HENIG AN en Rap een beetje - WGV Zorg en Welzijn · 2011. 10. 24. · 4 Vacaturemarkt 11 5...
Transcript of HENIG AN en Rap een beetje - WGV Zorg en Welzijn · 2011. 10. 24. · 4 Vacaturemarkt 11 5...
mei 2006
Postbus 1212
7550 BE Hengelo
Hans Hokke/ Paul Foole
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
5HENIG ANen Rap een beetje
HENIG AN en Rap een beetje - 5
1.0 VOORWOORD 3
1.1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 4
2 Werkwijze 6
2.1 RegioMarge 6
2.2 Opbouw van het rapport 6
3 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt 7
3.1 Babyboomers 7
3.2 Jongeren 7
3.3 Beperken arbeidsvraag 8
3.4 Vervangingsvraag 8
3.5 Onderzoeksbureau Prismant 8
3.6 CWI 8
3.7 Marktwerking 9
3.8 Functiegerichte bekostiging 9
3.9 Functiedifferentiatie 9
3.10 Scholing 9
3.11 Mantelzorg 10
3.12 Reïntegratie 10
3.13 Poolvorming 10
4 Vacaturemarkt 11
5 Ontwikkelingen in de zorgorganisaties: situatie per werkveld. 12
5.1 Ouderenzorg/Verpleeghuizen 12
5.2 Ouderenzorg/Verzorgingshuizen 13
5.3 Thuiszorg 14
5.4 Ziekenhuizen 14
5.5 Geestelijke Gezondheidszorg 15
5.6 Jeugdhulpverlening 16
5.7 Gehandicaptenzorg 17
5.8 Tekorten totaal 18
6 Ontwikkelingen in het onderwijs 20
7 Bijdrage Arbeidsmarktverkenning 21
8 Gehanteerde afkortingen 22
8.1 Leden WGV ultimo januari 2006 ingedeeld per werkveld 23
2
INHOUD
Strategisch arbeidsmarktbeleid strekt zich uit over
een langere periode, in ieder geval met een focus
die verder ligt dan drie jaar. Het schrijven van een
arbeidsmarkt- verkenning is, met dit uitgangspunt
geen gemakkelijke opgave. Immers, de dynamiek
op de arbeidsmarkt neemt toe, en de zorgsector is
zeer sterk in beweging. Het einde van de verande-
ringen in de wet- en regelgeving rond het zorgstel-
sel en de bekostigingssystematiek in de zorg zijn
nog niet in zicht. Naarmate de onzekerheid over
de toekomst toeneemt wordt de behoefte aan flexi-
biliteit, om snel op veranderingen te kunnen rea-
geren, groter. Dit verhoudt zich slecht met strate-
gische personeelsplanning binnen afzonderlijke
zorginstellingen. Door op dit punt samen te wer-
ken kunnen onzekerheidsmarges worden beperkt
en wordt de beleidsruimte groter. Of dit gezien de
geïntroduceerde marktwerking een reële optie is,
zal moeten blijken.
De situatie op de arbeidsmarkt in Twente en de
Oost-Achterhoek wijkt in grote lijnen niet veel af
van het landelijke beeld. Zo kenmerkten de afge-
lopen jaren zich door een sterke recessie. De eco-
nomische teruggang heeft er mede toe bij gedra-
gen dat de personeelstekorten in de zorgsector
snel verdwenen en de zorgsector een belangrijke
bron van werkgelegenheidsgroei vormde. Die snel-
le groei is inmiddels voorbij. De economische
malaise wordt ook zichtbaar in een beperking van
de budgettaire groei van de zorgsector, in de
bezuinigingsoperaties en een verschuiving van
professionele zorg naar mantelzorg en zelfzorg.
De vergrijzing maakt dat de zorgvraag nog jaren
zal blijven groeien. Tegelijkertijd neemt het aantal
jongeren af, terwijl ook de gemiddelde leeftijd van
de beroepsbevolking zal toenemen.
De zorgsector bevindt zich in roerige tijden.
Trefwoorden als marktwerking, DBC, PGB, zorg-
verzekeringen, functiegerichte bekostiging zorgen
voor de nodige onrust, ook op het HRM front.
Immers, veel werkgevers zullen nog meer na moe-
ten denken over de strategische inzet van perso-
neel, nu met de nadruk op personeelskosten.
Meerjarenafspraken met de zorgverzekeraars zou-
den dit kunnen faciliteren.
De onzekerheid over toekomstige budgetten en de
relatieve ruimte op de arbeidsmarkt, heeft bij een
aantal werkgevers geleid tot een besluit de oplei-
dingsinspanning te verminderen. De ervaring in de
zorg leert echter dat juist in perioden van luwte op
de arbeidsmarkt opgeleid moet blijven worden om
de tekorten die gaan ontstaan bij het aantrekken
van de economie weer op te vangen. De toekomst
zal uitwijzen of de opleidingsinspanning van de
afgelopen jaren voldoende is geweest.
Verlagen van uitval (preventie), uitbreiding van
bestaande deeltijdbanen, verhoging van het scho-
lingsniveau en poolvorming om een meer flexibele
arbeidsmarkt te kunnen creëren moeten de
komende periode bij gaan dragen om de te ver-
wachten tekorten als gevolg van de vergrijzing en
aantrekkende economie op te vangen.
Hoe tegengesteld het misschien ook klinkt; struc-
tureel opleiden moet dus ook in perioden van een
ruime arbeidsmarkt. Langere termijn personeels-
planning eveneens. Niet alleen om de cyclus van
tekorten en overschotten op te vangen maar ook
om de (extra)kosten te beteugelen die ontstaan
wanneer er tekorten ontstaan.
Hoewel de algemene arbeidsmarkt in de regio
Twente en de Oost-Achterhoek zich minder snel
herstelt dan het landelijk gemiddelde, valt voor het
eerst in enkele jaren weer een opgaande lijn in het
aantal beschikbare banen te constateren.
Desondanks blijft de groei van de werkgelegenheid
relatief achter en is juist de regionale werkloosheid
iets hoger dan het landelijk gemiddelde. De zorg-
sector vormt daarbij juist, zowel landelijk als regio-
naal, een uitzondering. Daar is sprake geweest van
een bovengemiddelde werkgelegenheidsgroei.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 3
1VOORWOORD
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
HENIG AN en Rap een beetje - 5
Er vallen wat dat betreft meerdere tendensen in de
zorgsector waar te nemen:
• Er wordt in toenemende mate flexibiliteit en
mobiliteit verwacht van medewerkers;
• Er ontstaat een sterkere gerichtheid op onder-
nemerschap;
• Er valt een toenemende behoefte te constateren
aan medewerkers met vakkennis en ervaring;
• Er komt meer vraag naar maatwerk, c.q. meer
markt- en klantgerichtheid;
• Er zal een nog grotere nadruk komen te liggen
op mantelzorg
In de zorgsector neemt het aantal grote werkge-
vers vanwege onder andere de marktwerking sterk
toe. Dat betekent dat de mobiliteit binnen de orga-
nisatie relatief belangrijker wordt, dan de mobi-
liteit tussen zorginstellingen. De grotere verant-
woordelijkheid voor de werkgever, bijvoorbeeld als
gevolg van de Wet WIA, legt eveneens druk op de
werkgever.
Deze al weer 5e arbeidsmarktverkenning voor de
zorgsector in de regio Twente en Oost-Achterhoek
geeft geen antwoord op de vraag hoe het manage-
ment van een zorginstelling voldoende uitdagin-
gen kan oppakken. Doel van dit jaarlijkse rapport
is het verzamelen en ontsluiten van steeds meer
en steeds betere informatie, waarop instellings- en
verenigingsbeleid kan worden ontwikkeld en pas-
sende besluiten kunnen worden genomen.
Peter Sueters
Raad van Bestuur Mediant
Voorzitter begeleidingscommissie
Onderzoek en Informatie
1.1 SAMENVATTING, CONCLUSIESEN AANBEVELINGEN
LANGERE TERMIJN PERSONEELSPLANNING
Het economisch herstel in de regio loopt in 2005
wat achter bij het landelijke herstel, de arbeids-
markt voor zorg en welzijn vaart daar wel bij. Het
aantal vacatures in de zorg stijgt; er komt weer
meer beweging op de arbeidsmarkt!
Van echte tekorten is zeker nog geen sprake. Op
de kortere termijn worden beperkte overschotten
verwacht als het gaat om de kwalificatie niveaus 4
en 5. Dit heeft alles te maken met de sterk terug-
gelopen groei in de sector. In een aantal organisa-
ties is zelfs sprake van een lichte krimp in het per-
soneelbestand.
Zorg- en welzijnsorganisaties gaan steeds beter
opletten wie, waar in de zorg ingezet gaat worden.
Voor de komende jaren zal de behoefte aan lager
geschoold personeel dan ook het sterkst stijgen.
Veranderingen in het zorgstelsel waarmee zorg-
instellingen geconfronteerd worden, waaronder
de marktwerking, zijn hiervan de oorzaak of wer-
pen reeds hun schaduw vooruit.
ZORG EN ONDERWIJS
De instroom in zorgopleidingen blijft op dit
moment op een behoorlijk niveau, wel is de
samenhang tussen de vraag op de arbeidsmarkt
en de instroom in het onderwijs voor verbetering
vatbaar: de verhouding tussen vraag en aanbod
loopt scheef. De groeiende behoefte aan lager
geschoolden (niveaus 1 en 2) wordt nog niet zicht-
baar in de instroomcijfers in het onderwijs. Gevolg
is dat (teveel) hoger opgeleiden werk voor lager
gekwalificeerden zullen (moeten) doen. De gevol-
gen laten zich raden: lagere arbeidssatisfactie
onder hen die onder hun niveau blijven werken,
een hoger verloop onder jong gediplomeerden en
een toenemend ‘financieringsgat’ wanneer de
(salaris)kosten onvoldoende gedekt worden in het
nieuwe bekostigingsstelsel waarmee de zorg wordt
geconfronteerd. Belangrijk voor de zorgorganisatie
4
is daarom het inrichten van functies op het eigen-
lijke niveau dat medewerkers moeten hebben om
de zorg adequaat te leveren; zuivere HBO en zui-
vere MBO functies.
Horizontaal wordt de mix van V&V en SPW/SPH-
functies belangrijker. Inhoudelijk schuiven de
opleidingenstelsels meer naar elkaar toe en in de
zorg wordt het belang van de welzijnscomponent
steeds hoger geacht. Binnen de SPW/SPH- oplei-
dingen wordt het belang van de zorg component
belangrijker waarbij opgemerkt moet worden dat
de mate waarin onderwijsinstellingen daarop
reeds inspelen, per school sterk kan wisselen.
Naast het grote belang van thema’s als ‘slimmer
werken’, ‘rationaliseren van het zorgproces’,
‘domotica’, en ‘functiedifferentiatie’ voor de toe-
komstige personeelsbehoefte, blijven de factoren
opleiden en imago een grote rol spelen. De bevol-
king vergrijst en de zorgvraag zal sterk blijven
groeien. Het mag dan ook duidelijk zijn dat
ondanks de relatieve ontspanning op de arbeids-
markt, een opleidingsinspanning van iedere zorg-
organisatie gevraagd blijft worden!
GEZAMENLIJKE AANPAK
Een drietal zorgorganisaties uit Twente en de
Oost-Achterhoek heeft deelgenomen aan de door
de ArboUnie en MarketConcern in maart 2006
georganiseerde studiereis naar Finland. De studie-
reis heeft aangetoond dat een gezamenlijke aan-
pak van de vergrijzende werkvloer werkt. Politiek,
overheden en bedrijven werken daar samen aan
het gezamenlijke doel werknemers optimaal inzet-
baar te houden. Het management in zorgorgani-
saties heeft hierbij een sleutelfunctie. Een goede
omgang met werknemers in het algemeen en
ouder wordende medewerkers in het bijzonder, is
essentieel.
Daarnaast zou blijkens de Finse ervaringen aan-
dacht moeten komen voor:
• Uitbreiding van de contractduur van mede-
werkers;
• Inzetten op het verhogen van de inzetbaarheid
van (oudere) werknemers door aparte trainings-
programma’s;
• Handhaven van het lage ziekteverzuim;
• Inzetten op het verbeteren van het studie- en
beroepsrendement in plaats van (steeds) méér
opleiden;
• Bevorderen van de (juiste) houding, kennis en
vaardigheden in de omgang met (ouder) wor-
dende medewerkers.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 5
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
HENIG AN en Rap een beetje - 5
Voor Henig An nummer-5 is de werkwijze iets
anders geweest dan gebruikelijk. Voorheen hebben
per werkveld individuele gesprekken plaatsgevon-
den, nu hebben in het najaar, interviews plaatsge-
vonden in de diverse netwerk-overleggen hoofden
P&O van de Werkgeversvereniging voor de secto-
ren Ziekenhuizen, Geestelijke Gezondheidszorg,
Gehandicaptenzorg en Ouderenzorg, waar veelal
ook de Thuiszorg in is vertegenwoordigd.
Wel is wederom een koppeling gezocht tussen de
resultaten uit organisaties die een traject
ZorgFormat hebben gelopen en RegioMarge.
Bekende gegevens zijn geëxtrapoleerd naar het
regioniveau.
Deze extrapolatie kon met actueel cijfermateriaal
van PGGM, verder worden aangevuld. Hiermee
kan over een gecontroleerde en daarmee betrouw-
bare bron van gegevens worden beschikt.
2.1 REGIOMARGEHoewel in Henig An-4 de uitspraak is gedaan dat
2004-2005 waarschijnlijk het laatste jaar zou zijn
dat RegioMarge zou worden toegepast vanwege
het wegvallen van de sectorfondsen, is er dit jaar
toch weer voor gekozen de uitslagen van de inter-
views te verwerken in dit model.
Om het model RegioMarge werkbaar te houden is
een modelmatige benadering (versimpeling)
gehanteerd. De scherpe scheidslijnen doen dus
niet altijd recht aan de werkelijkheid. Deze is
namelijk veel complexer dan het model. Effecten
van fusiebewegingen tussen organisaties uit ver-
schillende branches, maakt het onderscheid
namelijk steeds vager.
Het kwalitatief verbeteren van kwantitatieve input
van het model zal er toe leiden dat effecten van
bepaalde maatregelen of trends nauwkeuriger kun-
nen worden doorgerekend.
2.2 OPBOUW VAN HET RAPPORTOm de leesbaarheid en vergelijkbaarheid te ver-
groten is de opbouw van Henig An-5 conform die
van de vorige rapporten. In Henig An-4 is er voor
gekozen soms in vogelvlucht, soms wat uitgebrei-
der in te gaan op de diverse thema’s.
Dit keer worden de arbeidsmarkt en de maat-
schappelijke ontwikkelingen uitgebreider beschre-
ven. Sommige onderwerpen lenen zich om slechts
aangehaald te worden. In vakbladen valt er vervol-
gens genoeg na te lezen. Andere onderwerpen
lenen zich hier echter niet voor. De onderliggende
problematiek en haar (regionale en landelijke)
consequenties zijn dan te groot om te beschrijven
in een meer algemeen rapport over de arbeids-
markt in de zorg. Daarom zullen in de loop van
2006 een aantal deelrapporten verschijnen die
specifiek aandacht besteden aan één onderwerp.
Zo verschijnt in de loop van 2006 een eerste
Position Paper over vitaliteit in zorgorganisaties.
6
WERKWIJZE2
Administratieve lastenverlichting, bekorting duur
van de WW uitkering, versoepeling van het ont-
slagrecht, participatiebanen voor bijstandsgerech-
tigden om arbeidservaring op te doen, zijn de
belangrijkste plannen van het kabinet voor het
sociaal beleid in 2006. Alles om antwoord te kun-
nen geven op de naderende arbeidsproblematiek
als gevolg van de vergrijzing en ontgroening.
Ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt
dwingen tot productiviteitsverbetering (slimmer
werken). Hoewel een en ander door de conjunc-
tuur wordt versluierd, leidt de vergrijzing van de
beroepsbevolking op relatief korte termijn, zonder
beleidswijzigingen, tot een versmallend arbeids-
aanbod. Minder mensen moeten het geld gaan
verdienen voor meer mensen. De vergrijzing is
hiermee een maatschappelijk en economisch pro-
bleem.
Naast de publieke sector zal ook de zorgsector de
komende 10 jaar een beroep doen op de arbeids-
markt voor hoogopgeleiden. Er zal een forse
instroom van hoger opgeleiden gegenereerd moe-
ten worden, omdat de vraag naar middelbaar- en
hoogopgeleiden de komende jaren meer toeneemt
dan het aanbod.
De collectieve sector kan hierbij in een concurren-
tie verwikkeld raken met de markt bij het werven
van deze relatief schaarse groep van hoog opgelei-
den, hetgeen weer kan leiden tot loonopdrijving en
druk op de collectieve middelen. Verruiming van
de inzetbaarheid, vergroting van de arbeidsdeel-
name en verhoging van de arbeidsproductiviteit
kunnen helpen deze concurrentieslag tegen te gaan.
De huidige arbeidsmarkt kan nu nog worden
getypeerd als ruim. Het dalende ziekteverzuim en
de afnemende instroom in de WAO dragen hier-
aan bij. Bij een aanhoudende economische groei
kunnen echter op korte termijn weer ernstige pro-
blemen ontstaan in de meest kwetsbare sectoren
zoals onderwijs, zorg en welzijn.
3.1 BABYBOOMERSHoe vervangen we de gepensioneerde baby-
boomers? In sectoren zoals overheid, onderwijs en
gezondheidszorg leidt dit tot serieuze problemen.
Ook hier geldt weer dat de vervangingsvraag gro-
ter is bij hoger opgeleiden.
Hoewel oudere werknemers nog massaal de voor-
keur geven aan vervroegde uittreding, kan
Nederland zich dit op termijn niet meer permitte-
ren. Leeftijd is in de meeste functies geen onder-
scheidend criterium voor goed functioneren. Er is
geen duidelijk verband tussen arbeidsproduc-
tiviteit en leeftijd. Het is een misverstand dat
ouderen niet voldoende produceren en niet meer
opleidbaar zouden zijn. Leeftijdsspecifieke proble-
men kunnen door werkgevers worden afgewend
als werknemers op tijd, na- bij- of om worden
geschoold, hetgeen ook de mobiliteit bevordert.
Flexibelere werktijden, functiedifferentiatie en een
aangepast takenpakket zijn mogelijkheden waar-
aan ook gedacht kan worden.
Het grote aantal ouderen van de nabije toekomst,
(nu 1,9 miljoen naar 2,2 miljoen in 2010) biedt
echter ook kansen voor allerlei innovatieve pro-
ductontwikkelingen. Immers de oudere generatie
is zelfbewust en goed opgeleid. Langer doorwer-
ken in samenhang met levensfase bewust perso-
neelsbeleid is nog lang geen gemeengoed.
Nadenken over een arbeidsmarkt voor senioren is
een goed alternatief voor het aanvragen van een
vervroegd pensioen omdat geen passend werk
voorhanden zou zijn. Deeltijdpensioen en het
oplossen van formele en informele belemmerin-
gen zijn een goede stap in de richting.
3.2 JONGERENVeel jongeren blijken de weg naar de arbeidsmarkt
niet te hebben gevonden. Tienduizenden jongeren
worden door beleidsmaatregelen van gemeenten
en centrale overheid niet bereikt, omdat zij niet bij
het CWI staan ingeschreven en ook niet meer op
HENIG AN en Rap een beetje - 5 7
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek3 ONTWIKKELINGEN OP DE ARBEIDSMARKT
HENIG AN en Rap een beetje - 5
school zitten (bron RWI). Het risico ligt op de loer
dat een grote kloof ontstaat tussen hen en de
arbeidsmarkt. Maatwerk-cursussen zouden voor
een deel van deze jongeren een goede oplossing
kunnen zijn om deze kloof te slechten. Gelden
voor aanvullende scholing gaan echter steeds
meer ontbreken.
3.3 BEPERKEN ARBEIDSVRAAGBeperking van de arbeidsvraag en vergroting van
het arbeidsaanbod kan door:
• Investeren in ICT;
• Stroomlijnen administratieve processen;
• Opleggen efficiencytaakstellingen;
• Minder beroep op regelingen voor werkloosheid
en arbeidsongeschiktheid;
• Verlenging arbeidsduur.
3.4 VERVANGINGSVRAAGDe vervangingsvraag in de gezondheidszorg is
vooral groot bij vakbekwame werknemers.
Marktwerking, het instellen van DBC’s, PGB’s en
functiegerichte bekostiging worden nadrukkelijk
ingezet om de kosten te verlagen. Ook het inzetten
van meer lager geschoold personeel lijkt een ant-
woord te gaan vormen op deze problematiek.
Demotiebeleid kan hiervan een mogelijke conse-
quentie zijn, met als gevolg dat geschoold perso-
neel noodgedwongen op straat komt te staan, of
genoegen moet gaan nemen met een lager salaris.
Het personeelsbeleid wat nu al vaak wordt gehan-
teerd in de supermarkten werpt hier zijn schaduw
vooruit. Het resultaat zal zijn imagoverlies voor de
zorg.
3.5 ONDERZOEKSBUREAUPRISMANT
Prismant verwacht tot 2007 geen grote personeels-
tekorten voor de zorg. De groeiende vraag naar
zorg zal een jaarlijkse toename van de vraag naar
personeel van ongeveer 2.5% opleveren. De ver-
grijzing van het personeelsbestand vergt daar-
naast geleidelijk meer vervanging.
Het aantal nieuwe leerlingen dat wordt opgeleid
voor verpleging en verzorging laat in 2004 voor
het eerst sinds 1997 landelijk weer een daling zien.
De instroom in de leren-stage variant (BOL) groei-
de wel, maar die in de leren-werken variant (BBL)
nam sterker af dan de BOL toenam. De vooruit-
zichten op de korte termijn lijken niet gunstig.
Vertrekt er weinig personeel uit de zorginstellingen
dan trekt men doorgaans steeds minder leerlingen
aan. Hierdoor ontstaat op termijn bij een aantrek-
kende economie meer vraag dan aanbod van
gekwalificeerd personeel.
Tekorten kunnen ook tegengegaan worden door
het vertrek van medewerkers te beperken, waarbij
dan wel de opleidingscapaciteit op peil gehouden
moet worden. Onderzoek laat zien dat het voor-
kómen van vertrek vóór het bereiken van de leeftijd
van (pré)pensioen een belangrijke bijdrage kan
leveren. Dit draagt meer bij dan het verhogen van
de pensioengerechtigde leeftijd.
3.6 CWIVolgens het CPB trekt de economische groei in
2006 (+2.5%) aan en neemt de werkloosheid af. Een
aantal indicatoren laat zien dat sprake kan zijn van
een gunstige ontwikkeling. Zo stijgen het aantal
vacatures en uitzenduren. Voor het eerst in jaren
wordt een stijging van de werkgelegenheid voor-
zien. De nadruk van deze groei komt te liggen bij de
overheid en de zorg. Verwacht wordt dat de vraag
met ruim 90.000 personen toeneemt in 2006.
Het arbeidsaanbod neemt toe door een aantal ont-
wikkelingen:
• Toename participatiegraad van vrouwen
(+25.000);
• WAO herkeuringen zorgt voor een stijging van
het arbeidsaanbod doordat de arbeidsonge-
schiktheid daalt (+ 45.000).
Omdat de verwachting is dat de groei van de werk-
gelegenheid groter is dan die van de beroeps-
bevolking neemt de werkloze beroepsbevolking
relatief af.
8
3.7 MARKTWERKING De overheid denkt dat marktwerking in de zorg
leidt tot een grotere efficiency. Dat houdt in dat
organisaties slagvaardiger moeten opereren en
meer op zoek moeten gaan naar mogelijkheden
om kosten te besparen. Dit om te kunnen blijven
concurreren om de gunst van de klant: de patiënt
en de verzekeraar die namens die patiënt optreedt.
Wanneer efficiënter gewerkt wordt, kan ook de
personeelsbehoefte kleiner worden. Toekomstige
personeelstekorten kunnen gedeeltelijk worden
vermeden wanneer zorgaanbieders efficiënter
werken. Om efficiënt te werken is het noodzakelijk
dat alle partijen die een rol spelen in een zorg-
keten, hun zorgverlening (processen) optimaal
hebben afgestemd. Dat vereist samenwerking, het-
geen zich moeilijk verhoudt met de introductie van
marktwerking. In de praktijk zal blijken of daarin
een evenwicht wordt gevonden. Ook de vraag naar
handhaving van kwaliteit in relatie tot de markt-
werking werpt zich op.
3.8 FUNCTIEGERICHTE BEKOSTIGING
Functiegerichte bekostiging houdt in dat zorg-
aanbieders begroten en betaald krijgen op basis
van de AWBZ-functies die ze hebben geleverd.
Momenteel krijgt de aanbieder een tarief per
plaats en dag van het zorgkantoor. Met de invoe-
ring van functiegerichte bekostiging krijgt de zorg-
aanbieder betaald naar gelang de functies en de
omvang hiervan die hij heeft geleverd.
Functiegerichte bekostiging moet zorgaanbieders
stimuleren om te analyseren waar de behoefte aan
zorg in hun regio ligt, voordat ze hun aanbod
samenstellen.
Hiermee verschuift het accent in de AWBZ defini-
tief van aanbod naar vraag. De formulering van de
aanspraken op zorg, de indicatiestelling en de toe-
kenning van persoonsgebonden budgetten vindt
al plaats in termen van functies en niet meer in
zorgaanbodtermen. Per 2005 vindt ook de bekosti-
ging van zorg zonder verblijf (extramurale zorg) in
termen van functies en klassen plaats. In 2007
volgt de zorg mét verblijf (intramurale zorg).
3.9 FUNCTIEDIFFERENTIATIE Functiedifferentiatie wordt al jarenlang beschouwd
als een mogelijke oplossing voor tekorten aan
hoger opgeleiden. Door taken en functies te split-
sen en opnieuw te combineren werden nieuwe
functies gecreëerd, waarbij ook voor lager opgelei-
den mogelijkheden ontstonden. Voor het manage-
ment van zorginstellingen was de zorgvraag van
de cliënt leidend voor de inzet van personeel naar
kwalificatieniveau. Nu zal, onder invloed van de
functiegerichte bekostiging, voor veel zorgorgani-
saties de verdeling naar kwalificatieniveau, een
verplichte exercitie worden onder invloed van de
zorgverzekeraar. Instellingen die een goede verde-
ling van personeel naar aard van de werkzaam-
heden (het functiegebouw) niet op orde hebben,
zullen worden geconfronteerd met kosten waar-
voor ze zelf moeten opdraaien.
Zelden zal meer personeel van een hoger kwalifi-
catieniveau nodig zijn. Dit kan betekenen dat door
het uit oogpunt van kostenbeheersing te voeren
demotiebeleid, zorgorganisaties medewerkers of
zullen herplaatsen of zullen willen inschalen in een
lagere salarisschaal. Beperkingen die vigerende
sociale plannen hierbij stellen zullen hier uiteraard
in acht moeten worden genomen.
3.10 SCHOLING Het niveau van de schoolverlaters zakt sinds 1996.
In 1996 was 45% van de gediplomeerde school-
verlaters hoog opgeleid en 16% laag. In 2003 was
het aandeel van de laagopgeleiden toegenomen
naar 23% en dat van hoogopgeleiden gezakt naar
38%.
Verwonderlijk is dat bijna een half miljoen hoog
opgeleiden niet blijkt te werken. Om uiteenlopen-
de reden willen of kunnen zij niet aan de slag.
Voorkomen van uitval en het tegengaan van voor-
tijdig schoolverlaten moet een oplossing bieden
tegen het overschot van laaggeschoolden.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 9
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
3.11 MANTELZORGOok mantelzorgers kunnen in de gevarenzone
belanden wanneer de hulp die zij bieden tot stress
leidt, en wanneer een mantelzorger als gevolg van
de ondersteuning die hij of zij biedt, problemen
krijgt in de thuissituatie. Uit onderzoek is bekend
dat het verlenen van informele zorg ongemerkt
ontstaat uit sociale contacten en even ongemerkt
uit kan groeien tot een zware taak. Het verant-
woordelijkheidsgevoel van mantelzorgers kan
ervoor zorgen dat zij in de valkuil van overbe-
lasting belanden. De huidige sociale en maat-
schappelijke veranderingen dragen niet bij aan een
verlichting van de werkzaamheden van mantelzor-
gers, eerder aan een toenemende belasting. In
Twente en de Oost-Achterhoek waar vanuit een
historie van noaberschap veel mantelzorg gele-
verd wordt, zijn op een vast personeelsbestand in
zorg en welzijn van 46.000 medewerkers, volgens
een schatting van MEE Twente minimaal 30.000
mantelzorgers actief. Toenemende participatie van
vrouwen in het reguliere arbeidsproces, vergrij-
zing, ontgroening, flexibilisering van het onder-
wijs, onvoldoende 24 uurs kinderopvang, leggen
extra druk op de mantelzorg, hetgeen op termijn
tot een grotere behoefte aan professionele zorg
kan leiden.
3.12 REÏNTEGRATIEHet is misschien niet altijd uitgangspunt, maar
reïntegratie zou zich moeten richten op het indivi-
du: wat wil de kandidaat en wat kan hij? Echter de
vraagkant moet hierbij ook worden belicht. Wat wil
de werkgever? Vacatures moeten in deze regio
nadrukkelijker uitgangspunt gaan vormen voor
gezamenlijke scholings- en werkgelegenheidspro-
jecten. De combinatie van de mogelijkheden van
de werkzoekenden en het aanbod, bepalen de
mate van succes van herplaatsing of reïntegratie.
Maatwerk-assessment is hierbij een goede metho-
diek om dit soort trajecten succesvol af te ronden.
3.13 POOLVORMINGOnder druk van de marktwerking van zorgverzeke-
raars zal het zo zijn dat de arbeidsmarkt, ook in de
zorg, meer flexibel moet worden. Als gevolg van
marktwerking hebben zorgaanbieder en zorgverze-
keraar de keuze om wel of geen contract te sluiten
en daarover te onderhandelen. Voor sterk gespeci-
aliseerde zorgaanbieders zal dit minder relevant
zijn, maar daar waar de markt een ruimer aanbod
kent zal dit consequenties voor de werkgelegen-
heid kunnen hebben. Een zorgaanbieder zal moge-
lijk worden geconfronteerd met de noodzaak om
tijdelijk afscheid te nemen van medewerkers wan-
neer verzekeraars (of gemeenten) besluiten hun
zorgbehoefte elders in te kopen.
Dit pleit voor een toenemende flexibilisering van
arbeidsrelaties. Volgen we hierbij het Amerikaanse
model waarbij de zorgaanbieder die de opdracht
wordt gegund ook het personeel overneemt, of
organiseren we een werknemers pool waar werk-
gevers in gezamenlijkheid aan bijdragen?
HENIG AN en Rap een beetje - 510
De sterke terugval in het aantal baanopeningen
lijkt ook in Twente en Oost-Achterhoek tot staan te
zijn gebracht. De tabel laat de ontwikkeling per
werkveld van de afgelopen jaren zien. Waar 2004
een dieptepunt was is nu een opgaande lijn te con-
stateren, die naar verwachting in 2006 gematigd
doorzet.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 11
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost AchterhoekVACATUREMARKT4
AANTAL VACATUREMELDINGEN ZORGSELECT PER WERKVELD
Werkvelden 2001 2002 2003 2004 2005 2006 1e kw
Ziekenhuizen 417 598 403 227 337 106
Thuiszorg 261 373 457 123 271 120
GGZ 191 268 237 153 190 99
Jeugdhulpverlening 18 26 4 2 2 0
Gehandicaptenzorg 278 385 353 156 249 78
V&V 573 797 524 290 493 204
Huisartsenzorg 2
Welzijn 18
Overig 24
Totaal 1738 2447 1978 951 1542 651
In de hele sector Zorg en Welzijn in Twente en
Oost-Achterhoek werken ultimo het derde kwartaal
van 2005, 44.436 medewerkers. Zij vervullen hier-
mee 25.761 arbeidsplaatsen. De gemiddelde leef-
tijd is gestegen naar 40 jaar. Van de medewerkers
is 87% vrouw en daarmee 13% man.
NB: De genoemde cijfers zijn gebaseerd op gege-
vens van het pensioenfonds PGGM en betreffen
alleen instellingen aangesloten bij het pensioen-
fonds, waarbij het aansluitnummer van de instel-
ling valt binnen de regio Twente/Oost-Achterhoek
In het volgende overzicht per werkveld wordt aan-
gegeven met welke trends men in de zorgverlening
te maken heeft, wat de verschillen met vorig jaar
zijn en voor welke personeelsvragen men staat. De
diverse grafieken laten zien met welke tekorten van
welke kwalificaties van personeel men te maken
heeft of zal kunnen krijgen bij ongewijzigd beleid.
5.1 OUDERENZORG/VERPLEEGHUIZEN
Het onderscheid voor wat betreft de verleende
zorg tussen verpleeghuis en verzorgingshuis
wordt kleiner. Door een veranderende zorgvraag
wordt personeel anders ingezet. Het gevolg is dat
er meer kleinere en flexibele contracten zijn. De
CAO en wellicht ook goed werkgeverschap, werken
hier als beperkende factor om optimaal uitvoering
te kunnen geven aan zorg op maat.
De behoefte aan flexibilisering wordt zowel intra-
als extramuraal gevoeld.
Er ontstaan meer kleinschalige woonvormen die
vragen om een andere inzet van personeel. De
verhouding vast/flexibel personeel is sterk aan het
veranderen. Sommige zorgorganisaties bieden
alleen nog flexibele contractvormen aan. De posi-
tie van de AWBZ-zorgkantoren wordt in sterke
mate als bepalend ervaren voor de invulling van
het leveren van zorg op maat.
Doordat het accent verschuift naar wonen en wel-
zijn wordt de inzet van medisch en paramedisch
personeel anders. Meer aanspraak wordt gedaan
op de kwaliteiten van het verpleegkundig en ver-
zorgend personeel. Een en ander heeft tot gevolg
dat outsourcing van diensten meer en meer
bespreekbaar wordt (psychologen, fysiotherapie,
voeding).
Door het ontstaan van kleinschalige woonvormen
worden ook de gevraagde competenties anders.
Hier moet gedacht worden aan klantgerichtheid,
samenwerking, professionaliteit. Daarnaast zal
nog meer dan al het geval was ingezet worden op
de niveaus 1 en 2. De vraag om inzet van de man-
telzorg zal omhoog gaan.
De nurse-practicioner en de physician-assistant
doen in de ouderenzorg voorzichtig hun intrede, al
blijkt de precieze rol van deze functionaris nog
moeilijk in te vullen. Soms wordt gewerkt met een
verpleegkundig spreekuur of houdt een practitio-
ner een ‘vervangend’ spreekuur voor de medicus.
Daarnaast gaat de vraag naar agogisch geschoold
personeel omhoog en vermindert de vraag naar
verpleegkundig geschoolden. Steeds meer zien we
een vraag naar een mengvorm van agogische en
technisch instrumentele competenties ontstaan.
De inzet van kwaliteitssystemen ziet men als een
niet te stuiten ontwikkeling, waarbij het HKZ
systeem, eventueel in combinatie met het INK
model, de voorkeur lijkt te hebben
Op het gebied van werving valt te constateren dat
er veel open sollicitaties zijn, maar dat sterk gese-
lecteerd dient te worden. Gebrek aan kwaliteiten
bij personeel wordt nogal eens als probleem
gezien, er moet veel ‘bijscholing’ plaatsvinden.
Organisaties hebben op dit moment geen pro-
bleem met het vervullen van vacatures.
Het verloop stagneert en remt de mogelijkheid
voor het opleiden van BBL-leerlingen. Men blijft
over het algemeen wel opleiden. Na een periode
van daling van het ziekteverzuim is nu een stabili-
sering dan wel lichte stijging te zien.
HENIG AN en Rap een beetje - 512
5 ONTWIKKELINGEN IN DE ZORGORGANISATIES: SITUATIE PER WERKVELD.
In grote lijnen kan voor de ouderenzorg als geheel
worden opgemerkt dat aandacht voor welzijn de
werkdruk voor zorg vermindert.
Grafiek 1. Ouderenzorg/Verpleeghuizen
De behoefte aan instroom op niveau 2 is hier het
grootst. Daarnaast groeit de behoefte aan SPW3
opgeleiden. Voorlopig lijkt de arbeidsmarkt voor
niveau 3 V&V opgeleiden ruim maar dit is van tij-
delijke aard.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in de komende jaren
van 2%;
• Een netto verloop van 2 %;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:180
(gemiddelde omvang dienstverband is 55%).
5.2 OUDERENZORG/VERZORGINGSHUIZEN
De situatie is vergelijkbaar met de situatie in de
verpleeghuizen. Belangrijke thema’s blijven het
opschuiven naar verpleeghuiszorg en het meer
transmuraal werken in de ouderenzorg, vaak in
aanleunwoningen maar steeds vaker ook in de
woonwijken. Ook hier gaat de complexiteit van
zorg omhoog. Het aantal huizen waar zogenaam-
de meerzorg gerealiseerd wordt neemt toe (pa-
tiënten met psychogeriatrische en geronto-psychi-
atrische problematiek). Hier wordt eigenlijk ver-
pleeghuiszorg geleverd.
Ook hier is de behoefte aan extra instroom op
niveau 2 het grootst. Ook niveau 1 zal zich hier
steeds meer een vaste plaats verwerven. De
behoefte aan het niveau 3 IG als apart niveau,
neemt verder af. Ook voor de verzorgingshuiszorg
geldt dat de SPW’er niveau 3 terrein gaat winnen.
Vooral het omgaan met gedragsproblematiek maar
ook de groter wordende rol van het verzorgingshuis
ten aanzien van thema’s als dagbesteding en wel-
zijn zal meer en meer zichtbaar worden.
Grafiek 2, Ouderenzorg/Verzorgingshuizen
HENIG AN en Rap een beetje - 5 13
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Verzorgingshuizen
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Verpleeghuizen
In het rekenmodel wordt de rol van niveau 2 gro-
ter, ook de assisterende wint terrein. De SPW’er
niveau 3 wordt zichtbaar.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in de komende jaren
van 2%;
• Een netto-verloop van 3%;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:180
(gemiddelde omvang dienstverband is 55%).
5.3 THUISZORG De thuiszorg is sterk in beweging. Toenemend is
sprake van fusie of samenwerking met, met name
organisaties in de ouderenzorg. Ook hier zijn the-
ma’s als zorg op maat en flexibilisering van de per-
soneelsinzet aan de orde. De uitwerking van de
Wet Maatschappelijke Ondersteuning is nog niet
duidelijk. Onzeker is nog hoe de verschillende
gemeenten de zorg willen gaan organiseren. Een
en ander kan grote gevolgen hebben voor het per-
soneelsbestand binnen de thuiszorgorganisaties.
Grafiek 3, Thuiszorg
In de thuiszorg is de behoefte aan instroom op de
niveaus 2 en 1 het hoogst.
Vooral extra instroom op niveau 1, 2 en 4 is
gewenst. In de formatieopbouw zien we dat het
aantal anders of ongeschoolden gaat afnemen. Het
aandeel van de werkers op niveau 3 gaat toenemen.
Ook zien we het aandeel van niveau 4 stijgen.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in de komende jaren
van 1,5 %;
• Een netto-verloop van 5 %;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:220
(gemiddelde omvang dienstverband is 42%).
5.4 ZIEKENHUIZENHet beeld is wisselend, in het ene ziekenhuis
neemt het verloop toe, in het andere af.
Doelmatigheidsoperaties maken dat de omvang
van het personeelsbestand in de ziekenhuizen
licht afneemt. Het ziekteverzuim blijft ook hier
laag.
Soms is sprake van een tekort aan gespecialiseerd
verpleegkundig personeel of arts-assistenten.
Het verloop onder lager geschoold personeel is
laag. Krapte op de arbeidsmarkt is er feitelijk niet.
Men blijft, zij het beperkt, BBL opleiden.
Opleidingen op de niveaus 2 tot en met 5 komen
voor.
Bij verbetering van de ketenzorg wordt gestreefd
naar een optimale procesgang van de patiënt.
Hierdoor vermindert de ligduur van de patiënt wat
resulteert in een hogere turnover en het opkomen
van gespecialiseerde reactiverings- en revalidatie
units in verpleeghuizen. Het aandeel MBO-opge-
leiden zal naar verwachting groeien, inzetten van
personeel op een voor de functie passend niveau
wordt belangrijker.
Op het gebied van onder meer de radiologie
ondervindt men concurrentie. Meer mensen wij-
HENIG AN en Rap een beetje - 514
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Thuiszorg
ken uit naar particuliere zorgaanbieders en toene-
mend laten patiënten zich in het buitenland voor
verschillende ingrepen helpen. Dit kan leiden tot
uitholling van functies binnen het ziekenhuis.
Door specialisten wordt dit nog niet als zodanig
ervaren, naar alle waarschijnlijkheid zal deze trend
wel doorzetten.
De WIA wordt gezien als een slechte ontwikkeling.
Medewerkers zullen langer werkzaam moeten blij-
ven binnen de organisatie, waar lang niet altijd
plaats c.q. passende arbeid meer is. Er zal dus
meer samenwerking moeten worden gezocht met
andere werkgevers om elders herplaatsingsmoge-
lijkheden te creëren. De mobiliteit in de sector
ziekenhuizen is erg laag, waarbij opvalt dat de
mobiliteit nog het grootst is onder de jongere
medewerkers, maar erg laag ligt onder de groep
medewerkers van 35 jaar en ouder.
Grafiek 4, ziekenhuizen
De behoefte aan personeel op niveau 2 en 1 zal
groeien. Een en ander zal zichtbaar worden in een
formatieverschuiving waarbij de omvang van
niveau 5 en 4 naar verhouding zal afnemen.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een formatiegroei in de komende jaren van 0%
per jaar, ook voor 2006;
• Een netto-verloop van 1 %, volgend jaar stijgend
naar 2 %;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:140
(gemiddelde omvang dienstverband is 69%).
5.5 Geestelijke GezondheidszorgWerving van nieuwe medewerkers verloopt steeds
vaker met gebruikmaking van Internet c.q. via de
website van ZorgSelect. Het reageren op de vaca-
ture gaat eenvoudiger. Momenteel zijn er veel
open sollicitaties en is er een groot aanbod van
jongeren en opmerkelijk genoeg ook ‘ouderen’ op
vacatures. Er is een groeiende vraag naar V&V
opleidingsplaatsen.
Het huidige verloop onder de medewerkers is laag
wat de instroom van net afgestudeerden beperkt.
Verloop lijkt onder uitvoerend personeel het
grootst te zijn. Veel moeite moet gedaan worden
om kwalitatief goed personeel te krijgen, met
name voor specifieke behandelfuncties of acade-
misch niveau.
Op een enkele uitzondering na blijft de personele
omvang van de organisaties ongeveer hetzelfde.
De personeelssamenstelling verandert niet veel.
Opleiden in de reguliere GGZ vindt plaats op
niveau 4 en 5. De werklast zal ondanks inzet van
ICT gelijk blijven of licht toenemen.
De invoering van de marktwerking in de zorg en
van de WMO brengt veel onzekerheid. Er worden
meer laagopgeleiden aangenomen als locatiehulp
als gevolg van functiedifferentiatie. Opleiden doen
de zorginstellingen zowel BOL als BBL, al gaat de
voorkeur uit naar BBL. BOL’ ers worden maar zel-
den aangenomen na hun stageperiode.
Functie differentiatie heeft verschillende oorzaken.
Voor een deel heeft dit te maken met de overtui-
HENIG AN en Rap een beetje - 5 15
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Ziekenhuizen
HENIG AN en Rap een beetje - 5
ging dat voor niveau 5-opgeleiden niet voldoende
passend werk is, wanneer zij optimaal op hun ken-
nis en vaardigheden worden aangesproken. Een
deel van het werk zou ook goed op niveau 4 kunnen
worden gedaan. Wanneer functiedifferentiatie niet
intern wordt gerealiseerd, is de verwachting dat dit
door externe invloeden zal worden “opgelegd”. De
WIA en de invoering van de marktwerking zullen
invloed krijgen op de interne arbeidsmarkt.
De WIA zal nu nog een beperkte invloed hebben.
Medewerkers die tot 35% arbeidsongeschikt zijn, zul-
len een (aangepaste) functie binnen de organisatie
moeten krijgen. Herschikking van de inhoud van de
functies is nodig om dit te kunnen bewerkstelligen.
Men stelt zich uitdrukkelijk de vraag of vergrijzing
iets is waar je speciale aandacht aan zou moeten
schenken. De voorkeur gaat uit naar het leveren
van individueel maatwerk. Ook hiertoe zou het
functiegebouw “losser” moeten worden.
Het ziekteverzuim stabiliseert zich momenteel na
een periode van daling. Het streven naar een
gemiddeld ziekteverzuim van maximaal 4-5% lijkt
het hoogst haalbaar. De succesvolle (extra)inspan-
ning van de afgelopen jaren geeft wel hier en daar
meer psychische problemen, omdat medewerkers
individueel meer aangesproken worden.
Naast het toenemend extramuraal werken, vindt in
de GGZ hier en daar ook oriëntatie plaats op spe-
cifieke doelgroepen in relatie tot ketenzorg. Hierbij
kan onder andere worden gedacht aan cliënten op
het snijvlak met de forensische psychiatrie en
cliënten met somato-psychiatrische problemen,
hetgeen weer gevolgen kan hebben voor de oplei-
ding en deskundigheidsbevordering. Nadrukke-
lijker wordt wel de keuze gemaakt of extramurale
zorg niet op onderdelen kan worden uitbesteed
aan (intensieve)thuiszorg.
Grafiek 5, Geestelijke Gezondheidszorg
Een vraagstuk is nog wel hoe, na het wegvallen van
de vroegere SPV-opleiding voorzien moet worden
in de functie van sociaal psychiatrisch verpleeg-
kundige.
De arbeidsmarktsituatie voor de GGZ lijkt stabiel.
Er zijn nauwelijks overschotten of tekorten op de
korte termijn te verwachten. Het kleine overschot
op niveau 3 lijkt zich op te gaan lossen. Er blijft een
surplus aan SPH-opgeleiden beschikbaar.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in 2005 van 0%,
stijgend naar 1% in 2006;
• Een netto-verloop van 3%;
• Verhouding FTE’s/personen van 100 :135
(gemiddelde omvang dienstverband is 74%).
5.6 JEUGDHULPVERLENINGDe arbeidsmarkt in de jeugdhulpverlening is sta-
biel te noemen. In de regio bestaat een overschot
aan hoog opgeleid agogisch geschoold personeel.
16
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: geestelijke gezondheidzorg
Vaak wordt hoger opgeleid personeel ingezet in
lagere functies. Het daadwerkelijk aanpassen van
het functiegebouw aan de kenmerken van zorg- en
begeleidingssituatie begint terrein te winnen.
Enerzijds heeft dit te maken met het groeien van
het besef dat er verschillen zijn in gevraagde com-
petenties van het personeel, anderzijds dwingt de
overheid de organisaties tot zuinigheid.
Grafiek 6, Jeugdhulpverlening
Actueel is aan de orde dat de jeugdzorg opnieuw
te kampen heeft met te veel jeugdigen die te lang
moeten wachten op het benodigde hulpaanbod.
Een sterk toegenomen vraag is hiervan een belang-
rijke oorzaak. In maart 2006 betreft het landelijk
5100 jeugdigen die langer dan 9 weken op de
wachtlijst staan. De staatssecretaris maakt zich
hard voor de inzet van structurele middelen ter
bestrijding van deze wachtlijsten voor de korte en
lange termijn. Dit zou kunnen betekenen dat in
2006 een flink aantal hulpverleners geworven
moet gaan worden, ook in Overijssel.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in de komende jaren
van 0%, na 2006 groeiend naar 2 % in de
komende jaren;
• Een netto-verloop van 3%;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:140
(gemiddelde omvang dienstverband is 71%).
5.7 GEHANDICAPTENZORG De afgelopen jaren is de groei van de gehandicap-
tenzorg sterk geweest. Wachtlijsten werden weg-
gewerkt en er ontstond groei doordat andersoorti-
ge soorten zorg en begeleiding geleverd werden.
Na een jarenlange daling van het ziekteverzuim
treedt momenteel een lichte stijging op, waarbij de
nadruk ligt op psychische problematiek. Wellicht
ontstaat dit door het feit dat medewerkers meer
aangesproken worden op hun functioneren.
Gemiddeld komt het ziekteverzuim echter niet
boven de 4-5% uit.
De beperkte uitstroom wordt algemeen als een
probleem ervaren omdat medewerkers onvoldoen-
de zijn te motiveren intern andere functies aan te
nemen. Enkele zorgorganisaties stellen daarom
bijvoorbeeld geen vacature meer voor begeleiders,
deze moeten opgevuld worden vanuit het bestaan-
de medewerkers aanbod. Als bijkomstigheid wordt
hierdoor over het algemeen minder kans gezien te
starten met de BBL-opleiding. Dit vraagt immers
formatieruimte!
Het feit dat de uitstroom gering is ziet men niet
direct als probleem voor de vergrijzing. Er bestaat
dan ook nog geen leeftijdsgericht personeelsbeleid.
Het aanbod van leerlingen overtreft het aantal sta-
geplaatsen. Opleidingsinstituten hebben in dit ver-
haal een ander belang dan de werkgevers,
waardoor het risico ontstaat dat dit probleem zal
blijven voortduren. Dit heeft met name te maken
met de wijze van financieren.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 17
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Jeugdhulpverlening
HENIG AN en Rap een beetje - 5
Door externe ontwikkelingen wordt het moeilijker
een langere termijn personeelsbeleid te formule-
ren. De onzekerheid, die door de bekostigingssyste-
matiek wordt veroorzaakt, is hier onder andere
debet aan. In het kader van deze ontwikkelingen krij-
gen samenwerkingsvormen tussen instellingen
nadrukkelijker aandacht.
De gehandicaptenzorg onderkent de voordelen
van de BBL-variant boven de BOL. Minder uitval
tijdens de opleiding, het beter kennen van de werk-
gever en zijn ambitie, betere aansluiting opleiding
en praktijk, lagere kosten. De geringe uitstroom
wordt echter als een van de obstakels gezien om
hier meer invulling aan te geven.
De veelal integraal verantwoordelijke manager
wordt, afhankelijk van de ondersteuning en de
kaders die hij/zij mee krijgt, in sterke mate bepa-
lend voor de opleidingsinspanningen. Wanneer
centrale aansturing of bundeling ontbreekt, ligt het
gevaar op de loer dat er te weinig strategisch wordt
opgeleid, en uitsluitend sprake is van één op één
vervanging. In een sterk veranderende omgeving
kan dit op termijn problemen op leveren.
Grafiek 7, Gehandicaptenzorg
De helpende welzijn zal verder terrein gaan win-
nen. De SPH opgeleide en verpleegkundige niveau
4 zullen minder gevraagd gaan worden. Daarnaast
lijkt de arbeidsmarkt voor de gehandicaptenzorg
goed in evenwicht te zijn.
In het rekenmodel werd met de volgende factoren
rekening gehouden:
• Een jaarlijkse formatiegroei in de komende jaren
van 3 %;
• Een netto-verloop van 3%;
• Verhouding FTE’s/personen van 100:160
(gemiddelde omvang dienstverband is 55%).
5.8 TEKORTEN TOTAALZoals blijkt uit de grafieken per werkveld, is het
beeld ten opzichte van vorig jaar gewijzigd. De
arbeidsmarkt voor zorg komt meer in evenwicht,
wat vooral te maken heeft met de extra instroom in
de sector in 2003 en 2004 en 2005, het afgenomen
ziekteverzuim, het afgenomen verloop en de
beperkte groei in de sector.
Voor het eerst zien we kleine overschotten op de
niveaus 3 en 4 V&V ontstaan. Voor SPH en V&V
waren deze al bekend.
Op het niveau 2 voor zowel welzijn als V&V ont-
staat een grotere vraag. Met name de vraag naar
SPW 3 groeit sterk. De grote behoefte aan
instroom in SPW3 opleidingen wordt mede ver-
oorzaakt door het feit dat in de landelijke modellen
steevast wordt uitgegaan van een relatief laag
beroepsrendement van BOL-opgeleiden uit deze
opleiding (slechts 38%)
Wanneer de resultaten uit de verschillende secto-
ren opgeteld wordt dan ontstaat het volgende
beeld.
18
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Gehandicaptenzorg
Grafiek 7, tekorten totaal
In vergelijking tot vorig jaar kan worden gesteld
dat in de regio de behoefte aan en beschikbaarheid
van personeel, in grote lijnen, meer in evenwicht
is.
Voor de langere termijn bestaat de verwachting dat
de zorgvraag weer sterker gaat groeien. Daardoor
neemt de behoefte aan personeel weer toe. Dit
beeld levert een waarschuwing op, de relatieve rust
op de arbeidsmarkt veronderstelt een doorgaande
instroom. Het inkoopbeleid van de zorgverzeke-
raar is hierbij een medebepalende factor.
Mede door de inspanningen van de
Werkgeversvereniging is de sector de afgelopen
jaren in staat geweest personeelstekorten te ver-
mijden. Er was sprake van een extra toeloop in de
sector. Het imago is door allerlei acties verbeterd.
Door ontslagen en inkrimpingen komt personeel
ongewild op de arbeidsmarkt. Het aantrekken van
de conjunctuur en de grotere keuzemogelijkheden
voor werkzoekenden, kunnen ook weer leiden tot
hogere vertrekcijfers vanuit de zorgsector.
Voor de langere termijn is het belangrijk een goed
evenwicht te handhaven tussen werkgeversbelang
en werknemersbelang. Het belang van “goed
werkgeverschap” blijft onverminderd groot. Het
onlangs verbeterde imago van de zorg blijft kwets-
baar.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 19
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
TEKORTEN (absoluut) PER KWALIFICATIENIVEAU, Twente(5)Scenario: toa5Branche: Totaal branches
VERDELING KWALIFICATIENIVEAUS, Twente(5)Scenario: toa5Totaal branches
De aard en omvang van het aantal gekwalificeerde
beroepskrachten dat op de arbeidsmarkt beschik-
baar komt raken meer in lijn met de behoeften van
zorgaanbieders aan gekwalificeerd personeel.
In RegioMarge is doorgerekend wat de instroom
per kwalificatieniveau zou moeten zijn om aan de
toekomstige zorgvraag te kunnen voldoen. Vooral
op het niveau SPW-3 is extra instroom gewenst.
Ook de toestroom van de helpende welzijn en hel-
pende V&V moet versterkt worden. Het niveau 1
wordt toenemend gevraagd. Op het HBO-V en
SPH niveau bestaat al langer een overschot.
Grafiek 8, onderwijs
In de kolom ‘2005’ staat aangegeven wat de feite-
lijke instroom was. In de daaropvolgende kolom-
men wordt aangegeven wat de instroom zou moe-
ten zijn om de toekomstige zorgbehoefte binnen
de regio adequaat te kunnen beantwoorden.
In deze grafiek is uitgegaan van de noodzakelijke
instroom in initieel onderwijs uitgaande van een
veronderstelde groei van de zorgvraag. Deze
zorgvraag kan op verschillende manieren worden
beantwoord; professionele beantwoording (gra-
fiek) ofwel beantwoording door mantelzorgers
ofwel een mix van beide.
Verhogen van de instroom in het initiële onderwijs
is een manier om de veronderstelde groei van de
zorgvraag te kunnen beantwoorden. Alternatieven
zijn:
• Het verhogen van het huidige (lage) opleidings-
en beroepsrendement;
• Verlengen van de contractduur van mede-
werkers;
• Langer behouden van medewerkers.
HENIG AN en Rap een beetje - 520
ONTWIKKELINGEN IN HET ONDERWIJS 6
NOODZAKELIJKE INSTROOM IN OPLEIDINGEN, Twente(5)(instroom in alle leerjaren opgeteld)Scenario: toa5
ONDERZOEKERSDhr. H. Hokke Coördinator Onderzoek, Informatie en Communicatie WGV
Dhr. J. Stubbe Medewerker Onderzoek WGV
Dhr. P.M.R. Foole Bureau PFC
BEGELEIDINGSCOMMISSIE ONDERZOEK EN INFORMATIE (PER 01-01-2006)Dhr. P.J.P.Sueters Lid Raad van Bestuur Mediant, voorzitter
Dhr. F.Joustra Lid Raad van Bestuur Twentse Zorgcentra
Dhr. H.G.A.Voss Clustermanager MST, plv. voorzitter
Mw. A.H.J.Klopper-Kes Diensthoofd Klinische Zorg Ziekenhuisgroep Twente
Dhr. J.G.A. Derks Directeur GGD Regio Twente
Dhr. D. van Dieten Staffunctionaris P&O Carint
Mw. G.H. Griffioen Directeur Jarabee, Jeugdzorg
Dhr. H. Bijleveld Directeur Bruggerbosch, centrum voor psychogeriatrie
Dhr. P.M.R. Foole Extern adviseur, bureau PFC
BRONNEN• Ministerie van VWS;
• Geïnterviewde zorgorganisaties;
• CWI, Marcel Alberink;
• Database PGGM;
• Sociaal Cultureel Planbureau;
• Centraal Plan Bureau.
Arbeid in zorg en welzijn 2005, Prismant; M. Ott; P. Paardekooper; W. van der Windt.
Arbeidsmarkt in beweging, activiteitenoverzicht RWI.
Trends en ontwikkelingen in de zorg, rapportage op hoofdlijnen, KPMG; M.B.J. de Lat.
HENIG AN en Rap een beetje - 5 21
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost AchterhoekBIJDRAGE ARBEIDSMARKTVERKENNING7
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BOL Beroeps Opleidende Leerweg
CPB Centraal Plan Bureau
CWI Centrum voor Werk en Inkomen
DBC Diagnose Behandel Combinatie
FTE Full Time Equivalent
GGZ Geestelijke Gezondheids Zorg
HBO-V Hoger Beroeps Onderwijs (verpleegkundige)
HKZ Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorgsector
HRM Human Resource Management
ICT Informatie Communicatie Technologie
IG Instellings Gericht
INK Instituut Nederlandse Kwaliteit
MBO Middelbaar Beroeponderwijs
PGB Persoons Gebonden Budget
RWI Raad voor Werk en Inkomen
SCP Sociaal Cultureel Planbureau
SPH Sociaal Pedagogische Hulpverlening
SPW Sociaal Pedagogisch Werk
V&V Verpleging en Verzorging
WAO Wet Arbeid Ongeschiktheid
WIA Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning
WW Werkloosheidswet
HENIG AN en Rap een beetje - 522
GEHANTEERDE AFKORTINGEN8
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
HENIG AN en Rap een beetje - 5 23
NAAM INSTELLING ZH TZ GGZ GHZ V&V JHV Overig Zorg
Adhesie GGZ Midden-Overijssel •Ambulance Oost •AntiStollingsCentrum Oost-Nederland ASCON •Aveleijn •Azora •Bruggerbosch, centrum voor psychogeriatrie •C.I.Z. Hengelo •Carint • •Centrale Huisartsen Post Almelo •De Lichtenvoorde •De Twentse Zorgcentra •Dr. Jenny woon- en zorgcentrum •Estinea •Forensisch Psychiatrisch Kliniek Oldenkotte •GGD Regio Twente •GGNet •Herfstzon Woon- en zorgcentrum •Huisartsendienst Twente-Oost (HDT-Oost) •IKST •InteraktContour Servicebureau Hengelo •J.P. van den Bent Stichting •Jarabee Jeugdzorg in Twente •Juliastichting, Maria ad Fontes •Kraamzorg Twente •Laboratorium Microbiologie Twente Achterhoek •Laboratorium Pathologie Oost Nederland •Livio • •Mediant •Medisch Spectrum Twente •MEE Twente •MeulenbeltZorg •Reggeland Zorgvoorzieners • •Revalidatiecentrum Het Roessingh •RIBW Twente Centraal Bureau •ROSET •Sensire De Slinge •SKJPON De Bleskolk •Stichting Atzon (Algemene Thuiszorg Oost Nederland) •Stichting Dagcentra Twente •Stichting De Eik •Stichting AriënsZorgpalet • •
8.1 LEDEN WGV ULTIMO JANUARI 2006 INGEDEELD PER WERKVELD
HENIG AN en Rap een beetje - 524
NAAM INSTELLING ZH TZ GGZ GHZ V&V JHV Overig Zorg
Stichting Fokus Exploitatie •Stichting Humanitas Onder Dak Twente (SHODT) •Stichting Markenheem •Stichting Nieuw Baalderborg •Stichting Philadelphia Zorg Salland-Twente •Stichting VVT •Stichting ZorgAccent • •Stichting Zorgcombinatie Marga Klompé •Stichting Zorgfederatie Oldenzaal •Stichting Zorggroep Sint Maarten, Centraal Bureau • •Streekziekenhuis Koningin Beatrix •TACTUS, Instelling voor Verslavingszorg •Thuiszorg Noord West Twente & De Koppel • •Trivium Zorggroep Twente •Verzorgingshuis De Posten •Viataal •Woon- en Zorgcentrum Antoniushove •Woon- en Zorgcentrum De Vriezenhof •Woon- en Zorgcentrum Friso •Woon- en zorgcentrum J.W. Andriessenhuis •Ziekenhuisgroep Twente •Zorggroep Manna •AB hulp Twente •Gezondheidscentrum Hasselo •
HENIG AN en Rap een beetje - 5 25
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
HENIG AN en Rap een beetje - 526
TEKST EN REDACTIE
H.Hokke en P. Foole
BESTELLEN VIA:
Postbus 1212
7550 BE Hengelo
Telefoon: 074 2556650
www.zorgselect.nl
COLOFON
HENIG AN en Rap een beetje - 5 27
WGV
WerkgeversverenigingZorgsector
Twente/Oost Achterhoek
“Henig An en rap een beetje” is de titel van het regionale arbeidsmarktonderzoek dat jaarlijks wordt gehouden
in de regio Twente/ Oost-Achterhoek. De rapportage wordt gemaakt onder verantwoordelijkheid van de
begeleidingscommissie Onderzoek en Informatie.
De unit Onderzoek Informatie en Communicatie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.
De jaarlijkse rapportages zijn terug te vinden op website van de WGV www.zorgselect.nl