Het domino-effect

34
Wilco Roobol Aart Jan van Pelt

Transcript of Het domino-effect

Wilco Roobol

Aart Jan van Pelt

WIE IS ER

ALS DE SCHOOLBEL RINKELT?

1 op de 5 meldt zich ziek

EEN ONDERZOEK NAAR DE DALENDE AANWEZIGHEID IN DE LESSEN GEDURENDE EEN SCHOOLJAAR OP HET VAVO

• “De verwantwoordelijkheid en betrokkenheid houden niet op bij het omgooien van de eerste domino steen”

• Er kan een domino effect optreden bij de student:

• Motivatie en betrokkenheid kunnen afnemen en vervolgens ook de resultaten

• Het antwoord van de school dient zich al snel aan:

• “MET DE STUDENT ROND DE TAFEL”

• Welke domino stenen staan er en op welk moment ?

Het Domino Effect

• VOLWASSEN• We noemen iemand een volwassene als die zelfstandig, dus zonder de hulp van

anderen, kan handelen. Dit is een wat rekbare definitie, want niet iedere volwassene kan zich op elk moment en in elke situatie redden.

• Biologisch• Psychologisch is iemand volwassen wanneer hij of zij een stabiele identiteit ("

persoonlijkheid") heeft gevormd. Deze wordt gevormd tijdens de verschillende fasen van de kindertijd en in het bijzonder tijdens de adolescentie (circa 14 jaar tot midden twintig).

• Gedrag kan een ijkmaat vormen. Wanneer iemand blijk geeft van zelfstandigheid en een zekere bedachtzaamheid in zijn gedrag, dan noemen we dit volwassen gedrag. Hiertegenover staat onvolwassen gedrag, waarmee we gedrag bedoelen waaruit duidelijk blijkt dat iemand nog niet zelfstandig is.

• Voor de WET: Artikel 1:233 BW: 18 jaar

AFWEZIGHEIDIN PERSPECTIEF

• VROEGER: Schoolziek

• Jaren ’80: geproblematiseerd

• Anno nu: zoeken naar oplossingen (Student, school, ouders, 2e lijns hulpverlening) = benadering in zijn complexiteit

Soms kan afwezig ook een oplossing zijn (sleur, frustraties, stress het hoofd bieden) = tekenen van normale persoonlijkheidsontwikkeling (gaat rond 17e/18e over).

NIET REAGEREN = “”WIJ TELLEN TOCH NIET MEE”

TE BESTRAFFEND OPTREDEN houdt het risico in dat je de zwakke band die deze leerlingen wellicht al hebben met de school, verbreekt.

Belang van het onderzoek1. Cijfers dienen juist hoger te worden i.v.m. verzwaarde exameneisen2. Financiering en eisen t.a.v. aanwezigheid door opdrachtgevers3. Op een groep 18+ leerlingen met veel verzuim is zeer moeilijk grip te krijgen4. Als er niet tijdig en adequaat wordt ingegrepen kan een dalende aanwezigheid leiden tot voortijdig schoolverlaten

Theoretische verdieping

• 1. School- en verzuimbeleid

• 2. Didactisch en pedagogisch handelen en structuur school

• 3. Persoonlijke- en gedragsfactoren studenten

• 4. Studenten en ouders (betrokkenheid), positief belonen

Factoren die van invloed zijn op de aanwezigheid, interventies kunnen gericht worden op:

Sucecsfactoren VAVO

• 1. Kleinschalig

• 2. Goede docenten

• 3. Maatwerk

• 4. Gericht op het behalen van een diploma

• 5. Betaalbaarheid

• 6. Onderwijsflexibiliteit

Waarom lukt het op het Boerhaave college wel ?

Is VAVO voor iedereen een “wake up call” ?

Conceptueel model

• Didactisch en pedagogisch handelen, de professionele structuur

Wat leert de literatuur ons ?

Het effect van leerlingbegeleiding is het grootst als je als docent alert bent voor de signalen van de leerlingen (Ponte & Van Veen, 1994).

1. Inventariseren en analyseren van omstandigheden en problemen die leiden tot de dalende aanwezigheid ?

2. Adequaat verzuimbeleid stimuleren

3. Bevorderen betrokkenheid leerlingen, ouders bij de school en verkennen van hun ondersteuningsbehoeften

4. Ontwikkelen en uittesten preventieve methodieken

80% aanwezigheids-

norm

OPVALLEND IS DAT SCHOOLKENMERKEN DIE VAN POSITIEVE INVLOED ZIJN OP DE PRESTATIES VAN LEERLINGEN ALS (ONBEDOELD) NEVENEFFECT TEVENS VERZUIMVERLAGEND WERKEN

Uit de literatuur blijkt dat de volgende factoren tot op zekere hoogte te beïnvloeden zijn:

• 1. Algemeen schoolbeleid: leerlingbegeleiding,schoolregels, leren, contacten ouders, betrouwbaarheid en volledigheid verzuimregistratie, begeleidingstaken

• 2. Specifiek verzuimbeleid: registratie en afhandeling, maatregelen i.v.m. Verzuim, overleg RBL, RMC en externe deskundigen

KLASSIKAAL ONDERWIJS • klassikaal onderwijs superieur kan zijn

aan allerlei vormen van geïndividualiseerd onderwijs, eenvoudigweg omdat bij die laatste onderwijsvormen de docent de aandacht over zoveel leerlingen moet verdelen, dat de netto-opbrengst per leerling lager ligt dan bij klassikaal onderwijs (Scheerens, J, 1989).

Jollis, 2011

• De docent dient het brein als afhankelijke variabele te prikkelen om de ontwikkeling van de leerling te stimuleren (Jolles, 2011). De docent annex mentor heeft als taak om te inspireren, te motiveren en daarnaast ook feitelijke begeleiding te geven aan het leren. De docent geeft steun, sturing en inspiratie aan de leerlingen. De docent (en ouder) dienen niet alleen te sturen en te steunen, maar ook te inspireren en te motiveren. De docent dient voorbeelden te geven, verhalen te vertellen en metaforen te bedenken waardoor de stof voor de leerling gaat leven. Als hierbij nog bepaalde emoties in het geding zijn, beklijft de stof langer. Docenten dienen de leerling te vertellen waarom die kennis belangrijk is (Jolles, 2011)

Leerstijlen van havo leerlingen

Uit eerder onderzoek (Gloudemans, Kristie; Nieuwland, Lonneke, 2007)blijkt dat bij docenten de oorzaken van de havo-problematiek met name liggen in het onvoldoende ingespeeld zijn op leerstijlen van havo 4 leerlingen en de meer vakgerichte en minder leerlinggerichte houding. Om de problemen in de havo 4 op te lossen, is het volgens de teamleiders in dit onderzoek cruciaal om de didactiek beter op de havo-leerlingen te laten aansluiten. Dit betekent dat in de lesstof en in de organisatie van het onderwijs meer rekening moet worden gehouden met leerstijlen van leerlingen

RMC Gesprekken

• Leerlingen denken “ volwassenonderwijs” en “ik ben 18” en “ik kan e.e.a. wel zelf bepalen”. Het probleem ligt niet zozeer op cognitief vlak, echter op het zichzelf overschatten en het nodig hebben van sturing (school, ouders). VAVO dient structureel te kijken hoe jongeren ervoor staan, ook al zijn ze 18. Ze hebben begeleiding, advies en sturing en aanmoediging nodig (en beloning ?).

• Begeleiding is nodig vanaf het eerste moment. Ze hebben een ander beeld van de verwachte aanwezigheid, ze denken 20% is vrij. Ziek zijn maakt verzuim ook niet geoorloofd op het VAVO, want alles valt binnen de 20%.

• Informatie van oude school naar ons is belangrijk (warme overdracht), problemen op het VO hebben ze hier ook

• Op het VAVO worden ze losgelaten en denken wel dat het lukt, ze overzien het niet en denken veelal “ik doe het wel even”.

• Complimenten en beloning en ze hebben m.n. die aandacht echt nodig

• Dossieropbouw is zeer belangrijk ( geschiedenis leerlingen, contactpersonen en gesprekken).

(Wijk, Esch, Groenenberg

2010)

Nader onderzoek is nodig om het spanningsveld tussen de zorgbehoefte van een groter wordende groep leerlingen en de huidige aanpak te verkennen. Is er meer of andere begeleiding nodig of is de meerwaarde van de zogenaamde “wake-up call” voldoende omdat ze gemotiveerd zijn doordat leerlingen weten waarom ze een diploma nodig hebben .

(Braat, Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim ?, 2010).

In bovenstaand rapport wordt eveneens geconstateerd dat het effect van een interventie, zoals het effect van medicijnen op een kwaal, moeilijk is te meten. Onderzoeken hebben nog niet voldoende kennis opgeleverd over de effectiviteit van de huidige interventies in Nederland

(Braat, Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim ?,

2010).

lndien er niet tijdig en adequaat wordt ingegrepen kan schoolverzuim leiden tot voortijdig schoolverlaten. Aangetoond wordt eveneens in dit rapport dat de kans op VSV bij leerlingen met een verzuimverleden tweemaal zo groot is als bij leerlingen zonder zo’n geschiedenis. Opvallend is verder dat er eveneens wordt aangetoond dat voortijdig schoolverlaters zelf in gesprekken aangeven dat afwezigheid soms lang onopgemerkt blijft

(Braat, Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim ?, 2010).

Tevens wordt in het rapport aangetoond dat de oplossing voor het voorkomen van schoolverzuim moet dan ook op meerdere niveaus worden gezocht (Smink & Reimer, 2005)

Bij het zoeken naar oorzaken, men moet oppassen voor een al te eenzijdige benadering en voor het toeschrijven van oorzaken aan slechts één van de mogelijke factoren. Een integrale benadering met aandacht voor de wisselwerking tussen verschillende factoren dringt zich op (Braat, 2009).

DE FACTOR TIJD IN HET DOMINO EFFECT

(Braat, Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim ?, 2010)

“naast het aanspreken van de leerlingen is het van belang dat de verzuimgegevens van de leerling snel en volledig bij de leerplichtambtenaar en andere betrokken partijen terecht komen “

Het effect van de inzet van de leerplichtambtenaar hangt onder meer af van de snelheid waarmee deze ingeschakeld wordt en reageert op het spijbelen en de manier waarop de reactie vorm krijgt.

Preventiemodel schoolverzuim (naar: Smink & Reimer, 2005): “de oplossing zoeken op meerdere niveaus”

ROL MENTORAAT

De rol van het mentoraat wordt benadrukt in een ander onderzoek (Fiddelaers-Jaspers, M.J.M.; Zuylen, J.G.G., 1999). Bij diverse vakken, in contact met vakdocenten c.q. vakbegeleiders doen leerlingen ervaringen op. Ze krijgen feedback op hun handelen en reflecteren met de docent op hun functioneren. Er zal een plek en een moment moeten zijn waar de verbanden gelegd worden tussen die diverse ervaringen. Er moet een persoon zijn die de informatie verzamelt en hieruit samen met de leerling conclusies kan trekken. Deze momenten vormen de kern van het leerproces van de leerling. Dat leerlingen in de bovenbouw geen begeleiding nodig hebben, is een vreemde gedachte in vergelijking met de ontwikkelingen die in het bedrijfsleven plaatsvinden.

Innovatieve docent

Het belang van de docent van deze tijd: leren en later leren wordt weergegeven in de rede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar op het vakgebied van de ‘Didactiek van het doceren en van het opleiden van docenten’ (Vermunt, 2006). De vraag is dan nog wel onder welke voorwaarden een leraar zich optimaal kan ontwikkelen tot innovatieve docent (Runhaar, Sanders, & Sleegers, 2011).

Docenten zijn zeer bepalend voor de kwaliteit van onderwijs

Rivkin, S.G., E.A. Hanushek en J.F. Kain (2005) Teachers, schools and academic achievment. Econometrica, 73(2), 417-458

Auckland University Professor John Hattie has recently authored a study, based on research into 83 million students, studying effective teachers around the world and has come up with some reassuring results for creative teachers. It's all about trusting relationships and 'oodles of feedback‘

Making learning Visible (John Hattie)

WAT WERKT IN HET ONDERWIJS ?

http://www.learningandteaching.info/teaching/what_works.htm

Het boek De vijf rollen van de leraar beschrijft voor elke rol op concrete, praktische wijze welk gedrag een effectieve leraar wel én niet vertoont (Slooter&Slooter, 2010)

- gastheer - presentator - didacticus: Het gaat steeds beter (van der Heide, 2011)- pedagoog - afsluiter

HOE KUNNEN SCHAARSE MIDDELEN IN HET

ONDERWIJS HET BESTE WORDEN INGEZET ?

Angrist, J.D. And J. Pischke (2010) The credibility revolutution in empirical economics: how better research design is taking the con out of econometrics. Journal of Economic Perspectives, 24(2), 3-30.

WELKE FACTOREN DOEN ER ECHT TOE ?

• De hoge opbrengsten van onderwijs leidden tot grote belangstelling van economen voor de productiefactor van menselijk kapitaal

• Hoe kunnen we de schaarse middelen in het onderwijs het beste worden ingezet ? Als groepen die andere keuzes maken ook andere onderwijsresultaten boeken, is het onduidelijk of dit verschil het gevolg is van deze keuze of dat het voortkomt uit voorkeuren en omstandigheden. Dit baanbrekend onderzoek houdt wel rekening met deze zelfselectie.

BETROKKENHEID: INTERN & EXTERN

• Docent: Hoe betrokken ben jij ?

• Mentor

• Leerling

• 2e lijns hulpverlening

• Ouders: een omgevingsconditie die uit het schooleffectiviteits onderzoek naar voren komt als zijnde bevorderlijk voor de kwaliteit van het onderwijs (Scheerens, 1989)

• De vorige school

• RBL, RMC, OOD

Bestaat er een derde (positieve) domino effect ?

Samen actief aan de slag : “METEN = WETEN”

Onderwijsvernieuwingen en gedragswijzigingen

Vervolg presentatie na het actief samenwerken (Ebbens, Ettekoven 2005).

Hoe gaan we een onderwijsvernieuwing invoeren ?

1. PDCA Method ?

2. JBF-methode ?

Onderwijsvernieuwingen en gedragswijzigingen

Van Eekelen 2004; Prochaska e.a. 1992

Stoppen met roken is ook een gedragsverandering

1. Probleemontkenning

2. Voorzichtige erkenning

3. Voorbereiden

4. Uitvoering: ik wil wel, maar hoe ?

5. Handhaven of terugval ?

Onderwijsinnovatie

www.centrumvoornascholing.nl/leercirkel

Een hulpmiddel om het rendement van het leren in teams te vergroten

• toepassen

Onderwijsvernieuwingen en gedragswijzigingen

Voordat we de snelle oplossing kiezen voor een ‘hardnekkig’ probleem:

• verzamelen we data

• bekijken we het in een breder verband

• waar hangt e.e.a. mee samen ?

• is er iets over bekend (belang wetenschap)

• kunnen we er iets over lezen (google scholar).............

• Gebruiken we ons verstand en onze ervaring

www.centrumvoornascholing.nl/leercirkel