zwemt hard en de eendjes hebben nog wel moeite om haar bij te houden. Ze zwemmen langs bruggetjes en duiken onder waterlelies door. Af en toe kijkt moeder eend achterom om zeker te zijn dat ze er allemaal nog zijn. Dan zijn ze op de plek van bestemming aangekomen, een klein baaitje.

Moeder eend zegt: “Ga hier maar even lekker spelen jongens”. Het eendje laat zich dat geen 2 keer zeggen en rent in zijn eentje de oever op terwijl zijn broertjes en zusjes in het water blijven spelen. Hij loopt een tijdje door het riet en ziet dan een raar rond ding liggen.

Hij merkt dat hij er doorheen kan kruipen. Zo komt hij aan de andere kant van het ding. In het midden van de buis blijft hij een beetje vast zitten maar zet door en komt aan de andere kant. Dat was leuk. Hij gaat nog een keer en nog een keer. Hij kan er geen genoeg van krijgen.

Dan hoort hij zijn moeder roepen: “Jongens, we gaan weer verder!” Snel loopt hij richting de plek waar hij zijn moeder en broertjes en zusjes heeft achtergelaten. Ze zwemmen al bijna weer weg. “Wacht op mij!” roept het eendje, “Wacht op mij!”

Maar moeder eend luistert niet. Snel loopt het eendje het water in en zwemt hard achter zijn broertjes en zusjes aan. Moeder eend kijkt om en kijkt het eendje doordringend aan. “Wil jij wel eens even snel weggaan?” zegt ze “Jij hoort niet bij ons!” Het eendje schrikt en stopt met zwemmen. “Hoezo hoort hij er niet bij? Hij hoort er wel bij!”

Verdrietig probeert hij zijn broertjes en zusjes in te halen. Langzaam komt hij bij zijn achterste broertje in de buurt. Moeder eend kijkt nog eens boos zijn kant op alsof ze wil zeggen, weg jij! Het eendje moet nu bijna huilen: “Waarom doet moeder eend zo? Hij wil wél mee zwemmen met zijn broertjes en zusjes!”

Door dit alles is hij helemaal achter. Zo hard als hij kan, flappert hij met zijn flippers om toch maar weer in de buurt van zijn broertjes en zusjes te komen. Hij wil roepen: “Wacht op mij!” Maar durft het niet vanwege de boze moeder eend. Snel duikt hij onder een waterlelie door om sneller dichterbij te komen.

Ze zijn weer bij het nest aangekomen. Één voor één klimmen de gele donsdoosjes het water uit en het eendje volgt hen. Moeder eend wacht ze op bij het nest, kijkt of iedereen er is en kijkt ze allemaal lief aan, ook het laatste eendje.

“Dag lieve schatten van mij.” zegt ze. “Gelukkig zijn we dat rare, bruine eendje kwijt en zijn alleen mijn mooie, donzige kleintjes over.” Het eendje is blij, hij hoort er toch bij! Maar waarom herkende moeder hem eerst niet???

?