Henk Derks Ketenregisseur Hulp bij Dementie en ...€¦ · voor de begeleiding van projecten, deel...
Transcript of Henk Derks Ketenregisseur Hulp bij Dementie en ...€¦ · voor de begeleiding van projecten, deel...
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
1
Henk Derks Ketenregisseur Hulp bij Dementie en Netwerkcoördinator Ouderenzorg Westelijke Mijnstreek, Sittard, Nov-dec 2013
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
2
Inleiding - Het belang van goede dementiezorg
Dementie is een aandoening die niet over gaat. Vanaf het moment dat je de diagnose te horen
krijgt loopt een schaduw met je op. De impact van dementie op het leven van mensen en hun
naasten is groot. Het raakt alles en ondergraaft plannen en verwachtingen op het moment dat je
er mee te maken krijgt. Daarom is het belangrijk om elkaar hierin bij te staan en te zorgen dat
wat kán, ook gebeurt.
We weten, dat het aantal mensen met dementie fors zal gaan toenemen. Mensen worden
steeds ouder, de groep ouderen als deel van de bevolking neemt toe en daarmee neemt het
aantal mensen met dementie toe. Bovendien
vindt een verschuiving plaats in de complexe
zorgvraag van ouderen. Ten eerste doordat
ouderen steeds meer zo lang mogelijk thuis,
zelfstandig willen blijven wonen, ook met
zwaardere gezondheidsproblemen. Ten
tweede, omdat beleid er op gericht is, de
medisch en verpleegkundige behandeling te verschuiven van verpleeg- en verzorgingshuizen
naar de thuissituatie (intramurale capaciteit wordt afgebouwd met verzwaring van de
zorgzwaarte in de thuissituatie tot gevolg).
Door deze ontwikkelingen neemt de werklast in de eerstelijn sterk toe, zeker in de vergrijsde
regio’s in Limburg (platteland). Het aantal mensen in de zorg kan niet meer toenemen, zelfs als
er geld voor is. De arbeidsproductiviteit in Nederland is zeer hoog en kan niet verder worden
opgevoerd. Het gaat om het vinden van nieuwe oplossingen, een andere manier van werken.
Het is druk rondom kwetsbare ouderen. Er zijn veel mensen, die een stukje zorg of diensten
leveren. Met ketenzorg dementie gaan we uit van een oplossing die aansluit op het versterken
van de wensen en
zelfstandigheid van het
cliëntsysteem, door het
bieden van een vertrouwde
en laagdrempelige
ondersteuning en
begeleiding. Tegelijk wordt
door de keten geïnvesteerd
in afstemming tussen alle
stukjes zorg en diensten in
de keten, liefst door lijnen korter en meer helder te maken. Op deze manier willen we weerbaar
zijn tegenover de ontwikkelingen die hierboven benoemd zijn.
We weten, dat de reguliere zorg, ondersteuning en begeleiding rond dementie gaten vertoont,
soms rafelig is en dat regelingen en mogelijkheden ingewikkeld zijn om goed je weg te vinden
en te begrijpen.
Landelijk worden de problemen in de zorg, ondersteuning en begeleiding rond dementie
voortvarend aangepakt, door regionale partners in staat te stellen samen te investeren in alles
wat het verschil kan maken. Dat gaat niet vanzelf. Dus maken we dankbaar gebruik van
landelijke handreikingen en producten en ervaringen uit andere regio’s.
“Zelf dacht ze altijd dat dementie een soort vergeetachtigheid
was. Maar het zit anders, zegt ze nu. “Het sleutelwoord is:
onveiligheid. Dementie is fundamentele, permanente paniek”
Heleen Dupuis, senator, mantelzorger en hoogleraar medische
ethiek na het overlijden van haar man.
Van een gemiddelde huisartsennormpraktijk van 2350 patiënten zijn nu 350
patiënten ouder dan 65 en daarvan zijn ca. 50 patiënten kwetsbaar. De
verwachting is dat dit aantal de komende 10-15 jaar met ca. 80% toeneemt.
Bij ongewijzigd beleid vraagt dat van huisartsen naar schatting 50% meer
consulttijd. Bovendien vraagt de complexiteit van de zorgvraag om meer
specialistische ouderengeneeskundige inbreng dan nu gegeven kan worden.
Dit alles leidt er toe, dat de normpraktijk van de nabije toekomst 2100
patiënten groot is en dat er (nog) meer ondersteunend personeel moet
worden ingezet.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
3
De inspanningen van partijen worden met tijdelijke financiering ondersteund. Het voorliggende
stuk richt zich op de implementatie van goede dementiezorg in de Westelijke Mijnstreek
(inclusief Nieuwstadt, Susteren en een deel van Echt), een gebied met ongeveer 170.000
inwoners. Kerngemeente is Sittard-Geleen. De regio Westelijke Mijnstreek omvat 4 gemeenten.
De implementatie van goede dementiezorg bouwt voort op de landelijke Zorgstandaard
Dementie (definitieve versie juni 2012), het Convenant van de betrokken organisaties in de
Westelijke Mijnstreek (februari 2010) en de investering van partners in een goede zorg voor
ouderen in een kwetsbare positie (Zorg uit Voorzorg, 2008 – 2012).
Goede dementiezorg bestaat niet uit casemanagement alleen. De casemanagers, die sinds juni
2011 in de regio aan de slag zijn, zijn een aanwezige, vertrouwde en zichtbare factor geworden
en bieden daadwerkelijk zorg, ondersteuning en begeleiding aan een grote groep
dementerenden en hun naasten. De waarde van goede dementiezorg bij de complexe
problematiek en brede aanpak die vereist is, bestaat uit de afstemming en optelsom van de
bijdragen van velen: patiënt- en mantelzorgvertegenwoordigers, vrijwilligers, medewerkers van
gemeenten en welzijnsmedewerkers,
eerstelijnsprofessionals, maar nog het meest de
mantelzorgers. De inspanningen zijn gericht op
zorg, ondersteuning en begeleiding in de eigen
vertrouwde omgeving, thuis. We willen zo goed
mogelijk aansluiten op de eigen regie vanuit het
cliëntsysteem. De ondersteuning van de
mantelzorger neemt een centrale positie in. In een
tijd, dat we steeds meer vragen van mantelzorgers
neemt hun aantal per dementerende sterk af (zie
figuur hiernaast).
Geschiedenis
Ketenzorg dementie startte in de Westelijke Mijnstreek formeel met de ondertekening van het
Convenant in februari 2010. Daarvoor was een werkgroep actief, waarin de belangrijkste
partners deelnamen en van waaruit verschillende projecten zijn opgezet. Na de ondertekening
van het Convenant ging de werkgroep verder als ‘kerngroep’ en werden de stappen om tot
samenhangende ketenzorg te komen voorbereid.
Een onderdeel was oriëntatie in andere regio’s, het opstellen van een lijst met prioriteiten. De
start met de inzet van casemanagers stond hoog op deze lijst. In het najaar van 2010 werd in
Sittard, samen met de ouderenbond KBO en Alzheimer Nederland, afdeling Westelijke
Mijnstreek een groot symposium georganiseerd waarbij de zorg voor mensen met dementie in
de Westelijke Mijnstreek centraal stond. Daarbij werd gebruik gemaakt van de opzet van het
symposium dat najaar 2009 in Midden-Limburg werd gehouden vanuit het zorgprogramma
dementie (Hulp bij Dementie Midden-Limburg).
Met dit symposium traden de regionale partners naar buiten. Begin 2011 werd een
ketenregisseur geworven. Dit werd de projectleider, die tot eind 2010 het ketenzorgprogramma
Hulp bij Dementie Midden-Limburg had opgezet.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
4
Door afspraken met het zorgkantoor van de regio zuid-Limburg (CZ te Sittard) waren begin
2011 vier medewerkers beschikbaar, die na een inhoudelijke scholing door Mondriaan GGZ
(beeld dementie, casemanagement, zorgdiagnostiek en zorg in de 1e lijn) konden starten als
casemanager.
De ketenregisseur startte per 1 april in een gedeelde functie: als ketenregisseur dementie en als
netwerkcoördinator ouderenzorg. Deze gedeelde functie was de expliciete wens van de
convenantpartners: zij wilden met de uitvoering van ketenzorg dementie niet de introductie van
een apart doelgroepenbeleid steunen, maar een voorbeeldpraktijk voor een brede aanpak, die
meer in het algemeen vruchten voor het beleid, zorg en ondersteuning op het gebied van
ouderenzorg moest opleveren.
Voor 2011 waren in de regio verschillende innovatieve projecten ontwikkeld rond mensen met
dementie. Het betrof onder andere het project video-begeleiding en het project versterkend
bewegen. Deze projecten werden na de start van de ketenzorg via Orbis Thuis in de gehele
regio aangeboden voor alle cliëntsystemen, die hiervoor in aanmerking wilden komen.
Verwijzing naar deze mogelijkheden werd ook via de casemanagers gestimuleerd.
Vanaf de start sloten de casemanagers aan op de in de regio aanwezige Alzheimer cafés (in
Echt, Amstenrade en Stein). De casemanagers zijn daar altijd aanwezig voor het geven van
presentaties en informatie en advies. Voor 2011 vonden ook regelmatig 'Dialogen rond het
brein' plaats, informatieve bijeenkomsten over ziektebeelden waarbij het ouder wordende brein
een hoofdrol speelt. Tijdens de bijeenkomsten ontmoetten patiënten, mantelzorgers,
professionals en andere geïnteresseerden elkaar.
Landelijk kader
Landelijk werd vanaf 2004 in het Landelijk Dementie Programma ingezet op het stimuleren van
het ‘veld’ om verbeteringen aan te brengen in de dementiezorg. Dit stimuleringskader,
onderdeel van ‘Zorg voor beter’ werd bij het afsluiten in 2008
geëvalueerd.
Dat leidde tot een vervolgprogramma, het Landelijk Netwerk Dementie,
waarbij ‘Leidraad Ketenzorg Dementie’ (Actiz, Alzheimer Nederland,
VWS, 2009) centraal kwam te staan. Om de regionale invoering van dit kader een impuls te
geven werden door de overheid innovatiegelden ingezet (via het
zorgkantoor: ‘beleidsregel ketenzorg dementie’ 2009-2011, verlengd
2012-2014). De landelijke implementatie werd begeleid door
verschillende organisaties (Vilans, Trimbos, Nivel), met duidelijke
sturing en betrokkenheid van Alzheimer Nederland.
Met de groei van het aantal ketens verscheen deze nieuwe vorm van zorg (ketenzorg) ook op
de radar van de Inspectie voor de Volksgezondheid. Die groei was stormachtig: van een paar
ketens in 2009, 65 eind 2011 tot meer dan 90 eind 20131.
1 Aantal regio’s volgens dementiemonitor Alzheimer Nederland, december 2013
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
5
IGZ besloot in 2012 tot het bezoeken van 12 ketens, als een toets op de stand van zaken. IGZ
oordeelde de (netwerk)zorg voor mensen met dementie in de thuissituatie als veelbelovend,
maar maakte ook enkele kritische kanttekeningen. Oktober 2012 werd de Westelijke Mijnstreek
als een van de 12 ketens door IGZ bezocht2.
In de beleidsagenda van VWS en in verschillende onderzoeksprogramma’s van ZonMW neemt
dementie een belangrijke plaats in. Vanaf 2014 start het ‘deltaplan dementie’ met gerichte
aandacht voor preventie, registratie, behandeling en begeleiding. Bovendien wordt veel
verwacht van de input van resultaten uit projecten en onderzoek naar het (initieel) onderwijs en
uitwisseling van best-practices en werkwijzen met best evidence. De Westelijke Mijnstreek nam
vanaf 2009 vanuit het toen al bestaande overleg van de regionale werkgroep, die ook zorgdroeg
voor de begeleiding van projecten, deel aan overleggen van het landelijk dementieprogramma.
Regionaal kader
Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek is als derde keten in Limburg gestart binnen het kader
van Hulp bij Dementie. Noord-Limburg startte in 2009 met de inzet van casemanagers, Midden-
Limburg in 2010. Begin 2011 startte de werving, selectie, scholing en inzet van 4 casemanagers
in de Westelijke Mijnstreek. De 4 casemanagers (2,2 FTE) waren werkzaam in drie pilots:
gemeente Echt-Susteren (voor kern Echt in samenwerking met Hulp bij Dementie Midden-
Limburg), gemeente Sittard-Geleen (Sittard-Oost) en gemeente Schinnen.
De uitgangspunten vanaf de start waren:
• continuïteit in laagdrempelige zorg, vertrouwd
en dichtbij
• zorg vanuit de thuissituatie, medische regie bij
de huisarts
• koppeling van casemanager aan de
huisartsenpraktijk
• triage en begeleiding bij diagnostiek en het
opstellen van het zorgplan via een regionaal
expertiseteam (DOC Echt en DOC WM)
• neutrale positie van de casemanager
(praktisch: geen gedeelde functie, minimaal 24
uur werkend, aansturing inhoudelijk en
functioneel via de ketenregisseur)
Met deze uitgangspunten willen we duidelijk
maken, dat we geen postcode-zorg leveren.
2 Voor het rapport zie
http://www.igz.nl/actueel/nieuws/samenwerking_in_zorg_aan_thuiswonende_mensen_met_dementie_veelbelovend.aspx
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
6
Elke inwoner heeft een huisarts. Dat is het ankerpunt voor de medische regie en de
casemanager sluit daar op aan. Vanaf de start hebben we ‘praktijkvolgend’ gewerkt. Dat wil
zeggen, dat na aansluiting van praktijken de zorg, ondersteuning en begeleiding voor patiënten
uit die praktijk kan worden geboden. Zo kon ook de opschaling in de regio stapsgewijs en
planmatig plaatsvinden3.
In dementieketens is de inzet van zorg, ondersteuning en begeleiding op verschillende
manieren opgepakt. Soms zijn er medewerkers, die wegwijs- en informatietaken vervullen (als
dementieconsulent), naast medewerkers, die vanuit de zorg beschikbaar zijn. In andere ketens
wordt de uitvoering van casemanagement toegevoegd aan verschillende (bestaande)
veldmedewerkers om zo tot inzet van zorg, ondersteuning en begeleiding te komen.
In de Westelijke Mijnstreek is er voor gekozen de casemanager in te (kunnen) zetten vanaf het
vermoeden van dementie tot daar waar ook zorg van de huisarts eindigt (overlijden, opname),
met een medewerker volgens het profiel uit de Zorgstandaard.
Bij de start van de pilots volgden we zo goed mogelijk (in afstemming met de aanpalende
regio’s) de ‘gang van patiënten’ naar streekfuncties en regionale voorzieningen (winkelen,
ziekenhuis). Dat betekent, dat niet altijd de formele of bestuurlijke indeling van regio’s gevolgd
wordt. Dit is het geval voor een groot deel van de gemeente Echt-Susteren (overlap met de
gemeentelijke indeling gewest Midden-Limburg) en delen van de gemeente Onderbanken
(Merkelbeek, Bingelrade, Jabeek).
Bij de aansluiting van praktijken op de Westelijke Mijnstreek voldoen deze aan twee of meer
van de volgende voorwaarden: zij maken deel uit van een HAGRO, die valt in de Westelijke
Mijnstreek, patiënten maken gebruik van de huisartsenpost in de Westelijke Mijnstreek,
diensten en/of produkten worden afgenomen van zorggroep Meditta/MCC Omnes.
Bij deze veranderingen in indeling voor de inzet van casemanagement blijft het bestuurlijke
kader en overleg met de betreffende gemeenten en welzijn berusten bij de betreffende formele
regio-indeling (dus overleg met de gemeente Echt-Susteren verloopt via Midden-Limburg). De
regio’s voeren hierover goed onderling overleg en in de praktijk levert het geen vragen op vanuit
cliënten of professionals. In de gemeente Echt-Susteren is een DOC, inhoudelijk aangestuurd
vanuit WM met een team van medewerkers uit ML en WM. De inzet van medewerkers wordt via
de Westelijke Mijnstreek afgestemd. Er zitten kleine verschillen in het gebruik van formulieren
en (regionaal bepaalde) opvattingen over het gebruik en interpretatie van instrumenten.
Limburgse ketens
De vijf regio’s in Limburg hebben op veel punten samengewerkt. Ze hebben samen met
Alzheimer Nederland en zorgverzekeraars CZ en VGZ gewerkt aan een inventarisatie van de
voorzieningen, mogelijkheden en maatregelen voor mensen met dementie vanuit de
gemeenten. Deze 'dementiemonitor’ is opgesteld met aan de hand van een enquête onder alle
3 Medio 2013 is casemanagement dementie in de gehele regio beschikbaar (met uitzondering van de Hagro Elsloo-
Geulle, half in Wm, half in Maastricht/Heuvelland gelegen)
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
7
gemeenten in Limburg4. Alle gemeenten in de Westelijke Mijnstreek hadden gereageerd. Na
oplevering van de dementiemonitor zijn de ketenregisseurs met alle gemeenten in overleg
gegaan.
Met begeleiding door Robuust (de regionale ondersteuningsorganisatie voor de eerstelijn) is
een gezamenlijk overzicht over de bij- en nascholingsactiviteiten in Limburg opgesteld5. Dit
overzicht betreft zowel scholing voor vrijwilligers, mantelzorgers, netwerkmedewerkers,
casemanagers, huisartsen, etc.
In het verlengde van dit overzicht zijn onderling ook onderwijsplannen of activiteiten
uitgewisseld, of gezamenlijk opgepakt. Zo zijn in 2012-2013 de Westelijke Mijnstreek en
Midden-Limburg een programma gestart met de Hogeschool Zuyd. Later sloot ook Noord-
Limburg op dit programma aan. In het reguliere overleg van de vijf ketens komen ook de
landelijke ontwikkelingen aan de orde, de relatie met de zorgkantoren en verzekeraars,
vertegenwoordiging naar overleggen (provinciaal, projecten, etc.).
De vijf ketens voeren ook een gezamenlijke PR naar het publiek. Er verschenen twee
gezamenlijke artikelen in de Limburgse pers. Eind 2013 zijn ook de regio’s Parkstad en
Maastricht Heuvelland aangesloten op Hulp bij Dementie en volgt ook presentatie via de
website www.hulpbijdementie.nl . Alle ketens maken nu ook gebruik van hetzelfde format voor
hun Nieuwsbrieven.
In de provincie Limburg wordt met casemanager of (zorg)trajectbegeleider hetzelfde bedoeld.
Bij werving en selectie van medewerkers is uitgaan van hetzelfde uitgebreide functieprofiel,
vereisten en kennis en deskundigheid van de medewerkers.
Ontwikkeling dementie in Nederland en de Westelijke Mijnstreek, getallen en feiten
Dementie treedt vooral op vanaf de leeftijd van 60 jaar (zie figuur 1: incidentie per 1000
inwoners 2007)6. Voor het vijfenzestigste jaar wordt gesproken van jong-dementerenden. In
Nederland gaat het nu om een groep van
12.000 mensen die voor hun 65ste
dementie hebben. Voor deze groep is
speciale aandacht nodig. Zij staan vaak
nog vol in het leven met werk en gezin. Er
zijn ook aparte voorzieningen voor deze
groep en de begeleiding vraagt ook een
andere aanpak.
4‘Inventarisatie van gemeentelijke voorzieningen voor mensen met dementie en hun mantelzorgers in de provincie
Limburg, 2012’. 5 Overzicht Deskundigheidsbevordering Ketens Dementie Limburg, mei 2013.
6 http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-
stoornissen/dementie/cijfers-dementie-prevalentie-incidentie-en-sterfte-uit-de-vtv-2010/
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
8
Momenteel hebben 250.000 mensen in Nederland dementie. Deze groep verdubbelt in omvang
tot 2040 (Alzheimer Stichting, 2011).7 De periode, dat mensen bekend zijn met dementie kan
sterk verschillen. Gemiddeld wordt uitgegaan
van een beloop van 10 jaar, na het optreden
van de eerste verschijnselen van dementie.
Vaak vindt een diagnosestelling plaats na 3
jaar (en dus bedraagt een gemiddeld bekend
verloop 7 jaar na diagnose). De verdeling
tussen mannen en vrouwen is niet gelijk (1:2).
Ook gecorrigeerd naar levensverwachting
krijgen vrouwen vaker dementie dan mannen.
De kans dat iemand in zijn leven dementie
krijgt is 20%.
Onderstaande cijfers voor de Westelijke Mijnstreek, inclusief Echt-Susteren zijn door Alzheimer Nederland vastgesteld op basis van een onderzoek van TNO.
Wereld Alzheimer Dag, sept. 2011, prognose mensen met dementie per gemeente
In de cijfers wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke opbouw van de bevolking
(leeftijdsgroepen binnen de totale groep) en ontgroening (verminderde leefbaarheid voor
jongeren en jonge gezinnen en daardoor vertrek). Daardoor zien we grote verschillen tussen de
gemeenten in onze regio. Het platteland laat een veel grotere stijging zien dan de stad met een
centrumfunctie, onderwijsfaciliteiten en werkgelegenheid.
Bij de presentatie van bovenstaande cijfers werd het volgende gemeld over de stijging van de
zorgkosten: nu 3,9 miljard naar 6 miljard in 2028. Van deze kosten wordt 75% gemaakt in het
verpleeghuis, 25% in het verzorgingshuis en slechts enkele procenten worden gemaakt voor
thuiswonende patiënten. Vermindering in de opnameduur (uitstel van opname in een
verpleeghuis) zal een belangrijke besparing opleveren.
7 Hoewel het absolute aantal mensen met dementie door de vergrijzing van de bevolking de komende jaren zeker
verder zal stijgen, zal deze stijging wellicht minder explosief zijn dan eerder is voorspeld. Dit blijkt uit onderzoek van Elisabeth Schrijvers c.s. van het Erasmus MC, gepubliceerd in Neurology [mei, 2012]. Schrijvers c.s. vinden dat de incidentie van dementie afneemt.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
9
Ook werd uitgaande van een voorbeeldmodel voor de inzet van casemanagement (op basis van
de zorgstandaard: begeleiding over het gehele traject vanaf vermoeden van dementie tot
opname of overlijden op alle relevante gebieden, met een workload van 50 cliënten op
jaarbasis) een doorrekening gemaakt hoeveel casemanagers er in Nederland nodig zouden
zijn. Volgens Alzheimer Nederland zouden in het hele land dan 1170 FTE casemanagers nodig
zijn. Voor onze regio zou dat neerkomen op 11 fulltime casemanagers.
Processtappen inzet van zorg, ondersteuning en begeleiding
De zorg rond mensen met dementie (zowel de dementerende oudere, als partner, familie of
andere centrale verzorgers = patiëntsysteem) is complex en behoeft verbetering. De
complexiteit komt voort uit de betrokkenheid van velen op het patiëntsysteem, de afwezigheid
van duidelijke afspraken rondom verantwoordelijkheid en inzet van zorg en de breedte van
zaken waarmee rekening gehouden moet worden (wonen, werken, financiën, vervoer, eten,
gezondheid, relaties, sociale omgeving, dagelijkse activiteiten, etc.). Het systeem mist vaak een
duidelijk aanspreekpunt en ondersteuning en begeleiding bij alles wat zich in de loop van de tijd
voordoet.
Bovendien vergt goede zorg een integrale aanpak, waarbij muren geslecht moeten worden
tussen organisaties, verschillende bronnen van financiering aan elkaar moeten worden
geknoopt. Ondersteuning en begeleiding is gericht op het zo lang en zo goed mogelijk
zelfstandig blijven in de thuissituatie. De inzet van professionals en vrijwilligers rond het
systeem moet afgestemd zijn op de vraag van het systeem (‘gekanteld’).
De (medische) zorg
Goede en vroege begeleiding bij begin van dementie is belangrijk. Patiënten geven aan, dat ze problemen ervaren rond:
- het uitblijven van duidelijkheid over wat er aan de hand is (verbeteren vroegdiagnostiek)
- de duur en belasting van een uitgebreid diagnostische proces
- onduidelijke afstemming of overdracht tussen verschillende professionals
- bij verschillende hulpverleners steeds opnieuw je verhaal moeten doen
- inzet, waarbij niet altijd duidelijk is wat er gebeurt en wat het moet opleveren
Professionals in de eerstelijn ervaren met name: - veel verschil in wijze van rapporteren tussen professies en individuen
- onduidelijk wie verantwoordelijk is
- lange trajecten, waarover niet tussentijds wordt gerapporteerd
- onduidelijk wie na onderzoek vervolgt, begeleidt en coördineert
- de mogelijkheden voor diagnostiek in de eerstelijn worden onvoldoende ingezet (met
name mede-behandeling en ondersteunende – ambulante – diagnostiek) en zijn
onvoldoende geaccepteerd
- zorg wordt in ‘stukjes’ ingezet
- bekendheid van zorgprofessionals met mogelijkheden WMO, CIZ zijn beperkt
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
10
Bij aanmelding door de huisarts naar de casemanager bestaan de volgende mogelijkheden voor
het doorlopen van het diagnostisch proces:
- de huisarts stelt zelf (op basis van NHG standaard, herziene versie 2012); deze vorm
van diagnostiek wordt aangevuld en ondersteund door de zorgdiagnostiek door
casemanager (de heteroanamnese met huisbezoek)8
- met een vraag voor ambulante diagnostiek (GGZ, SOG) kan diagnostiek zonder
verwijzing in de thuissituatie plaatsvinden. Na introductie van het DOC (begeleiding van
Diagnostiek, Onderzoek en Casemanagement door een expertteam) zijn gerichte
adviezen voor diagnostiek of verwijzing mogelijk, met voor het patiëntsysteem minder
belasting
- met een verwijzing door de huisarts naar klinisch geriater of neuroloog; deze
verwijsmogelijkheid vindt plaats op basis van duidelijke criteria en afkappunten
(bijvoorbeeld < 65 jaar = altijd verwijzen, complexe problematiek/ multimorbiditeit, etc)
Positie, rol en taken casemanager
In het ketenzorg programma dementie worden de volgende verbeteringen voorgesteld:
- begeleiding en regie over het proces (procesbewaking) door inzet van casemanager
- drie assen voor regie, allen opgenomen in het integrale zorg- en behandelplan:
o regie over de medische as bij verblijf thuis/verzorgingshuis: huisarts
o regie over begeleiding en informatie; coördinatie rond patiëntsysteem en inzet
van zorgprofessionals: casemanager
o regie over mantelzorgondersteuning, inzet vrijwilligers: casemanager
- voor de patiënt: procesbewaking voor oplevering van een integraal zorg- en
behandelplan.
Begeleiding door een casemanager is alleen aan de orde bij vermoeden van dementie en wordt
voortgezet na het stellen van de diagnose dementie. Is er (nog) geen sprake van dementie en is
wel verdere begeleiding nodig, dan zorgt de casemanager voor een ‘warme’ overdracht (met
onderbouwing van de vraag, overleg met het cliëntsysteem over doorgeven van informatie en
bemiddeling voor het vervolgtraject).
Na aanmelding vanuit de praktijk worden de basisgegevens verzameld (aanmeldformulier) en
wordt met een duidelijke vraagstelling een huisbezoek afgelegd. Het afleggen van een
huisbezoek kan worden voorafgegaan met een contact met de centrale verzorger (bij het mijden
van zorg, of een alleenstaande) of een aantal inleidende bezoeken (zodat aan de doelstelling
van een goede hetero-anamnese kan worden voldaan in een volgend bezoek).
De heteroanamnese heeft tot doel in de thuissituatie op verschillende gebieden (de 14
zorgdimensies conform landelijke Leidraad Ketenzorg dementie) de problemen in kaart te
brengen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van gevalideerde instrumenten (zoals MMSE, GDS-15,
8 Na de introductie van de casemanager en de gestructureerde hetero-anamnese in de thuissituatie door de
casemanager wordt de taak rond diagnostiek voor de huisarts verlicht en wordt deze mogelijkheid vaker gebruikt. Bovendien is begeleiding direct beschikbaar en in te zetten.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
11
(i)ADL, EDIZ, etc) of op zijn minst in de regio gangbare instrumenten voor verslaglegging en
overdracht.
Met de huisarts wordt het opstellen van het zorgplan voorbereid en de huisarts wordt
uitgenodigd voor de bespreking van het zorgplan met het cliëntsysteem. De casemanager voert
hiervoor agenda en bewaakt deze afspraken.
Uitgangspunten hierbij zijn:
- het snel en goed stellen van de diagnose biedt duidelijkheid en is de beste voorwaarde
voor een goede begeleiding in het vervolgtraject
- casemanagement wordt alleen ingezet bij (diagnostisch bevestigde) dementie, maar kan
al vanaf het vermoeden van dementie (‘niet pluis’) worden ingezet
- De medische regie ligt bij de huisarts, de casemanager verzorgt communicatie,
coördinatie en afstemming van zorg, ondersteuning en begeleiding (breed) rond het
cliëntsysteem en is voor hun eerste aanspreekpunt
Met als doel:
- door duidelijk aanspreekpunt voor patiënt meer rust, minder crisissituaties en ontlasting
voor de centrale verzorgers
- voor huisartsen inzet van de casemanager als onderdeel van de zorg vanuit de praktijk
- voor patiëntsysteem verbetering van zorg, meer en meer duidelijke informatie, uitleg
over procedures, regelingen
- naast ontlasting van de centrale verzorgers ook ontlasting van professionals9
- De ontwikkeling van een brede aanpak en deskundigheid
- Profilering van een nieuwe manier van werken en borging daarvan in het veld
- Het bouwen van een netwerk en sociale kaart rondom praktijken voor mensen met
dementie (en ouderen)
Regionale partners
De partners in het Convenant zijn de vier gemeenten in de Westelijke Mijnstreek, zijnde Sittard-
Geleen, Schinnen, Beek en Stein. Patiënt- en mantelzorgvertegenwoordigers namens
Alzheimer Nederland, afdeling Westelijke Mijnstreek en Steunpunt Mantelzorg Limburg.
Vanuit welzijn- en vrijwilligersorganisaties ondertekenden Partners in Welzijn en Streekzorg
(informele zorg). De huisartsen werden vertegenwoordigd door Meditta. Via Orbis werd
deelgenomen door Orbis Medisch en Zorgconcern als koepel voor het ziekenhuis OMC,
revalidatie en herstel, thuiszorg, huishoudelijke hulp en GGZ.
Cicero Zorggroep en Vivantes nemen met Orbis Thuis deel aan het Convenant vanuit de sector
verpleging en verzorging. MCC Omnes bood het platform voor de invulling van de functie
ketenregie en het netwerk ouderenzorg Westelijke Mijnstreek.
9 Huisartsen geven in de evaluaties aan, dat casemanagement dementie voor de praktijk nauwelijks extra werk
inhoudt. Er komt meer stabiliteit in begeleiding en er ontstaat tijd voor andere zorg.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
12
Organisatie
Op basis van de afspraken in het Convenant wordt jaarlijks een beleidscyclus doorlopen. Met
een jaarplan, begroting en jaarverslag met tussentijds evaluatie en terugkoppeling naar de
kerngroep en stuurgroep kan de voortgang en uitvoering gevolgd en bewaakt worden. In
aanvulling op deze stukken zijn in de jaren 2012 en 2013 aanvragen ingediend voor de
beleidsregel ketenzorg dementie, waarin specifieke doelen beschreven zijn (gericht op de fase
voor de inzet van persoonlijke verzorging en voor het beschikbaar zijn van de diagnose). Bij de
zorg-inkoopdocumenten van de drie betrokken V&V partners wordt jaarlijks een gezamenlijk
addendum opgesteld. Deze bijlage biedt het gezamenlijke kader voor de uitvoering van de
ketenzorg dementie en de samenhang met de ouderenzorg vanuit de partners Cicero
Zorggroep, Vivantes Ouderenzorg en Orbis Thuiszorg.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
13
Organogram Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek
Stuurgroep
De stuurgroep is verantwoordelijk voor het bewaken van de afspraken uit het Convenant, geeft
sturing aan de ketenregisseur en beoordeelt de voortgang van uitvoering volgens de
voorgelegde plannen en het werken binnen de beschikbare financiële kaders.
De vergadering heeft de mogelijkheid stukken vast te stellen, voorstellen aan te nemen en
sturing te geven aan de uitvoeringspraktijk. De keten-regisseur is in de vergadering aanwezig
en kan desgewenst toelichting geven op onderwerpen. Namens de stuurgroep geeft de
ketenregisseur leiding aan de werkzaamheden van de casemanagers.
Kerngroep
De kerngroep is het regionale platform waarin voorstellen kunnen worden voorgelegd en
besproken. Standpunten en adviezen van individuele leden zijn niet verplichtend. De personen
uit de kerngroep hebben vaak een directe lijn met leden van de stuurgroep.
In de kerngroep hebben ook partijen zitting, die indertijd niet betrokken waren bij het opstellen
en ondertekenen van het oorspronkelijke Convenant, maar inmiddels actief aan de ketenzorg
deelnemen. Naast leden die in de kerngroep zitting hebben zijn er ook partijen die de stukken
van de vergadering ontvangen ter informatie. Zij kunnen op eigen initiatief of uitnodiging in de
vergadering aanwezig zijn. De ketenregisseur zit de vergaderingen voor.
Ketenregie en regisseur
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
14
De ketenpartners volgen en sturen via de stuurgroep en kerngroep de afgesproken uitvoering
van de activiteiten in de regio. De ketenregisseur moet namens de ketenpartners de activiteiten
aansturen, afspraken binnen de keten bewaken, knelpunten in kaart brengen, terug koppelen
en nieuwe activiteiten voorstellen. Via het opleveren van managementinformatie (financieel,
instroom cliënten, realisatie projecten) kan de sturing optimaal worden ingevuld.
De financiering van de functie ketenregisseur werd in 2011 ingevuld met bijdragen vanuit de
huisartsen via de zorggroep Meditta, MCC Omnes en Orbis, Cicero en Vivantes. In 2012
werden de middelen gereserveerd uit de opbrengst van de beleidsregel ketenzorg dementie
(CA-426).De inhoudelijke taken van de casemanagers worden door de ketenregisseur
aangestuurd en bewaakt, individueel, dan wel in het team van casemanagers. Dit team komt
minimaal eens per twee weken bij elkaar. De ketenregisseur is verantwoordelijk voor de
uitvoering van de zorg volgens het vastgestelde model en moet partners aanspreken op hun rol
en bijdrage daarin. De ketenregisseur zorgt ook voor de vertegenwoordiging van de partners in
relevante overleggen.
Financiering
Aan uitvoering en versterking van de keten wordt vanuit veel verschillende bronnen
bijgedragen. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), waarvoor de gemeenten de
kaders vaststellen en het beleid uitvoeren richt zich op het volgende: algemene
publieksvoorlichting (met de doelen: awareness, emancipatie),
wegwijsinformatie (gidsfunctie), de inzet van vrijwilligers mogelijk maken,
mantelzorgondersteuning, leefbaarheid en toekomstbestendigheid van
wijk- en buurt voor alle burgers (dus ook voor mensen met dementie,
ouderen met complexe problemen). Binnenkort (2015) worden daaraan
beperkt taken toegevoegd, die nu nog onder de AWBZ vallen (transitie
van begeleiding en verzorging10). Het vraagt grote veranderingen in het
koppelen van taken op het gebied van WMO en welzijn met de inzet
vanuit zorg, zoals dat nu ook binnen de ketenzorg dementie gebeurt.
De huidige 9 prestatievelden uit de WMO worden in 2015 vervangen door 3 doelen:
- Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de
veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en daarnaast het voorkomen en bestrijden
van huiselijk geweld;
- Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen
en verslavingszorg vallen hieronder);
- Het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid van personen met een
beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, indien mogelijk in
de eigen leefomgeving.
10
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/decentralisaties-sociaal-domein/decentralisatie-awbz
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
15
De gemeente regelt ook de inzet van huishoudelijke hulp. Via inkoop en contractering maakt de
gemeente financiële en inhoudelijke afspraken over de inzet van maatschappelijk werk,
ouderenadviseurs, vrijwilligers, mantelzorgondersteuning met specifieke organisaties op het
gebied van welzijn en informele zorg.
Vanuit de zorgverzekeringswet (ZvW) wordt de inzet op het gebied van diagnostiek en
begeleiding gefinancierd, uitgevoerd in de eerstelijn (huisarts, praktijkondersteuner, POH GGZ,
POH ouderenzorg) en tweedelijn (ziekenhuis: neuroloog, klinisch geriater, gespecialiseerd
geriatrisch verpleegkundigen en GGZ: sociaal geriater, psychiater, SPV’er, klinisch psycholoog).
Helaas bestaat voor de triage- en adviesfunctie van het DOC geen financieringstitel in de ZvW
en wordt deze op projectbasis gefinancierd.
Vanuit de AWBZ worden op dit moment (nog) de volgende functies in de keten gefinancierd:
inzet van wijkverpleging, de mogelijkheden voor ambulante consultatie door een specialist
ouderengeneeskunde (ondersteuning van de mogelijkheden tot diagnostiek en opstellen
zorgplan in de eerstelijn onder regie van de huisarts), begeleiding voor dagactiviteiten,
dagbehandeling of [crisis- of respijt-]opnames tot en met de setting van het verzorgingshuis en
opname in het verpleeghuis. Specifieke voorzieningen als hospices vallen ook onder de
werkingsfeer van de AWBZ.
Met bovenstaande beschrijving van drie bronnen wordt zichtbaar waarmee de keten te maken
heeft bij het maken van afspraken over financiering. De cliëntsystemen hebben behalve de
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
16
afdrachten in premies en belastingen ook te maken met eigen bijdragen en eigen risico bij inzet
vanuit zorgverzekeringswet, AWBZ en WMO11.
Visie en missie
Visie De bevolking vergrijst en daarmee neemt het aantal mensen met dementie toe. Ouderen ontwikkelen zich meer en meer tot kritische zorgvragers met uitgesproken wensen ten aanzien van de aard en kwaliteit van aangeboden zorg, en daarom verandert de ouderenzorg mee. Samen met de voorspelde groei van het aantal mensen met dementie is het daarom belangrijk om nu al met een divers en flexibel zorgaanbod in te spelen op de gevarieerde vraag. De kosten van de gezondheidszorg moeten beheerst worden en de beschikbare menskracht van zorg, ondersteuning en begeleiding zou efficiënt mogelijk ingezet. Ons steven is erop gericht mensen met dementie met adequate zorg, (professionele) ondersteuning van het zorgsysteem en de inzet van informele zorg zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Dat kan alleen worden bereikt als de zorginstellingen in de regio samenwerken op het gebied van dementiezorg en deze zorg voor alle stadia van dementie goed op elkaar aansluit. De zorg moet daarnaast gekoppeld worden aan het beleid om actief burgerschap (zorgen voor elkaar) en eigen regie te stimuleren. In algemene zin is goede dementiezorg uitgewerkt in een keten een voorbeeld voor goede regionale ouderenzorg. Missie Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek gaat uit van de vraag vanuit het cliëntsysteem (de naaste met dementie en diens mantel). Vanuit haar betrokkenheid heeft de keten zich tot doel gesteld de beste geïntegreerde zorg gedurende alle stadia van dementie te leveren. De toegang tot zorg, ondersteuning en begeleiding is voor het cliëntsysteem laagdrempelig en vertrouwd door de inzet van casemanagers. De geboden zorg voldoet aan landelijke kwaliteitseisen en is zoveel mogelijk afgestemd op elkaar (zonder overlap of lacunes in zorg) en op de wensen van de cliënten. Cliënten kunnen zolang mogelijk in hun eigen omgeving wonen en functioneren. Het cliëntsysteem wordt versterkt door de inzet van informele zorg en bevordering van de leefbaarheid voor mensen met dementie in de buurt. In algemene zin sluit dit aan bij het leefbaar maken en houden van de omgeving voor ouderen met een complexe zorgvraag in de Westelijke Mijnstreek.
11
Zie http://www.hetcak.nl/
In de Westelijke Mijnstreek zorgen we voor
elkaar en voor een goede oude dag.
Het ‘Senior Friendly’ raamwerk (in de Westelijke Mijnstreek onderschreven door
ziekenhuis en eerstelijn) vraagt om een regionale aanpak op vijf onderwerpen:
1. Organisatie: • leiderschap ontwikkelen en zorgen voor organisatorische
inbedding in én tussen de organisaties; • rekening houden met toenemende
versobering in collectieve middelen en menskracht tegenover meer eigen
keuzes met eigen middelen.
2. Processen: • toespitsen op behoeften en kenmerken zoals kwetsbaarheid en
complexiteit; • proactieve aanpak; • integrale zorg van de beste kwaliteit.
3. Emotionele en gedragsomgeving: • respectvolle, servicegerichte en op
ondersteuning gerichte bejegening.
4. Ethiek: • in verlenen van zorg en levering van voorzieningen; • een op de
persoon gecentreerde benadering, met behoud van autonomie en participatie.
5. Fysieke omgeving: • aanpassen aan de capaciteiten (beperkingen) en
behoeften van de persoon met zijn directe sociale systeem; • technologie kan
een toegevoegde waarde zijn.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
17
Assessment
Opstellen plan
Uitvoeren plan / zorg
Monitoren
Transfer
Selectie / Identificatie
Een nieuw, gestructureerd werkmodel12 De zorg, ondersteuning en begeleiding moet gestructureerd zijn en bevat in ieder geval de volgende onderdelen: 1. een efficiënte vroeg opsporing en signalering door de hele keten heen (dus overal) 2. integrale oriëntatie op de problematiek (assessment) 3. een zorgplan dat ingaat op gevonden medische, sociale, psychologische en
maatschappelijke behoeften en rekening houdt met de inzet van iedereen die er bij betrokken is
4. follow up van de uitvoering en effectiviteit van dit plan, en zo nodig bijstelling 5. casemanagement: één persoon is verantwoordelijk voor het verloop van het hele traject Als we deze zorgaanpak in een model gieten, dan zien we twee structuren over elkaar heen: de inhoudelijke stappen in het zorgtraject en de noodzakelijke voorwaarden voor het ontwikkelen van integrale gecoördineerde activiteiten. Dit model hebben we verderop ook gebruikt bij het beschrijven van de fasen in begeleiding.
inhoudelijke stappen noodzakelijke voorwaarden Samenhang en verschillen dementiezorg en ouderenzorg
Samenhang met ouderenzorg
• Keten dementie gaat uit van een duidelijk aanspreekpunt en coördinatie op vraag en
behoeften vanuit het cliëntsysteem
• Opbouwen van een buurt/wijk netwerk met borging van de medische zorg dicht bij huis
• Brede aandacht, ontzorgen, kanteling, eigen regie (onder)steunen
• Ketenzorg dementie bouwt voort op Zorg uit Voorzorg en verbreedt de basis die gelegd is
door samenwerking met gemeenten en welzijn
Verschillen tussen ouderenzorg en dementiezorg
• Bij ouderen gaat het om een veel grotere groep, met uiteenlopende, grote diversiteit aan
problemen, daardoor veel verschillende doelen in de begeleiding, waarvan vele ook kunnen
worden afgesloten
• duur en intensiteit van trajecten kan erg verschillen
12
Ontleend aan: INVEST NPO. Duurzame borging van samenhangende zorg voor kwetsbare ouderen. Van regionale initiatieven naar landelijk implementeerbare financieringsmodellen. Dr. S.O. Hobma, Drs. A.J. Theuws
Coörd
inatie
Sam
enw
erk
ing
Patië
ntg
ebonden
conta
ct
Rand
voorw
aard
en
Model 1e / 2e lijn
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
18
• vaker is een overdracht (transfer) nodig in het kader van tijdelijke behandeling, opname of
toestandsverandering
• soms is een intake/plan/begeleiding meer aangewezen vanuit welzijn/WMO, soms vanuit
zorg
• Dementie betreft een kleine groep waarvoor specifieke kennis vereist is, naar de
betrokkenen toe, maar ook voor het in te zetten netwerk er om heen. Het vraagt ook om een
langdurige betrokkenheid
In de ervaring tot nu is de rol, positie en functie van de casemanager complementair aan de
inzet van anderen in vergelijkbare posities voor vergelijkbare doelgroepen. Er wordt gewerkt
vanuit een zelfde kader (werkmodel), waarbinnen de functies vergelijkbaar kunnen worden
uitgebouwd.
Werkwijze casemanagement
De instroom van patiënten vindt plaats na overleg met de huisarts. Als een diagnose beschikbaar is worden gegevens verzameld met een huisbezoek (zogenaamde hetero-anamnese). Deze gegevens kunnen bij vragen worden besproken in het DOC (staat voor: diagnose, onderzoek en casemanagement), zodat alle invalshoeken gebruikt kunnen worden om een zo volledig en passend mogelijk zorgplan op te kunnen stellen. In het DOC zitten in ieder geval een specialist ouderengeneeskunde of sociaal geriater en een (klinisch) psycholoog (belast met neuropsychologisch onderzoek). Als geen diagnose beschikbaar is, kan het DOC een advies geven over het beste traject (op basis van de bestaande regionale afspraken). De leden van het DOC zien kortom toe, of een diagnose beschikbaar is, dan wel welke route voor diagnosestelling gevolgd kan worden, of de hetero-anamnese rond is en of de termijnen gehaald worden voor diagnostiek en oplevering/bespreking van het zorgplan. De casemanager kan ook vraagstellingen tijdens de fase van begeleiding (na oplevering zorgplan) inbrengen. In Echt-Susteren is het DOC vanaf november 2011 ingericht en beschikbaar. Het DOC in de westelijke Mijnstreek startte begin 2012.
Dossiervoering
In 2011 is samen met Midden-Limburg gestart met de ontwikkeling van een applicatie voor dossiervoering rondom de begeleidingstrajecten. De kern van dit systeem wordt gevormd door het bijeenhouden van de contactgegevens en begeleidingsgegevens rondom de cliëntsystemen. Het huidige systeem voldoet niet meer helemaal voor de huidige praktijk. Een tweede versie wordt begin 2014 opgeleverd. Deze versie is meer geschikt voor het leveren van de juiste overzichten voor financiers (informatie over inzet per cliënt, binnen welke fasen, met inzet van welke zorgproducten) en informatie voor waarneming, rapportage en overleg (met name: zorgplan en documenten). Het is een systeem, waarbij vanuit de huisartsenpraktijk meer directe inzage en aanleveren informatie mogelijk is.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
19
Het dossier wordt geraadpleegd en bijgehouden op een IPad, die iedere medewerker tot haar beschikking heeft. De IPad kan ook onderweg (ambulant) gebruikt worden. Het gestructureerde model van Invest NPO is als basis gebruikt voor het indelen van de processtappen:
Workload en inzetbaarheid casemanagers Zicht op workload en inzetbaarheid van de casemanagers dementie is nodig:
- Om te weten wat je precies doet als casemanager en wat anderen daarvan mogen verwachten
- Om grenzen te trekken met de inzet van anderen (wat doe je wel en wat doe je niet) - Voor sturing, planning en inzet van medewerkers - Voor het structureren van interne processen, rapportage en communicatie - Voor financiering (inkoop) van de werkzaamheden van de casemanager
Voor een eerste ruwe bepaling rekenen we de productieve uren van de medewerker terug tot inzet per cliëntsysteem. We gaan uit van 1200 uren die effectief in begeleiding kunnen worden ingezet (direct en indirect, op basis van voltijdsfunctie, na aftrek van verlof, scholing, teamoverleg, verantwoording, etc). De begeleidingscapaciteit ligt tussen 50 (optimum uit landelijke zorgstandaard, LZS) en 55 (inkoop CZ)13 en 60 (streefwaarde WM). Met een korte som is dan per cliëntsysteem tussen 24 (LZS), 22 (CZ) en 20 (WM) uur beschikbaar14. In deze som wordt geen rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
13
CZ, Zorginkoopdocument 2014, Sector V&V, Publicatiedatum: 5 juni 2013 14
Dit is belangrijk meer in vergelijking tot de mogelijkheden van praktijkondersteuning complexe ouderenzorg (tussen 4-6 uur per patiënt) of SPV (8 uur per patiënt).
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
20
- Het opstarten van een nieuwe begeleiding is veel tijdsintensiever (huisbezoeken, hetero-anamnese, overleg en inbrengen casuïstiek, opstellen zorgplan) dan doorloop van een bestaand traject. Op basis van de huidige ervaringsgegevens (instroom van 650 cliënten, stand november 2013) in totaal in de Westelijke Mijnstreek ligt ‘nieuwe instroom’ op jaarbasis op 40 % van de actuele workload (‘verversing’).
- Het starten van de samenwerking met een nieuwe praktijk en nieuwe netwerkomgeving vermindert de effectieve inzet (direct gebonden contact). Dit speelt vanaf 2014 geen rol meer, omdat we in de hele regio, met alle praktijken een afspraak gemaakt hebben. Er is wel een verwachting, dat de huidige capaciteit (7,9 FTE tegenover de 11 FTE volgens Alzheimer Nederland) nog moet worden uitgebreid.
De actuele workload in de Westelijke Mijnstreek was per 1 november 51 cliënten per medewerker. Voor de per april gestartte medewerkers met nieuwe praktijken in nieuwe wijken of buurtschappen lag dit lager, voor de in 2011 en 2012 gestartte medewerkers hoger (spreiding: 45 – 70). Begeleiding op basis van de beleidsregel ketenzorg dementie15 Begeleiding vóórdat de diagnose bekend is en indicatie voor de inzet van persoonlijke verzorging is afgegeven wordt op dit moment gefinancierd vanuit de beleidsregel ketenzorg dementie16. Daarmee kan casemanagement worden ingezet vanaf het moment van redelijk vermoeden van dementie (‘niet pluis’). De begeleiding start met het in kaart brengen van relevante gegevens (hetero-anamnese) bij het cliëntsysteem. De inzet vanuit de beleidsregel eindigt, wanneer de diagnose (dementie) gesteld is en inzet van persoonlijke verzorging geïndiceerd is (zorgproduct: PV). Op dat moment gaat de zorg, ondersteuning en begeleiding over naar financiering op basis van zorginkoop AWBZ (grondslag PG, inzet PV). Bij de start in de pilots stroomden met name cliënten in, ver in het beloop van de ziekte. Aanmelding komt vooral tot stand via huisarts, cq. POH. Later (het netwerk rond de praktijk is meer vertrouwd met de mogelijkheden en inzet van de casemanager) vindt signalering en verwijzing meer vanuit netwerk plaats. Het betreft dan vaker mensen die vooraan het traject zitten, voor diagnose. In 2012 werd een omslagpunt bereikt, waarbij de instroom van cliënten zonder diagnose en/of indicatie voor persoonlijke verzorging hoger lag dan de instroom van mensen met diagnose en indicatie persoonlijke verzorging. Deze trend heeft zich daarna voortgezet in 2013. We zien dat als een directe bijdrage aan verbetering van de vroegdiagnostiek.
15
Innovatiegelden AWBZ, CA 300-575 16
http://www.nza.nl/zorgonderwerpen/dossiers/innovatie/Toelichtingen-bij-beleidsregels/toelichting-beleidsregel-ketenzorgdementie/ , 15,5 miljoen op jaarbasis.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
21
Doc WM en Echt Tijdens de bespreking in het DOC wordt met de volgende punten rekening gehouden:
- Onderscheid tussen ziektediagnostiek en zorgdiagnostiek - Tegengaan van onderdiagnostiek, verbeteren vroegdiagnostiek - Stepped Care (zorg zo dichtbij mogelijk) - Geen dubbele intakes, strakke regie op diagnostisch proces en doorlooptijd - Meenemen van gegevens door het proces, zelfde basis bij hanteren zorgdiagnostiek en
instrumenten - Centraal schakelpunt in de regio - Begeleiding waar nodig bij het opleveren van een zorgplan en bij optredende
veranderingen tijdens het reguliere zorgtraject na zorgplan De precieze uitwerking is afhankelijk van de regionale setting en mogelijkheden. Onderscheid tussen ziektediagnostiek en zorgdiagnostiek In de nieuwe standaard dementie (NHG, 2012) van de huisartsen wordt onderscheid gemaakt tussen ziektediagnostiek en zorgdiagnostiek. De casemanager dementie kan de voorwaarden hiervoor uitstekend vervullen door intake in de thuissituatie met een daarvoor passend instrument (hetero-anamnese), met als onderdelen daarbinnen de relevante testen, vragenlijsten of beoordelingen. Belangrijk is het een adequaat beeld te krijgen over het verloop (in tijd, wat er precies verandert), de omgeving en mantel (draagkracht, draaglast), de alledaagse activiteiten in kaart gebracht (eten, slapen, boodschappen, etc) en een adequate beoordeling van uitgevoerde testen (MMSE, klok teketest, GDS-15, etc). Vanuit de verschillende beroepsgroepen verschilt routing en inhoud van de (ziekte)diagnostiek. Beschikbaar zijn de standaard dementie (2012) voor de huisartsenzorg, de NVKG/CBO richtlijn voor de klinisch specialisten (2005, geriater, neuroloog), de handreiking dementie (2009) vanuit Verenso [sociaal geriater, specialist ouderengeneeskunde]). Voor de Westelijke Mijnstreek is een aan de regionale mogelijkheden aangepaste verwijsrichtlijn in de expertisegroep dementie vastgesteld (verantwoordelijk voor regionale verwijsrichtlijnen, bijhouden nieuwe ontwikkelingen, werkwijze DOC en bij- en nascholing op het gebied van dementie – bijvoorbeeld introductie scholing rond nieuwe standaard). Tegengaan van onderdiagnostiek, verbeteren vroegdiagnostiek De epidemiologische cijfers over dementie (TNO/CBS, 2010, Alzheimer september 2011) liggen veel hoger, dan bij zorgverleners te achterhalen cijfers. Van de 250.000 mensen met dementie op dit moment zijn er 100.000 (40%) zonder diagnose. Bekend is, dat een vroegtijdige inzet van begeleiding, zorg en ondersteuning de uitkomsten op lange termijn zeer gunstig beïnvloed (in de zin van: langer thuis verblijven [uitstel of vermijden opname verpleeghuis], minder crises, vraaggerichte en stapsgewijze introductie van relevante zorg, ondersteuning en begeleiding). Het bestaan van onderdiagnostiek kent een aantal redenen. Voor de huisarts geldt (NHG, 2003)17 dat er sprake is van handelingsverlegenheid (“er is toch niets aan te doen” – geen therapeutische alternatieven), en soms nog weerstand in het stellen van een diagnose, ook vanuit het cliëntsysteem (beladen diagnose, het “vergeetachtigheid” noemen, “de slechte boodschap niet willen brengen” en daarmee niet de relatie met de het cliëntsysteem op het spel willen zetten).
17
Zie https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-dementie , NHG-Standaard Dementie (derde herziening)
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
22
Uitvoering van de zorgdiagnostiek (heteroanamnese) door de casemanager is belangrijk, zodat: - de begeleiding snel en vanuit één hand kan worden ingezet - de regie over de medische zorg en besluiten over vervolg dicht bij de huisarts blijft
(belangrijk voor de langdurende begeleiding van de ouderen thuis) - niet een medisch, maar ander alternatief voorhanden is (coördinatie op zorg,
ondersteuning en begeleiding) waardoor handelingsverlegenheid vervalt - informatie (ook bij zorgwekkende zorgmijders, of cliëntsystemen waar achterdocht of
ontkenning een rol speelt) kan op het juiste moment en juiste wijze kan worden gegeven Stepped Care (zorg zo dichtbij mogelijk) Wanneer aangewezen, verantwoord en mogelijk is het doel het proces van diagnostiek zo dicht mogelijk bij de patiënt uit te voeren. Dit geldt met name voor zorgmijders, zeer kwetsbare ouderen en ouderen, waarbij de diagnostiek op basis van de standaard NHG goed door de huisarts kan worden uitgevoerd, eventueel ondersteund met de ambulante inzet van een specialist ouderengeneeskunde (zie hiervoor ook weer de verwijsrichtlijn). In het verlengde van de ambulante consultatie door de specialist ouderengeneeskunde is het ook mogelijk in de eerstelijn een psycholoog in te zetten of te kiezen voor diagnostiek op een afdeling voor dagbehandeling. Geen dubbele intakes, meenemen van gegevens door het proces, zelfde basis bij hanteren zorgdiagnostiek en instrumenten Voor het cliëntsysteem moet worden voorkomen, dat zij door veel verschillende hulpverleners benaderd worden, met een gebrekkige onderlinge overdracht, waardoor onderzoek en bevraging vaak dubbel wordt uitgevoerd. Behalve een verstoring en belasting voor het cliëntsysteem is dit uitermate inefficiënt (en in potentie gevaarlijk). Door de koppeling aan de huisartsenpraktijk kan dit voorkomen worden langs de lijn van de medische regie. Omdat niet altijd in de beginsituatie duidelijk is welke problematiek speelt (bijvoorbeeld een intake POH complexe ouderenzorg zonder vermoeden van dementie) moet geïnvesteerd worden in een ‘warme’ overdracht in de eerste lijn en van de eerstelijn naar de tweedelijn. Dat stelt wel eisen:
- zelfde instrumenten gebruiken, op de zelfde manier, liefst op basis van de zelfde instructie en scholing
- liefst het zelfde (denk)kader gebruiken voor het opstellen van een hetero-anamnese en zorgplan
- overleg en overdracht zo vroeg mogelijk, mogelijk maken (goed en regelmatig contact) - vertrouwen in elkaars werkwijze en kwaliteit (dit was met name belangrijk in het contact
met de tweedelijn) Bij diagnostiek in de tweedelijn wordt in de ontslagbrief de aanbeveling voor inzet van casemanagement bij dementie aan de huisarts gecommuniceerd, waardoor de begeleiding kan worden ingezet. Strakke regie op diagnostisch proces en doorlooptijd Een gedegen werkwijze (proces, planning) bij intake, hetero-anamnese, eventuele bespreking in het DOC en vroegtijdige beslissing over diagnostiek (eerstelijn, ondersteuning, verwijzing) geeft regie over de doorlooptijd en het proces van diagnostiek tot oplevering van het zorgplan. (In principe, zonder majeure afwijkingen, moet het proces van diagnostiek na hetero-anamnese tot de oplevering en bespreking van het zorgplan niet meer dan acht weken in beslag nemen). Centraal schakelpunt in de regio Eerder is al aangeven, dat een centraal schakelpunt belangrijk is, om goede zorg in te kunnen zetten. In de Westelijke Mijnstreek wordt de ziektediagnostiek bewaakt door de expertisegroep dementie (voor de ziektediagnostiek, regionale verwijsrichtlijn, principes werkwijze DOC, bij- en nascholing).
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
23
In het DOC WM zitten medewerkers, die ook intern binnen het ziekenhuis en de GGZ sleutelfuncties bezetten in communicatie over onze patiëntengroep. Via verschillende kanalen wordt de werkwijze van het centraal schakelpunt in de regio uitgedragen en gecommuniceerd. Belangrijk is, dat nu al merkbaar is, dat lijnen verkort zijn (voor consultatie), het proces van zorgdiagnostiek door de casemanagers als een belangrijke stap en bijdrage wordt gezien (brede en zorgvuldige intake thuis) en kan worden meegenomen (zelfde werkwijze, vertrouwen in de kwaliteit). Voor signalen, waarbij de huisarts van de betreffende persoon niet bekend is, worden de meldingen via mail ([email protected]) of telefoon bij Hulp bij Dementie gemeld. Dit geldt met name voor medewerkers in de eerstelijn (huishoudelijke zorg, verzorgenden, ouderenadviseurs, vrijwilligers, welzijnsmedewerkers). Beoordeling van de eerste periode van de DOC’s De huidige opzet vervult een belangrijke en gewaardeerde functie. Bij de samenstelling wordt uitgegaan van inbreng van een klinisch psycholoog of SPV’er, SOG of sociaal geriater en verpleegkundig geriatrisch specialist. Beide functies (SOG, SG) hebben een belangrijke meerwaarde, maar voor onze setting hoeven niet beide functies tegelijk te zijn ingevuld. De deelname in het DOC vindt op plaats op basis van tijdelijke financiering: er is geen regulier financiering voor de triage- en adviesfunctie, die door de deelnemers wordt ingevuld. De deelnemers aan het DOC zijn belangrijke personen bij het uitdragen van de nieuwe werkwijze, de samenhang in de keten en de zichtbaarheid van deze werkwijze in hun reguliere contacten. Toekomst De meerwaarde van het DOC moet worden geborgd. De grootste meerwaarde zit in de ondersteuning van de uitvoering van goede, relevante en overdraagbare zorgdiagnostiek, naast triage op basis van de regionale verwijsrichtlijn. De inhoudelijke bespreking van casuïstiek verbetert de zorgdiagnostiek van de casemanagers en via het DOC kunnen de termijnen voor de doorloop van diagnostiek en de oplevering van het zorgplan bewaakt worden. Belangrijk is verder de constatering, dat de werkwijze van geheugenpoli en klinisch-psychologisch onderzoek (NPO) beter is gaan aansluiten op de instroom en mogelijkheden vanuit de eerstelijn. Geheugenpoli en GGZ zijn op dit moment geen parallelle routes, maar vervolgroutes op aanmelding en verwijzing vanuit de eerstelijn.
Bemoeizorg
Bij de start van casemanagement dementie is uitdrukkelijk stil gestaan bij het belang een goede
toegang te hebben en te houden tot een cliëntsysteem. Factoren die hierop in algemene zin van
invloed zijn, zijn:
- Een duidelijke introductie en start vanuit de huisartsenpraktijk
- Communicatieve vaardigheden en attitude medewerker
- Passende omgang (taal en sfeer richting cliëntsysteem)
- Vanaf eerste contact adequaat verwachtingenmanagement en duidelijke afspraken
Er is sprake van een te volgen procedure (aanmelding, vraagstelling, voorinformatie, eerste
bevindingen, contact mantel, huisbezoek met intake en hetero-anamnese, (eventueel) starten
diagnostisch traject, (eventueel) bespreking DOC, terugkoppeling ha/MDO, opstellen zorgplan,
starten reguliere begeleiding/zorgtraject).
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
24
Deze opzet heeft zin, wanneer de vraag en behoeften vanuit het cliëntsysteem gearticuleerd
worden en uitgangspunt kunnen zijn voor de begeleiding. Vele redenen kunnen een goede
toegang tot het cliëntsysteem verhinderen, zoals:
- Weerstand tegen dementie (het proces, verlies, achteruitgang, ontkenning)
- Gedragsproblematiek
- Afdekken, compenseren, het zelf willen opknappen (partner, kinderen)
- Volledige isolatie, vervreemding, vereenzaming, vervuiling
Inzet bij problemen bij het verkrijgen van toegang tot het cliëntsysteem
In die gevallen, waar de toegang tot het cliëntsysteem voor zorg, ondersteuning en begeleiding
niet mogelijk is en tot onwenselijke situaties leidt kan de inzet van bemoeizorg overwogen
worden. Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek werkt samen met:
- TOP-zorg verpleegkundigen (de kortdurende inzet van gespecialiseerd
verpleegkundigen) – werkafspraak is, dat na overleg door casemanager met de huisarts
Topzorg kan worden ingezet. Hierover zijn met de coördinerende TOP-zorg
medewerkers afspraken gemaakt
- GTB – gespecialiseerde thuisbegeleiding door verpleegkundigen (Orbis Thuis), ook als
een voortzetting na TOP-zorg
- SPV – bij gerichte interventies, met name bij gedragsproblematiek en/of zwaardere inzet
op psychoeducatie van partner of mantelzorgers wordt na overleg met de huisarts een
aanvraag ingediend
De casemanagers zijn allen dicht gepositioneerd bij de verschillende afdelingen Zorgservice of
Dienstverlening van de belangrijkste V&V organisaties. Daardoor zijn er korte lijnen voor
overleg in het kader van
wachtlijstbeheer en
zorgbemiddeling bij opname.
Respijtzorg Bij dementie is vaak sprake van een omkering van het dag- en nachtritme. Dit betekent meestal een fysieke en psychische aanslag op de partner en/of familie van de cliënt. De oudere zal in de loop van de dag vrij rustig zijn en zelfs slapen. 's Nachts zal hij echter, niet moe van de rustige dag, de familie wakker houden. Die toestand kan leiden tot problemen bij de verzorger, die de toestand wegens een gebrekkige nachtrust niet meer aankan. Om die toestand te verbeteren, kan je in bepaalde verzorgingshuizen of verpleeghuizen een beroep doen op opvang 's nachts. Diezelfde service wordt soms gegeven aan ouderen die tijdelijk alleen zijn (vakantie van familieleden) en liefst niet in een huis alleen blijven gedurende de nacht. De vraag naar die dienstverlening, die vooral familiaal-sociaal van aard is, is niet zo groot maar komt wel geregeld voor.
Wij komen in de thuiszorg steeds meer cliënten tegen die een of andere vorm van
dementie hebben. Omdat veel van deze cliënten nachtelijke onrust hebben, is het voor
de partner moeilijk om de thuissituatie te handhaven. Bijvoorbeeld een dementerende,
die alleen woont, 's nachts bang is of gaat rommelen 's nachts. Als deze dementerende
‘s nachts opgevangen kan worden en ‘s morgens weer naar huis of de dagopvang, kan
deze langer thuis blijven wonen.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
25
Nachtopvang (basis: AWBZ) Bij verschillende verzorgings- en verpleeghuizen is nachtopvang mogelijk. Dit betekent dat iemand thuis blijft wonen, maar de nachten tijdelijk in het verpleeg- of verzorgingshuis doorbrengt. Dit kan een uitkomst zijn als de partner / familie ’s nachts niet voor de naaste kan zorgen. Nachtopvang is meestal niet voor één nacht, maar voor een aantal nachten achtereen. Deze vorm van zorg kan een belangrijke ontlasting betekenen: ‘Je kunt eens een paar nachten ongestoord doorslapen, terwijl de ander in goede handen is. Zo hou je de zorg langer vol’. Voor nachtopvang in een verzorgings- of verpleeghuis is een (CIZ) indicatie nodig. De CIZ indicatie is gebaseerd op een van de volgende vijf functies in de AWBZ-zorg: 1) Persoonlijke verzorging Dit is ondersteuning bij de dagelijkse verzorging. Zoals hulp bij het douchen, scheren en aankleden, hulp bij het eten en drinken, het naar de wc gaan, bij het aanbrengen van prothesen en het doen van oefeningen. 2) Verpleging Verpleging is de dagelijkse behandeling en verzorging bij ziekten en gezondheidsproblemen. Hierbij kunt u denken aan het toedienen van medicijnen of zuurstof, het aanbrengen van een infuus of katheter, wondverzorging en het geven van injecties. Bij verpleging hoort ook voorlichting over de ziekte, advies over hoe iemand met zijn ziekte en beperkingen kan omgaan en instructies voor het gebruik van hulpmiddelen. 3) Begeleiding Sommige mensen kunnen zich alleen redden in het dagelijks leven als ze voldoende begeleiding krijgen. Een begeleider geeft praktische hulp en denkt mee over wat u op een dag allemaal zou kunnen doen. De begeleider kan u helpen om de baas te blijven over uw eigen leven. Zo kan begeleiding ervoor zorgen dat u thuis kunt blijven wonen. Begeleiding kan ook in een groep plaatsvinden. Ook nachtopvang valt onder begeleiding. Nachtopvang is bedoeld voor ouderen die thuis wonen, maar die 's nachts niet thuis kunnen blijven. U vindt het bijvoorbeeld vervelend of angstig om 's nachts alleen thuis te zijn, of u hebt verzorging nodig die u thuis niet kunt krijgen. Dan kunt u voor nachtopvang naar een verzorgingshuis of verpleeghuis. Nachtopvang voor dak- en thuislozen valt onder de Wmo. U kunt daarvoor terecht bij uw gemeente. 4) Behandeling De functie behandeling is gericht op het herstel of voorkomen van verergering van een aandoening, beperking of handicap. Hieronder valt ook het voorkomen van verergering van gedragsproblemen in verband met zo'n aandoening, beperking of handicap. Voorbeeld van behandeling is langdurige revalidatie na een beroerte. 5) Verblijf De functie verblijf is voor mensen die vanwege een aandoening of beperking niet (meer) thuis kunnen wonen. Opname in een instelling is dan nodig omdat de verzorging thuis te zwaar wordt en mantelzorgers (familie of vrienden) dit niet meer op kunnen brengen. Of omdat iemand door ernstige gedragsproblemen of dementie een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. Het verblijf kan tijdelijk (kortdurend) of langdurig zijn. Logeren voor een dag en een nacht valt onder verblijf. Maar als het gaat om nachtopvang alleen, dan valt dit onder begeleiding. Je kunt deze functies in zorg in natura of met een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen. Het mag dan niet gaan om langdurig verblijf en/of behandeling. Andere mogelijkheden of alternatieven voor respijtzorg / nachtopvang Meerdaagse respijtvoorzieningen bieden de mantelzorger de gelegenheid gedurende een weekend, week of langer even op adem te komen of vakantie te nemen. Voorbeelden: logeeropvang, kortdurende opvang of kortverblijf opvang, tijdelijke opname of kortdurende opname.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
26
Bovendien kunnen tijdelijke logeervoorzieningen gerealiseerd worden in: o Gastgezin o Woonvorm o Zorgboerderij
Vakantie van de verzorgde met de mantelzorger met extra zorg of begeleiding, of aangepaste vakantie voor alleen de verzorgde (hiervoor is een indicatie nodig). Daarnaast kan gedacht worden aan een vrijwilliger in de thuissituatie. De inzet van een vrijwilliger overdag (begeleiding en gezelschap voor de verzorgde) kan ontlasting geven voor de mantelzorger. Met eigen budget of PGB kan ook extra zorg en begeleiding thuis worden geregeld. In toenemende mate zijn ZZP’ers hiervoor te benaderen. Bejegening, signaleren, herkennen en doorgeleiden
Vaak komen veel verschillende mensen bij ouderen over de vloer, bijvoorbeeld huishoudelijke
zorgmedewerkers, ouderenadviseurs, welzijnsmedewerkers. Voor allen is het belangrijk
signalen rond dementie goed te herkennen; en als dementie bekend is, om er goed mee om te
gaan. Zij zijn ook ogen en oren in de praktijk, maar moeten dan wel weten, waar de signalen
naar toe geleid moeten worden.
Daarom heeft Hulp bij Dementie Westelijke
Mijnstreek in 2012 en 2013 scholingstrajecten
voor alle medewerkers op MBO niveau
ontwikkeld in samenwerking met Gilde
Opleidingen. De scholing gaat uit van de
belangrijke rol die deze medewerkers hebben in
het signaleren en verwijzen. Zij moeten ook
weerbaar zijn, hoe om te gaan met dementie in
de praktijk. Voor de scholing worden trainers uit
de verschillende organisaties (gemeenten,
welzijn, zorg) opgeleid om binnen de eigen organisatie cursisten op de problematiek te scholen.
Gekozen is voor de onderwerpen dementie (doorontwikkeling van een vergelijkbare scholing in
Noord-Limburg), eenzaamheid (sociale isolatie), mobiliteit en poly-farmacie. Door trainers ook
bij andere ketenpartners in te zetten wordt het gebruik van een zelfde manier van werken en
een zelfde taal in de begeleiding thuis belangrijk versterkt.
Vrijwilligers en mantelzorgondersteuning
De inzet van vrijwilligers en mantelzorgondersteuning rond mensen met dementie levert een
uiterst belangrijke bijdrage aan behoud van de eigen regie en zelfstandigheid in de thuissituatie.
De ervaring was, dat het moeilijk was vrijwilligers te vinden, die
er voor kozen ingezet te worden bij dementie. Het is blijkbaar
een grote stap en alleen, als je zelf als mantelzorger betrokken
was bij iemand met dementie was het makkelijker als
vrijwilliger voor deze groep te kiezen. Vanaf 2012 worden
vrijwilligers met een gerichte campagne geworven om bij
dementie een rol te spelen. Deze vrijwilligers worden begeleid
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
27
met een cursus om meer weerbaar te zijn bij cliënten met dementie. Zij kunnen altijd terug
vallen op een casemanager bij vragen of voor begeleiding. De eerste twee groepen zijn
inmiddels opgeleid, met steun van de gemeente Sittard-Geleen (financier) en Streekzorg
(projectleiding). We werken hiervoor intensief samen met Thuishulpcentrale (THC) de Brug. De
inhoud van de cursus sluit aan op het format, ontwikkeld in Noord-Limburg in 2010.
Voor de gemeente Sittard-Geleen was de aanvraag voor het opzetten van deze cursus
aanleiding een vervolg te plannen voor vrijwilligers, die breder ingezet zouden kunnen worden
bij ouderen met complexe problemen in de thuissituatie.
Er zijn meerdere vormen van mantelzorgondersteuning. Wanneer cliënten in het kader van
diagnostiek en begeleiding bekend zijn bij de GGZ bestaan er mogelijkheden voor
gespreksgroepen waaraan de mantelzorgers deel kunnen nemen. Een meer informele,
laagdrempelige toegang tot informatie en uitwisseling bestaat in de Alzheimer Cafés.
Daartussen zit een gat. We organiseren daarvoor, in samenwerking met Streekzorg en de
gemeente Sittard-Geleen opvang met gespreksgroepen voor mantelzorgers, waarvoor
casemanagers gespreksleiders zijn.
Kwaliteit ketenzorg: indicatoren
In verschillende onderzoeken18 naar prestatie en kwaliteit van de nu (eind 2013) meer dan 85
ketens worden verschillende indicatoren gebruikt:
- Formele, zoals: is er een Convenant, een ketenregisseur, een jaarplanning
- Inhoudelijke/procesmatige, zoals ‘zijn er afspraken over spoedzorg’?, ‘is er een
instrument voor het meten van de mantelzorgbelasting afgesproken en wordt het
gehanteerd?’, is er een verwijsrichtlijn en is deze bekend?’
- Getalsmatige: instroom cliënten, dekking in de regio, tevredenheid
In de terugkoppeling naar de stuurgroep en kerngroep worden in de Westelijke Mijnstreek
aanvullend de volgende indicatoren gehanteerd:
- Instroom per huisartsenpraktijk (teruggerekend tot instroom per 1000 patiënten
- Uitstroom en uitstroomkarakteristieken (bijvoorbeeld verschuiving van opname naar
overlijden thuis)
- Instroom zonder diagnose (in de fase ‘redelijk vermoeden dementie’)
Wenselijke inzicht in indicatoren voor de langere termijn, met name gericht op kosten, zijn:
- (Nul)meting crisis- en spoedopnames (jaarlijkse meting)
- Gemiddelde verblijfsduur bij opname
- Zorginzet tijdens begeleiding
18
IGZ (‘keten’zorg dementie, 2012), Vilans (dementie netwerkmonitor 2011, herhaling 2014), Nivel (vragenlijst mantelzorg, eind 2013). WM participeerde in alle onderzoeken vanaf 2011.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
28
IGZ toetsing 2012 (WM getoetst)
De inspectie heeft er voor gekozen bezoeken aan 12 regio’s te brengen om de stand van zaken
in kaart te brengen. Vooraf is gevraagd om een aantal documenten samen te brengen, die
tijdens het bezoek konden worden gelezen, nagelopen en besproken (Convenant, protocollen,
instrumenten en rapportages, etc en inzicht in een selectie zorgplannen). Tijdens het bezoek is
een gespreksschema gevolgd, waarbij gesproken is met bestuurders, casemanagers,
mantelzorgers, ketenregisseur, huisarts, GGZ arts, vertegenwoordiger gemeente en welzijn. De
gesprekken hebben op veel punten verheldering opgeleverd over waar de keten in de westelijke
mijnstreek staat en wat exact de stand is rond een aantal ‘harde’ (benchmark - landelijk te
vergelijken) punten, zodat aandachtspunten konden worden geformuleerd. De Westelijke
Mijnstreek zat in de ontwikkelingsfase. Zou de dekking op dat moment in de regio volledig
geweest zijn, dan zouden we in de uitbouwfase zijn ingedeeld. In algemene zin (gold voor alle
12 onderzochte regio’s) was de borging nog onvoldoende en moest meer aandacht naar
zorgmijders en pro-actieve opsporing uitgaan. Kritisch stond de IGZ ten opzichte van de
zorgplannen die onvoldoende doorontwikkeld waren (te weinig de integrale aanpak
ondersteunden), en er zat geen actueel medicatieoverzicht in het zorgplan. De Inspectie
verwacht overigens systematisch aandacht voor draagkracht en draaglast van de mantelzorger
(met meting!) bij intake en tijdens begeleiding.
Het ‘klant’perspectief
In de afgelopen periode is het volgende tot stand gekomen:
- Bij de instroom wordt de mantelzorger en diens draagkracht en –last met een
gevalideerd instrument gemeten (EDIZ) en gedurende de begeleiding gevolgd
- Elk traject wordt bij beëindiging afgesloten met een ‘exit’-gesprek en korte vragenlijst
(tevredenheidsmeting)
- Er is een protocol en procedure ontwikkeld voor bemiddeling bij klachten en aansluiting
op een formele klachtenprocedure19
Palliatieve zorg
Door de medewerkers werd in de praktijk in toenemende mate verbinding gelegd met de keten
voor palliatieve zorg, niet alleen voor steun en begeleiding in de laatste (terminale) fase, maar
ook daarvoor. In de begeleiding van de casemanagers zitten veel onderdelen, die ook bij de
palliatieve zorg aan de orde zijn. 40 cliënten (eind 2013), die door de casemanager begeleid
werden zijn in de thuissituatie overleden. De bijstand, die dan nodig is, moet op een goede
manier geboden kunnen worden. Er is voor gekozen, om de twee netwerken verder met elkaar
te verbinden. De casemanagers zullen vanuit het palliatief netwerk geschoold worden in het
voeren van ‘het gesprek’ rondom de laatste fase, verwachtingen van betrokkenen en het vóór
zijn wat te gebeuren staat. Tussen de twee bestuurlijke netwerken zullen verbindingen worden
gelegd.
19
Dit, ondanks het gegeven, dat er tot op heden geen klachten of vragen voor bemiddeling bekend zijn van klanten.
Regionaal zorgprogramma Hulp bij Dementie Westelijke Mijnstreek - december 2013 versie 1.9
29
Tenslotte
Er is sinds 2011 veel in gang gezet. Hulp bij Dementie is herkenbaar en aanwezig in de regio. In
de snel veranderende omgeving (complexe ouderenzorg, kanteling, decentralisatie, regiobudget
experimenten om enkele te noemen) laten we een andere manier van werken zien, die tot
resultaten leidt.
Dat kunnen we uitbouwen in een regio, waar veel mogelijk is en al veel gedaan is. Het
ziekenhuis, getooid met het predikaat ‘senior friendly’ en de eerstelijn hebben een traditie op het
gebied van de ouderenzorg. Met de gemeenten wordt de samenwerking tussen zorg en welzijn
opgepakt om op de komende ontwikkelingen in te spelen en een basis te leggen voor
wijkgerichte zorg.
De partners binnen de ketenzorg dementie participeren in verschillende projecten om de zorg,
ondersteuning en begeleiding voor mensen met dementie verder te verbeteren. We doen dat in
roerige tijden, met een vaste koers.
Hoewel Hulp bij Dementie volgens de definitie van IGZ nu in de uitbouwfase zit, blijven we op
innovatie inzetten. Tussen de verschillende netwerken in de regio worden verbindingen gelegd
(palliatieve zorg, ouderenzorg, implementatie van wijk- en buurtgerichte zorg (verbinding zorg
en welzijn) en dementiezorg). Projecten die opgestart worden vanuit Hulp bij Dementie zoeken
altijd naar verbreding. Het (NPO) scholingsproject voor medewerkers op MBO niveau richt zich
in eerste instantie op het signaleren en verwijzen bij (het vermoeden van) dementie en hoe met
dementie in de thuissituatie om te gaan, maar vervolgt met de onderwerpen eenzaamheid,
mobiliteit en medicijnengebruik, die bij een veel grotere groep van belang zijn.
Hiermee wordt daadwerkelijk invulling gegeven aan de wens van regionale partners om te
komen tot een houdbare, toekomstbestendige aanpak, waarbij de ontwikkeling en uitbouw in
het geval van dementie resultaten geeft, die voor een veel bredere groep toepasbaar zijn.
Bijlagen:
- Regionaal verwijsprotocol
- Uitgebreid functieprofiel casemanager